Raadsvoorstel 2004/40

Transcriptie

1 Raadsvoorstel 2004/40 Liquidatieplan Openbaar Lichaam Taxivervoer Amsterdam, Zaanstreek, Amstelland Portefeuillehouder M.T.J. Blankers-Kasbergen Commissie Wonen en Werken Datum 6 januari 2004 Raadsvergadering 11 maart 2004 Inleiding In 1991 is tussen de colleges van burgemeester en wethouders en de gemeenteraden van Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Diemen, Haarlemmermeer, Oostzaan, Ouder-Amstel, Uithoorn, Wormerland en Zaanstad de Gemeenschappelijke regeling taxivervoer Amsterdam, Zaanstreek, Amstelland en Meerlanden (AZAM) aangegaan. Bij de gemeenschappelijke regeling is een Openbaar Lichaam Taxivervoer ingesteld, waaraan alle bevoegdheden voor wat betreft het taxivervoer ter uitvoering van de Wet Personenvervoer zijn overgedragen (OLT AZAM). In de loop van de 90-er jaren besloot de rijksoverheid tot deregulering van het taxivervoer. Dit heeft geleid tot een wijziging van de taxiparagraaf in de Wet personenvervoer, die in werking trad op 1 januari De meest essentiële wetswijziging is het gegeven, dat de vergunningverlening werd gecentraliseerd bij de Rijksverkeersinspectie. Ook de tarieven worden sindsdien landelijk vastgesteld. Kortom, door het wegvallen van alle taken verloor de gemeenschappelijke regeling AZAM zijn bestaansrecht. Om die reden heeft het algemeen bestuur op 5 september 1999 dan ook besloten om de gemeenschappelijke regeling op te heffen. Dit besluit is vervolgens bekrachtigd door ten minste tweederde van de betrokken gemeentebesturen. Daarmee was de gemeenschappelijke regeling opgeheven en het openbaar lichaam ontbonden. Procedurele context In artikel 9, derde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen is bepaald, dat het bij een regeling ingestelde openbaar lichaam na zijn ontbinding blijft voortbestaan voorzover dit tot vereffening van zijn vermogen nodig is. Artikel 19 van de gemeenschappelijke regeling bevat hierover ook bepalingen. In het 10 e lid is vastgelegd, dat het vermogen wordt vereffend tussen de deelnemende gemeenten naar rato van hetgeen zij daaraan hebben bijgedragen. Het 11 e lid bepaalt, dat het liquidatieplan door het algemeen bestuur en de raden van de betrokken gemeenten wordt vastgesteld. Deze laatstgenoemde bepaling vormt de basis om dit voorstel aan u voor te leggen.

2 Volgvel 2 Overwegingen Na het afwikkelen van de laatste betalingsverplichtingen was er sprake van een positief saldo van ,55. Dit vermogen is ontstaan door betalingen uit de taxibranche (leges e.d.). Door geen van de deelnemende gemeenten is ooit een financiële bijdrage geleverd. De reserve is in beheer gegeven aan de gemeente Zaanstad als leverancier van de voorzitter van het AB en DB van de regeling (in de persoon van de voormalige wethouder mevrouw Horselenberg). Bij het liquidatiebesluit op 5 september 1999 heeft het AB ingestemd met het voorstel van het DB om de reserve ten gunste te laten komen van de taxibranche in het AZAM-gebied. Dit uiteraard omdat de gelden door deze branche zijn opgebracht. Met het oog op het vinden van een geschikte bestemming voor deze gelden heeft de Uithoornse wethouder verkeer/vervoer (als voormalig vice-voorzitter van het AB en DB) een vergadering bijeengeroepen van portefeuillehouders van de voormalige DB-gemeenten Amsterdam, Haarlemmermeer, Zaanstad en Uithoorn. In die op 11 mei 2001 gehouden bijeenkomst heeft de Amsterdamse wethouder een concreet project voorgesteld. Dit behelst het volgende: Als gevolg van de wijzigingen van de Wet Personenvervoer komt het voor, dat bestaande taxi-ondernemers (met name uit oude VOF s) alsnog opleidingen moeten volgen om te voldoen aan de vakbekwaamheidseis. De heer Köhler stelde voor om deze opleidingskosten op declaratiebasis voor 50% te vergoeden. Grove raming van de kosten voor Amsterdam: ,17 (ƒ ,-.). Het restant van de reserve zou dan alsnog onder de deelnemende gemeenten verdeeld kunnen worden. De aanwezigen konden zich hiermee verenigen. Vervolgens is afgesproken dat Amsterdam dit voorstel zou uitwerken en dat de gemeente Uithoorn voor bestuurlijke afronding zou zorgen. Een en ander heeft uiteindelijk geleid tot de voor u in de bijlage opgenomen Tijdelijke subsidieverordening vergoeding opleidingskosten taxiondernemers, die op 30 januari 2002 door de Amsterdamse gemeenteraad is vastgesteld. Vooruitlopend op de definitieve besluitvorming over de financiële afwikkeling heeft het algemeen bestuur er mee ingestemd om het bedrag ad ,17 reeds aan Amsterdam over te maken, zodat inmiddels uitvoering kan worden gegeven aan deze subsidieverordening. Vanuit de overige AZAM-gemeenten zijn geen suggesties gedaan voor een doelbestemming van de gelden. De optie die dan inderdaad nog resteert, is het verdelen van de resterende reserve onder de deelnemende gemeenten. Naar de letter genomen kunnen deze gemeenten geen aanspraak maken op (delen van) het vermogen omdat zij daaraan niets hebben bijgedragen. Het unanieme standpunt van het toenmalige algemeen bestuur van AZAM was overigens, dat gelden, die door de taxibranche in het AZAM-gebied zijn opgebracht, ook op enigerlei wijze aan de taxibranche ten goede behoren te komen en niet in delen in de algemene middelen van de deelnemende gemeenten behoren te verdwijnen. Toch valt daaraan niet te ontkomen bij gebrek aan concrete bestemmingen. Vanuit die visie ligt het dan voor de hand om het restant te verdelen onder de 10 deelnemende gemeenten. Na aftrek van de in 2002 aan Amsterdam overgemaakte bijdrage voor de tijdelijke

3 Volgvel 3 subsidieverordening resteerde een saldo van ,38. Door rentetoevoegingen is dit bedrag inmiddels gestegen tot circa Het exacte eindbedrag zal worden bepaald op het moment van uitbetaling. Er is voor gekozen dit bedrag te verdelen op basis van het inwonertal van elk van de gemeenten op 1 januari Op die datum trad de wijziging van de Wet personenvervoer in werking waardoor de basis ontviel aan de gemeenschappelijke regeling AZAM. Met deze verdeelsleutel resteert voor de gemeente Haarlemmermeer een bedrag van (circa) ,12. Geconstateerd kan worden, dat aan Amsterdam een relatief groot deel van de reserve toevalt. Daarbij kan het volgende worden opgemerkt. Enerzijds gaat het om een vergoeding voor een project ten behoeve van de taxibranche en anderzijds om een evenredig deel van het restant van het vermogen. Dit past bij het uitgangspunt om het geld primair voor concrete projecten te bestemmen en pas daarna bij gebrek aan beter onderling te verdelen. Bovendien kan worden gesteld, dat het merendeel van de inkomsten van OLT AZAM afkomstig was van Amsterdamse taxibedrijven (vergunningen voor straattaxivervoer en het vaststellen van dienstroosters voor dit vervoer).tot slot mag niet onvermeld blijven, dat zowel in het raadsvoorstel bij de Amsterdamse subsidieverordening als in de toelichting op artikel 1 is vermeld, dat bij onderuitputting van de AZAM-gelden het restant gereserveerd blijft voor investeringen in de taxibranche. Alternatieven Door het ontbreken van concrete suggesties voor bestemmingen ten behoeve van de taxibranche resteert geen andere mogelijkheid dan het verdelen van de gelden onder de deelnemende gemeenten. Externe reacties Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam (bestaande uit de portefeuillehouders verkeer en vervoer van de deelnemende gemeenten) heeft in meerderheid besloten tot vaststelling van het hierboven toegelichte liquidatieplan. Financiële overwegingen Om toch in zekere mate tegemoet te komen aan het standpunt van het toenmalige algemeen bestuur van AZAM, dat gelden, die door de taxi-branche in het AZAM-gebied zijn opgebracht, ook op enigerlei wijze aan de taxibranche ten goede behoren te komen, zal het door de gemeente Haarlemmermeer te ontvangen aandeel van (circa) ,12 ten goede komen aan de algemene middelen.

4 Volgvel 4 Voorstel Op grond van het voorgaande stellen wij voor om: - over te gaan tot vaststelling van het liquidatieplan voor de vereffening van het vermogen van de Gemeenschappelijke regeling taxivervoer Amsterdam, Zaanstreek, Amstelland en Meerlanden, waarbij het vermogen deels wordt bestemd voor een subsidieregeling vergoeding opleidingskosten taxi-ondernemers in de gemeente Amsterdam en voor het overige naar rato van het inwonertal op 1 januari 2000 wordt verdeeld onder de tien deelnemende gemeenten aan de gemeenschappelijke regeling. - het door de gemeente Haarlemmermeer te ontvangen aandeel van de resterende reserve van (circa) ,12 ten goede te laten komen aan de algemene middelen. Burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer, de secretaris a.i., de burgemeester, drs. C. van Wissen van Veen mr. A.Ph. Hertog Bijlage(n) - Tijdelijke subsidieverordening vergoeding opleidingskosten taxiondernemers (40A) - Plan van liquidatie OLT AZAM (40B)

5 Raadsbesluit 2004/40 Liquidatieplan Openbaar Lichaam Taxivervoer Amsterdam, Zaanstreek, Amstelland en Meerlanden (OLT AZAM) De raad van de gemeente Haarlemmermeer; gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 6 januari 2004, nummer 2004/40; besluit: - over te gaan tot vaststelling van het liquidatieplan voor de vereffening van het vermogen van de Gemeenschappelijke regeling taxivervoer Amsterdam, Zaanstreek, Amstelland en Meerlanden, waarbij het vermogen deels wordt bestemd voor een subsidieregeling vergoeding opleidingskosten taxi-ondernemers in de gemeente Amsterdam en voor het overige naar rato van het inwonertal op 1 januari 2000 wordt verdeeld onder de tien deelnemende gemeenten aan de gemeenschappelijke regeling. - het door de gemeente Haarlemmermeer te ontvangen aandeel van de resterende reserve van (circa) ,12 ten goede te laten komen aan de algemene middelen. Vastgesteld in de openbare vergadering van 11 maart De griffier, De voorzitter, dr. M.J.E.M. van Dam mr. A.Ph. Hertog