Zorgwijzer december 2012

Transcriptie

1 LWOO Leerlingen met een LWOO beschikking krijgen extra hulp en ondersteuning bij spelling, rekenen, huiswerk en met de gelden worden kleine klassen gerealiseerd waar de leerlingen met LWOO beter tot hun recht komen. Brugklasleerlingen krijgen, voordat zij starten in de brugklas, een screening van een psycholoog m.b.t. LWOO gelden. Als uit deze testen blijkt dat zij ook aan de criteria voldoen van een LWOO leerling wordt er voor hen, i.s.m. de afdelingsleider, de psycholoog en de LWOO coördinator een LWOO beschikking aangevraagd. Het benodigde handelingsplan wordt opgesteld door de mentor m.b.v. de LWOO coördinator en/of de zorgcoördinator. Met behulp van een handelingsplan wordt er een begeleidingstraject uitgezet waar onder andere vakdocenten aan meewerken. Halverwege het jaar wordt het handelingsplan geëvalueerd en bijgesteld of stopgezet. LGF Leerlingen met een Leerling Gebonden Financiering (LGF) ook wel bekend als rugzakleerlingen. Voor een leerling kan, als deze voldoet aan de daartoe gestelde criteria, in het kader van de wet LGF een rugzakje worden aangevraagd. Hierdoor kunnen extra begeleiding en materialen voor de leerling worden ingezet. Bijvoorbeeld ambulante begeleiding die de school kan ondersteunen. Gesprekken met de orthopedagoog kunnen hieronder vallen. Begeleidingsgesprekken met de mentor vallen hieronder. Ook de aanschaf van extra leermiddelen of aangepaste meubels vallen onder het LGF. De zorgcoördinator stelt in overleg met de afdelingsleider en de ouders het dossier samen voor de aanvraag door de ouders en stelt na een positieve beschikking van de Commissie van Indicatiestelling het handelingsplan op. Het is ook mogelijk dat de mentor het handelingsplan opstelt met de ambulante begeleiding. De handelingsplannen worden tweemaal per jaar geëvalueerd met de betrokken partijen en waar nodig bijgesteld. De beschikking verloopt na enkele jaren en dan dient er (zonodig) een herindicatie worden aangevraagd. Dit gebeurt door de zorgcoördinator. Leerstoornissen Leerlingen met leerproblematiek zoals dyslexie behoeven een verklaring van gekwalificeerde gezondheidszorgpsychologen (BIG-geregistreerd) óf een kinderen jeugdpsychologen (aangesloten bij het NIP) of een orthopedagooggeneralisten (aangesloten bij de NVO), met een aantoonbare specialisatie dyslexie. Als deze is opgenomen in het dossier schrijft de zorgcoördinator een faciliteitenpasje uit. Dit pasje geeft de leerling en docent overzicht van de gewenste hulpmiddelen (A3 formaat toetsen, mondeling afnemen toetsen, aangepaste normering, extra verwerkingstijd.) Hier wordt in de lessen, bij huiswerk en tijdens toetsen rekening mee gehouden. Binnen elke vakgroep zijn er wat dyslexie betreft afspraken gemaakt.

2 Voor het examenjaar wordt nogmaals goed naar de aard van de leerstoornis bij de leerling gekeken. Van hieruit worden met de leerlingen en ouders afspraken gemaakt over mogelijke hulpmiddelen die toegestaan zijn, tijdens de schoolexamens en het CSE. Het Zorg Advies Team (ZAT) Het ZAT bestaat uit de zorgcoördinator, de leerlingbegeleiding, de mentor, schoolmaatschappelijk werk, de schoolarts en de leerplichtambtenaar. Ook is er een vrije stoel waar verschillende partijen bij kunnen aansluiten: orthopedagoog / psycholoog; maatschappelijk werk; Bureau Jeugdzorg; MEE; preventiemedewerker Novadic-Kentron; Halt; jongerenwerk; ambulant begeleider Regionaal Expertise Centrum (REC) 3 of 4; GGZ (Herlaarhof, Pubers in de knel e.a.); een combinatie functionaris; politie; Jeugd Preventie Programma. Als een leerling meer hulp en begeleiding nodig heeft dan de mentor en vakdocenten kunnen bieden, dan kan de mentor na overleg met de afdelingsleider via de zorgcoördinator de leerling inbrengen in het zorgadviesteam, na overleg met ouders/verzorgers en indien wenselijk de leerling zelf. Tijdens de ZAT-bijeenkomsten worden signalen die kunnen wijzen op problemen of uitval snel en vakkundig beoordeeld. Het ZAT heeft met regelmaat bijeenkomsten, deze zijn structureel gepland en vinden plaats om de 6 weken. In deze bijeenkomsten wordt de problematiek van de leerling zo breed mogelijk besproken. Als het nodig is, wordt er zo snel mogelijk passende hulp ingeschakeld en wordt het begeleidingstraject gestart. Dit wordt altijd gedaan in overleg met de leerling en de ouders. Mogelijkheden van extra hulp op school zijn o.a. de verschillende trainingen, begeleiding orthopedagoog, schoolmaatschappelijk werk. Ook kan verwezen worden naar externe hulpverleningsinstanties. Het ZAT wordt vaak verward met enkel een vergadering. Het ZAT is echter een netwerk van hulpverleners rondom een school dat eens in zes weken vergadert. In de tussenliggende zes weken is er vaak intensief contact tussen verschillende instanties rondom een of meer leerlingen.

3 De Meierij Het Baanderherencollege is aangesloten bij bij het samenwerkingsverband De Meierij. De Meierij is een samenwerkingsverband van 19 scholen voor voortgezet onderwijs in de regio 's-hertogenbosch. Het doel van het samenwerkingsverband is het bieden van passend onderwijs en zorg voor alle leerlingen in de regio. Dit wordt bereikt door samen te werken, kennis te delen en van elkaar te leren. Daarnaast is er extra aandacht voor leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte. Er wordt gezorgd voor een soepele overgang van het basis- naar het voortgezet onderwijs (in samenwerking met de WSNS-verbanden) en later naar het vervolgonderwijs. Ook zijn er afspraken over het eventueel tussentijds overstappen naar een andere school. Voor leerlingen die meer hulp en begeleiding nodig hebben dan de school kan bieden, heeft het samenwerkingsverband een aantal voorzieningen; het Advies & Consultatie Team en de bovenschoolse voorzieningen zoals een reboundvoorziening. Hier wordt samen met de leerling, de ouders en de school op zoek gegaan naar de beste plek voor de leerling. Het uiteindelijk doel is een diploma voor iedere leerling. Het contact met de Meierij verloopt grotendeels via de zorgcoördinator. School maatschappelijk werk Delta/Twern (SMW) Voor de leerlingen van het Baanderherencollege is licht pedagogische hulp beschikbaar. Het schoolmaatschappelijk werk wordt aangeboden in de vorm van hulpverleningsgesprekken op het Centrum voor Jeugd en Gezin in Boxtel of op het BHC zelf. Voorts neemt de schoolmaatschappelijk werkster deel aan de bijeenkomsten van het zorgadviesteam (ZAT) van het Baanderherencollege vmbo. Het schoolmaatschappelijk werk heeft een brugfunctie tussen leerling, ouders, school en hulpverleningsinstellingen. De schoolmaatschappelijk werkster biedt hulp aan leerlingen en/of ouders wanneer er zorgen, vragen of signalen zijn op het gebied van sociaal functioneren, psychische problemen en opvoeding- en ontwikkelingsproblemen. Indien nodig begeleidt de schoolmaatschappelijk werkster naar gespecialiseerde (jeugd)zorg. Een leerling kan naar de schoolmaatschappelijk werkster doorverwezen worden door de zorgcoördinator. Overleg met zorgcoördinator is structureel gepland elke zes weken. De school maatschappelijk werkster op het BHC is mevrouw L. van Mook.

4 GGD De sociaal verpleegkundige of jeugdarts binnen het ZAT richt zich op de preventie en signalering van gezondheidsvragen. Het gaat daarbij om problemen op medisch gebied, om vragen over de fysieke en psychosociale ontwikkeling van een kind en om opvoedingsvragen van ouders. Vanuit die vakkennis en ervaring breng de schoolarts expertise in. Ook houdt de schoolarts het JGZ-dossier bij. De arts op het BHC is mevrouw L. Brukx. Leerplichtambtenaar De leerplichtambtenaar handhaaft de leer- en kwalificatieplicht en is met name actief bij het terugdringen van verzuim door spijbelen, te laat komen of langdurige ziekte. Daarnaast wordt gecontroleerd of elke leerplichtige jongeren op een school staat ingeschreven. Op het moment dat een leerling ongeoorloofd afwezig is (of helemaal niet op een school staat ingeschreven), bekijkt de leerplichtambtenaar samen met school wat de reden hiervan is en onderneemt actie. Deze actie kan bestaan uit zorg, sanctie en in uitzonderlijke gevallen vrijstelling van leerplicht. De leerplichtambtenaar op het BHC is mevrouw P. Versteeg. Ambulante begeleiding (extern) De ambulant begeleider begeleidt leerlingen in het reguliere onderwijs met functiebeperkingen en/of de leerkrachten van deze leerlingen. Dat is meedenken en meewerken met het Baanderherencollege zodat de schoolperiode voor het betreffende kind zo goed mogelijk verloopt. Ambulant begeleiders adviseren bij het maken van het handelingsplan op basis van de handelingsgerichte diagnostiek, voeren observaties uit en evalueren deze. Ook het adviseren en begeleiden van aanvragen voor aanpassingen (meubilair, computers e.d.), het helpen bij het ontwikkelen van speciale programma s en het coördineren van de specifieke zorg rondom de leerling horen bij hun taken. Bij een rugzakje kan ook gedacht worden aan training van een docententeam of training aan een leerling. Een leerling krijgt alleen een ambulant begeleider als er een LGF (rugzak) voor deze leerling is. Ook is dit afhankelijk van de diagnose en het overleg met de zorgcoördinator. Eventueel kan ook preventieve ambulante begeleiding worden aangevraagd. Leerlingen komen in aanmerking voor een LGF (Leerling gebonden financiering) als ze: langdurig ziek zijn met diagnose verzuim hebben van meer dan 25% met of zonder diagnose een gediagnosticeerde gedragsstoornis hebben psychiatrische problemen ondervinden een zintuiglijke of lichamelijke handicap hebben Deze problematiek moet dusdanig zijn dat de school aan kan tonen dat er ondanks reguliere middelen en inzet van het samenwerkingsverband een ontoereikende zorgstructuur is voor de desbetreffende leerling.

5 Onder cluster 3 vallen zeer moeilijk lerende leerlingen (ZML), leerlingen met lichamelijke beperkingen (LG/MG), leerlingen die langdurig ziek zijn (LZ) en leerlingen met epilepsie. Kinderen die vanwege hun gedragshandicap of psychiatrische problemen een structurele beperking in hun onderwijsparticipatie ondervinden, vallen onder cluster 4. De ambulante begeleiders zijn elke week een vaste tijd op school, hebben regelmatig overleg met de zorgcoördinator en zijn dan beschikbaar om mentoren en vakdocenten te adviseren. Leerlingenbegeleiding De leerlingbegeleiding op het Baanderherencollege verzorgt in de 2 e lijn de sociaal- emotionele begeleiding van leerlingen die daar behoefte aan hebben of voor in aanmerking komen na analyse van zorgcoördinator en afdelingsleider. De leerlingbegeleider heeft samen met de zorgcoördinator en afdelingsleider structureel overleg over de leerlingen en hij kan na enkele gesprekken aangeven of de begeleiding zinvol is, de leerling eventueel laten doorverwijzen via de zorgcoördinator en afdelingsleider of nog een aantal gesprekken plannen om de begeleiding (kortdurend) voort te zetten. De leerling kan ook zelf bij de leerlingbegeleider aankloppen, deze fungeert dan als vertrouwenspersoon voor de leerling. Op het Baanderherencollege is de leerlingenbegeleider de heer P. W. Dekker. De zorgcoördinator Het uitgangspunt van de zorgcoördinatie is dat deze zo vroeg mogelijk wordt ingezet. De zorgcoördinator beoordeelt of en zo ja, welke maatregelen uitgevoerd moeten worden om risico s van jongeren te beperken. De zorgcoördinator analyseert de problematiek op basis van de uitgewisselde signalen en/of ketenregistraties, alsmede een analyse van het dossier. Als de zorgcoördinator denkt dat er zorg moet worden ingezet, dan overlegt zij dit met de betrokken partijen. In veel van deze gevallen zal inderdaad zorgcoördinatie worden ingeschakeld. De zorgcoördinator stelt in overleg met de betrokken hulpverleners een plan van aanpak op voor de leerling, maakt afspraken met de betrokken hulpverleners en verbindt daaraan termijnen. De zorgcoördinator coördineert de informatie-uitwisseling tussen betrokken hulpverleners, docenten en het gezin (incl. de leerling). De zorgcoördinator voor het BHC is mevrouw M. Theeuwes van Lierop.