Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning en zijn latere wijzigingen;

Transcriptie

1 p r o v i n D i r e c t i e Ruimte D i e n s t Milieuvergunningen De deputatie van de provincie Limburg Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning en zijn latere wijzigingen; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Executieve, houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning en zijn latere wijzigingen (hierna afgekort als Vlarem I); Gelet op het besluit van 1 juni 1995 van de Vlaamse regering, houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II) en zijn latere wijzigingen; Gelet op de op 16 september 2010 ingediende aanvraag laatst vervolledigd op 7 oktober van de heer Peter LEYEN, Ven 62 te 3680 MAASEIK, voor het verkrijgen van een milieuvergunning voor het veranderen van het vergund gemengd veeteeltbedrijf, door uitbreiding en wijziging van volgende rubrieken uit de indelingslijst: - (rubriek d.1 ) : varkensstal, intensieve varkenshouderij, met inbegrip van de installatie(s) voor de bewerking of verwerking van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest, zonder bijmenging van afval en met inbegrip van de installatie(s) voor de compostering van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest met groenafval afkomstig van de eigen inrichting en de bij de inrichting horende gronden, met plaatsen voor (stallen met plaatsen voor andere varkens) (klasse 1) (uitbreiding --- nieuwe rubriek) - (rubriek 9.5.c.2 ) : gemengd bedrijf, stallen met plaatsen voor dieren zoals bedoeld in rubrieken en 9.4., in een agrarisch gebied, met inbegrip van de installatie(s) voor de bewerking of verwerking van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest, zonder bijmenging van afval en met inbegrip van de installatie(s) voor de compostering van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest met groenafval afkomstig van de eigen inrichting en de bij de inrichting horende gronden (stallen met plaatsen voor varkens, waarvan 153 zeugen, 2 beren, 65 opfokzeugen en andere varkens en stallen met plaatsen voor 366 runderen, waarvan, 113 stuks kleiner dan 1 jaar, 89 stuks tussen 1 en 2 jaar, 39 andere runderen en 125 zoogkoeien) (klasse 1) (uitbreiding --- vergund: stallen met plaatsen voor varkens, waarvan 188 zeugen, 2 beren, 99 opfokzeugen en andere varkens 116

2 en stallen met plaatsen voor 366 runderen, waarvan, 113 stuks kleiner dan 1 jaar, 89 stuks tussen 1 en 2 jaar, 39 andere runderen en 125 zoogkoeien) - (rubriek b.) : opslagplaatsen voor oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen, volledig of gedeeltelijk gelegen in een gebied ander dan industriegebied (opslagplaats voor kg zwavelzuur (96%) in 2 bovengrondse houders van elk liter) (klasse 2) (wijziging --- vergund: opslagplaats voor kg zwavelzuur (96%) in 1 bovengrondse houder van liter) - (rubriek 28.2.c.2 ) : opslagplaats van dierlijke mest in een agrarisch gebied (opslagplaats voor m³ mestopslag, waarvan 420 m³ vaste mest) (klasse 2) (uitbreiding --- vergund: opslagplaats voor m³ mestopslag, waarvan 420 m³ vaste mest) 216

3 - (rubriek ) : boren van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinning, andere dan deze bedoeld in rubriek tot en met (grondwaterwinning bestaande uit 2 putten met elk een diepte van 13 meter voor het oppompen van totaal 25 m³dag m³jaar, nl. - put 1: 14 m³dag m³jaar - put 2: 11 m³dag m³jaar) (klasse 2) (uitbreidingwijziging --- vergund: grondwaterwinning bestaande uit 1 put met een diepte van 13 meter voor het oppompen van 22 m³dag m³jaar) op de kadastrale percelen van en te 3680 MAASEIK, Afdeling 1, Sectie A, perceelnummers 1017N en 1017P, ter plaatse Ven 62, en waarbij afwijking wordt gevraagd aan: - artikel van Vlarem II: aanleggen van een peilbuis bij de grondwaterwinning; Gelet op de volgende vergunningen en beslissingen die met betrekking tot de exploitatie van de bovenvermelde inrichting reeds werden getroffen en op datum van indiening van de bovenvermelde milieuvergunningsaanvraag van toepassing zijn: - besluit, d.d. 12 februari 2009, van de deputatie, houdende het verlenen van de vergunning inzake de hernieuwing en verandering van het vergund gemengd veeteeltbedrijf (termijn: 20 jaar, dus tot 12 februari 2029); Gelet op het schrijven d.d. 19 oktober 2010, waarbij de aanvrager in kennis werd gesteld dat zijn aanvraag volledig en ontvankelijk werd verklaard; Gelet op de brief d.d. 19 oktober 2010, waarbij aan de burgemeester van de stad Maaseik, werd gevraagd over te gaan tot het organiseren van een openbaar onderzoek i.v.m. de ingediende milieuvergunningsaanvraag; Gelet op de brieven, d.d. 19 oktober 2010, waarbij conform artikel 35, 3 van Vlarem I, door de gemachtigde ambtenaar advies werd gevraagd aan: a) de Provinciale Milieuvergunningscommissie; b) het college van burgemeester en schepenen van en te 3680 Maaseik; Gelet op de brieven d.d. 19 oktober 2010, waarbij door de secretaris van de Provinciale Milieuvergunningscommissie advies werd gevraagd aan de belanghebbende adviserende besturen; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van Vlarem I; Gelet op het P.V. d.d. 27 november 2010, van sluiting van het openbaar onderzoek, waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend; Gelet op het gunstig advies, d.d. 14 december 2010, van het college van burgemeester en schepenen van de stad Maaseik, omwille van volgende overwegingen: - het advies van de gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar van de stad Maaseik, luidt: - voor het gebiedsdeel waarin het perceel is begrepen bestaat er geen goedgekeurd bijzonder plan van aanleg ruimtelijk uitvoeringsplan; - het perceel is niet gelegen binnen het gebied van een behoorlijk vergunde verkaveling; - het goed ligt in het gewestplan Limburgs Maasland, bestemming agrarisch gebied; 316

4 - het goed is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd gemeentelijk plan van aanleg, noch binnen de omschrijving van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling; - het blijft de bevoegdheid van de overheid de aanvraag te toetsen aan de gebruikelijke inzichten en noden betreffende een goede aanleg der plaats, gebaseerd op de eerdere geciteerde voorschriften van het van kracht zijnde gewestplan; - er werden stedenbouwkundige vergunningen verleend; de laatste op 18 augustus 2008 door het college van burgemeester en schepenen, met betrekking tot het bouwen van een vleesvarkensstal onder voorwaarden dat het infiltratiebekken over een voldoende capaciteit beschikt en dat de voorziene beplantingen moeten uitgevoerd zijn uiterlijk het eerste plantseizoen na de ingebruikname van de stal; 416

5 - de aanwezige bebouwing en de reeds vergunde bebouwing zullen zich door de keuze van de materialen, het aanwezige groen en de uitvoering van het omgevingsplan landschappelijk integreren; - mits naleving van de voorwaarden wordt de aanvraag gunstig geadviseerd; - het gaat om een GPBV-inrichting aangeduid met de letter X in de indelingslijst; - er werden preventieve voorzieningen opgenomen in het dossier; - de milieudienst adviseert de milieuvergunningsaanvraag, na deze te hebben onderzocht, gunstig; Gelet op het gunstig advies, d.d. 17 december 2010, van de Afdeling Milieuvergunningen - Dienst Limburg, mits bijzondere voorwaarde, omwille van volgende overwegingen: - de exploitatie is volgens het gewestplan Limburgs Maasland gelegen in een agrarisch gebied; - op de exploitatie worden zowel varkens als runderen gehouden; beide diergroepen worden ter plaatse gekweekt en vetgemest; - voor het houden van het rundvee zijn er drie stallen aanwezig; de huisvesting van de varkens vindt momenteel plaats in één stal (zeugenstal en vleesvarkensstal); in het besluit d.d. 12 februari 2009, kreeg de exploitant een vergunning voor het bouwen van een nieuwe vleesvarkensstal met plaats voor varkens; deze stal werd echter nog niet gebouwd; in de voorliggende aanvraag beoogt men de bouw van een nieuwe stal met plaats voor het houden van andere varkens; tevens beoogt men de bouw van een loods; - aspect bescherming van de oppervlaktewateren: - lozing van afvalwater gerelateerd aan de uitbating van een veeteeltbedrijf kan schade veroorzaken in de ontvangende waterloop; - raadpleging van het geoloket voor zoneringsplannen geeft aan dat het bedrijf gelegen is in een collectief te optimaliseren buitengebied; - hemelwater: - voor het hemelwater voorziet men een opvang van 45 m³ bij de nieuw te bouwen stal; dit opgevangen water zal gebruikt worden bij de zuurwasser en bij het reinigen van de stallen; - verder geeft men aan dat er langs de bestaande rundveestal een infiltratiebekken aanwezig is; - tevens voorziet men de aanleg van een infiltratiebekken langs de nieuw te bouwen varkensstal; - deze weergegeven afvoerwijze van hemelwater past binnen de weergegeven volgorde van artikel van Vlarem II; - huishoudelijk afvalwater: - tijdens het plaatsbezoek geeft men aan dat er ter plaatse geen riolering of gracht aanwezig is; - het huishoudelijk afvalwater wordt afgevoerd naar de mestputten; - bedrijfsafvalwater: - er zal geen bedrijfsafvalwater worden geloosd; - reinigingswater afkomstig van de stallen zal worden opgevangen in de onderliggende mestkelders; - spuiwater van de chemische luchtwassers wordt afgevoerd conform de geldende regelgeving; - bij de laad- en losplaats van de varkens wordt de bevuilde erfverharding tot een minimum herleid; - de groenvoeders worden geoogst met een voldoende droge stofgehalte zodat er geen perssappen van de kuilplaat in het oppervlaktewater terecht komen; tijdens het plaatsbezoek geeft men aan dat er voor deze kuilplaten roosters werden aangebracht; sappen vloeien via deze roosters af naar de onderliggende put; - gelet op de gegevens in de aanvraag: dat men maatregelen neemt om de lozing van hemelwater te beperken en er geen bedrijfsafvalwater wordt geloosd, is het risico op schade aan het oppervlaktewater aanvaardbaar mits naleving van de Vlaremvoorwaarden; - aspect bescherming bodem en grondwater: 516

6 - mogelijke schade aan bodem en grondwater kan gerelateerd worden aan de volgende activiteiten: opslag van mest gevaarlijke stoffen, groenvoerder, winning van grondwater; - opslag mest: - dierlijke mest zal worden afgezet conform het Mestdecreet; men stelt dat de stallen en mestopslagplaatsen voldoen aan de constructievoorschriften van het Vlarem; - in het aanvraagdossier berekent men dat conform Vlarem II een opslag (negen maanden) moet worden voorzien voor m³ mengmest en 812 m³ stalmest; deze berekening werd gecontroleerd en correct bevonden; - ter plaatse voorziet men mestopslagplaatsen voor m³ mengmest en voor 420 m³ stalmest; het tekort aan opslag wordt opgevangen door het gedeeltelijk stockeren in de stal zelf of door het afvoeren naar de kopakker van eigen velden; deze stallen worden slechts enkele malen uitgemest; bijgevolg kan er voldaan worden aan de Vlaremvoorwaarden betreffende mestopslag; - men geeft aan dat de stallen en mestopslagplaatsen voldoen aan de constructievoorschriften zoals voorgegeven in het Vlarem; - opslag gevaarlijke stoffen: - zwavelzuur voor de chemische luchtwasser zal worden opgeslagen in twee dubbelwandige tanks van elk 5 m³; in de aanvraag geeft men aan dat tot op heden het zwavelzuur in een ruiltank van 2 m³ werd aangeleverd; - winning grondwater: - men voorziet de winning van m³ grondwater per jaar uit twee putten (13 meter diep - Maas-Rijn afzettingen); - het grondwater wordt grotendeels aangewend als drinkwater voor de dieren, het kuisen van de stallen en voor de aanmaak van sproeistoffen; - als waterbesparende maatregelen hanteert men: - het meestal droog reinigen van de stallen; - gebruik van een hogedrukreiniger; - het voorzien van een morsbakje bij de drinkgelegenheid van de varkens; - een doordachte uitvoering van het stalontwerp; - onze afdeling is niet in het beziet van de nodige gegevens om te oordelen of de beoogde onttrekking van grondwater aanleiding geeft tot overdreven negatieve effecten op de algemene grondwatertoestand; er wordt verwezen naar het advies van de afdeling Water; - gelet op het feit dat men aantoont te beschikken over voldoende mestopslag, dat het zwavelzuur wordt opgeslagen in een dubbelwandige houder, dat men uitvoerbare maatregelen voorziet ter beperking van de verbruikte hoeveelheid grondwater en waarbij in verband met mogelijke risico s voor de algemene grondwatertoestand wordt verwezen naar het advies van de afdeling Water, dat kan gesteld worden dat het risico op schade aan bodem en grondwater aanvaardbaar is mits naleving van de Vlaremvoorwaarden; - aspect afvalstoffen: - kadavers zullen worden opgeslagen in afsluitbare tonnen of op een speciale krengenplaats; deze kadavers zullen worden opgehaald door een erkende ophaler; door een goede bedrijfsvoering zal het aantal kadavers beperkt worden; - de ontstane spuistroom afkomstig van de chemische luchtwasser zal worden opgevangen in twee ondergrondse citernes van elk 10 m³, - aspect externe veiligheid: - men geeft aan dat de stallen enkel toegankelijk zijn voor personen die noodzakelijk aanwezig moeten zijn; verder geeft men maatregelen aan het voorkomen van besmettelijke ziektes; - aspect luchtemissies: 616

7 - via het compartiment lucht kan ammoniak, stof en geur verspreid geraken; - deze componenten zijn afkomstig van de dieren, de opslag van mest; deze componenten kunnen verzuringvermestinggeurhinder veroorzaken: - NH3: - inschatting van de mogelijke uitstoot van NH3 (zowel de oude als de nieuwe toestand): - oude situatie: kg NH3jaar; - nieuwe situatie: kg NH3jaar; - gelet op de daling van de ammoniakemissie met 6%, het feit dat afwinds van de meest voorkomende windrichting er geen biologisch waardevolle gebieden voorkomen volgens de biologische waarderingskaar, de voorgestelde maatregelen ter reductie van de nutriënten in de mest, kan worden besloten dat het risico op schade veroorzaakt door verzuring en vermesting t.g.v. het bedrijf aanvaardbaar zal zijn mits naleving van de Vlaremvoorwaarden en de bepalingen van het Mestdecreet; - geur: - inschatting van de mogelijke geuremissie (zowel de oude als de nieuwe situatie): in de bepaling werd enkel rekening gehouden met de aanwezige varkens daar het aantal runderen gelijk blijft: - oude situatie: Oug S-1; - nieuwe situatie: Oug S-1; - hieruit blijkt dat de theoretische geuruitstoot in de nieuwe situatie 2% lager zal liggen dan in de huidige situatie; - gelet op deze gegevens, de vaststelling van goede werking van de huidige chemische luchtwasser tijdens het plaatsbezoek, de overheersende windrichting waarbij er in NO-richting een agrarisch gebied voorkomt, het feit dat er voldaan kan worden aan de Vlaremafstandsregels voor varkensstallen, kan worden besloten dat het risico op een schade veroorzaakt door de geuruitstoot van het bedrijf aanvaardbaar zal zijn mits naleving van de Vlaremvoorwaarden; 716

8 - stof fijn stof: - uit groeiend wetenschappelijk inzicht blijkt dat deeltjes, vaste en vloeibare, die in de atmosfeer rondzweven een belangrijke impact kunnen hebben op de algemene gezondheid; - afhankelijk van hun grote kunnen deze deeltjes worden onderverdeeld in grof (aërodynamische diameter > 10 µm) en fijn stof (aërodynamische diameter < 10 µm); een veel gebruikte afkorting voor fijn stof is PM; de meest besproken fracties zijn PM 10, PM 2,5 en PM 0,1 ; dit zijn de fracties met een aërodynamische diameter kleiner dan respectievelijk 10, 2,5 en 0,1 µm; - ondanks de reeds geleverde inspanningen en mogelijke reducties van de fijn stof emissies, kunnen verdere maatregelen ter reductie van de uitstoot aan fijn stof een belangrijke bijdrage leveren aan een verdere verbetering van de luchtkwaliteit; - raadpleging van de elektronische kaart met gehaltes aan fijn stof in Vlaanderen geeft de volgende concentratie (jaargemiddelde 2006) PM 10 voor het Ven te Maaseik: 26,9 µgm³; Europa legt sinds 2005 voor PM 10 een dubbele grenswaarde op: een jaargemiddelde van 40 µgm³ en een daggrenswaarde van 50 µgm³, die max. 35 keer per jaar mag overschreden worden; voor PM 2,5 geldt tegen 2010 een jaarlijkse streefwaarde van 25 µgm³; - in het kader van een gecoördineerde aanpak van de fijn stof problematiek werd door de afdeling milieuvergunningen een lijst opgesteld van sectoren waarbij fijn stof een probleem zou kunnen vormen; onder andere de veeteeltsector is op deze lijst terug te vinden; - gelet op het feit dat er in het aanvraagdossier maatregelen worden voorgesteld ter reductie van de stofuitstoot; dat de voorgestelde maatregelen een zekere mate van effectiviteit inhouden; gelet op de gemiddelde jaarlijkse concentratie aan fijn stof voor het Ven te Maaseik en het feit dat de exploitatie niet gelegen is in een hotspotzone voor fijn stof, kan worden besloten dat het risico op schade ten gevolge van stofuitstoot van het bedrijf aanvaardbaar is mits naleving van de van toepassing zijnde Vlaremvoorwaarden; - aspect geluidshinder: - geluidshinder door het landbouwbedrijf kan geproduceerd worden door de volgende activiteiten: het vullen van voedersilo s, transport van grondstoffen, laden en lossen van dieren, de dieren zelf, ventilatoren, verwarming (warme luchtblazers) en het scheiden van mest; - de aanvoer van varkens en runderen is beperkt daar er ter plaatse dieren worden gekweekt; - afvoer van vleesvarkens en leveren van voeders gebeurt vooral tijdens de kantooruren; - de rundveestallen worden op natuurlijke wijze geventileerd; - de varkensstallen worden mechanisch geventileerd; - door een goed onderhoud en een oordeelkundige plaatsing van de ventilatoren wordt geluidshinder tot een minimum beperkt; - gelet op deze gegevens wordt verondersteld dat het risico op schade door geluidshinder aanvaardbaar zal zijn; - aspect EG-beschermingszones: Habitatrichtlijngebied of Vogelrichtlijngebied: - gelet op de afstanden tussen de exploitatie en de EG-beschermingszones worden er geen significante negatieve effecten verwacht veroorzaakt door de exploitatie op de EG-beschermingszones; - afwijking van sectorale voorwaarden: - men vraagt een afwijking van artikel van Vlarem II met name een vrijstelling van de aanleg van een peilbuis in de boorput; - de aanvrager motiveert deze afwijking door te stellen dat men het grondwaterpeil rechtstreeks kan meten zonder gebruik van een peilbuis; men stelt dat de put geboord is met een voldoende grote diameter; - de afwijking kan worden verleend; - aspect geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (GPBV): 816

9 - als gevolg van de uitbreiding van het aantal varkens is rubriek d.1. (intensieve varkenshouderij) van toepassing en is een exploitatie overeenkomstig de EU-richtlijn 9661EEG van 24 september 1996 vereist; - volgens de EU-richtlijn 9661EEG van 24 september 1996 moet dit bedrijf werken volgens vergunningsvoorwaarden gebaseerd op BBT; deze verplichting is overgenomen in Vlartem I, artikel 43 ter; - om de lidstaten te helpen, heeft de Europese Commissie BBT-referentiedocumenten ter beschikking gesteld; deze zogenaamde BREF s geven per bedrijfstak aan wat de BBT zijn en welke milieuprestaties met de BBT haalbaar zijn; door het Vlaams Instituut voor Technologisch Onderzoek (Vito) werden checklists opgesteld die de vergunningverlener moeten helpen na te gaan in hoeverre de best beschikbare technieken (BBT) uit de BREF kan worden toegepast; - uit voorgaande volgt dat voor dergelijke bedrijven moet nagegaan of de milieuvergunningsvoorwaarden van die aard zijn dat men exploiteert conform technieken beschreven in de BREF (Europese BBT technieken); - voor deze exploitatie is de volgende BREF van toepassing Best available techniques for intensive rearing of poultry and pigs ; verder werd er voor deze exploitatie gebruik gemaakt van de GPBVchecklist voor de veeteelt opgesteld op basis van de eerder vermelde BREF; deze lijst werd ingevuld aan de hand van gegevens van de aanvraag en overleg met de exploitant tijdens het plaatsbezoek; - de conclusies van dit aspect kunnen als volgt worden samengevat: - toepassing van de best beschikbare technieken + geen belangrijke verontreinigingen worden veroorzaakt: - emissies van nutriënten naar water, bodem en lucht: ter voorkoming van mogelijke emissies van stikstof en fosfor via de mest, maakt men gebruik van aangepaste voeders; de samenstelling van het voer is afgesteld op de behoeften van de dieren waardoor geen onnodige verspilling van nutriënten optreedt en een minimale nutriëntenuitstoot kan gerealiseerd worden; - andere preventieve maatregelen zijn het beredeneerd bemesten van percelen en het vermijden van vloerbevuiling; er wordt hierbij verondersteld dat het Mestdecreet voldoende garanties biedt ter bescherming van het leefmilieu naar het gebruik van dierlijke mest toe; - ter reductie van de ammoniak emissie stelt men in de BREF ammoniakemissiearme stalsystemen voor; de nieuw te bouwen stallen zullen worden uitgerust met een chemische luchtwasser (systeem S-2 van het ministerieel besluit van 19 april 2004 houdende vaststelling van de lijst van ammoniakemissiearme stalsystemen); in de aanvraag geeft men aan dat met dit systeem de ammoniakuitstoot met 70% reduceert en de geur met 30%; - door toepassing van de chemische luchtwasser in de nieuwe stallen wordt de stofemissie uit deze gereduceerd met 60%; - in het aanvraagdossier geeft men aan dat de werking van de chemische wassers zal opgevolgd worden en op gepaste tijden zullen worden gecontroleerd volgens de vastgestelde methode; tijdens het plaatsbezoek wordt de werking van de huidige luchtwasser overlopen; van deze wasser wordt een logboek bijgehouden: - water: ter plaatse is er geen lozing van afvalwater; reinigingswater zal worden opgevangen en worden uitgereden op een verantwoorde wijze volgens de regels van het Mestdecreet; ter beperking van het waterverbruik voorziet men het gebruik van brijvoeder; voor de aansturing van de chemische luchtwassers en het reinigen van de stallen zal er zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van regenwater; - in het dossier geeft men aan dat een debietmeter zal worden geplaatst bij de grondwateronttrekking; hierdoor bezit de exploitant de mogelijkheid om het waterverbruik op te volgen; 916

10 - afvalstoffen: - de mest die afkomstig is van het bedrijf zal worden afgevoerd volgens de regels van het Mestdecreet; de hoeveelheid af te voeren mineralen (voornamelijk stikstof en fosfor) zal beperkt worden door een goede voederconversie, beperking van het voeder, de groei optimaal te laten verlopen en ziekten te voorkomen; - het aantal kadavers zal voorkomen worden door een goede bedrijfsvoering; eventuele kadavers zullen worden afgevoerd naar een erkende verwerker; - energie: - ter beperking van het energieverbruik voorziet men een regelmatige controle van de ventilatoren, leidingen en een optimaal ontwerp van de mechanische ventilatie; onder andere via sturing door een klimaatcomputer wordt de ventilatie optimaal ingesteld; het energieverbruik kan opgevolgd worden via de facturatie; - ongevallen en stopzetting: - uit de gegevens van het dossier blijkt dat de beoogde exploitatie van die aard is dat het risico op ongevallen en de gevolgen ervan op de leefomgeving van beperkte aard zijn; - besluit: - uit voorgaande volgt dat, mits de algemene en sectorale voorwaarden van Vlarem II worden nageleefd, er geen bijzondere voorwaarden in de milieuvergunning moeten worden opgelegd voor dit aspect aangezien er voldaan is aan de bepalingen van artikel 5 van de EU-richtlijn 9161EEG; - volgende bijzondere voorwaarde moet worden opgelegd: in afwijking van artikel van Vlarem II wordt een vrijstelling verleend voor de aanleg van een peilbuis; het grondwaterpeil moet worden gemeten via een peillint in de grondwaterbuis; Gelet op het gunstig advies, d.d. 10 december 2010, van de VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer, Buitendienst Hasselt, omwille van volgende overwegingen: - de aanvraag betreft de verandering door uitbreiding; - op 12 februari 2009 verleende de deputatie van de provincie Limburg vergunning voor o.a. rubriek , zijnde een grondwaterwinning bestaande uit 1 put met een diepte van 13 meter waarbij 22 m³dag m³jaar mag onttrokken worden uit de Maas- en Rijnafzettingen hcov 0170; deze vergunning is geldig voor een termijn van 20 jaar; - er wordt een nieuwe put geboord met dezelfde diepte als de reeds aanwezige put; voor put 1 (bestaande put) wordt een debiet aangevraagd van 14 m³dag m³jaar, voor de nog te boren put 2 wordt een debiet aangevraagd van 11 m³dag m³jaar; - het opgepompte grondwater wordt gebruikt als drinkwater voor de dieren en in mindere mate als reinigingswater voor de stallen; het betreft 113 stuks jongvee <1 jaar, 89 stuks jongvee tussen 1 en 2 jaar, 164 andere runderen, 155 zeugen en beren, biggen en vleesvarkens; het water wordt ook gebruikt voor de aanmaak van sproeimiddelen op het landbouwbedrijf; de aangevraagde debieten zijn realistisch ingeschat en worden gunstig geadviseerd; - er wordt vrijstelling aangevraagd voor de aanleg van een peilbuis, de put zelf kan dienst doen als peilbuis; deze vrijstelling wordt verleend voor de bestaande put 1, maar niet voor de nog te boren put 2; de nieuwe put moet voorzien worden van een peilbuis; Overwegende dat de exploitant een verzoek had ingediend om, tezamen met het studiebureau DLV, te worden gehoord door de commissie en om inzage te verkrijgen in de uitgebrachte adviezen; dat er akkoord wordt gegaan met de gunstige adviezen; 1016

11 Gelet op de bespreking van dit dossier in de Provinciale Milieuvergunningscommissie d.d. 20 december 2010, waarbij het volgende werd gesteld: - de aanvraag omvat volgende veranderingen: - uitbreiding van het aantal varkens van naar 2 394, waarvan andere varkens; het totaal aantal runderen wijzigt niet; door de uitbreiding van het aantal varkens is rubriek d.1. intensieve varkenshouderij van toepassing; - vermindering van de opslagcapaciteit zwavelzuur; - uitbreiding van de mestopslag van m³ naar m³, waarvan 420 m³ vaste mest; - boren van een bijkomende put voor grondwaterwinning en uitbreiding van het totaal opgepompt debiet van m³jaar naar m³jaar; - tijdens het openbaar onderzoek werden geen bezwaren enof opmerkingen ingediend; - het advies van het college van burgemeester en schepenen van de stad Maaseik is gunstig (zowel milieu- als stedenbouwkundige aspecten); - het advies van de afdeling Milieuvergunningen is gunstig voor zowel de aanvraag als het verzoek tot vrijstelling van aanleg van een peilbuis, mits het grondwaterpeil wordt gemeten via een peillint; het peillint wordt niet opgelegd als een bijzondere voorwaarde; de exploitant moet zelf voorzien in een mogelijkheid om het grondwaterpeil te meten; - het advies van de afdeling Water is eveneens gunstig, doch de afdeling stelt dat de vrijstelling tot aanleg van een peilbuis enkel kan worden verleend voor de bestaande grondwaterwinningput, m.a.w. de nog te boren put moet worden voorzien van een peilbuis; Gelet op het unaniem gunstig advies, d.d. 20 december 2010, van de PMVC, voor een termijn eindigend op 12 februari 2029 en met vrijstelling van aanleg van een peilbuis voor de bestaande grondwaterwinningput (nog te boren put geen vrijstelling); Gelet op de ligging van de inrichting in een agrarisch gebied van het gewestplan Limburgs Maasland; Overwegende dat, vanuit oogpunt van de stedenbouwkundige en ruimtelijke aspecten, gesteld kan worden dat de activiteiten, voorwerp van de milieuvergunningsaanvraag verenigbaar zijn met de van toepassing zijnde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften; 1116

12 Overwegende dat met deze aanvraag de exploitant beoogt een vergunning te verkrijgen voor de verandering van het gemengd veeteeltbedrijf, waar zowel varkens als runderen worden gekweekt en vetgemest; dat de verandering volgende omvat: - uitbreiding van het aantal varkens van naar 2 394, waarvan 153 zeugen, 2 beren, 65 opfokzeugen en andere varkens; het totaal aantal runderen wijzigt niet; door de uitbreiding van het aantal varkens is rubriek d.1. intensieve varkenshouderij van toepassing; - vermindering van de opslagcapaciteit zwavelzuur; - uitbreiding van de mestopslag van m³ naar m³, waarvan 420 m³ vaste mest; - boren van een bijkomende put voor grondwaterwinning en uitbreiding van het totaal opgepompt debiet van m³jaar naar m³jaar; Overwegende dat de aanvraag tevens een verzoek tot afwijking aan de bepaling van artikel van Vlarem II omvat; dat vrijstelling wordt gevraagd van de aanleg van een peilbuis; dat de grondwaterwinningput zelf kan dienst doen als peilbuis en er peilmetingen kunnen worden uitgevoerd zonder gevaar voor beschadiging van de meetapparatuur; Overwegende dat de dierlijke mest zal worden afgezet conform het Mestdecreet; dat men stelt dat de stallen en mestopslagplaatsen voldoen aan de constructievoorschriften van het Vlarem; dat men conform Vlarem II een opslag (negen maanden) moet voorzien voor m³ mengmest en 812 m³ stalmest; dat ter plaatse mestopslagplaatsen voor m³ mengmest en voor 420 m³ stalmest zijn voorzien; dat het tekort aan opslag wordt opgevangen door het gedeeltelijk stockeren in de stal zelf of door het afvoeren naar de kopakker van eigen velden; dat er wordt voldaan aan de Vlaremvoorwaarden betreffende mestopslag; Overwegende dat uit inschatting van de mogelijke uitstoot van NH3 blijkt dat de ammoniakemissie met 6% daalt; dat afwinds van de meest voorkomende windrichting er geen biologisch waardevolle gebieden voorkomen volgens de biologische waarderingskaar; dat maatregelen ter reductie van de nutriënten in de mest worden voorgesteld; dat bijgevolg kan worden besloten dat het risico op schade veroorzaakt door verzuring en vermesting t.g.v. het bedrijf aanvaardbaar zal zijn mits naleving van de Vlaremvoorwaarden en de bepalingen van het Mestdecreet; Overwegende dat uit inschatting van de mogelijke geuremissie blijkt dat de theoretische geuruitstoot in de nieuwe situatie 2% lager zal liggen dan in de huidige situatie; dat de goede werking van de huidige chemische luchtwasser tijdens het plaatsbezoek werd vastgesteld; dat in de overheersende windrichting (NO-richting) er een agrarisch gebied voorkomt; dat er voldaan kan worden aan de Vlaremafstandsregels voor varkensstallen; dat bijgevolg kan worden besloten dat het risico op een schade veroorzaakt door de geuruitstoot van het bedrijf aanvaardbaar zal zijn mits naleving van de Vlaremvoorwaarden; Overwegende dat o.w.v. de uitbreiding van het aantal varkens, rubriek d.1. intensieve varkenshouderij van toepassing is; dat daardoor een exploitatie overeenkomstig de EU-richtlijn 9661EEG van 24 september 1996 vereist is; dat volgens de EU-richtlijn 9661EEG van 24 september 1996 dit bedrijf moet werken volgens vergunningsvoorwaarden gebaseerd op BBT; dat deze verplichting is overgenomen in Vlarem I, artikel 43 ter; dat mits de algemene en sectorale voorwaarden van Vlarem II worden nageleefd, geen bijzondere voorwaarden in de milieuvergunning moeten worden opgelegd voor dit aspect aangezien er voldaan is aan de bepalingen van artikel 5 van de EG-richtlijn 9161EEG; Overwegende dat de grondwaterwinning bestaat uit 2 putten met elk een diepte van 13 meter (put 1 bestaande put en put 2 nieuw te boren put); dat er water onttrokken wordt uit de Maas- en Rijnafzettingen (HCOV-code 0170, freatisch); dat de winning zich bevindt in grondwaterlichaam MS_0100_GWL_1 in goede kwantitatieve 1216

13 toestand; dat het beoogde maximaal debiet 25 m³dag en m³jaar bedraagt (put 1: 14 m³dag m³jaar en put 2: 11 m³dag m³jaar); dat de watervoerende laag in staat is het gevraagde debiet te leveren; dat de huidige aanvraag een verandering betreft van de grondwaterwinning met een uitbreiding van het huidig vergund debiet (22 m³dag m³jaar), waarbij er 1 bijkomende put zal aangelegd worden nl. put 2; dat het onttrokken grondwater binnen de inrichting wordt gebruikt als drinkwater voor de dieren, voor de aanmaak van sproeimiddelen op het landbouwbedrijf en in mindere mate als reinigingswater voor de stallen; dat het bedrijf waterbesparende maatregelen neemt; dat de gevraagde vergunning voor de grondwaterwinning verleend kan worden voor een termijn eindigend op 12 februari 2029, samenvallend met de eindtermijn van de basisvergunning van de inrichting (12 februari 2009); Overwegende dat de aangevraagde vrijstelling tot aanleg van een peilbuis kan worden verleend, doch enkel voor de bestaande grondwaterwinningput; dat de nog te boren put 2 moet voorzien worden van een peilbuis; dat het voorstel van de afdeling Milieuvergunningen i.v.m. het meten van het grondwaterpeil met een peillint, niet wordt aangenomen, gezien de exploitant zelf moet voorzien in een mogelijkheid om het grondwaterpeil te meten; Overwegende dat het unaniem gunstig advies van de Provinciale Milieuvergunningscommissie wordt bijgetreden; Overwegende dat, vanuit oogpunt van milieuaspecten, rationeel grondwaterverbruik en -gebruik en het algemeen waterbeheer, gesteld kan worden dat de risico s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op de grondwatervoerende lagen, het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens, buiten de inrichting veroorzaakt door de aangevraagde activiteiten, mits naleving van de in dit besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden, tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; dat het daarom past de vergunning toe te staan voor een termijn eindigen op 12 februari 2029; Gehoord het verslag van Frank Smeets, lid van het college; BESLUIT Artikel 1 1. Aan de heer Peter LEYEN, Ven 62 te 3680 MAASEIK, wordt, onder de voorwaarden bepaald in dit besluit, de aangevraagde vergunning VERLEEND voor het veranderen van het vergund gemengd veeteeltbedrijf, door uitbreiding en wijziging van volgende rubrieken uit de indelingslijst: - (rubriek d.1 ) : varkensstal, intensieve varkenshouderij, met inbegrip van de installatie(s) voor de bewerking of verwerking van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest, zonder bijmenging van afval en met inbegrip van de installatie(s) voor de compostering van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest met groenafval afkomstig van de eigen inrichting en de bij de inrichting horende gronden, met plaatsen voor (stallen met plaatsen voor andere varkens) (klasse 1) (uitbreiding) - (rubriek 9.5.c.2 ) : gemengd bedrijf, stallen met plaatsen voor dieren zoals bedoeld in rubrieken en 9.4., in een agrarisch gebied, met inbegrip van de installatie(s) voor de bewerking of verwerking van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest, zonder bijmenging van afval en met inbegrip van de installatie(s) voor de compostering van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest met groenafval afkomstig van de eigen inrichting en de bij de inrichting horende gronden (stallen met plaatsen voor varkens, waarvan 153 zeugen, 2 beren, 65 opfokzeugen en andere varkens en stallen met plaatsen voor 366 runderen, waarvan, 113 stuks kleiner dan 1 jaar, 89 stuks tussen 1 en 2 jaar, 39 andere runderen en 125 zoogkoeien) (klasse 1) (uitbreiding) 1316

14 - (rubriek b.) : opslagplaatsen voor oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen, volledig of gedeeltelijk gelegen in een gebied ander dan industriegebied (opslagplaats voor kg zwavelzuur (96%) in 2 bovengrondse houders van elk liter) (klasse 2) (wijziging) - (rubriek 28.2.c.2 ) : opslagplaats van dierlijke mest in een agrarisch gebied (opslagplaats voor m³ mestopslag, waarvan 420 m³ vaste mest) (klasse 2) (uitbreiding) - (rubriek ) : boren van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinning, andere dan deze bedoeld in rubriek tot en met (grondwaterwinning bestaande uit 2 putten met elk een diepte van 13 meter voor het oppompen van totaal 25 m³dag m³jaar, nl. - put 1: 14 m³dag m³jaar - put 2: 11 m³dag m³jaar) (klasse 2) (uitbreidingwijziging) op de kadastrale percelen van en te 3680 MAASEIK, Afdeling 1, Sectie A, perceelnummers 1017N en 1017P, ter plaatse Ven Het plan gehecht aan dit besluit maken er integraal deel van uit. Artikel 2 1. De in artikel 1 bedoelde vergunde inrichting moet in gebruik worden genomen binnen een termijn van drie jaar, te rekenen vanaf de datum van dit besluit. De in deze beslissing vermelde exploitatievoorwaarden zijn onmiddellijk van toepassing vanaf het ogenblik dat een inrichting wordt geëxploiteerd (dus in gebruik is genomen) tenzij in de voorwaarden zelf anders wordt bepaald. 2. In de mate dat voor de inrichting die het voorwerp uitmaakt van de in artikel 1 bedoelde vergunning, krachtens artikel van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening een vergunning nodig is, wordt deze milieuvergunning geschorst zolang deze stedenbouwkundige vergunning niet definitief is verleend, in de zin van artikel van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. In afwijking van het bepaalde in 1 gaat de termijn van ingebruikname van de milieuvergunning slechts in op de dag dat de vergunning voor handelingen, bedoeld in artikel van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening definitief is verleend. 3. Wordt de vergunning voor handelingen, bedoeld in artikel van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening evenwel definitief geweigerd, in de zin van artikel van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, dan vervalt de in artikel 1 bedoelde milieuvergunning van rechtswege. Artikel 3 De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn die eindigt op 12 februari 2029, samenvallend met de einddatum van de vergunningstermijn van de vergunning verleend op 12 februari Artikel 4 De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van: 1. de algemene en sectoriële voorwaarden van Vlarem II. Ter informatie volgt hierna een niet-limitatieve opsomming van toepasselijke algemene en sectoriële bepalingen uit Vlarem II: - V.01 : Algemene milieuvoorwaarden algemeen (Hfdst. 4.1, 4.7, 4.9 en bijl , , , en 4.8) - V.02 : Algemene milieuvoorwaarden geluid (Hfdst. 4.5 en bijl , 2.2.2, 4.5.1, 4.5.2, 4.5.3, 4.5.4, en 4.5.6) - V.03 : Algemene milieuvoorwaarden oppervlaktewater (Hfdst. 4.2 en bijl , en ) - V.05 : Algemene milieuvoorwaarden lucht (Hfdst. 4.4 en bijl , 4.4.2, 4.4.3, 4.4.4, en 4.10) - V.109 : Algemene milieuvoorwaarden licht (Hfdst. 4.6) 1416

15 - V.32 : Dieren (Hfdst. 5.9 en bijl. 5.9) - V.46A : Opslag van gevaarlijke producten algemene bepalingen (Afd en bijl ) - V.46C : Opslag van gevaarlijke producten opslag van gevaarlijke vloeistoffen in bovengrondse houders (Afd en bijl , , en ) - V.66B : Dierlijke mest (Afd ) - V.93 : Winning van grondwater (Hfdst. 5.53) 2. de hierna vermelde bijzondere voorwaarden: Overeenkomstig artikel van Vlarem II wordt een vrijstelling verleend van de aanleg van een peilbuis voor de bestaande grondwaterwinningput 1. De nieuw aan te leggen put 2 moet beschikken over een peilbuis zoals voorzien in artikel Artikel 5 Deze vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. Artikel 6 1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van artikel 5, 2 en van hoofdstuk III bis van Vlarem I. Een nieuwe vergunning is nodig voor de inrichting of gedeelte van de inrichting die niet binnen de bij dit besluit vastgestelde termijn (zie art. 2) in gebruik is genomen, of die ten minste gedurende twee opeenvolgende jaren niet werd geëxploiteerd, of die vernield werd door brand of ontploffing veroorzaakt door de exploitatie van de inrichting. 2. Elke overname van de vergunde inrichting door een andere exploitant moet vóór de datum van inwerkingtreding van de overname, worden gemeld aan de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van Vlarem I. 3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd tussen de 18 de en 12 de maand voor het verstrijken van de vergunningstermijn. Artikel 7 Een afschrift van dit besluit zal AANGETEKEND worden gezonden aan: 1. voor BEKENDMAKING (aanplakking) aan de burgemeester van en te 3680 MAASEIK. De burgemeester is belast met de bekendmaking (aanplakking) van de beslissing overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk IX van Vlarem I. 2. voor KENNISNEMING aan: a) de aanvrager, met name de heer Peter LEYEN, Ven 62 te 3680 MAASEIK, samen met een exemplaar van het aangehecht plan b) de Afdeling Milieu-inspectie - Limburg, Koningin Astridlaan 505 te 3500 HASSELT, samen met een exemplaar van het aangehecht plan c) het college van burgemeester en schepenen van en te 3680 MAASEIK d) de Provinciale Milieuvergunningscommissie e) de Afdeling Milieuvergunningen - Dienst Limburg, Koningin Astridlaan 505 te 3500 HASSELT f) het agentschap Ruimte en Erfgoed, Ruimtelijke Ordening, Koningin Astridlaan 501 te 3500 HASSELT g) de OVAM, Stationsstraat 110 te 2800 MECHELEN h) de VMM, A. Van de Maelestraat 96 te 9320 EREMBODEGEM i) de NV AQUAFIN, Dijkstraat 8 te 2630 AARTSELAAR j) de VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer, Buitendienst Hasselt, De Schiervellaan 7 te 3500 HASSELT k) de Vlaamse Landmaatschappij, Koningin Astridlaan 10 te 3500 HASSELT l) de Directie van de Directe Belastingen, Voorstraat 41 te 3500 HASSELT m) de Directie Ruimte Dienst Landbouw en Platteland van het provinciebestuur n) de Directie Financiën Dienst Belastingen van het provinciebestuur o) het studiebureau, m.n. de cvba DLV Belgium, Rijkelstraat 28 te 3550 HEUSDEN-ZOLDER. 1516

16 Artikel 8 Tegen deze beslissing kan, overeenkomstig artikel 51 van Vlarem I, een beroep worden ingediend bij de Vlaamse regering, gericht aan de Vlaamse minister van Leefmilieu, p.a. Afdeling Milieuvergunningen, Koning Albert II-laan, 20 bus 8 te 1000 BRUSSEL. Het beroep moet worden ingediend met een aangetekend schrijven binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de dag van verzending (betekening) van een voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing aan de aanvrager en aan de belanghebbende overheidsorganen en diensten, bedoeld in artikel 49, 1, 1, 2 en 3 van Vlarem I, of na de dag van aanplakking (openbare bekendmaking) van de beslissing als het beroep uitgaat vanwege andere personen of instellingen. Het beroepschrift moet, op straffe van niet-ontvankelijkheid, vergezeld zijn van een kopie van het attest van bekendmaking (betekening of aanplakking) van de omstreden beslissing, alsook van een bewijs van storting van het voorgeschreven bedrag aan onderzoekskosten voor het beroepsdossier. Aanwezig: Herman Reynders, gouverneur-voorzitter; Marc Vandeput, Walter Cremers, Gilbert Van Baelen, Frank Smeets, Jean-Paul Peuskens, Erika Thijs, leden; Renata Camps, provinciegriffier Hasselt d.d De verslaggever, get. Frank Smeets De provinciegriffier, get. Renata Camps De gouverneur-voorzitter, get. Herman Reynders Voor eensluidend afschrift namens de provinciegriffier Frank Vranken bestuursdirecteur 1616