Bredere opleidingen voor een smallere doelgroep? Karel Kans, Joris Cuppen, Metje Jantje Groeneveld en José Hermanussen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Bredere opleidingen voor een smallere doelgroep? Karel Kans, Joris Cuppen, Metje Jantje Groeneveld en José Hermanussen"

Transcriptie

1 Karel Kans, Joris Cuppen, Metje Jantje Groeneveld en José Hermanussen Bredere opleidingen voor een smallere doelgroep? Ontwikkelingen in de samenstelling van instroom en breder opleiden op mbo niveau 2

2

3 Bredere opleidingen voor een smallere doelgroep? Ontwikkelingen in de samenstelling van instroom en breder opleiden op mbo-niveau 2 Karel Kans, Joris Cuppen, Metje Jantje Groeneveld en José Hermanussen

4 Colofon Titel Auteurs Uitgave Ontwerp Vormgeving Bestellen Bredere opleidingen voor een smallere doelgroep? Ontwikkelingen in de samenstelling van instroom en breder opleiden op mbo niveau 2 Karel Kans, Joris Cuppen, Metje Jantje Groeneveld en José Hermanussen Expertisecentrum Beroepsonderwijs Oktober 2016 Art & Design Theo van Leeuwen BNO Evert van de Biezen Te downloaden vanaf Expertisecentrum Beroepsonderwijs Postbus BP s-hertogenbosch info@ecbo.nl Overname van teksten, ideeën en resultaten uit deze publicatie is vrij toegestaan, mits met bronvermelding. EvdB-A00812_v1/161108

5 Inhoudsopgave Woord vooraf 5 Managementsamenvatting 7 Inleiding 19 Deel 1: Ontwikkelingen in de samenstelling van de instroom 23 1 Ontwikkeling van de samenstelling van de instroom Inleiding Algemeen beeld: ontwikkeling van de instroom naar leerweg en sector Samenstelling instroom niveau Conclusies Het toeleverend onderwijs: vmbo en mbo-niveau Inleiding Uitstroom vmbo Instroom naar niveau 1 en doorstroom van niveau 1 naar Conclusies 74 3 Analyse en conclusie Samenstelling populatie niveau Verklaringen ontwikkelingen vanuit toeleverend onderwijs Eindconclusie 84 Deel 2 Breed opleiden op niveau Ontwikkeling brede kwalificaties niveau Inleiding Ontwikkeling aantal kwalificaties en kwalificatiedossiers Terugkijken van HKS naar BKS Nog verder terugkijken: HKS naar eindtermen 93

6 4.5 Verbreding naar sector Studentenaantallen in brede kwalificaties Conclusie Brede niveau 2-opleidingen in de praktijk Inleiding Wat is een brede opleiding? Waarom en voor wie brede opleidingen? Belemmeringen en knelpunten bij brede opleidingen op niveau Samenvatting en aanbevelingen Bijlagen 123 Bijlage A 123 Bijlage B 127 Bijlage C 129 Bronvermelding 133 Bestanden 133 Interviews 133 Literatuur 134 Gebruikte afkortingen 135

7 Woord vooraf Bij aanvang van het onderzoek en gedurende het proces is vanuit de MBO Raad en SBB meegedacht over de aanpak. Van bedanken wij onder andere Ellen van Luenen en Maarten van Herpt, die hebben meegedacht over de aanpak van het onderzoek naar kwalificatiedossiers aanvullende informatie hebben aangeleverd. Vanuit de MBO Raad waren onder meer Rini Romme, Pierre Veelenturf en Ellen Verheijen betrokken. Wij hebben verschillende mbo-instellingen mogen interviewen over hun ervaringen met het inrichten van brede opleidingen en de herkenbaarheid van de geschetste problematiek. Namens van geïnterviewden zijn terug te vinden in de bijlage. 5 In de uitvoering van het onderzoek waren naast ondergetekenden namens ecbo ook onder meer Rob Schipperheyn, Jan Neuvel en Anneke Westerhuis betrokken. Wij bedanken allen voor hun bijdrage. Karel Kans Joris Cuppen Metje Jantje Groeneveld José Hermanussen

8 6

9 Managementsamenvatting In dit rapport zijn twee grotendeels van elkaar losstaande onderzoeken gebundeld. Deel 1 van de rapportage heeft betrekking op de ontwikkeling in de samenstelling van de populatie van leerlingen op niveau 2. In deel 2 worden de resultaten gepresenteerd van een onderzoek naar de ontwikkeling van brede kwalificaties en opleidingen. Veranderingen in de populatie van niveau 2-leerlingen Aanleiding voor het onderzoek naar ontwikkelingen in de samenstelling van de populatie instromers op niveau 2, zijn geluiden uit het mboveld dat deze populatie verandert. Deze geluiden zijn vanuit de mboinstellingen binnengekomen bij de MBO Raad. In opleidingen op niveau 2 zouden zich de overwegend meer kansarme jongeren concentreren. De overwegend kansrijke jongeren zouden vaker voor opleidingen op een hoger niveau kiezen. 7 Het onderzoek is verkennend van aard en maakt gebruik van gegevens die in bestanden van DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs) zijn geregistreerd. Hierbij is gekeken naar in de bestanden beschikbare kenmerken die mogelijk verband houden met moeilijker leren of uitval. Er is onderzocht welke ontwikkelingen zich voordoen in de samenstelling van de populatie instromers in niveau 2-opleidingen wat betreft kenmerken van de vooropleiding en persoonskenmerken. Hiervoor zijn de instromende cohorten geanalyseerd voor de jaren Uitkomsten voor niveau 2 zijn steeds vergeleken met de andere niveaus: niveau 1 en niveau 3 en 4 samen. De uitkomsten zijn ook gerelateerd aan ontwikkelingen in het belangrijkste toeleverend onderwijs: het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) en niveau 1-opleidingen.

10 Conclusie Een eerste belangrijke ontwikkeling is dat de instroom in opleidingen op niveau 2 sterk is gedaald. Op de vraag of zich veranderingen voor hebben gedaan in de samenstelling van de instroompopulatie op niveau 2 is het antwoord tweeledig. Enerzijds zien we veranderingen in de populatie wat betreft vooropleiding. Anderzijds is gekeken naar persoonskenmerken, en daarin zien we (vooralsnog) geen verandering. Dat kan een kwestie van tijd zijn: de belangrijkste veranderingen in het vmbo moeten nog doorwerken in het mbo. Ook kan het zijn dat de veranderingen in de populatie die in het veld ervaren worden, te maken hebben met kenmerken die in de bestanden voorkomen. 8 We wijzen twee verklaringen aan voor zowel de daling van de instroom in niveau 2-opleidingen en als de veranderingen in de vooropleiding van de instromers. Ten eerste is er sprake van een verandering in het keuzegedrag van studenten, die al in het vmbo zichtbaar is. In het vmbo wordt steeds minder vaak gekozen voor de basisberoepsgerichte leerweg (bl). Dit heeft zijn weerslag op het mbo en verklaart de grote daling van de instroom in niveau 2-opleidingen ten opzichte van niveau 3 en 4. Ten tweede heeft beleid met betrekking tot de mogelijkheden voor instroom in het mbo invloed. De drempelloze instroom is afgeschaft, waardoor de instroom van niet-gediplomeerden drastisch is gedaald. Hieronder gaan we verder in op de ontwikkelingen. Ontwikkelingen instroom mbo Eerst is gekeken naar de ontwikkeling van het aantal instromers in het mbo in het algemeen. Het aantal instromers daalt met 19,7% in De daling is op niveau 2 (-37,2%) groter dan op niveau 3 en 4: op deze niveaus samen is sprake van een daling van -4,5%. Dit zou er dus op kunnen duiden dat relatief meer leerlingen kiezen voor een niveau 3-opleiding als zij daartoe de kans hebben. De daling op niveau 2 doet zich veel meer voor bij bbl-opleidingen (-59%) dan bij opleidingen in de beroepsopleidende leerweg (bol) (-20%). De daling doet zich voor in alle sectoren, waarbij de instroom in de sector Groen beduidend minder daalt dan die in de drie grote sectoren: Economie & Handel, Techniek, Zorg & Welzijn.

11 Vooropleiding Er zijn grote verschillen tussen de instroom in bol- en bbl-opleidingen. De belangrijkste ontwikkelingen in de vooropleiding van de instromers zijn: De meeste instromers in niveau 2-opleidingen komen uit het vmbo bl. Dit geldt in het bijzonder voor de bol-opleidingen, waar meer dan de helft afkomstig is uit het vmbo bl. Het aantal instromers met deze vooropleiding neemt af met meer dan 20%. Een tweede belangrijke groep instromers in niveau 2-opleidingen heeft een onbekende vooropleiding. Deze groep is vooral te vinden onder de instroom in bbl-opleidingen, hier is dit zelfs de grootste groep instromers. Het gaat overwegend om volwassenen. Hun vooropleiding is onbekend omdat de jaren waarin zij hun opleiding hebben gedaan, niet in de bestanden zitten. Deze groep neemt in omvang snel af. De daling van de instroom vindt vanuit bijna alle instroomgroepen plaats. Als de groep met een onbekende vooropleiding buiten beschouwing wordt gelaten, blijft de verhouding tussen de belangrijkste instroom groepen tussen 2006 en 2014 ongeveer gelijk. Na vmbo bl zijn instromers uit niveau 1 en instromers uit het vmbo kl (kadergerichte leerweg) de grootste groepen. Uitzondering hierop is het aandeel instromers zonder diploma, dat neemt sterk af, en de instroom vanuit het voortgezet speciaal onderwijs (vso)/praktijkonderwijs (pro), die stijgt. Verder stijgt het aandeel studenten dat in het mbo instroomt vanuit het vmbo en dat leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) heeft gehad. Deze stijging doet zich in de instroom van het gehele vmbo voor, maar is bij opleidingen op niveau 2 iets sterker dan op niveau 1 en op niveau 3 en 4. Ook stijgt het aandeel met studenten dat lwoo had in de bol sterker dan in de bbl. 9

12 Figuur 1 Inschatting samenstelling populatie eerstejaars mbo 2-studenten naar vooropleiding (excl. studenten met onbekende vooropleiding) 2006 (omvang ± ) 2014 (omvang ± ) 10 Bron: BRON bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo. Persoonskenmerken In de samenstelling van de instroom zien we wat betreft persoonskenmerken een aantal veranderingen. Het enige risicokenmerk waar sprake is van een toename, is het aandeel mannen. In de bol opleidingen op niveau 2 is het aandeel mannen steeds groter: tussen 2006 en 2014 van 50 naar 60%. Het aandeel studenten van niet westerse afkomst neemt tot en met 2012 af in zowel de bol als de bbl opleidingen op niveau 2. De laatste twee jaar lijkt het aandeel weer toe te nemen. Het aandeel studenten op niveau 2 dat uit een armoedeprobleemcumulatiegebied (APC gebied, oftewel Vogelaarwijk ) komt, neemt af. Dit wordt gebruikt als een graadmeter voor risicokenmerken die betrekking hebben op het gezin: inkomen, opleidingsniveau. Er is op basis hiervan geen aanleiding om aan te nemen dat het aandeel studenten op niveau 2 steeds vaker uit gezinnen komt met een laag inkomen of opleidingsniveau.

13 Toeleverend onderwijs De ontwikkelingen in de samenstelling van de leerlingenpopulatie op niveau 2 zijn voor een deel te verklaren uit de ontwikkelingen in het toeleverend onderwijs. Dat blijkt uit een analyse van gegevens over de leerlingenpopulatie in het vmbo en de populatie op niveau 1. Uitstroom vmbo In het vmbo is met name gekeken naar de basisberoepsgerichte leerweg (vmbo bl), omdat de meeste niveau 2-studenten daar vandaan komen. Het mbo toont zich op veel punten een afspiegeling van ontwikkelingen die zich eerder in het vmbo voordoen. Het volgende schema toont een vergelijking van de ontwikkelingen in de instroom in het mbo met de uitstroom uit het vmbo. Tabel 2 Overzicht ontwikkelingen instroom mbo-uitstroom vmbo ( / ) 11 Mbo-instroom niveau 2 ( ) Vmbo-uitstroom bl ( ) Omvang Aantal leerlingen totaal -37% (mbo alle niveaus -20%) -30% (vmbo alle leerwegen -8%) Economie & Handel -34% -44% Techniek -41% -45% Zorg & Welzijn -39% -41% Groen -27% -20% Intersectoraal ++ 1 Vooropleiding Vmbo bl -21% -30% Vmbo kl -20% -5% Pro/vso ++ 2 n.v.t. Lwoo (ontwikkeling aandeel) 36,4 -> 50,1% 45,6 -> 61,7% Eindcijfer (ontwikkeling gem.) 6,6 -> 6,6 3 6,6 -> 6,6 Doubleren (ontwikkeling aandeel) 4,1 -> 8,4% 3,6 -> 6,2%

14 Mbo-instroom niveau 2 ( ) Vmbo-uitstroom bl ( ) Leerlingkenmerken Leeftijd (ontwikkeling gem.) 21,2 -> 20,1 15,6 -> 15,6 Geslacht: % man 60,4 -> 59,7% 55,8 -> 55,5% Etniciteit: % niet-w allochtonen 22,9 -> 23,6% 21,6 -> 25,9% Woonomgeving: % APC-gebieden 7,5 -> 6,7% 6,7 -> 6,8% * Geen gegevens ** Exclusief vmbo tl 1 Aandeel stijgt van 0 naar 16,9%. 2 Aandeel stijgt van 0,6 naar 7,7%. 3 Voor instromers vanuit vmbo bl. 12 Een belangrijk deel van de instroom op niveau 2 komt uit het vmbo bl: tot en met 2013 gemiddeld 40%, in het laatste jaar ruim 50%. De ontwikkelingen die zich voordoen in de instroom op niveau 2 zijn in belangrijke mate in lijn met de ontwikkelingen die zich voordoen in het vmbo. De omvang van de gediplomeerde uitstroom uit het vmbo bl heeft een gelijke tred met de instroom in het mbo op niveau 2. In de periode neemt de gediplomeerde uitstroom uit vmbo bl af met 31%, terwijl de instroom in mbo-niveau met 37% afneemt ( ). Het aantal leerlingen met leerwegondersteuning (lwoo) neemt toe in het hele vmbo, maar vooral in de bl en kl. Bij vmbo bl is een stijging zichtbaar van het aandeel leerlingen dat lwoo krijgt van 45,6 naar 61,1%. Deze ontwikkeling komt overeen met de stijging die zichtbaar is bij de instromers op niveau 2: het aandeel instromers op niveau 2 met lwoo stijgt van 36,4% in 2006 naar 50,1% in Het gemiddelde eindcijfer van mbo 2-instromers vanuit vmbo bl is stabiel. Dit geldt ook voor de uitstromers uit vmbo bl. In de uitstroom uit het vmbo zijn de meeste persoonskenmerken stabiel. Er is een aantal verschillen waarneembaar tussen de instroom bol- en bbopleidingen op niveau 2. De leeftijdsopbouw van de vmbo bl-uitstromers en mbo 2-instromers in de bol-variant zijn beide stabiel. Binnen de bbl is er wel meer variatie

15 zichtbaar in de gemiddelde leeftijd, vanwege de fluctuaties in de deelname van het aantal volwassenen. Wat betreft de verdeling van jongens en meisjes zijn er in de uitstroom van het vmbo bl weinig veranderingen zichtbaar: 56% jongens. In de instroom in mbo 2 is bij de bol-opleidingen sprake van een toename van het aandeel jongens. Bij etniciteit is er een duidelijk verschil waarneembaar tussen instroom mbo en uitstroom vmbo. In de uitstroom uit het vmbo bl is een duidelijke toename van het aandeel leerlingen met niet-westerse afkomst zichtbaar. Deze stijging is al zichtbaar tussen 2005 en 2011 en zet zich vanaf 2012 versterkt door. In de instroom zijn mbo 2-opleidingen is deze toename (vooralsnog) niet zichtbaar. Tot en met 2012 is er juist sprake van een afname. Ook voor de woonomgeving zien we een verschil. Terwijl het aandeel leerlingen dat in een APC-gebied woont voor de uitstroom van vmbo bl stabiel is gebleven, is het aandeel voor de instroom in mbo niveau 2 licht gedaald. 13 Niveau 1: instroom en doorstroom De doorstroom vanuit niveau 1 naar niveau 2 daalt, zowel in absolute cijfers als relatief. De daling betreft voornamelijk bbl ers, die toch gemiddeld al minder vaak doorstroomden dan bol-deelnemers. Door de dalende instroom in niveau 2 in het algemeen blijft het aantal studenten dat vanuit niveau 1 doorstroomt echter ongeveer gelijk met de totale instroom in mbo niveau 2-opleidingen. Dit is onderzocht tot en met Voor latere jaren is dit nog onbekend of vertekend, omdat er studenten zijn die nog niet gediplomeerd zijn. De instroom in niveau 1-opleidingen verandert wel. Het zijn vaker instromers die zonder diploma uit het vmbo komen, of doorstromers vanuit pro of vso. Het aandeel gediplomeerde vmbo bl ers is gedaald. Dat is in lijn met de Wet doelmatige leerwegen, waarin gesteld wordt dat instroom in entree opleidingen niet mogelijk is als aan de instroomvereisten voor minimaal een niveau 2-opleiding is voldaan.

16 Ontwikkeling van brede kwalificaties en opleidingen In deel 2 van het onderzoek staan ontwikkelingen in het onderwijs op niveau 2 centraal, in het bijzonder de verbreding van opleidingen. Verbreding kan op verschillende manieren worden opgevat: het kan gaan over veralgemenisering meer generieke inhoud, het samenvoegen van voorheen gescheiden kwalificaties en opleidingen en veranderingen in de opzet van het curriculum: het verplaatsen van vakspecifieke inhoud naar het eind van de opleiding. 14 Op meerdere manieren is onderzocht of er sprake is van een verbreding van het opleiden op niveau 2. Er is gekeken vanuit de kwalificatiestructuur naar het aantal verbrede kwalificaties en naar het aantal studenten in de verbrede kwalificaties. Ook is het perspectief van de opleiders onderzocht: wat zien zij als verbreding en wat zijn redenen om in te zetten op verbreding op niveau 2? Verbreding van kwalificaties Het onderzoek naar verbreding van kwalificaties geeft antwoord op de volgende vragen: Is er sprake van een verbreding van kwalificaties? Is de ontwikkeling typisch voor niveau 2 of zien we deze ook op niveau 3? Hoe ontwikkelt het aantal niveau 2-studenten zich dat een opleiding volgt gebaseerd op een brede kwalificatie ten opzichte van niet-brede kwalificaties? Is dit voor niveau 2 anders dan voor niveau 3? De daling van het aantal kwalificaties doet zich niet voor tussen de kwalificatie structuur gericht op eindtermen (meetmoment 2006) en de beroeps gerichte kwalificatie structuur (BKS, meetmoment 2012). Uitzondering zijn de kwalificaties op niveau 2, tussen deze meetmomenten neemt het aantal niveau 2 kwalificaties wel af. Bij de overgang van de BKS naar de HKS (meetmoment 2015) is wel een daling van het totaal aantal kwalificaties zichtbaar. Deze daling doet zich voor op zowel niveau 2 als niveau 3.

17 Met de Herziene Kwalificatiestructuur (HKS) als uitgangspunt is onderzocht in hoeverre kwalificaties op niveau 2 en niveau 3 zich meer hebben verbreed ten opzichte van vorige kwalificatie structuren (eindtermen structuur en BKS). Dit is gedaan door te kijken naar het aandeel HKS-kwalificaties dat naar meerdere oude kwalificaties verwijst (uit meerdere oude kwalificaties is samengesteld), en door te berekenen naar hoeveel oude kwalificaties een HKS-kwalificatie gemiddeld verwijst. De resultaten staan in onderstaand schema. Tabel 3 HKS kwalificaties dat naar meerdere oude kwalificaties verwijst en gemiddeld aantal oude kwalificaties waar een HKS-kwalificatie naar verwijst Samengestelde kwalificaties % Gem. aantal kwalificaties Samengestelde kwalificaties % Gem. aantal kwalificaties Niveau 2 46% 1,9 53% 2,2 Niveau 3 47% 1,9 63% 2,6 15 Als de HKS wordt vergeleken met de eindtermenstructuur, dan blijkt de verbreding op niveau 2 ongeveer even groot te zijn als op niveau 3: het aandeel HKS-kwalificaties dat een samenvoeging is van meerdere eindtermen kwalificaties is ongeveer even groot op niveau 2 als op niveau 3: respectievelijk 46 en 47%. Ook is het gemiddeld aantal eindtermenkwalificaties waarnaar een HKS-kwalificatie verwijst even groot op beide niveaus: 1,9. Als de HKS wordt vergeleken met de BKS dan blijkt de verbreding van kwalificaties op niveau 3 groter dan op niveau 2: meer kwalificaties zijn samengevoegd op niveau 3 en gemiddeld bestaat een niveau 3-kwalificatie ook uit meer BKS-kwalificaties dan op niveau 2. De daling van het aantal kwalificaties doet zich vooral voor in de sectoren Economie & Handel en Zorg & Welzijn. Bij Economie & Handel vindt de daling plaats op zowel niveau 2 als 3, bij Zorg & Welzijn alleen op niveau 2. Overigens is het aantal kwalificaties in de Techniek veruit het hoogst en dit blijft ook zo. Of het aandeel studenten in brede kwalificaties toeneemt, is afhankelijk van welke kwalificaties als breed worden geselecteerd. We hebben

18 op twee manieren kwalificaties als breed aangemerkt. Ten eerste op basis van objectieven criteria: op basis van in de kwalificatiestructuur geregistreerde kenmerken van de kwalificaties. Daarnaast is er een subjectief criterium gehanteerd, namelijk het oordeel van enkele experts uit het mbo-veld. Op niveau 2 geldt dat zowel in de kwalificaties die op basis van objectieve criteria worden geselecteerd, als in de kwalificaties die door experts zijn aangemerkt als breed, het aandeel studenten in brede kwalificaties stijgt ten opzichte van andere kwalificaties. Bij de kwalificaties op niveau 3 is dat minder duidelijk: het aandeel studenten in de kwalificaties die op basis van objectieve criteria als breed zijn aangemerkt, neemt af. 16 Brede niveau 2-opleidingen in de praktijk Onderwijsinstellingen hebben geen eenduidige definitie van een brede opleiding. onder meer de volgende opleidingen worden als brede opleiding beschouwd. Opleidingen die breed beginnen en waarbij keuzemomenten voor uitstroommogelijkheden zoveel mogelijk worden uitgesteld; Opleidingen waarin meer vaardigheden worden aangeleerd, of waarbij er meer aandacht is voor algemene vaardigheden; Opleidingen die gebaseerd zijn op meerdere kwalificatiedossiers. Onderwijsinstellingen richten opleidingen breed in om aan te sluiten bij verschillende ontwikkelingen. De belangrijkste redenen om een opleiding breed in te richten zijn: Veranderingen in de kwalificatiestructuur; de introductie van brede dossiers in de Invoering Herziening Kwalificatiestructuur (IHKS). Aansluiten bij de kenmerken van de studentenpopulatie van niveau 2, in het bijzonder het hebben van een onduidelijk beroepsbeeld. Bij de opleidingen wordt het keuzemoment voor specifieke uitstroommogelijkheden uitgesteld. In deze opleidingen dient er voldoende aandacht te zijn voor oriëntatie en begeleiding in studie- en loopbaankeuze van de student. Aansluiten bij de behoefte van de arbeidsmarkt bij het inzetten van mbo ers op niveau 2. Hierbij gaat het vooral om het aanleren van meer competenties zodat de student breder kan worden ingezet.

19 Bij het inrichten doet zich een aantal belemmeringen voor. Er bestaat bij leden uit het onderwijsteam soms weerstand tegen de wijzigingen in de opleiding. Ook is de benodigde kennis en ervaring met loopbaanoriëntatie en begeleiding niet altijd binnen het team aanwezig. Soms wordt tegen de grenzen van de wet- en regelgeving aangelopen, zoals de breedte van het kwalificatiedossier of regelgeving met betrekking tot inschrijven en switchen. Brede opleidingen kunnen te kampen hebben met een negatief imago. Hieruit is een aantal aanbevelingen te formuleren. Werk eerst aan draagvlak voor de brede opleiding bij de onderwijsteams en zorg voor uitwisseling tussen betrokken teams. Zorg voor de ontwikkeling of het binnenhalen van voldoende kennis op het gebied van loopbaanoriëntatie en begeleiding. Bied studenten structuur en bijvoorbeeld een vaste plek in de school. Probeer smalle opleidingen in de lucht te houden voor studenten met een duidelijker beroepsbeeld, indien er hiervoor ook vraag is op de arbeidsmarkt. 17

20 18

21 Inleiding In deze rapportage doen we verslag van twee onderzoeken die zijn uitgevoerd naar aanleiding van vragen die in het mbo-veld leven met betrekking tot het opleiden op niveau 2. Deze vragen zijn geuit door en besproken met een vertegenwoordiging van de MBO Raad. De eerste vraag betreft geluiden uit het veld over veranderingen in de samenstelling van de studentenpopulatie in opleidingen op niveau 2. Hoewel de geluiden niet met onderzoek zijn gestaafd, betreft het ervaringen van onderwijspersoneel dat studenten die overwegend meer moeite hebben met de opleiding zich op niveau 2 concentreren, en dat kansrijkere studenten in toenemende mate voor hogere mbo-niveaus of havo kiezen. De tweede vraag heeft betrekking op de opleidingen zelf: klopt het dat er bij opleidingen op niveau 2 sprake is van een verbreding in de opleidingen. En zijn er (relatief) steeds meer studenten ingeschreven in brede opleidingen? 19 Het gaat om twee vragen die in principe losstaan van elkaar. Beide onderzoeken zijn verkennend van aard: we beogen hiermee op grond van beschikbare bestanden in kaart te brengen wat er aan de hand is. Het onderzoek naar de samenstelling van de populatie op basis van deze bronnen heeft als beperking dat zaken die niet in de bestanden zijn vastgelegd, ook niet aan bod komen. De geluiden uit het veld over veranderingen in de populatie hebben wellicht ook te maken met kenmerken van studenten die niet in deze bestanden zijn terug te vinden, zoals leer- of gedragsproblemen. Het onderzoek beantwoordt dan ook niet alle vragen over veranderingen in de populatie, maar levert startinformatie die eraan kan bijdragen dat het gesprek over beide onderwerpen op een goede basis wordt gevoerd. Samenstelling populatie niveau 2 In dit deel schetsen wij de ontwikkelingen in de samenstelling van de populatie van studenten die instromen in mbo-opleidingen op niveau 2. De aanleiding om hiernaar onderzoek te doen, zijn geluiden vanuit mbo-

22 instellingen dat er steeds relatief minder kansrijke studenten aan niveau 2-opleidingen deelnemen. Er zou sprake zijn van een concentratie van kansarme studenten op niveau Dit onderzoek betreft een analyse van bestanden van DUO. Onderzocht is in hoeverre zich veranderingen voordoen in de samenstelling van de populatie wat betreft kenmerken die in deze bestanden bekend zijn en waarvan is vastgesteld of het redelijke vermoeden bestaat dat ze correleren met studiesucces. Het zijn kenmerken die veel voorkomen bij zogenoemde risicoleerlingen. 1 In dit onderzoek gaat het om twee type kenmerken: Kenmerken die te maken hebben met de vooropleiding van de student, zoals het niveau van de vooropleiding, eindcijfers en zitten blijven. De meer persoonsgebonden kenmerken zoals etnische achtergrond, geslacht, leeftijd en sociaaleconomische status van de woonomgeving. Om te controleren of de ontwikkelingen typisch zijn voor niveau 2 of zich in het algemeen in het mbo voordoen, wordt steeds vergeleken met de rest van de instroom in het mbo. Hierbij wordt de instroom op niveau 1 onderscheiden van die op niveau 3 en 4. Daarnaast worden ontwikkelingen in het mbo vergeleken met ontwikkelingen in het vmbo, om te zien of ontwikkelingen eigen zijn aan het vmbo of zijn toe te schrijven aan veranderingen in de instromende populatie. Breed opleiden op niveau 2 Voor het onderzoek naar het breed opleiden op niveau 2 zijn grofweg 3 bronnen gebruikt: bestanden over de kwalificatiestructuur, bestanden over studentenaantallen en aanvullende interviews. Eerst zijn van de databestanden over de kwalificatiestructuur, afkomstig van de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB), voornamelijk de koppelbestanden gebruikt. Hiermee hebben we 1 De kenmerken komen grotendeels overeen met wat Elffers (2012) de klassieke risicokenmerken noemt, verwijzend naar statistieken over voortijdig schoolverlaten: jongen, allochtoon en kernmerken van de ouders (beperkte financiële middelen, werkloosheid, laag opleidingsniveau). Kenmerken van de ouders komen niet voor in de bestanden. Als proxy hiervoor is de woonwijk genomen: bekend is of de jongere uit een wijk komt met veel lage inkomens, werkloosheid en een laag gemiddeld opleidingsniveau. Andere risicokenmerken die niet zijn meegenomen omdat ze niet in de bestanden zijn opgenomen, zijn bijvoorbeeld schulden, drugsgebruik of het hebben van een drukke bijbaan. Zie: Elffers, L. (2012). Voortijdig schoolverlaten in het mbo. Voorbij het laaghangend fruit. MESO Magazine, 184, juni 2012, pp

23 kwalificaties van drie meetmomenten uit de kwalificatiestructuur met elkaar in verband gebracht. Met behulp van de analyse is in kaart gebracht of er in de afgelopen tien jaar sprake is geweest van een verbreding van kwalificaties op niveau 2 en zo ja, in welke sectoren die verbreding zich heeft voorgedaan. Ten tweede is onderzocht of het aantal studenten in niveau 2-opleidingen relatief is toegenomen. Ten derde is een aantal onderwijsinstellingen geïnterviewd met de vraag of zij de behoefte hebben aan het verbreden van opleidingen op niveau 2, waarom zij dit willen en hoe zij hieraan vormgeven. Leeswijzer Het rapport is opgedeeld in twee delen. Deel 1 betreft het onderzoek naar de samenstelling van de populatie studenten op niveau 2. Hierin wordt achtereenvolgens ingegaan op het volgende. Ontwikkelingen in de instroom op niveau 2 staan in hoofdstuk 2 centraal. Er worden hierbij steeds vergelijkingen gemaakt met niveau 1 en met niveau 3 en 4 om te zien of de ontwikkelingen typisch zijn voor niveau 2 of ook elders in het mbo zichtbaar zijn. Vervolgens wordt gekeken naar ontwikkelingen in het vmbo, om te zien in hoeverre ontwikkelingen op niveau 2 een gevolg zijn van veranderingen in de uitstroom uit het vmbo. In hoofdstuk 3 vergelijken we de geconstateerde ontwikkelingen in het mbo en in het vmbo met elkaar en trekken we conclusies. 21 In deel 2 van het rapport beantwoorden we vragen over breed opleiden op niveau 2. Hoofdstuk 4 beschrijft de ontwikkelingen in de kwalificatiestructuur. In hoofdstuk 5 gaan we in op de vraag wat voor onderwijsinstellingen redenen zijn om opleidingen op niveau 2 breed in te steken en hoe zij dit aanpakken.

24 22

25 Deel 1 Ontwikkelingen in de samenstelling van de instroom 23

26 24

27 Ontwikkeling van de samenstelling van de instroom Inleiding De vraag die in dit hoofdstuk centraal staat, is of er zich veranderingen hebben voorgedaan in de populatie instromende studenten in niveau 2 opleidingen. De cijfers die hiervoor geanalyseerd zijn, hebben betrekking op de periode We schetsen eerst de algemene ontwikkelingen in de instroom in het mbo: omvang en uitsplitsingen naar niveau, leerweg en sector. Daarbij wordt specifi ek ingegaan op niveau 2: door te vergelijken met het algemene beeld en met de andere niveaus in het bijzonder, wordt aangegeven in hoeverre de ontwikkelingen specifi ek zijn voor niveau 2 (paragraaf 1.2). 25 Na het algemene beeld komt in paragraaf 1.3 de vraag aan de orde of zich veranderingen in de samenstelling van de instroomde populatie voordoen. Hierbij wordt eerst gekeken naar persoonskenmerken: leeftijd, etniciteit, woonomgeving enzovoort. Daarna wordt onderzocht of zich veranderingen voordoen in de vooropleiding van de instromers. Aanvullend wordt in paragraaf 1.4 in het bijzonder aandacht besteed aan niveau 1. Doel hiervan is te zien of er effecten waarneembaar zijn van verschillende beleidswijzigingen op niveau 1: zoals de introductie van entree en drempelloze instroom. In paragraaf 1.5 volgen de conclusies over de instromers op niveau 2.

28 1.2 Algemeen beeld: ontwikkeling van de instroom naar leerweg en sector Om ontwikkelingen op niveau 2 te kunnen duiden, schetsen we in deze paragraaf eerst een algemeen beeld van de omvang van de instroom op alle mbo niveaus. In het vervolg van deze paragraaf komen verschillende kenmerken van de instroom aan de orde. 2 Figuur 1.1 toont de ontwikkeling van de instroom in het mbo op niveau 1, niveau 2 en niveau 3 en 4 samen in de schooljaren tot en met Figuur 1.1 Totaal aantal instromers mbo per niveau voor '06/'07 '07/'08 '08/'09 '09/'10 '10/'11 '11/'12 '12/'13 '13/'14 '14/'15 Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3/4 Totaal Bron: BRON bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo. De totale instroom in het mbo is in de periode gedaald van naar Dit is een daling van 19,7%. Deze daling heeft zich met name ingezet vanaf het cohort 2012/2013. De daling doet zich met name voor op niveau 2, waar de instroom met 37,2% is gedaald van in 2006/2007 naar in 2 In dit onderzoek wordt instroom beschouwd als het eerste studiejaar dat een student is ingeschreven in het mbo. Elke student kan dus slechts één maal instromen. Wanneer een student op een later moment zich nogmaals inschrijft voor een opleiding wordt dat hier dus niet beschouwd als instroom. Omdat de gebruikte BRON data voor eerdere instroomcohorten minder voorgeschiedenis bevat, komt het voor dat onder deze eerdere cohorten herintreders worden beschouwd als instromers. 3 Zie bijlage BA.1 voor de bijbehorende tabel.

29 2014/2015. Van de totale daling van het aantal studenten in het mbo komt 63,5% voor rekening van instroom op niveau 2. Ook op niveau 1 is er sprake van een grote daling, namelijk 43,7%, maar hier gaat het in absolute zin om minder studenten: van in 2006/2007 naar in 2014/2015. De daling op niveau 3/4 is relatief beperkt (4,5%), waarbij tevens opvalt dat voor de cohorten 2012/2013 en 2013/2014 dit aantal respectievelijk bijna op het oude niveau is of juist boven het oude niveau van het cohort 2006/2007. In fi guur 1.2 wordt de instroom voor niveau 2 gepresenteerd, waarbij onderscheid is gemaakt naar de vier sectoren: Economie & Handel, Techniek, Zorg & Welzijn en Groen. Figuur 1.2 Instroom mbo niveau 2 naar sector voor '06/'07 '07/'08 '08/'09 '09/'10 '10/'11 '11/'12 '12/'13 '13/'14 14/ 15 eh te zw gr Bron: BRON bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo. Uit fi guur 1.2 blijkt onder meer het volgende: Uitgesplitst naar sector valt op dat de instroom op niveau 2 in de opleidingen Economie & Handel het grootst is, gevolgd door respectievelijk Techniek, Zorg & Welzijn en Groen. De afname in het aantal instromers tussen 2006 en 2014 is het sterkst voor de sector Techniek.

30 De verhoudingen tussen de sectoren zijn redelijk stabiel over de jaren heen. Wel is voor de sectoren Techniek en Zorg & Welzijn een piek in 2010/2011 en is er in de sector Techniek een opvallende daling te zien van naar studenten tussen 2012/2013 en 2013/ In bijlage A, tabel BA.2 zijn cijfers opgenomen over de ontwikkelingen tussen sectoren op de andere niveaus. Hieruit blijkt onder meer dat op niveau 3/4 de sector Zorg & Welzijn het grootst is, gevolgd door de sectoren Economie & Handel en Techniek. Er zijn geen grote veranderingen over de tijd zichtbaar. In de instroom op niveau 1 zijn er meer schommelingen tussen sectoren zichtbaar. De grotere fluctuaties kunnen onder meer verklaard worden door de lagere leerling aantallen vergeleken met de andere niveaus. Ook geldt dat een Arbeidsmarkt gekwalificeerd Assistent(AKA)- opleidingen aanvankelijk tot de sector Techniek werden gerekend en later voor merendeel inter sectoraal. Zie paragraaf 2.3 van dit rapport voor verdere ontwikkelingen van de instroom in opleidingen op niveau 1. Om de ontwikkeling van de leerlingaantallen verder te kunnen duiden, zijn in tabel 1.1 de instromers uitgesplitst naar niveau en leerweg. Uit tabel 1.1 blijkt dat de daling in de instroom zich veel sterker voordoet in de bbl dan in de bol, een ontwikkeling die zich sterker voordoet op de lagere niveaus. Op alle niveaus valt op dat de afname van het aantal studenten in de bbl groter is dan in de bol. Dit kan voor deze jaren enerzijds verklaard worden uit de economische neergang. De ervaring is dat in tijden van dalende werkgelegenheid in het algemeen, er ook minder leerwerkplaatsen zijn voor bbl ers. Bbl en bol zijn daarbij communicerende vaten: er vindt een verschuiving plaats van bbl naar bol. Anderzijds speelt mee dat de voorkeur van studenten verandert: studiekeuze wordt meer gebaseerd op doorleren en minder op instroom op de arbeidsmarkt. Op het vmbo wordt minder gekozen voor de basisberoepsgerichte leerweg (bl), wat doorwerkt in het mbo. Vmbo bl bereidt in principe voor op mbo-opleidingen op niveau 2. Juist op

31 niveau 2 is het aandeel van de bbl ten opzichte van de bol groot. 4 Voor het vmbo zie verder paragraaf 2.2 van dit rapport. De afname in de bbl doet zich sterker voor op niveau 1 en 2 dan op niveau 3/4. Op niveau 1 is sprake van een daling van 65% van bblstudenten: van in 2006/2007 naar in 2014/2015. In absolute aantallen is de daling in de bbl het grootst op niveau 2. Het aantal ingestroomde bbl ers op niveau 2 in 2014/2015 was 59% lager dan in 2006/2007: van naar studenten. In de bol was de daling in deze periode slechts 20%: van naar studenten. Op niveau 3/4, waar het aandeel bbl ers aanzienlijk lager is dan voor niveau 1 en 2, fluctueert het aantal bbl-studenten lange tijd rond de Alleen in het laatste jaar is sprake van een sterke daling van ruim studenten naar Tabel 1.1 Ontwikkeling instroom mbo naar niveau en leerweg, absoluut (A) en indexcijfers (X, 2006/2007 = 100) 29 06/ 07 07/ 08 08/ 09 09/ 10 10/ 11 11/ 12 12/ 13 13/ 14 14/ 15 Niv. 1 bol A X bbl A X Niv. 2 bol A X bbl A X Niv. 3/4 bol A X bbl A X Bron: BRON-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo. 4 Voor meer achtergronden over de afname in de bbl zie: Schipperheyn, R., Neuvel, J., Westerhuis, A. & Toly, R. van (2016). De ontwikkeling van de instroom in de bbl. Op zoek naar verklaringen voor de terugloop. s-hertogenbosch: Expertisecentrum Beroepsonderwijs. Voor de veranderingen in het vmbo zie: Westerhuis, A., Baay, P. & Neuvel, J. (nog te verschijnen). De daling van de deelname aan de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo; passend in een internationale trend? s Hertogenbosch: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.

32 Samenvattend Samenvattend kan gesteld worden dat de instroom in het mbo afneemt. De afname verschilt sterk tussen niveaus, sectoren en leerwegen. Op niveau 2 doet de daling zich sterker voor dan op niveau 3 en 4. Binnen de niveau 2-opleidingen doet de daling zich vooral voor in de sector Techniek. Verder zijn ook de verschillen naar leerweg groot. In de bbl daalt het aantal studenten veel sneller dan in de bol. Dit geldt meer voor niveau 1 en 2 dan voor niveau 3 en Samenstelling instroom niveau 2 30 In deze paragraaf gaan we in op de veranderingen in de samenstelling van de populatie voor wat betreft verschillende leerlingkenmerken. Het gaat om kenmerken die zijn terug te vinden in de bestanden van DUO en die (mogelijk) verband houden met leerprestaties. Eerst komen kenmerken die te maken hebben met de vooropleiding aan de orde, namelijk de vooropleiding zelf, het gemiddelde eindcijfer voor het voortgezet onderwijs en tot slot het aandeel studenten dat vanuit leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) het mbo instroomt. Vervolgens gaan we in op persoonlijke kenmerken van studenten: leeftijd, het geslacht, de etniciteit, de sociaaleconomische status van de woonomgeving. Onderzocht is welke ontwikkelingen zich voordoen en of dit varieert tussen niveaus, sectoren en leerwegen Vooropleiding Voor de vooropleiding is onderscheid gemaakt naar tien categorieën, zie tabel In de volgende tabellen worden eerst de absolute aantallen gegeven, daarna volgt de procentuele verdeling. 5 Gekeken is naar de vooropleiding van instromers in het eerste jaar van instroming in het mbo. Doorstroom tussen mbo-opleidingen valt hier buiten. Ook de instroom op niveau vanuit niveau valt buiten deze cijfers. Aan niveau 1 wordt in paragraaf 2.3 apart aandacht besteed.

33 Tabel 1.2 Ontwikkeling vooropleiding instroom mbo niveau 2 voor (absoluut) 06/ 07 07/ 08 08/ 09 09/ 10 10/ 11 11/ 12 12/ 13 13/ 14 14/ 15 Pro/vso Vo 1, 2/vmbo Vmbo geen dipl Vmbo bl Vmbo kl Vmbo gl Vmbo tl Havo/vwo 4/5/ Vavo/hbo/Ed./lcs Overig/onbekend Totaal Bron: BRON-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo. 31 Tabel 1.3 Ontwikkeling vooropleiding instroom mbo niveau 2 voor (percentage) 06/ 07 07/ 08 08/ 09 09/ 10 10/ 11 11/ 12 12/ 13 13/ 14 14/ 15 Pro/vso 0,6 0,7 1,9 4,3 4,6 5,8 5,8 6,8 7,7 Vo 1, 2/vmbo 3 4,1 4,4 4,5 3,8 3,0 3,2 2,7 2,6 2,2 Vmbo geen diploma 4,9 4,7 5,0 4,8 4,1 5,4 4,9 4,8 3,3 Vmbo bl 41,5 39,6 39,9 40,5 36,1 39,5 36,8 42,0 51,9* Vmbo kl 9,3 9,8 11,1 10,5 9,1 10,8 9,7 11,2 11,8 Vmbo gl 0,8 0,8 0,9 1,0 0,7 0,8 0,8 1,0 0,9 Vmbo tl 3,9 4,0 4,3 4,2 3,2 3,9 3,5 4,3 4,4 Havo/vwo bb 1,0 1,2 1,5 1,3 1,1 1,3 1,2 1,0 0,9 Vavo/hbo/ educatie/lcs 4,7 2,7 2,5 2,3 2,4 2,7 2,7 2,6 1,9 Overig/onbekend 29,2 32,1 28,5 27,3 35,7 26,6 31,8 23,8 14,9* Bron: BRON-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo. * De stijging in het laatste jaar van het aandeel instromers met vmbo bl kan grotendeels verklaard worden door de afname van het aandeel instromers met een onbekende vooropleiding.

34 32 Uit deze twee tabellen zijn meerdere ontwikkelingen af te lezen. Het totaal aantal instromers neemt tussen en af van ruim naar ruim Dit is een afname van 37%. Tot en met 2010 is het aantal deelnemers redelijk stabiel, daarna zet de daling in. De grootste groep instromers in mbo niveau 2 is afkomstig uit het vmbo bl (met diploma): gemiddeld over jaarlijks 40%. Gevolgd door studenten afkomstig van het vmbo kl (met diploma). Hierbij moet worden opgemerkt dat de relatieve stijging die te zien is van 2012 naar 2014 van 36,8 naar 51,95, waarschijnlijk samenhangt met betere registraties. Tegelijkertijd zien we namelijk voor deze twee jaren een sterke daling in het aantal studenten van wie de vooropleiding onbekend is. Voor het cohort 2006/2007 bestond de groep instromende vmbo bl ers uit studenten. Dit aantal is gedaald naar studenten voor het cohort 2014/2015: een afname van 21,4%. De toename van instromers vanuit vso en pro in mbo 2 is aanzienlijk: deze steeg van 0,6% van de instroom in 2006/2007 (329 studenten) naar 7,7% in 2014/2015 (2.627 studenten). Uitgesplitst naar vso en pro valt op dat in de eerste drie jaren de gehele groep afkomstig is van het pro. Vanaf het cohort 2009/2010 komt er ook een (groeiende) groep studenten afkomstig van het vso. Voor het cohort 2009/2010 kwamen er 839 studenten van het vso, voor het cohort 2014/2015 is dit gestegen naar studenten (49,3% van de pro/vso instromers). Het aantal instromers dat zonder diploma instroomt, neemt sterk af, zowel in absolute als relatieve zin. Dit geldt voor zowel instromers vanuit de onderbouw van het voortgezet onderwijs, als vanuit vmbo 3 en 4. Dit kan verklaard worden doordat er in de opleidingen op niveau 2 geen drempelloze instroom meer is. Er bestaan echter nog mogelijkheden om in te stromen in een niveau 2-opleiding, onder meer via een toelatingstoets. Een substantieel deel van de instromers op niveau 2 heeft een hoger vmbo-diploma dan noodzakelijk om in te stromen op niveau 2. Anders gezegd, zij stromen op een lager niveau in dan waarop zij recht hebben (onderplaatsing). Het aandeel instromers met een vmbo kl-, gl- of tldiploma schommelt tussen 2006 en 2014 tussen de 14 en 17%. Een

35 veelvoorkomende reden voor onderplaatsing is dat opleidingen een kopmodel hanteren: iedereen begint op een laag niveau en kan daarna doorgroeien. Dit komt vaak, maar niet alleen, voor bij technische bbl-opleidingen. Met behulp van de volgende tabellen kunnen de onderplaatsing in de bol en de bbl met elkaar worden vergeleken. 6 Voor een groot deel van de studenten valt op dat de vooropleidinggegevens onbekend zijn. De omvang van deze groep is voor de cohorten 2013/2014 en 2014/2015 sterk afgenomen. Uit nadere analyse blijkt dat de gemiddelde leeftijd van deze groep overig/ onbekend hoog is: 37 jaar, 70% is ouder dan 30 jaar. Het gaat dus met name om mensen van wie de vooropleiding nog niet in de bestanden zit. 7 In tabel 1.4 worden de ontwikkelingen van de vooropleiding voor beide leerwegen weergegeven. 33 Onder instromers in de bol is vmbo bl de meest voorkomende vooropleiding: gemiddeld 57% tot en met , in het laatste jaar is er een stijging naar 62,1%. In de bbl is de groep studenten met een overige of onbekende vooropleiding het grootst. De oorzaak hiervan is dat dit veelal volwassenen zijn die waarschijnlijk al langer werken en van wie de vooropleiding niet in BRON geregistreerd staat. Ook valt op dat de bbl-variant relatief meer studenten uit vavo/hbo/educatie/lcs aantrekt: voor 2014/2015 4,0% ten opzichte van 0,9% in de bol. Het aandeel studenten vanuit vmbo kl neemt licht toe in zowel bol als bbl. De groei vanuit pro/vso geldt voor zowel bol als bbl. 6 Ondergeplaatsten op niveau 2 zijn studenten met een diploma vmbo-kl, -gl of -tl en de juiste sectorvakken die op niveau 2 zijn geplaatst terwijl ze wettelijk recht hebben op instroom op niveau 3 of 4. Zie onder meer Visser, K. & Wijk, B. van (2011). Een schepje er bovenop: via mbo 2 naar mbo 3. s-hertogenbosch: Expertisecentrum Beroepsonderwijs. 7 In de Benchmark mbo wordt deze categorie omschreven als studenten die niet voorkomen in de BRON-vobestanden van de afgelopen jaren. In de cijfers is te zien dat deze categorie in aantal afneemt, omdat elk jaar een nieuw BRON-vo-bestand wordt toegevoegd. Zie: Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt (2015). Benchmark middelbaar beroepsonderwijs Bouwsteen studiesucces. Sectorrapportage. Nijmegen: Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt.

36 Tabel 1.4 Ontwikkelingen vooropleiding instroom mbo 2 naar leerweg voor (percentage) 34 06/ 07 07/ 08 08/ 09 09/ 10 10/ 11 11/ 12 12/ 13 13/ 14 14/ 15 Bol Pro/vso 0,6 0,7 2,1 5,0 6,2 7,0 7,4 7,9 8,1 Vo1,2/ vmbo 3 Vmbo geen dipl. 5,6 6,1 6,1 5,2 4,9 4,5 4,0 3,4 2,6 6,7 6,7 7,0 6,8 6,7 7,8 7,4 6,2 3,6 Vmbo bl 55,7 58,0 58,1 57,5 58,2 56,8 55,5 56,4 62,1 Vmbo kl 8,5 9,0 10,1 10,0 9,7 10,1 10,6 11,6 11,2 Vmbo gl 0,8 0,8 0,8 1,0 0,8 0,8 0,7 1,0 0,8 Vmbo tl 4,7 5,1 5,2 5,0 4,4 4,5 4,4 5,1 4,6 Havo/vwo bb Vavo/hbo/ ed.//lcs Overige/ onbekend 1,0 1,1 1,4 1,3 1,2 1,3 1,2 0,9 0,8 4,0 2,2 1,6 1,5 1,6 1,6 1,8 1,6 0,9 12,3 10,2 7,7 6,6 6,4 5,7 6,9 6,0 5,3 Totaal bol (abs.) Bbl Pro/vso 0,6 0,6 1,6 3,4 3,6 4,6 4,2 5,2 6,8 Vo1,2/ vmbo 3 Vmbo geen dipl. 2,4 2,8 3,0 2,3 1,6 1,8 1,4 1,4 1,4 2,8 2,8 3,2 2,6 2,2 2,8 2,2 2,6 2,7 Vmbo bl 24,7 22,6 23,6 21,9 18,9 21,1 16,9 20,4 30,0 Vmbo kl 10,4 10,6 12,1 11,2 10,0 12,2 9,1 11,2 13,8 Vmbo gl 0,7 0,9 1,0 1,0 0,8 0,9 0,8 1,0 1,3 Vmbo tl 3,0 3,1 3,5 3,3 2,5 3,2 2,7 3,4 4,0 Havo/vwo bb Vavo/hbo/ ed//lcs Overige/ onbekend 1,1 1,2 1,5 1,4 1,2 1,5 1,3 1,3 1,2 5,2 3,2 3,3 3,3 3,1 3,8 3,6 3,9 4,0 49,1 52,2 47,0 49,7 56,2 48,2 57,8 49,5 34,7 Totaal bbl (abs.) Bron: BRON-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo.

37 Onderplaatsing vanuit het vmbo op niveau 2 instroom vanuit de hogere vmbo-leerwegen kl, gl en tl komt in bbl-opleidingen niet méér voor dan in bol-opleidingen op niveau 2. Alleen in 2014 is de instroom in de bbl met 19,1% uit de hogere vmbo-niveaus hoger dan in de bol: 16,6%. In de jaren daarvoor schommelt de instroom in beide mboleerwegen vanuit de hogere mbo-niveaus rond de 15%. Door Visser en Van Wijk is gesteld dat onderplaatsing onder meer veel voorkomt bij technische opleidingen en bbl-opleidingen. Uit deze cijfers blijkt dat onderplaatsing zeker geen typisch bbl-fenomeen is. Binnen de bbl is er onderscheid te maken tussen studenten die direct vanuit een vooropleiding instromen initiële bbl ers en studenten die later instromen: postinitiële bbl ers. In de volgende tabel is een selectie gemaakt voor initiële bbl-instromers op niveau Een student is als postinitieel beschouwd wanneer er meer dan drie jaar verschil zit tussen het moment van instroom op het mbo en uitstroom uit de vooropleiding. Wanneer het moment van uitstromen onbekend is, wat het geval is bij een onbekende vooropleiding, is de student ook als postinitieel beschouwd. De instromers die als postinitieel zijn aangemerkt en dus niet in deze tabel zijn meegenomen, zitten in voornamelijk in de categorie onbekend (89,5%) en vavo/hbo/ed/lcs (8,7%).

38 Tabel 1.5 Ontwikkelingen vooropleiding initiële instroom mbo 2 bbl voor (percentage) 06/ 07 07/ 08 08/ 09 09/ 10 10/ 11 11/ 12 12/ 13 13/ 14 14/ 15 Bbl Pro/vso 1,3 1,3 3,3 7,1 8,9 9,4 10,7 11,0 10,8 Vo1,2/ vmbo 3 Vmbo geen dipl. 5,1 5,9 5,7 4,4 3,5 3,3 3,3 2,8 2,1 6,1 6,2 6,3 5,3 5,0 5,2 5,3 5,2 4,1 Vmbo bl 52,8 49,6 46,7 45,9 45,5 43,4 43,2 43,4 48,7 Vmbo kl 22,3 23,2 23,9 23,6 24,3 25,3 23,4 23,9 22,5 Vmbo gl 1,5 1,9 2,1 2,0 2,0 1,9 2,1 2,2 2,1 Vmbo tl 6,3 6,8 6,9 6,7 5,9 6,5 6,8 7,2 6,4 36 Havo/vwo bb Vavo/hbo/ ed/lcs Overige/ onbekend 2,3 2,6 2,9 2,8 2,6 2,8 3,0 2,3 1,8 2,3 2,4 2,3 2,2 2,3 2,2 2,2 2,2 1,6 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 Totaal bbl initieel (abs.) Percentage van bbl totaal 46,7 45,6 50,2 46,9 40,4 47,4 38,0 46,1 60,8 Het percentage initieel bbl ers fluctueert rond de 47%, met een uitschieter naar beneden in 2012/2013 en naar boven in 2014/2015. Wanneer de postinitiële studenten niet worden meegerekend, blijft de verhouding tussen de verschillende instroomcategorieën ongeveer gelijk. Vmbo bl en kl blijven de eerste en tweede grootste instroomcategorie. Ook onder de kleinere categorieën blijft de verhouding grotendeels gelijk. Door de initiële bbl-instromers te vergelijken met bol-instromers valt op dat: De instroom van vmbo kl bij initieel-bbl groter is: gemiddeld ruim 23% tegenover 10% bij bol. 9 9 Dit verschil houdt ook stand wanneer bij bol een selectie wordt gemaakt op instromers met een bekende vooropleiding. Gemiddeld is dan rond de 11% van de instromers afkomstig uit vmbo kl.

39 Een aanvullende analyse laat zien dat de verhouding tussen verschillende vooropleidingen verschilt per sector, maar dat de verschillen over de jaren heen tamelijk constant zijn. Voor mbo niveau 2 valt op dat met name in de sector Techniek relatief veel vmbo-kl ers instromen: gemiddeld 16% ten opzichte van 10% bij Economie & Handel en 4% voor zowel Zorg & Welzijn als Groen. In bijlage A is in figuur BA.1 de gemiddelde instroom voor de periode 2006/2014 voor mbo 2 zichtbaar, uitgesplitst naar sector en vooropleiding en tevens de instroom per sector voor niveau 1 en 3/4. In tabel 1.6 geven we de ontwikkeling van instromers vanuit vmbo bl en pro/vso weer, omdat vmbo bl de belangrijkste vooropleiding is voor mbo niveau 2, en omdat de toename van studenten vanuit pro/vso één van de belangrijkste veranderingen is. Tabel 1.6 Instroom voor mbo 2 van scholieren met een vmbo bl of pro/vso vooropleiding, naar sector 37 06/ 07 07/ 08 08/ 09 09/ 10 10/ 11 11/ 12 12/ 13 13/ 14 14/ 15 E&H bl pro/vso Te bl pro/vso Z&W bl pro/vso Gr bl pro/vso Bron: BRON-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo. De afname van het aantal vmbo bl-studenten is sterker in de sectoren Techniek en Zorg & Welzijn afnames van respectievelijk 29% en 27% dan in de sectoren Economie & Handel en Groen met een afname van respectievelijk 13% en een (zeer) lichte stijging bij Groen. De stijging in de instroom van pro/vso-scholieren in niveau 2 komt met name terecht bij de sector Economie & Handel. 10 In gaat 10 Voor het cohort 2013/2014 stroomden 2779 leerlingen vanuit het vso/pro in naar mbo niveau 2 (40,6%). Voor niveau 1 ging het om 3039 leerlingen (44,4%).

40 46% van de pro/vso-instroom naar deze sector, gevolgd door Techniek (24%), Zorg & Welzijn (22%) en Groen (7%). Als we ook de grootte van de sector in ogenschouw nemen, dan zien we dat de instroom vanuit pro/vso in de sector Groen ongeveer 9,4% is, in Economie & Handel 8,8%, in Zorg & Welzijn 7%, in de Techniek 6,4% (zie bijlage tabel BA.2 voor de totalen) Eindcijfer Ook het gemiddeld eindcijfer waarmee instromers in het mbo het vmbo hebben verlaten, geeft een indicatie van het niveau van de populatie. Het eindcijfer, gepresenteerd in tabel 1.7, is het gemiddelde diplomacijfer van alle vakken. 38 Tabel 1.7 Ontwikkeling gemiddelde eindcijfers diploma voor instroom niveau 2, uitgesplitst naar vooropleiding voor / 07 07/ 08 08/ 09 09/ 10 10/ 11 11/ 12 12/ 13 13/ 14 14/ 15 Vmbo bl 6,64 6,63 6,59 6,59 6,58 6,53 6,59 6,61 6,62 Vmbo kl 6,53 6,44 6,44 6,39 6,39 6,36 6,41 6,38 6,41 Vmbo gl 6,35 6,28 6,36 6,27 6,27 6,16 6,15 6,19 6,27 Vmbo tl 6,35 6,27 6,30 6,29 6,29 6,21 6,23 6,22 6,30 Havo 6,34 6,26 6,25 6,23 6,28 6,25 6,24 6,30 6,28 Bron: BRON-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo. Het gemiddeld eindcijfer voor de grootste groep instromers in een niveau 2-opleiding, studenten vanuit vmbo bl, bedraagt ongeveer 6,6. De instromers vanuit de hogere niveaus kl, gl, tl, havo hebben over het algemeen een iets lager eindcijfer. Dit is logisch, aangezien de studenten van deze niveaus met een hoger eindcijfer vaker naar de hogere mbo-niveaus doorstromen. Voor alle niveaus geldt dat het gemiddeld eindcijfer tot en met ongeveer 2011/2012 licht afneemt en daarna weer omhoog gaat. Het eindcijfer is ook bekeken voor de verschillende sectoren binnen vmbo bl zoals eerder bleek dit de grootste groep instromers voor mbo 2, maar hieruit kwamen vrijwel geen zichtbare verschillen naar voren. Ook

41 het uitsplitsen naar leerweg en mbo niveau laat geen grote verschillen in de ontwikkeling van de hoogte van het eindcijfer zien Leerwegondersteunend onderwijs Leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) is er voor vmbo leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. 11 Bij de toekenning van lwoo wordt gekeken naar IQ, leerachterstanden en eventuele sociaal emotionele problematiek. Lwoo kan daarom gezien worden als een proxy voor het aandeel leerlingen dat met dergelijke problematiek te maken heeft. In fi guur 1.3. wordt het aandeel studenten getoond dat lwoo kreeg in het laatste jaar van het vmbo, uitgesplitst naar niveau en leerweg. Figuur 1.3 Aandeel instromers in het mbo dat lwoo kreeg in het vmbo, naar leerweg en niveau voor (%) 39 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 06/ 07 07/ 08 08/ 09 09/ 10 10/ 11 11/ 12 12/ / 14 14/'15 Niv 1 bol Niv 1 bbl Niv 2 bol Niv 2 bbl Niv 3/4 bol Niv 3/4 bbl Bron: BRON bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo. Het aandeel instromers in het mbo dat lwoo kreeg, is in de periode 2006/ /2015 toegenomen van 19,4% naar 23,4% van alle studenten. De toename is groter in de bol opleidingen dan in de bbl. Op niveau 2 lijkt de toename groter dan op niveau 1 en niveau 3/4, zeker in de bol. Op mbo niveau 2 is in de bol het aandeel instromers dat lwoo kreeg gestegen van 38,6% in 2006 naar 53,0% in Vooral in het laatste jaar is er een toename. Ook bij de bbl is een toename zichtbaar in dezelfde periode, namelijk van 31,6 naar 39,6%. 11 Per 1 januari 2016 maakt lwoo deel uit van passend onderwijs.

42 Op de niveaus 1 en 3/4 is er in de bbl niet of nauwelijks sprake van een toename. Het aandeel instromers op niveau 2 met lwoo is in fi guur 1.4 uitgesplitst naar sector. Figuur 1.4 Aandeel studenten dat lwoo kreeg, mbo 2 naar sector voor (%) 70% 60% 50% 40% 40 30% 20% 10% 0% '06/'07 '07/'08 '08/'09 '09/'10 '10/'11 '11/'12 '12/'13 '13/'14 14/ 15 Eh Te Zw Gr De groei van het aandeel lwoo leerlingen dat instroomt in niveau 2 geldt voor alle sectoren. Het aandeel instromers op niveau 2 met lwoo is in de opleidingen Groen en Zorg & Welzijn hoger dan in Economie & Handel en Techniek.

43 1.3.4 Doubleren Het aandeel studenten dat in de bovenbouw van het vmbo is blijven zitten, is weergegeven in tabel 1.8 voor niveau en leerweg. 12 Te zien is dat voor instromers in alle niveaus het aandeel doubleurs is gestegen in de periode Tabel 1.8 Ontwikkeling aandeel doubleurs onder instromers mbo naar niveau en leerweg (percentage) voor / 07 07/ 08 08/ 09 09/ 10 10/ 11 11/ 12 12/ 13 13/ 14 14/ 15 Niv. 1 Niv. 2 Niv. 3/4 Bol 6,1 8,4 11,2 13,0 13,3 18,2 18,7 22,4 26,1 Bbl 5,2 9,4 8,8 7,1 10,4 11,6 16,0 18,2 24,1 Bol 4,1 4,9 5,2 5,9 5,7 6,9 7,6 8,4 8,4 Bbl 4,8 5,7 7,0 6,4 7,0 8,3 8,8 8,9 10,2 Bol 6,8 7,0 7,7 7,7 7,9 8,5 9,5 11,1 11,5 Bbl 9,4 9,4 10,7 11,3 13,0 13,0 14,2 15,0 14,7 41 Bron: BRON-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo. Voor alle niveaus geldt dat het aantal doubleurs sterk is toegenomen in de periode Het toegenomen aantal doubleurs past in een landelijke trend, die niet typisch is voor niveau 2. Uit eerder onderzoek is al gebleken dat er een stijging in het aantal doubleurs is geweest. 13 Voor zowel bol- als bbl-studenten geldt dat niveau 3/4-studenten vaker doubleren dan niveau 2-studenten. Niveau 2 bbl-studenten zijn iets vaker blijven zitten in vergelijking met niveau 2 bol-studenten. Dit verschil is ook zichtbaar voor niveau 3/4-studenten. 12 Er wordt geen rekening gehouden met het niveau waarop de student is blijven zitten. De leerlingen die tweemaal in hetzelfde leerjaar zitten, maar het tweede jaar in een hogere leerweg zitten worden niet als doubleur geteld. Leerlingen die in een opvolgend jaar in hetzelfde leerjaar zitten en in een lagere leerweg, worden hier wel als doubleur beschouwd. 13 Neuvel en Westerhuis constateren dat het doubleren de laatste jaren is toegenomen. Tussen en lag het percentage zittenblijvers in de bovenbouw van het vmbo, havo 3 tot en met 5 en vwo 3 tot en met 6 op circa 5,4%. Vanaf is het zittenblijven van het vo opgelopen naar 6,6% van alle leerlingen in Zie: Neuvel, J. & Westerhuis, A. (2013). Stromen en onderstromen in vo, mbo en hbo. s-hertogenbosch: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.

44 1.3.5 Leeftijd Tabel 1.9 toont de gemiddelde leeftijd op het moment van instromen voor de verschillende mbo-niveaus. Tabel 1.9 Gemiddelde leeftijd per niveau voor (in jaren) 06/ 07 07/ 08 08/ 09 09/ 10 10/ 11 11/ 12 12/ 13 13/ 14 14/ 15 Niv.1 24,4 25,6 25,9 28,4 29,4 27,3 27,3 25,6 21,6 Niv.2 21,2 22,5 22,2 22,8 26,6 23,5 24,8 23,0 20,1 Niv.3/4 20,7 21,1 21,2 21,5 21,4 20,9 21,4 21,3 19,4 Bron: BRON-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo. 42 De gemiddelde leeftijd voor mbo 2-instromers varieert tussen 20 en 27 jaar. Er is een opvallende stijging te zien vanaf het cohort 2006/2007 (21,2 jaar) tot het cohort 2010/2011 (26,6 jaar). Voor latere cohorten daalt dit cijfer en de gemiddelde leeftijd in het cohort 2014/2015 is zelfs wat lager dan het eerst gemeten cohort: 20,1 ten opzichte van 21,2. De gemiddelde leeftijd voor mbo 1-instromers ligt hoger dan de niveau 2- en 3/4-instromers. Evenals voor niveau 2, zien we een stijging van de gemiddelde leeftijd tot aan het cohort 2010/2011, waarna een daling is ingezet. De Benchmark mbo toont aan dat het aantal instromers tussen de 23 en 30 jaar tussen 2011 en 2014 is gehalveerd, en dat de groep tussen de 30 en 40 zelfs met twee derde is afgenomen. 14 Een mogelijke verklaring voor de piek in de leeftijd op niveau 1 en 2 in 2010 is het grote aantal volwassen studenten in het kader van de deeltijd ww. 15 In de tabel in bijlage A, tabel BA.3 is het aantal studenten per sector op niveau 2 jonger en ouder dan 23 jaar uitgesplitst naar sector. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de uiteindelijke afname van de bbl op niveau 2 voor zowel de jongeren als de ouderen in de beschreven periode zo n 60% bedraagt, maar dat de grilligheid van de ontwikkeling 14 Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt (2015). Benchmark middelbaar beroepsonderwijs Bouwsteen studiesucces. Sectorrapportage. Nijmegen: Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt. 15 Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt (2015). Benchmark middelbaar beroepsonderwijs Bouwsteen studiesucces. Sectorrapportage. Nijmegen: Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt.

45 erg verschilt. De daling voor jongere studenten is ingezet vanaf 2008/2009, terwijl de daling voor de oudere studenten pas zichtbaar is vanaf 2012/2013 en gehalveerd is tussen 2013/2014 en 2014/2015. Ook hiervoor kunnen de crisismaatregelen deeltijd ww wellicht een verklaring zijn: die heeft de afname in de bbl voor ouderen uitgesteld. 16 De fl uctuaties in de leeftijd zijn in zijn geheel toe te schrijven aan studenten aan bbl opleidingen, zoals blijkt uit fi guur 1.5. Hierin is de gemiddelde leeftijd van instromers in de bbl en de bol weergegeven. Figuur 1.5 Gemiddelde leeftijd voor instroom naar niveau en leerweg en naar sector en leerweg (niv. 2), Gemiddelde leeftijd alle niveaus naar leerweg Gemiddelde leeftijd niveau 2 naar sector en leerweg 43 Bron: BRON bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo. 16 Schipperheyn, R., Neuvel, J., Westerhuis, A. & Toly, R. van (2016). De ontwikkeling van de instroom in de bbl. Op zoek naar verklaringen voor de terugloop. s Hertogenbosch: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.

46 44 Er zijn grote verschillen in de gemiddelde leeftijd tussen bol- en bblstudenten. Onder bbl ers is de gemiddelde leeftijd hoger en is er meer fluctuatie. De gemiddelde leeftijd van de mbo 2 bbl-instromers is tussen 2006 en 2013 gestegen: van 25,0 naar 30,4. Voor het cohort 2014/2015 is dit weer gedaald rond het oude niveau, namelijk 25,8. Deze piek rond 2010 kan te maken hebben met het grote aantal werkenden dat in verschillende sectoren in de bbl werd ingeschreven in deze periode, zoals in het personenvervoer en het goederenvervoer, waarschijnlijk in het kader van de deeltijd ww. 17 Voor de bol-leerwegen op alle niveaus is de gemiddelde leeftijd stabiel en varieert tussen 17,4 en 18,1 jaar. Bij niveau 1 bol valt op dat in vergelijking met niveau 2 en 3/4, de gemiddelde leeftijd hoger is: voor het cohort 2006/2007 is dit 19,9 ten opzichte van 18,0 en 17,9 voor de andere niveaus. De gemiddelde leeftijd in de bbl op niveau 2 ligt zo n vijf jaar lager dan voor niveau 1 en 3/4 bbl, die dichter bij elkaar liggen. Voor de mbo 2-instroom zijn er enkele verschillen aan te geven tussen sectoren. Voor zowel bol als bbl valt het op dat de sector Zorg & Welzijn over het algemeen de oudste studenten heeft. De toename van de leeftijd in bbl-opleidingen Zorg & Welzijn in 2014 is waarschijnlijk gerelateerd aan de afschaffing van de deeltijdse bol-opleidingen in het kader van de Wet doelmatige leerwegen voor het mbo. Hiervan werd vrij veel gebruikgemaakt door werkenden in de zorg. In de nieuwe situatie worden zij als bbl er ingeschreven. In de bol zijn de studenten in de sector Groen gemiddeld het jongst. Dit zou te maken kunnen hebben met de doorlopende leerlijnen in de agrarische opleidingscentra (aoc s). In de bbl zien we dit echter niet, daar zijn de studenten Techniek het jongst. Voor de bbl valt op dat de gemiddelde leeftijd tussen 2006/2007 en 2012/2013 voor alle sectoren stijgt, maar dat deze hierna weer daalt 17 Zie bijvoorbeeld STL (2014). Arbeidsmarkt- en Onderwijsinformatie Transport & Logistiek. Gouda: Sectorinstituut transport en logistiek; en Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt (2015). Benchmark middelbaar beroepsonderwijs Bouwsteen studiesucces. Sectorrapportage. Nijmegen: Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt.

47 voor de sectoren Techniek, Groen en Economie & Handel. In de sector Zorg & Welzijn zet de stijging zich na 2012/2013 wel voort. Uit bijlage A, tabel BA.3, waarin het aantal studenten bbl niveau 2 is verdeeld naar leeftijd, blijkt dat voor Economie & Handel de afname groter is voor oudere bbl studenten, terwijl voor de sectoren Zorg & Welzijn en in mindere mate Groen, de afname groter is voor jongere studenten. Voor de sector Techniek is er geen verschil naar leeftijdscategorie Geslacht In de periode stromen er gemiddeld meer mannen dan vrouwen in niveau 2 opleidingen in. Dit geldt ook voor opleidingen op niveau 1. Van de instroom op niveau 1 en 2 is respectievelijk zo n 62 en 60% man. Op niveau 3/4 zijn juist vrouwen in de meerderheid, met zo n 55%. In fi guur 1.6 is de ontwikkeling van het aandeel mannen uitgesplitst per niveau/leerweg combinatie. 45 Figuur 1.6 Ontwikkeling aandeel mannen, per niveau en leerwegtype voor periode (%) 80,0 75,0 70,0 65,0 60,0 55,0 50,0 45,0 40,0 35,0 30,0 '06/'07 '07/'08 '08/'09 '09/'10 '10/'11 '11/'12 '12/'13 '13/'14 '14/'15 Niv 1 bol Niv 1 bbl Niv 2 bol Niv 2 bbl Niv 3/4 bol Niv 3/4 bbl Bron: BRON bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo.

48 In figuur 1.6 is te zien dat de instromers in bbl-opleidingen op niveau 2 vooral mannen zijn: 72,6% voor het cohort 2014/2015. Bij de bolopleidingen is deze verhouding meer gelijk. Voor het cohort 2014/2015 bedraagt het percentage mannen 54,4. Het aandeel mannen in de bol is gestegen ten opzichte van het cohort 2006/2007 (49,5%), wat een gevolg is van de daling in de onder mannen populaire bbl. Als studenten geen leerwerkplaats in de bbl kunnen krijgen, kiezen zij vaak voor de bolvariant. 46 Aanvullend is binnen de instroom op niveau 2 gekeken naar de verschillen per sector. Er zijn grote verschillen tussen de sectoren, maar binnen de sectoren zijn de verhoudingen tussen het aandeel mannen en vrouwen stabiel. Techniekopleidingen worden vooral bevolkt door mannen gemiddeld zo n 94% terwijl voor de sector Zorg & Welzijn vrouwen duidelijk de meerderheid vormen: gemiddeld zo n 87%. 18 De sectoren Economie & Handel en Groen zitten daartussen met respectievelijk zo n 62% en 64% man Etniciteit Er is tevens onderzocht of er een ontwikkeling is aan te wijzen in de samenstelling naar etniciteit van de populatie op niveau 2. Tabel 1.10 toont de ontwikkeling van de verdeling van etniciteit, waarbij onderscheid is gemaakt naar autochtonen, westerse allochtonen en niet-westerse allochtonen Percentages hebben betrekking op de periode Indien ten minste één ouder in het buitenland is geboren, wordt een student gezien als allochtoon.

49 Tabel 1.10 Verdeling etniciteit naar niveau ( , alleen bol/bbl, excl. etniciteit onbekend, percentages, totalen absoluut) 06/ 07 07/ 08 08/ 09 09/ 10 10/ 11 11/ 12 12/ 13 13/ 14 14/ 15 Niv. 1 Aut. 53,9 55,6 56,7 57,8 57,4 54,6 51,4 48,2 43,9 W. All. 8,4 8,2 8,2 8,0 9,1 9,2 10,1 10,4 10,4 Nw. All. 37,7 36,1 35,1 34,1 33,5 36,2 38,5 41,5 45,7 Tot. (abs.) Niv. 2 Aut. 70,4 72,1 71,7 71,9 72,2 72,2 72,4 71,2 70,1 W. All. 6,7 6,3 6,5 6,6 6,5 6,3 6,7 6,4 6,2 Nw. All. 22,9 21,6 21,9 21,5 21,4 21,5 20,9 22,3 23,7 Tot. (abs.) Niv. 3/4 Aut. 77,9 78,3 78,5 78,4 78,7 78,5 79,0 78,8 78,3 W. All. 6,6 6,2 6,1 6,1 6,1 6,0 6,1 6,0 5,7 Nw. All. 15,6 15,5 15,4 15,4 15,2 15,5 14,8 15,2 16,0 Tol. (abs.) Bron: BRON-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo. Voor niveau 2 geldt dat het aandeel instromers met een niet-westerse achtergrond tussen 2006 en 2012 daalt van 22,9 naar 20,9%. Na 2012 is er weer sprake van een stijging. Het aandeel autochtonen maakt een omgekeerde beweging: dit stijgt eerst van 70,4 naar 72,4% in 2012 en daalt daarna weer naar het oude niveau. Op niveau 3/4 is de verhouding autochtoon/allochtoon redelijk stabiel. Op niveau 1 zijn de verschuivingen sterker: daar doet zich een sterke stijging van het aandeel studenten met een niet-westerse achtergrond voor in de laatste twee jaar. Er doen zich grote verschillen voor in de verhouding autochtoon/ allochtoon bij mbo 2-instromers tussen de leerwegen. Uit tabel 1.11 blijkt dat er in de bbl structureel minder studenten met een niet-westerse achtergrond deelnemen dan in de bol.

50 Tabel 1.11 Verdeling etniciteit naar leerweg voor mbo 2 voor (percentage) 06/ 07 07/ 08 08/ 09 09/ 10 10/ 11 11/ 12 12/ 13 13/ 14 14/ 15 Bol (%) Aut. 62,9 62,8 63,2 64,5 64,0 64,2 64,6 65,1 65,2 W. All. 6,7 6,3 6,1 6,2 6,1 6,1 6,4 6,2 5,9 Nw. All. 30,4 30,9 30,7 29,3 29,9 29,7 29,1 28,7 28,9 Totaal bol, abs Bbl (%) Aut. 79,5 80,8 79,4 80,3 80,8 81,4 81,8 81,9 81,8 W. All. 6,7 6,3 6,7 7,1 6,9 6,6 7,1 6,8 6,9 Nw. All. 13,8 12,9 13,9 12,6 12,4 12,0 11,1 11,2 11,3 Totaal bbl, abs Bron: BRON-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo. 48 Uit tabel 1.11 wordt ten eerste duidelijk dat er in de bbl-variant aanzienlijk minder allochtonen zitten dan in de bol: voor 2014/ ,3% tegenover 28,9% voor bol. Het aandeel niet-westerse allochtonen neemt zowel in de bol als in de bbl af, waarbij dit in de bbl relatief sneller gaat. De afname in beide leerwegen duurt tot ongeveer Daarna stabiliseren de verhoudingen tussen de afkomstgroepen. 20 Dit kan zeker voor de bol een voorbode zijn voor een aanstaande toename van het aandeel niet-westerse allochtone studenten, omdat dit in het belangrijkste toeleverende onderwijs voor niveau 2, de basisberoepsgerichte leerweg (bl) van het vmbo, al gebeurt. 21 Ook op niveau 3/4 geldt dat de afname van het aantal bbl ers sterker is voor niet-westerse allochtonen dan autochtone bbl ers. De verhouding verandert hiermee van 81,0% autochtone en 10,9% niet-westerse allochtone instromers in 2006 naar 84,6% autochtone en 8,6% nietwesterse allochtone instromers In tabel 1.9 is al een stijging te zien van het aandeel niet-westerse allochtonen vanaf 2010, terwijl dit in tabel 1.10 eerder een stabilisering voor beide leerwegen vanaf 2012 is. Dit heeft te maken met het feit dat examendeelnemers in tabel 1.10 niet zijn meegenomen. In 2010 en 2011 waren er relatief veel volwassenen die voor een deel als examendeelnemer stonden ingeschreven. Onder deze groep is het aandeel niet-westerse allochtonen lager dan onder de groep jonge deelnemers. Doordat dit aantal vrij abrupt afneemt vanaf 2011, is het aandeel allochtonen in de jaren daarna relatief groter. 21 Zie tabel 2.5 en ook Westerhuis, A., Baay, P., Neuvel, J. (nog te verschijnen). De daling van de deelname aan de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo; passend in een internationale trend? s-hertogenbosch: Expertisecentrum Beroepsonderwijs. 22 Zie bijlage BA.4 voor de verdeling van etniciteit naar niveau en leerweg.

51 De daling van niet-westerse allochtonen op bbl niveau 2 kan verschillende oorzaken hebben. Een reden kan zijn dat niet-westerse allochtonen vaker studies kiezen waarin het aantal leerwerkplaatsen sneller is gedaald. Om hierover meer duidelijkheid te krijgen, is in tabel 1.12 de daling per sector weergegeven voor autochtonen en niet-westerse allochtonen. Tabel 1.12 Ontwikkeling aantal instromers bbl niveau 2 naar sector en etniciteit voor 2006/2014 (percentage) Sector Autochtonen Niet-westerse allochtonen Totaal Economie & Handel -62,0-65,9-62,7 Techniek -55,1-66,8-56,5 Zorg & Welzijn -59,3-69,8-60,8 Groen -56,6-45,8-54,3 Totaal -57,7-66,5-58,9 Bron: BRON-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo. 49 Uit tabel 1.12 blijkt dat het aantal bbl ers van niet-westerse afkomst sneller daalt dan het aantal autochtone bbl ers: 66,5% ten opzichte van 57,7%. Dit is terug te zien in alle sectoren, behalve in de sector Groen. Daarin is het aantal allochtone studenten overigens laag, zie bijlage A, tabel BA.4. Dat maakt dat de reden voor de daling van het aandeel niet-westerse allochtonen in de bbl niet met studiekeuze verklaard kan worden. Er kunnen nog andere oorzaken bestaan voor deze daling. Het kan zijn dat niet-westerse allochtone studenten in een krappe arbeidsmarkt meer problemen ervaren in het vinden van een bbl-plaats (door discriminatie). Een mogelijk gevolg daarvan zou kunnen zijn dat er een stroom plaatsvindt van niet-westerse allochtone studenten van bbl naar bol. Deze stroom is in de huidige cijfers niet waar te nemen. Ook is het mogelijk dat de voorkeur voor meer algemene opleidingen gericht op doorleren op een hoger niveau zich sneller voltrekt bij nietwesterse allochtonen dan bij autochtonen (emancipatie). Cijfers over de samenstelling van de leerlingenpopulatie in het vmbo bl geven geen aanleiding om aan te nemen dat dat het geval is, aangezien het

52 aandeel allochtone leerlingen daar toeneemt, zie tabel 2.5. Nader onderzoek naar ervaringen en (veranderde) keuzeprocessen bij allochtone studenten zou hier meer licht op kunnen werpen Woonomgeving Een ander kenmerk dat mogelijk verband houdt met leerprestaties, is de woonomgeving van de mbo er. Woonomgeving geldt hier als proxy voor gezinskenmerken die gelden als risicokenmerken, zoals beperkte financiële middelen en een laag opleidingsniveau van de ouders. Onderzocht is of er sprake is van een ontwikkeling in het aandeel studenten dat uit één van de veertig armoedeprobleemcumulatiegebieden komt. 50 In tabel 1.13 is de ontwikkeling van deze verdeling gepresenteerd voor de verschillende mbo-niveaus en leerwegen. Tabel 1.13 Ontwikkeling studenten wonend in APC-gebieden per niveau voor (percentage) 06/ 07 07/ 08 08/ 09 09/ 10 10/ 11 11/ 12 12/ 13 13/ 14 14/ 15 Niv. 1 Bol 17,2 16,6 15,9 16,4 15,0 14,1 12,4 14,7 13,5 Bbl 6,0 5,6 6,5 6,3 5,9 6,0 6,9 6,5 7,4 Niv. 2 Bol 10,5 10,0 9,5 9,8 9,7 9,0 9,2 8,4 8,3 Bbl 4,2 5,3 5,0 4,8 4,9 4,7 4,7 4,2 4,0 Niv.3/4 Bol 5,2 5,4 4,9 5,0 4,9 4,8 4,6 4,6 4,1 Bbl 4,3 4,6 4,4 4,6 4,2 4,2 3,9 3,6 3,7 Bron: BRON-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo. Uit de tabel blijkt onder meer het volgende: De woonomgeving hangt duidelijk samen met de opleiding van de student. Op de lagere niveaus wonen studenten vaker in APCgebieden. Ook zijn er verschillen tussen bol- en bbl-leerwegen zichtbaar. Voor alle niveaus geldt dat de studenten die bbl volgen minder vaak in APCgebieden wonen.

53 Op niveau 2 bol neemt het aandeel studenten in APC-gebieden af, deze daling heeft zich vooral na 2010/2011 voortgedaan. Op niveau 3/4 bol is eveneens een daling zichtbaar. Het beeld voor niveau 1 is minder eenduidig. Verder is gekeken naar verschillen tussen de vier sectoren. Hierbij valt op dat studenten uit de sectoren Techniek en Groen minder vaak in een APC-gebied wonen dan studenten uit de sectoren Zorg & Welzijn en Economie & Handel. Dit kan ermee te maken hebben dat de APCgebieden veelal in grote steden liggen, waar studenten minder vaak kiezen voor opleidingen in de sectoren Techniek en Groen Samenvattend In deze paragraaf beschrijven we kort de belangrijkste kenmerken van instromers op niveau 2 en van de ontwikkelingen hierin. De niet-gediplomeerde instroom neemt af. Op alle niveaus is er een toename van het aandeel instromers dat leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) heeft gehad, met name in bol-opleidingen. Op niveau 2 is deze toename relatief het grootst. De toename geldt voor alle sectoren. Het aandeel instromers dat op het vmbo in de bovenbouw is blijven zitten, neemt sterk toe. Dat geldt voor alle mbo-niveaus en leerwegen. De leeftijd van instromers in bol 2-opleidingen is stabiel. Bij de bblopleidingen op niveau 2 doen zich sterke schommelingen voor die samenhangen met de deelname van volwassenen. Wat betreft geslacht valt op dat niveau 2-opleidingen vaker bevolkt worden door mannen dan door vrouwen. Dit heeft te maken met het grote aantal technische opleidingen op niveau 2, die traditioneel veel meer bevolkt worden door mannen. Het grote aandeel mannen in de bbl heeft hier ook mee te maken: van de bbl-opleidingen op niveau zijn er relatief veel technisch. In de bbl op niveau 2 in zijn geheel zijn 3 van de 4 studenten man. In de bol-opleidingen neemt het percentage mannen toe, van de helft in 2006 naar 60% in Dit is gerelateerd aan de algehele daling in de bbl. Om verschillende redenen wordt relatief meer voor bol gekozen. Vanwege het grote aandeel aan jongens 51

54 52 in de bbl op niveau 2, zorgt dit voor een toestroom van mannen in de bol-opleidingen. Verschillen in etniciteit doen zich vooral voor tussen de leerwegen. Niet-westerse allochtonen doen zowel relatief als absoluut vaker een bol-opleiding dan een bbl-opleiding. De daling van bbl ers is onder niet-westerse allochtonen groter dan onder autochtonen. Het aandeel studenten op niveau 2 en 3/4 dat in APC-gebieden woont, neemt af. Vmbo bl is voor niveau 2 instroom de belangrijkste vooropleiding. Dat geldt zeker voor de bol-opleidingen: het fluctueert tussen 56% en 62%. De instroom vanuit zowel het lagere pro/vso van 0,6% in 2006 naar 7,7% in 2014 als vanuit het hogere vmbo kl neemt toe. Dit kan deels verklaard worden door de daling die zich voordoet in het aandeel instromers uit de categorie onbekend/overig: van steeds meer instromers is bekend welke vooropleiding zij hebben. 1.4 Conclusies Het doel van dit hoofdstuk was om de typische kenmerken van de samenstelling van de instroom op mbo niveau 2 in kaart te brengen en daarbij te kijken naar eventuele veranderingen in deze samenstelling. Achterliggende vraag daarbij is of kansarmere studenten zich concentreren in de opleidingen op niveau 2. Hiertoe is de instroompopulatie onderzocht op kenmerken die correleren met studiesucces. De volgende kenmerken van de instroom zijn onderzocht: vooropleiding, gemiddeld eindcijfer, gemiddelde leeftijd van instromen, geslacht, etniciteit en de woonomgeving. De belangrijkste conclusie is dat de niveau 2-populatie wel op een aantal kenmerken afwijkt van de instromers op de andere niveaus, maar dat zich hierin op de meeste kenmerken weinig tot geen verandering heeft voorgedaan in de periode Een uitzondering hierop is onder meer vooropleiding. Verder valt op dat de veranderingen die zich voordoen, niet altijd een toename betreffen van het aandeel studenten met kenmerken die geassocieerd worden met minder studiesucces. Daar waar scholen ervaren dat op niveau 2 sprake is van een concentratie van

55 moeilijker lerende, of kansarmere studenten, kan dat te maken hebben met de volgende factoren: De stijgende instroom vanuit pro/vso. De daling in de bbl en daarmee de stijging van studenten in de bol voor wie de bbl waarschijnlijk beter past. De daling van het aantal gediplomeerden uit het vmbo (vooral bl) in niveau 1-opleidingen. Waarschijnlijk kiezen studenten vaker voor niveau 2 terwijl zij liever niveau 1 hadden gedaan. Aantallen Voordat we ingaan op de verschillende kenmerken, is het van belang om enkele algemene ontwikkelingen te schetsen. De belangrijkste ontwikkeling is dat het absolute aantal instromers is teruggelopen. De totale instroom in het mbo is voor de periode afgenomen met 19,7%. Deze afname heeft zich vooral voorgedaan op niveau 1 (43,7%) en 2 (37,2%). De afname op niveau 3 en 4 is relatief beperkt: 4,5%. Wanneer de leerweg in beschouwing wordt genomen, blijkt dat de daling in het aantal scholieren met name voorkomt bij de beroepsbegeleidende leerweg (bbl): voor mbo 2 een daling van 59% ten opzichte van 20% daling bij beroepsopleidende leerweg (bol). Veel van de veranderingen betreffen een relatieve groei of afname: doordat het aantal studenten met een bepaald kenmerk gelijk blijft of lichter daalt dan gemiddeld, neemt hun aandeel in de populatie toe. 53 Vooropleiding Een belangrijke ontwikkeling die het interpreteren van de cijfers bemoeilijkt, is dat het aandeel studenten van wie de vooropleiding onbekend is, afneemt. Dit geldt voor beide leerwegen, maar in de bbl sterker. Het gaat vaak om oudere studenten van wie de vooropleiding niet in de bestanden geregistreerd is. Wel kunnen de volgende conclusies getrokken worden. Er stromen steeds meer studenten in niveau 2-opleidingen vanuit voortgezet speciaal onderwijs (vso) en praktijkonderwijs (pro). Hun aandeel is gestegen van 0,6% naar 7,7%. De stijging in het aantal instromers vanuit vso of pro is ook zichtbaar voor mbo niveau 1 en in vele kleinere mate voor mbo niveau 3/4.

56 Voor het gemiddelde eindcijfer in het voortgezet onderwijs zijn geen duidelijke trends zichtbaar. Het aandeel studenten dat vanuit het vmbo instroomt in het mbo en leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) heeft gekregen, is gegroeid. Dit geldt op niveau 2 met name voor de bol en in mindere mate voor de bbl. Het aandeel instromers op niveau 2 dat op het vmbo is blijven zitten, neemt toe. Echter, dezelfde ontwikkeling is waarneembaar voor instromers op niveau 3/4. In het algemeen neemt het doubleren in het voortgezet onderwijs toe. Persoonskenmerken 54 Leeftijd Er is een duidelijk verschil in de gemiddelde leeftijd van instromers naar leerweg. In bol-opleidingen is de instroomleeftijd stabiel tot licht dalend. Er zijn geen fluctuaties. In de bbl is dat anders. Ten eerste is gemiddelde instroomleeftijd daar hoger. Ten tweede stijgt de gemiddelde leeftijd tot ongeveer 2012/2013 sterk, waarna er voor de meeste sectoren weer een daling plaatsvindt. Dit heeft te maken met fluctuaties in het aantal volwassen, werkende studenten. Geslacht De verhouding man/vrouw is voor mbo 2-instromers stabiel met zo n 60% mannen. Er is in de bol wel sprake van een lichte toename van het aandeel mannen, terwijl de bbl min of meer stabiel is. Dit kan te maken hebben met de daling in de onder jongens populaire bbl-opleidingen op niveau 2. Zij kiezen nu vaker bol. Voor niveau 1 geldt dat het aandeel mannen is afgenomen. Etniciteit De etnische samenstelling van de groep instromers in mbo 2 is redelijk stabiel, er zijn geen duidelijke trends zichtbaar. Wel valt op dat de daling van het aantal studenten in de bbl groter is onder niet-westerse allochtonen dan voor autochtonen en westerse allochtonen. Verder is er

57 op niveau 1 wel sprake van een stijging van het aandeel niet-westerse allochtonen: van 36 naar 45% sinds Woonomgeving Instromers in mbo 2 wonen vaker in armoedeprobleemcumulatiegebieden dan mbo 3/4-instromers. Voor beide niveaus is het aandeel studenten afgenomen. De afname is groter bij niveau 2 dan 3/4, waarmee het onderlinge verschil kleiner is geworden. 55

58 56

59 Het toeleverend onderwijs: vmbo en mbo-niveau Inleiding Om veranderingen in de instroom in het middelbaar beroepsonderwijs te kunnen verklaren, is het belangrijk om ook te kijken naar de toevoer uit de vooropleidingen. 23 In paragraaf is al de vooropleiding van instromers in mbo niveau 2 opleidingen bekeken. Hieruit is onder meer gebleken dat van degenen die zich voor het eerst inschrijven in het mbo, het merendeel vmbo als vooropleiding heeft en dat in absolute aantallen de instroom vanuit het vmbo afneemt. De mbo docent kan in zijn klas van eerstejaars studenten aan een opleiding echter ook nog andere studenten tegenkomen, namelijk de diverse groep van studenten die al eerder in het mbo stond ingeschreven. Dit kunnen studenten zijn die zijn doorgestroomd vanuit niveau 1, zijn geswitcht of zijn afgestroomd vanuit een hoger niveau. Omdat de focus in dit onderzoek ligt op die studenten waarvan het aannemelijk is dat zij meer moeite hebben met de opleiding, wordt ook aandacht besteed aan degenen die doorstromen vanuit niveau In dit hoofdstuk onderzoeken we in paragraaf 2.2 ten eerste of de veranderingen in de stroom in het mbo te maken hebben met andere keuzes van de vmbo ers, door in te gaan op de uitstroom uit het voortgezet onderwijs. Achtereenvolgens komt aan de orde: de omvang van de uitstroom naar opleidingsniveau en sector; de ontwikkeling van leerwegondersteunend onderwijs (lwoo); de leerlingenkenmerken eindcijfer, geslacht, etniciteit en woonomgeving. 23 Uit tabel 1.3. blijkt dat 55 à 60% van alle instromers die zich voor het eerst inschrijven in een mbo opleiding op niveau 2, de vooropleiding vmbo is. Het gros daarvan (driekwart) heeft de beroepsgerichte leerweg (bl) als vooropleiding. In 2014/2015 is de instroom vanuit het vmbo bl nog hoger (ruim 50%), waarschijnlijk vanwege een daling van het aantal instromers met een onbekende vooropleiding. Van de instromers vanuit vso/pro de laatste jaren gemiddeld studenten of instromers waarvan de vooropleiding onbekend is in ruim 5.000, hebben we geen verdere gegevens. 24 In het laatst gemeten jaar 2012 ging het om ruim studenten.

60 Er worden cijfers gepresenteerd over het hele vmbo, maar we besteden in de beschrijvingen vooral aandacht aan de belangrijkste toeleverancier voor niveau 2-opleidingen, namelijk de basisberoepsgerichte leerweg (bl). Vervolgens presenteren we in paragraaf 2.3 gegevens over de instroom op niveau 1 en de doorstroom daarvan naar niveau 2. In paragraaf 2.4 volgen de conclusies over de ontwikkelingen in deze twee delen van het toeleverend onderwijs voor mbo-niveau Uitstroom vmbo 58 Voor de uitstroom uit het vmbo zijn acht categorieën onderscheiden, die zijn gebaseerd op het al dan niet gediplomeerd uitstromen en daarbinnen het niveau (leerweg). Tabel 2.1 Uitstroom vmbo voor periode (absoluut) 05/ 06 06/ 07 07/ 08 08/ 09 09/ 10 10/ 11 11/ 12 12/ 13 13/ 14 Geen dipl. Jr 3 bl kl Geen dipl. Jr 3 gl tl Geen dipl. Jr 4 bl kl Geen dipl. Jr 4 gl tl Dipl. bl Dipl. kl Dipl. gl Dipl. tl Geen dipl Dipl Totaal Bron: BRON-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo.

61 Het aantal uitstromers uit de gehele bovenbouw vmbo (klas 3 en 4) is in de periode van tot gedaald met 7,7%. Het aantal niet-gediplomeerde uitstromers neemt sneller af dan het aantal gediplomeerde uitstromers 33,9% ten opzichte van 4,6%. In 2005/2006 was de niet-gediplomeerde uitstroom nog 10,5% van het totaal, in 2013/2014 ging het om 7,6%. De grootste groep instromers voor mbo niveau 2, de vmbo bl ers, is vanaf het eerst gemeten cohort, 2005/2006, elk jaar kleiner geworden. Het cohort 2013/2014 is qua omvang 70% ten opzichte van het cohort 2005/2006. Hierin wijkt vmbo bl af van de andere leerwegen. De kaderberoepsgerichte leerweg daalt ook maar minder snel, namelijk met 4,8%. Voor de gl- en tl-uitstromers geldt juist dat deze groepen in omvang zijn toegenomen, met stijgingen van respectievelijk 7,1 en 10,7%. In 2005/2005 vormden de bl ers nog 27% van de gediplomeerde uitstroom, in 2013/2014 was dit nog 20%. 59 Kortom, relatief steeds meer leerlingen stromen uit met een diploma van de hogere vmbo-niveaus (gl en tl). Het aandeel van de hogere niveaus in de gediplomeerde uitstroom is gegroeid, met name bij de tl gediplomeerden: van 40,5 naar 47,1% van de gediplomeerde uitstroom. Zie ook bijlage B tabel BB.1 voor de gepercenteerde uitstroomcijfers Uitstroom voor vmbo naar sector In de volgende tabellen zijn de gediplomeerden uitgesplitst naar sector. Zie bijlage B, tabel BB.2 voor niet-gediplomeerden. Voor vmbo tl is er geen uitsplitsing naar sectoren.

62 Tabel 2.2 Aantal uitstromers naar sector voor vmbo bl, kl en gl met diploma voor (absoluut) 05/ 06 06/ 07 07/ 08 08/ 09 09/ 10 10/ 11 11/ 12 12/ 13 13/ 14 Dipl. bl Economie Techniek Z & W Groen Intersectoraal Totaal Dipl. kl Economie Techniek Z & W Groen Intersectoraal Totaal Dipl. gl Economie Techniek Z & W Groen Intersectoraal Totaal Bron: BRON-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo. Op alle niveaus is te zien dat het intersectorale vmbo aan belang wint ten koste van het vmbo gericht op een specifieke sector. In de basisberoepsgerichte leerweg is de uitstroom in het intersectorale vmbo toegenomen van 0 vanaf 2006/2007 naar leerlingen in 2013/2014 (17% van het totaal). Het aantal leerlingen in vmbo bl neemt met ongeveer 30% af, maar voor Economie, Zorg & Welzijn en Techniek is het meer, namelijk 40 tot 45%. Dit komt dus voor een deel door een verschuiving naar intersectoraal. Groen is een uitzondering: daar neemt het aandeel leerlingen in de totaal uitstroom licht toe: van 14 naar 15%.

63 2.2.2 Kenmerken vooropleiding en persoonskenmerken In deze paragraaf kijken we hoe de uitstroom binnen het vmbo verdeeld is naar enkele kenmerken van de vooropleiding lwoo, eindcijfer, doubleren en de volgende leerlingkenmerken: leeftijd, geslacht, etniciteit en de woonomgeving. Leerwegondersteunend onderwijs In fi guur 2.1 is de ontwikkeling van het aandeel van leerlingen die leerwegondersteunend onderwijs volgen weergegeven. 25 Figuur 2.1 Aandeel leerlingen met lwoo per uitstroomcategorie voor (%) / 06 06/ 07 07/ 08 08/ 09 09/ 10 10/ 11 11/ 12 12/ 13 13/ 14 Jaar 3, bl kl Jaar 3, gl tl Jaar 4, bl kl, geen dipl. Jaar 4, gl tl, geen dipl. Dipl. Bl Dipl. Kl 61 Dipl. Gl Dipl. Tl Bron: BRON bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo. Onder de uitstromers in het vmbo zijn er steeds meer leerlingen die lwoo hebben gehad. Onder de uitstromers is het totaal aantal leerlingen met lwoo gestegen van naar , terwijl het totaal aantal uitstromers uit het vmbo is gedaald met 7,7%. 25 Zie ook bijlage B, tabel BB.3.

64 Voor de uitstromers uit vmbo bl geldt dat het aandeel leerlingen dat leerwegondersteunend onderwijs heeft genoten, is gestegen van 45,6% voor het cohort 2005/2006 naar 61,7% voor 2013/2014. De toename van het aandeel lwoo leerlingen geldt ook voor alle andere categorieën uitstromers. Deze verandering heeft zich in sterkere mate ingezet bij de lagere vmbo niveaus. Uitgesplitst naar sector valt op dat binnen de bl bij de sectoren Economie en Techniek leerwegondersteunend onderwijs iets minder voorkomt beide 57,7% dan bij de sectoren Zorg & Welzijn en Groen respectievelijk 65,0 en 68,8% voor het uitstroomcohort van 2013/ Gemiddeld eindcijfer Het gemiddelde eindcijfer, oftewel het gemiddelde diplomacijfer, van gediplomeerde vmbo ers is weergegeven in fi guur 2.2. Figuur 2.2 Gemiddelde eindcijfer vmbo per uitstroomniveau voor ,7 6,65 6,6 6,55 6,5 6,45 6,4 6,35 6,3 05/ 06 06/ 07 07/ 08 08/ 09 09/ 10 10/ 11 11/ 12 12/ 13 13/ 14 vmbo bl vmbo kl vmbo gl vmbo tl Bron: BRON bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo.

65 Het gemiddelde eindcijfer voor vmbo-uitstromers kent tot 2010/2011 een dalende trend, daarna is er weer sprake van een stijging. Het gaat om beperkte fluctuaties binnen een marge van 0,2 punt. Uit een aanvullende analyse blijkt dat er binnen de sectoren nauwelijks verschillen zijn. Doubleren Tabel 2.3 toont het percentage doubleurs voor het totaal aantal gediplomeerde vmbo-uitstromers, uitgesplitst naar leerweg. 26 Tabel 2.3 Percentage doubleurs voor gediplomeerde uitstromers voor / 06 06/ 07 07/ 08 08/ 09 09/ 10 10/ 11 11/ 12 12/ 13 13/ 14 Diploma bl 3,6 3,6 3,8 3,9 3,8 4,8 5,4 5,7 6,2 Diploma kl 5,2 5,1 6,0 5,6 6,7 6,7 7,4 8,5 9,7 Diploma gl 7,0 6,0 5,9 5,7 5,7 7,3 7,1 9,8 10,2 Diploma tl 8,5 8,5 9,3 8,9 8,8 9,6 10,8 12,0 12,0 63 Totaal gediplomeerde uitstromers 6,2 6,1 6,8 6,6 6,9 7,6 8,4 9,5 10,0 Bron: BRON-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking Ecbo. Het doubleren in het vmbo neemt toe. Voor de gediplomeerde uitstromers in zijn geheel is een toename in het aantal doubleurs te zien, namelijk van 6,2 naar 10,0%. De toename vindt plaats in alle leerwegen. Ook in het vmbo bl is het aandeel doubleurs onder gediplomeerden toegenomen, van 3,6 naar 6,2%. Het aandeel doubleurs is echter wel beduidend lager dan in de andere leerwegen in het vmbo. Leeftijd en geslacht In tabel 2.4 staan de gemiddelde leeftijd en het aandeel jongens gepresenteerd voor de gediplomeerden uit de vier vmbo-niveaus in de gehele periode Leerlingen die tweemaal in hetzelfde leerjaar zitten waarvan het tweede jaar in een hogere leerweg, worden niet beschouwd als doubleur. Leerlingen die in een opvolgend jaar in hetzelfde leerjaar en in een lagere leerweg zitten, worden hier wel als doubleur beschouwd.

66 Tabel 2.4 Gemiddelde leeftijd en gemiddeld aandeel jongens naar uitstroomniveau voor Gemiddelde leeftijd 2005 Gemiddelde leeftijd 2013 Aandeel jongens Diploma bl 15,58 15,64 56,1% Diploma kl 15,43 15,51 51,6% Diploma gl 15,31 15,33 47,1% Diploma tl 15,35 15,40 50,3% Bron: BRON-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo. 64 Door de toename van het aandeel doubleurs, wordt ook een stijging van de gemiddelde leeftijd verwacht. Deze stijging is inderdaad op alle niveaus waarneembaar, maar is wel beperkt. Het gaat om een stijging van twee à drie weken van de gemiddelde leeftijd. Op de lagere vmbo-niveaus is de gemiddelde leeftijd van de uitstroom net wat hoger dan op de hogere niveaus. Bl-uitstromers zijn wat ouder dan uitstromers uit gl en tl: zo n 15,6 ten opzichte van 15,3/15,4 jaar. Een aanvullende analyse laat zien dat er verschillen zijn tussen sectoren. Uitstromers uit de sectoren Economie en Techniek zijn in de eerste cohorten gemiddeld iets ouder dan in de sectoren Zorg & Welzijn en Groen, maar dit verschil is vrijwel verdwenen in het cohort 2013/2014. Wat betreft geslacht, kan de volgende conclusie getrokken worden. In vmbo bl zijn er gemiddeld meer jongens (56%) dan meisjes. Deze verhouding is stabiel. Bij kl en tl zijn de verhoudingen meer gelijk, terwijl er bij gl iets meer meisjes zijn. Aangezien zich in de verhoudingen tussen het aandeel jongens en meisjes geen ontwikkelingen voordoen, is alleen het gemiddelde voor de gehele periode weergegeven. Een aanvullende analyse voor vmbo bl laat zien dat zich grote verschillen voordoen tussen de sectoren. Binnen het vmbo bl is bij Techniek zo n 98% jongen, terwijl bij Zorg & Welzijn 88% van de leerlingen meisjes zijn. In de sector Groen is de verdeling naar geslacht meer gelijk, met zo n 51% jongens. Bij Economie is het aandeel

67 jongens 61%. Ook hierin doen zich geen veranderingen voor tussen de jaren. Etniciteit De verdeling naar etniciteit is in tabel 2.5 eveneens naar de verschillende vmbo-niveaus uitgesplitst. Tabel 2.5 Verhoudingen etniciteit naar uitstroomniveau (met diploma) voor / 06 06/ 07 07/ 08 08/ 09 09/ 10 10/ 11 11/ 12 12/ 13 13/ 14 Bl Aut. 73,0 72,6 72,4 72,6 72,2 71,5 71,7 69,4 68,7 W. All. 5,4 5,4 5,0 5,2 5,1 5,2 5,2 5,6 5,4 Nw. All. 21,6 22,0 22,6 22,2 22,6 23,2 23,1 25,1 25,9 Kl Aut. 79,7 78,6 77,7 77,6 77,5 77,6 76,8 76,3 75,7 W. All. 5,0 4,9 5,1 5,0 5,2 4,8 5,3 5,3 5,3 Nw. All. 15,3 16,5 17,2 17,4 17,3 17,6 17,9 18,4 19,1 Gl Aut. 87,7 87,1 87,4 87,5 88,4 87,6 89,1 88,0 86,8 65 W. All. 4,2 4,4 4,3 4,4 4,2 4,0 4,2 4,1 3,9 Nw. All. 8,1 8,4 8,3 8,2 7,3 8,4 6,7 7,9 9,3 Tl Aut. 80,5 80,3 80,1 80,0 79,5 79,1 79,4 78,9 78,9 W. All. 5,9 5,9 5,7 5,7 5,8 5,9 5,9 5,9 5,6 Nw. All. 13,5 13,8 14,2 14,3 14,7 14,9 14,7 15,2 15,5 Totaal Aut. 78,7 78,3 78,0 78,1 77,9 77,7 77,7 76,9 76,5 W. All. 5,5 5,4 5,3 5,3 5,4 5,4 5,5 5,6 5,4 Nw. All. 15,9 16,3 16,7 16,6 16,7 17,0 16,8 17,6 18,1 Bron: BRON-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo. Het aandeel niet-westerse allochtone leerlingen op het vmbo neemt op alle niveaus toe. In vmbo bl is het aandeel niet-westerse allochtone leerlingen het hoogst. Hun aandeel stijgt van 21,6 naar 25,9%. De toename van het aandeel niet-westerse allochtone leerlingen is in de bl en kl sterker dan in de gl en tl. Uitgesplitst naar sector zijn er duidelijke verschillen te zien wat betreft de verdeling naar etniciteit voor de groep bl-uitstromers. In de sector Economie is het aandeel niet-westerse allochtone leerlingen het hoogst

68 met zo n 43%. Bij Zorg & Welzijn en Techniek is het aandeel nietwesterse allochtonen respectievelijk zo n 23 en 16%. In de sector Groen is gemiddeld zo n 4% van de leerlingen van niet-westerse afkomst. De toename van het aandeel niet-westerse allochtonen vindt plaats in de sectoren Zorg & Welzijn en in iets mindere mate Groen. Het aandeel niet-westerse allochtonen binnen de sectoren Economie en Techniek is vrij stabiel. Woonomgeving Om een indruk te krijgen van de sociaaleconomische achtergrond van de leerlingen, is gekeken naar of een student uit één van de veertig armoedeprobleemcumulatiegebieden (APC-gebied) komt. Deze gegevens staan gepresenteerd in tabel 2.6 voor de vier vmbo-niveaus. 66 Tabel 2.6 Ontwikkeling leerlingen wonend in APC-gebieden naar uitstroomniveau voor vmbo gediplomeerden (percentage) voor / 06 06/ 07 07/ 08 08/ 09 09/ 10 10/ 11 11/ 12 12/ 13 13/ 14 Bl 6,7 6,6 6,9 6,6 6,6 6,3 6,4 7,1 6,8 Kl 4,8 5,0 5,2 5,0 4,7 4,7 4,4 4,5 4,9 Gl 2,4 2,7 3,1 2,8 2,2 2,7 2,3 2,8 3,1 Tl 3,6 3,7 3,7 3,5 3,7 3,5 3,5 3,6 3,8 Totaal (incl. ongedipl.) 5,3 5,5 5,5 5,2 5,1 5,0 4,9 5,1 5,2 Bron: BRON-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo. In tabel 2.6 valt op dat leerlingen uit hogere vmbo-niveaus minder vaak in APC-gebieden wonen. Leerlingen die uitstromen uit de bl wonen het vaakst in een APC-gebied. Het aandeel vmbo-uitstromers dat in een APC-gebied woont, is redelijk constant. Een aanvullende analyse van de cijfers specifiek voor het vmbo bl laat zien dat, evenals in het mbo, in de sectoren Groen en Techniek het aandeel leerlingen in APC-gebieden lager is dan bij Economie en Zorg & Welzijn. Gemiddeld voor : Economie ruim 10%; zo n 7% bij Zorg & Welzijn, Techniek zo n 5% en Groen ruim 3%. Dit valt deels te verklaren uit het feit dat in de grote steden, waar de meeste APC-

69 gebieden liggen, het aantal leerlingen dat Techniek of Groen kiest lager is. Samenvattend De belangrijkste verandering in het vmbo is de daling van het aantal leerlingen in de beroepsgerichte leerweg (bl) die zich in alle sectoren voordoet, behalve in de Groenopleidingen en in de intersectorale opleidingen. De verhouding tussen de meeste leerlingkenmerken blijft ongeveer gelijk, met als uitzondering het aandeel niet-westerse allochtone leerlingen en het aandeel leerlingen met leerwegondersteunend onderwijs (lwoo). Uit onderzoek van Westerhuis, Baay en Neuvel blijkt dat ook. Zij stellen tevens dat door de dalende deelname aan de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo de samenstelling van de leerlingpopulatie die instroomt op niveau 2 eenzijdiger is. Zij wijzen erop dat er een relatie is tussen de kenmerken waarop zich wel veranderingen voordoen en de leercapaciteiten of leervaardigheden van de populatie Instroom naar niveau 1 en doorstroom van niveau 1 naar 2 In de vorige paragrafen keken we naar studenten die direct in het eerste jaar in mbo 2 zijn ingestroomd. In deze paragraaf maken we een uitstapje naar niveau 1. We brengen de instroom op niveau 1 en de doorstroom van niveau 1 naar niveau 2 in kaart. In deze paragraaf maken we steeds onderscheid tussen opleidingen tot arbeidsmarktgekwalificeerd assistent (AKA), opleidingen tot beroepskwalificerend assistent (BKA) en entreeopleidingen. BKAopleidingen zijn duidelijk te relateren aan sectoren, AKA-opleidingen zijn over het algemeen intersectoraal. Entreeopleidingen zijn (gedeeltelijk) geïntroduceerd in schooljaar 2014/2015 en zijn bedoeld voor jongeren zonder een diploma van een vooropleiding. Deze opleidingen bereiden jongeren voor op de arbeidsmarkt of op doorstroming naar een mbo 2-opleiding. 27 Westerhuis, A., Baay, P. & Neuvel, J. (nog te verschijnen). De daling van de deelname aan de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo; passend in een internationale trend? s Hertogenbosch: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.

70 2.3.1 Omvang van de instroom In tabel 2.7 is de totale instroom voor niveau 1 te zien voor de periode 2006/2014, tevens uitgesplitst naar het type opleiding en leerweg. Tabel 2.7 Ontwikkeling instroom mbo 1 naar leerweg voor (absoluut) 06/ 07 07/ 08 08/ 09 09/ 10 10/ 11 11/ 12 12/ 13 13/ 14 14/ 15 AKA Bol Bbl Extran Totaal AKA BKA Bol Bbl Extran Totaal BKA Entree Bol Bbl 327 Extran. 12 Totaal entree Tot. instroom Tot. ingeschreven studenten Bron: BRON-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo. Het aantal studenten dat instroomt op niveau 1 is gedaald van studenten in 2006 naar studenten in Deze daling is ingetreden in 2013, tot en met 2012 was het aantal instromers vrij constant. De daling vindt plaats in de BKA-opleidingen. In AKA-opleidingen is aanvankelijk sprake van groei. In het laatste jaar is er sprake van een forse daling door de start van de entreeopleidingen. Binnen deze drie typen opleidingen zijn er ook verschillen tussen de leerwegen te zien, zoals gepresenteerd in tabel 2.7.

71 Voor AKA-opleidingen valt op dat voor de bbl het aantal studenten is gestegen in de periode met als piek 2011 van 1026 naar 3199 studenten. Voor het cohort 2014/2015 geldt echter dat het aantal instromers vrijwel op het niveau van 2006/2007 ligt. Voor BKA-opleidingen valt op dat de daling van de bbl pas is ingezet na Instromers in de entreeopleidingen volgen vaker een bol-opleiding. Het aandeel bbl ers binnen de entreeopleidingen is in 2010 kleiner (14%) dan voor de AKA en BKA-opleidingen: respectievelijk 27 en 34%. In tabel 2.8 is de het aantal instromers binnen sectoren weergegeven voor BKA- en entreeopleidingen. 28 Tabel 2.8 Ontwikkeling instroom mbo 1 naar sector voor (absoluut) 06/ 07 07/ 08 08/ 09 09/ 10 10/ 11 11/ 12 12/ 13 13/ 14 14/ 15 BKA E&H Te Z&W Gr Combi Entree E&H 673 Te 491 Z&W Gr 100 Bron: BRON-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo. De totale afname voor instromers in BKA-opleidingen is niet gelijk verdeeld over de sectoren. De afname tot en met is in de sector Economie & Handel zowel absoluut als relatief het grootst. 28 Voor AKA-opleidingen wordt geen onderscheid gemaakt naar sectoren.

72 2.3.2 Duur verblijf In tabel 2.9 is de verblijfsduur in niveau 1-opleidingen weergegeven. 29 Tabel 2.9 Ontwikkeling duur verblijf in mbo 1 naar leerweg en type opleiding voor (absoluut en indexcijfers, waarbij 2006= 100) 06/ 07 07/ 08 08/ 09 09/ 10 10/ 11 11/ 12 12/ 13 Bol 1 jr abs index jr abs index jr of meer abs index Bbl 1 jr abs index jr abs index jr of meer abs index Bron: BRON-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo. Uit tabel 2.9 blijkt dat de afname van het aantal studenten dat twee of drie jaar staat ingeschreven sneller gaat dan de afname van het aantal studenten dat een jaar staat ingeschreven (N.B. er is geen selectie gemaakt op het behalen van een diploma). 30 Hieruit kan geconcludeerd worden dat de gemiddelde inschrijfduur korter is geworden Vooropleiding In tabel 2.10 zijn de instromers in niveau 1-opleidingen ingedeeld naar vooropleiding. Voor het cohort waren op het moment van de analyse nog geen diplomagegevens beschikbaar, waardoor de groepen 29 Er is gekeken naar de duur van het verblijf op niveau 1, niet of er ook een diploma is behaald /2014 en 2014/2015 zijn niet gepresenteerd omdat leerlingen nog niet langer dan twee of langer dan één jaar op niveau 1 hebben kunnen verblijven.

73 vmbo-gediplomeerden vele malen kleiner zijn voor het cohort 2014/2015 in vergelijking tot eerdere cohorten. Tabel 2.10 Vooropleiding instroom mbo niveau 1 voor 2006/ /2015 (percentages) 06/ 07 07/ 08 08/ 09 09/ 10 10/ 11 11/ 12 12/ 13 13/ 14 14/ 15 Niv.1 Pro/vso 5,0 6,0 13,5 16,4 16,5 19,0 18,5 22,1 31,8 Vo 1, 2/vmbo 3 19,8 20,4 20,7 15,5 14,2 17,3 18,9 22,3 27,3 Vmbo geen dipl. 7,2 7,9 7,9 7,1 6,7 7,6 8,1 9,1 13,4 Vmbo bl 6,1 4,9 4,2 3,5 3,2 3,1 2,4 2,5 0,7 Vmbo kl/gl/tl, havo/ vwo bb Vavo/hbo/educatie/ lcs 3,6 2,8 1,8 1,7 1,4 1 0,7 0,7 0,5 7,6 4,2 3,3 3,0 3,6 3,5 3,2 3,0 2,4 Overige/onbekend 50,6 53,8 48,5 52,8 54,4 48,5 48,1 40,3 24,0 Bron: BRON-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo. 71 De instroom in niveau 1 vanuit pro/vso stijgt sterk van 5% naar 31,8%, sterker dan bij niveau 2. Verder stijgt ook de instroom van ongediplomeerden. Dat zijn degenen die vanuit vo 1, 2 en vmbo leerjaar 3 instromen, plus zij die in de vierde klas van het vmbo geen diploma hebben gehaald. De instroom van gediplomeerde studenten uit vmbo, met name bl, neemt juist af. Met de start van de entreeopleidingen in 2014 is instroom van studenten die voldoen aan de instroomeisen voor minimaal een opleiding mbo 2 niet meer mogelijk. Tot slot is ook voor een groot deel van de mbo niveau 1-instromers onbekend wat de vooropleiding is: tot wel 54,4% voor cohort 2010/2011. Hierna neemt dit af tot 24% in Deze afname heeft waarschijnlijk te maken met registratie. Wanneer de cijfers worden uitgesplitst naar AKA en BKA en naar bol en bbl, blijkt dat in de bbl van zowel de AKA- als BKA-opleidingen het aandeel studenten met een onbekende vooropleiding heel groot is. AKA bbl: van 88% naar 68%; BKA bbl: van 74% naar 53%. In de bolvarianten van de AKA- en BKA-opleidingen is vo 1, 2/vmbo 3 de meest voorkomende vooropleiding: tussen de 23% en 38%.

74 2.3.4 Doorstroom naar niveau 2 In deze paragraaf presenteren we de cijfers over de doorstroom van niveau 1 studenten naar opleidingen op niveau 2. In fi guur 2.7 is de ontwikkeling van het aantal instromers op mbo niveau 1 weergegeven. Hierbij wordt aangegeven welk gedeelte van dat aantal later in hun onderwijscarrière doorstroomt naar mbo niveau 2. Zoals uit fi guur 2.3 blijkt, stromen steeds minder niveau 1 studenten door naar niveau 2. In 2006/2007 stroomde nog 41,7% van de scholieren door, voor het cohort 2012/2013 is dit gedaald naar 31,3%. In absolute aantallen gaat het om een daling van naar Figuur 2.3 Ontwikkeling instroom in mbo niveau 1 en doorstroom naar niveau 2 voor ,7% 33,0% 34,9% 33,4% 31,3% 41,3% 39,5% 58,3% 58,7% 60,5% 65,1% 67,0% 66,6% 68,7% '06/'07 '07/'08 '08/'09 '09/'10 '10/'11 '11/'12 '12/'13 Niet doorgestroomd Doorgestroomd Bron: BRON bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo. 31 De cohorten van 2013/2014 en 2014/2015 laten we buiten beschouwing omdat (een deel van) de leerlingen uit deze groep nog niet heeft kunnen doorstromen, of in het geval van 2013/2014 alleen het directe jaar na instroom. Studenten stromen namelijk ook drie of vier jaar na hun instromen op niveau 1 nog door naar niveau 2. Door de forse afname van het aantal mbo 1 instromers is het aannemelijk dat het aantal doorstromers van niveau 1 naar 2 verder zal afnemen.

75 In tabel 2.11 is het aandeel doorstromers naar niveau 2 weergegeven. 32 Aangezien de instromers in entreeopleidingen nog niet door hebben kunnen stromen, staan deze studenten niet in de tabel. Doorstroom wordt gezien als het volgen van een niveau 2-opleiding na te zijn ingestroomd in een niveau 1-opleiding. Hierbij is geen onderscheid gemaakt naar of een niveau 1-diploma behaald is. Tabel 2.11 Doorstroom naar niveau 2 per instroomcohort voor (percentage dat doorstroomt) 06/ 07 07/ 08 08/ 09 09/ 10 10/ 11 11/ 12 12/ 13 AKA Bol 51,1 56,6 54,6 52,5 52,0 52,7 52,4 Bbl 21,1 14,8 14,7 10,3 9,1 5,9 4,5 Extran. 36,4 42,5 47,7 49,1 35,4 38,8 40,1 BKA Bol 57,6 60,3 58,5 62,4 61,1 62,5 60,2 Bbl 32,1 32,7 31,8 23,9 23,7 22,2 12,7 Extran. 58,6 42,1 26,1 29,3 39,4 22,6 30,3 73 Bron: BRON-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo. Uit tabel 2.11 blijkt dat de doorstroom vanuit de bol hoger is dan vanuit de bbl. Voor de bol-leerweg geldt dat voor beide typen opleidingen meer dan de helft doorstroomt naar niveau 2 (tot en met 2012). Dit kan ermee te maken hebben dat bbl ers na afronding van de opleiding blijven werken op de plek waar ze als bbl er al werkzaam waren. Voor bol-studenten geldt dit niet. Van deze groep zal een groter deel kiezen voor een niveau 2-opleiding om hun arbeidsmarktkansen te vergroten. Het aandeel bbl-studenten dat doorstroomt, is niet alleen lager dan in de bol, ook neemt het aandeel bbl ers dat vanuit niveau 1 naar niveau 2 doorstroomt in de periode tot en met 2012 af, terwijl dit onder de boldeelnemers ongeveer gelijk blijft. Aanvullend is gekeken naar de vooropleiding van studenten die doorstromen van niveau 1 naar 2. Hieruit blijkt dat voor AKA en BKA geldt dat studenten die instromen vanuit vmbo bl gemiddeld het vaakst doorstromen naar niveau 2: ongeveer tweederde. De grootste groep instromers in niveau 1, namelijk degenen met een vooropleiding uit de categorie overig of onbekend, stroomt relatief weinig door naar niveau 32 Ook hier laten we de cohorten van 2013/2014 en 2014/2015 laten we buiten beschouwing. Zie voetnoot 34.

76 2: dalend van ongeveer 30% in 2006 tot minder dan 10% in Waarschijnlijk gaat het bij deze groep om volwassenen voor wie de opleiding een voorlopig eindstation is. Dat geldt niet voor de jongeren die via het vmbo zijn ingestroomd Samenvattend Het absolute aantal niveau 1-studenten neemt af vanaf Het betreft vooral het aantal studenten in de BKA (beroepskwalificerend assistent). Vanaf 2014/2015 vindt er ook een verschuiving plaats naar entreeopleidingen. Niet alleen de instroom, maar ook het totaal aantal ingeschrevenen neemt af, wat ook te maken heeft met een korter durende inschrijving. Vooral het aantal studenten dat drie jaar of langer staat ingeschreven loopt terug. 74 Voor BKA-opleidingen geldt dat de daling zich in alle sectoren voordoet, maar het meest in de sector Economie & Handel. Voor AKA-opleidingen (arbeidsmarktgekwalificeerd assistent) is er geen onderscheid naar sectoren. Als de instromers op niveau 1 worden verdeeld naar vooropleiding, dan blijkt dat de daling zich vooral voordoet onder gediplomeerde vmbo ers en dat er een stijging is van instroom van niet-gediplomeerden en vanuit pro/ vso. Gediplomeerden gaan waarschijnlijk vaker direct naar niveau 2. Steeds minder niveau 1-studenten stromen door naar niveau 2. De daling betreft voornamelijk bbl ers, die toch gemiddeld al minder vaak doorstroomden dan bol-deelnemers. 2.4 Conclusies Het doel van dit hoofdstuk was om de veranderingen in de uitstroom van het vmbo te beschrijven, zodat (in hoofdstuk 3) nagegaan kan worden in hoeverre veranderingen in de instroom in het mbo hieruit verklaard kunnen worden.

77 Omvang uitstroom De totale groep uitstromers uit het vmbo is afgenomen in de periode met 7,7%, waarbij er grote verschillen zijn naar niveau. De afname heeft zich vrijwel in zijn geheel voorgedaan in vmbo bl. Hier is het aantal studenten met bijna een derde gedaald, van naar Het aantal uitstromers uit vmbo tl en gl is juist gegroeid. De daling in vmbo bl doet zich bij alle sectoren voor, waarbij de sector Groen een uitzondering is: hier is sprake van slechts een lichte daling. Verder valt op dat het aandeel van het intersectorale vmbo is gegroeid. Deze verschuiving naar intersectoraal vmbo doet zich het sterkst voor bij de gemengde leerweg, maar is ook bij de kader- en beroepsgerichte leerweg waarneembaar. Bij de theoretische leerweg is er geen onderscheid naar sectoren. Leerlingkenmerken De onderzochte kenmerken verschillen veelal naar zowel niveau als naar sector, maar weinig over de tijd. De twee voornaamste verschuivingen zijn dat er een toename plaatsvond van het aandeel gediplomeerde uitstromers dat lwoo heeft gevolgd, vooral bij de lagere niveaus. En dat op alle vmbo-niveaus sprake is van een toename van het aantal leerlingen met een niet-westerse achtergrond. 75 Het aandeel leerlingen dat leerwegondersteunend onderwijs krijgt, is op alle vmbo-niveaus toegenomen, waarbij de toename het grootst is voor de lagere vmbo-niveaus. Zo is voor vmbo bl het aandeel toegenomen van 45,6 naar 61,1%. Er doen zich in de uitstroom van het vmbo weinig tot geen veranderingen voor in het gemiddelde eindcijfer, de gemiddelde leeftijd en geslacht. Het aandeel niet-westerse allochtone leerlingen onder de gediplomeerde uitstromers uit het vmbo bl is gegroeid van 21,6 naar 25,9%. Ook voor vmbo kl en tl geldt dat dit aandeel is toegenomen. Tussen 2005 en 2013 groeit het aandeel gediplomeerde bl ers dat is blijven zitten: 3,6 naar 6,2%. Deze ontwikkeling is in het hele vmbo waarneembaar.

78 Leerlingen uit de lagere vmbo-niveaus wonen vaker in APC-gebieden. Daarnaast zijn er verschillen naar sector: leerlingen in de sector Groen komen het minst vaak uit APC-gebieden. 76 Niveau 1 De doorstroom van het aantal leerlingen vanuit niveau 1 naar niveau 2 neemt af. Dit komt ten eerste doordat het aantal studenten in niveau 1-opleidingen daalt, maar ook het aandeel leerlingen dat vanuit niveau 1 doorstroomt naar mbo niveau 2 daalt. De doorstroom vindt meer plaats vanuit de bol dan vanuit de bbl, zowel BKA en AKA. En het gaat relatief vaker om leerlingen met een vmbo-diploma als vooropleiding dan zonder diploma. In de instroom in mbo 1-opleidingen zijn de vmbogediplomeerden juist een van de groepen die steeds minder instroomt. Met de komst van de entreeopleidingen in 2014 is dit in principe ook niet meer mogelijk.

79 Analyse en conclusie 3 In voorgaande hoofdstukken bespraken we de ontwikkelingen in de instroom in het mbo en de uitstroom uit het vmbo. In dit afsluitende hoofdstuk vergelijken we de ontwikkelingen met elkaar om zodoende een antwoord te bieden op de volgende vragen: Is er sprake van veranderingen in de populatie instromers in niveau 2 die duiden op een concentratie van studenten uit risicogroepen in deze opleidingen? In hoeverre kunnen deze ontwikkelingen verklaard worden uit ontwikkelingen in het toeleverend onderwijs: vmbo, mbo niveau 1? Hieronder gaan we eerst in op de ontwikkelingen in de instroom van het mbo, met name op niveau 2. Daarna worden deze in verband gebracht met de ontwikkelingen in het vmbo. De grootste instroom in mbo niveau 2 opleidingen is afkomstig uit de beroepsgerichte leerweg (bl) van het vmbo. In de analyses van de vmbo cijfers ligt daarop dan ook de nadruk Samenstelling populatie niveau 2 Hieronder vatten we samen wat de belangrijkste ontwikkelingen in de studentenpopulatie op niveau 2 zijn. Hierbij schetsen we een beeld van in hoeverre een gemiddelde klas in 2006 verschilt van een gemiddelde klas in We kijken naar de omvang van de instroom, vooropleiding en persoonskenmerken van de studenten. Omvang Waarschijnlijk de belangrijkste verandering in de instroom in het mbo is dat deze in de periode afneemt met 20%. De krimp op niveau 2 ( 37%) is veel groter dan de krimp op niveau 3/4 ( 4,5%). Alleen op niveau 1 is de afname nog groter: 43,7%. De krimp op niveau 2 doet zich in alle sectoren voor, hoewel die in de sector Groen relatief beperkt

80 blijft. De krimp is in de bbl-opleidingen veel sterker (-59%) dan in de bolopleidingen (-20%). 78 Vooropleiding In de vooropleiding van de instromers op niveau 2 doet zich een aantal veranderingen voor. We noemen de volgende: Voor de gehele periode geldt dat de grootste instroom in mbo niveau 2-opleidingen afkomstig is uit de beroepsgerichte leerweg (bl) van het vmbo. De omvang van deze groep neemt wel af, met 23,6%, maar gezien de algehele daling van de instroom blijft het aandeel van deze groep tot en met 2013 ongeveer gelijk: ongeveer 40%. Daarna neemt het aandeel toe tot ruim 50%, wat mede te maken kan hebben met de afname van het aandeel personen met een onbekende vooropleiding. Vooral voor bol-opleidingen is de instroom uit het vmbo bl groot: tot en met tot 58%, in %. De tweede grootste groep instromers wordt gevormd door degenen met een overige of onbekende vooropleiding. 33 Het aandeel van deze laatste groep wordt kleiner. De groep wordt overwegend gevormd door volwassenen van wie de vooropleiding niet geregistreerd was bij DUO. De groep is in bbl-opleidingen tot en met 2013 ongeveer 50%, 35% in 2014 groter dan in bol-opleidingen: dalend van 12% in 2006 tot 5% in Er is een toename van de instroom uit vso en pro. Het aandeel ongediplomeerde instromers neemt af. Verder blijkt dat het aandeel instromers dat leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) heeft gehad en het aandeel dat een keer is blijven zitten, beide flink zijn toegenomen. In het gemiddeld eindcijfer van de instromers vanuit vmbo bl blijken zich geen noemenswaardige veranderingen voor te doen. 33 Deze groep betreft veelal werkende volwassenen in bbl-opleidingen. Van deze groep is de vooropleiding onbekend omdat deze te lang geleden plaatsvond om opgenomen te worden in dit databestand.

81 Wat kunnen we op grond van deze gegevens zeggen over de eerstejaars studenten op niveau 2 die de mbo-docent in zijn klas heeft? Het voorgaande heeft betrekking op personen die zich voor het eerst hebben ingeschreven in het mbo. Dat geeft geen volledig beeld van welke studenten docenten in hun eerstejaars klassen kunnen tegenkomen. Daarin kunnen immers ook studenten zitten die al eerder waren ingeschreven, zoals switchers of gediplomeerden van niveau 1-opleidingen. Vooral van deze laatste groep is het aannemelijk dat zij in eerstejaarsklassen instromen. In figuur 3.1 wordt op basis van de beschikbare gegevens een inschatting gegeven van de samenstelling van een eerstejaars klas van een gemiddelde mbo-opleiding op niveau 2 in 2006 en 2014, waarbij de instroom uit het vmbo, pro/vso, niveau 1 en de ongediplomeerde instroom is meegenomen. De verhoudingen tussen deze groepen in de instroom blijken tussen 2006 en 2014 niet drastisch van elkaar te verschillen. De meest opvallende verandering is dat het aantal ongediplomeerde instromers sterk is teruggelopen en dat de instroom vanuit pro/vso is toegenomen. Het aandeel van deze groepen bij elkaar is in beide jaren ongeveer even groot. Deze analyse, plus de aanvullende analyse van de herkomst van niveau 1-studenten, geeft aan dat waar in het verleden er een behoorlijke instroom van ongediplomeerden in niveau 2-opleidingen was, degenen die ongediplomeerd het vmbo verlaten nu via pro/vso of niveau 1-gediplomeerd op niveau 2 instromen. 79

82 Figuur 3.1 Inschatting samenstelling populatie eerstejaars mbo 2-studenten naar vooropleiding (omvang ± ) 2014 (omvang ± ) 80 Bron: BRON bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo. *Het gaat om aantallen exclusief personen met een onbekende vooropleiding en inclusief doorstroom vanuit niveau Persoonskenmerken Verder is in hoofdstuk 2 geconcludeerd dat er zich in de persoonskenmerken van instromers in het mbo in de periode weinig veranderingen voordoen: verdelingen naar leeftijd en geslacht zijn stabiel. Dat geldt ook voor etniciteit, hoewel daar wel sprake is van een verschil tussen bol en bbl. Het aandeel niet westerse allochtone studenten daalt in de bbl veel sneller dan het aandeel autochtone studenten in de bbl. Verder neemt het aantal studenten dat woonachtig is in APC gebieden licht af. 34 Gegevens instroom vanuit niveau 1 betreffen Instroom 2013 en verder is onbekend, omdat hiervoor niet de instroomgegevens op niveau 2 gebruikt kunnen worden, maar de doorstroomgegevens van niveau 1 gediplomeerden. Diplomagegevens die inzicht geven in de doorstroom komen pas later beschikbaar. Andere onbekende factoren zijn ten eerste het aantal personen met een onbekende opleidingsachtergrond. Deze worden in deze fi guren buiten beschouwing gelaten. Dit aandeel daalt sterk. Het gaat voor een belangrijk deel om volwassenen die hun diploma gehaald hebben. Ten tweede is er waarschijnlijk instroom vanuit andere mbo opleidingen: switchers, afstromers vanuit hogere niveaus enzovoort. Er is alleen rekening gehouden met instroom vanuit niveau 1 opleidingen, omdat het voor deze groep aannemelijk is dat zij in eerstejaars klassen op niveau 2 instromen. Voor instromers vanuit andere mboopleidingen valt niet na te gaan in welk studiejaar zij instromen.

83 3.2 Verklaringen ontwikkelingen vanuit toeleverend onderwijs In het volgende overzicht worden de onderzochte ontwikkelingen in de instroom in het mbo afgezet tegen de uitstroom in het vmbo. Ontwikkelingen kunnen niet één-op-één met elkaar vergeleken worden, vanwege de verschillen tussen mbo en vmbo. Zo zijn er in het mbo veel instromers met een onbekende opleidingsachtergrond en is in het vmbo het intersectorale onderwijs sterk in opkomst. In algemene zin kan geconcludeerd worden dat verschillende ontwikkelingen in het mbo, zoals het dalende aantal instromers op niveau 2, vergelijkbaar zijn met de trends in het vmbo. Tabel 3.1 Overzicht ontwikkelingen instroom mbo ( ) uitstroom vmbo ( ) Omvang Aantal leerlingen totaal Mbo instroom niveau 2 ( ) -37% (mbo alle niveaus -20%) Vmbo uitstroom bl ( ) -30% (vmbo alle leerwegen -8%) 81 Economie & Handel -34% -44% Techniek -41% -45% Zorg & Welzijn -39% -41% Groen -27% -20% Intersectoraal ++ 1 Vooropleiding Vmbo bl -21% -30% Vmbo kl -20% -5% Pro/vso ++ 2 n.v.t. Lwoo (ontwikkeling aandeel) 6,4 -> 50,1% 45,6 -> 61,7% Eindcijfer (ontwikkeling gemiddelde) 6,6 -> 6,6 3 6,6 -> 6,6 Doubleren (ontwikkeling aandeel) 4,1 -> 8,4% 3,6 -> 6,2%

84 Mbo instroom niveau 2 ( ) Vmbo uitstroom bl ( ) Leerlingkenmerken Leeftijd 21,2--> 20,1 15,6--> 15,6 Geslacht: % man 60,4 -> 59,7% 55,8 -> 55,5% Etniciteit: % niet-w allochtonen 22,9 -> 23,6% 21,6 -> 25,9% Woonomgeving: % APCgebieden 7,5 -> 6,7% 6,7 -> 6,8% * Geen gegevens ** Exclusief vmbo tl 1 Aandeel stijgt van 0 naar 16,9%. 2 Aandeel stijgt van 0,6 naar 7,7%. 3 Voor instromers vanuit vmbo bl. Hierna laten we kort een aantal ontwikkelingen de revue passeren. 82 Uitstroom vmbo Een belangrijk deel van de instroom op niveau 2 komt uit het vmbo bl: tot en met 2013 gemiddeld 40%, het laatste jaar wijkt af met ruim 50%. Het aandeel van deze groep in de instroom blijft ongeveer gelijk, maar in zijn totaliteit daalt de omvang van deze groep wel: in de onderzochte periode met 23,6%. Omdat de grootste groep instromers afkomstig is uit het vmbo bl, ligt in de analyse van de cijfers van het toeleverend onderwijs de focus op deze leerweg in het vmbo. De ontwikkelingen die zich voordoen in de instroom op niveau 2 liggen in belangrijke mate in lijn met de ontwikkelingen die zich voordoen in het vmbo. De omvang van de instroom in het mbo op niveau 2 heeft een gelijke tred met de gediplomeerde uitstroom uit het vmbo bl. In de periode neemt de gediplomeerde uitstroom uit vmbo bl af met 30%, terwijl de instroom in mbo niveau 2 met 37% afneemt ( ). De afname in mbo 3/4 is relatief beperkt in vergelijking met niveau 2. Dit komt overeen met de ontwikkeling in het vmbo gl en tl, waar de uitstroom zelfs is toegenomen.

85 Het aantal leerlingen met leerwegondersteuning (lwoo) neemt toe in het hele vmbo, maar vooral in de bl en kl. Bij vmbo bl is een stijging zichtbaar van het aandeel leerlingen dat lwoo krijgt van 45,6 naar 61,7%. Deze ontwikkeling komt overeen met de stijging die zichtbaar is bij de instromers op niveau 2. Het aandeel instromers op niveau 2 met lwoo stijgt van 36,4% in 2006 naar 50,1% in Het gemiddelde eindcijfer van mbo 2-instromers vanuit vmbo bl is stabiel over de periode Dit geldt ook voor de voor niveau 2 belangrijkste groep vmbo-uitstromers, namelijk vmbo bl. Persoonskenmerken Net als bij de instroom in mbo 2, zijn in de uitstroom uit het vmbo de meeste persoonskenmerken stabiel. Uitzondering is etniciteit. De leeftijdsopbouw van de vmbo bl-uitstromers, die het merendeel van de bol-instromers vormen, is stabiel in de periode Dit geldt ook voor de leeftijd van mbo 2-instromers in de bol-variant. Binnen de bbl is er wel meer variatie zichtbaar wat betreft de ontwikkeling van de gemiddelde leeftijd. Hieronder bevinden zich meer volwassenen. De deelname van volwassenen is in deze periode sterk beïnvloed door stimuleringsmaatregelen. Dit kan een oorzaak zijn van de fluctuaties in de gemiddelde leeftijd. Ook wat betreft de verdeling van jongens en meisjes zijn er weinig veranderingen zichtbaar. In de uitstroom van vmbo bl is de verdeling naar geslacht vrij stabiel, met elk jaar zo n 56% jongens. Ook voor de instroom in mbo 2 is deze verhouding stabiel. Bij het uitsplitsen naar leerweg werd wel duidelijk dat er voor de bol een lichte toename is van het aandeel jongens: van 49,5 in 2006 naar 54,4% in Etniciteit is een van de weinige kenmerken waar een verschil bestaat tussen de ontwikkelingen binnen het mbo en vmbo. Bij de uitstroom uit het vmbo bl was een toename van het aantal niet-westerse allochtonen zichtbaar terwijl bij de instroom in mbo niveau 2 dit aandeel min of meer stabiel was. Bij mbo niveau 1 was wel zichtbaar dat het aandeel niet-westerse allochtonen gegroeid is. Ook voor de woonomgeving zien we een verschil: terwijl het aandeel leerlingen dat in een APC-gebied woont voor de uitstroom van vmbo 83

86 bl stabiel is gebleven, is het aandeel voor de instroom in mbo niveau 2 licht gedaald. Niveau 1: instroom en doorstroom De doorstroom vanuit niveau 1 naar niveau 2 daalt, zowel in absolute cijfers als relatief. Hoe dat precies komt, is niet onderzocht. Door de dalende instroom in niveau 2 in het algemeen blijft het aantal studenten dat vanuit niveau 1 doorstroomt echter ongeveer gelijk met de totale instroom in mbo niveau 2-opleidingen. Dit is onderzocht tot en met Voor latere jaren is dit nog onbekend of vertekend, omdat er studenten zijn die nog niet gediplomeerd zijn. 84 De instroom in niveau 1-opleidingen verandert wel. Het zijn vaker instromers die zonder diploma uit het vmbo komen, of doorstromers vanuit pro of vso. Het aandeel gediplomeerde vmbo bl ers is gedaald. 3.3 Eindconclusie De aanleiding voor dit onderzoek zijn geluiden uit het mbo-veld dat in de opleidingen op niveau 2 zich risicogroepen concentreren. Hiervoor zijn gegevens geanalyseerd over de instroom in opleidingen op niveau 2, waarbij is gekeken naar brede ontwikkelingen (omvang van de instroom), kenmerken van de instroom die met de vooropleiding te maken hebben en persoonskenmerken. Uit de analyses blijkt dat de samenstelling van de instroom uitgesplitst naar vooropleiding en persoonskenmerken tamelijk stabiel is. Deze kenmerken bieden in eerste instantie geen goede verklaring voor de geluiden uit het veld. Een betere verklaring kan gevonden worden door te kijken naar de bredere trends. De eerste trend is de daling van de instroom op mbo niveau 2. Deze daling voltrekt zich sneller op niveau 2 dan op niveau 3 en 4. Deze daling zien we ook in het vmbo: de beroepsgerichte leerweg (bl), de voornaamste toeleverancier voor mbo 2, daalt ook sterk, terwijl de hogere gemengde en theoretische leerwegen (gl en tl) in omvang stijgen. Er is dus al op het vmbo een ontwikkeling zichtbaar dat meer wordt

87 gekozen voor de hogere niveaus. De leerlingen die dit kunnen, kiezen voor de hogere vmbo-niveaus. Dat betekent dat de leerlingen die meer moeite hebben met leren, zich concentreren in het vmbo bl. Dat heeft uiteindelijk zijn weerslag op de mbo-opleidingen op niveau 2. In het vmbo is deze concentratie niet terug te zien in bijvoorbeeld het gemiddeld eindexamencijfer. Hierbij kan de vraag gesteld worden in hoeverre dit een betrouwbare maat is. Op een van de andere risicofactoren, namelijk het aandeel niet-westerse allochtone leerlingen, is wel sprake van een toename in het vmbo bl. De kenmerken waarop de populatie die instroomt vanuit het vmbo-bl verandert, zijn, kortom, niet allemaal uit de bestanden van DUO te halen. Voor de hand ligt wel om dieper op de vmbo-bl groep in te gaan. 35 Een tweede verklaring kan te maken hebben met de daling van het aandeel studenten in de bbl. Het vermoeden is dat een deel van de studenten die liever voor een bbl-opleiding gekozen zou hebben, voor een bol-opleiding kiest. Bijvoorbeeld omdat het aantal leerwerkplekken die nodig zijn voor een bbl-opleiding, is afgenomen. Hierdoor zouden er studenten in de bol-opleidingen op niveau 2 terecht kunnen komen, voor wie een opleiding met meer praktijkuren beter zou zijn. Echter, uit ander onderzoek blijkt dat de daling in de bbl niet alleen te verklaren is door een afname van het aantal leerwerkplekken. Een deel van de verklaring ligt ook in de voorkeur van de studenten voor hogere niveaus en meer algemene opleidingen, waardoor ook de vraag naar bbl-plaatsen op niveau 2 kleiner is. 85 Een andere ontwikkeling in de populatie op niveau 2 die mogelijk een verklaring kunnen bieden, is de toename van het aantal studenten vanuit pro en vso, maar daar staat een afname van het aantal ongediplomeerde studenten tegenover. Een toename van het aandeel studenten dat lwoo heeft gehad of een keer is blijven zitten, is niet typerend voor niveau 2-opleidingen alleen, maar is ook terug te zien bij de instroom op andere mbo-niveaus. 35 Een onderzoek dat hier nader op ingaat is onder meer Westerhuis, A., Baay, P. & Neuvel, J. (nog te verschijnen). De daling van de deelname aan de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo; passend in een internationale trend? s Hertogenbosch: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.

88 86

89 Deel 2 Breed opleiden op niveau 2 87

90 88

91 Ontwikkeling brede kwalificaties niveau Inleiding Volgen studenten op mbo niveau 2 steeds vaker brede opleidingen? Dat is de vraag die in dit en het volgende hoofdstuk centraal staat. In dit hoofdstuk kijken we eerst of er van een verbreding in de kwalifi catiestructuur sprake is. Onderzocht is of de verschillende herzieningen die er in de afgelopen jaren zijn geweest, hebben geleid tot bredere kwalificaties of deze ontwikkeling uniek is voor niveau 2 en of er in kwalificaties die als breed aangemerkt kunnen worden relatief steeds meer studenten zijn ingeschreven. Hiertoe zijn drie peilmomenten gekozen, voor drie kwalifi catiestructuren: de eindtermengerichte kwalifi catiestructuur, de Beroepsgerichte Kwalificatiestructuur (BKS) en de Herziene Kwalifi catiestructuur (HKS) In dit hoofdstuk komt achtereenvolgens het volgende aan de orde. We starten met een analyse van het aantal kwalifi catiedossiers en kwalifi caties op de drie peilmomenten, om in brede lijnen zicht te krijgen op de verbreding van kwalificaties tussen de drie meetmomenten. In paragraaf 4.3 kijken we vanuit de HKS terug naar de BKS, waarbij een antwoord wordt gezocht op de vraag bij welke kwalificaties zich verbreding heeft voorgedaan. In de volgende paragraaf voeren we een vergelijkbare analyse uit door terug te kijken vanuit de HKS naar de op eindtermen gerichte kwalifi catiestructuur. In paragraaf 4.5 maken we uitsplitsingen naar sector. Vervolgens onderzoeken we of er zich in de onderzochte periode steeds meer studenten zijn ingeschreven in brede opleidingen. 36 Op het moment van de analyses waren zes kwalifi caties uit de BKS nog niet ingedeeld in de HKS. Het gaat om zes maritieme kwalifi caties. Deze zes kwalificaties zijn daarom buiten beschouwing gelaten.

92 In het volgende hoofdstuk wordt de stap van kwalificaties naar opleidingen gemaakt. Daar gaan we in op de mogelijkheden en de motieven van onderwijsinstellingen om opleidingen op niveau 2 breed in te richten. 4.2 Ontwikkeling aantal kwalificaties en kwalificatiedossiers 90 Tabel 4.1 toont het aantal kwalificaties en het aantal kwalificatiedossiers in drie kwalificatiestructuren: de eindtermengerichte kwalificatiestructuur, de Beroepsgerichte Kwalificatiestructuur (BKS) en de Herziene Kwalificatiestructuur (HKS). Voor iedere structuur is een peiljaar gekozen: 2006 voor de eindtermenstructuur, 2012 voor de BKS en 2015 voor de HKS. Voor de eindtermengerichte structuur en de BKS geldt dat die crebonummers zijn geteld waarop studenten staan ingeschreven. Tevens is het aantal kwalificaties op niveau 2 en niveau 3 weergegeven. Tabel 4.1 Aantal kwalificaties en kwalificatiedossiers Eindtermen (2006) BKS (2012) HKS (2015) Kwalificaties Kwalificatiedossiers Kwalificaties niveau Kwalificaties niveau Toelichting 1 Kwalificaties eindtermen Alle crebonummers beginnend met 1 waarin in 2006 studenten waren ingeschreven. 2 Kwalificatiedossiers eindtermen Als proxy voor het aantal dossiers is gekeken naar de variabelen beroepsopleiding en beroepsopleiding_ id uit de koppeltabellen. Alleen geselecteerd zijn de beroepsopleidingen waaraan crebonummers beginnend met 1 zijn gekoppeld waarop studenten staan ingeschreven. 3 Kwalificaties BKS a Ten eerste alle crebonummers beginnend met 9 en niet eindigend op 0, waarop in 2012 studenten staan ingeschreven. Totaal: 506. b Ten tweede alle crebonummers beginnend met 9 en eindigend op 0 waarop in 2012 studenten staan ingeschreven en waar geen volgnummers op volgen eindigend met 1, 2 enzovoort. Bijvoorbeeld Podium- en evenemententechniek (Medewerker Podium- en evenemententechniek). Er is geen en verder is een kwalificatiedossier dat bestaat uit 1 kwalificatie. Nummer van het dossiers en de kwalificatie vallen samen. Totaal: 191.

93 4 Kwalificatiedossiers BKS a Ten eerste alle crebonummers beginnend met 9 eindigend op 0, waarop in 2012 studenten staan ingeschreven en waar geen volgnummers op volgen eindigend met 1, 2, enzovoort (zie 3b.). b Ten tweede alle crebonummers beginnend met 9 eindigend op 0, waarbij er wel sprake is van volgnummers, en waarbij er op het nummer eindigend op 0 of op de vervolgnummers in 2012 studenten staan ingeschreven. 5 Kwalificaties HKS Alle crebonummers beginnend met 25 (exclusief 5 oude nummers beginnend met 25). 6 Kwalificatiedossiers HKS Alle crebonummers beginnend met 23. Uit tabel 4.1 valt op te maken dat er, voor wat betreft de gekozen peiljaren, bij de overgang van de eindtermenstructuur naar de Beroepsgerichte Kwalificatiestructuur (BKS) sprake is van een toename van het aantal kwalificatiedossiers en kwalificaties. Daarbij gaat het niet om in onbruik geraakte crebonummers, maar om nummers waarop studenten staan ingeschreven. In 2015 zien we in de Herziene Kwalificatiestructuur (HKS) een afname van het aantal dossiers en kwalificaties ten opzichte van de BKS. Bij de HKS is nog geen rekening gehouden met de vraag of er al dan niet studenten op de crebonummers staan ingeschreven. Het aantal kwalificatiedossiers en kwalificaties zou dus nog lager kunnen zijn. 91 De kwalificaties zijn uitgesplitst naar niveau om na te gaan of de ontwikkelingen op niveau 2 anders zijn dan op niveau 3. In het bijzonder: is op niveau 2 meer sprake van een afname en daarmee wellicht van een verbreding van kwalificaties dan op niveau 3? Wanneer wordt gekeken naar de gehele periode, dan zien we op niveau 2 een afname van 177 naar 126 (-29%). Op niveau 3 is de afname van het aantal kwalificaties minder groot, namelijk van 183 naar 154 (-16%). Dit zou erop kunnen duiden dat er op niveau 2 meer verbreding in kwalificaties plaatsvond dan op niveau 3. Wanneer het tussenliggende peiljaar wordt meegenomen, is het beeld echter minder duidelijk. Bij niveau 2 is er min of meer sprake van een constante daling, terwijl op niveau 3 het aantal kwalificaties tussen eindtermenstructuur en BKS eerst sterk stijgt, waarna er naar de HKS toe weer sprake is van een flinke afname.

94 4.3 Terugkijken van HKS naar BKS Door gebruik te maken van de omzettingstabel uit 2015, kan worden teruggekeken vanuit de HKS naar de BKS en de eindtermenstructuur. Onderzocht is uit hoeveel kwalificaties uit de eindtermenstructuur en de BKS de HKS-kwalificaties zijn samengesteld. Deze analyse is een eerste stap om verbrede kwalificaties in beeld te brengen. Uit de volgende tabellen is af te lezen hoe vaak het voorkomt dat een HKS-kwalificatie uit een bepaald aantal BKS-kwalificaties is samengesteld. Eerst wordt gekeken naar de relatie tussen HKS en BKS voor kwalificaties op niveau 2. Tabel 4.2 Aantal BKS-kwalificaties per HKS-kwalificatie, niveau 2 92 Aantal BKS-kwalificaties waaruit een HKS kwalificatie bestaat Aantal HKS-crebo s Totaal 120 Uit tabel 4.2 blijkt dat bijna de helft van de kwalificaties in de HKS zijn te linken aan 1 kwalificatie in de BKS: 57 van de 120. Bij ruim de helft (63, 52,5%) is dus sprake van verbreding: deze zijn samengesteld uit meerdere BKS-kwalificaties variërend van 2 tot 7. Gemiddeld zijn HKSkwalificaties samengesteld uit 2,2 BKS-kwalificaties. Dezelfde analyse is uitgevoerd voor kwalificaties op niveau 3.

95 Tabel 4.3 Aantal BKS-kwalificaties per HKS-kwalificatie, niveau 3 Aantal BKS-kwalificaties waaruit een HKS kwalificatie bestaat Aantal HKS-crebo s Totaal Op niveau 3 zijn 53 van de 143 HKS-kwalificaties te linken aan 1 BKS-kwalificatie. Het aantal HKS-kwalificaties dat uit meerdere BKSkwalificaties is samengesteld, is 90 van de 143 en dat is relatief meer dan bij niveau 2. Onder deze HKS-kwalificaties varieert het aantal BKS-kwalificaties waaruit ze zijn samengesteld van 2 tot 11. Gemiddeld bestaan HKS-kwalificaties op niveau 3 uit 2,6 BKS-kwalificaties. Dat is iets meer dan op niveau 2. Op basis hiervan concluderen we dat er in de kwalificaties verbreding plaatsvond in de overstap van BKS naar HKS, maar dat die verbreding niet uniek is voor niveau 2. Op niveau 3 lijkt de verbreding zelfs groter. 4.4 Nog verder terugkijken: HKS naar eindtermen Dezelfde analyse is uitgevoerd door vanuit de HKS terug te kijken naar de eindtermenstructuur. Uit de volgende tabellen is af te lezen hoe vaak het voorkomt dat een HKS-kwalificatie uit een bepaald aantal eindtermenkwalificaties is samengesteld.

96 Tabel 4.4 Aantal eindtermenkwalificaties per HKS crebo, niveau 2 Aantal eindtermenkwalificaties waaruit een HKS kwalificatie bestaat Aantal HKS-crebo s (0) (26) 94 Totaal 94 (120 incl. crebo s zonder link) Ruim de helft (51 van de 94, 54%) van de HKS-kwalificaties op niveau 2 is te linken aan 1 kwalificatie in de eindtermenstructuur (peiljaar 2006, met studenten). Gemiddeld zijn HKS-kwalificaties samengesteld uit 1,9 kwalificaties uit de eindtermenstructuur uit 2006, wanneer we de 26 HKSkwalificaties die niet gelinkt zijn aan een eindtermenkwalificatie buiten beschouwing laten. In tabel 4.5 is weergegeven met hoeveel eindtermenkwalificaties de HKSkwalificaties op niveau 3 in verband zijn te brengen.

97 Tabel 4.5 Aantal eindtermenkwalificaties per HKS crebo, niveau 3 Aantal eindtermenkwalificaties waaruit een HKS kwalificatie bestaat Aantal HKS-crebo s (0) (42) Totaal 104 (143 incl. crebo s zonder link) Ook op niveau 3 geldt dat ruim de helft van de HKS-kwalificaties (55 van 104, 53%) aan 1 eindtermengerichte kwalificatie is te linken. 42 HKSkwalificaties zijn niet direct te relateren aan een eindtermenkwalificatie. Het gemiddeld aantal eindtermenkwalificaties per HKS-kwalificatie bedraagt 1,9, wanneer we de 42 HKS-kwalificaties die niet direct gelinkt zijn aan een eindtermenkwalificatie buiten beschouwing laten. 95 In onderstaand overzicht worden de resultaten van de analyse uit de paragraaf samengevat.

98 Tabel 4.6 Percentage HKS kwalificaties dat naar meerdere oude kwalificaties verwijst en gemiddeld aantal oude kwalificaties waar een HKS-kwalificatie naar verwijst Samengestelde kwalificaties % Gem. aantal kwalificaties Samengestelde kwalificaties % Gem. aantal kwalificaties Niveau 2 46% 1,9 53% 2,2 Niveau 3 47% 1,9 63% 2,6 De verbreding van kwalificaties die plaatsvond tussen de eindtermenstructuur en de HKS is voor niveau 2 en 3 ongeveer hetzelfde. Uit deze analyse blijkt verder dat er tussen de HKS en de eindtermenstructuur geen sprake is van meer verbreding dan tussen de HKS en de BKS, integendeel. De verbreding van kwalificaties lijkt zich dus vooral voorgedaan te hebben in de stap van BKS naar HKS en niet daarvoor Verbreding naar sector In deze paragraaf onderzoeken we of er verschillen zijn tussen sectoren in de verbreding van de kwalificaties. Hiertoe wordt eerst in de tabel 4.7 de verdeling getoond van het aantal kwalificaties over sectoren op drie meetmomenten voor niveau 2 en niveau 3. Om na te gaan of de daling van het aantal kwalificaties verschilt tussen de sectoren, wordt steeds het aandeel (%) van een sector in het totaal aantal kwalificaties getoond.

99 Tabel 4.7 Aantal kwalificaties naar sector op drie meetmomenten niveau 2 en niveau 3 (in absolute aantallen en procentueel) Economie & Handel Groen Techniek Zorg & Welzijn Combinatie Totaal Niv abs % 16% 9% 71% 4% 0% 100% 2012 abs % 20% 2% 75% 3% 0% 100% 2015 abs % 11% 8% 73% 2% 8% 100% Niv abs % 22% 9% 64% 5% 0% 100% 2012 abs % 23% 8% 65% 5% 0% 100% 2015 abs % 15% 8% 66% 6% 6% 100% 97 Uit tabel 4.7 blijkt ten eerste dat het aantal kwalificaties op niveau 2 op ieder meetmoment afneemt. Op niveau 3 is de ontwikkeling anders: daar neemt het aantal kwalificaties toe bij de overstap van eindtermen naar BKS, de daling volgt pas bij de overstap van BKS naar HKS. Uitgesplitst naar sectoren zien we het volgende: De daling van het aantal kwalificaties is op niveau 2 terug te zien in alle sectoren. Het aantal kwalificaties in de Techniek is het hoogst. Het aandeel van deze sector in het geheel is op alle drie de meetmomenten ongeveer even groot: gemiddeld 73% voor niveau 2 en 65% voor niveau 3. In de Zorg & Welzijn neemt het aantal kwalificaties relatief het sterkst af: van 7 in 2006 naar 2 in Ook in de Economie & Handel is de daling relatief groot: van 28 in 2006 naar 13 in De verbreding van kwalificaties vindt schijnbaar het meest plaats in deze sectoren.

100 Deze verbreding is op niveau 3 ook zichtbaar in de economische opleidingen, maar niet in de zorg. Op niveau 3 blijft het aantal zorgkwalificaties ongeveer gelijk. 37 Op beide niveaus komen er ook kwalificaties bij die tot meerdere sectoren behoren. Dit kan ook als een ontwikkeling naar verbreding worden beschouwd. Tabel 4.8 toont het aantal HKS-kwalificaties, waarbij onderscheid is gemaakt naar HKS-kwalificaties die in vergelijking met 2012 niet zijn samengesteld uit meerdere kwalificaties uit 2012 en kwalificaties die wel zijn samengesteld uit meerdere kwalificaties uit Hierbij is een uitsplitsing gemaakt naar sectoren. 98 Tabel 4.8 Aandeel HKS-kwalificaties dat is samengesteld uit meerdere BKS-kwalificaties ten opzichte van alle HKS-kwalificaties naar sector, voor niveau 2, 3 en totaal Niveau 2 Niveau 3 Totaal niveau 2-3 Economie & Handel 85% 76% 79% Groen 56% 75% 67% Techniek 46% 55% 51% Zorg & Welzijn 50% 100% 90% Meerdere sectoren 67% 63% 65% Totaal 53% (n=120) 63% (n=143) 58% Uit tabel 4.9 blijkt dat er in Zorg & Welzijn (90%) en in Economie & Handel (79%) relatief veel HKS-kwalificaties zijn die zijn samengesteld uit meerdere oude kwalificaties. In de Techniek zijn dat er juist relatief het minst (51%). Er is veel verschil in het aantal BKS-kwalificaties waaruit de HKSkwalificaties zijn samengesteld. In de meeste gevallen gaat het om 2 BKSkwalificaties, maar in uiterste gevallen zijn HKS-kwalificaties samengesteld uit 7 (op niveau 2) tot zelfs 11 BKS-kwalificaties (op niveau 3). Om een indruk te krijgen van het verschil in de breedte, is per sector en voor 37 Vanaf niveau 3 is er voor beroepen in de gezondheidszorg een BIG-registratie verplicht, die mede gekoppeld is aan de vooropleiding. Het is mogelijk een reden dat aanpassingen in de kwalificatiestructuur in deze sector vanaf dit niveau moeilijker te realiseren zijn.

101 niveau 2 en 3 het gemiddeld aantal BKS-kwalificaties weergegeven waaruit HKS-kwalificaties zijn samengesteld. Tabel 4.9 Gemiddeld aantal BKS-kwalificaties waaruit een HKS-kwalificatie is samengesteld, voor niveau 2, 3 en totaal, uitgesplitst naar sector Niveau 2 Niveau 3 Totaal Economie & Handel 2,9 3,6 3,3 Groen 2,8 3,8 3,3 Techniek 2,6 2,8 2,6 Zorg & Welzijn 2,0 2,1 2,1 Meerdere sectoren 2,5 2,6 2,6 Totaal 2,2 2,6 2,4 Het samenvoegen van kwalificaties heeft zich op beide niveaus vooral voorgedaan in de sectoren Groen en Economie & Handel. Op niveau 2 is de verbreding kleiner dan op niveau Studentenaantallen in brede kwalificaties Vervolgvraag in het onderzoek is of er op niveau 2 (relatief) steeds meer studenten zijn ingestroomd bij (ver)brede kwalificaties. Hiervoor zijn kwalificaties op twee manieren ingedeeld als breed. Allereerst zijn kwalificaties op enkele meetbare, objectieve, kenmerken als breed aangemerkt. Daarnaast is aan verschillende experts uit het veld voorgelegd welke kwalificaties zij als brede kwalificaties beoordelen. Brede kwalificaties op meetbare criteria (objectief) Er zijn voor deze analyse in totaal 15 kwalificaties op niveau 2 en 18 kwalificaties op niveau 3 als brede kwalificatie aangemerkt. De kwalificaties die zijn aangemerkt als breed zijn geselecteerd op grond van één of meer van de volgende criteria: Het aantal oudere kwalificaties waaruit de HKS-kwalificatie is samengesteld: 5 of meer kwalificaties ten opzichte van de eindtermenstructuur of ten opzichte van de BKS.

102 Kwalifi caties die gerelateerd zijn aan 2 of meer domeinen en 2 of meer sectoren. Het aantal oudere kwalifi caties bedraagt 4 afkomstig, behorend aan 2 of meer domeinen, of 2 of meer sectoren. Daarnaast is van de geselecteerde kwalificaties gekeken naar het aantal beroepscompetentieprofi elen (bcp s) dat aan de kwalificatie ten grondslag ligt. Dat verschilt van 2 tot 46. Gemiddeld zijn deze kwalifi caties gebaseerd op 13 bcp s. Ook is de lijst aangevuld met een kwalifi catie die in de interviews als voorbeeld is gegeven. De lijst met crebo nummers is opgenomen in bijlage C. In fi guur 4.1 is weergegeven welk deel van de studenten is ingeschreven in deze kwalificaties ten opzichte van alle studenten op het betreffende niveau. 100 Figuur 4.1 Aandeel studenten in brede kwalificaties op niveau 2 en 3 (objectieve criteria) 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% Niveau 2 Niveau 3 Bron: BRON bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo.

103 Uit fi guur 4.1 kan ten eerste geconcludeerd worden dat het aandeel studenten in brede kwalificaties niet voor beide niveaus stijgt. Voor niveau 2 is hiervan in de laatste jaren pas echt sprake, na eerst te zijn gedaald van 27 naar 22% tussen 2005 en Voor niveau 3 is zelfs een daling zichtbaar. Het aandeel niveau 2 instromers schommelt tussen 2005 en 2012 rond de 26%. In 2010 ligt dit aandeel voor niveau 2 instromers het laagst, dit jaar lijkt een uitbijter. Pas in de laatste jaren is er sprake van een stijging tot 30%. De stijging van het aandeel studenten op niveau 2 in brede kwalifi caties komt na de invoering van de BKS, maar het is niet te zeggen in hoeverre dit de toename veroorzaakt heeft. Op niveau 3 is het aandeel in de periode gedaald van zo n 25% in 2005 tot zo n 18% in In de laatste jaren is het patroon grilliger dan voorheen. 101 Het aandeel van de instroom in brede kwalificaties op niveau 2 is in fi guur 4.2 uitgesplitst naar sector. Figuur 4.2 Aandeel studenten in brede kwalificaties op niveau 2 naar sector (objectieve criteria) 50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% Niveau 2 Economie & Handel Niveau 2 Techniek Niveau 2 Zorg & Welzijn Niveau 2 Groen Niveau 3 Bron: BRON bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo.

104 Uit fi guur 4.2 blijkt onder meer het volgende: Het hoogste aandeel studenten in brede kwalifi caties is te vinden in de groene opleidingen. Hier is het aandeel studenten in brede opleidingen gestegen van 33% in 2005 naar 43% in Bij de sectoren Techniek en Zorg & Welzijn is een vergelijkbare trend zichtbaar; beide laten een daling zien tot 2010, waarna het aandeel stijgt naar een hoger niveau dan in Het aandeel binnen de sector Economie & Handel fl uctueert rond de 29%. Brede kwalificaties op basis van expertinschatting (subjectief) Aanvullend is aan een aantal experts uit het veld gevraagd welke kwalifi caties zij als breed beschouwen. Dit resulteerde in een aantal andere kwalifi caties. Op niveau 2 werden vijf kwalifi caties 38 beoordeeld als breed, op niveau 3 gaat het om twee kwalifi caties In fi guur 4.3 is het aandeel instromende studenten in deze kwalifi caties weergegeven, ten opzichte van alle instromende studenten voor dat niveau. Figuur 4.3 Aandeel studenten in brede kwalificaties op niveau 2 en 3 (subjectieve criteria) 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% Niveau 2 Niveau 3 Bron: BRON bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo. 38 Servicemedewerker gebouwen (25024), Medewerker fi nanciële administratie (25149), Medewerker secretariaat en receptie (25150), Helpende Zorg en Welzijn (25498), Medewerker facilitaire dienstverlening (25499). 39 Allround vakkracht onderhoud en klussenbedrijf (25023), Verzorgende IG (25491).

105 Uit de fi guur 4.3blijkt dat voor beide niveaus het aandeel studenten in brede kwalificaties een (licht) stijgende trend kent, ondanks enkele fl uctuaties tussen de jaren. 40 Voor deze selectie is voor de niveau 2 kwalifi caties ook gekeken naar hun aandeel binnen de sectoren waartoe zij behoren. Figuur 4.4 Aandeel studenten in brede kwalificaties op niveau 2 en 3 (subjectieve criteria) 90% 80% 70% 60% 50% % 30% 20% 10% 0% Niveau 2 Economie & Handel Niveau 2 Techniek Niveau 2 Zorg & Welzijn Niveau 3 Bron: BRON bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo. Uit fi guur 4.4 blijkt dat het merendeel van de niveau 2 studenten binnen Zorg & Welzijn in een brede opleiding instroomt. Het gaat om de opleiding Helpende Zorg & Welzijn. Voor de sector Techniek is deze instroom bijna nihil: 2% van alle instromers in Techniek in 2014/2015. Binnen de sector Economie & Handel gaat het gemiddeld om 17% van alle instromende studenten. 40 Het betreft bij niveau 3 vrijwel alleen studenten Verzorgende IG (99%), maar ook onder de allround vakkrachten onderhoud en klussenbedrijf is sprake van een stijging, maar op kleinere schaal.

106 Over het geheel concluderen we dat er relatief steeds meer studenten op niveau 2 instromen in brede kwalificaties. Dit geldt voor de kwalificaties die volgens objectieve criteria als breed kunnen worden aangemerkt en in mindere mate voor de niveau 2 kwalificaties die experts zien als breed. Op niveau 3 vindt deze ontwikkeling bij de op objectieve criteria geselecteerde kwalificaties niet plaats. Bij de door experts geselecteerde kwalificaties is er wel een lichte toename, maar minder dan op niveau Conclusie 104 Bij de overstap van de eindtermenstructuur naar de Beroepsgerichte Kwalificatiestructuur (BKS) lijkt er geen sprake te zijn van een algehele verbreding van kwalificaties. Het aantal kwalificaties waarop studenten staan ingeschreven, neemt niet af tussen deze meetmomenten: er is zelfs sprake van een lichte toename. Niveau 2 vormt hierop een uitzondering, daar is wel sprake van een lichte afname van het aantal kwalificaties tussen eindtermenstructuur en BKS. Tussen de BKS en het meest recente peilmoment, de Herziene Kwalificatiestructuur (HKS), is wel sprake van een algehele daling van het aantal kwalificaties. Deze daling vindt plaats bij kwalificaties op zowel niveau 2 als niveau 3. De daling van het aantal kwalificaties doet zich vooral voor in de sectoren Economie & Handel niveau 2 en 3 en Zorg & Welzijn: alleen niveau 2. Overigens is het aantal kwalificaties in de Techniek veruit het hoogst en dit blijft ook zo. Op twee manieren hebben we kwalificaties als breed aangemerkt: op basis van objectieve criteria geregistreerde kenmerken in de kwalificatiestructuur en een subjectief criterium: het oordeel van experts uit het veld. In de kwalificaties die op basis van de objectieve criteria als breed zijn aangemerkt, zien we op niveau 2 een toename van het aandeel studenten in brede kwalificaties ten opzichte van de overige kwalificaties. In de sector Groen is het aandeel studenten in brede kwalificaties het

107 hoogst en is er ondanks wat fluctuaties ook een stijgende trend. Vanaf 2010 is er ook een toename bij Techniek en Zorg & Welzijn. Op niveau 3 zien we deze ontwikkeling überhaupt niet. Bij de kwalificaties die de experts als breed aanmerken, zien we zowel bij niveau 2 als niveau 3 een stijging van het aandeel studenten in brede kwalificaties. 105

108 106

109 Brede niveau 2-opleidingen in de praktijk Inleiding In het vorige hoofdstuk is het thema van verbreding op niveau 2 bekeken vanuit de kwalificatiestructuur. Hieruit is geconcludeerd dat met name bij de overstap van de Beroepsgerichte Kwalifi catiestructuur (BKS) naar de Herziene Kwalifi catiestructuur (HKS) sprake is van verbreding van kwalifi caties. Dat zegt echter nog niets over hoe onderwijsinstellingen hun opleidingen inrichten of zouden willen inrichten. Daar gaan we in dit hoofdstuk op in. Wat zijn de redenen voor mbo instellingen om opleidingen op niveau 2 breed in te richten en hoe wordt hieraan invulling gegeven? Om op deze vragen antwoord te krijgen, zijn met acht instellingen interviews uitgevoerd over brede opleidingen op niveau 2: 7 roc s en 1 aoc. De geïnterviewden werken als beleidsmedewerker of sectordirecteur aan de invoering van brede opleidingen op niveau 2, één geïnterviewde doet dit als teamleider. De scholen die aan het onderzoek deelnamen, zijn geselecteerd vanwege hun grote populatie studenten op niveau Van de geïnterviewde scholen biedt het merendeel 6 van de 8 al brede opleidingen op niveau 2 aan, of heeft dit in voorbereiding voor de invoering van de Invoering Herziening Kwalifi catiestructuur (IHKS). In alle gevallen werd er instellingsbreed gekeken naar de inrichting van brede opleidingen. Eén school heeft een beleidsdiscussie rond dit thema aangezwengeld, maar is nog niet concreet begonnen aan de vormgeving van brede opleidingen. Er moet eerst voldoende draagvlak gecreëerd worden binnen de instelling. Een andere school geeft aan nog niets te doen met brede opleidingen en dat er ook geen gesprek over is gestart, maar sluit niet uit dat de nieuwe kwalificatiestructuur daar verandering in gaat brengen.

110 Dit hoofdstuk geeft antwoord op de volgende vragen: Wat verstaan scholen onder een brede opleiding? Waarom bieden de scholen brede opleidingen aan? Voor welke doelgroep bieden scholen brede opleidingen aan? Welke belemmeringen en knelpunten ervaren de scholen bij het invoeren van brede opleidingen op niveau 2? Het hoofdstuk sluit af met de belangrijkste conclusies en enkele aanbevelingen. 5.2 Wat is een brede opleiding? 108 Er is geen eenduidige definitie van een brede opleiding. Over het algemeen betreft de verbreding een veralgemenisering van (een deel) van het curriculum. Er zijn enkele kernelementen aan te wijzen, die in wisselende combinaties bij brede kwalificaties kunnen voorkomen, maar die wel voor instellingen herkenbaar zijn als een kenmerk van brede kwalificaties. Die elementen hebben betrekking op het doel van de brede opleiding en op de kwalificatiedossiers waarop ze gebaseerd zijn. Uitstel keuzemoment Het eerste doel dat wordt genoemd, is dat studenten die nog geen helder beroepsbeeld hebben, ondersteund kunnen worden in hun keuzeproces. De brede opleiding wordt zodanig ingericht dat het keuzemoment voor de studenten wordt uitgesteld. Daartoe wordt onderscheid gemaakt tussen een breed deel van de opleiding, dat eerst wordt aangeboden, en smallere uitstroomprofielen. Allround vaardigheden Een tweede doel is een betere inzetbaarheid van de student of gediplomeerde op de stage- of arbeidsmarkt door beter aan te sluiten bij de behoeften van het bedrijfsleven. Om de inzetbaarheid te vergroten, zijn de brede opleidingen erop gericht dat de student zich meer allround vaardigheden eigen maakt. Voor verschillende beroepsgroepen geeft het

111 bedrijfsleven aan dat een breder profiel de inzetbaarheid vergroot, zoals bij administratieve opleidingen en ICT-opleidingen op niveau 2. Meerdere kwalificatiedossiers Een andere kenmerk heeft te maken met de kwalificatiedossiers waarop de opleidingen gebaseerd zijn. De instellingen hebben of een curriculum opgesteld op basis van diverse bestaande dossiers, of op basis van een nieuw, breed kwalificatiedossier. Enkele scholen geven aan ook de nieuwe brede kwalificatiedossiers weer verder te willen verbreden met elementen uit andere kwalificatiedossiers. Die competenties en werkprocessen die gelden voor meerdere uitstroomprofielen worden in het brede deel van de opleiding aangeboden. Uiteindelijk stroomt een student wel uit binnen één gekozen uitstroomprofiel. 41 Eén respondent vat beide elementen van brede opleidingen als volgt samen: Enerzijds wordt de opleiding verbreed aan de instroomzijde in verband met de keuzeproblematiek samenvoegen van meerdere opleidingen, anderzijds wordt aan de uitstroomzijde verbreed (één opleiding verbreden), om beter aan te kunnen sluiten op de vraag van de arbeidsmarkt. 109 Op welke plekken in het curriculum is de verbreding terug te zien? In de nieuwe dossiers is ruimte voor deze verbreding in de keuzedelen en in het profieldeel. Zo geeft een van de scholen aan onderdelen van andere uitstroomprofielen aan te willen bieden als keuzedeel. Hiertoe is reeds een aanvraag ingediend bij SBB. Een andere respondent geeft aan dat in het eerste, oriënterende deel van de brede opleiding algemene keuzedelen zullen worden aangeboden, die interessant zijn voor diverse uitstroomprofielen, denk bijvoorbeeld aan duurzaamheid. In het tweede deel, wanneer een student een keuze heeft gemaakt voor een uitstroomprofiel, worden beroepsspecifieke keuzedelen aangeboden. 41 Aanvullend blijkt uit ervaringen met het Netwerk Breed Opleiden Niveau 2 dat ook aandacht voor het arbeidsmarktperspectief op de langere termijn als kenmerk van de brede opleidingen wordt gezien. Het gaat dan om aandacht voor flexibele werknemersvaardigheden, loopbaanvaardigheden enzovoort. Voor het netwerk, zie: cinopadvies.nl/94_3608_netwerk_breed_opleiden_niveau_2.aspx

112 Sommige respondenten vinden de nieuwe brede dossiers nog niet breed genoeg. Zij zouden daar graag nog verder uitbreiding aan geven. Eén respondent geeft bovendien aan dat het op niveau 2 niet heel belangrijk is wat je aan vakinhoudelijk kennis hebt opgedaan, maar dat beroepshouding voor deze doelgroep veel belangrijker is. 110 Tegenover brede opleidingen staan smalle opleidingen. Een smalle opleiding is volgens de respondenten een opleiding die gericht is op één uitstroomprofiel. Smalle opleidingen zijn bedoeld voor studenten die al precies weten wat ze willen, die geen verdere oriëntatie meer nodig hebben. Verdieping staat centraal, in plaats van verbreding. Eén van de respondenten geeft aan dat die studenten vooral zijn te vinden bij de technische opleidingen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan opleidingen voor timmerman, schilder of monteur. Dit zijn beroepen met een duidelijk arbeidsmarkt- en doorstroomperspectief. Dit strookt met de constatering in het vorige hoofdstuk dat verbreding van kwalificaties zich minder bij technische opleidingen heeft voorgedaan. 5.3 Waarom en voor wie brede opleidingen? De argumenten van scholen om opleidingen op niveau 2 breed in te steken, vallen grofweg onder drie noemers: 1 De meest genoemde reden is in feite een aanleiding om over brede opleidingen na te denken: de veranderingen in de kwalificatiestructuur, waarin verschillende dossiers zijn verbreed. 2 Daarnaast wordt door nagenoeg alle respondenten genoemd dat met brede opleidingen wordt aangesloten bij de vraag van het regionale bedrijfsleven. 3 Verder wordt geprobeerd om met brede opleidingen beter aan te sluiten op de behoefte van bepaalde doelgroepen. Het gaat dan vooral om jongeren, studenten in de bol-opleidingen, die nog geen duidelijk beeld hebben van de opleiding die ze willen volgen, of van het beroep dat ze willen uitoefenen. In deze paragraaf worden de overwegingen van scholen verder toegelicht.

113 Veranderingen in de kwalificatiestructuur De belangrijkste aanleiding voor de introductie van brede opleidingen op mbo niveau 2 zijn volgens de instellingen veranderingen in de kwalificatiestructuur, namelijk de komst van een aantal brede dossiers op niveau 2. Dit heeft binnen de scholen de discussie over breed opleiden geopend. De dossiers medewerker facilitaire dienstverlening (crebo 25499) en ondersteunende en administratieve beroepen (crebo 23068) zijn de meest genoemde dossiers die daarbij worden gebruikt. Naast het inrichten van opleidingen binnen de kaders van de brede dossiers, kijken instellingen ook naar de mogelijkheden van extra verbreding met (delen van) andere kwalificatiedossiers. Aansluiting op de arbeidsmarkt De scholen geven aan dat brede inzetbaarheid volgens het (regionale) bedrijfsleven belangrijk is voor mbo ers op niveau 2. Het regionale bedrijfsleven staat volgens de scholen over het algemeen dan ook positief tegenover de brede opleidingen op niveau 2. Het bedrijfsleven vraagt niet zozeer om de brede opleidingen zelf, maar wel om medewerkers die veel verschillende dingen kunnen. In bepaalde beroepsgroepen zijn er voor afgestudeerden van opleidingen op niveau 2 weinig plekken op de arbeidsmarkt. Dat geldt onder meer voor ICT- en secretariële en administratieve beroepen. 42 Belangrijk is deze studenten extra vaardigheden mee te geven en daarmee ook hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Zo gaat het bij de secretariële beroepen bijvoorbeeld om meer logistieke zaken of vaardigheden, zoals het regelen van een vergaderruimte, catering zorgen voor een lunch tijdens de vergadering of magazijnbeheer. In het huidige dossier is daarvoor geen ruimte: in het nieuwe, brede dossier is die ruimte er wel. Enkele instellingen geven aan ook in het licht van aansluiten op de arbeidsmarkt het nieuwe dossier nog niet breed genoeg te vinden en bestaande nieuwe dossiers nog uit te willen breiden met (delen van) andere dossiers. 111 Er is nog weinig bekend over het succes bij het vinden van een stage of een plek op de arbeidsmarkt van studenten en gediplomeerden van een brede opleiding op niveau 2, vergeleken met mbo ers met een diploma 42 Voor bijvoorbeeld de niveau 2 opleidingen Medewerker (financiële) administratie, Medewerker secretariaat en receptie en Medewerker ICT zijn de kansen op werk volgens SBB overwegend gering. Voor een groot aantal andere opleidingen op niveau 2, met name voor technische beroepsgroepen, zijn er goede kansen op werk. Zie Kans op Werk van SBB (geraadpleegd september 2016).

114 van een smalle opleiding. De meeste scholen moeten nog starten. Wel zijn er wat eerste indrukken op basis van reacties uit de arbeidsmarkt en verwachtingen. Zo geeft een van de respondenten aan dat het werkveld van de opleiding Sport en Recreatie blij is met de breed inzetbare stagiairs van de niveau 2-opleidingen en dat de studenten makkelijker zijn te plaatsen. Een andere respondent verwacht dat een student die bewuster heeft gekozen voor een uitstroomvariant, makkelijker een stageplaats zal kunnen vinden. Een volgende respondent spreekt de verwachting uit dat een breed opgeleide student ook gemakkelijk een plek op de arbeidsmarkt kan vinden. Eén respondent geeft aan dat het nog afwachten is of er voldoende erkende leerbedrijven zullen zijn voor de brede niveau 2-opleidingen. 112 Echter, de meeste respondenten geven aan dat er in het algemeen weinig werk is voor studenten uit niveau 2 op de arbeidsmarkt. Doorstroom naar niveau 3 is daarom belangrijk en wanneer dat geen optie is, kiezen ze voor een beroep op niveau 2 waar de kansen op werk beter zijn. Dat laatste hopen de instellingen ook te bevorderen met de uitgestelde keuze voor deze studenten. Instellingen geven daarbij aan dat het niet altijd lukt om studenten te stimuleren een baan te zoeken in een richting met voldoende emplooi. De basisveronderstelling is als volgt: als niveau 2 eindonderwijs is, dan is de student breder inzetbaar. Daarmee is de kans op werk groter. Aansluiten op de studentenpopulatie Kenmerken van de studentenpopulatie op niveau 2 worden ook veel genoemd als argument voor verbreding van de opleiding. Respondenten ervaren dat een aanzienlijke groep studenten uit niveau 2 geen goed zicht heeft op wat zij eigenlijk willen worden en niet altijd een bewuste, gemotiveerd keuze maakt voor een opleiding. Veel instellingen geven aan dat dit vaak naar boven komt bij intakegesprekken met studenten. De studenten wordt vervolgens geadviseerd de brede variant van een opleiding te kiezen, zodat zij zich beter en bewuster kunnen oriënteren op de keuze voor een uitstroomprofiel.

115 De respondenten geven ook aan dat er meer multi-problematiek voorkomt bij de populatie op niveau 2. Dit sluit aan bij de geluiden die in deel 1 van dit rapport zijn genoemd en wordt bevestigd door eerder onderzoek onder onderwijspersoneel van opleidingen op niveau Er komen relatief veel persoonlijke problemen voor, zoals een moeilijke thuissituatie of schulden. Ook zijn er relatief veel studenten in deze groep die een WAJONGindicatie hebben of onder de regeling passend onderwijs vallen. Vanwege dergelijke problemen hebben de studenten vaak een geringere focus op opleiding en beroep. Dit kan bijdragen aan voortijdig schoolverlaten (vsv). Groenenberg en Hermanussen (2012) hebben onderzocht dat docenten in opleidingen Economie & Handel en Zorg & Welzijn iets vaker met zorgleerlingen te maken hebben dan docenten in techniekopleidingen. De inzet van brede opleidingen betekent overigens niet dat daarmee ook de problemen van de doelgroep worden opgelost, zo geven de respondenten aan. Wel kun je studenten bewuster een keuze laten maken, door ze breder te laten oriënteren. Juist voor deze doelgroep wordt het van belang geacht om behalve het bieden van een beter beeld van het beroep ook rolmodellen aan te dragen. Daartoe is een brede opleiding alleen geen oplossing. 113 Overige redenen Eén instelling geeft aan de brede opleiding ook in te zetten voor de versnelde doorstroom van studenten uit entreeopleidingen. Studenten die beginnen in een entreeopleiding en na tien weken laten zien meer in hun mars te hebben, mogen doorstromen naar niveau 2. Op deze school kan deze doorstroom vanuit niveau 1 naar alleen brede opleidingen op niveau 2 en alleen indien het college van bestuur (CvB) hiervoor toestemming geeft. Een andere respondent geeft aan ook te overwegen om de brede opleidingen in te zetten voor bbl ers, of voor een leerroute waarin bol en bbl gecombineerd worden. Respondenten is ook gevraagd of het financieel aantrekkelijk is om brede opleidingen in te richten, omdat daarmee wellicht schaalvoordelen kunnen worden gehaald. Twee respondenten geven aan dat dit mede een 43 Groenenberg, R. en Hermanussen, J. (2012). Docent in mbo niveau 1 of 2. Een vak apart. Utrecht: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.

116 rol speelt, maar het merendeel van de respondenten ziet juist extra kosten voor deze opleidingen. Hier gaan we in de volgende paragraaf verder op in. Overigens betekent dit niet dat per definitie brede opleidingen moeten worden aangeboden op niveau 2. De meeste scholen geven aan dat er ook een groep studenten is die wel een helder beroepsbeeld heeft en bewust kiest voor een opleiding. Voor deze groep proberen de instellingen ook smalle opleidingen in de lucht te houden, naast de brede variant. 5.4 Belemmeringen en knelpunten bij brede opleidingen op niveau Bij de introductie van brede niveau 2-opleidingen ervaren onderwijsinstellingen verschillende belemmeringen. De meest genoemde belemmeringen worden ervaren binnen de school of hebben te maken met de beperkingen van wet- en regelgeving, waaronder de kwalificatiestructuur zelf. Schoolinterne aangelegenheden Schoolinterne belemmeringen hebben vooral te maken met de inzet van het onderwijspersoneel op het gebied van draagvlak en competenties en verder met kosten en de doorstroommogelijkheden voor individuele studenten. Het verbreden van opleidingen kan grote veranderingen in het werk van onderwijspersoneel betekenen, wat kan leiden tot interne weerstand bij docenten of teams. Dit wordt door 5 van de 8 instellingen benoemd als een belemmerende factor. Het verbreden van opleidingen betekent een belangrijke verandering in het werk van docenten en dat docenten moeten samenwerken met andere teams of met collega s uit andere opleidingen. Door cultuurverschillen tussen die verschillende teams is dat soms een ingewikkeld proces. Duidelijk is dat er eerst draagvlak gecreëerd moet worden voor de introductie van brede opleidingen zodat het besluit daartoe breed gedragen wordt.

117 Zes respondenten geven aan dat er belemmeringen ontstaan doordat de brede opleidingen niet passen bij de schoolorganisatie. Als belangrijke belemmering wordt genoemd dat brede opleidingen over bestaande organisatie-eenheden, bijvoorbeeld teams, heen moeten worden ingericht. Een respondent vat dat als volgt samen: Een aantal van onze colleges zijn als kokers, het personeel kijkt niet buiten de koker. Dat maakt de organisatie niet flexibel. Smalle opleidingen leiden nogal eens tot verkokering in de onderwijsorganisatie: doordat teams uitsluitend gericht zijn op hun eigen, smalle werkgebied, vindt er weinig uitwisseling tussen vakgebieden plaats, waardoor het gesprek over verwantschap tussen opleidingen moeizaam op gang komt. De inrichting van brede opleidingen betekent niet alleen dat opleidingen team-overstijgend worden aangeboden; opleidingen moeten soms ook locatie-overstijgend worden georganiseerd. Faciliteiten waar studenten in brede opleidingen gebruik van maken liggen dan verspreid over verschillende gebouwen of zelfs verschillende vestigingsplaatsen. Reizen tussen verschillende locaties wordt als nadeel gezien voor studenten van niveau 2; dat veroorzaakt te veel onrust. 115 De bredere oriëntatie van de opleidingen heeft als nadeel dat het toekomstperspectief wat vaag kan blijven voor de student, aangezien in een brede opleiding de keuze voor een uitstroomprofiel wordt uitgesteld. Dit vraagt een extra inspanning van de school bij de begeleiding van de studenten op niveau 2 bij de oriëntatie op opleiding en beroep. Enerzijds moet daar in het curriculum aandacht aan besteed worden. Anderzijds vraagt het lesgeven binnen een brede opleiding om een bepaald type docent. Een van de respondenten zegt hierover: In de brede opleidingen werden in eerste instantie specialisten van verschillende opleidingen ingevlogen. Dat werkte niet goed, te veel docenten zorgde voor onrust onder de studenten. Je hebt generalisten nodig die van alles een beetje weten. En een vaste docent. Twee instellingen geven aan niet zomaar docenten voor deze doelgroep te zetten. Ze zijn op zoek naar een speciaal type docent. Enerzijds zijn

118 deze docenten bekend met het type studenten in de brede niveau 2-opleidingen en gemotiveerd om met deze doelgroep aan de slag te gaan. Anderzijds zijn deze docenten ervaren in het begeleiden van loopbaanoriëntatie en -begeleiding (lob) en het aanleren van sociale vaardigheden. Er wordt actief gezocht naar en geworven voor deze docenten door het uitzetten van interne vacatures. 116 Brede niveau 2-opleidingen kunnen ook duur zijn voor de instellingen. Dat heeft enerzijds te maken met de inzet van personeel voor de keuzebegeleiding in de periode waarin studenten zich breed oriënteren. Anderzijds heeft het te maken met de populatie: als zich in deze opleidingen studenten concentreren die te maken hebben met verschillende soorten problematiek, betekent dat dat ook de kosten voor inzet van derden die daarop gericht is, bijvoorbeeld maatschappelijk werk, in deze opleidingen hoog zijn. Op de vraag of instellingen ook om financieel organisatorische redenen (schaalvoordelen) de opleidingen op niveau 2 breed hebben ingestoken, antwoorden dan ook slechts twee van de scholen positief. Andere scholen wijzen juist op de toenemende kosten van een brede niveau 2-opleiding, veroorzaakt door de extra investering in de begeleiding van deze studenten. Daar komt bij dat de scholen adviseren om ook smalle opleidingen op niveau 2 te blijven aanbieden. Dat kan alleen als beide opleidingen goed gevuld blijven met studenten. Zoals een van de respondenten aangeeft, is er massa nodig om ook daadwerkelijk keuze-opties in brede opleidingen te kunnen bieden. Een andere belemmering heeft te maken met de individuele doorstroom van studenten. Als een student in een brede opleiding bijvoorbeeld na een half jaar oriëntatie wil doorstromen naar een uitstroomprofiel, dan is het handig als die student kan aansluiten bij de groep die al in september begonnen is met de opleiding. Dat is niet altijd mogelijk. Daar komt nog bij dat docenten in de smalle opleidingen niet altijd positief staan ten opzichte van de instroom van studenten halverwege het jaar, wat instroom in de reguliere opleiding niet altijd gemakkelijk maakt voor een student. Ten slotte volgt nog een waarschuwing van een van de instellingen: de ervaring leert dat het groepsgevoel van studenten in brede opleidingen

119 minder is dan dat van studenten in smalle opleidingen. Daarom is het heel belangrijk ze in elk geval een eigen vaste plek te bieden binnen de school. Imago brede opleidingen Verschillende respondenten ervaren of verwachten dat niet alle studenten warm lopen voor een brede opleiding. Dat geldt vooral voor studenten die al een bewuste keuze hebben gemaakt. Zij willen niet belast worden met allerlei brede, meer oriënterende onderdelen in hun opleiding. Daarom adviseren vrijwel alle respondenten om naast brede ook smalle opleidingen te blijven aanbieden. Daarnaast heeft de brede opleiding voor sommige studenten een negatief imago vanwege de populatie. Als er relatief veel studenten met multiproblematiek op deze opleidingen zitten, dan zien andere studenten dat. Dat kan hen tegenhouden voor de opleiding te kiezen, ook al zou het inhoudelijk wel goed bij hen passen. 117 Minder vaak wordt genoemd dat het imago van brede opleidingen bij ouders van invloed kan zijn op de studiekeuze. Eén respondent vermoedt dat een brede opleiding sommige ouders tegen de borst zal stuiten, omdat zij beroepsonderwijs associëren met leren voor een beroep. Dat zien zij mogelijk niet terug in een brede opleiding. Daar tegenover staat een respondent die meent dat de invloed beperkt zal zijn, aangezien veel ouders geen kennis of beeld hebben van brede opleidingen. Wet- en regelgeving Op het gebied van wet- en regelgeving zien de respondenten wel wat haken en ogen. Daarbij gaat het vooral om regelgeving van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) over de inschrijving van studenten in een kwalificatie (crebonummer). Als de student na inschrijving switcht naar een ander uitstroomprofiel, dan moet hij worden uitgeschreven op het oude en ingeschreven op het nieuwe crebonummer. Dat kan gevolgen hebben voor de rendementscijfers van de opleiding waar de student in eerste instantie op was ingeschreven. Anderzijds kan dit een positief effect hebben op de rendementscijfers van de nieuwe

120 opleiding. Respondenten geven aan dat dit, mits voldoende gemotiveerd, goed is uit te leggen aan de Inspectie van het Onderwijs. Wel zeggen respondenten dat de administratieve rompslomp belemmerend werkt. Eén respondent geeft als suggestie mee dat het mogelijk zou moeten zijn om studenten in niveau 2 op een nul-crebo in te schrijven en pas later op het crebo voor het uitstroomprofiel. Er bestaat nu wel een mogelijkheid om studenten in te schrijven op een domein in plaats van een kwalificatie (crebonummer), maar daarvoor ontvangen instellingen minder bekostiging. Dat biedt dus geen soelaas, temeer omdat brede opleidingen niet altijd passen in de domeinindeling. 118 Voorts blijft het noodzakelijk dat opleidingen blijven passen binnen de kaders van de kwalificatiestructuur. Er is wel ruimte in de kwalificatiestructuur voor het vormgeven van brede opleidingen, maar die ruimte wordt niet door iedereen als voldoende ervaren. Eén van de respondenten geeft aan dat de ruimte er wel was in de oude dossiers, in de vrije ruimte, maar veel minder in de nieuwe dossiers. Met name voor activiteiten die helpen bij oriëntatie op opleiding en beroep moet ruimte worden gezocht in uren voor leren, loopbaan en burgerschap (LLB). Keuzedelen kunnen een uitkomst bieden, maar het traject van het indienen van een keuzedeel duurt relatief lang. Eén respondent geeft aan graag remediërende keuzedelen, die nu gekoppeld zijn aan niveau 1-opleidingen, te koppelen aan niveau 2-opleidingen voor het dossier Dienstverlening. Daartoe zal een aanvraag worden ingediend bij SBB, maar ook die route wordt ervaren als veel gedoe. Een andere respondent brengt in dat keuzedelen niet meetellen voor het diploma van de student. Dit leidt mogelijk tot minimale inspanning van studenten op dit onderdeel, waardoor verbreding of verdieping via het keuzedeel geen meerwaarde heeft. De regeling rond de erkenning van leerwerkplekken werkt soms ook belemmerend bij de inrichting van brede opleidingen. Eén van de instellingen heeft overduidelijk belemmeringen ervaren bij het zoeken naar geschikte stage- en leerwerkplekken voor ICT-studenten op niveau 2. Nader onderzoek wees uit dat een oplossing zou kunnen worden gevonden in het plaatsen van studenten als digitale conciërge op een (basis)school. Hier loopt de instelling aan tegen de grenzen

121 van de erkenningsregeling. Op een school is niet voortdurend iemand beschikbaar om de studenten te begeleiden tijdens een stage. Vaak doet een docent ICT dit erbij en staat hij feitelijk de hele dag voor de klas. Om deze reden is het niet gelukt om op deze manier stageplekken te creëren voor studenten en werken de regels rond erkenning van leerwerkplekken belemmerend. Een andere instelling geeft aan dat een leerwerkplek vaak maar geaccrediteerd is voor één crebo. Een brede accreditatie voor niveau 2 zou wenselijk zijn. In- en doorstroom Met de aansluiting van het toeleverend onderwijs (met name vmbo) op brede niveau 2-opleidingen moet nog ervaring worden opgedaan. In dit kader wordt gewezen op het belang van communicatie met het vmbo rond dit thema. Een enkele respondent is nadrukkelijk in gesprek met de toeleverende vmbo s over de brede opleidingen. De decanen in het vmbo zijn enthousiast volgens de respondent, maar wijzen erop dat de vernieuwingen in het vmbo juist leiden tot meer specifiek opleiden, meer versmalling. Verbreding in het mbo lijkt daar niet op aan te sluiten. 119 Ook op het gebied van doorstroom en aansluiting op niveau 3 is nog onvoldoende ervaring opgedaan. Gezien de geringe arbeidsmarktkansen voor niveau 2 geeft een aantal respondenten aan dat de focus binnen niveau 2-opleidingen juist ligt op doorstroom naar niveau 3. Waarbij wel wordt opgemerkt dat niet elke niveau 2-student over de capaciteiten beschikt om door te stromen naar niveau 3. Een van de respondenten geeft aan dat het ook duidelijk een taak van de school is om ervoor te zorgen dat de aansluiting tussen niveau 2 en 3 goed verloopt en daar aandacht aan te besteden bij de opbouw van het curriculum. Met een brede opleiding op niveau 2 heeft de student meer keuzemogelijkheden als hij door wil stromen naar niveau 3. Daarbij is het wel van belang te waken voor de kwaliteit en de brede opleidingen zorgvuldig samen te stellen. Hierbij moet naast de wens van het bedrijfs leven rekening gehouden worden met logische stappen voor doorstroom naar niveau 3. Brede opleidingen moeten niet zomaar een klein beetje van alles worden.

122 5.5 Samenvatting en aanbevelingen Er is geen waterdichte definitie over wat brede opleidingen zijn, maar er zijn wel centrale elementen aan te wijzen die in verschillende combinaties voorkomen. Ten eerste kan gekeken worden naar het doel van de brede opleiding. Enerzijds is het doel de student te ondersteunen in zijn beroepsoriëntatie door keuzemomenten in de opleiding uit te stellen. Dit heeft vooral zijn weerslag op de inrichting van de opleiding. Anderzijds is het doel studenten en gediplomeerden een betere inzetbaarheid te geven op de stage- en arbeidsmarkt, door studenten een breder palet aan vaardigheden mee te geven. Dit doel heeft vooral consequenties voor de inhoud van de opleiding. 120 Een ander belangrijk kenmerk heeft te maken met de kwalificaties die de basis vormen voor de brede opleiding. Het curriculum van een brede opleiding is of wordt opgesteld op basis van diverse bestaande dossiers of op basis van een nieuw, breed kwalificatiedossier. De competenties en werkprocessen die gelden voor meerdere uitstroomprofielen of kwalificaties worden in het brede deel van de opleiding aangeboden. Uiteindelijk stroomt een student wel uit binnen één gekozen uitstroomprofiel. Redenen voor het aanbieden van brede opleidingen zijn: veranderingen in de kwalificatiestructuur; de introductie van brede dossiers in de IHKS; de kenmerken van de studentenpopulatie van niveau 2: geen goed beroepsbeeld, soms gekoppeld aan multiproblematiek; de behoeften van het bedrijfsleven bij het inzetten van mbo ers op niveau 2; en in een enkel geval; versnelde doorstroom vanuit niveau 1. Voor welke doelgroep bieden scholen brede opleidingen aan? Doelgroep van de brede opleidingen op niveau 2 zijn jongeren die een bol-opleiding volgen (soms ook bbl), die nog niet precies weten welke opleidingen ze willen volgen. In sommige gevallen gaat dit gepaard met problematiek van de student in het dagelijks leven. Deze jongeren krijgen de mogelijkheid

123 om hun keuze uit te stellen en zich eerst, onder begeleiding, breder te oriënteren. Er worden verschillende belemmeringen ervaren bij het invoeren van brede opleidingen op niveau 2. Belemmeringen binnen de school hebben vooral te maken met het personeel. Enerzijds moet soms weerstand overwonnen worden om onderwijspersoneel mee te krijgen in de verandering. Anderzijds gaat het om het vinden van de juiste mensen die aan deze opleidingen kunnen lesgeven. Zij moeten kunnen omgaan met de doelgroep en studenten kunnen begeleiden in hun beroepskeuzeproces. De extra aandacht aan oriëntatie kan de opleidingen ook duur maken. Ten tweede worden verschillende belemmeringen ervaren in de wet- en regelgeving. De respondenten geven aan dat de nieuwe dossiers ook nog onvoldoende ruimte bieden voor de inrichting van brede opleidingen. Met name voor de intensivering van loopbaanoriëntatie en -begeleiding (lob). Het in- en overschrijven van studenten: bij inschrijven op domein wordt de bekostiging lager, terwijl de opleidingen juist relatief duur zijn. Verder wordt ervaren dat de veranderingen gepaard gaan met de nodige administratieve rompslomp, zowel op opleidingsniveau, bijvoorbeeld aanvragen keuzedelen voor lob, of op studentniveau, bij switchen van crebonummers. Er zijn zorgen over het werven van voldoende leerbedrijven voor brede opleidingen. Zo kan de accreditatie van leerbedrijven een probleem zijn. 121 Een ander knelpunt is dat er een negatief imago kleeft aan brede opleidingen omdat hier relatief veel jongeren terechtkomen die te maken hebben met multiproblematiek. Ook zijn de opleidingen niet aantrekkelijk voor jongeren die al wel weten wat ze willen. Ze hebben geen behoefte aan extra oriëntatie voor opleiding en beroep en kiezen liever voor een smalle opleiding.

124 122 Om een aantal van deze belemmeringen het hoofd te bieden, formuleren we enkele aanbevelingen. Creëer eerst draagvlak voor brede opleidingen binnen de school. Werk aan uitwisseling tussen verschillende opleidingsteams, zodat zij buiten de kaders van het eigen team denken en op zoek gaan naar gemeenschappelijke punten tussen opleidingen. Selecteer docenten die passen bij dit type opleiding en bij de doelgroep. Zij moeten de studenten kunnen begeleiden in hun oriëntatie en keuzeproces. Zorg voor structuur en herkenbaarheid voor de studenten: biedt de studenten een vaste plek een vast lokaal op één schoollocatie voor zover mogelijk en slechts één of enkele docenten. Houd, indien mogelijk, ook de smalle niveau 2-opleidingen in de lucht voor die studenten die al weten wat ze willen en geen verbreding nodig hebben of wensen. Mits deze opleidingen voldoende perspectief bieden op de arbeidsmarkt of doorstroom.

125 Bijlagen Bijlage A Tabel BA.1 Ontwikkeling instroom mbo per niveau voor (absoluut) 06/ 07 07/ 08 08/ 09 09/ 10 10/ 11 11/ 12 12/ 13 13/ 14 14/ 15 Niv Niv Niv. 3/ Totaal Bron: BRON-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo. Tabel BA.2 Aantal instromers per sector en niveau voor (absoluut) 123 Niv. 1 Niv. 2 Niv. 3/4 06/ 07 07/ 08 08/ 09 09/ 10 10/ 11 11/ 12 12/ 13 13/ 14 14/ 15 Eh Te Z&W Gr Eh Te Z&W Gr Eh Te Z&W Gr Bron: BRON-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo.

126 Figuur BA.1 Gemiddelde instroom per niveau en sector naar vooropleiding % 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% eh te zw lb eh te zw lb eh te zw lb vso/pro vmbo geen dipl. vmbo bl vmbo kl vmbo gl vmbo tl vavo/hbo/educatie/lcs 124 Bron: BRON bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo.

127 Tabel BA.3 Instroom voor mbo 2 bbl naar leeftijd (absoluut en indexcijfers: 2006=100) 06/ 07 07/ 08 08/ 09 09/ 10 10/ 11 11/ 12 12/ 13 13/ 14 14/ 15 Eh Tm ,0 97,5 88,4 73,3 65,0 62,0 61,9 50,8 42,3 > ,0 145,8 115,9 98,1 95,3 67,8 100,1 79,6 32,0 Te Tm ,0 109,4 111,0 78,7 71,0 72,0 57,0 43,3 42,8 > ,0 136,7 152,0 152,5 269,9 185,3 220,9 94,5 45,5 Zw Tm ,0 93,1 101,0 84,0 77,1 66,9 58,1 52,5 29,2 > ,0 124,3 121,8 116,9 89,7 81,1 104,2 66,4 44,7 Gr Tm ,0 104,3 104,8 86,8 76,4 70,1 61,8 50,4 44,5 > ,0 112,0 129,5 126,9 124,7 131,6 112,0 92,2 49,5 Totaal Tm ,0 104,7 104,0 78,2 70,2 68,9 58,6 46,3 41,7 > ,0 135,7 129,6 121,6 151,1 112,2 140,1 82,0 40,4 125 Bron: BRON-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo.

128 Tabel BA.4 Verdeling etniciteit voor niveau 2 per sector / 07 07/ 08 08/ 09 09/ 10 10/ 11 11/ 12 12/ 13 13/ 14 14/ 15 E&H Aut. 62,5 65,8 63,4 64,6 63,2 62,4 63,5 64,9 64,2 W. All. 7,7 7,1 7,4 7,4 7,2 7,3 8,3 7,1 7,3 Nw. All. 29,8 27,1 29,1 28,0 29,6 30,3 28,3 28,0 28,5 Te Aut. 79,3 80,1 79,8 80,2 80,8 82,0 82,7 80,5 79,1 W. All. 6,2 5,7 5,9 6,1 6,2 5,7 5,6 5,8 5,4 Nw. All. 14,6 14,2 14,4 13,8 13,0 12,3 11,7 13,7 15,4 Z&W Aut. 67,2 68,2 69,5 68,8 72,3 68,1 66,4 66,2 65,2 W. All. 6,0 6,2 6,1 6,4 6,5 6,3 6,6 6,8 5,7 Nw. All. 26,7 25,6 24,4 24,8 21,3 25,6 26,9 26,9 29,1 Gr Aut. 89,9 90,5 90,2 90,3 89,2 89,7 89,4 87,9 88,5 W. All. 5,6 4,4 5,2 4,9 5,6 5,0 5,1 5,4 5,7 Nw. All. 4,5 5,1 4,5 4,7 5,2 5,3 5,5 6,7 5,8 Bron: BRON-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo.

129 Bijlage B Tabel BB.1 Uitstroom vmbo voor periode (percentages) 05/ 06 06/ 07 07/ 08 08/ 09 09/ 10 10/ 11 11/ 12 12/ 13 13/ 14 Geen dipl. jr 3 bl kl 3,4 3,1 2,9 2,6 2,7 2,9 2,8 2,7 2,4 Geen dipl. jr 3 gl tl 1,3 1,4 1,4 1,5 1,6 1,6 1,6 1,3 1,2 Geen dipl. jr 4 bl kl 4,5 3,9 3,7 3,5 3,3 3,5 3,4 3,2 2,6 Geen dipl. jr 4 gl tl 1,4 1,4 1,5 1,3 1,4 1,4 2,0 1,8 1,4 Diploma Bl 24,3 23,1 21,8 21,3 20,6 19,4 19,2 18,6 18,5 Diploma Kl 23,7 24,4 24,6 24,7 24,7 24,5 24,3 23,8 24,4 Diploma gl 5,2 5,4 5,6 5,6 5,7 5,9 5,9 5,8 6,0 Diploma Tl 36,3 37,3 38,5 39,5 40,0 40,7 40,8 42,7 43,5 Tot. geen diploma 10,6 9,8 9,4 8,8 8,9 9,4 9,7 9,1 7,6 Tot. diploma 89,4 90,2 90,6 91,2 91,1 90,6 90,3 90,9 92,4 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 127 Bron: BRON-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo. Tabel BB.2 Aandeel uitstromers naar sector voor vmbo bl, kl, gl en tl, zonder diploma 05/ 06 06/ 07 07/ 08 08/ 09 09/ 10 10/ 11 11/ 12 12/ 13 Jr 3/4 bl/kl Economie 28,1 28,5 26,8 27,5 28,0 26,7 27,1 24,9 Techniek 35,4 35,2 34,0 31,7 31,0 29,8 26,4 25,2 Z & W 26,0 27,0 27,1 26,7 25,8 26,5 27,7 28,0 Groen 10,5 9,4 9,3 10,0 9,2 9,4 9,0 8,8 Intersectoraal 0,0 0,0 2,8 4,1 6,1 7,6 9,7 13,0 Jr 3/4 gl Economie 42,4 41,2 37,7 32,2 23,9 31,0 25,5 20,7 Techniek 17,4 19,4 13,8 7,4 10,1 9,2 6,0 7,2 Z & W 26,5 26,5 21,0 18,0 13,7 13,4 11,8 11,1 Groen 13,7 12,9 10,8 14,4 14,9 9,0 17,1 10,4 Intersectoraal 0,0 0,0 16,7 28,0 37,4 37,3 39,7 50,7 Bron: BRON-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo.

130 Tabel BB.3 Aandeel uitstromers dat leerwegondersteunend heeft gekregen voor / 06 06/ 07 07/ 08 08/ 09 09/ 10 10/ 11 11/ 12 12/ 13 Geen dipl. jr 3 bl kl Lwoo 43,4 43,7 46,6 46,4 47,8 47,9 49,9 49,9 Geen lwoo 56,6 56,3 53,4 53,6 52,2 52,1 50,1 50,1 Geen dipl. jr 3 gl tl Lwoo 4,1 4,0 4,2 4,1 6,9 6,6 7,3 8,1 Geen lwoo 95,9 96,0 95,8 95,9 93,1 93,4 92,7 91,9 Geen dipl. jr 4 bl kl Lwoo 48,3 49,6 51,0 53,0 54,6 52,7 53,5 52,7 Geen lwoo 51,7 50,4 49,0 47,0 45,4 47,3 46,5 47,3 Geen dipl. jr 4 gl tl Lwoo 4,6 6,2 7,7 7,3 9,5 9,8 9,4 8,7 Geen lwoo 95,4 93,8 92,3 92,7 90,5 90,2 90,6 91,3 Dipl. bl Lwoo 45,6 50,2 54,3 58,1 59,2 60,9 60,0 61,1 Geen lwoo 54,4 49,8 45,7 41,9 40,8 39,1 40,0 38,9 Dipl. kl Lwoo 12,9 15,5 18,9 22,4 24,1 25,8 25,2 25,6 Geen lwoo 87,1 84,5 81,1 77,6 75,9 74,2 74,8 74,4 Dipl. gl Lwoo 4,7 4,4 5,4 6,8 6,1 6,5 6,5 6,8 Geen lwoo 95,3 95,6 94,6 93,2 93,9 93,5 93,5 93,2 Dipl. tl Lwoo 2,2 1,9 2,6 3,0 3,4 3,9 3,7 3,7 Geen lwoo 97,8 98,1 97,4 97,0 96,6 96,1 96,3 96,3 Bron: BRON-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo.

131 Bijlage C Op de volgende pagina s staan de geselecteerde HKS-crebo s die op verschillende criteria zijn beoordeeld, namelijk het aantal gerelateerde eindtermen en BKS-crebo s, het aantal betrokken kenniscentra, domeinen en sectoren van de onderliggende kwalificaties en het aantal beroepscompetentieprofielen. 129

132 130 Niveau 2 Crebo Omschrijving #Eindtermen #BKS-crebo s #Domeinen #Sectoren Bcp s Industrieel lakverwerker Verkoper Uitvoerend bakker Medewerker DTP Basismedewerker printmedia Constructiewerker Verspaner Monteur service en onderhoud installaties en systemen Procesoperator A Logistiek medewerker Kapper Medewerker vers Medewerker teelt Medewerker dierverzorging Medewerker sport en recreatie

133 Niveau 3 Crebo Omschrijving #Eindtermen #BKS-crebo s #Domeinen #Sectoren Bcp s Vakkracht industrieel lakverwerker Allround machinaal houtbewerker Allround Metselaar Allround timmerman Commercieel medewerker Secretaresse Eerste verkoper Zelfstandig werkend bakker Allround monteur mobiele werktuigen Eerste monteur service en onderhoud elektrotechniek en instrumentatie Eerste monteur vliegtuigonderhoud Zelfstandig medewerker travel & hospitality Logistiek teamleider Vakbekwaam medewerker vers Allround medewerker versindustrie Vakbekwaam medewerker teelt Vakbekwaam medewerker veehouderij Vakbekwaam medewerker dierverzorging

134 132

135 Bronvermelding Bestanden DUO (1 oktober 2014). Basisregister Onderwijsnummer (BRON). DUO (1 oktober 2014). Historisch overzicht Crebo beroepsopleidingen. Geraadpleegd op 5 november 2015 van onderwijsdata/images/01.%20crebo%20historisch % xls DUO (1 oktober 2014). Crebolijst combinatie crebo en beroep. Geraadpleegd op 5 november 2015 van Combinatie%20crebo%20en%20beroep% xls SBB (2015). Crebolijst Herziening dossiers Geraadpleegd op 5 november 2015 van ashx?id=2730 SBB - Kans op werk. (geraadpleegd september 2016). 133 Interviews Naam Ben Visscher Marian Alberts Albert Jan Hoeve Evy Loos Desiree de Haan Jantien van t Hof Kathy Rogmans Silke Leever-Vermehren Organisatie ROC van Amsterdam ROC Rivor Deltion College Summa College Helicon Albeda College ROC West-Brabant ROC van Twente

136 Literatuur 134 Elffers, L. (2012). Voortijdig schoolverlaten in het mbo. Voorbij het laaghangend fruit. MESO Magazine: 184, juni 2012, pp Groenenberg, R. en Hermanussen, J. (2012). Docent in mbo niveau 1 of 2. Een vak apart. Utrecht: Expertisecentrum Beroepsonderwijs. Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt (2015). Benchmark middelbaar beroepsonderwijs Bouwsteen studiesucces. Sectorrapportage. Nijmegen: Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt. Neuvel, J. & Westerhuis, A. (2013). Stromen en onderstromen in vo, mbo en hbo. s-hertogenbosch: Expertisecentrum Beroepsonderwijs. Schipperheyn, R., Neuvel, J., Westerhuis, A. & Toly, R. van, (2016). De ontwikkeling van de instroom in de bbl. Op zoek naar verklaringen voor de terugloop. s-hertogenbosch: Expertisecentrum Beroepsonderwijs. STL (2014). Arbeidsmarkt- en Onderwijsinformatie Transport & Logistiek. Gouda: Sectorinstituut transport en logistiek. Visser, K. & Wijk, B. van (2011). Een schepje er bovenop: via mbo 2 naar mbo 3. s-hertogenbosch: Expertisecentrum Beroepsonderwijs. Westerhuis, A., Baay, P. & Neuvel, J. (nog te verschijnen). De daling van de deelname aan de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo; passend in een internationale trend? s-hertogenbosch: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.

137 Gebruikte afkortingen AKA (opleiding) Arbeidsmarkt Gekwalificeerd Assistent APC-gebied Armoedeprobleemcumulatiegebied Bb Bovenbouw (havo, vwo) Bbl Beroepsbegeleidende leerweg BKA (opleiding) Assistentenopleiding Beroepskwalificerend Assistent BKS Beroepsgerichte kwalificatiestructuur Bl Basisberoepsgerichte leerweg (vmbo) Bol Beroepsopleidende leerweg DUO Dienst Uitvoering Onderwijs E&H Economie en handel Ecbo Expertisecentrum Beroepsonderwijs Ed. Educatie Gl Gemengde leerweg (vmbo) Gr Groen (mbo) Havo Hoger algemeen voortgezet onderwijs Hbo Hoger beroepsonderwijs HKS Herziene kwalificatiestructuur ICT Informatie- en communicatietechnologie IHKS Invoering herziening kwalificatiestructuur Kl Kaderberoepsgerichte leerweg (vmbo) Lcs Les- en cursusgeldsysteem LLB Leren, loopbaan en burgerschap Lwoo Leerwegondersteunend onderwijs Mbo Middelbaar beroepsonderwijs OCW Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Pro Praktijkonderwijs SBB Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven Te Techniek (mbo) Tl Theoretische leerweg (vmbo) Vavo Voortgezet algemeen volwassenenonderwijs Vmbo Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs Vo Voortgezet onderwijs 135

138 Vso Vwo Wo Z&W Voortgezet speciaal onderwijs Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs Wetenschappelijk onderwijs Zorg en welzijn 136

139 137

140 138 Het Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ecbo) ontwikkelt, verzamelt en verspreidt kennis over het beroepsonderwijs. Ecbo doet zowel wetenschappelijk als beleids- als praktijkgericht onderzoek en vindt het belangrijk de resultaten daarvan te delen met het bve-veld. Zo levert ecbo een bijdrage aan de kennisinfrastructuur van de sector beroepsonderwijs en volwasseneneducatie. Postbus BP s-hertogenbosch

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Joost Meijer, Amsterdam, 2015 Deelrapport Kohnstamm Instituut over doorstroom vmbo-mbo t.b.v. NRO-project 405-14-580-002 Joost Meijer, Amsterdam, 2015 Inleiding De doorstroom van vmbo naar mbo in de groene sector is lager dan de doorstroom

Nadere informatie

Trends in passend onderwijs

Trends in passend onderwijs DEFINITIEF Trends in passend onderwijs 2014-2017 DUO Informatieproducten Susan Borggreve, Daniël van Eck & Thijs Nielen 12 juni 2018 Inhoud 1 SAMENVATTING... 3 2 LEESWIJZER... 5 3 ONTWIKKELINGEN IN LEERLINGAANTALLEN...

Nadere informatie

Analyse instroom

Analyse instroom Instroomontwikkeling 2016 2017 In 2016 was er een instroomtoename van 5,5% bij de hbo-bachelor- en ad-opleidingen, opgebouwd uit: Een toename van de directe doorstroom vanuit havo, mbo en vwo met 1,0%

Nadere informatie

Instroom en inschrijvingen

Instroom en inschrijvingen Instroom en inschrijvingen Minder studenten beginnen aan opleidingen in de sector Onderwijs... 2 Instroom pabo keldert in 2015 maar herstelt zich deels in 2016... 3 Minder mbo ers naar sector Onderwijs...

Nadere informatie

Update door- en uitstroomcijfers participatie zonder startkwalificatie

Update door- en uitstroomcijfers participatie zonder startkwalificatie Update door- en uitstroomcijfers participatie zonder startkwalificatie Samenvatting Op basis van de geactualiseerde gegevens van het CBS zien de samenwerkende inspecties binnen Toezicht Sociaal Domein

Nadere informatie

Sociaal kapitaal: slagboom of hefboom? Samenvatting. Wil van Esch, Régina Petit, Jan Neuvel en Sjoerd Karsten

Sociaal kapitaal: slagboom of hefboom? Samenvatting. Wil van Esch, Régina Petit, Jan Neuvel en Sjoerd Karsten Sociaal kapitaal: slagboom of hefboom? Samenvatting Wil van Esch, Régina Petit, Jan Neuvel en Sjoerd Karsten Colofon Titel Auteurs Tekstbewerking Uitgave Ontwerp Vormgeving Bestellen Sociaal kapitaal in

Nadere informatie

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013 Fact sheet nummer 5 maart 2013 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Er zijn ruim 133.000 jongeren van 15 tot en met 26 jaar in Amsterdam (januari 2012). Met de meeste jongeren gaat het goed in het onderwijs

Nadere informatie

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014 Nummer 6 juni 2014 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014 Factsheet Ondanks eerste tekenen dat de economie weer aantrekt blijft de werkloosheid. Negen procent van de Amsterdamse beroepsbevolking is werkloos

Nadere informatie

Analyse van de instroom van allochtone studenten op de pabo 1

Analyse van de instroom van allochtone studenten op de pabo 1 Analyse van de instroom van allochtone studenten op de pabo 1 Inleiding Hoeveel en welke studenten (autochtoon/allochtoon) schrijven zich in voor de pabo (lerarenopleiding basisonderwijs) en blijven na

Nadere informatie

Studenten aan lerarenopleidingen

Studenten aan lerarenopleidingen Studenten aan lerarenopleidingen Factsheet januari 219 In de afgelopen vijf jaar is het aantal Amsterdamse studenten dat een lerarenopleiding volgt met ruim 9% afgenomen. Deze daling is het sterkst voor

Nadere informatie

De studieloopbaan van mbo-deelnemers

De studieloopbaan van mbo-deelnemers Paper Symposium, Het belang van het onderwijsnummer voor beleidsinformatie ORD 2012 De studieloopbaan van mbo-deelnemers De verblijfsduur in relatie met het behaalde op het mbo. DUO/INP 1 juni 2012 Jaap-Jan

Nadere informatie

Factsheet. Samenvatting

Factsheet. Samenvatting Studiesucces en uitval 2018 Deze factsheet bevat de belangrijkste ontwikkelingen in het hbo op het gebied van studiesucces, studieduur, uitval en studiewissel van voltijd bachelorstudenten uitgesplitst

Nadere informatie

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013 Fact sheet nummer 9 juli 2013 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013 Er zijn in Amsterdam bijna 135.000 jongeren in de leeftijd van 15 tot 27 jaar (januari 2013). Veel jongeren volgen een opleiding of

Nadere informatie

Onderwijs in Kaart 2018 Zuidoost-Brabant

Onderwijs in Kaart 2018 Zuidoost-Brabant Onderwijs in Kaart 2018 Zuidoost-Brabant Cijfermatige onderwijsontwikkelingen in Zuidoost-Brabant Transvorm Tilburg, mei 2018 Spoorlaan 171 04 5038 CB Tilburg Postbus 4275 5004 JG Tilburg T 088 144 40

Nadere informatie

Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen

Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen Aantal vooraanmeldingen voor 2 e graads opleiding stijgt, 1 e graads daalt en pabo blijft gelijk juni 2010 Inleiding Om de (toekomstige) leraartekorten

Nadere informatie

Uitleg en verdieping CBS data infographic Participatie zonder Startkwalificatie

Uitleg en verdieping CBS data infographic Participatie zonder Startkwalificatie Uitleg en verdieping CBS data infographic Participatie zonder Startkwalificatie DOOR- EN UITSTROOM UIT PRAKTIJKONDERWIJS, VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS EN ENTREE-OPLEIDINGEN (COHORT 2013/14, 2014/15 EN

Nadere informatie

www.ecbo.nl Leerlingenstromen in het middelbaar beroepsonderwijs Leergang Bve

www.ecbo.nl Leerlingenstromen in het middelbaar beroepsonderwijs Leergang Bve www.ecbo.nl Leerlingenstromen in het middelbaar beroepsonderwijs Leergang Bve Anneke Westerhuis 19 mei 2015 www.ecbo.nl Drie thema s: - Doorstroom als kenmerk van het onderwijsstelsel - Loopbaanpatronen

Nadere informatie

Erratum Jaarboek onderwijs 2008

Erratum Jaarboek onderwijs 2008 Centraal Bureau voor de Statistiek Erratum 13 december 2007 Erratum Jaarboek onderwijs 2008 Ondanks de zorgvuldigheid waarmee deze publicatie is samengesteld, is een aantal zaken niet juist vermeld. Onze

Nadere informatie

Voortijdig schoolverlaters: een kwetsbare groep op de arbeidsmarkt

Voortijdig schoolverlaters: een kwetsbare groep op de arbeidsmarkt : een kwetsbare groep op de arbeidsmarkt Harry Bierings en Robert de Vries Direct nadat zij school hadden verlaten, maar ook nog vier jaar daarna, hebben voortijdig naar verhouding vaak geen baan. Als

Nadere informatie

DOORSTROOM VAN VMBO NAAR HAVO Onderzoek onder ruim vmbo-scholieren naar hun intentie om voor de havo te kiezen

DOORSTROOM VAN VMBO NAAR HAVO Onderzoek onder ruim vmbo-scholieren naar hun intentie om voor de havo te kiezen DOORSTROOM VAN VMBO NAAR HAVO Onderzoek onder ruim 20.000 vmbo-scholieren naar hun intentie om voor de havo te kiezen Februari 2019 Surrounded by Talent 2 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding 3 2. Onderzoeksvragen

Nadere informatie

Onderwijs in Kaart 2018 West- Brabant

Onderwijs in Kaart 2018 West- Brabant Onderwijs in Kaart 2018 West- Brabant Cijfermatige ontwikkelingen in West- Brabant Transvorm Tilburg, mei 2018 Spoorlaan 171 04 5038 CB Tilburg Postbus 4275 5004 JG Tilburg T 088 144 40 00 F 088 144 40

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 20 Fact sheet april 20 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar vrijwel gelijk gebleven aan 2015. Van de 14.000 Amsterdamse jongeren

Nadere informatie

Jeugdwerkloosheid Amsterdam

Jeugdwerkloosheid Amsterdam Jeugdwerkloosheid Amsterdam 201-201 Factsheet maart 201 De afgelopen jaren heeft de gemeente Amsterdam fors ingezet op het terugdringen van de jeugdwerkloosheid. Nu de aanpak jeugdwerkloosheid is afgelopen

Nadere informatie

Factsheet. Samenvatting

Factsheet. Samenvatting Afgestudeerden en uitvallers 2017 In deze factsheet staan de belangrijkste kengetallen en ontwikkelingen met betrekking tot uitval, studiewissel en studiesucces. Alle cijfers betreffen voltijd hbo-bachelorstudenten

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Leeswijzer

Inhoudsopgave. Leeswijzer Inhoudsopgave Leeswijzer... 2 Deel I: Deelnemers mbo... 3 Deelnemers mbo Zorg... 3 Deelnemers mbo Welzijn... 4 Nieuwe instromers mbo Welzijn... 7 Deel III: Gediplomeerden mbo... 8 Gediplomeerden mbo Welzijn...

Nadere informatie

Gelijke kansen in het onderwijs

Gelijke kansen in het onderwijs Gelijke kansen in het onderwijs Toegankelijke tekstversie Pagina 1 Inleiding Dit is het dashboard gelijke kansen in het onderwijs. Dit dashboard monitor beschrijft voor verschillende groepen leerlingen

Nadere informatie

Benchmark middelbaar beroepsonderwijs 2016

Benchmark middelbaar beroepsonderwijs 2016 Benchmark middelbaar beroepsonderwijs 2016 Bouwsteen studiesucces Sectorrapportage juli 2017 2017 Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt, Nijmegen Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912

Nadere informatie

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. April 2016

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. April 2016 Feiten en cijfers Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs April 2016 Feiten en cijfers 2 Het algemene beeld Start van de studie uitval en wisselaars Tal van inspanningen bij hogescholen

Nadere informatie

Instroom hbo afgenomen maar forse groei aantal gediplomeerden

Instroom hbo afgenomen maar forse groei aantal gediplomeerden Instroom hbo afgenomen maar forse groei aantal gediplomeerden Groei bij gezondheidszorg, aantal studenten in het hbo stabiliseert, aandeel allochtonen blijft groeien, 5% groei in diploma s, aantal Ad-studenten

Nadere informatie

Uitval en studiesucces van Avans studenten vergeleken met de landelijke cijfers in 2017

Uitval en studiesucces van Avans studenten vergeleken met de landelijke cijfers in 2017 Leer- en Innovatiecentrum Breda, 's-hertogenbosch, Tilburg NOTITIE ons kenmerk IR21062018 contactpersoon Daniël Rijckborst datum 21-06-2018 telefoon 0610359505 onderwerp Factsheet Vereniging Hogescholen

Nadere informatie

Onderwijs: kiezen voor en leren in de techniek

Onderwijs: kiezen voor en leren in de techniek Horizontale as: % +/- t.o.v. jaar eerder Onderwijs: kiezen voor en leren in de Ontwikkeling instroom mbo 24, 25, 26 4% 24 3% 2% % 25 % -4% -3% -2% -% % -% % 2% 3% 4% 26-2% -3% -4% Verticale as: afwijking

Nadere informatie

Meerdere keren zonder werk

Meerdere keren zonder werk Meerdere keren zonder werk Antoinette van Poeijer Ontvangers van een - of bijstandsuikering en ers worden gestimuleerd (weer) aan de slag te gaan. In veel gevallen is dat succesvol. Er zijn echter ook

Nadere informatie

Onderwijs in Kaart 2018 Cijfermatige onderwijsontwikkelingen in Noord-Brabant HBO

Onderwijs in Kaart 2018 Cijfermatige onderwijsontwikkelingen in Noord-Brabant HBO Onderwijs in Kaart 2018 Cijfermatige onderwijsontwikkelingen in Noord-Brabant HBO 1 - Onderwijs in Kaart 2018-hbo.docx - 16-6-2017 Transvorm Inhoud 1. Inleiding... 3 2. Hbo Gezondheidszorg en Sociale Studies

Nadere informatie

Landelijke Jeugdmonitor. Rapportage 2e kwartaal 2007

Landelijke Jeugdmonitor. Rapportage 2e kwartaal 2007 Landelijke Jeugdmonitor Rapportage 2e kwartaal 2007 Centraal Bureau voor de Statistiek Voorburg/Heerlen, 2007 Verklaring der tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer x = geheim = nihil = (indien

Nadere informatie

Afgestudeerden en uitvallers in Avans en het hoger beroepsonderwijs

Afgestudeerden en uitvallers in Avans en het hoger beroepsonderwijs Leer- en Innovatiecentrum Breda, 's-hertogenbosch, Tilburg NOTITIE ons kenmerk IR06062016 contactpersoon Daniël Rijckborst datum 06-06-2016 telefoon 0610359505 onderwerp Factsheet Vereniging Hogescholen

Nadere informatie

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers Feiten en cijfers Afgestudeerden en uitvallers April 2017 Inhoud 1 Het algemene beeld 2 2 Start van de studie: uitvallers 4 3 Start van de studie: wisselaars 5 4 Afsluiting van de studie: studiesucces

Nadere informatie

De deelname van dertigplussers in het mbo-onderwijs: de sectoren Techniek, Economie & Handel, Zorg & Welzijn, en Landbouw

De deelname van dertigplussers in het mbo-onderwijs: de sectoren Techniek, Economie & Handel, Zorg & Welzijn, en Landbouw De deelname van dertigplussers in het mbo-onderwijs: de sectoren Techniek, Economie & Handel, Zorg & Welzijn, en Landbouw Colofon Titel De deelname van dertigplussers in het mbo-onderwijs: de sectoren

Nadere informatie

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs 7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs Vergeleken met autochtonen is de participatie in het hoger onderwijs van niet-westerse allochtonen ruim twee keer zo laag. Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/

Nadere informatie

Instroom hbo afgenomen maar forse groei aantal gediplomeerden

Instroom hbo afgenomen maar forse groei aantal gediplomeerden Instroom hbo afgenomen maar forse groei aantal gediplomeerden Groei bij gezondheidszorg, aantal studenten in het hbo stabiliseert, aandeel allochtonen blijft groeien, 5% groei in diploma s, aantal Ad-studenten

Nadere informatie

Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt

Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 1999- ROA Colofon Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA). Niets uit deze uitgave mag op enige manier worden verveelvoudigd zonder voorafgaande

Nadere informatie

Onderwijs in Kaart 2018 Midden-Brabant

Onderwijs in Kaart 2018 Midden-Brabant Onderwijs in Kaart 2018 Midden-Brabant Cijfermatige onderwijsontwikkelingen in Midden-Brabant Transvorm Tilburg, mei 2018 Spoorlaan 171 04 5038 CB Tilburg Postbus 4275 5004 JG Tilburg T 088 144 40 00 F

Nadere informatie

Benchmark middelbaar beroepsonderwijs Bouwsteen studiesucces. Sectorrapportage

Benchmark middelbaar beroepsonderwijs Bouwsteen studiesucces. Sectorrapportage Benchmark middelbaar beroepsonderwijs 2017 Bouwsteen studiesucces Sectorrapportage Foto omslag: Can Stock Photo / dotshock 2018 KBA Nijmegen Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde

Nadere informatie

Technische toelichting Onderwijsresultaten Bekostigd MBO (en VAVO)

Technische toelichting Onderwijsresultaten Bekostigd MBO (en VAVO) Technische toelichting Onderwijsresultaten Bekostigd MBO (en VAVO) Deze toelichting hoort bij de standaard Onderwijsresultaten voor het Bekostigd MBO zoals beschreven in het Onderzoekskader mbo 2017, bijlage

Nadere informatie

Studiesucces in de G4 opnieuw beoordeeld. Replicatieonderzoek naar het effect van populatieverschillen op de studieresultaten in roc s

Studiesucces in de G4 opnieuw beoordeeld. Replicatieonderzoek naar het effect van populatieverschillen op de studieresultaten in roc s Studiesucces in de G4 opnieuw beoordeeld Replicatieonderzoek naar het effect van populatieverschillen op de studieresultaten in roc s Colofon Titel Studiesucces in de G4 opnieuw beoordeeld: replicatieonderzoek

Nadere informatie

5. Onderwijs en schoolkleur

5. Onderwijs en schoolkleur 5. Onderwijs en schoolkleur Niet-westerse allochtonen verlaten het Nederlandse onderwijssysteem gemiddeld met een lager onderwijsniveau dan autochtone leerlingen. Al in het basisonderwijs lopen allochtone

Nadere informatie

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Esther van Kralingen Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/ 2 is het aandeel van de niet-westerse allochtonen dat in het hoger onderwijs

Nadere informatie

Mobiliteit van leraren tussen onderwijssectoren

Mobiliteit van leraren tussen onderwijssectoren Mobiliteit van leraren tussen onderwijssectoren Versie 2 Datum 15 oktober 2018 Status Definitief Onze referentie 1427719 Colofon Directie Projectnaam Contactpersoon Kennis/DUO Mobiliteit leraren Ministerie

Nadere informatie

Update basisinformatie Koers VO

Update basisinformatie Koers VO Update basisinformatie Koers VO Actuele stand 1-10-010 Actis onderzoek M. Bouwmans MSc. Rotterdam, 6 mei 011 Inhoudsopgave 1 Inlei di ng 3 1.1 Leeswijzer 3 Sam enw er kingsver band Koers VO 4.1 Aantal

Nadere informatie

Leerlingenstromen in het middelbaar beroepsonderwijs Leergang mbo

Leerlingenstromen in het middelbaar beroepsonderwijs Leergang mbo www.ecbo.nl Leerlingenstromen in het middelbaar beroepsonderwijs Leergang mbo Anneke Westerhuis 9 mei 2017 www.ecbo.nl drie thema s: doorstroom in het onderwijsstelsel loopbaanpatronen in en rond het mbo

Nadere informatie

Uitstroommonitor praktijkonderwijs

Uitstroommonitor praktijkonderwijs Uitstroommonitor praktijkonderwijs 2016-2017 Samenvatting van de monitor 2016-2017 en de volgmodules najaar 2017 Sectorraad Praktijkonderwijs december 2017 Versie definitief 1 Vooraf In de periode 1 september

Nadere informatie

O-meting projectplan Versterken, Verbinden VSO/PrO en MBO (VVV ) (Maatregel 7) & onderdeel van ESF-project Bruggen bouwen

O-meting projectplan Versterken, Verbinden VSO/PrO en MBO (VVV ) (Maatregel 7) & onderdeel van ESF-project Bruggen bouwen O-meting projectplan Versterken, Verbinden VSO/PrO en MBO (VVV 2016-2017) (Maatregel 7) & onderdeel van ESF-project Bruggen bouwen Juni 2017 Marjo Brinkman Aloysius Stichting Met ondersteuning van: Opmerking

Nadere informatie

Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen

Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen Aanmelding voor opleidingen tot vo docent steeds vroeger, pabo trekt steeds minder late aanmelders juni 2009 Inleiding Om de (toekomstige) leraartekorten

Nadere informatie

Technisch rapport Studentenstromen en selecterende opleidingen

Technisch rapport Studentenstromen en selecterende opleidingen Technisch rapport Studentenstromen en selecterende opleidingen Technisch rapport Studentenstromen en selecterende opleidingen De hoofdlijnen Na een jarenlange daling stabiliseert de totale doorstroom vanuit

Nadere informatie

Onderwijs in Kaart 2018 Noordoost-Brabant

Onderwijs in Kaart 2018 Noordoost-Brabant Onderwijs in Kaart 2018 Noordoost-Brabant Cijfermatige ontwikkelingen in Noordoost-Brabant Transvorm Tilburg, mei 2018 Spoorlaan 171 04 5038 CB Tilburg Postbus 4275 5004 JG Tilburg T 088 144 40 00 F 088

Nadere informatie

Onderwijs in Kaart 2018 Cijfermatige onderwijsontwikkelingen in Noord-Brabant MBO

Onderwijs in Kaart 2018 Cijfermatige onderwijsontwikkelingen in Noord-Brabant MBO Onderwijs in Kaart 2018 Cijfermatige onderwijsontwikkelingen in Noord-Brabant MBO 1 Inhoud 1. Inleiding... 3 2. Mbo Zorg en Welzijn Noord-Brabant... 4 2.1 Instromers... 5 Algemeen... 5 Benchmark Nederland...

Nadere informatie

KWANTITATIEVE REGIOANALYSE TECHNISCH BEROEPSONDERWIJS

KWANTITATIEVE REGIOANALYSE TECHNISCH BEROEPSONDERWIJS - editie 2007 KWANTITATIEVE REGIOANALYSE TECHNISCH BEROEPSONDERWIJS REGIO MIDDEN- EN WEST-BRABANT - Samenvatting - Een initiatief van index Technocentrum Midden- en West-Brabant index Technocentrum Mozartlaan

Nadere informatie

Onder- en overadvisering in beeld 2006/ /2009 Gemeente Helmond

Onder- en overadvisering in beeld 2006/ /2009 Gemeente Helmond Onder- en overadvisering in beeld 6/7-8/9 Gemeente Helmond November 9 Mevrouw drs. Marian Calis OCGH Advies Samenvatting Een goede aansluiting tussen het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs is in

Nadere informatie

Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs Noordoost-Brabant

Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs Noordoost-Brabant Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs Noordoost-Brabant In mei 2019 verscheen de Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs. In die publicatie leest u over de actuele trends en ontwikkelingen in het zorg- en welzijnsonderwijs

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015 Fact sheet juni 20 De werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar sterk gedaald. Van de 3.00 Amsterdamse jongeren in de leeftijd van 15

Nadere informatie

Factsheet Jongeren in een kwetsbare positie, schooljaar , voorlopige cijfers Landelijk pagina: 2

Factsheet Jongeren in een kwetsbare positie, schooljaar , voorlopige cijfers Landelijk pagina: 2 Factsheet jongeren in een kwetsbare positie Schooljaar 2015-2016 Voorlopige cijfers versie1 Uitgave: juni 2016 Factsheet Jongeren in een kwetsbare positie, schooljaar 2015-2016, voorlopige cijfers Landelijk

Nadere informatie

Factsheet Passend Onderwijs

Factsheet Passend Onderwijs Factsheet Passend Onderwijs November 2010 Inleiding Deze factsheet geeft feiten en cijfers over het passend onderwijs in Nederland. De factsheet is een vervolg op de Factsheet Passend onderwijs van januari

Nadere informatie

Aantal deelnemers paardensport 2013-2014: 293. Meest gevolgde niveau: 4

Aantal deelnemers paardensport 2013-2014: 293. Meest gevolgde niveau: 4 PAARDENSPORT Onderwijs 2013-2014 Deze factsheet bevat specifieke informatie over het middelbaar beroepsonderwijs voor de paardensport. Onderwerpen die aan bod komen zijn: aantal deelnemers, aantal gediplomeerden

Nadere informatie

A fbouw. Ontwikkeling aantal leerlingen Afbouw 2013/2014 Statistisch jaaroverzicht deel 1. Datum: januari 2014 Auteur: Sanne Saalbrink

A fbouw. Ontwikkeling aantal leerlingen Afbouw 2013/2014 Statistisch jaaroverzicht deel 1. Datum: januari 2014 Auteur: Sanne Saalbrink A fbouw Ontwikkeling aantal leerlingen Afbouw 2013/2014 Statistisch jaaroverzicht deel 1 Datum: januari 2014 Auteur: Sanne Saalbrink Colofon Savantis is een kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven

Nadere informatie

Stromen door het onderwijs

Stromen door het onderwijs Stromen door het onderwijs Vanuit het derde leerjaar van het vo 2003/2004 Erik Fleur DUO/IP Juni 2013 1. Inleiding In schooljaar 2003/2004 zaten bijna 200 duizend leerlingen in het derde leerjaar van het

Nadere informatie

Opleidingsniveau stijgt

Opleidingsniveau stijgt Opleidingsniveau stijgt Grote doorstroom naar hogere niveaus Meer leerlingen vanuit vmbo naar havo Grote groep mbo ers naar het hbo 10 Jongens groeien gedurende hun onderwijsloopbaan Jongens na een diploma

Nadere informatie

Middelbaar beroepsonderwijs regio Arnhem

Middelbaar beroepsonderwijs regio Arnhem Deze factsheet toont de ontwikkeling van het aantal studenten in het middelbaar beroepsonderwijs in de regio Arnhem. De cijfers geven inzicht in de ontwikkelingen per sector, niveau en leerweg. Daarnaast

Nadere informatie

Uitleg van de figuren PO 1

Uitleg van de figuren PO 1 Uitleg van de figuren PO 1 Uitleg van de figuren - PO In dit document worden de verschillende figuren nader toegelicht die in het NCO rapport Waar blijven uw oud-leerlingen? worden getoond. Voor ieder

Nadere informatie

Stromen en onderstromen in vo, mbo en hbo. Basisrapport

Stromen en onderstromen in vo, mbo en hbo. Basisrapport Stromen en onderstromen in vo, mbo en hbo Basisrapport Colofon Titel Stromen en onderstromen in vo, mbo en hbo. Basisrapport Auteurs Jan Neuvel & Anneke Westerhuis Datum November 2013 Projectnummer ecbo.13-187

Nadere informatie

FACTSHEET. Instroom en succes in de opleiding tot leerkracht. Platform Beleidsinformatie Mei 2013

FACTSHEET. Instroom en succes in de opleiding tot leerkracht. Platform Beleidsinformatie Mei 2013 FACTSHEET Instroom en succes in de opleiding tot leerkracht Platform Beleidsinformatie Mei 2013 Samenstelling: Pauline Thoolen (OCW/Kennis) Rozemarijn Missler (OCW/Kennis) Erik Fleur (DUO/IP) Arrian Rutten

Nadere informatie

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Werken er nu meer of minder huisartsen dan 10 jaar geleden en werken zij nu meer of minder FTE? LF.J. van der Velden & R.S. Batenburg,

Nadere informatie

Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs West-Brabant

Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs West-Brabant Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs West-Brabant In mei 2019 verscheen de Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs. In die publicatie leest u over de actuele trends en ontwikkelingen in het zorg- en welzijnsonderwijs

Nadere informatie

Van mbo en havo naar hbo

Van mbo en havo naar hbo Van mbo en havo naar hbo Dick Takkenberg en Rob Kapel Studenten die naar het hbo gaan, komen vooral van het mbo en de havo. In het algemeen blijven mbo ers die een opleiding in een bepaald vak- of studiegebied

Nadere informatie

Werkloosheid Redenen om niet actief te

Werkloosheid Redenen om niet actief te Sociaal Economische Trends 2013 Sociaaleconomische trends Werkloosheid Redenen 2004-2011 om niet actief te zijn Stromen op en duren de arbeidsmarkt Werkloosheidsduren op basis van de Enquête beroepsbevolking

Nadere informatie

Samenvatting onderzoek Medewerkers in het MBO

Samenvatting onderzoek Medewerkers in het MBO Samenvatting onderzoek Medewerkers in het MBO Uitgevoerd door ABF Research in opdracht van SOM Aanleiding De arbeidsmarkt voor mbo-personeel is dynamisch. Nieuw personeel stroomt in en ander personeel

Nadere informatie

Duurzaamheid van werk binnen de banenafspraak

Duurzaamheid van werk binnen de banenafspraak Duurzaamheid van werk binnen de banenafspraak - 2017 Analyse op basis van het doelgroepregister en de polisadministratie 1 Inhoud Inleiding... 3 1: Werkzaam zijn en blijven... 4 1a: Werkzaam zijn en blijven

Nadere informatie

Uitstroommonitor praktijkonderwijs

Uitstroommonitor praktijkonderwijs Uitstroommonitor praktijkonderwijs 2015-2016 Samenvatting van de monitor 2015-2016 en de volgmodules najaar 2016 Platform Praktijkonderwijs december 2016 Definitieve versie 161208 1 Vooraf In de periode

Nadere informatie

Aandeel meisjes in de bètatechniek VMBO

Aandeel meisjes in de bètatechniek VMBO Vrouwen in de bètatechniek Traditioneel kiezen veel meer mannen dan vrouwen voor een bètatechnische opleiding. Toch lijkt hier de afgelopen jaren langzaam verandering in te komen. Deze factsheet geeft

Nadere informatie

Onderzoeksrapport: zorgelijke terugloop leerwerkplekken mbo

Onderzoeksrapport: zorgelijke terugloop leerwerkplekken mbo Onderzoeksrapport: zorgelijke terugloop leerwerkplekken mbo - Algemene daling in aantal mbo-studenten. Deze daling wordt grotendeels veroorzaakt door de afname van het aantal leerwerkplekken. - Vooral

Nadere informatie

Uitval studenten. Sectorbeeld Onderwijs, Inspectie van het Onderwijs,

Uitval studenten. Sectorbeeld Onderwijs, Inspectie van het Onderwijs, Studenten sector Onderwijs vallen vaker uit... 2 Veel uitval bij 2 e graads hbo... 3 Meer uitval van pabo studenten met mbo-achtergrond... 5 Steeds meer mannen vallen uit bij pabo... 7 Studenten met niet-westerse

Nadere informatie

Notitie Aansluiting vanuit het onderwijs op de arbeidsmarkt van jongens en meisjes met een diploma gehaald op het mbo bol-voltijd of ho voltijd

Notitie Aansluiting vanuit het onderwijs op de arbeidsmarkt van jongens en meisjes met een diploma gehaald op het mbo bol-voltijd of ho voltijd Notitie a Aansluiting vanuit het onderwijs op de arbeidsmarkt van jongens en meisjes met een diploma gehaald op het mbo bol-voltijd of ho voltijd Juli 2014 Nelet Kuipers, team Onderwijs SQS 1 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Het gebruik van studiefinanciering met de verkeerde intenties

Het gebruik van studiefinanciering met de verkeerde intenties Het gebruik van studiefinanciering met de verkeerde intenties Verkenning op basis van de registraties van DUO Oktober 2016 Jaap-Jan Bakker DUO 1 Inleiding Naar aanleiding van een bericht in de media over

Nadere informatie

Veranderen van opleiding

Veranderen van opleiding Totale switch na stijging weer op 20 procent... 3 Switchers pabo oorzaak stijging in 2012 en 2013... 4 Meer switch van mbo ers in sector Onderwijs in 2013... 5 Bij tweedegraads lerarenopleidingen meer

Nadere informatie

Aantal instromende studenten tussen 2010 2014 gedaald. Figuur 1: Ontwikkeling instroom lerarenopleidingen 2010 2014. 1

Aantal instromende studenten tussen 2010 2014 gedaald. Figuur 1: Ontwikkeling instroom lerarenopleidingen 2010 2014. 1 Het aantal studenten dat start met een opleiding tot leraar basisonderwijs, leraar speciaal onderwijs of leraar voortgezet onderwijs is tussen en afgenomen. Bij de tweedegraads en eerstegraads hbo-lerarenopleidingen

Nadere informatie

Stromen en onderstromen in vo, mbo en hbo

Stromen en onderstromen in vo, mbo en hbo Jan Neuvel & Anneke Westerhuis Stromen en onderstromen in vo, mbo en hbo Ontwikkelingen in leerlingenstromen door het Nederlandse onderwijsstelsel Colofon Titel Stromen en onderstromen in vo, mbo en hbo.

Nadere informatie

Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs Zuidoost-Brabant

Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs Zuidoost-Brabant Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs Zuidoost-Brabant In mei 2019 verscheen de Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs. In die publicatie leest u over de actuele trends en ontwikkelingen in het zorg- en welzijnsonderwijs

Nadere informatie

Afgestudeerden en uitvallers in Avans en het hoger beroepsonderwijs

Afgestudeerden en uitvallers in Avans en het hoger beroepsonderwijs Leer- en Innovatiecentrum Breda, 's-hertogenbosch, Tilburg NOTITIE ons kenmerk IR24052017 contactpersoon Daniël Rijckborst telefoon 0610359505 onderwerp Factsheet Vereniging Hogescholen e-mail d.rijckborst@avans.nl

Nadere informatie

SCHORSINGEN EN VERWIJDERINGEN 2007/2008-2011/2012

SCHORSINGEN EN VERWIJDERINGEN 2007/2008-2011/2012 SCHORSINGEN EN VERWIJDERINGEN 2007/2008-2011/2012 Utrecht, januari 2013 INHOUD Samenvatting 4 Inleiding 6 1 Trends en wetenswaardigheden 8 1.1 Inleiding 8 1.2 Trends 8 1.3 Wetenswaardigheden 11 2 Wet-

Nadere informatie

Onderwijs in Kaart 2017

Onderwijs in Kaart 2017 Onderwijs in Kaart 2017 Midden-Brabant Transvorm Tilburg, juni 2017 Spoorlaan 171 04 5038 CB Tilburg Postbus 4275 5004 JG Tilburg T 088 144 40 00 F 088 144 40 88 I www.transvorm.org E info@transvorm.org

Nadere informatie

Benchmark middelbaar beroepsonderwijs 2012

Benchmark middelbaar beroepsonderwijs 2012 Benchmark middelbaar beroepsonderwijs 2012 Bouwsteen studiesucces Sectorrapportage november 2013 2013 Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt, Nijmegen Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van

Nadere informatie

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt Ingrid Beckers en Tanja Traag Van alle jongeren die in 24 niet meer op school zaten, had 6 procent een startkwalificatie, wat inhoudt dat ze minimaal

Nadere informatie

Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2017

Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2017 Gemeente Amsterdam Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 201 Factsheet maart 201 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar sterk gedaald ten opzichte van 201. Van de.000 Amsterdamse

Nadere informatie

1. Teller UZS in RMC Regio Utrecht

1. Teller UZS in RMC Regio Utrecht Voorblad bij Rapportage UzS oktober 2014 t/m 1 okt 2015 RMC Regio Utrecht 1. Teller uitschrijvingen zonder startkwalificatie 2. Leeswijzer 3. Conclusies en aanbevelingen 1. Teller UZS in RMC Regio Utrecht

Nadere informatie

Doelstelling Percentage en streefcijfers uitval naar onderwijssoort Haaglanden Tussenstand verloop dit schooljaar

Doelstelling Percentage en streefcijfers uitval naar onderwijssoort Haaglanden Tussenstand verloop dit schooljaar Nieuwe voortijdige schoolverlaters in RMC regio Haaglanden 4 e voortgangsrapportage 2012-2013 teldatum 01 oktober 2013 (versie 2) Doelstelling In het convenant Voortijdig Schoolverlaten 2012-2015 Haaglanden

Nadere informatie

Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs Midden-Brabant

Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs Midden-Brabant Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs Midden-Brabant In mei 2019 verscheen de Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs. In die publicatie leest u over de actuele trends en ontwikkelingen in het zorg- en welzijnsonderwijs

Nadere informatie

Onderwijs in Kaart 2017

Onderwijs in Kaart 2017 Onderwijs in Kaart 2017 Zuidoost-Brabant Transvorm Tilburg, juni 2017 Spoorlaan 171 04 5038 CB Tilburg Postbus 4275 5004 JG Tilburg T 088 144 40 00 F 088 144 40 88 I www.transvorm.org E info@transvorm.org

Nadere informatie

3 De situatie in de bbl

3 De situatie in de bbl DE SITUATIE IN DE BBL 3 De situatie in de bbl Zoals in de inleiding is aangegeven gaat de SER in dit eerste deel van het advies vooral in op de vraag van de minister in de adviesaanvraag naar de teruglopende

Nadere informatie

VERSHANDEL, LOGISTIEK EN TRANSPORT

VERSHANDEL, LOGISTIEK EN TRANSPORT VERSHANDEL, LOGISTIEK EN TRANSPORT Onderwijs 2013-2014 Deze factsheet bevat specifieke informatie over het middelbaar beroepsonderwijs voor vershandel, logistiek en transport. Onderwerpen die aan bod komen

Nadere informatie

De effecten van demografische ontwikkelingen op het onderwijs

De effecten van demografische ontwikkelingen op het onderwijs De effecten van demografische ontwikkelingen op het onderwijs Modus Inleiding Carlien de Witt Hamer In dit artikel worden de effecten beschreven die de demografische ontwikkelingen van de periode 1997-2001

Nadere informatie

OVER DE KWALIFICATIES VOOR DE BLOEMEN- EN GROENE DETAILHANDEL

OVER DE KWALIFICATIES VOOR DE BLOEMEN- EN GROENE DETAILHANDEL BLOEMEN- EN GROENE DETAILHANDEL Onderwijs 2013-2014 Deze factsheet bevat specifieke informatie over het middelbaar beroepsonderwijs voor de bloemen- en groene detailhandel. Onderwerpen die aan bod komen

Nadere informatie

Aantal medewerkers Noordoost-Brabant

Aantal medewerkers Noordoost-Brabant Regio Noordoost-Brabant 1 1. Werkgelegenheid Zorg en Welzijn Noordoost-Brabant In dit katern volgt een overzicht van diverse arbeidsmarktfactoren in de sector zorg en welzijn in de regio Noordoost-Brabant.

Nadere informatie