PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 28 maart 2013 ERRATUM - Verslag van de deputatie

Transcriptie

1 PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 28 maart 2013 ERRATUM - Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Bruno Peeters Telefoon: Agenda nr. 8/3 Provinciepersoneel. Wijziging van de rechtspositieregeling. Goedkeuring. De rechtspositieregeling van het provinciepersoneel (RPR) bevat de rechten en plichten van het personeel en regelt onder andere de werving, de vorming, de evaluatie, de verloning en de afwezigheids- en verlofstelsels van het provinciepersoneel. Deze RPR moet minstens de dwingende bepalingen bevatten opgelegd door de Vlaamse overheid en vastgelegd in het besluit van de Vlaamse regering over de RPR van het gemeente- en provinciepersoneel van 7 december 2007 (BVR RPR). Op 23 november 2012 nam de Vlaamse regering een besluit tot wijziging van dit BVR RPR. Bijgevolg dient de provincie haar RPR aan te passen. In navolgende tekst wordt daartoe een voorstel gedaan. AANWERVING Artikel 7 RPR verwijst naar een bijlage van de RPR waarin de diploma s die per niveau in aanmerking komen om te kunnen worden aangeworven, staan. De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur zal in de toekomst een lijst van diploma s maken bij ministerieel besluit. Het is voldoende dat in artikel 7 RPR verwezen wordt naar dit ministerieel besluit. Daarnaast dient een artikel 7bis te worden toegevoegd aan de RPR. Voortaan kan de aanstellende overheid immers aanvullende aanwervingsvoorwaarden vaststellen in plaats van de provincieraad. Dit is een verbetering omdat de selecties daardoor sneller en soepeler kunnen verlopen. In de praktijk gaat dit bijvoorbeeld over een rijbewijs, een specifiek vormingsattest of brevet, DIPLOMAVEREISTE Artikel 9 RPR stelt dat de diplomavereiste, die als regel geldt voor de niveaus A, B en C, uitzonderlijk en op grond van vooraf vastgestelde objectieve criteria kan vervallen bij een aanwervingsprocedure. In voorkomend geval beslist de aanstellende overheid vóór de vacantverklaring van de functie om geen diplomavereiste op te leggen. In 2011 heeft de provincieraad dit artikel een eerste keer aangepast door de criteria vast te stellen op basis waarvan de aanstellende overheid zo n aanwervingsprocedure kan starten. Deze criteria zijn: - functies die op de VDAB-lijst staan van knelpuntberoepen welke wegens de schaarste op de arbeidsmarkt moeilijk in te vullen zijn; - functies waarvan uit de praktijk blijkt dat het knelpuntenberoepen zijn doordat de provincie minstens 1 examen organiseerde waarbij geen enkel kandidaat slaagde;

2 - functies waarvan uit de competentiegerichte functiebeschrijving blijkt dat meerdere (vaktechnische) competenties primeren op het bezit van een diploma; - functies waarvoor een ervaringsbewijs wordt uitgereikt (=een officieel bewijs van bekwaamheid uitgereikt door een erkende EVC aanbieder. EVC=getuigschrift van elders verworven competenties). Het gaat meestal over functies waarvan er een tekort is op de arbeidsmarkt of functies waar het minder belangrijk is om het juiste diploma te hebben, doch wel belangrijk om specifieke competenties te hebben. Bijvoorbeeld een onthaalbediende waar klantvriendelijkheid en een goed voorkomen primeren. Wanneer men in deze gevallen de diplomavereiste laat vallen is de kans groter dat men een geschikte kandidaat vindt. Het laatste punt (EVC) betreft mensen die ooit een beroepsopleiding hebben gevolgd of in hun vrije tijd actief zijn geweest en daardoor bepaalde vaardigheden aangeleerd hebben die essentieel zijn voor een vak. Door de dagelijkse praktijk doen zij ervaring op en worden ze goed in een job. Als ze dat willen bewijzen, bijvoorbeeld om een nieuwe job te zoeken, kan dit via het Vlaamse ervaringsbewijs, ook als ze geen diploma s of attesten hebben. Er zijn verschillende beroepen waarvoor je zo n ervaringsbewijs kan halen. Hier biedt de provincie een kans aan mensen die er om één of andere reden in het verleden niet in geslaagd zijn om een diploma te halen, maar die wel hebben bewezen dat zij actief op zoek zijn naar werk en al een zekere praktische ervaring hebben opgedaan. De Vlaamse regering voegt nog 1 mogelijkheid toe die niet in onze RPR staat. Met een op de functie afgestemd opleidingsattest uitgewerkt door een door de Vlaamse regering erkende instelling van beroepsopleiding. Bijvoorbeeld VDAB, Syntra, opleidingen voor technische knelpuntberoepen. Het is aangewezen deze mogelijkheid over te nemen om dezelfde reden als die geldt voor personen met een EVC. Daarnaast besliste de Vlaamse regering dat enkel de kandidaten die alleen maar relevante beroepservaring hebben nog een extra niveau- of capaciteitstest moeten afleggen, naast het gewone examen traject. Bovendien kan de niveau- of capaciteitstest afgenomen worden door gekwalificeerde interne mensen. Het departement mens, communicatie en organisatie (DMCO) heeft dergelijke mensen in dienst zodat voorgesteld wordt om dit in de RPR in te schrijven. De deputatie stelt uw raad voor om artikel 9 RPR aan te passen volgens de libellering van het BVR RPR, met uitzondering van de mogelijkheid om kandidaten vrij te stellen die eerder slaagden voor een niveau- of capaciteitstest bij een ander overheid. Dit is immers bijzonder moeilijk te controleren. Bovendien gaat DMCO in de toekomst zelf deze testen organiseren zodat hiertoe geen nood is. Tevens dient alinea 3 van art RPR geschrapt te worden omdat niveau- of capaciteitstest niet meer verplicht door een extern bureau moeten gebeuren. Overigens benadrukt de deputatie dat de diplomavereiste de regel blijft voor niveau A, B, en C. En dat slechts in uitzonderlijke omstandigheden beroep zal gedaan worden op artikel 9 RPR. SELECTIEPROCEDURE DOOR EEN EXTERN BUREAU De Vlaamse regering schrapt de voorwaarde dat externe selectiebureaus moeten erkend zijn. Bijgevolg moet in alinea 2 van artikel 15 1 RPR en in artikel 28 RPR het woord erkend geschrapt worden.

3 AANWERVING GEHANDICAPTEN De Vlaamse regering voert een technische aanpassing door inzake het minimaal vereiste percentage arbeidsgehandicapten dat in dienst moet worden genomen. Men spreekt niet meer van 2% van het totaal aantal betrekkingen, maar wel van 2% van het totaal aantal personeelsleden uitgedrukt in voltijds equivalenten (VTE). Daartoe moet artikel 34 1 RPR aangepast worden. In de praktijk verandert er niets voor de provincie omdat we reeds boven dit percentage zitten. ADMINISTRATIEVE ANCIENNITEITEN Een personeelslid dat in dienst komt bij de provincie en voorheen bij een andere overheid heeft gewerkt, kan onder bepaalde voorwaarden administratieve anciënniteiten meenemen. Artikel 100 RPR somt op welke deze andere overheden zijn. De Vlaamse regering maakte een aangepaste opsomming van wat een overheid is. Deze nieuwe lijst zorgt voor een vereenvoudiging en uniformisering. Daarnaast is er een beperkte inhoudelijke wijziging. ONTSLAG OM BIJ EEN ANDERE OVERHEID TE GAAN WERKEN Artikel 158 RPR bevat de regels voor een vrijwillig ontslag van een statutair personeelslid. De laatste alinea bepaalt dat het personeelslid dat bij een andere overheid gaat werken en daar vast wordt aangesteld, geacht wordt vrijwillig ontslag te nemen. De Vlaamse regering schrapt deze bepaling omdat sommigen dit als een cumulatieverbod zagen, wat verboden is. Voor de provincie heeft deze schrapping geen praktische gevolgen omdat nu ook al het ontslag in dergelijke gevallen in onderlinge overeenstemming werd vastgelegd. ONTSLAG STATUTAIR PERSONEELSLID WEGENS ONGUNSTIGE EVALUATIE De artikelen 159 en 160 RPR regelen het ontslag van een statutair personeelslid dat een ongunstige evaluatie heeft gekregen. De Vlaamse regering wil dat de hoorplicht uitdrukkelijk wordt ingeschreven in deze artikelen. Deze bestond al wel in praktijk, maar volgens Vlaamse regering is het duidelijker als het ondubbelzinning in tekst staat. Hiertegen is geen enkel bezwaar omdat het bestuur in de praktijk de betrokken personeelsleden reeds hoorde. Overigens is dit een procedure die zeer zelden voorkomt. GELDELIJKE ANCIENNITEIT Een personeelslid dat in dienst komt bij de provincie en voorheen bij een andere overheid heeft gewerkt, kan onder bepaalde voorwaarden geldelijke anciënniteit meenemen. Dit straat beschreven in artikel 190 RPR. Net zoals bij artikel RPR (administratieve anciënniteiten) wenst de Vlaamse regering hier een vereenvoudiging, uniformisering en een beperkte vernieuwing door te voeren. Ook artikel 191 RPR, dat aansluit bij artikel 190 RPR, wordt daarom aangepast.

4 EINDEJAARSTOELAGE In artikel 223 RPR staat beschreven hoe de eindejaarstoelage wordt berekend. Omdat tussen 2008 en 2012 het forfaitair gedeelte van de eindejaarstoelage gradueel verhoogd werd, stonden deze verschillende stappen beschreven in de RPR. Dit is nu niet meer nodig zodat de tekst kan worden aangepast om hem gebruiksvriendelijker en leesbaarder te maken. In de praktijk blijft de berekeningswijze ongewijzigd. BEREKENING TOELAGE ONREGELMATIGE PRESTATIES, TOELAGE OVERUREN EN VERSTORINGSTOELAGE De Vlaamse regering wenst voor de berekening van de toelage voor nachtzaterdag-, en zondagwerk, van de toelage voor overuren en van de verstoringstoelage ook een eventuele opdrachthouderschapstoelage in rekening te brengen. De artikelen 228, 232 en 233 RPR dienen daarom te worden gewijzigd. TOELAGE VOOR OPDRACHTHOUDERSCHAP Wanneer een personeelslid door de provinciegriffier wordt belast met een in de tijd beperkte opdracht die zijn functie naar taakinhoud, verantwoordelijkheden en functievereisten aanzienlijk verzwaart (art. 141 ev. RPR), ontvangt dit personeelslid een toelage voor opdrachthouderschap. Deze toelage is krachtens artikel 241 RPR gelijk aan de toelage die men zou ontvangen als men een functie van de naast hogere graad zou waarnemen. De Vlaamse regering schrapt deze regeling en vervangt ze door 2 alternatieven waartussen de besturen mogen kiezen. - ofwel is de toelage een vast percentage van maximum 5% van het bruto jaarsalaris; - ofwel is het een vast bedrag per niveau dat gelijk is aan het bedrag van de gegarandeerde salarisverhoging bij een bevordering tot een hoger niveau (=zie art PR). Een simulatie wijst uit dat het eerste alternatief gunstiger is, zeker als men voor 5% kiest. De deputatie stelt uw raad voor deze berekeningswijze te kiezen. Het bestuur kent immers enkel een opdrachthouderschap als toe als het echt nodig is, dus mag een toelage substantieel zijn. De deputatie merkt overigens op dat de griffier slechts zeer uitzonderlijk een opdrachthouderschap toekent. Financieel is er dus quasi geen impact. FORFAITAIRE VERGOEDING WOON-WERKVERPLAATSINGEN GEHANDICAPTEN De Vlaamse regering omschrijft de persoon die recht heeft op een speciale vergoeding voor zijn woon-werkverkeer gezien zijn handicap, anders. Waar vroeger vereist was dat betrokkene 66% arbeidsongeschikt was, moet het personeelslid nu aan de voorwaarden voldoen voor de toekenning van een parkeerkaart door de bevoegde hogere overheid. Artikel 256 RPR wordt in die zin aangepast. DIENSTVRIJSTELLING BLOEDGEVEN Artikel RPR stelt dat personeelsleden die bloed, plasma of bloedplaatsjes geven, één dag dienstvrijstelling krijgen de dag van de donatie of de dag erna als de donatie na de diensturen gebeurt. De Vlaamse regering verandert deze regel zodat een donor alleen nog voor de benodigde tijd, met inbegrip van de verplaatsingstijd, dienstvrijstelling krijgt.

5 Vermits deze nieuwe regel van kracht werd vanaf 1 februari 2013 en heel wat provinciepersoneelsleden donor zijn, wordt de regel in de praktijk reeds vanaf die datum toegepast. Ze moet nu nog in de RPR ingeschreven worden. Uw raad gelieve navolgend besluit goed te keuren. Dit verslag werd goedgekeurd door de deputatie in zitting van 14 maart De provincieraad van Antwerpen, Gelet op de rechtspositieregeling van het provinciepersoneel (RPR) die op 27 november 2008 werd goedgekeurd door de provincieraad, nadien gewijzigd; Gelet op de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 7 december 2007 (BVR-RPR) houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, zoals gewijzigd op 23 november 2012; Overwegende dat de Vlaamse regering op 23 november 2012 haar besluit over de RPR van het gemeente- en provinciepersoneel van 7 december 2007 (BVR RPR) wijzigde; dat de provincie bijgevolg haar RPR dient aan te passen; Overwegende dat voorliggend voorstel werd besproken in het managementteam; Overwegende dat de voorgestelde wijzigingen werden onderhandeld met de representatieve vakbonden (protocol d.d. 26 maart 2013); Op voorstel van de deputatie, BESLUIT: Artikel 1: Van zodra het besluit van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden met de lijst van per niveau erkende diploma s en getuigschriften is gepubliceerd in het Belgisch Staatblad, wordt de laatste zin van artikel 7 RPR geschrapt en vervangen door: Alleen de diploma s of getuigschriften die per niveau vermeld worden op de lijst vastgesteld bij besluit van de Vlaamse minister bevoegd voor Binnenlandse Aangelegenheden, komen bij aanwerving in aanmerking. Bijlage I van de RPR wordt opgeheven van zodra voormeld ministerieel besluit gepubliceerd wordt in het Belgisch Staatblad. Artikel 2: Na artikel 7 RPR wordt een artikel 7bis toegevoegd dat luidt: Art. 7bis. De aanstellende overheid kan aanvullende aanwervingsvoorwaarden vaststellen. Artikel 3: De huidige tekst van artikel 9 RPR wordt geschrapt en vervangen door het volgende: Art De diplomavereiste, die als regel geldt voor de niveaus A, B en C, kan uitzonderlijk en op grond van de criteria weergegeven in 2, vervallen op voorwaarde

6 dat: 1 de functie noch op basis van de functiebeschrijving, noch krachtens een reglementering van de hogere overheid een specifiek diploma vergt; 2 het wegvallen van de diplomavereiste gecompenseerd wordt door: - een vereiste inzake relevante beroepservaring, mits men slaagt voor een niveau- of capaciteitstest; - een op de functie afgestemd ervaringsbewijs (EVC), uitgereikt overeenkomstig de Vlaamse regelgeving over de titels van beroepsbekwaamheid; - een op de functie afgestemd attest van een beroepsopleiding gevolgd bij een door de Vlaamse regering erkende instelling voor beroepsopleiding. 2. De aanstellende overheid kan beslissen om over te gaan tot werving zonder diplomavereiste voor functies die aan één van volgende voorwaarden voldoen: - functies die op de VDAB-lijst staan van knelpuntberoepen welke wegens de schaarste op de arbeidsmarkt moeilijk in te vullen zijn; - functies waarvan uit de praktijk blijkt dat het knelpuntenberoepen zijn doordat de provincie minstens 1 examen organiseerde waarbij geen enkel kandidaat slaagde; - functies waarvan uit de competentiegerichte functiebeschrijving blijkt dat meerdere (vaktechnische) competenties primeren op het bezit van een diploma. 3. De aanstellende overheid beslist vóór de vacantverklaring van de functie om geen diplomavereiste op te leggen. 4. De selectieprocedure zal in het geval men enkel relevante beroepservaring heeft zoals bepaald in 1, 2 punt 1 van dit artikel, naast een of meer functiegerichte competentietests ook een niveau- of capaciteitstest bevatten die onderzoekt of de kandidaten in staat zijn te functioneren op het niveau waarin de functie is gesitueerd. De kandidaten moeten zowel voor de niveau- of capaciteitstest als voor de functiegerichte competentietests slagen. Artikel 4: Artikel 15 1 RPR wordt geschrapt en vervangen door volgende tekst: Art De selecties worden uitgevoerd door een selectiecommissie. De selecties kunnen geheel of gedeeltelijk worden uitbesteed aan een extern selectiebureau. De aanstellende overheid beslist hierover vóór de aanvang van de selectie. Artikel 5: In artikel 28 RPR wordt het woord erkend geschrapt. Artikel 6: De eerste zin van artikel 34 1 RPR wordt geschrapt en vervangen door volgende tekst: 1. Ten minste 2% van het totale aantal personeelsleden binnen het bestuur uitgedrukt in voltijds equivalenten (VTE), bestaat uit personen met een arbeidshandicap die aan een van de volgende voorwaarden voldoen: Artikel 7: Artikel RPR wordt geschrapt en vervangen door volgende tekst: 1. Onder overheid wordt in artikel 96 1 en 98 verstaan: 1 de provincies, de gemeenten en de OCMW s van België, de publiekrechtelijke verenigingen waarvan ze deel uitmaken en de instellingen die eronder ressorteren;

7 2 de diensten en instellingen van de federale overheid, van de gemeenschappen en gewesten en de internationale instellingen waarvan ze lid zijn; 3 de diensten en instellingen en de lokale overheden van een lidstaat van de Europese Unie of de van de Europese Economische Ruimte; 4 de gesubsidieerde vrije onderwijsinstellingen of de gesubsidieerde vrije centra voor leerlingenbegeleiding; 5 de publiekrechtelijke en vrije universiteiten; 6 elke andere instelling naar Belgisch recht of naar het recht van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte die beantwoordt aan collectieve behoeften van algemeen of lokaal belang en waarbij in de oprichting of bijzondere leiding ervan het overwicht van de overheid tot uiting komt. Artikel 8: De laatste alinea van artikel 158 RPRR wordt geschrapt. Artikel 9: Tussen de eerste en tweede alinea van artikel 159 RPR wordt volgende alinea toegevoegd: Het personeelslid wordt vooraf gehoord. Artikel 10: Aan artikel RPR wordt een tweede alinea toegevoegd die luidt: Het personeelslid wordt vooraf gehoord. Artikel 11: Artikel 190 wordt wat betreft de punten 1, 2, 3 en 4 RPR geschrapt en vervangen door volgende tekst: 1 de provincies, de gemeenten en de OCMW's van België, de publiekrechtelijke verenigingen waarvan ze deel uitmaken en de instellingen die eronder ressorteren; 2 de diensten en instellingen van de federale overheid, van de gemeenschappen en gewesten en de internationale instellingen waarvan ze lid zijn; 3 de diensten en instellingen en de lokale overheden van een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte; 4 de gesubsidieerde vrije onderwijsinstellingen of de gesubsidieerde vrije centra voor leerlingenbegeleiding; 5 de publiekrechtelijke en vrije universiteiten; 6 elke andere instelling naar Belgisch recht of naar het recht van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte die beantwoordt aan collectieve behoeften van algemeen of lokaal belang, en waarbij in de oprichting of bijzondere leiding ervan het overwicht van de overheid tot uiting komt. Artikel 12: Artikel 191 RPR wordt geschrapt en vervangen door volgende tekst: Art Voor de toepassing van artikel 190 moet worden verstaan onder werkelijke diensten: alle diensten die recht geven op een salaris of die bij ontstentenis van een salaris krachtens deze rechtspositieregeling toch in aanmerking worden genomen voor de vaststelling van het salaris. Artikel 13: De tekst van artikel 223 al 2 1 wordt geschrapt en vervangen door: 1 het forfaitaire gedeelte: a. het forfaitaire gedeelte bedraagt voor het jaar ,73 euro; b. vanaf 2012 wordt het forfaitaire gedeelte dat toegekend is tijdens het vorige jaar, telkens vermeerderd met een breuk waarvan de noemer gelijk is aan het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het vorige jaar en de teller gelijk is aan het gezondheidsindexcijfer van de

8 maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar. Het resultaat daarvan wordt berekend tot op twee decimalen nauwkeurig; c. het bedrag dat het resultaat is van de berekening, vermeld in punt b), wordt verhoogd met 698,74 euro; d. voor het jaar 2012 wordt het bedrag dat het resultaat is van de berekening, vermeld in punt c), voor alle personeelsleden verhoogd met 100 euro; e. vanaf het jaar 2013 wordt het bedrag dat het resultaat is van de berekening, vermeld in punt c), voor alle personeelsleden verhoogd met 200 euro. Artikel 14: Het laatste lid van artikel 228 RPR wordt geschrapt en vervangen door volgende tekst: Als berekeningsbasis voor de toeslag geldt het bruto-uursalaris (1/1976 van het salaris), eventueel verhoogd met de haard- of standplaatstoelage, de toelage voor het waarnemen van een hogere functie, de gegarandeerde salarisverhoging na bevordering of de toelage voor opdrachthouderschap. Artikel 15: Het laatste lid van artikel wordt geschrapt en vervangen door volgende de tekst: Als berekeningsbasis voor het overloon geldt het bruto-uursalaris (1/1976), eventueel verhoogd met de haard- of standplaatstoelage, de toelage voor het waarnemen van een hogere functie, de gegarandeerde salarisverhoging na bevordering of de toelage voor opdrachthouderschap. Artikel 16: Het tweede lid van artikel RPR wordt geschrapt en vervangen door volgende de tekst: Als berekeningsbasis geldt het bruto-uursalaris, eventueel verhoogd met de haardof standplaatstoelage, de toelage voor het waarnemen van een hogere functie, de gegarandeerde salarisverhoging na bevordering of de toelage voor opdrachthouderschap. Artikel 17: De tekst van artikel 256 RPR wordt geschrapt en vervangen door: Het personeelslid dat aan de voorwaarden voldoet voor de toekenning van een parkeerkaart door de bevoegde hogere overheid, ontvangt een vergoeding voor de verplaatsing van en naar het werk met de wagen. Die vergoeding is gelijk aan de kostprijs van een treinkaart tweede klasse over dezelfde afstand. Artikel 18: De tekst van artikel RPR wordt geschrapt en vervangen door: Het personeelslid krijgt maximum 10 keer per kalenderjaar (a rato van 1 keer per maand) dienstvrijstelling op de dag waarop het bloed, plasma of bloedplaatjes geeft. De dienstvrijstelling geldt voor de tijd die nodig is voor de gift, waarin inbegrepen de tijd die naar gelang het geval nodig is voor de verplaatsing naar en van het afnamecentrum. De afname vindt plaats in het afnamecentrum dat zich het dichtst bij de standplaats van het personeelslid bevindt.

9 Artikel 19: De tekst van artikel 241 RPR wordt geschrapt en vervangen door: De toelage voor het opdrachthouderschap overeenkomstig artikel 143, is gelijk aan 5% van het geïndexeerde jaarsalaris van het personeelslid. De toelage wordt maandelijks samen met het salaris betaald.