Zie vervolgblad. Ter besluitvorming door de Raad. Collegevoorstel Openbaar

Transcriptie

1 Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Beleidsregels voorschoolse voorzieningen en voortgangsbrief implementatie beleidskader Programma / Programmanummer Onderwijs / 1073 BW-nummer Portefeuillehouder H. Beerten Samenvatting Op 21 mei 2012 heeft ons college ontwerpbeleidsregels voorschoolse voorzieningen vastgesteld. De door de raad op 27 juni 2012 ingediende wensen hebben geen gevolgen voor de beleidsregels als zodanig, waardoor we de beleidsregels nu definitief vaststellen. Wel hebben we een wijziging doorgevoerd die de uitvoerbaarheid en doelmatigheid van de beleidsregels vergroot. Voor de uitvoering hiervan stellen we overeenkomsten vast, die we sluiten met de aanbieders van peuterarrangementen. Verder stellen we aan de raad voor de Verordening voorschoolse voorzieningen te wijzigen, naar aanleiding van recente jurisprudentie. Deze uitspraak leidt er toe dat ouders mogelijk geen kinderopvangtoeslag kunnen ontvangen voor de peuterarrangementen. In dat geval compenseren wij deze ouders. Over het bovenstaande informeren we de raad middels bijgevoegde brief. Ter besluitvorming door het college 1. De beleidsregels voorschoolse voorzieningen vast te stellen. 2. De modelovereenkomst ten behoeve van overeenkomsten met de aanbieders van peuterarrangementen vast te stellen. 3. Een gemeentelijk register in te stellen met alle locaties waarop peuterarrangementen aangeboden kunnen worden. 4. De programmamanager Onderwijs te mandateren het gemeentelijk register bij te houden en daar wijzigingen in door te voeren. 5. De voortgangsbrief aan de raad over de implementatie van het beleidskader voorschoolse voorzieningen vast te stellen. 6. De portefeuillehouder Onderwijs te mandateren de overeenkomsten, inclusief het werkprotocol, met de aanbieders van peuterarrangementen af te sluiten. Aan de Raad voor te stellen De verordening voorschoolse voorzieningen gewijzigd vast te stellen. Directie/afdeling, ambtenaar, telefoonnr. MO10, Martine van Minnen, 9121 Datum ambtelijk voorstel 16 augustus 2012 Registratienummer Programmamanager D. Leenders Programmadirecteur A. Smit Paraaf akkoord Datum Ter besluitvorming door de Raad Zie vervolgblad Besluit B&W d.d. 21 augustus 2012 nummer: 3.22 Conform advies Aanhouden Anders, nl. Bestuursagenda Paraaf akkoord Datum Gemeentesecretaris Portefeuillehouder Collegevoorstel.doc

2 Collegevoorstel Vervolg beslispunten Ter besluitvorming door de burgemeester 1. De portefeuillehouder Onderwijs te mandateren de overeenkomsten met kinderopvangaanbieders omtrent de peuterarrangementen te ondertekenen. 2. De portefeuillehouder Onderwijs volmacht te verlenen de overeenkomsten, inclusief het werkprotocol, te ondertekenen Collegevoorstel.doc

3 Collegevoorstel 1 Probleemstelling Op 21 mei 2012 heeft ons college de ontwerpbeleidsregels voorschoolse voorzieningen vastgesteld en de raad gevraagd om wensen en bedenkingen op deze beleidsregels. De door de raad op 27 juni 2012 ingediende wensen hebben geen gevolgen voor de beleidsregels als zodanig, waardoor we de beleidsregels nu definitief kunnen vaststellen. Wel hebben we een wijziging doorgevoerd die de uitvoerbaarheid en de doelmatigheid van de beleidsregels vergroot. Daarnaast stellen we aan de raad voor de Verordening voorschoolse voorzieningen nogmaals te wijzigen. Dit in verband met een recente uitspraak van de rechtbank Middelburg die stelt dat voor een peuteraanbod binnen de kinderopvang geen kinderopvangtoeslag kan worden ontvangen. Om het risico kleiner te maken dat dit ook geldt voor de Nijmeegse peuterarrangementen passen we de verordening aan. Voor het geval toch blijkt dat de Nijmeegse ouders niet in aanmerking komen voor een kinderopvangtoeslag, compenseren wij dit als gemeente. De beleidsregels en de verordening bieden het juridische kader voor de aanvragen van de peutertoeslag door ouders. Om ook met de aanbieders van peuterarrangementen een juridische relatie te creëren sluiten wij overeenkomsten. Hierin zijn onder meer de gemeentelijke kwaliteitseisen waar aan voldaan dient te worden opgenomen. Over deze wijzigingen in de beleidsregels, de recente jurisprudentie, de wijze waarop wij omgaan met de wensen en bedenkingen van de raad en de modelovereenkomst informeren we de raad middels bijgevoegde brief. 2 Juridische aspecten Op 6 juni 2012 heeft de raad de Verordening voorschoolse voorzieningen vastgesteld. Daarin is een regeling op hoofdlijnen opgenomen met betrekking tot de peutertoeslag, SMI en de VVE-subsidie. Hiermee stellen we voor deze nogmaals te wijzigen naar aanleiding van recent bekend geworden jurisprudentie. Daarnaast stellen we de beleidsregels vast die op 22 mei 2012 reeds als ontwerpbesluit zijn vastgesteld. Naast de beleidsregels stellen wij een model voor de overeenkomst vast, die met de aanbieders van peuterarrangementen zal worden gesloten. Op kleine onderdelen zal deze nog aangevuld worden en een werkprotocol zal ter uitvoering van de overeenkomst worden opgesteld en als bijlage bij de overeenkomst worden gevoegd. Hierbij mandateert het college de portefeuillehouder Onderwijs deze overeenkomsten, inclusief werkprotocol, af te sluiten. De programmamanager onderwijs heeft al volmacht om de overeenkomsten te ondertekenen. hierbij verleent de burgemeester ook volmacht aan de portefeuillehouder Onderwijs om deze overeenkomsten, inclusief werkprotocol, te ondertekenen. 3 Doelstelling Met dit besluit regelen wij de kaders voor een goede uitvoering van het beleidskader voorschoolse voorzieningen en informeren wij de raad, conform onze toezegging, over de voortgang van de implementatie van het beleidskader.

4 Collegevoorstel Vervolgvel 3 4 Argumenten Beslispunt 1: Het vaststellen van definitieve beleidsregels is noodzakelijk voor de uitvoering van de peuterarrangementen. Op 21 mei 2012 heeft ons college de ontwerpbeleidsregels voorschoolse voorzieningen vastgesteld en de raad gevraagd om wensen en bedenkingen op deze beleidsregels. De raad heeft op 27 juni 2012 twee wensen vastgesteld. Deze wensen zien op evaluatie, monitoring en communicatie en hebben daarmee geen gevolgen voor de beleidsregels als zodanig. Wel is een inhoudelijke wijziging in de beleidsregels doorgevoerd, in overleg met onze partners om de uitvoerbaarheid van het beleid beter te borgen, en zijn enkele tekstuele wijzigingen doorgevoerd. De inhoudelijke wijziging betreft de systematiek van de VVE-subsidie. In bijgaande raadsbrief gaan we hier nader op in. Met dit besluit stellen wij deze beleidsregels definitief vast. Beslispunt 2: Het sluiten van overeenkomsten met kinderopvangaanbieders biedt een kader voor een goede uitvoering van de peuterarrangementen. In de beleidsregels is opgenomen dat ouders een peutertoeslag kunnen krijgen voor het gebruik van peuterarrangementen, het toekomstige peuterspeelzaalwerk. Zij krijgen deze alleen als de kinderopvangvoorziening een overeenkomst met de gemeente heeft gesloten, waarin onder meer kwaliteitseisen die de raad bij het beleidskader voorschoolse voorzieningen worden gesteld. Met dit besluit stellen wij deze overeenkomst vast. Beslispunt 3 en 4: Het bijhouden van een gemeentelijk register biedt duidelijkheid voor ouders en waarborgt de kwaliteit van peuterarrangementen. Alle locaties waar peuterarrangementen worden aangeboden dienen in het in te stellen gemeentelijk register te staan. Alleen als zij op basis van controle van de GGD aan de kwaliteitseisen voldoen, kunnen ze hierin worden opgenomen. Daarmee zorgt het gemeentelijk register voor borging van de kwaliteit. Bovendien zorgt het er voor dat ouders een goed overzicht hebben van alle peuterarrangementen die aan de gemeentelijke eisen voldoen. Beslispunt 5: Deze voortgangsbrief aan de raad is conform een toezegging Aan de raad is toegezegd dat zij tweemaandelijks worden geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de implementatie van het beleidskader voorschoolse voorzieningen. Met deze tweede voortgangsbrief doen wij die toezegging gestand. 5 Financiën Ons college compenseert de ouders die de kinderopvangtoeslag niet kunnen ontvangen of moeten terugbetalen, dit naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank Middelburg. Hoewel hierover landelijk nog veel onduidelijkheid bestaat, verwachten wij dat het financieel risico maximaal ,- bedraagt. Dit risico treedt mogelijk pas per 2014 op in verband met de definitieve vaststellingen kinderopvangtoeslagen door de belastingdienst een jaar na toekenning. We nemen het risico mee bij de sturing en bijsturing op het betreffende deelproduct en bij de financiële sturing binnen het programma Onderwijs. Zodra deze situatie zich voordoet, melden wij dit bij de raad. 6 Communicatie Het is belangrijk dat ouders op een goede manier worden geïnformeerd over de wijzigingen die we doorvoeren in het peuterspeelzaalwerk, zodat zij op de hoogte zijn van hun kansen en mogelijkheden en er geen sprake is van uitval onder de deelnemers van het

5 Collegevoorstel Vervolgvel 4 peuterspeelzaalwerk. Hiervoor hebben wij een communicatieplan opgesteld, dat is bijgevoegd. 7 Uitvoering en evaluatie De beleidsregels treden voor wat betreft de peutertoeslag, SMI en de VVE-subsidie in werking met ingang van 1 januari Veel van deze maatregelen voor de regelingen voor de peutertoeslag, SMI en VVE-subsidie zijn vernieuwend, waardoor het resultaat nog niet op alle aspecten volledig te overzien is. Daarom zorgen we conform de wens van de raad voor een goede evaluatie en monitoring van de maatregelen, zodat we deze kunnen bijstellen als dat nodig blijkt. Na een jaar bieden wij de resultaten van deze monitoring aan de raad aan en stellen wij eventuele maatregelen voor. Eind 2014 voeren wij een evaluatie uit van het beleidskader en specifiek de uitwerking van de veranderingen rondom het peuterspeelzaalwerk. De beoordeling van het recht op een tegemoetkoming ligt bij een aantal gespecialiseerde medewerkers van het bureau Inkomensondersteuning. Zij voeren de nieuwe, geactualiseerde beleidsregels en verordening na vaststelling uit. 8 Risico Naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank Middelburg bestaat het risico dat ouders geen gebruik kunnen maken van de kinderopvangtoeslag om de peuterarrangementen te financieren. Door aan de raad voor te stellen de verordening te wijzigen en op te nemen dat de peuterarrangementen ook dienen om arbeid en zorg te combineren, wordt dit risico kleiner. Het risico blijft echter bestaan. Ons college compenseert de ouders die de kinderopvangtoeslag niet kunnen ontvangen of moeten terugbetalen. Deze ouders kunnen dan alsnog een bijdrage krijgen in de kosten. Dit levert een financieel risico op. Onze inschatting is dat dit maximaal gaat om een bedrag van ,-. Bijlagen: - beleidsregels voorschoolse voorzieningen - beleidsregels voorschoolse voorzieningen/vve-eisen - bijlage met wijzigingen verordening en beleidsregels - communicatieplan - voortgangsbrief aan de raad - modelovereenkomst peuterarrangementen Nijmegen - verordening voorschoolse voorzieningen

6 Voorstel aan de Raad Datum raadsvergadering / Nummer raadsvoorstel 5 september 2012 / 107/2012 Onderwerp Wijziging Verordening Wet kinderopvang Programma / Programmanummer Onderwijs / 1073 Portefeuillehouder H. Beerten Voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders d.d. 21 augustus 2012 Samenvatting Op 6 juni 2012 heeft uw raad de Verordening voorschoolse voorzieningen vastgesteld, met daarin een regeling op hoofdlijnen van de peutertoeslag, SMI en de VVE-subsidie. Tijdens de kamerronde van 27 juni 2012 over de VVE-locaties heeft ons college u geïnformeerd over nieuwe jurisprudentie die mogelijk gevolgen kan hebben voor de wijze waarop wij in Nijmegen de peuterarrangementen willen financieren. Hierbij stellen wij voor de verordening nogmaals te wijzigen om het risico dat voortvloeit uit de jurisprudentie zoveel mogelijk te beperken. Voorstel om te besluiten De gewijzigde Verordening voorschoolse voorzieningen vast te stellen onder gelijktijdige intrekking van de Verordening voorschoolse voorzieningen. Opgesteld door, telefoonnummer, Martine van Minnen, 9121, m.van.minnen@nijmegen.nl raadsvoorstel.doc

7 Voorstel aan de Raad Aan de Raad van de gemeente Nijmegen 1 Inleiding Op 6 juni 2012 heeft uw raad de Verordening voorschoolse voorzieningen vastgesteld, met daarin een regeling op hoofdlijnen van de peutertoeslag, SMI en de VVE-subsidie. Tijdens de kamerronde van 27 juni 2012 over de VVE-locaties heeft ons college u geïnformeerd over nieuwe jurisprudentie die mogelijk gevolgen kan hebben voor de wijze waarop wij in Nijmegen de peuterarrangementen willen financieren. Het gaat om een uitspraak van de rechtbank Middelburg van 26 april 2012, die eind juni bekend werd. Hierbij was de vraag aan de orde of voor deelname aan peuteraanbod een kinderopvangtoeslag kan worden ontvangen. Het ging om opvang in een groep voor 2- en 3-jarigen, die is ingeschreven in het Landelijk Register Kinderopvang als kinderopvangorganisatie en voldoet aan de wettelijke eisen voor kinderopvang. De rechter heeft geoordeeld dat de invulling van de opvang bepalend is voor de vraag of sprake is van opvang in een peuterspeelzaal of kinderopvang. De rechtbank geeft aan dat een belangrijk verschil tussen peuterspeelzaalwerk en kinderopvang is dat kinderopvang primair is gericht op het combineren van arbeid en zorg en dat peuterspeelzaalwerk primair gericht is op het stimuleren van de ontwikkeling van het kind. Doordat het peuteraanbod slechts gedurende 2 uren per dagdeel plaatsvond, oordeelde de rechtbank dat het peuteraanbod de ouders in redelijkheid niet in staat stelde om arbeid en zorg te combineren. In dit geval was volgens de rechtbank sprake van peuterspeelzaalwerk en kon dus geen kinderopvangtoeslag worden ontvangen voor dit aanbod. Naar aanleiding van deze uitspraak zijn wij in overleg getreden met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Belastingdienst in Nijmegen om meer duidelijkheid te krijgen over hun standpunt hierin. Op dit moment is er nog geen duidelijkheid over de vraag of de kinderopvangtoeslag nu wel of niet ingezet mag worden voor de financiering van peuterarrangementen Daarom stellen wij voor de verordening nogmaals te wijzigen om het risico dat voortvloeit uit de jurisprudentie zo minimaal mogelijk te houden. Mochten ouders toch geen kinderopvangtoeslag kunnen ontvangen voor de peuterarrangementen, dan compenseert ons college dit. 1.1 Wettelijk kader of beleidskader Het wettelijk kader voor de verordening wordt gevormd door de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Het beleidskader voor de regelingen met betrekking tot de peutertoeslag, VVE-subsidie en SMI is het beleidskader voorschoolse voorzieningen: Grote ambities voor de allerkleinsten dat op 15 februari 2012 door de raad is vastgesteld. 1.2 Relatie met programma De Verordening voorschoolse voorzieningen valt onder het programma Onderwijs. 2 Doelstelling Wij beogen met wijziging van de verordening de risico s die voortvloeien uit een recente uitspraak van de rechtbank Middelburg zo beperkt mogelijk te houden. 3 Argumenten Wijziging van de verordening is noodzakelijk gelet op recente jurisprudentie. Wij stellen voor de verordening te wijzigen, om de kans zo klein mogelijk te houden dat ook voor de Nijmeegse peuterarrangementen geen kinderopvangtoeslag kan worden ontvangen. In de uitspraak van de rechtbank Middelburg wordt geoordeeld dat het om raadsvoorstel.doc

8 Voorstel aan de Raad Vervolgvel 2 peuterspeelzaalwerk gaat, omdat de peutergroepen zowel door de duur als door de inrichting ouders niet mede in staat stellen arbeid en zorg te combineren. Wij zijn van mening dat een drie uurs-arrangement ouders wel degelijk daartoe in staat kan stellen, bijvoorbeeld in combinatie met andere vormen van opvang of voor ouders die flexibel werken. In de definitie van het peuterarrangement nemen wij dan ook op dat het er mede toe strekt om ouders in staat te stellen arbeid en zorg voor hun kind te combineren. 4 Risico s Naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank Middelburg bestaat het risico dat ouders geen gebruik kunnen maken van de kinderopvangtoeslag om de peuterarrangementen te financieren. Door de verordening te wijzigen en op te nemen dat de peuterarrangementen ook dienen om arbeid en zorg te combineren, denken wij dat dit risico kleiner wordt. Het risico blijft echter bestaan. Ons college compenseert de ouders die de kinderopvangtoeslag niet kunnen ontvangen of moeten terugbetalen. Deze ouders kunnen dan alsnog een bijdrage krijgen in de kosten. Dit leidt tot een financieel risico van maximaal 3 ton. 5 Financiën De verordening op zich brengt geen financiële consequenties met zich mee. 6 Communicatie Wij zorgen in het kader van de wijzigingen in het peuterspeelzaalwerk voor een goed communicatietraject. Voor meer informatie hierover verwijs ik u naar de tweede voortgangsbrief over de implementatie van het beleidskader, die u op 21 augustus 2012 heeft ontvangen. 7 Uitvoering en evaluatie Na vaststelling van de Verordening voorschoolse voorzieningen wordt deze op de gebruikelijke wijze gepubliceerd. College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester, De Gemeentesecretaris, drs. H.M.F. Bruls drs. B. van der Ploeg raadsvoorstel.doc

9 Directie Inwoners Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsontwikkeling Aan de Gemeenteraad van Nijmegen Korte Nieuwstraat PP Nijmegen Telefoon Telefax (024) gemeente@nijmegen.nl Postadres Postbus HG Nijmegen Verzenddatum 21 augustus 2012 Ons kenmerk MO10/ Contactpersoon Martine van Minnen Onderwerp Voortgangsbrief implementatie beleidskader voorschoolse voorzieningen: Grote ambities voor de allerkleinsten Datum uw brief nvt Doorkiesnummer (024) Geachte leden van de raad, Sinds de vaststelling van het beleidskader voorschoolse voorzieningen zijn wij in overleg met ouders en aanbieders bezig met de uitwerking en implementatie. Het resultaat hiervan is u op respectievelijk 22 mei en 5 juni aangeboden, met het verzoek wensen en bedenkingen vast te stellen. Uw raad heeft dit op 27 juni 2012 gedaan. Met deze brief informeren wij u over de stand van zaken van de implementatie van het beleidskader sindsdien en de wijze waarop we omgaan met de geformuleerde wensen en de tijdens de bespreking van de ontwerpvoorstellen gedane toezeggingen. Daarnaast geven wij verdere informatie over recente jurisprudentie, waar u tijdens de kamerronde van 27 juni reeds over geïnformeerd bent, die mogelijke gevolgen heeft voor het Nijmeegse beleid. Recente jurisprudentie In de kamerronde van 27 juni jl. bent u mondeling geïnformeerd over een recente uitspraak van de rechtbank Middelburg over de kinderopvangtoeslag. Onderstaand gaan wij nader in op de inhoud van de uitspraak, de consequenties voor ons beleid en de wijze waarop wij daar mee om willen gaan. Inhoud uitspraak rechtbank De rechtbank Middelburg heeft een uitspraak gedaan, waarbij de vraag aan de orde was of voor deelname aan peuteraanbod een kinderopvangtoeslag kan worden ontvangen. Het ging om opvang gedurende 2 uur per dag in een groep voor 2- en 3-jarigen, die is ingeschreven in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen als kinderopvangorganisatie en voldoet aan de wettelijke eisen voor kinderopvang. De rechter heeft geoordeeld dat de invulling van de opvang bepalend is voor de vraag of sprake is van opvang in een peuterspeelzaal of kinderopvang. De rechtbank geeft aan dat een belangrijk verschil tussen peuterspeelzaalwerk en kinderopvang is dat kinderopvang primair is gericht op het combineren van arbeid en zorg en dat peuterspeelzaalwerk primair gericht is op het stimuleren van de ontwikkeling van het kind. In dit geval was volgens de rechtbank sprake van peuterspeelzaalwerk en kon dus geen kinderopvangtoeslag worden ontvangen voor dit aanbod. Mogelijke consequenties voor Nijmeegs beleid Het betreft een uitspraak van een lagere rechter, die nog niet wordt ondersteund door andere rechtszaken. Toch kan de uitspraak wel gevolgen hebben voor het Nijmeegse beleid als de Belastingdienst gaat handelen conform deze uitspraak, omdat wij tweeverdieners de peuterarrangementen ook willen laten bekostigen met de kinderopvangtoeslag.

10 Gemeente Nijmegen Directie Inwoners Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsontwikkeling Vervolgvel 1 Als zij hiervoor niet in aanmerking komen, kunnen zij geen gebruik meer maken van de peuterarrangementen, omdat dit dan voor de meeste ouders te duur wordt. Wij achten dit onwenselijk, omdat we willen dat de peuterarrangementen voor alle peuters toegankelijk zijn en we segregatie willen voorkomen. Daarom hebben wij verschillende acties ondernomen om meer duidelijkheid te krijgen over het standpunt van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hierin. We hebben de uitspraak onder de aandacht gebracht van de VNG en de G32, zodat vanuit beide gremia contact wordt opgenomen met het ministerie. Niet alleen Nijmegen, maar heel veel gemeenten in het land kunnen namelijk gevolgen ondervinden van de uitspraak van de rechtbank. Naast het contact met het ministerie, hebben we ook contact gezocht met de Belastingdienst in Nijmegen over hun standpunt hierin. Op dit moment is er nog geen duidelijkheid over de vraag of de kinderopvangtoeslag nu wel of niet ingezet mag worden voor de financiering van peuterarrangementen. Omdat we wel te maken hebben met een strakke planning om de peuterarrangementen per 1 januari 2013 in te voeren, kiezen we er voor door te gaan met de implementatie. Hierbij gaan we er van uit dat ouders gebruik kunnen maken van de kinderopvangtoeslag. Mocht dit echter later niet het geval blijken, waardoor ze geen toeslag krijgen of deze wordt teruggevorderd, compenseren wij deze ouders als gemeente en krijgen ze het betreffende bedrag van de gemeente. Hiermee willen we voorkomen dat ouders de dupe worden van de onduidelijkheid die is ontstaan door de uitspraak van de rechtbank Middelburg. Wij gaan er van uit dat vóór 2014 meer bekend is over de kinderopvangtoeslag en dat dan een definitief besluit is genomen over hoe we hiermee omgaan. Inrichting peuterarrangementen vanaf 1 januari 2013 Toeleiding Deelname aan een voorschoolse voorziening is belangrijk voor kinderen in verband met hun ontwikkeling, voor ontmoeting met andere kinderen en ter voorbereiding op de basisschool. Voor de toeleiding naar voorschoolse voorzieningen zien we een rol voor de GGD weggelegd, aangezien deze vrijwel alle kinderen ziet op het consultatiebureau. Op het consultatiebureau wordt ook bepaald of een kind tot de doelgroep voor VVE of SMI behoort. Het kan gebeuren dat pas geconstateerd wordt dat een kind tot (één van) deze doelgroepen behoort als hij/zij al gebruik maakt van een voorschoolse voorziening. Dan kan een zorgcoördinator van de zorgstructuur Kijk op Kleintjes ook een indicatie stellen. De zorgcoördinatoren zijn op dit moment in dienst van stichting KION. In het beleidskader hebben we aangegeven dat we ze willen onderbrengen bij een andere, onafhankelijke organisatie, gelet op de veranderende rol van stichting KION met de wijzigingen in het peuterspeelzaalwerk. Met de GGD zijn we al enige tijd in onderhandeling met de bedoeling de functie van de zorgcoördinatie bij hen te beleggen. Deze onderhandelingen zijn bijna afgerond. Daarom neemt ons college naar verwachting begin september hierover een besluit. Wij zijn voornemens de subsidie aan stichting KION te beëindigen per 1 augustus 2013 en de zorgcoördinatie uit te laten voeren door de GGD. Beleidsregels voorschoolse voorzieningen Op 22 mei 2012 heeft ons college ontwerpbeleidsregels vastgesteld en aan uw raad aangeboden met het verzoek eventuele wensen en bedenkingen in te dienen. Er zijn twee wensen ingediend, waarmee het college wordt verzocht om, kort gezegd, een goede evaluatie van de gevolgen van het nieuwe beleid en het opstellen van een goed communicatieplan.

11 Gemeente Nijmegen Directie Inwoners Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsontwikkeling Vervolgvel 2 Op dit moment zijn we bezig met een goede inrichting van de nieuwe structuur zodat deze evaluatie en de bijbehorende nulmeting uitgevoerd kunnen worden. Het communicatieplan is al gereed, daarover informeren wij u onderstaand verder. Verder heeft u het college verzocht in overleg te treden met de kinderopvang over de mogelijkheid om ouders en hun kinderen te laten kennismaken met een voorziening en het programma voordat ouders een verbintenis aangaan. Hierover zijn wij met hen in gesprek. In een volgende voortgangsbrief gaan wij hier nader op in. Omdat de wensen geen gevolgen hebben voor de beleidsregels als zodanig heeft ons college op 21 augustus de definitieve beleidsregels vastgesteld. In overleg met en op verzoek van de kinderopvang is hierin nog een wijziging doorgevoerd ten aanzien van de VVE-subsidie. We hebben besloten de vaste startsubsidie lager vast te stellen en in plaats daarvan het bedrag per kind dat aanbieders krijgen te verhogen. Als de aanbieders voldoen aan de eisen voor VVE, al dan niet door inzet van de startsubsidie, krijgen zij dit bedrag per doelgroepkind. Het vereiste dat zeven doelgroepkinderen van het centrum gebruik moeten maken geldt daarmee alleen nog maar voor de startsubsidie. Hiermee zorgen we er voor dat de middelen die we uitgeven aan de startsubsidie een blijvend effect hebben voor een bepaalde voorziening, waardoor op termijn een breed aanbod van VVE, verspreid over de hele stad, ontstaat. Een andere belangrijke wijziging is dat de peutertoeslag alleen wordt verstrekt als gebruik wordt gemaakt van een peuterarrangement in een voorziening die is opgenomen in het gemeentelijk register. Daarnaast is een overgangsregeling opgenomen voor het geval de ouder een arrangement afneemt bij een anbieder die uit het gemeentelijk register wordt verwijderd. Voor het overige betreft het tekstuele wijzigingen ter verduidelijking. Nu de beleidsregels zijn vastgesteld, kan de uitvoering hiervan plaatsvinden. Daarom heeft ons college ook een modelovereenkomst vastgesteld die aanbieders moeten sluiten om peuterarrangementen te kunnen aanbieden. In deze overeenkomst, die in overleg met verschillende kinderopvangaanbieders is opgesteld, zijn de kwaliteitseisen opgenomen waar aanbieders aan moeten voldoen. Daarnaast worden hieraan afspraken toegevoegd over het werkproces voor de uitvoering. Bijgaand treft u ter informatie de vastgestelde beleidsregels en modelovereenkomst aan. Op maandag 10 september vindt een voorlichtingsbijeenkomst plaats voor alle kinderopvangaanbieders, waar we hen informeren over de definitieve beleidsregels, de overeenkomsten en het te volgen werkproces. De week daarna is er nog een bijeenkomst met alle geinteresseerde kinderopvangaanbieders, waar de eerste overeenkomsten getekend worden. VVE-locaties In juni is, naast de beleidsregels, ook het subsidiebestek voor de VVE-locaties aan uw raad voorgelegd, met het verzoek eventuele wensen en bedenkingen kenbaar te maken. Uw raad heeft geen wensen ingediend, maar er zijn wel een drietal toezeggingen gedaan met betrekking tot het subsidiebestek. De toezeggingen houden in dat bezien wordt of beoordeling per locatie mogelijk is, dat de gegevens die wij ontvangen van stichting KION over de lasten van de VVElocaties beschikbaar worden gesteld binnen vier tot zes weken en dat opnieuw gekeken wordt naar de duur van de subsidie voor de VVE-locaties. De gegevens die wij van stichting KION hebben ontvangen met betrekking tot de directe kosten die zijn verbonden aan de exploitatie van de VVE-locaties hebben wij op 11 juli verstrekt aan de aanbieders die hebben aangegeven hierin geïnteresseerd te zijn. Op 25 september 2012 neemt ons college een definitief besluit over het subsidiebestek, daarin worden de andere twee toezeggingen verwerkt. Uiteraard wordt uw raad daarover te zijner tijd geïnformeerd. Verordening Naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank Middelburg stellen we voor de verordening aan te passen om de risico s die voortvloeien uit de recente uitspraak zo beperkt mogelijk te

12 Gemeente Nijmegen Directie Inwoners Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsontwikkeling Vervolgvel 3 houden. Aan de verordening is toegevoegd dat de peuterarrangementen erop gericht zijn ouders in staat te stellen arbeid en zorg te combineren. Communicatie Het is belangrijk dat ouders op een goede manier worden geïnformeerd over de wijzigingen die we doorvoeren in het peuterspeelzaalwerk, zodat zij op de hoogte zijn van hun kansen en mogelijkheden en er geen sprake is van uitval onder de deelnemers van het peuterspeelzaalwerk. Met kinderopvangaanbieders vormen we een werkgroep communicatie, waar we afspraken maken over de communicatie die plaatsvindt naar ouders. In afstemming met hen hebben we een communicatieplan opgesteld, dat u bijgaand ter informatie aantreft. Dit is conform de wens van uw raad om een communicatieplan op te stellen en ziet op het informeren van ouders en kinderopvangaanbieders. Ouders informeren we via verschillende kanalen, zoals te versturen brieven, een website met de meest recente informatie en ouders hebben de mogelijkheid telefonisch of bij een inloopspreekuur meer informatie in te winnen. Daarnaast zorgen we er voor dat het maatschappelijk middenveld in Nijmegen op de hoogte is van de wijzigingen, zodat zij ouders ook te woord kunnen staan bij vragen. Met het informeren van kinderopvangaanbieders zijn we reeds geruime tijd bezig. Zij maken onderdeel uit van werkgroepen om actief mee te denken en alle kinderopvangaanbieders worden geïnformeerd middels voorlichtingsbijeenkomsten. Zoals bovenstaand aangegeven organiseren wij in september weer een voorlichtingsbijeenkomst over de peutertoeslag en de VVE-subsidie. In oktober, na vaststelling van het subsidiebestek, zorgen wij voor duidelijke informatie naar de aanbieders die geïnteresseerd zijn in het overnemen van VVE-locaties. Naast deze plenaire bijeenkomsten, gaan wij ook veel op werkbezoek en voeren we individuele gesprekken met geïnteresseerde aanbieders om nadere informatie te bieden. Hoogachtend, College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester, De Gemeentesecretaris, drs. H.M.F. Bruls drs. B. van der Ploeg Bijlagen: Beleidsregels voorschoolse voorzieningen Modelovereenkomsten met kinderopvangaanbieders Communicatieplan

13 Beleidsregels voorschoolse voorzieningen 1. Inleiding Ouders De hoofdregel van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (verder te noemen de wet) is dat ouders een tegemoetkoming kunnen krijgen voor de kosten van kinderopvang als zij werk en zorg combineren. In een aantal bijzondere gevallen kunnen ouders die geen inkomen uit arbeid hebben toch aanspraak maken op een tegemoetkoming. Ouders waarvan het kind gebruik maakt van een peuterarrangement kunnen in aanmerking komen voor de peutertoeslag, zijnde een gemeentelijke bijdrage in de kosten. Deze peutertoeslag wordt enkel verstrekt als gebruik wordt gemaakt van een peuterarrangement in een voorziening die is opgenomen in het gemeentelijk register. Hiervoor moet de aanbieder per voorziening een overeenkomst hebben gesloten met de gemeente en voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen. Ouders waarvan het kind tot de VVE-doelgroep behoort, hebben recht op een hogere peutertoeslag. Een tegemoetkoming van de gemeente voor kinderopvang is mogelijk bij de aanwezigheid van een Sociaal Medische Indicatie (SMI). De algemene regels uit de wet worden overeenkomstig toegepast op de aanvragen voor kinderopvang wegens SMI. Met name de begripsbepalingen in de wet, de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht, de wet AWIR en de verordening zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregels. Deze tegemoetkomingen en gemeentelijke bijdragen zijn gebaseerd op de Verordening voorschoolse voorzieningen en opvolgende verordeningen, verder te noemen de verordening. Aanbieders Een aanbieder van een kinderdagverblijf kan een subsidie ontvangen voor de uitvoering van een programma voor voorschoolse educatie (VVE) op zijn kinderdagverblijf binnen een peuterarrangement of een regulier kinderdagverblijf. Deze subsidie kan alleen worden ontvangen als voldaan wordt aan de eisen die landelijk worden gesteld aan VVE (zie bijlage 2). Het artikel 4 is van toepassing op zowel de SMI-doelgroepen als op de ouders die in aanmerking komen voor de peutertoeslag. De artikelen 7 en 8 van deze beleidsregels gelden zowel voor de SMIdoelgroepen en voor de ouders die in aanmerking komen voor een peutertoeslag, als voor de aanbieders van een programma voor voorschoolse educatie. 2. Tegemoetkoming in de kosten van het peuterarrangement 2.1 Aanspraak Aanspraak op peutertoeslag kan slechts bestaan voor een kind in de leeftijd tussen 2 jaar en 4 maanden tot de dag dat het kind 4 jaar wordt en woonachtig is in de gemeente Nijmegen. Na de vierde verjaardag van het kind is verlenging slechts mogelijk indien - het kind nog niet naar de basisschool kan en verlenging noodzakelijk is voor de ontwikkeling van het kind blijkens een indicatie van de zorgcoördinator - het om mei, juni kinderen gaat in verband met de instroomleeftijd, hierbij volstaat een verklaring van de ouder. Een ouder kan slechts aanspraak maken op een tegemoetkoming van de gemeente in de kosten van een peuterarrangement, als hij niet in aanmerking komt voor een kinderopvangtoeslag. Ook als de ouder slechts in aanmerking komt voor een kinderopvangtoeslag voor minder uren dan hij in aanmerking zou komen voor de peutertoeslag, kan hij aanvullend voor die meer-uren een peutertoeslag ontvangen. Ouders die in aanmerking komen voor de kinderopvangtoeslag en gedurende een dag enkel gebruik maken van het peuterarrangement, hebben aanspraak op een tegemoetkoming in de aanvullende kosten van een peuterarrangement. Het gaat om het verschil tussen het maximale tarief voor de 1

14 peutertoeslag en het maximale uurtarief dat de belastingdienst vergoedt. In 2013 gaat het om een minimaal bedrag van 1,27 per uur. De peutertoeslag wordt alleen verstrekt als gebruik wordt gemaakt van een peuterarrangement in een voorziening die is opgenomen in het gemeentelijk register voor peuterarrangementen. Indien de voorziening voor peuterarrangementen wordt uitgeschreven uit het gemeentelijk register, heeft de ouder die op het moment van uitschrijving een peuterarrangement afneemt, gedurende twee maanden volgend op de maand waarin de uitschrijving is gelegen, recht op peutertoeslag, mits hij voldoet aan de overige voorwaarden en wet- of regelgeving dit toestaat. Ten behoeve van een peuterarrangement met VVE in een door de gemeente gesubsidieerde VVElocatie bestaat geen aanspraak op een peutertoeslag. Een ouder kan wel aanspraak maken op peutertoeslag voor een peuterarrangement zonder VVE in een door de gemeente gesubsidieerde VVE-locatie. Een tegemoetkoming in de kosten van een peuterarrangement wordt niet verleend als op dezelfde dag kinderopvang wordt afgenomen voor het betreffende kind. 2.2 VVE-doelgroep Kinderen behoren tot de VVE-doelgroep als één of beide ouders niet meer dan 2 afgeronde leerjaren voortgezet onderwijs heeft/hebben gevolgd van de/het: MAVO, VMBO gemengde of theoretische leerweg1, HAVO of VWO of een opleiding op niveau van MBO, HBO of WO (universiteit). Daarnaast is sprake van een kind dat tot de VVE-doelgroep behoort als het consultatiebureau, zijnde een onafhankelijke deskundige, oordeelt dat sprake is van een taal en/of ontwikkelachterstand. De indicatie bevat in ieder geval een gemotiveerde omschrijving van: 1. voor wie deze indicatie geldt; 2. de redenen dat het kind tot de VVE-doelgroep behoort; Als bij het consultatiebureau geen indicatie is afgegeven, maar later toch blijkt dat sprake is van een kind dat tot de VVE-doelgroep behoort, kan ook een indicatie worden afgegeven door de zorgcoördinator van Kijk op Kleintjes. Kinderen die direct voorafgaand aan 1 januari 2013 al VVE afnemen en tot de VVE-doelgroep behoren op grond van een indicatie van KION en/of KINOP hoeven niet nogmaals geïndiceerd te worden door consultatiebureau of zorgcoördinator van Kijk op Kleintjes, 2.3 Aanvraag Een aanvraag tot vaststelling van een peutertoeslag bevat in ieder geval de volgende gegevens: naam, adres en bsn-nummer van de ouder indien van toepassing: naam en bsn-nummer van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder en de partner tevens ouder van het kind is: het adres van de partner naam, geboortedatum en bsn-nummer van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft bewijsstukken van het inkomen van de ouder en indien van toepassing van de partner. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een jaaropgave en salarisstrookjes. een offerte of contract van het kindercentrum dat het peuterarrangement gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren peuterarrangement per kind, het uurtarief en de aanvangsdatum van het peuterarrangement indien van toepassing: een indicatie van consultatiebureau of zorgcoördinator van Kijk op Kleintjes dat het kind tot de VVE-doelgroep behoort of een bevestiging van indicatie van voor door KION en/of KINOP. Voor de aanvraag dient gebruik gemaakt te worden van een daartoe beschikbaar gesteld aanvraagformulier. 2

15 2.4 Hoogte van de peutertoeslag Voor 2-jarigen (vanaf 2 jaar en 4 maanden) bedraagt de peutertoeslag 2 dagdelen van 3 uur per week. Voor 3-jarigen gaat het om 3 dagdelen van 3 uur per week. Als het kind tot de VVE-doelgroep behoort gaat het om 4 dagdelen van 3 uur per week. De peutertoeslag wordt voor maximaal 40 weken per jaar verstrekt, zijnde alle weken buiten de schoolvakanties. Bij verlening van de toeslag wordt uitgegaan van een door de aanvrager opgegeven jaarinkomen voor het betreffende toeslagjaar. Indien de ouder een partner heeft, wordt uitgegaan van het gezamenlijk jaarinkomen. De gemeente Nijmegen hanteert de Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk van de VNG (zie bijlage 1 voor de tabel betreffende 2013, deze wordt toegevoegd zodra deze wordt bekend gemaakt door de VNG).Voor ouders met een kind dat tot de VVE-doelgroep behoort, hanteren wij de ouderbijdrage behorend bij de laagste inkomenscategorie. Indien zij een inkomen hebben dat valt onder de laagste twee inkomenscategorieën, halveren we die ouderbijdrage In opvolgende jaren worden de opvolgende tabellen van de VNG voor de betreffende jaren gehanteerd. De tabel is afgeleid van de tabel voor kinderopvangtoeslag van het betreffende jaar van de belastingdienst. De hoogte van de peutertoeslag is op de genoemde tabel gebaseerd en op het maximale uurbedrag dat de Belastingdienst hanteert voor de hoogte van de kinderopvangtoeslag. Het maximale uurbedrag dat wordt gehanteerd voor de peutertoeslag is voor 2013 minimaal 7,63. Voor de jaren na 2013 is het gelijk aan het uurtarief van de belastingdienst plus (2 maal 30% van het maximale uurtarief van de belastingdienst) gedeeld door 3. Na afloop van het berekeningsjaar wordt het inkomen en ook de peutertoeslag definitief vastgesteld. De definitieve vaststelling vindt plaats aan de hand van het totale inkomen over het betreffende jaar, dat wordt vastgesteld aan de hand van de door de aanvrager in te dienen jaaropgave. Bij verlening van de peutertoeslag aan zelfstandig ondernemers wordt uitgegaan van een geschat bruto jaarinkomen voor het betreffende toeslagjaar. Dit wordt berekend op basis van het gemiddelde van de (zo mogelijk definitieve) belastingaanslagen voor de inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting over de laatste drie jaren. Na afloop van het berekeningsjaar wordt het inkomen en ook de peutertoeslag definitief vastgesteld. De definitieve vaststelling vindt plaats aan de hand van het inkomen over het betreffende jaar. Daarbij wordt zoveel mogelijk uitgegaan van de definitieve belastingaanslag. 2.5 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming Binnen acht weken na afloop van het jaar waarvoor de ouder een peutertoeslag heeft ontvangen, overlegt de ouder een jaaropgave van zichzelf en indien van toepassing van zijn/haar partner. Daarnaast overlegt de ouder een overzicht dat zij ontvangen van de aanbieder van de feitelijke kosten van het peuterarrangement. 3. Tegemoetkoming voor kinderopvang wegens Sociaal Medische Indicatie (SMI) Van SMI is sprake als de kinderopvang noodzakelijk is voor een goede en gezonde ontwikkeling van het kind tot zij naar de basisschool kunnen. De noodzaak kan zijn ontstaan door oorzaken die gelegen zijn in het kind of doordat de ouder en/of partner lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke en/of psychische beperkingen heeft die een goede en gezonde ontwikkeling van het kind belemmeren. Een tegemoetkoming op basis van SMI wordt alleen verstrekt aan kinderen die wonen in de gemeente Nijmegen en voor maximaal een jaar, gedurende maximaal 4 dagdelen per week, indien een peuterarrangement qua omvang niet toereikend is. Uitgangspunt is dat de oorzaak van de noodzaak tot SMI-gebruik wordt aangepakt. Daartoe wordt aan de tegemoetkoming op basis van SMI de verplichting verbonden dat de ouder hulpverlening accepteert en werkt aan een plan van aanpak samen met de hulpverlener. Alleen indien een nieuwe, andere oorzaak ten grondslag ligt aan de noodzaak voor kinderopvang dan de eerder vastgestelde oorzaak, kan nogmaals een tegemoetkoming worden verstrekt voor maximaal één jaar. 3

16 3.1 Voorliggende voorziening Geen tegemoetkoming wegens SMI bestaat indien en voor zover er een voorliggende voorziening is, die passend en toereikend is. Elke wet of regeling is een voorliggende voorziening indien aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang gedaan kan worden op grond van die wet, of regeling. Als voorliggende voorziening wordt eveneens gezien de aanwezigheid van een alternatief waardoor het probleem dat de reden is om een gemeentelijke tegemoetkoming aan te vragen, in voldoende mate verholpen kan worden. Die aanspraak gaat dan voor op de aanspraak op basis van de aanwezigheid van SMI. De wet is bijvoorbeeld als hogere regeling voorliggend aan de gemeentelijke tegemoetkoming voor kinderopvang bij SMI, zoals geregeld in de verordening. Tot een voorliggende voorziening worden, naast de wet, in elk geval gerekend: - de Algemene wet bijzondere ziektekosten - Wet maatschappelijke ondersteuning - de peutertoeslag, indien de omvang van een peuterarrangement toereikend is volgens de SMIindicatie. 3.2 Noodzaak vaststellen De gemeente neemt een besluit over de noodzaak van kinderopvang op grond van SMI op basis van een gemotiveerd advies betreffende de indicatie van het consultatiebureau, zijnde een onafhankelijke deskundige. De indicatie bevat in ieder geval een gemotiveerde omschrijving van: 1. voor wie deze indicatie geldt; 2. de redenen voor de noodzaak van kinderopvang; 3. of er een voorliggende voorziening is (bv. AWBZ, peuterarrangement, alternatieve oplossing); 4. de soort opvang; 5. de omvang en duur van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht; Als bij het consultatiebureau geen indicatie is afgegeven, maar later toch blijkt dat een tegemoetkoming SMI noodzakelijk is, kan ook een indicatie worden afgegeven door de zorgcoördinator van Kijk op Kleintjes als het kind reeds gebruik maakt van een voorschoolse voorziening. 3.3 Aanvraag De ouder kan, als voor zijn/haar kind een indicatie is afgegeven, een aanvraag indienen voor een tegemoetkoming van SMI. De aanvraag moet de volgende gegevens bevatten: naam, adres en bsn-nummer van de ouder indien van toepassing: naam en bsn-nummer van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder en de partner tevens ouder van het kind is: het adres van de partner naam, geboortedatum en bsn-nummer van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft bewijsstukken van het inkomen van de ouder en indien van toepassing van de partner. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een jaaropgave en salarisstrookjes. een offerte of contract van het kindercentrum dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang de informatie die noodzakelijk is om te beoordelen of geen sprake is van een voorliggende voorziening. een indicatie die is afgegeven door het consultatiebureau of de zorgcoördinator een behandelplan van een hulpverlener dat niet ouder is dan 3 maanden en dat in ieder geval een gemotiveerde omschrijving bevat van: o voor wie het behandelplan geldt o de wijze waarop aan het probleem wordt gewerkt dat geleid heeft tot de noodzaak van kinderopvang en met welke hulpverleners dit gebeurt/welke rol zij daarbij vervullen o de termijn waarbinnen verwacht wordt dat het probleem is opgelost Voor de aanvraag dient gebruik gemaakt te worden van het daartoe beschikbaar gestelde aanvraagformulier. 4

17 3.4 Hoogte van de tegemoetkoming Bij verlening van de tegemoetkoming wordt uitgegaan van een door de aanvrager opgegeven jaarinkomen voor het betreffende tegemoetkomingsjaar. De gemeente Nijmegen hanteert de Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk van de VNG (zie bijlage 1 voor de tabel betreffende 2013). In opvolgende jaren worden de opvolgende tabellen van de VNG voor de betreffende jaren gehanteerd. De tabel is afgeleid van de tabel voor kinderopvangtoeslag van het betreffende jaar van de belastingdienst. De hoogte van de tegemoetkoming voor kinderopvang is op de genoemde tabel gebaseerd en op het maximale uurbedrag dat de Belastingdienst hanteert voor de hoogte van de kinderopvangtoeslag. Na afloop van het berekeningsjaar wordt het inkomen en ook de tegemoetkoming definitief vastgesteld. De definitieve vaststelling vindt plaats aan de hand van het totale inkomen over het betreffende jaar, dat wordt vastgesteld aan de hand van de door de aanvrager in te dienen jaaropgave. Bij verlening van de tegemoetkoming aan zelfstandig ondernemers wordt uitgegaan van een geschat bruto jaarinkomen voor het betreffende tegemoetkomingsjaar. Dit wordt berekend op basis van het gemiddelde van de (zo mogelijk definitieve) belastingaanslagen voor de inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting over de laatste drie jaren. Na afloop van het berekeningsjaar wordt het inkomen en ook de tegemoetkoming definitief vastgesteld. De definitieve vaststelling vindt plaats aan de hand van het inkomen over het betreffende jaar. Daarbij wordt zoveel mogelijk uitgegaan van de definitieve belastingaanslag. 3.5 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming Binnen acht weken na afloop van het jaar waarvoor de ouder een tegemoetkoming op basis van SMI heeft ontvangen, overlegt de ouder een jaaropgave van zichzelf en indien van toepassing van zijn/haar partner. Daarnaast overlegt hij een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang opgesteld door de kinderopvang en toont hij aan dat hij voldoende inspanningen heeft verricht in het kader van het plan van aanpak van de hulpverlener. 4. Co-ouderschap Co-ouderschap wordt aanwezig geacht, indien de ouders niet bij elkaar wonen en het kind of de kinderen regelmatig en met een vast patroon bij elk van de ouders verblijven. Er moet sprake zijn van een verblijf van gemiddeld minstens drie dagen per week bij elk van beide ouders. Van co-ouderschap kan slechts sprake zijn indien beide ouders dit wensen en zij deze wens kenbaar maken middels een gezamenlijke schriftelijke verklaring waaruit blijkt gedurende welke dagen het kind of de kinderen doorgaans bij welk van beide ouders verblijft. In het geval dat de opvang op grond van het peuterarrangement en/of van SMI is beperkt tot de verblijfsdagen van het kind bij één van beide ouders, kan de betreffende ouder een tegemoetkoming aanvragen. In het geval dat de opvang op grond van het peuterarrangement en/of van SMI zowel betrekking heeft op dagen dat het kind bij de ene ouder verblijft, als op dagen dat het bij de andere ouder verblijft, dienen de ouders de aanvraag gezamenlijk te ondertekenen. De eigen bijdrage zal voor elk van beide ouders berekend worden op grond van zijn inkomen en voor het aantal dagen dat het kind bij hem verblijft en aanspraak op peutertoeslag en/of een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van SMI bestaat. 5. VVE-subsidie 5.1 Aanspraak Aan de houder van een geregistreerd kinderdagverblijf kan subsidie worden verleend voor de uitvoering van een VVE-programma. Dit programma kan zowel worden uitgevoerd binnen een peuterarrangement als binnen de reguliere kinderopvang. Een VVE-subsidie wordt alleen verstrekt als het gaat om een kinderdagverblijf dat in de gemeente Nijmegen is gelegen. 5

18 Ten behoeve van de uitvoering van VVE-arrangementen binnen een door de gemeente gesubsidieerde VVE-locatie bestaat geen aanspraak op VVE-subsidie op grond van deze beleidsregels. Ook kinderdagverblijven die reeds subsidie hebben ontvangen voor een VVEprogramma kunnen geen aanspraak maken op de startsubsidie. 5.2 Eisen Aanbieders dienen aan de volgende eisen te voldoen om in aanmerking te kunnen komen voor een VVE-subsidie: - de eisen in de Wet op het primair Onderwijs - de eisen in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie - de eisen zoals genoemd in bijlage Aanvraag Op de VVE-subsidie zijn de Nijmeegse Kaderverordening Subsidieverstrekking en de Uitvoeringsvoorschriften Subsidies Directie Inwoners gemeente Nijmegen van toepassing, voor zover daarvan in onderhavige beleidsregels niet is afgeweken.. Aanvragen kunnen 2 keer per jaar worden ingediend, vóór 15 april en 15 oktober van het lopende jaar. Toekenning vindt plaats, indien aan de voorwaarden is voldaan, respectievelijk per 1 juli en 1 januari. De aanbieder verstrekt bij de aanvraag in ieder geval de volgende informatie: Naam en registratienummer in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen van de voorziening. Bewijsstukken op naamsniveau van het aantal doelgroepkinderen dat gebruik maakt van de voorziening, het aantal dagdelen per week dat zij komen, de tijden per week die zij komen, de aanvang van de arrangementen, en de groep waar zij onderdeel van uitmaken. De naam en beschrijving van het VVE-programma dat zij gaan hanteren. Een onderbouwing van de hoogte van de gevraagde subsidie. Een plan van aanpak dat beschrijft hoe zij gaan voldoen aan de wettelijke eisen die zijn verbonden aan VVE, zoals verwoord in bijlage 2. In het geval van een aanvraag voor een startsubsidie moet een begroting overlegd worden waaruit blijkt hoe de subsidie voor scholing op het gebied van VVE zal worden ingezet. In het geval van aanvraag voor subsidie voor doelgroepkindinderen moet een begroting worden overgelegd betreffende de uitvoering. Een onderbouwing van hoe de voorziening de continuïteit van het VVE-programma en de scholing van het personeel gaat borgen, als zij de subsidie krijgen toegewezen. Een opgave van het aantal (doelgroep)kinderen voor wie de subsidiabele activiteiten worden uitgevoerd. En een prognose van hoeveel kinderen de voorziening de komende jaren denkt te bereiken. De exploitatiebegroting van de aanvrager. Voor de aanvraag dient gebruik te worden gemaakt van een daartoe op te stellen aanvraagformulier. 5.4 Hoogte van de tegemoetkoming Elk kinderdagverblijf kan eenmalig startsubsidie voor VVE-scholing aanvragen ter hoogte van maximaal ,-. De VVE-scholing dient te leiden tot een VVE-certificaat of VVE-certificaten voor pedagogisch medewerkers die nog niet geschoold zijn in het programma dat door de aanvrager gebruikt gaat worden. Om in aanmerking te komen voor een startsubsidie moeten van het kinderdagverblijf 15 dagen voor het einde van de aanvraagtermijn van de subsidie (15 dagen vóór 15 april en 15 oktober), ten minste 7 doelgroepkinderen gebruik maken. Kinderdagverblijven die aan alle vereisten voldoen die worden gesteld aan VVE, zoals verwoord in bijlage 2, kunnen een subsidie ontvangen van 30% van het normbedrag (in 2013 minimaal 7,63) per doelgroepkind voor maximaal 12 uur per week gedurende 40 weken, afhankelijk van het aantal uur dat het kind gebruik maakt van de voorziening. Er wordt subsidie ontvangen voor de kinderen die op de peildatum ( 15 dagen voor de aanvraag datum) in het centrum aanwezig zijn. Er dient minimaal een jaar tussen aanvragen voor deze subsidie voor hetzelfde kinderdagverblijf te zitten. 6