Behandeling en overleving rectum carcinoom UZ Brussel: 6 jaar follow-up

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Behandeling en overleving rectum carcinoom UZ Brussel: 6 jaar follow-up"

Transcriptie

1 FACULTEIT GENEESKUNDE EN FARMACIE Behandeling en overleving rectum carcinoom UZ Brussel: 6 jaar follow-up Thesis neergelegd voor het behalen van de graad van Master in de Geneeskunde Bram Volckaert Academiejaar Promotor: Dr.M. Schoneveld Co-promotor: Prof.Dr.G. Delvaux 1

2 Inhoudstabel Abstract Inleiding Anatomie van het rectum Incidentie en risicofactoren Pathofysiologie Kliniek Diagnose en stadiering Behandeling Neo-adjuvante therapie Heelkundige behandeling Adjuvante therapie Follow-up Methodologie Studie objectief Methodologie en patiënten Statistische analyse Resultaten Demografische gegevens TNM stadium Acute complicaties Heelkundige complicaties

3 3.3.2 Medische complicaties Anastomoselek Mortaliteit Discussie Conclusie Referenties Dankwoord Bijlagen Bijlage 1: PROCARE richtlijnen voor het stadieren van rectumcarcinomen Bijlage 2: TNM classificatie rectumcarcinomen.. 45 Bijlage 3: PROCARE richtlijnen i.v.m. adjuvante chemotherapie voor stadia II en III rectumcarcinoom, die neoadjuvante (chemo)radiotherapie hebben gekregen 46 Bijlage 4: PROCARE richtlijnen i.v.m. adjuvante therapie voor patiënten die geen neoadjuvante therapie hebben gekregen Bijlage 5: Attest ethische commissie.. 47 Bijlage 6: GCP attest. 48 3

4 Abstract Achtergrond: De hoeksteen in de behandeling van rectumkanker is nog steeds heelkundige resectie. Tot op heden wordt echter nog te weinig onderscheid gemaakt op basis van de leeftijd van de patiënt. Nochtans stijgen de morbiditeit en mortaliteit postoperatief met de leeftijd. Hierbij zou het gebruik van neoadjuvante radiotherapie een rol kunnen spelen. Het adequate stadieren van de tumor is belangrijk voor het plannen van de juiste behandeling. Uit de literatuur is gebleken dat medische beeldvorming niet 100% betrouwbaar is. Doel: Het doel van deze studie is om de gegevens van de patiëntenpopulatie die in de periode in het UZ Brussel behandeld werden voor rectumcarcinomen te analyseren. In deze studie leggen we de focus op de complicaties in de acute setting en de overleving van het rectumcarcinoom in twee vooraf vastgelegde patiëntengroepen, namelijk 75-plussers en de jongere populatie. Alsook bekijken we de mogelijke rol van radiotherapie hierop. We gaan ook na hoe het gesteld is met de stadiumbepaling van de rectumcarcinomen preoperatief door de klinische stadiëring te vergelijken met de pathologische stadiëring postoperatief. Methode: Van alle bij ons behandelde patiënten in de periode werden gegevens verzameld uit de PROCARE databank. Data uit PROCARE en bijkomende klinische gegevens werden in een nieuw gecreëerde databank ingebracht. Het betreft een retrospectief onderzoek. Hierbij werd i.f.v. de leeftijd gekeken naar postoperatieve morbiditeit en mortaliteit, alsook het al dan niet gebruik van neoadjuvante radiotherapie. Verder werd het verschil tussen het klinische en pathologische TNM stadium bekeken. Het statistisch programma SPSS werd gebruikt om deze gegevens te analyseren. Resultaten Een totaal van 154 patiënten onderging een radicale resectie voor een rectumcarcinoom. Van alle patiënten waren 61,7% (n = 95/154) jonger dan 75 jaar en 38.3% (n = 59/154) ouder. Van de 75-plussers deden 6,8% (n = 4/59) heelkundige complicaties met radiotherapie t.o.v. 13,7% (n = 13/95) van de min 75-jarigen. Van de 75-plussers deden 8,5% (n = 5/59) een medische complicatie met radiotherapie t.o.v. 7,4% (n = 7/95) van de min 75- jarigen. De algemene 5-jaarsoverleving bedraagt 62,2%. Bij de jongere populatie zien we een 5- jaarsoverleving van 69,9% t.o.v. 50,7% in de oudere populatie. De populatie die behandeld werd met neoadjuvante radiotherapie heeft een 5-jaarsoverleving van 71,1% t.o.v. 55,7% die niet behandeld werd met neoadjuvante radiotherapie. De klinische stadiering bleek slechts in 70% van de gevallen te correleren met de pathologische stadiering. In 79% (n = 49/62) werd het T stadium adequaat gestadieerd en in 55% (n = 29/53) het N stadium. Conclusie De patiënten ouder dan 75 jaar doen meer complicaties dan de jongere patiënten, maar enkel de medische zijn significant verschillend. De mortaliteit van de patiënten behandeld met een rectumcarcinoom in het UZ Brussel loopt gelijk met de rest van Vlaanderen. De klinische stadiering kwam in 70% van de gevallen overeen met de pathologische stadiering. De ct kwam in 79% overeen met de pt, de cn in 55% met de pn. 4

5 Trefwoorden Rectumcarcinoom, mortaliteit, morbiditeit, stadiering, anastomoselek 5

6 1. Inleiding 1.1 Anatomie van het rectum Het rectum is het meest distale deel van de dikke darm (fig. 1). Het rectum heeft een verloop van ongeveer 15 à 16 cm en begint (in ventraal aanzicht) t.h.v. S3 tot aan het perineum. In zijaanzicht ziet men dat het rectum twee bochten maakt, de flexura sacralis (bevindt zich retroperitoneaal) en de flexura perinealis (extraperitoneaal). De flexura sacralis ligt in ventraal opzicht concaaf, dit i.t.t. de convexe vorm van de flexura perinealis. Deze bocht is onontbeerlijk voor de continentie en wordt versterkt voor de m. puborectalis. Deze spier hecht zich aan de dorsale kant van het os pubis vast en maakt zo een lus om het rectum. Andere belangrijke spieren voor de continentie zijn de mm. sphincter ani internus en externus. 1 Fig. 1: anatomie rectum ( Innervatie van het rectum: De innervatie van het rectum wordt opgedeeld in een somatomotorisch en -sensibel deel en een visceromotorisch en -sensibel deel. 1 Het somatomotorische gedeelte wordt verzorgd door de n. pudendus die de m. sphincter ani externus voor zijn rekening neemt, en de nn. levatores die de m. levator ani bezenuwt. Het somatosensibel deel bestaat uit de nn. rectales inferiores, dit zijn uitlopers van de n. pudendus. 1 De nn. splanchnici pelvici nemen zowel het visceromotorische als sensibele gedeelte voor hun rekening en bezenuwen ten eerste de m. sphincter ani internus. 6

7 Zodoende blijft deze sfincter permanent aangespannen en dit zorgt er voor dat het canalis analis voortdurend afgesloten blijft en aldus het rectum gasdicht afgesloten blijft. Ten tweede innerveren ze de wand van het rectum, met name hoofdzakelijk de rekreceptoren van de ampulla recti. Wanneer er voldoende druk op deze receptoren wordt uitgeoefend ten gevolge van de ophoping van faeces, geeft dit aanleiding tot ontlasting. 1 Bevloeiing van het rectum Het rectum wordt bevloeid via 3 arteriën. De a. rectalis superior, media en inferior (fig. 2). De a. rectalis superior is de uitloper van de a. mesenterica inferior en loopt via dorsaal en craniaal naar het rectum, waar het bij het rectum opsplitst in 2 takken. Deze arterie komt ook in aanraking met de peritoneale bekleding van het rectum en deze weg wordt daarom ook wel eens de peritoneale weg genoemd. De a. rectalis media takt af van de a. iliaca interna (bij vrouwen soms van de a. uterina) en nadert het rectum van lateraal. De a. rectalis inferior is een uitloper van de a. pudenda interna en nadert het rectum via caudaal via het canalis pudendalis (ook wel het kanaal van Alcock genoemd). Deze laatste twee arteriën worden topografisch duidelijk gescheiden door de m. levator ani. Men spreekt daarom ook wel van de supra- en infradiafragmatische weg a. rectalis superior 13. en 15. aa.rectalis media 17. a. rectalis inferior Fig. 2: bevloeiing van het rectum (httpuroweb.rucatalogmed_liboper_atlchapter_10_10.htm) De veneuze afvoer van het rectum verloopt grotendeels gelijk aan de arteriële bloedvoorziening, met ook een v. rectalis superior, media en inferior. Belangrijk hier te noteren is dat rectumtumoren van het distale rectum eerder geneigd zullen zijn om via de v. cava inferior te draineren en zo eerst 7

8 te metastaseren in longen en hersenen, i.t.t. rectumtumoren van het proximale gedeelte die zullen draineren via de v. porta en zo eerst de lever zullen aantasten Incidentie en risicofactoren Colorectale kanker is nog steeds hoog vertegenwoordigd in België betreffende het totale aantal kankers. In 2010 was het de 3 de meest voorkomende kanker bij mannen (4556 gediagnosticeerde patiënten) en de 2 de meest voorkomende kanker bij vrouwen (3738 gediagnosticeerde patiënten) (fig. 3). Bij beide seksen bedraagt dit een kleine 15% van alle gediagnosticeerde kankers. 2,3 Het absolute aantal rectumcarcinomen bedroeg respectievelijk voor mannen en vrouwen 1411 en 981. Dit is 31,0% en 26,2% op het totaal van colorectale kanker. 2, 3 Fig. 3: Incidentie kanker België 2010 ( De risicofactoren die verbonden zijn aan rectumcarcinomen zijn multipel. Eerst en vooral heeft men de familiale darmkanker die een verhoogd risico op rectumkanker met zich meebrengt en verantwoordelijk is voor ongeveer 10% van de colorectale kankers. 4 Met de stijging van de leeftijd neemt ook het risico op de ontwikkeling van rectumkanker toe, 90% van de patiënten zijn ouder dan 50 jaar. De aanwezigheid van darmpoliepen draagt ook bij tot een verhoogd risico, evenals patiënten die lijden aan inflammatoire darmziekten (IBD) zoals de ziekte van Crohn of rectocolitis ulcero-haemorrhagica. Qua voedingsadvies raadt men mensen aan om veel te bewegen, overgewicht te vermijden, de consumptie van rood vlees te beperken, niet te roken en niet tot 8

9 weinig alcohol te nuttigen. Al deze dragen immers bij tot de ontwikkeling van het rectumcarcinoom. 4, 5 De inname van een lage dosis acetylsalicylzuur werd in één studie als een significante protectieve factor van rectumkanker bevonden. 6, Pathofysiologie Vrijwel alle tumoren van het rectum zijn net zoals voor het hele colon adenocarcinomen. 8,9,10,11 Een dergelijk adenocarcinoom kan ontstaan zijn uit één van de drie types adenomen (tubulair, villeus, gekarteld), maar kan ook de novo ontstaan. In 50-80% van deze tumoren wordt een overexpressie van epidermal growth factor receptor (EGFR) waargenomen. In 30-40% van deze gevallen worden ook mutaties in het KRAS gen gezien. 8 Dit gen behoort tot de familie van de RAS genen en wordt beschouwd als een on-off switch betreffende celdeling en celgroei (fig. 4). 9 Het belang hiervan rust op de eventuele chemotherapie die een patiënt zou krijgen. Monoclonale antilichamen tegen EGFR, zoals Cetuximab en Panitumumab, zijn alleen effectief tegen het wild type KRAS gen, ofwel de niet gemuteerde vorm. 8, 9 Hier zal niet verder op ingegaan worden in dit eindwerk. Fig. 4: Het werkingsmechanisme van RAS ( 9

10 1.4 Kliniek Screenen op rectumkanker werd in het verleden nog niet op grote schaal toegepast. Wat maakt dat deze tumor vaak pas aan het licht komt bij de eerste symptomen. Dit kan een hele waaier aan symptomen zijn, gaande van een verandering in stoelgangspatroon, gewichtsverlies, rood bloed verlies per anum tot tenesmi ad anum. 10,11,12 Tot op heden werden enkel patiënten met een verhoogd risico op een rectumcarcinoom gescreend. Deze verschillende populatie groepen worden weergegeven in tabel 1. Lifetime-risico op CRC (%) Screeningsprotocol Lynch-syndroom (mutatiedragers) Familiale adenomateuze polyposis (FAP) geassocieerd met APCgendefect Atypische FAP Polyposis geassocieerd met MUTYH-genmutaties Late-onset familiale clustering CRC Personen met 2 eerstegraadsfamilieleden met CRC Personen met 1 eerstegraadsfamilielid met CRC vastgesteld < jaar 25-70% % Sterk verhoogd 60-70% 25-50% 25% 15% Colonoscopie 1x/2jaar, vanaf 25-jarige leeftijd Sigmoïdoscopie: 1x/2jaar, vanaf jarige leeftijd Colonoscopie: 1x/2 jaar, vanaf jarige leeftijd Colonoscopie: 1x/2 jaar, vanaf jarige leeftijd Colonoscopie: 1x/6 jaar, vanaf 45-jarige leeftijd Colonoscopie: 1x/6 jaar, vanaf 45-jarige leeftijd Colonoscopie: 1x/6 jaar, vanaf 45-jarige leeftijd Tabel 1. Overzicht van de lifetime risico s op colorectale carcinomen (CRC) en de voorgestelde screeningsprotocollen in families die belast zijn met polyposis coli of CRC. 4 De Europese SHARE-studie heeft aangetoond dat het algemeen screenen van de bevolkingsgroep ouder dan 50 jaar, een daling met zich meebrengt aangaande de mortaliteit door colorectale kanker (CRC). 13 Sinds oktober 2013 kunnen daardoor alle mannen en vrouwen tussen 56 en 74 jaar oud deelnemen aan een gratis Vlaams CRC screening onderzoek. Dit gebeurt op basis van een ifob-test (immunochemische faeces occult bloed-test) waarbij men via immunohistochemie naar 10

11 occult bloedverlies gaat zoeken in het fecaal materiaal. Men verwacht hiermee het aantal overlijdens door CRC in Vlaanderen te doen dalen met 400 per jaar Diagnose en Stadiëring Wanneer men rectumkanker vermoedt, kan men al een eerste idee krijgen van de tumorale massa via het rectale toucher. 10 Hierbij moet benadrukt worden dat een tumorale massa voorbij de Kolraushplooi niet palpeerbaar is, omdat de lengte van een menselijke vinger niet verder reikt. Deze plooi begrenst het proximale 1/3 van het rectum van het distalere 2/3. 1 De eerstvolgende stap is de tumorale massa endoscopisch trachten te visualiseren, en zo mogelijk anapathologische bevestiging verkrijgen door biopsie van het letsel. Het is belangrijk dat dit gebeurt alvorens er enige vorm van behandeling wordt gestart. Dit is van groot belang niet alleen voor de prognose van de patiënt, maar in de eerste plaats omdat het allesbepalend is betreffende het al dan niet beginnen van neo-adjuvante radiochemotherapie (RCT) en het type chirurgische resectie en reconstructie. 15 Ook zal men een bloedonderzoek afnemen, dit om in het bijzonder naar 1 parameter te gaan kijken, genaamd het carcinogeen embryonaal antigen (CEA). Op basis van het CEA mag men echter nooit de diagnose CRC baseren of uitsluiten. Deze waarde is louter informatief en stoelt op de kennis dat wanneer deze waarde verhoogd is, deze kan dienen als belangrijke parameter in de latere follow-up van de patiënt. 10,11 Desondanks wordt het toch aangeraden het CEA gehalte bij elke patiënt te bepalen. 15 Tevens zal men een zo adequaat mogelijk een klinische stadiering (ctnm) trachten te bekomen van de tumor. Dit via het TNM principe. Men gaat zowel de grootte van de tumor (T), als het al dan niet aanwezig zijn van positieve klieren (N) als metastasen (M) op afstand trachten te bepalen. Men kan hiervoor kiezen tussen verschillende beelvormingstechnieken: magnetische resonantie imaging (MRI), computertomografie (CT), positronemmisietomografie (PET) en transrectale ultrasonografie (TRUS). MRI en CT kunnen gebruikt worden om de grootte van de tumor in te schatten, alsook te kijken naar hepatische en extrahepatische metastasen. 15 MRI heeft een iets betere betrouwbaarheid op dit gebied dan CT. 15 Bij twijfel over metastasen op afstand is een PET-scan aangewezen vanwege de hoge betrouwbaarheid. De beeldvormingstechniek TRUS geraakt meer op de achtergrond. PROCARE raadt het gebruik van TRUS wel nog steeds aan voor niet gestenoseerde tumoren op minder dan 10cm van de anale marge. Maar maakt ook onmiddellijk de kanttekening dat TRUS zeer afhankelijk is van de beoefenaar, alsook geen informatie kan geven over de diepte van eventuele perirectale vetinvasie en over de laterale tumorvrije randen (CRM). Daarom is het aangewezen om bij twijfel, of een hoog gelegen of stenoserende tumor terug te grijpen naar MRI. 15 TRUS heeft echter wel nog zijn plaats in het beoordelen van een T0-1 stadium indien men zou willen overgaan tot een lokale excisie (LE) of transanale endoscopische microchirurgie (TEM). 15 Indien verschillende technieken een ander stadium aantonen, is het aangeraden om uit te gaan van het hoogste stadium. 15 Wat absoluut niet mag vergeten worden is het bepalen van de circumferentiële resectie marge (CRM). Dit is de marge van de tumor tot de mesorectale fascia. Zowel CT als MRI zouden een even 11

12 grote betrouwbaarheid hebben bij het bepalen van de CRM. 16 Het is belangrijk de CRM telkens te bepalen, omdat dit mede zal dienen bij de overweging of er curatieve heelkunde kan worden toegepast, al dan niet na het toedienen van neoadjuvante therapie. 16 Postoperatief zal de patholoog een pathologische stadiering (ptnm) trachten te bepalen. De patholoog meet de grootte van de tumor, controleert of het mesorectum intact is, of mogelijke defecten niet dieper zijn dan 5mm en bepaalt de distale marge tot de tumor alsook de circumferentiele resectie marge (CRM). De CRM wordt positief beschouwd wanneer er minder dan 1mm afstand is tussen tumoraal weefsel en het oppervlak. 15,16,17 Ligt de CRM tussen de 2 en 5mm is extra waakzaamheid geboden. 16 De patholoog zoekt ook naar zo veel mogelijk lymfeklieren. Wanneer er minder dan 12 lymfeklieren worden gevonden daalt de betrouwbaarheid van het anapathologisch verslag omtrent het TNM stadium. Dit is allemaal van belang voor de prognose van de patiënt, keuze van bijkomende therapie en het is ook een kwaliteitscontrole op de heelkundige resectie. 15,17 De PROCARE richtlijnen omtrent het adequaat stadieren vindt u terug in bijlage 1, gevolgd door de TNM classificatie voor CRC (bijlage 2). De illustratie hieronder geeft een korte samenvatting weer van de mogelijke onderzoeken die kunnen leiden naar een adequate diagnose en stadiëring (fig. 5). Fig. 5: preoperatieve diagnose en stadiëring 12

13 1.6 Behandeling Neoadjuvante therapie Wat betreft de neoadjuvante therapie kan de clinicus kiezen tussen twee strategieën (fig. 6). Vooreerst kan er geopteerd worden voor een short course of een long course sessie radiotherapie, al dan niet gecombineerd met chemotherapie op basis van 5-fluoro-uracil (5-FU). Samuel Y et al. zagen hierin geen verschil betreffende lokaal herval, algemene overleving of late toxiciteit. 18 Een lange sessie radiotherapie pre-operatief heeft wel als groot voordeel dat er tumorregressie kan plaatsvinden en er een verminderd risico is inzake morbiditeit veroorzaakt door de radiotherapie. 18 Hoewel dat de lange sessie hierdoor misschien superieur lijkt t.o.v. de korte sessie, is er uit studies nog geen voordeel gebleken betreffende overleving. Dit maakt dat beide strategieën nog steeds als gelijkwaardig mogen aanzien worden met een vergelijkbare outcome voor de patiënt. 15 Niet alle TNM stadia echter komen in aanmerking voor neoadjuvante radiotherapie. Steunend op de resultanten van de Dutch Colorectal Group trial, wordt aangeraden dat enkel stadium II en III in aanmerking komen voor neoadjuvante behandeling. Het wordt niet aangeraden voor stadium I lesies en ook niet voor irresectabele tumoren. 15 Het combineren van 5-FU chemotherapie met een lange sessie radiotherapie werd onderzocht in de EORTC trial. 15 Positief is de stijging van het aantal tumoren dat in regressie gaat tot zelfs complete remissie. Hoewel er een hogere acute toxiciteit werd vastgesteld t.o.v. alleen radiotherapie zag men geen significante stijging in de postoperatieve complicaties. In de German trial wordt ook het voordeel duidelijk van pre-op CRT t.o.v. post-op CRT. Ondanks dat de disease-free survival rate ongeveer hetzelfde is, zag men toch een significante daling in het aantal lokale recidieven en toxiciteit. Ook niet onbelangrijk is de verhoogde therapietrouw van de patiënt betreffende pre-op CRT t.o.v. post-op CRT. 15 Er dient nog vermeld te worden dat in de Dutch trial duidelijk werd dat een korte sessie RT geen voordeel meer biedt wanneer de patiënt een positieve circumferentiële resectie marge (CRM) heeft ( 1mm). 15 Het interval tussen neoadjuvante behandeling en heelkunde is eveneens verschillend tussen beide strategieën. Waar men na de lange sessie RT 6 tot 8 weken wacht alvorens over te gaan tot heelkunde, dit om de tumor de tijd te geven in regressie te gaan, wordt het niet veilig geacht om langer dan 1 week te wachten na een korte sessie radiotherapie. 15 Wat betreft het klinisch herevalueren van de tumor na neoadjuvante therapie, zijn de richtlijnen heel duidelijk. Men mag hier niet op afgaan. Het grote probleem is overstadiering. Een deel van de complete remissies op beeldvorming, werden nadien door anapathologisch onderzoek weerlegd, omdat er nog tumorale cellen werden teruggevonden. Dit maakt dat heelkunde nog steeds de standaard is bij de curatieve behandeling van het rectumcarcinoom

14 Fig. 6: Algoritme voor neoadjuvante behandeling voor resectabele rectumkanker Heelkundige behandeling Geschiedenis Het fenomeen van rectumkanker was al gekend voor onze jaartelling bij de oude Grieken en Egyptenaren. Hoewel gekend was er geen heelkundige behandeling. Er waren verscheidene soorten medicatie voorhanden maar desalniettemin werd rectumkanker aanzien als onbehandelbaar. Pogingen deze uitzichtloze situatie te veranderden in het begin van de 18 e eeuw door de Franse chirurg Jean Faget en later in 1776 door de Franse chirurg Henry Pillore waren helaas niet heel succesvol en patiënten overleefden de ziekenhuisopname niet. Het was wachten op de eerste succesvolle rectumexcisie tot begin 19 e eeuw. In 1826 voerde Jacques LisFranc twaalf perineale of posterieure excisies uit, waarvan er 5 succesvol bleken. Deze techniek was nog zeer primitief, aangezien er nog geen sprake was van anesthesie en hemostase. Het spreekt voor zich dat deze methode onbeschrijfelijke pijn met zich meebracht, wetende dat LisFranc de patiënt moest vragen om op zijn tanden te bijten. Dit bracht, indien succesvol, ook de nodige complicaties post operatief met zich mee, zoals sepsis en bloeding. De tweede helft van de 19 e eeuw werd overspoeld door nieuwe heelkundige methodes, uitgevoerd door vooraanstaande chirurgen uit die tijd, zoals o.a. Billroth, Kraske, Kocher en Hochenegg. Nadat er anderhalve eeuw gepasseerd was sinds de eerste heelkundige poging tot rectumresectie was de operatieve mortaliteit van 100% gezakt naar 21%. Ondanks dit succes bleef het grote probleem het lokaal herval, met nog steeds hoge cijfers rond 80%. In die tijd werd dit echter aanzien als iets onvermijdelijks. 14

15 Het was de vooraanstaande Engelse chirurg, William Ernest Miles die hierop een eerste antwoord zou bieden. Hij was de eerste die van mening was dat een veel radicalere techniek nodig was om het lokaal herval tegen te gaan. Het was dus ook hij die de eerst abdominoperineale resectie (APR) uitvoerde. Ondanks het succes dat deze techniek met zich meebracht inzake lokaal herval lag de mortaliteit beduidend hoger dan de tot dan toe nog steeds standaard gebruikte perineale resectie techniek. De APR techniek werd pas de standaard na verbeterde technieken in anesthesie en transfusies waardoor de mortaliteit cijfers drastisch daalden van 40% naar 9% en het lokaal herval beduidend lager lag met 30% dan met de voorgaande techniek. Ondanks deze betere cijfers inzake overleving, bleef men zeer verveeld achter met de gekende nevenwerkingen na heelkunde, waaronder hoofdzakelijk: permanente colostomie, genitourinaire dysfunctie en psychosociaal leed. Het was de legendarische chirurg Henri Hartmann die de APR techniek de wind uit de zeilen nam door in 1923 twee casussen te presenteren waarbij hij, na de heelkundige resectie van twee hooggelegen rectumtumoren, opmerkte dat hij het distale rectum ter plaatse had gelaten. Ongetwijfeld niet volledig beseffende dat dit een mijlpaal was in de behandeling van rectumkanker. Het was Claude Dixon, in 1948, die definitief de trend zette tot sfincter sparende heelkunde, na het presenteren van de naar hem genoemde anterieure resectie techniek van het rectum met het voorleggen van zeer mooie cijfers inzake mortaliteit en vijf jaar overleving. De strijd onder chirurgen was hiermee begonnen om de lat letterlijk zo laag mogelijk te leggen, anders gezegd de grens zo laag mogelijk te leggen inzake het insnijden van het distale rectum. In 1970 was Alan Parks de eerste die coloanale anastomosen begon aan te leggen na het verwijderen van lage rectumtumoren, en dit zonder de oncologische outcome te verslechteren. De jaren nadien werden gevolgd door het verbeteren van heelkundige technieken, zoals het aanleggen van een J-pouch, het ontwikkelen van endostaplers, etc. De laatste grote mijlpaal werd verricht in de jaren 80 van de vorige eeuw, door professor Richard Heald. Het was hij die de totale mesorectale excisie techniek op punt stelde en de overlevingscijfers nog drastischer de hoogte in joeg. Hierdoor werd de APR techniek van zijn troon gestoten en bleef het nog uitsluitend een veel toegepaste techniek voor zeer distaal gelegen tumoren Heden De curatieve heelkunde is gebaseerd op een R0 resectie, dit wil zeggen dat er geen residuele tumor mag achter blijven. Dit moet anatomopathologisch bevestigd worden. Zowel de distale, proximale, als radiale snijranden moeten tumorvrij zijn. De ideale afstand van de distale snijrand wordt geraamd op 2 cm afstand. Voor zeer distale tumoren echter, is het acceptabel om een afstand te bewaren van 1 cm. Desondanks wordt dit toch afgeraden voor grote en slecht gedifferentieerde tumoren. 15 Tegenwoordig is het principe van de heelkundige behandeling van het rectumcarcinoom 15

16 gebaseerd op de excisie van het mesorectum. Wanneer er minimum 1 cm distaal van de tumor t.o.v. de anale marge kan worden vrijgemaakt, komt de patiënt in aanmerking voor sphinctersparende heelkunde, via het principe van de totale mesorectale excisie (TME). Hierbij zal men het rectum met het volledig omgeven mesorectale vetweefsel trachten te verwijderen. Indien deze distale marge niet mogelijk is, zal de chirurg moeten overgaan tot een abdominoperienale resectie (APER). 15 Fig. 7: Sagittale rectum, stippellijn = excisielijn ( Adjuvante therapie Adjuvante therapie: De adjuvante therapie van het rectumcarcinoom kan worden opgedeeld in de populatie die reeds neoadjuvant is behandeld en deze die geen neoadjuvante behandeling heeft gekregen. Stadium I is geen indicatie voor adjuvante therapie en stadium IV valt ook buiten deze guidelines. 15 Stadium II en III neoadjuvant behandeld: Elke patiënt die neoadjuvant enkel werd behandeld met radiotherapie komt in aanmerking voor een adjuvante behandeling chemotherapie. Echter alleen in het geval van stadium III is bewezen dat chemotherapie de overleving verlengt. Capacetibine en 5-FU zijn de aangewezen chemotherapeutica voor de behandeling van het rectumcarcinoom

17 Stadium II en III niet neoadjuvant behandeld: Concommitante radiochemotherapie is eerste keuze indien het gaat om een stadium III rectumtumor of om een R1 resectie (ook tumoren met een pcrm < 1mm). Dit wordt dan best gevolgd door nog eens 4 weken chemotherapie. Indien het gaat om een stadium II is er nog controverse over dit behandelingsplan. Alhoewel er meer eensgezindheid zou zijn indien er niet genoeg lymfe klieren werden gevonden, er tumor perforatie was, het om een T4 letsel gaat of om een slecht gedifferentieerde tumor. 15 We zullen niet dieper ingaan op de adjuvante behandeling van het rectumcarcinoom. Voor de PROCARE richtlijnen betreffende dit onderwerp zie bijlagen 3 en Follow-up De behandeling van een rectumcarcinoom eindigt niet na heelkunde of adjuvante therapie. Een adequate follow-up is cruciaal voor het tijdig herkennen van een lokaal recidief of metastasen. Wat de prognose van de patiënt alleen maar ten goede komt. Patiënten worden genezen verklaard na een tumorvrij periode van 5 jaar. De richtlijnen raden aan om patiënten terug te zien elke drie maanden, gedurende de eerste 3 jaar, gevolgd door om de 6 maanden in jaar 4 en 5 (fig. 8). Elke drie maanden wordt er van de arts verwacht om tijdens de consultatie telkens een anamnese en fysiek onderzoek te verrichten. Ook al zou er geen evidentie zijn dat dit de long term survival ten goede komt, het is van onschatbare waarde betreffende de psychologische weerbaarheid van de patiënt. Bij elk contact moet ook telkens de CEA waarde bepaald worden. Deze bloedwaarde is vooralsnog de enige parameter die op een goedkope, eenvoudige en betrouwbare manier kan ingezet worden om een mogelijk recidief op het spoor te komen. 15 Omdat metastasen vaak eerst terug gevonden worden in de lever, is beeldvorming van dit orgaan dan ook onontbeerlijk. Naargelang de klinische grootte (ct stadium) waar de tumor zich in bevond zal men opteren voor een echografie of een CT/MRI. Er is weinig verschil tussen CT en MRI wat betreft efficaciteit in de follow up. Hoewel dat MRI het betere onderzoek is indien men wil differentiëren tussen littekenweefsel en lokaal herval. Het is aangewezen om af te wisselen tussen echografie en CT-scan bij ct II-III tumoren. Bij ct I is follow up met echografie voldoende. 15 Om metastasen in de longen op te sporen kan men opteren voor een standaard radiografie van de thorax al dan niet afgewisseld met een CT-scan van de thorax. Opnieuw afhankelijk van het stadium waar de tumor zich in bevond. 15 Eén jaar na heelkunde is het aangeraden om een colonoscopie te verrichten bij de patiënt. Is dit onderzoek normaal dan wordt dit best herhaald na 3 en na 5 jaar, ongeacht het stadium. Patiënten met een hoger risico dienen uiteraard vaker opgevolgd te worden via colonoscopie

18 Fig. 8: Follow-up overzicht voor lokaal hervalvrije patiënten na curatieve behandeling voor rectumkanker. 18

19 2. Methodologie 2.1. Studie objectief a. Nagaan hoe goed de klinische classificatie (ctnm) overeenkomt met de pathologische classificatie (ptnm), en dit zowel voor de populatie die preoperatief radiotherapie kreeg, alsook voor diegenen die dit niet kregen. b. De acute heelkundige en medische complicaties na heelkundige interventie met of zonder preoperatieve RT nagaan, zowel voor de patiëntenpopulatie met een leeftijd van 75 jaar of ouder, als voor de jongere patiëntengroep. c. De mortaliteit vergelijken tussen de 75+ers en de jongere patiëntengroep, eveneens naargelang een al dan niet neo-adjuvante behandeling met preoperatieve RT. 2.2 Methodologie en patiënten Een retrospectieve analyse werd uitgevoerd van alle rectumcarcinomen bij patiënten die een radicale resectie ondergingen in het UZ Brussel in de periode tussen Het bedraagt hier een totaal van 154 patiënten. De geanalyseerde gegevens zijn deze die PROCARE opvraagt en gaan van pre-treatment tot follow-up, incluis alle gegevens betreffende neo- en adjuvante therapie, heelkunde en anatomopathologie. Het gros van deze gegevens was reeds ingebracht in de PROCARE databank. De follow-up gegevens van alle patiënten, alsook de patiëntengegevens van 2012 werden uit het elektronisch medisch dossier (EMD) gehaald van het UZ Brussel. Hiermee werd de PROCARE databank aangevuld en vervolledigd. Alle resultaten werden ook in een enkele paswoord-beveiligde en geanomiseerde excell file bewaard. In het kader van dit eindwerk ligt de focus op de overleving na 5 jaar, de heelkundige complicaties, met in het bijzonder het anastomoselek, postoperatief en de medische complicaties. Hierbij wordt telkens gekeken naar het verschil tussen de patiënten jonger dan 75 jaar en 75 jaar of ouder, alsook wat het effect is van radiotherapie op deze gegevens. Er wordt ook gekeken naar het verschil in klinische (ctnm) en pathologische stadiering (ptnm) en het effect van radiotherapie hierop. 19

20 2.3 Statistische analyse De continue variabelen werden samengevat als gemiddelde ± standaard deviatie. De categorische variabelen werden uitgedrukt als proporties. De verschillende data werden vergeleken met gepaarde/ongepaarde t-testen of de chi-kwadraat test. P <0.05 werd aangenomen als statisch significant. Met behulp van een Kaplan Meier curve werd een overlevingscurve opgesteld. Alle statistische analyses werden uitgevoerd m.b.v. SPSS. De studie werd goedgekeurd door het ethisch committee van het UZ Brussel. Alle procedures werden uitgevoerd volgens de prinicipes van Good Clinical Practice. 20

21 Aantal 3. Resultaten 3.1 Demografische gegevens In de periode ondergingen in het UZ Brussel 154 patiënten een heelkundige ingreep voor een rectumcarcinoom. Hiervan waren 61,7% (n = 95/154) jonger dan 75 jaar en 38,3% (n = 59/154) 75 jaar of ouder. De gemiddelde leeftijd bedroeg 68 jaar (tabel 2). De distributie van de leeftijd volgens geslacht wordt weergegeven in figuur 9. Aantal Gemiddelde leeftijd Range (jaar) (jaar) Totaal , Man 93 68, Vrouw 61 68, Tabel 2: Verhouding man/vrouw man vrouw total Fig. 9: Overzicht leeftijdscategorieën patiënten behandeld voor rectumkanker 21

22 aantal In tabel 3 en figuur 10 zijn het aantal patiënten die al dan niet radiotherapie ondergingen volgens leeftijdscategorie weergegeven. Van de patiënten jonger dan 75 jaar ondergingen 55,8% (n = 53/95) radiotherapie, 44,2% (n = 42/95) patiënten jonger dan 75 jaar ondergingen geen radiotherapie. In de categorie 75 jaar of ouder ondergingen 22% (n = 13/59) patiënten radiotherapie en 78% (n = 46/59) geen. Het totale aantal patiënten dat RT gekregen heeft preoperatief bedroeg 42,9% (n = 66/154) van het totaal, t.o.v. 57,1% (n = 88/154) patiënten die niet bestraald werden. Leeftijdscategorie RT (n; %) Geen RT (n; %) < 75 jaar 53; 55,8 42; 44,2 75 jaar 13; 22,0 46; 78,0 Tabel 3: Verhouding patiënten volgens leeftijdscategorie en pre-operatieve radiotherapie RT, radiotherapie RT geen RT < 75 > 75 Fig. 10: Verhouding patiënten volgens leeftijdscategorie en preoperatieve radiotherapie RT, radiotherapie 22

23 3.2 TNM stadium Normaliter wordt bij alle patiënten een TNM classificatie bepaald voor de aanvang van de behandeling, alsook na de eventuele neo-adjuvante radiotherapie. Als we kijken naar het pathologische TNM stadium, moeten we een onderscheid maken tussen diegenen die preoperatief radiotherapie hebben gekregen en zij die dat niet hebben gekregen. De groep die radiotherapie heeft gekregen wordt weergegeven in de tabellen als yctnm en yptnm, de andere groep als ctnm en ptnm. Bij het opmaken van het pathologisch verslag worden de tumoren onderverdeeld in 5 categorieën, gaande van 0 tot IV. In tabel 4 zijn deze cijfers weergegeven. We noteren bij de klinische stadiering in de patiëntenpopulatie die geen RT heeft gekregen dat 10 patiënten in stadium I worden ondergebracht, 9 in stadium II, 22 in stadium III en 9 in stadium IV. Helaas werden 38 patiënten in deze groep niet volledig gestadieërd. Na heelkunde werden deze patiënten door de patholoog gestadieerd. De patholoog kwam tot de volgende aantallen, 16 patiënten werden een stadium I, 23 een stadium II, 32 een stadium III en 12 een stadium IV. De overige 5 patiënten werden niet adequaat gestadieerd. In de klinische stadiering van de patiëntenpopulatie die wel RT hebben gekregen zien we dat 0 patiënten een stadium I hebben, 6 een stadium II, 48 een stadium III en 7 een stadium IV. Hier werden 4 patiënten niet adequaat gestadieerd. Na RT werd een deel van de patiëntenpopulatie opnieuw klinisch gestadieerd. We noteren 1 complete remissie of een stadium 0, 6 patiënten met een stadium I, 5 met een stadium II, 19 met een stadium III en 4 met een stadium IV. Van deze patiëntenpopulatie werden 30 patiënten niet meer adequaat gestadieerd. Na heelkunde en pathologische stadiering zien we 5 complete remissies of stadium 0, 18 met een stadium I, 21 met een stadium II, 15 met een stadium III en 6 met een stadium IV. In deze populatie werd iedereen door de patholoog adequaat gestadieerd. 23

24 RT- RT+ ctnm ctnm ptnm yctnm yctnm post RT yptnm 0 T0N0M I T1/T2N0M II A T3N0M II B T4N0M III A T1/T2N1M III B T3/T4N1M III C AnyTN2M IV AnyTanyNM Not fully assessed Tabel 4: Absolute aantallen ctnm, ptnm, yctnm en yptnm naargelang het al dan niet gekregen hebben van RT RT, radiotherapie Om de significantie van de medische beeldvorming te kunnen berekenen werden alleen de patiënten vergeleken die zowel klinisch als pathologisch adequaat werden gestadieerd. De gegevens van de patiëntenpopulatie die geen RT hebben gekregen worden weergegeven in tabel 5. De ctnm III en de ptnm III werden vergeleken gebruik makende van de chi-kwadraat test. Hierbij werd een niet significante p-value van 0,15 opgetekend, waarschijnlijk te wijten aan de te kleine aantallen. De gegevens van diegenen die RT hebben gekregen worden ook weergegeven in tabel 5. Klinisch zien we een significante downstaging met een p-value van 0,04. Deze wordt bevestigd wanneer we de yctnm vergelijken met de yptnm. Met een p-value van <0,01 is dit signifcant. RT- RT+ Stadium ctnm (n) ptnm (n) yctnm (n) yctnm post RT (n) yptnm (n) I II III IV Tabel 5: Absolute aantallen van de ctnm, ptnm, yctnm, yctnm post RT en yptnm van de patiëntenpopulaties die beiden adequaat zijn gestadieerd RT, radiotherapie 24

25 In tabel 6 hebben we in de niet-rt groep het T stadium (de grootte van de tumor) vergeleken pre- en postoperatief. Dit wil zeggen dat we de klinische stadiering hebben vergeleken met de pathologische stadiering. We zien dat 79% (n = 49/62) correct naar grootte werd gestadieerd. In tabel 7 hebben we de klinische stadiering vergeleken met de pathologische betreffende het N stadium (al dan niet positieve klieren). We zien dat 55% (n = 29/53) correct is gestadieerd. <pt3 pt3 Totaal <ct ct Totaal Tabel 6: ct en pt in de patiënten groep die geen RT heeft gekregen pn0 pn+ Totaal cn cn Totaal Tabel 7: cn en pn in de patiënten groep die geen RT heeft gekregen 25

26 3.3 Acute complicaties Met de acute complicaties bedoelen we de complicaties die nog optreden tijdens de ziekenhuisopname. We hebben een onderscheid gemaakt tussen heelkundige en medische complicaties Heelkundige complicaties: In tabel 8 worden de heelkundige complicaties weergegeven in absolute aantallen. Heelkundige complicaties Aantal Abces 2 Anastomoselek 13 Abdominale wondinfectie met vetnecrose 1 Abdominale wondinfectie 4 Perineale wondinfectie 11 Decubitus major 1 Stoma necrose 1 Stoma retractie 1 Stoma prolaps 1 Tabel 8: Heelkundige complicaties postoperatief na rectumchirurgie In de totale patiëntengroep hebben 21,4% (n = 33/154) patiënten van de 154 een heelkundige complicatie gedaan. Wanneer we kijken naar de heelkundige complicaties die kunnen optreden, zien we in de groep jonger dan 75 jaar dat 20% (n = 19/95) patiënten complicaties oplopen. In de oudere patiëntengroep gaat het om 23,7% (n = 14/59) patiënten. Dit is niet significant verschillend (p = 0,583). Deze cijfers zijn weergegeven in tabel 9. In tabel 10 zijn de cijfers weergegeven van de heelkundige complicaties naargelang al dan niet pre operatieve radiotherapie. Hier zien we dat in de groep die geen radiotherapie kreeg 14,8% (n = 13/88) patiënten te maken kregen met één of meerdere complicaties. In de radiotherapie groep gaat het om 30,3% (n = 20 /66) patiënten. Ook hier zagen we geen significant effect (p = 0,256). 26

27 Heelkundige complicaties post operatief Leeftijdscategorie Nee (n; %) Ja (n; %) <75 jaar 76; 80,0 19; 20,0 75 jaar 45; 76,3 14; 23,7 Tabel 9: Heelkundige complicaties postoperatief i.f.v. de leeftijd Heelkundige complicaties postoperatief Pre-operatief RT Nee (n; %) Ja (n; %) Nee 75; 85,2 13; 14,8 Ja 46; 69,7 20; 30,3 Tabel 10: Heelkundige complicaties post operatief i.f.v. pre operatief RT RT, radiotherapie Medische complicaties: In tabel 11 worden de medische complicaties weergegeven in absolute aantallen. Medische complicaties Aantal Pneumonie 10 UWI 16 Longembolen 1 VKF met embolie naar rechter onderste 1 lidmaat Tabel 11: Medische complicaties postoperatief na rectumchirurgie In de globale patiëntengroep hebben 16,9% (n = 26/154) patiënten van de 154 een medische complicatie gedaan. In de jongere groep hebben 11,6% (n = 11/95) patiënten een medische complicatie gedaan, in de oudere groep gaat het over 25,4% (n = 15/59) patiënten. Dit verschil is significant (p = < 0.03). Deze cijfers zijn weergeven in tabel

28 Wat de medische complicaties (tabel 13) in de niet radiotherapie groep betreft, zien we dat 13,6% (n = 12/88) patiënten te maken krijgen met een medische complicatie, t.o.v. 21,2% (n = 14/154) in de radiotherapie groep. We bekwamen hier geen significantie (p = 0,709). Medische complicaties postoperatief Leeftijdscategorie Nee (n; %) Ja (n; %) <75 jaar 84; 88,4 11; 11,6 75 jaar 44; 74,6 15; 25,4 Tabel 12: medische complicaties post operatief i.f.v. de leeftijd Medische complicaties postoperatief Pre-operatief RT Nee (n; %) Ja (n; %) Nee 76; 86,4 12; 13,6 Ja 52; 78,8 14; 21,2 Tabel 13: medische complicaties post operatief i.f.v. pre operatief RT RT, radiotherapie Anastomoselek: Van de heelkundige complicaties hebben we de anastomoselekken er specifiek uitgelicht vanwege hun hoge mortaliteitsrisico. Ook hier hebben we de twee leeftijdscategorieën en het effect van radiotherapie vergeleken. In totaal heeft 8,4% (n = 13/154) van de patiënten een anastomoselek postoperatief ontwikkeld. Tabel 14 toont het aantal anastomoselekken naargelang de leeftijdscategorie. Hier wordt geen significant verschil waargenomen (p = 0,767). Wanneer we post operatief het verschil in anastomoselekken vergeleken tussen de groep die preoperatief RT heeft gekregen, met deze die dat niet heeft gekregen, zien we opnieuw geen significant verschil (p = 1,000). Deze resultaten worden weergegeven in tabel

29 Anastomoselek Leeftijdscategorie Nee (n; %) Ja (n; %) <75 jaar 86; 90,5 9; 9,5 75 jaar 55; 93,2 4; 6,8 Tabel 14: Risico op anastomoselek i.f.v. leeftijd RT, radiotherapie Anastomoselek RT Nee (n; %) Ja (n; %) Nee 81; 92,0 7; 8,0 Ja 60; 90,9 6; 9,1 Tabel 15: Risico op anastomoselek i.f.v. al dan niet radiotherapie RT, radiotherapie Wanneer we alles nu in zijn geheel bekijken. We smelten dus de gegevens van de radiotherapie samen met die van de leeftijdscategorie, dan komen we tot onderstaande resultaten. In tabel 16 zijn de heelkundige complicaties weergegeven i.f.v. de leeftijdscategorie en het al dan niet gekregen hebben van preoperatieve radiotherapie. Van de 75-plussers doen 6,8% (n = 4/59) heelkundige complicaties met radiotherapie t.o.v. 13,7% (n = 13/95) van de min 75-jarigen; dit verschil bereikt echter geen significantie (p = 0,644). Tabel 17 geeft de medische complicaties weer. Van de 75-plussers doen 8,5% (n = 5/59) een medische complicatie met radiotherapie t.o.v. 7,4% (n = 7/95) van de min 75-jarigen. Hier is het geobserveerde verschil significant (p = <0,04). Wat de anastomoselekken in het bijzonder betreft, deze gegevens worden weergegeven in tabel 18. Ook het aantal anastomeselekken is niet verschillend in de twee leeftijdscategorieën ongeacht de pre-operatieve radiotherapie. 29

30 Heelkundige complicaties post-operatief Nee Ja Leeftijdscategorie RT Geen RT RT Geen RT < 75 jaar jaar Tabel 16: Heelkundige complicaties postoperatief ngl. leeftijdscategorie in al dan niet preoperatieve radiotherapie RT, radiotherapie Medische complicaties post-operatief Nee Ja Leeftijdscategorie RT Geen RT RT Geen RT < 75 jaar jaar Tabel 17: Medische complicaties postoperatief ngl. leeftijdscategorie en al dan niet preoperatieve radiotherapie RT, radiotherapie Anastomoselek Nee Ja Leeftijdscategorie RT Geen RT RT Geen RT < 75 jaar jaar Tabel 18: Anastomoselek postoperatief ngl. leeftijdscategorie en al dan niet preoperatieve radiotherapie RT, radiotherapie 30

31 3.4 Mortaliteit Vijf jaar na de heelkundige ingreep voor een rectumcarcinoom stopt in theorie de followup. In figuur 11 wordt de algemene overleving uitgedrukt in de tijd. Na 60 maanden of vijf jaar zien we een overleving van 62,2%. Echter in dit eindwerk zijn we niet na vijf jaar gestopt, en zien we na 100 maanden een overleving van 53,1%. Fig. 11: Algemene overleving na 100 maanden. 31

32 PROCARE gaf begin 2014 zijn gegevens vrij betreffende de algemene survival na 5 jaar follow-up, van de patiëntenpopulatie die verzameld werd tussen 2005 het begin van hun oprichting tot eind Om deze reden kwamen zij uit voor het UZ Brussel op een algemene overleving van 64,4% (confidentiële niet gepubliceerde data). Figuur 12 toont dat het UZ Brussel niet moet onderdoen voor de andere zorgcentra in Vlaanderen. Fig. 12: Forest plot of centre hazard ratios with 95% CI of adjusted 5 year survival 32

33 Vervolgens hebben we de overleving in drie verschillende soorten patiëntenpopulaties vergeleken. Is er een verschil tussen de seksen, tussen de jongere en oudere populatie en tussen de RT en niet-rt behandelde patiëntengroep. Wanneer we deze gegevens bekijken naargelang het geslacht komen we voor de mannelijke populatie op een algemene overleving na 5 jaar uit van 60,9% t.o.v. 65,3% voor de vrouwelijke populatie. Deze gegevens worden weergegeven in figuur 13; met een p-waarde van 0,797 is dit niet significant verschillend. Fig. 13: Algemene overleving van de mannelijke en vrouwelijke populatie 33

34 Een significant verschil wordt echter wel opgemeten wanneer we de algemene overleving gaan vergelijken tussen de twee leeftijdscategorieën (figuur 14). Voor de jongere populatie zien we een algemene overleving na 5 jaar van 69,9% t.o.v. 50,7% voor de oudere populatie patiënten. Deze gegevens worden weergegeven in grafiek 5; met een p-waarde van 0,023 is dit wel significant. - Less then or more + less then 75- censored + 75 or more - censored Fig. 14: Algemene overleving van de oudere en jongere populatie 34

35 Tenslotte hebben we gekeken naar de algemene overleving tussen de patiëntenpopulatie die preoperatief RT heeft gekregen en deze die dat niet hebben gekregen. Deze gegevens zijn uitgezet in figuur 15. De algemene overleving na 5 jaar voor de RT groep bedraagt 71,1% t.o.v. 55,7% voor de niet RT groep. Ook hier wordt een significant verschil opgetekend met een p-waarde van 0,038. Fig. 15: algemene overleving tussen de RT groep en niet RT groep 35

36 4 Discussie De behandeling van rectumcarcinomen is sinds de eerste poging tot heelkundig ingrijpen een ingreep gebleken die onderhevig is geweest aan heel wat innovatieve heelkundige technieken. Met de opkomst van de oncologische en radiotherapeutische geneeskunde werd de behandeling van het rectumcarcinoom definitief een multidisciplinaire behandeling. Tot op vandaag is er nog steeds plaats voor verbetering van technieken en onderzoek naar (neo-)adjuvante therapie, het vermijden van complicaties op korte en lange termijn en verbetering van de prognose. Er is nog geen algemeen aanvaarde standaard therapie. Met de komst van PROCARE werd er opnieuw een grote stap in de goede richting gezet. In de eerste plaats moet er natuurlijk nog een lange weg afgelegd worden naar preventie (rol van een lage dosis aspirine in risicogroepen) en vooral een betere screening om tumoren in een zo vroeg mogelijk stadium te kunnen detecteren. In dit eindwerk hebben we getracht de resultaten van de patiënten met een rectumcarcinoom, behandeld in het UZ Brussel, te analyseren. Stadiering Zoals in de inleiding aangehaald is er nog veel verbetering mogelijk op het gebied van medische beeldvorming. Een betere preoperatieve stadiering is nodig en een verbeterde gevoeligheid van de beschikbare beeldvormingstechnieken is meer dan wenselijk. Waar vroeger een barium lavement een standaard onderzoek was om de ligging van de tumor preoperatief te bepalen, gebruikt men nu meer en meer een MRI scan om de tumor in beeld te brengen. Zoals Keller et al. aantoonde zit hier echter een foutmarge op van maximaal 5,5cm. 20 Maar ook het stadieren van de tumor laat nog vaak te wensen over. Zoals uit onze cijfers blijkt zijn 30% van de ctiii tumoren met CT-scan of MRI overgestadieerd. Wel werd hier geen significant verschil opgetekend, wat waarschijnlijk te wijten is aan de eerder kleine patiëntenaantallen. Een correcte stadiumbepaling heeft nochtans belangrijke gevolgen qua behandeling en prognose. Met name dat volgens de PROCARE richtlijnen alle stadium III rectumcarcinomen in aanmerking komen voor neoadjuvante RT en het ook wordt aangeraden voor stadium II tumoren. Daar waar het absoluut niet wordt aangeraden voor stadium I tumoren. 15 Onze gegevens worden o.a. bevestigd in de studie van Park et al. waar MRI beeldvorming maar in 82,5% van de gevallen overeenkwam met het pathologische T stadium en in 58% met het pathologische N stadium. 21 Hiernaast kwamen zij ook tot de conclusie dat MRI niet betrouwbaar is voor het detecteren van lymfeklieren kleiner dan 3 millimeter. 21 Deze studies tonen bijgevolg aan dat ook de MRI tot dusver geen 100% betrouwbare techniek is. Ook valt op dat in de niet RT populatie 38 patiënten (43,2%) niet volledig werden gestadieerd, dit had verscheidene redenen. Alleen de grootte van de tumor werd bepaald en over de klieren werd niets gezegd, of, en dat was in het merendeel van de gevallen zo, was de patiënt buiten het UZ Brussel gestadieerd en kregen we de dossiers niet in handen. Ook werden 30 patiënten (45,5%) in 36

37 de RT groep niet opnieuw gestadieerd na RT. De hoofdoorzaak hier is dat de patiënten meestal niet opnieuw werden gestadieerd. Maar voorlopig is herstadieren na RT nog geen must omdat dan het risico op overstadiering vergroot en aldus het opnieuw stadieren voorlopig nog maar weinig bijdraagt aan de behandeling van de patiënt. 15 Recentelijk werden door PROCARE de gegevens betreffende stadiering vrijgegeven. Hieruit blijkt dat 74% van de tumoren correct wordt gestadieerd naar grootte i.t.t. 79% in het UZ Brussel. Echter wordt slechts 55% in het UZ Brussel correct gestadieerd naar aanwezige klieren i.t.t. 63% in vergelijking met het Vlaamse gemiddelde (confidentiële gegevens). Dit wil dus zeggen dat bijna 50% van de patiënten onjuist in een stadium III worden geklasseerd en mogelijks hierdoor dus worden blootgesteld aan onnodige adjuvante therapie. Om dit echter met 100% zekerheid te kunnen zeggen moeten we zeker zijn dat de patholoog telkens minstens 12 klieren heeft kunnen preleveren. Slechts bij 5 patiënten die niet behandeld werden met neoadjuvante radiotherapie werden niet voldoende klieren gepreleveerd. Dit zou bijgevolg geen groot verschil uitmaken op ons totaal van 55%. Acute complicaties Wat de heelkundige complicaties betreft zagen we geen significante verschillen, zowel onderling tussen de twee leeftijdscategorieën als tussen het al dan niet krijgen van RT. Dit wordt o.a. bevestigd door Bouassida et al., bij de 75 plussers zagen ook zij geen stijging in het aantal heelkundige complicaties. Zij onderzochten niet het effect van RT. 22 Wat wel opvalt uit onze data is dat in de patiëntengroep die RT kreeg meer dan het dubbele aantal complicaties werd genoteerd. Dit kan dus wel als klinisch relevant worden beschouwd, ondanks dat er geen significant verschil werd opgemeten. Bij het controleren van de data kwam aan het licht dat 8 van de 11 patiënten die een perineale wondinfectie ontwikkelden RT hadden gekregen. Dit verklaart waarschijnlijk het grote verschil in complicaties tussen de RT behandelde en niet behandelde patiëntengroep. Het verhoogd risico op perineale wondinfecties na neoadjuvante radiochemotherapie werd o.a. bevestigd door Hoare et al. 23 Hoewel dit wel wordt tegengesproken door Zorcolo et al., zij zagen enkel een verhoogd risico voor perineale wondinfecties bij obese patiënten. 24 Dit zijn wij niet kunnen nagaan. Ook moet opgemerkt worden dat Zorcolo et al. enkel preoperatief radiotherapie toedienden zoals in het UZ Brussel. Dit i.t.t. Hoare et al. die ook preoperatief chemotherapie toediende. Het is wel voorbarig om hieruit te besluiten dat chemotherapie en niet RT de oorzaak is voor het verhoogd risico op perineale wondinfecties, terwijl uit onze data net het omgekeerde kan besloten worden. Eén van de meest gevreesde heelkundige complicaties postoperatief is het anastomoselek. Wij zijn nagegaan of radiotherapie hierop een nefast effect had. Van de 13 patiënten die een anastomoselek deden kregen er 6 radiotherapie preoperatief. Met een p-value van 1,000 bleek dit verre van significant te zijn. Het verhoogd risico op anastomoselekkages door radiotherapie is tot op heden voer voor controverse. Studies spreken zich hier vaak in tegen, Chang et al. bracht deze studies samen. Maar ook zij kwamen tot de vaststelling dat preoperatieve RT niet gepaard ging met een verhoogd risico op anastomoselekken. 25 Men mag wel niet uit het oog verliezen dat, in ons 37

Procare : kwaliteitsbewaking van de behandeling van het rectumcarcinoom in België

Procare : kwaliteitsbewaking van de behandeling van het rectumcarcinoom in België Definitie rectumtumor Procare : kwaliteitsbewaking van de behandeling van het rectumcarcinoom in België Dr L. Deruyter Digestieve Oncologische Heelkunde AZ Sint-Jan Brugge-Oostende Campus Henri Serruys

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Dikkedarmkanker is een groot gezondheidsprobleem in Nederland. Het is de derde meest voorkomende vorm van kanker bij mannen en de tweede meest voorkomende vorm van kanker bij vrouwen. In 2008

Nadere informatie

Indicatoren Colorectaal carcinoom (DSCA) A. Beschrijving Indicator. DSCA 2014 [2.0.; 10-10- 2014] Registratie gestart: 2009

Indicatoren Colorectaal carcinoom (DSCA) A. Beschrijving Indicator. DSCA 2014 [2.0.; 10-10- 2014] Registratie gestart: 2009 en Colorectaal carcinoom (DSCA) A. Beschrijving DSCA 2014 [2.0.; 10-10- 2014] Registratie gestart: 2009 Type Uitvraag Bron Nr. indicator over (jaar) 1. Deelname aan de DSCA Structuur 2014 DSCA 2. Volume

Nadere informatie

Behandeling van dikke

Behandeling van dikke Behandeling van dikke Item 1 Item 2 Item 3 darmkanker Annelies Holvoet Donderdag 24/05/2018 > DD/MM/JJJJ Titel van d Dikke darmkanker Ontstaan Behandeling Preventie Dikkedarmkanker in Vlaanderen Jaarlijks

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING

NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING HOOFDSTUK 1 Ieder jaar worden in Nederland ongeveer 2 500 nieuwe gevallen van rectumcarcinoom gediagnosticeerd. Vijfenzeventig procent van de rectumcarcinomen is resectabel en

Nadere informatie

PAPILLON. MEREL ALBERS - MBB er CONTACT BRACHYTHERAPIE BIJ RECTUMCARINOOM

PAPILLON. MEREL ALBERS - MBB er CONTACT BRACHYTHERAPIE BIJ RECTUMCARINOOM PAPILLON MEREL ALBERS - MBB er CONTACT BRACHYTHERAPIE BIJ RECTUMCARINOOM INHOUDSOPGAVE Achtergrond rectumcarcinoom Behandelmethodes Papillon behandeling Ervaringen uit de praktijk 2 ACHTERGROND COLORECTAAL

Nadere informatie

Project Kwaliteitsindicatoren Borstkanker 2007-2008

Project Kwaliteitsindicatoren Borstkanker 2007-2008 Project Kwaliteitsindicatoren 2007-2008 De borstkliniek: Iedere nieuwe diagnose van een borsttumor dient door de borstkliniek te worden geregistreerd bij het Nationaal Kankerregister. Het Project Kwaliteitsindicatoren

Nadere informatie

Casus: levergemetastaseerd rectumcarcinoom. Dr. Jozef Wauters GZA Campus Sint-Vincentius Dienst gastro-enterologie/digestieve oncologie

Casus: levergemetastaseerd rectumcarcinoom. Dr. Jozef Wauters GZA Campus Sint-Vincentius Dienst gastro-enterologie/digestieve oncologie Dr. Jozef Wauters GZA Campus Sint-Vincentius Dienst gastro-enterologie/digestieve oncologie Man 28.01.1955 VG: graspollenallergie; asthma bronchiale Familiale antecedenten: geen CRC; geen IBD Usus: nil

Nadere informatie

CHAPTER XII. Nederlandse Samenvatting

CHAPTER XII. Nederlandse Samenvatting CHAPTER XII Nederlandse Samenvatting Dit proefschrift behelst een aantal klinische en translationele studies met betrekking tot de behandeling van het primair operabel mammacarcinoom. Zowel aspecten van

Nadere informatie

Dutch Surgical Colorectal Audit (DSCA)

Dutch Surgical Colorectal Audit (DSCA) Dutch Surgical Colorectal Audit (DSCA) Beschrijving Dit overzicht toont de kwaliteitsindicatoren welke per 1 april 2014 ontsloten zullen worden in het kader van het getrapte transparantiemodel van DICA.

Nadere informatie

Inclusie criteria Ja Nee

Inclusie criteria Ja Nee In- en exclusie criteria Visite datum: 2 0 In- en exclusie criteria Inclusie criteria Ja Nee 1. Naadlekkage na LAR tot maximaal 5 cm vanaf de anus. O O 2. Naadlekkage bevestigd op CT-scan OF endoscopie.

Nadere informatie

Alles wat je altijd over darmkanker wou weten (maar niet durfde vragen)

Alles wat je altijd over darmkanker wou weten (maar niet durfde vragen) Alles wat je altijd over darmkanker wou weten (maar niet durfde vragen) Tim Rondou Gastroenteroloog Sint-Jozefkliniek Bornem-Willebroek Bijscholing 2013 vóórkomen ontstaan voorkómen en preventie symptomen

Nadere informatie

Cover Page. Author: Wiltink, Lisette Title: Long-term effects and quality of life after treatment for rectal cancer Issue Date:

Cover Page. Author: Wiltink, Lisette Title: Long-term effects and quality of life after treatment for rectal cancer Issue Date: Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/46445 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Wiltink, Lisette Title: Long-term effects and quality of life after treatment for

Nadere informatie

METHODOLOGIE & TECHNISCHE FICHE KWALITEITSINDICATOR POSTOPERATIEVE MORTALITEIT RECTUMKANKER ( )

METHODOLOGIE & TECHNISCHE FICHE KWALITEITSINDICATOR POSTOPERATIEVE MORTALITEIT RECTUMKANKER ( ) METHODOLOGIE & TECHNISCHE FICHE KWALITEITSINDICATOR POSTOPERATIEVE MORTALITEIT RECTUMKANKER (2014-2016) A. In- en exclusiecriteria voor deze studie Inclusiecriteria: Patiënten gediagnosticeerd met een

Nadere informatie

Colorectale tumor met beperkte metastasen. Curatie en controle Dr. Sarah Verherstraeten Dr. Julie Bogaert Dr. Michel Martens

Colorectale tumor met beperkte metastasen. Curatie en controle Dr. Sarah Verherstraeten Dr. Julie Bogaert Dr. Michel Martens Colorectale tumor met beperkte metastasen Curatie en controle Dr. Sarah Verherstraeten Dr. Julie Bogaert Dr. Michel Martens Casus 1 Marc 53 jaar Antecedenten: Bimalleolaire enkelfractuur 04/2015: Spoedopname

Nadere informatie

Rectumcarcinoom. Dankert Woutersen radiotherapeut-oncoloog

Rectumcarcinoom. Dankert Woutersen radiotherapeut-oncoloog Rectumcarcinoom Dankert Woutersen radiotherapeut-oncoloog Wat staat u te wachten? Wat, waarom, wanneer, hoeveel Landelijke richtlijn Bijwerkingen Overwegingen Voorstel voor indicaties 2 maart 2006 Rectumcarcinoom

Nadere informatie

De indicatoren over borstkanker, die in kader van het VIP²-project worden opgevolgd zijn:

De indicatoren over borstkanker, die in kader van het VIP²-project worden opgevolgd zijn: Indicatoren VIP²-project Oncologie In België is, net als in Europa, borstkanker de meest voorkomende oorzaak van overlijden door kanker bij vrouwen (20,6 % van alle overlijdens ingevolge kanker). In 2009

Nadere informatie

Vlaams Indicatorenproject VIP²: Kwaliteitsindicatoren Borstkanker

Vlaams Indicatorenproject VIP²: Kwaliteitsindicatoren Borstkanker Vlaams Indicatorenproject VIP²: Kwaliteitsindicatoren Borstkanker INDICATOR B1 Proportie van patiënten gediagnosticeerd met invasieve borstkanker bij wie een systeembehandeling voorafgegaan werd door ER/PR-

Nadere informatie

KWALITEITSINDICATOREN VOOR ONCOLOGIE: BORSTKANKER Fase 1: validatie van de individuele resultaten Ziekenhuis 86

KWALITEITSINDICATOREN VOOR ONCOLOGIE: BORSTKANKER Fase 1: validatie van de individuele resultaten Ziekenhuis 86 1 KWALITEITSINDICATOREN VOOR ONCOLOGIE: BORSTKANKER Fase 1: validatie van de individuele resultaten Ziekenhuis 86 2 1. BESCHRIJVENDE STATISTIEK Tabel 1: Invasieve borstkanker en ductaal carcinoma in situ

Nadere informatie

DE DIKKE DARM DE DIKKE DARM

DE DIKKE DARM DE DIKKE DARM DE DIKKE DARM DE DIKKE DARM Om te begrijpen wat dikkedarmkanker is, wordt eerst het spijsverteringsstelsel en de werking van de spijsvertering uitgelegd. Om te begrijpen wat dikkedarmkanker is, wordt eerst

Nadere informatie

Technische fiche: indicatoren percentage postoperatieve mortaliteit

Technische fiche: indicatoren percentage postoperatieve mortaliteit Technische fiche: indicatoren percentage postoperatieve mortaliteit Overzicht van de indicatoren 30-dagen postoperatieve mortaliteit 90-dagen postoperatieve mortaliteit 30-dagen postoperatieve mortaliteit,

Nadere informatie

Betere kwaliteit = betere uitkomst van zorg?

Betere kwaliteit = betere uitkomst van zorg? Betere kwaliteit = betere uitkomst van zorg? Symposium (Over)leven na Kanker Tilburg, 8 maart 2013 Dr. V. Lemmens Hoofd Sector Onderzoek, Integraal Kankercentrum Zuid Eindhoven Kwaliteit Kwaliteit: definitie?

Nadere informatie

Maligne melanoma Belang van sentinelklierbiopsie

Maligne melanoma Belang van sentinelklierbiopsie Maligne melanoma Belang van sentinelklierbiopsie Annemie Rutten Medische Oncologie AZ St. Augustinus Maligne melanoma 10% van alle huidkankers, maar meest agressieve. Incidentie van maligne melanoma neemt

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING. Nederlandse samenvatting

NEDERLANDSE SAMENVATTING. Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 121 Dit proefschrift beschrijft een onderzoek naar nieuwe biomarkers voor het beter classificeren van rectumtumoren. Hoofdstuk 1 betreft een algemene inleiding. Rectum- of endeldarmkanker

Nadere informatie

Darmkanker. Ontwikkelingen en onderzoek. Prof dr Hans de Wilt Afdeling Heelkunde Radboud UMC Nijmegen

Darmkanker. Ontwikkelingen en onderzoek. Prof dr Hans de Wilt Afdeling Heelkunde Radboud UMC Nijmegen Darmkanker Ontwikkelingen en onderzoek Prof dr Hans de Wilt Afdeling Heelkunde Radboud UMC Nijmegen Dikkedarmkanker Inleiding Colon Rectum Uitzaaiingen Discussie Dikke darm endel darm Darmkanker +/-15.000

Nadere informatie

De indicatoren omtrent borstkanker, die in kader van het VIP²-project worden opgevolgd zijn :

De indicatoren omtrent borstkanker, die in kader van het VIP²-project worden opgevolgd zijn : Indicatoren VIP²-project Oncologie In België is, net als in Europa, borstkanker de meest voorkomende oorzaak van overlijden door kanker bij vrouwen (20,6 % van alle overlijdens ingevolge kanker). In 2009

Nadere informatie

chemoradiatie en chemotherapie bij het rectumcarcinoom

chemoradiatie en chemotherapie bij het rectumcarcinoom Pre-operatieve chemoradiatie en chemotherapie bij het rectumcarcinoom Marie-Cecile Legdeur Relevante vragen 1. Hoe werkt chemoradiotherapie (CRT)? 2. Voegt chemotherapie iets toe aan pre-operatieve radiotherapie?

Nadere informatie

KWALITEITSINDICATOREN VOOR ONCOLOGIE: INVASIEVE BORSTKANKER ( ) Individueel feedbackrapport Ziekenhuis 75

KWALITEITSINDICATOREN VOOR ONCOLOGIE: INVASIEVE BORSTKANKER ( ) Individueel feedbackrapport Ziekenhuis 75 1 KWALITEITSINDICATOREN VOOR ONCOLOGIE: INVASIEVE BORSTKANKER (2007-2008) Individueel feedbackrapport Ziekenhuis 75 2 1. BESCHRIJVENDE STATISTIEK Tabel 1: Invasieve borstkanker (2007-2008) - Beschrijving

Nadere informatie

KWALITEITSINDICATOREN VOOR ONCOLOGIE: INVASIEVE BORSTKANKER ( ) Individueel feedbackrapport Ziekenhuis 78

KWALITEITSINDICATOREN VOOR ONCOLOGIE: INVASIEVE BORSTKANKER ( ) Individueel feedbackrapport Ziekenhuis 78 1 KWALITEITSINDICATOREN VOOR ONCOLOGIE: INVASIEVE BORSTKANKER (2007-2008) Individueel feedbackrapport Ziekenhuis 78 2 1. BESCHRIJVENDE STATISTIEK Tabel 1: Invasieve borstkanker (2007-2008) - Beschrijving

Nadere informatie

KWALITEITSINDICATOREN VOOR ONCOLOGIE: INVASIEVE BORSTKANKER ( ) Individueel feedbackrapport Ziekenhuis 85

KWALITEITSINDICATOREN VOOR ONCOLOGIE: INVASIEVE BORSTKANKER ( ) Individueel feedbackrapport Ziekenhuis 85 1 KWALITEITSINDICATOREN VOOR ONCOLOGIE: INVASIEVE BORSTKANKER (2007-2008) Individueel feedbackrapport Ziekenhuis 85 2 1. BESCHRIJVENDE STATISTIEK Tabel 1: Invasieve borstkanker (2007-2008) - Beschrijving

Nadere informatie

KWALITEITSINDICATOREN VOOR ONCOLOGIE: INVASIEVE BORSTKANKER ( ) Individueel feedbackrapport Ziekenhuis 16

KWALITEITSINDICATOREN VOOR ONCOLOGIE: INVASIEVE BORSTKANKER ( ) Individueel feedbackrapport Ziekenhuis 16 1 KWALITEITSINDICATOREN VOOR ONCOLOGIE: INVASIEVE BORSTKANKER (2007-2008) Individueel feedbackrapport Ziekenhuis 16 2 1. BESCHRIJVENDE STATISTIEK Tabel 1: Invasieve borstkanker (2007-2008) - Beschrijving

Nadere informatie

Coloncarcinoom. Inleiding 13/11/2009. Epidemiologie van het colorectaal carcinoom (CRC)

Coloncarcinoom. Inleiding 13/11/2009. Epidemiologie van het colorectaal carcinoom (CRC) Coloncarcinoom Ann Van Mechelen ZNA Stuivenberg Inleiding Definitie: kwaadaardige wildgroei van weefsel van de dikke darm. Epidemiologie van het colorectaal carcinoom (CRC) Belgie: 6.500 nieuwe gevallen/jaar

Nadere informatie

Head and neck orofarynxcarcinomen formulier voor registratie nieuwe diagnose

Head and neck orofarynxcarcinomen formulier voor registratie nieuwe diagnose Head and neck: orofarynxcarcinoomregistratieformulier (nieuwe diagnose) 1/7 08/10/2012 Head and neck orofarynxcarcinomen formulier voor registratie nieuwe diagnose Alle variabelen zijn verplicht in te

Nadere informatie

Richtlijnen voor screening en follow-up bij Familiale Adenomateuze Polyposis (FAP)

Richtlijnen voor screening en follow-up bij Familiale Adenomateuze Polyposis (FAP) Richtlijnen voor screening en follow-up bij Familiale Adenomateuze Polyposis (FAP) 12/09/2007 Overzicht Patiënten met klassieke familiale adenomateuze polyposis (FAP) 1. Endoscopische follow-up na heelkunde

Nadere informatie

Basisbegrippen Oncologie

Basisbegrippen Oncologie Basisbegrippen Oncologie Tumor afmeting Diagnose periode Behandel periode Preventie/interventie periode Invasie interventie Tijd Detectie drempel Van normale naar kankercel Normale cel Van celkern naar

Nadere informatie

Twee handen op een buik

Twee handen op een buik Twee handen op een buik Zorgprogramma coloncarcinoom in MZH Herbert van der Heide / Steffan Rödel Traject colorectale tumoren. Compagnonsgedachte Zorgprogramma coloncarcinoom in het Martini Ingang, diagnostiek,

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING

NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING Nederlandse Samenvatting 195 NEDERLANDSE SAMENVATTING DEEL I Evaluatie van de huidige literatuur De stijgende incidentie van slokdarmkanker zal naar verwachting continueren in

Nadere informatie

Samenvatting en conclusies

Samenvatting en conclusies Centraal in dit proefschrift staat de minimaal invasieve slokdarmresectie als behandeloptie voor het slokdarmcarcinoom. In hoofdstuk 2 en 3 belichten wij in twee overzichtsartikelen de in de literatuur

Nadere informatie

Nederlandse introductie en samenvatting voor niet-ingewijden

Nederlandse introductie en samenvatting voor niet-ingewijden Nederlandse introductie en samenvatting voor niet-ingewijden 157 Introductie In de Westerse wereld is het aantal mensen dat slokdarmkanker krijgt de laatste jaren sterk toegenomen. In 1989 werd de diagnose

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting en toekomstperspectieven

Nederlandse samenvatting en toekomstperspectieven Nederlandse samenvatting en toekomstperspectieven Per jaar krijgen in Nederland tenminste 2150 patiënten een rectum tumor. Vijf jaar na behandeling leeft ongeveer de helft van die patiënten nog. Hierbij

Nadere informatie

Chirurgische behandeling darmcarcinoom

Chirurgische behandeling darmcarcinoom ONCOLOGISCH ZORGPROGRAMMA KEMPEN Regionale Vormingscel Oncologie Maandag 10 februari 2014 Dr. Maarten Michiels H.Hartziekenhuis Mol Chirurgische behandeling darmcarcinoom Fast facts Anatomie, fysiologie,

Nadere informatie

(Neo)adjuvante chemotherapie bij het rectumcarcinoom. Prof.dr. Kees Punt afd. Medische Oncologie AMC Amsterdam

(Neo)adjuvante chemotherapie bij het rectumcarcinoom. Prof.dr. Kees Punt afd. Medische Oncologie AMC Amsterdam (Neo)adjuvante chemotherapie bij het rectumcarcinoom Prof.dr. Kees Punt afd. Medische Oncologie AMC Amsterdam Adjuvante chemotherapie bij rectumcarcinoom in Nederland Geloof Gewoonte Evidence-based medicine

Nadere informatie

J. Mamma aandoeningen. Inhoudsopgave 01 J 02 J 03 J 04 J 05 J 06 J 07 J 08 J 09 J 10 J 11 J 12 J 13 J 14 J 15 J 16 J 17 J 18 J 19 J

J. Mamma aandoeningen. Inhoudsopgave 01 J 02 J 03 J 04 J 05 J 06 J 07 J 08 J 09 J 10 J 11 J 12 J 13 J 14 J 15 J 16 J 17 J 18 J 19 J J. Mamma aandoeningen nhoudsopgave 1 J 2 J 3 J 4 J 5 J 6 J 7 J 8 J 9 J 1 J 11 J 12 J 13 J 14 J 15 J 16 J 17 J 18 J 19 J Screening: vrouwen jonger dan 4 jaar zonder genetisch risico... 1 Screening: vrouwen

Nadere informatie

Vlaams Indicatoren Project VIP²

Vlaams Indicatoren Project VIP² Vlaams Indicatoren Project VIP² Het initiatief voor het Vlaams Indicatoren Project VIP² gaat uit van de Vlaamse overheid, de Vlaamse vereniging van hoofdartsen en de ziekenhuiskoepels Zorgnet en Icuro.

Nadere informatie

De gidsbijprostaatkanker -Uroloog Roderick van den Bergh St Antonius Ziekenhuis, Utrecht

De gidsbijprostaatkanker -Uroloog Roderick van den Bergh St Antonius Ziekenhuis, Utrecht De gidsbijprostaatkanker -Uroloog 4-6-2019 Roderick van den Bergh St Antonius Ziekenhuis, Utrecht Inhoud Wat zijn de stappen die de patiënt doorloopt als mogelijk sprake is van prostaatkanker. 1. Incidentie

Nadere informatie

Tumoren van het anaal kanaal

Tumoren van het anaal kanaal 7.1.8. Tumoren van het anaal kanaal 1. Inleiding 1.1. Incidentie Aparte entiteit! Incidentie uitzonderlijk (2% van de digestieve tumoren) Incidentie 3v - 2m Gem. 65 jaar 2. Klinische presentatie De meeste

Nadere informatie

! Definitie/indicaties! Anatomie! Procedure. ! Resultaten/complicaties! Casuistiek. ! Rectumcarcinoom. ! Cervix/uterus/vagina tumoren

! Definitie/indicaties! Anatomie! Procedure. ! Resultaten/complicaties! Casuistiek. ! Rectumcarcinoom. ! Cervix/uterus/vagina tumoren Bekken exenteratie Joost Rothbarth Oncologisch chirurg! Definitie/indicaties! Anatomie! Procedure! Resectie! (s)! Resultaten/complicaties! Casuistiek Definitie: resectie van meerdere organen compartimenten

Nadere informatie

Rectumcarcinoom. Landelijke richtlijn, Versie: 1.2

Rectumcarcinoom. Landelijke richtlijn, Versie: 1.2 Rectumcarcinoom Landelijke richtlijn, Versie: 1.2 Laatst gewijzigd: 01-10-2005 Methodiek: Consensus based Verantwoording: Landelijke Werkgroep Gastro-intestinale Tumoren Inhoudsopgave Diagnostiek...1...1...1

Nadere informatie

Factsheet Indicatoren Longcarcinoom (DLCA) 2017 Start DLCA-S: 2012 (/2015 voor alle cardiothoracale centra) Start DLCA-R: 2013 Start DLCA-L: 2016

Factsheet Indicatoren Longcarcinoom (DLCA) 2017 Start DLCA-S: 2012 (/2015 voor alle cardiothoracale centra) Start DLCA-R: 2013 Start DLCA-L: 2016 Factsheet en Longcarcinoom (DLCA) 2017 Start DLCA-S: 2012 (/2015 voor alle cardiothoracale centra) Start DLCA-R: 2013 Start DLCA-L: 2016 Inclusie en exclusie criteria DLCA-S Inclusie Alle chirurgische

Nadere informatie

Borstkanker indicatoren - Resultaten voor

Borstkanker indicatoren - Resultaten voor Borstkanker indicatoren - Resultaten voor 2009-2011 AZ Sint-Jozef Malle maakt samen met AZ Klina Brasschaat deel uit van de Borstkliniek Voorkempen. Recent werden vanuit het Vlaams Indicatoren Project

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Kanker van de dikkedarm en endeldarm (darmkanker of colorectaal carcinoom) is een zeer belangrijke doodsoorzaak in de westerse wereld. Jaarlijks worden in Nederland meer dan 12.000

Nadere informatie

Aandeel van patiënten met invasieve borstkanker waarbij een ER, PR en/of HER2 statusbepaling werd uitgevoerd vóór enige systemische behandeling

Aandeel van patiënten met invasieve borstkanker waarbij een ER, PR en/of HER2 statusbepaling werd uitgevoerd vóór enige systemische behandeling Status bepaling: 99,4% Aandeel van patiënten met invasieve borstkanker waarbij een ER, PR en/of HER2 statusbepaling werd uitgevoerd vóór enige systemische behandeling Vóór het starten van de behandeling

Nadere informatie

Technische fiche: indicatoren Relatieve vijfjaarsoverleving

Technische fiche: indicatoren Relatieve vijfjaarsoverleving Technische fiche: indicatoren Relatieve vijfjaarsoverleving Overzicht van de indicatoren Relatieve vijfjaarsoverleving voor alle patiënten Relatieve vijfjaarsoverleving voor patiënten die radicale resectie

Nadere informatie

EFFECT studie. Formulier primaire registratie

EFFECT studie. Formulier primaire registratie EFFECT studie Formulier primaire registratie De variabelen met REQ in superscript zijn verplicht in te vullen variabelen. De variabelen met een zijn single-select variabelen; er kan slechts één antwoord

Nadere informatie

Factsheet Indicatoren Colorectaal carcinoom (DSCA) 2017 Versie: 2017 Registratie gestart: 2009

Factsheet Indicatoren Colorectaal carcinoom (DSCA) 2017 Versie: 2017 Registratie gestart: 2009 Factsheet en Colorectaal carcinoom (DSCA) 2017 Versie: 2017 Registratie gestart: 2009 Versie 2017 pagina 1 van 9 Inclusie en exclusie criteria Inclusie Alle primaire colorectale carcinomen, waarvoor een

Nadere informatie

Saffire Phoa. CT voor preoperatieve stagering van het pancreascarcinoom

Saffire Phoa. CT voor preoperatieve stagering van het pancreascarcinoom Saffire Phoa CT voor preoperatieve stagering van het pancreascarcinoom Pancreascarcinoom heeft een zeer slechte prognose, en de enige kans op curatie is een resectie van de tumor. Hoewel de mortaliteit

Nadere informatie

Oesophaguscarcinoom Chirurgische Behandeling. Sylvia van der Horst, PA chirurgie Maart 2019

Oesophaguscarcinoom Chirurgische Behandeling. Sylvia van der Horst, PA chirurgie Maart 2019 Oesophaguscarcinoom Chirurgische Behandeling Sylvia van der Horst, PA chirurgie Maart 2019 Anatomie oesophagus/ maag Symptomen oesophaguscarcinoom Diagnostiek Behandeling oesophaguscarcinoom Postoperatieve

Nadere informatie

Laarbeeklaan Brussel. Oncologisch Handboek. Richtlijnen Urologie. Testis

Laarbeeklaan Brussel. Oncologisch Handboek. Richtlijnen Urologie. Testis Laarbeeklaan 101 1090 Brussel Oncologisch Handboek Richtlijnen Urologie Testis V3.2014 Testis ICD-O C62 1 Inleiding De richtlijnen hebben betrekking tot kiemceltumoren van de testis, die meer dan 90% van

Nadere informatie

Mogelijkheden van resectie na chemotherapie bij het pancreascarcinoom. Prof. dr. Marc Besselink Afdeling Chirurgie, AMC Amsterdam

Mogelijkheden van resectie na chemotherapie bij het pancreascarcinoom. Prof. dr. Marc Besselink Afdeling Chirurgie, AMC Amsterdam Mogelijkheden van resectie na chemotherapie bij het pancreascarcinoom Prof. dr. Marc Besselink Afdeling Chirurgie, AMC Amsterdam Amsterdam, 19 Januari 2018 Pancreascarcinoom Slechte prognose (5 jaars-overleving,

Nadere informatie

Multimodality treatment bij het oesofagus- en maagcarcinoom

Multimodality treatment bij het oesofagus- en maagcarcinoom Multimodality treatment bij het oesofagus- en maagcarcinoom Disclosures Ik heb geen belangenverstrengeling in relatie tot deze presentatie Multimodality treatment bij het oesofagus- en maagcarcinoom Bij

Nadere informatie

Maligne melanomen. Dr. N. Vancanneyt Prof. Dr. M. Stas Dienst Oncologische Heelkunde UZ Leuven

Maligne melanomen. Dr. N. Vancanneyt Prof. Dr. M. Stas Dienst Oncologische Heelkunde UZ Leuven Maligne melanomen Dr. N. Vancanneyt Prof. Dr. M. Stas Dienst Oncologische Heelkunde UZ Leuven Inhoud Introductie Diagnose & staging onderzoeken Classificatie Therapie Follow-up Introductie Maligne tumor

Nadere informatie

Reeks 12: De eeuwige mens

Reeks 12: De eeuwige mens Reeks 12: De eeuwige mens Hoe proberen we darmkanker in de toekomst te voorkómen Rogier de Ridder MDL-arts, MUMC+ r.de.ridder@mumc.nl Introductie 1. Waarom bevolking onderzoek naar darmkanker 2. Hoe ontstaat

Nadere informatie

Vlaams Indicatoren Project VIP²

Vlaams Indicatoren Project VIP² Vlaams Indicatoren Project VIP² Het initiatief voor het Vlaams Indicatoren Project VIP² gaat uit van de Vlaamse overheid, de Vlaamse vereniging van hoofdartsen en de ziekenhuiskoepels Zorgnet en Icuro.

Nadere informatie

Factsheet Indicatoren Longcarcinoom (DLSA-DLRA) 2016

Factsheet Indicatoren Longcarcinoom (DLSA-DLRA) 2016 Factsheet en Longcarcinoom (DLSA-DLRA) 2016 Inclusie en exclusie criteria DLSA Inclusie Alle chirurgische thoracale (thoraxwand, pleurale, long en mediastinale) ingrepen, in te delen in: Resecties bij

Nadere informatie

Slokdarm resectie. MDL onderwijs, M. de Maat, chirurg

Slokdarm resectie. MDL onderwijs, M. de Maat, chirurg Slokdarm resectie MDL onderwijs, 11-03-2019 M. de Maat, chirurg Incidentie NL: 2850 patiënten per jaar ongeveer 50% operabel. Jaarlijks aantal nieuwe gevallen per 100.000 Nederlanders: 1990: ~5 2016: ~10

Nadere informatie

Chapter 9. Samenvatting

Chapter 9. Samenvatting Chapter 9 Samenvatting 130 Samenvatting 131 Samenvatting Complicaties van de onderste extremiteit, in het bijzonder voetulcera (voetwonden), veroorzaken een zeer grote ziektelast en een grote mate van

Nadere informatie

Medische Publieksacademie

Medische Publieksacademie Medische Publiekacademie Medisch Centrum Leeuwarden Leeuwarder Courant Dinsdag 20 januari 2015 Welkom! #mclmpa 1 Programma 19:30 Welkom door moderator Hans Willems, redacteur gezondheidszorg Leeuwarder

Nadere informatie

Technische fiche: indicatoren Geobserveerde vijfjaarsoverleving

Technische fiche: indicatoren Geobserveerde vijfjaarsoverleving Technische fiche: indicatoren Geobserveerde vijfjaarsoverleving Overzicht van de indicatoren Geobserveerde vijfjaarsoverleving voor alle patiënten Geobserveerde vijfjaarsoverleving voor patiënten die radicale

Nadere informatie

Mammareconstructie & Radiotherapie

Mammareconstructie & Radiotherapie Mammareconstructie & Radiotherapie Oncologie in perspectief Focus op kwaliteit 5 juni 2014 Leonie Woerdeman Plastisch chirurg Mamma-reconstructie Slechts bij 15 % borstkanker patiënten t.g.v. onwetendheid

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting. Tweede primaire tumoren en excessieve sterfte na retinoblastoom

Nederlandse samenvatting. Tweede primaire tumoren en excessieve sterfte na retinoblastoom Nederlandse samenvatting Tweede primaire tumoren en excessieve sterfte na retinoblastoom Retinoblastoom is een kwaadaardige oogtumor die ontstaat in het netvlies. Deze vorm van oogkanker is zeer zeldzaam

Nadere informatie

az groeninge scoort zeer goed op de borstkankerindicatoren uit VIP²

az groeninge scoort zeer goed op de borstkankerindicatoren uit VIP² az groeninge scoort zeer goed op de borstkankerindicatoren uit VIP² We zijn als ziekenhuis trots op onze goede resultaten, maar we hebben ook aandacht voor enkele punten waar we minder dan gemiddeld lijken

Nadere informatie

Casus: Lokaal gevorderd Pancreascarcinoom (LAPC) Olivier Busch HPB Chirurg, AMC Amsterdam Voorzitter DPCG

Casus: Lokaal gevorderd Pancreascarcinoom (LAPC) Olivier Busch HPB Chirurg, AMC Amsterdam Voorzitter DPCG Casus: Lokaal gevorderd Pancreascarcinoom (LAPC) Olivier Busch HPB Chirurg, AMC Amsterdam Voorzitter DPCG no disclosures Olivier Busch HPB Chirurg, AMC Amsterdam Voorzitter DPCG Pancreascarcinoom Slechte

Nadere informatie

Beleid levermetastasen Colorectaal Carcinoom EMBRAZE REGIO

Beleid levermetastasen Colorectaal Carcinoom EMBRAZE REGIO Beleid levermetastasen Colorectaal Carcinoom EMBRAZE REGIO Opgesteld en Beoordeeld: EMBRAZE, NTG colorectaal carcinoom Datum vaststelling: 12 april 2017 Datum laatste wijziging: 12 april 2017 Categorieën

Nadere informatie

Darmcarcinoom. visie van de radiotherapeut. Dr Sarah Roels

Darmcarcinoom. visie van de radiotherapeut. Dr Sarah Roels Darmcarcinoom visie van de radiotherapeut Dr Sarah Roels Overzicht Inleiding Radiotherapie bij rectumcarcinoom rectaal carcinoom bestralingstechniek effect op tumor neveneffecten Radiotherapie bij darmcarcinoom

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Sinds enkele decennia is de acute zorg voor brandwondenpatiënten verbeterd, hetgeen heeft geresulteerd in een reductie van de mortaliteit na verbranding, met name van patiënten

Nadere informatie

Chapter 10 Samenvatting

Chapter 10 Samenvatting Chapter 10 Samenvatting Chapter 10 De laatste jaren is de mortaliteit bij patiënten met psychotische aandoeningen gestegen terwijl deze in de algemene populatie per leeftijdscategorie is gedaald. Een belangrijke

Nadere informatie

Vlaams Indicatoren Project VIP²: borstkankerindicatoren

Vlaams Indicatoren Project VIP²: borstkankerindicatoren Vlaams Indicatoren Project VIP²: borstkankerindicatoren Op initiatief van de Vlaamse Vereniging van Hoofdartsen, Icuro, Zorgnet Vlaanderen en de Vlaamse overheid, is het Vlaamse VIP 2 -indicatorenproject

Nadere informatie

METHODOLOGIE & TECHNISCHE FICHES KWALITEITSINDICATOREN RECTUM-, COLON-, LONG-, EN PROSTAATKANKER ( )

METHODOLOGIE & TECHNISCHE FICHES KWALITEITSINDICATOREN RECTUM-, COLON-, LONG-, EN PROSTAATKANKER ( ) METHODOLOGIE & TECHNISCHE FICHES KWALITEITSINDICATOREN RECTUM-, COLON-, LONG-, EN PROSTAATKANKER (2015-2016) A. In- en exclusiecriteria voor deze studie Inclusiecriteria: Tumor specifieke topografie- en

Nadere informatie

Er zijn chromosomale veranderingen aangetoond in de cellen van de teelbaltumor. Er bestaat ook een familiale voorgeschiktheid.

Er zijn chromosomale veranderingen aangetoond in de cellen van de teelbaltumor. Er bestaat ook een familiale voorgeschiktheid. Teelbalkanker Auteur: Dr. Guy Boeckx Testistumor of teelbalkanker is een kwaadaardig letsel van de teelbal. Deze tumor komt frequent voor (3-6 nieuwe gevallen per 100.000 mannen per jaar). In minder dan

Nadere informatie

+RRIGVWXN is een algemene inleiding op dit proefschrift. Verder worden in dit

+RRIGVWXN is een algemene inleiding op dit proefschrift. Verder worden in dit 6$0(19$77,1* Genezing van de fistel met behoud van kringspierfunctie is het belangrijkste doel bij de behandeling van patiënten met een perianale fistel. In geval van een intersphincterische fistel kan

Nadere informatie

Lymfeknoop dissectie in borstcarcinoom, diagnostiek of therapie? Wim Demey, medische oncologie, Borstkliniek voorkempen

Lymfeknoop dissectie in borstcarcinoom, diagnostiek of therapie? Wim Demey, medische oncologie, Borstkliniek voorkempen Lymfeknoop dissectie in borstcarcinoom, diagnostiek of therapie? Wim Demey, medische oncologie, Borstkliniek voorkempen 85% via de axilla Mammaria interna alleen aantasting is zeldzaam

Nadere informatie

Vlaams Indicatoren Project VIP²

Vlaams Indicatoren Project VIP² Vlaams Indicatoren Project VIP² Op initiatief van de Vlaamse Vereniging van Hoofdartsen, Icuro, Zorgnet Vlaanderen en de Vlaamse overheid, is het Vlaamse VIP 2 -indicatorenproject opgericht. Samen met

Nadere informatie

Pancreascarcinoom

Pancreascarcinoom 7.1.3. Pancreascarcinoom 1. Pancreasadenocarcinoma: diagnose en staging 1.1. Symptomen Zeer aspecifiek. 10% van de patiënten presenteren zich met nieuwe DM. Bij oudere patiënten is acute pancreatitis vaak

Nadere informatie

Slokdarmcarcinoom

Slokdarmcarcinoom 7.1.1. Slokdarmcarcinoom 1. Inleiding 1.1. Algemeen Kanker van de slokdarm betreft vnl. het plaveiselcelcarcinoom en het adenocarcinoom, in minder dan vijf procent is er sprake van andere histologie. Hoewel

Nadere informatie

Gemetastaseerd colorectaal carcinoom: evolutie naar chronische pathologie door multimodale therapie

Gemetastaseerd colorectaal carcinoom: evolutie naar chronische pathologie door multimodale therapie Gemetastaseerd colorectaal carcinoom: evolutie naar chronische pathologie door multimodale therapie Dr. Sofie Rogge Enkele cijfers uit België Eén van de meest frequente kankers: +/- 15% van alle tumoren

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Chapter 8: Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Colorectale kanker (kanker aan de dikke darm of endeldarm) is de belangrijkste oorzaak van uitzaaiingen (metastasen)

Nadere informatie

Casus Keuzes in de behandeling van slokdarmkanker

Casus Keuzes in de behandeling van slokdarmkanker Casus Keuzes in de behandeling van slokdarmkanker Prof. dr. Mark van Berge Henegouwen, chirurg Dr. W.J. Eshuis, chirurg L. Noteboom, verpleegkundig specialist Amsterdam UMC, locatie AMC 8 e Inhoud Presentatie

Nadere informatie

Richtlijn Colorectaal Carcinoom 2014

Richtlijn Colorectaal Carcinoom 2014 Richtlijn Colorectaal Carcinoom 2014 Knelpuntenanalyse Respons en respondenten In totaal hebben 213 professionals de enquête ingevuld. Professional Respons% Aantal MDL arts 19 40 Internist 10 22 Radioloog

Nadere informatie

Factsheet Indicatoren Longcarcinoom (DLCA) 2017 Start DLCA-S: 2012 (/2015 voor alle cardiothoracale centra) Start DLCA-R: 2013 Start DLCA-L: 2016

Factsheet Indicatoren Longcarcinoom (DLCA) 2017 Start DLCA-S: 2012 (/2015 voor alle cardiothoracale centra) Start DLCA-R: 2013 Start DLCA-L: 2016 Factsheet en Longcarcinoom (DLCA) 2017 Start DLCA-S: 2012 (/2015 voor alle cardiothoracale centra) Start DLCA-R: 2013 Start DLCA-L: 2016 Versie beheer: Datum Versie Mutatie Eigenaar 30-07-2016 2017.1 Aanpassingen

Nadere informatie

Anuscarcinoom. Landelijke richtlijn, Versie: 1.1. Datum Goedkeuring: 27-08-2003 Methodiek: Consensus based Verantwoording: LW GE-tumoren

Anuscarcinoom. Landelijke richtlijn, Versie: 1.1. Datum Goedkeuring: 27-08-2003 Methodiek: Consensus based Verantwoording: LW GE-tumoren Anuscarcinoom Landelijke richtlijn, Versie: 1.1 Datum Goedkeuring: 27-08-2003 Methodiek: Consensus based Verantwoording: LW GE-tumoren Inhoudsopgave Algemeen...1 Screening...2 Diagnostiek...3 Medisch technisch...3

Nadere informatie

Darmkanker Presentatie voor Marikenhuis

Darmkanker Presentatie voor Marikenhuis Darmkanker Presentatie voor Marikenhuis Franka Alofs, verpleegkundig specialist oncologie Linda Geurts, verpleegkundig specialist heelkunde 26 mei 2016 Inhoud Darmkanker Symptomen Diagnose Behandeling

Nadere informatie

Ouderen en kanker: epidemiologie en factoren van invloed op behandeling en overleving. Maryska Janssen-Heijnen Valery Lemmens

Ouderen en kanker: epidemiologie en factoren van invloed op behandeling en overleving. Maryska Janssen-Heijnen Valery Lemmens Ouderen en kanker: epidemiologie en factoren van invloed op behandeling en overleving Maryska Janssen-Heijnen Valery Lemmens Levensverwachting in jaren Nederlandse bevolking 2007 Leeftijd Mannen Vrouwen

Nadere informatie

Darmkanker screening zin of onzin? Lisette Saveur, Verpleegkundig specialist MDL-oncologie Antoni van Leeuwenhoek Amsterdam

Darmkanker screening zin of onzin? Lisette Saveur, Verpleegkundig specialist MDL-oncologie Antoni van Leeuwenhoek Amsterdam Darmkanker screening zin of onzin? Lisette Saveur, Verpleegkundig specialist MDL-oncologie Antoni van Leeuwenhoek Amsterdam Agenda Colorectaal carcinoom algemeen Voortraject darmkanker screening Bevolkingsonderzoek

Nadere informatie

Stadiering en triple diagnostiek van borst en oksel. Dr. P. Berteloot 10/2011

Stadiering en triple diagnostiek van borst en oksel. Dr. P. Berteloot 10/2011 Stadiering en triple diagnostiek van borst en oksel Dr. P. Berteloot 10/2011 Diagnostische beeldvorming Radiologisch onderzoek ter evaluatie van - klinische afwijking screenings gedetecteerde afwijking

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) * (Summary in Dutch) Dit proefschrift heeft als onderwerp de testkarakteristieken van fecaal occult bloed testen (FOBT s), voor de detectie van het colorectaal carcinoom (CRC) en zijn voorloper laesies,

Nadere informatie

Chirurgische aspecten bij het colorectaal carcinoom en (on)mogelijkheden bij voortgeschreden ziekte

Chirurgische aspecten bij het colorectaal carcinoom en (on)mogelijkheden bij voortgeschreden ziekte Chirurgische aspecten bij het colorectaal carcinoom en (on)mogelijkheden bij voortgeschreden ziekte Ernst Jan Spillenaar Bilgen, Gastro-intestinaal chirurg Ontwikkeling (colo)rectalechirurgie Kwaliteit

Nadere informatie