Impliciet versus expliciet leren en de rol van het werkgeheugen bij het leren van een complexe beweging

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Impliciet versus expliciet leren en de rol van het werkgeheugen bij het leren van een complexe beweging"

Transcriptie

1 Impliciet versus expliciet leren en de rol van het werkgeheugen bij het leren van een complexe beweging Robert Berkenbosch ( ) Onderzoeksthema: Motorisch leren Academie voor Lichamelijke Opvoeding Domein Bewegen Sport en Voeding, Hogeschool van Amsterdam Begeleider: Hemke van Doorn

2 Inhoudsopgave Samenvatting... 3 Inleiding... 4 Methode... 9 Proefpersonen... 9 Meetinstrument en taak... 9 Procedure (inclusief interventie)...10 Dataverzameling en statistische analyse...13 Resultaten Discussie Conclusie Literatuurlijst Bijlages Bijlage 1: Brief aan de ouders...30 Bijlage 2: Observatieformulier Fosburyflop...31 Bijlage 3: Lesvoorbereiding expliciete- en impliciete leermethode van de Fosburyflop..32 Bijlage 4: Werkgeheugentest...49 Bijlage 5: Relevante SPSS Outputs...54

3 Samenvatting Het doel van dit onderzoek was om te onderzoeken of er een verschil in leereffect is tussen het impliciet en expliciet aanleren van de fosburyflop bij het hoogspringen bij leerlingen tussen de 12 en 14 jaar. In de interventiegroep (impliciet) zaten 13 jongens (39,4%) en 20 meisjes (60,6%). In de controlegroep (expliciet) zaten 12 jongens (37,5%) en 20 meisjes (62,5%). Om het leereffect te meten is gebruik gemaakt van een kwantitatieve en kwalitatieve nulmeting. Bij de fosburyflop uit een 7-pas werd hoogte in cm genoteerd en werd er een score toegekend aan de uitvoering. Na een lessenreeks van drie lessen werd een nameting uitgevoerd. Twee weken na de nameting werd een retentietest uitgevoerd. Er werd een significante verbetering in prestatie gevonden tussen het moment van de voor- en nameting en de retentietest van de impliciete en expliciete groep (F(2,116) = 27,549 p = <0,001). Ook werd er een significant verschil in leereffect gevonden tussen de impliciete- en de expliciete groep (F(2,116) = 4,338 p=0,015). Dit verschil werd gevonden op het moment tussen de nameting en de retentietest. Er is dus een significant verschil in leereffect gevonden tussen het impliciet en expliciet aanleren van de fosburyflop aan leerlingen tussen de 12 en 14 jaar van het VWO. Ook is er in dit onderzoek gekeken of er een verschil in leereffect bij het impliciet of expliciet aanleren van de fosburyflop tussen leerlingen met een grote capaciteit en hoge efficiency van het werkgeheugen en leerlingen met een kleine capaciteit en lage efficiency van het werkgeheugen. Om de capaciteit en efficiency van het werkgeheugen te meten is een werkgeheugentest afgenomen waar fonologisch en visuospatieel werkgeheugen werden getest. Er is geen verschil in leereffect gevonden bij het impliciet of expliciet aanleren van de fosburyflop tussen leerlingen met een grote capaciteit en hoge efficiency van het werkgeheugen en leerlingen met een kleine capaciteit en lage efficiency van het werkgeheugen (F(2,80)= 1,968) p=0,146. Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan worden gesteld dat beide leermethodes een leereffect hebben laten zien en geschikt zijn om geïmplementeerd te worden in het bewegingsonderwijs op het VWO. Echter voor behoud van leereffect op de retentietest kan beter gekozen worden voor de impliciete leermethode.

4 Inleiding De student lichamelijke opvoeding wordt tegenwoordig veel kennis bijgebracht over de leermethodes expliciet en impliciet leren binnen het vak LO. Echter blijkt dit in het huidige onderwijs door de docent LO nog niet veel toegepast te worden (Casteren, Smits, Kamp & Steenbergen, 2015). De docent LO zou een gebrek hebben aan kennis over de leermethodes, zou nog weinig onderscheid maken tussen leerlingen, zou leermethodes alleen nog gebruiken om een oefening te verduidelijken en zou een voorkeur hebben voor methodes met veel regels om duidelijkheid en structuur te waarborgen (Casteren et al., 2015). Doordat leerlingen zich elk op een andere manier ontwikkelen zou het voor de docent LO waardevol kunnen zijn om te differentiëren in leermethode (Feldman, 2012). Van alle lichaamsdelen van het menselijk lichaam groeien de hersenen het snelst. Het aantal verbindingen tussen hersencellen neemt toe wat complexe communicatie tussen neuronen mogelijk maakt. De myeline neemt eveneens toe wat voor een versnelling zorgt van de transmissie van impulsen. De verbindingen zijn bij elk individu verschillend en zorgen voor een unieke samenstelling. Iedereen heeft dus een andere manier van leren en informatie verwerken (Feldman, 2012). Motorisch leren is een reeks processen dat als gevolg van oefening en ervaring leidt tot een relatief duurzame verandering in bewegingsvermogen (Schimdt & Lee, 2011). Verschillende strategieën en methodes zijn toepasbaar om motorisch te leren. Voor het aanleren van motorische vaardigheden is het voor elk individu verschillend welke leermethode het best bij diegene past en met welke leermethode informatie het best beklijft. Er worden twee leermethodes onderscheiden: expliciet en impliciet leren. Expliciet leren zorgt voor het opbouwen van expliciete kennis. Dit is kennis gebaseerd op feiten en regels die bewust voorkomt in de hersenen en die geverbaliseerd kan worden. Hiertegenover staat impliciet leren dat leidt tot impliciete kennis. Dit is kennis die onbewust in de hersenen wordt opgeslagen en die dus ook niet verwoord kunnen worden (Berry & Broadbent, 1987). Volgens het traditionele en expliciete model van Fitts en Posner (1967) verloopt het leerproces in drie fases: de cognitieve fase, de associatieve fase en de autonome fase. In de cognitieve fase wordt een complexe beweging stap voor stap aangeleerd met behulp van expliciete instructie. In de associatieve fase worden verbanden gelegd met

5 al opgeslagen informatie in de hersenen hierdoor kan de beweging steeds automatischer worden uitgevoerd. Ten slotte staat in de autonome fase het inslijpen van de beweging centraal (Fitts & Posner, 1967). De beweging kan nu automatisch en onbewust worden uitgevoerd. Toch blijkt dat de expliciet geleerde kennis weer betrokken wordt in de bewegingssturing wanneer de sporter mentale druk ervaart. Dit noemt Masters (1992) het herinvesteren van kennis. Er zou afgevraagd kunnen worden of deze expliciete kennis aan het begin van een motorisch leerproces geminimaliseerd moet worden. Als de sporter namelijk minder expliciete regels ter beschikking heeft kan er ook minder informatie geherinvesteerd worden (Beek, 2011). Hier komt impliciet leren bij kijken. Bij het impliciet aanleren van een beweging wordt maar beperkt gebruik gemaakt van beweegregels. Het doet daarom een minder groot beroep op het werkgeheugen en weinig tot geen informatie kan worden geherinvesteerd (Masters, 1992). Dit zou tot positieve effecten kunnen leiden wanneer een sporter mentale druk ervaart. Uit verschillende studies naar impliciet versus expliciet leren is gebleken dat impliciet leren op verschillende gebieden een positieve uitwerking heeft. In een onderzoek van Masters (1992) werd het verschil onderzocht tussen expliciet leren en impliciet leren bij het presteren onder druk. Zo werden 40 proefpersonen getest. 20 proefpersonen kregen de put-techniek bij het golven expliciet aangeleerd, dus aan de hand van veel verbaliserende beweegregels. De 20 andere proefpersonen kregen de put-techniek bij het golven impliciet aangeleerd. Deze proefpersonen kregen geen verbale instructies en kregen een cognitieve dubbeltaak bij het uitvoeren van de put-techniek. Na 400 oefentrials werden de proefpersonen onder druk gezet. Er kwam een professionele golfer het putten evalueren en hier werd een prijs aan verbonden. De impliciete leergroep liet een verbetering in prestatie zien, maar de expliciete leergroep liet een verslechtering in prestatie zien (Masters, 1992). In 2007 is dit onderzoek opnieuw uitgevoerd en is de conclusie van Masters bevestigd (Mullen, Hardy, Oldham, 2007). In een ander onderzoek van Masters en Liao (2001) werd het effect van analogie leren en expliciet leren bij de topspinforehand bij tafeltennis onderzocht. Een analogie is een beeldspraak die een omvattende enkelvoudige instructie over de beweging weergeeft. Doordat met een analogie meerdere beweegregels worden samengevat tot

6 één eenvoudige instructie is dit een vorm van impliciet leren (Beek, 2011). De expliciet lerende groep kreeg 12 expliciete instructies over de uitvoering van de tafeltennisslag en de analogie lerende groep kreeg een instructie in de vorm van een beeldspraak. Na de leer fase werd een vragenlijst door de proefpersonen ingevuld om te onderzoeken hoeveel expliciete beweegregels zij konden reproduceren. Ook werd een transfertest en retentietest uitgevoerd. Uit de vragenlijst bleek dat de expliciet leren groep significant meer beweegregels kon reproduceren dan de andere groep. Bij de transfertest werd een cognitieve dubbeltaak geïmplementeerd. De prestatie van de expliciete leergroep werd hierdoor nadelig beïnvloed. Bij de analogie groep was dat niet het geval. Uit de retentietest bleek dat de topspinforehand even goed was geleerd door alle twee de groepen (Liao & Masters, 2001) Een andere vorm van impliciet leren is differentieel leren. Bij differentieel leren wordt ervan uitgegaan dat verschillen in de techniek van een beweging onvermijdelijk zijn. Er wordt niet gestreefd naar een ideaalbeweging door de individuele verschillen tussen sporters. Daarom wordt gestreefd naar een gevarieerd bewegingsaanbod (Beek, 2011). Door te differentiëren in taak en omgeving van een beweging wordt het brein aangezet tot het vinden van een optimale oplossing in een verschillende situatie. Het brein wordt uitgedaagd door de variatie in bewegingsaanbod wat voor een sterker leerproces kan zorgen (Frank, Michelbrink, Beckman & Schölhorn, 2008). Dit zogenoemde differentieel leren is impliciet van karakter omdat de hersenen autonoom nieuwe bewegingspatronen ontwikkelen door variatie van taak en omgeving. Expliciete stap voor stap kennis is niet van toepassing omdat er niet gestreefd wordt naar een ideaalbeweging (Beek, 2011). Zo werd er onderzoek gedaan naar het aanleren van de set-up bij het volleybal. Aan dit onderzoek deden 51 scholieren mee. De interventiegroep kreeg de set-up differentieel aangeleerd en de controlegroep kreeg de set-up expliciet aangeleerd. De tests waren gericht op de accuraatheid van het plaatsen van de bal. De differentieel groep liet een significante verbetering zien bij de nameting en de retentietest. De score viel bij de retentietest nog hoger uit dan bij de nameting (Schöllhorn, Paschke & Beckmann, 2006). Deze studies laten zien dat impliciet leren voordelig kan zijn voor het leereffect van een beweging en het behouden van het leereffect. Het is daarom mogelijk dat impliciet leren ook voordelen biedt voor leerlingen van tussen de 12 en 14 jaar oud binnen het vak LO in het onderwijs. Wel is de setting binnen een les LO

7 beduidend anders. Zo moet er rekening gehouden worden met organisatorische aspecten tijdens de les, de ruimte en materialen die de school biedt en de invloed die leerlingen onderling op elkaar hebben. Ook bestaat een lessenreeks binnen het vak LO vaak uit drie lessen, duurt een les tussen de 45 en 60 min en verschilt de effectieve beweegtijd tussen leerlingen. Er is nog weinig onderzoek gedaan naar het impliciet en expliciet aanleren van een complexe beweging binnen het vak LO in het onderwijs bij leerlingen van tussen de 12 en 14 jaar oud. In deze leeftijdsfase is de prefrontale cortex, het deel van de hersenen waarmee mensen denken, oordelen en complexe inschattingen mee maken vol in ontwikkeling (Feldman, 2012). De hersenen moeten dus nog door ontwikkelen, waardoor het verwerken van informatie anders verloopt dan bij volwassenen (Crone, 2008). Zo doet expliciet leren bijvoorbeeld een groot beroep op het werkgeheugen. Het is denkbaar dat bij leerlingen van 12 tot 14 jaar oud informatie verloren gaat door het aanbieden van teveel beweegregels in tegenstelling tot volwassenen die efficiënter informatie verwerken (Steenbergen et al., 2010). Daarom luidt de onderzoekvraag: Is er een verschil in leereffect tussen impliciet en expliciet leren in het aanleren van de fosburyflop bij het hoogspringen bij leerlingen tussen de 12 en 14 jaar oud van het VWO? Er wordt verwacht dat er een significant verschil in leereffect is tussen het impliciet en expliciet aanleren van de fosburyflop. Ook wordt verwacht dat op de retentietest, waar behoud van geleerde informatie wordt getest, de impliciete leergroep significant hoger scoort dan de expliciete leergroep. Dit komt doordat impliciet leren weinig tot geen beroep doet op het werkgeheugen, waardoor informatie eenvoudiger onthouden wordt en het dus beter gaat doen op de retentietest (Jongbloed-Pereboom, Janssen, Steenbergen, Nijhuis-van der Sanden, 2012). Het werkgeheugen is een belangrijke executieve functie voor het expliciet leren van een motorische beweging. Uit onderzoek blijkt dat een impliciete leermethode een minder groot beroep doet op het werkgeheugen dan een expliciete leermethode (Jongbloed-Pereboom et al., 2012). Het werkgeheugen is een actieve informatie verwerkingsbron van het menselijk brein. Het werkgeheugen vervult een belangrijke rol in cognitieve taken zoals begripsvermogen, redeneren en leren. Nieuwe informatie wordt verwerkt in het werkgeheugen. Hier wordt gekeken of de informatie relevant genoeg is om in het langetermijngeheugen op te slaan. Het werkgeheugen heeft een gelimiteerde capaciteit en informatie kan verloren gaan door nieuw ingebrachte informatie (Riding, Grimley, Dahraei & Banner, 2003).

8 Uit onderzoek blijkt dat het werkgeheugen nog ontwikkelt in de adolescentie. De capaciteit en de tijd dat informatie vast wordt gehouden in het werkgeheugen is nog niet op volwassen niveau. Echter is dit verschil relatief klein. Deze verschillen worden veel groter wanneer deelnemers moeten werken met de informatie in het werkgeheugen. Dit komt doordat verschillende gebieden in de frontale cortex op elkaar afgestemd moeten worden en moeten leren communiceren (Crone, 2008). Tussen de impliciete en expliciete leermethode bestaat een verschil in de belasting van het werkgeheugen. In een onderzoek van Steenbergen et al. (2010) werd een verschil in leereffect onderzocht tussen expliciet en impliciet leren bij individuen met beperkte motorische vaardigheden en een aangetast werkgeheugen als gevolg van ouderdom, vroegtijdige geboorte of Cerebrale Parese. Hieruit is gebleken dat individuen met een beperkt bewegingspatroon en een aangetast werkgeheugen een voordeel hebben bij het impliciet aanleren van complexe bewegingen. Ook is het voordelig gebleken voor de duurzaamheid van de aangeleerde informatie. Doordat het werkgeheugen van individuen tussen de 12 en 14 jaar oud nog niet optimaal ontwikkeld is, is het mogelijk dat impliciet leren voordelen biedt. Er is echter nog weinig onderzoek verricht naar het aanleren van een complexe beweging aan gezonde individuen tussen de 12 en 14 jaar oud binnen het onderwijs. Daarom luidt de deelvraag: Is er een verschil in leereffect bij het expliciet of impliciet aanleren van de fosburyflop bij het hoogspringen tussen leerlingen met een grote capaciteit en hoge efficiency van het verwerken van informatie en leerlingen met een kleine capaciteit en lage efficiency van het verwerken van informatie van het werkgeheugen? Er wordt een significant verschil in leereffect verwacht bij het expliciet of impliciet aanleren van de fosburyflop met betrekking tot de capaciteit en de efficiency van het werkgeheugen. Er wordt verwacht dat leerlingen met een relatief grote capaciteit en hoge efficiency van het verwerken van informatie van het werkgeheugen beter expliciet leren dan leerlingen met een kleinere capaciteit en lage efficiency van het verwerken van informatie van het werkgeheugen. Dit komt omdat de leerlingen met een sterk werkgeheugen meer informatie kunnen opslaan en dit beter kunnen verwerken. Ook wordt verwacht dat leerlingen met een relatief kleine capaciteit en lage efficiency van het verwerken van informatie van het werkgeheugen beter impliciet leren dan expliciet omdat het werkgeheugen minder wordt belast waardoor zij deze informatie beter kunnen verwerken (Jongbloed-Pereboom et al., 2012).

9 Methode Proefpersonen Aan dit onderzoek deden 65 proefpersonen mee. Van het totaal aantal proefpersonen deden er 25 jongens (38,5%) en 40 meisjes (61,5%) mee. De gemiddelde leeftijd van alle proefpersonen was 12,9 jaar (0,74). Voor dit onderzoek zijn de proefpersonen onderverdeeld in 2 groepen, te weten de interventiegroep en de controlegroep. De interventiegroep heeft lessen gekregen volgens een impliciete leermethode, in de groep zaten 13 jongens (39,4%) en 20 meisjes (60,6%). De controlegroep heeft lessen gekregen volgens een expliciete leermethode, in de groep zaten 12 jongens (37,5%) en 20 meisjes (62,5%). Om het onderzoek te mogen uitvoeren was er geen toestemming nodig van ouders/verzorgers en directie. Om de professionaliteit te waarborgen is er desondanks toestemming gevraagd aan de directie van de school en is er een brief verstuurd naar ouders/verzorgers over de inhoud van het onderzoek (bijlage 1). Er zijn geen ouders geweest die de school hebben benaderd. Meetinstrument en taak De proefpersonen is gevraagd om middels de techniek van de fosburyflop vanuit een 7-pas aanloop over een koord te springen. De metingen bestonden uit een kwantitatieve meting en een kwalitatieve meting. Bij de kwantitatieve meting werd gekeken naar de maximale hoogte dat een individu kon springen. Bij de kwalitatieve meting werd gekeken naar de juiste techniek van de fosburyflop. Om te bepalen hoe de juiste techniek vorm werd gegeven is gebruik gemaakt van het observatieformulier voor de fosburyflop, verkregen uit De Kick in Atletiek (Bom, 2008) (bijlage 2). De hoogte van een individu werd genoteerd nadat hij/zij niet meer in staat was om een nieuwe hoogte te passeren. Een individu kreeg één herkansing per hoogte. Om een reëel beeld te krijgen van de hoogte per individu, doch de meting binnen een lesuur te kunnen verwezenlijken, werd het koord verhoogd met 5 centimeter per nieuwe ronde. De proefpersonen mochten zelf de afstand bepalen vanaf waar zij startte met hun aanloop. Voor dit onderzoek is een voor- en nameting gedaan, daarnaast is er na een rustperiode nog een retentietest afgenomen. Bij beide metingen is gebruik gemaakt van twee observatoren om de betrouwbaarheid te waarborgen. Ook zijn de bewegingsuitvoeringen gefilmd zodat deze nabesproken konden worden. Beide

10 metingen zijn vervolgens vergeleken en hieruit werd de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid bepaald, zijnde 0,91. Om de capaciteit en de efficiency van het werkgeheugen te testen is er een werkgeheugentest samengesteld. De werkgeheugentest (bijlage 4) bestond uit 17 vragen. De maximale score die behaald kon worden was dus 17 punten. De werkgeheugentest bestond uit drie delen. Het eerste deel waren 6 cijferreeksen dat verschilde van 3 tot 8 getallen. Elke reeks werd 2 seconden gepresenteerd. Hiermee wordt de capaciteit van het werkgeheugen voor cijfers getest (Zimbardo, Johnson & McCan, 2011). Het tweede deel bestond uit drie reeksen die fonologisch gepresenteerd werden. De reeksen moesten in alfabetische, van laag naar hoog en in chronologische volgorde gezet worden. Daarbij moesten de leerlingen werken met informatie in hun gedachtes en de goede volgorde direct op hun blad schrijven (Crone, 2008). Krassen was niet toegestaan om te voorkomen dat ze eerst de reeks reproduceerde en daarna pas in de goede volgorde zetten. Het derde deel waren vier dia s die achter elkaar afgespeeld werden. Op elke dia stond een som en een plaatje van een dier of voorwerp en werd 5 seconden gepresenteerd. Nadat alle dia s gepresenteerd waren moesten de leerlingen nagaan of de som juist of onjuist was en beschrijven wat er op het plaatje was afgebeeld. Er moest dus zowel gewerkt worden met informatie in het werkgeheugen als informatie onthouden in het werkgeheugen (Wilhelm, Hildebrandt & Oberauer, 2013). Omdat het werkgeheugen wordt aangesproken is dat voordelig voor de validiteit, echter is het geen officiële test die vaak gemaakt is en waar al veel data van verkregen is. Dit is nadelig voor de validiteit. De test is ook betrouwbaar omdat er dezelfde regels gehanteerd zijn en omdat de test in dezelfde omstandigheden is afgenomen. Procedure (inclusief interventie) Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van 4 lessen hoogspringen (bijlage 3), een les voor een werkgeheugentest en een retentietest. In les 1 is er bij de proefpersonen een voormeting afgenomen, om hiermee het beginniveau te bepalen. In les 2 werd de eerste les uit de lessenreeks behandeld. In les 3 werd de tweede les uit de lessenreeks behandeld. In les 4 werd de derde les uit de lessenreeks behandeld. Aan het eind van les 4 vond de nameting plaats. Het onderzoek is hierdoor valide omdat op deze manier een leereffect kan worden gemeten. Na les 4 vond een rustperiode van twee weken

11 plaats, na de rustperiode werd een retentie test afgenomen om te meten welke leermethode het meest robuust gewerkt heeft. De fosburyflop werd één keer voorgedaan door één van de ALO-studenten, daarna hebben de leerlingen het zelf uitgevoerd. Bij de beginmeting werd het koord op 1 meter hoogte geplaatst. De leerlingen mochten zelf kiezen vanaf welke kant zij hun aanloop inzetten. Er werd een 7-pas aanloop uitgemeten voor de leerlingen, hierdoor wisten zij waar zij hun aanloop moesten beginnen. Elke leerling kreeg twee pogingen om de hoogte te behalen. Nadat iedereen een poging had gedaan werd het koord 5 cm verhoogd. Beide onderzoekers stonden naast de situatie voor het hoogspringen om een goed beeld te krijgen van de prestatie van het individu. Zowel bij de beginmeting als de eindmeting werden de leerlingen gefilmd door een videocamera zodat de uitvoering kon worden vergeleken en nabesproken. De proefpersonen zijn verdeeld over twee groepen: een interventiegroep en een controlegroep. De interventiegroep bestond uit de klas 1X en de helft van klas 2X, deze groep heeft les gehad volgens een impliciete leermethode. De controlegroep bestond uit de klas 1Y en de andere helft van klas 2X, deze groep heeft les gehad volgens de expliciete leermethode. Voor de interventie groep is de fosburyflop aangeleerd middels het inrichten van de leeromgeving, gebruik van analogieën en het differentieel aanbieden van de techniek. Dit zou zorgen voor onbewuste kennis over de uitvoering van de beweging die impliciet van vorm is. De interventie groep heeft les gehad middels verschillende manieren om impliciet kennis over te vergaren. Zo zijn de lessen ingericht om geforceerd de juiste beweging aan te leren, zijn er veel verschillende situaties behandeld met verschillende afzetvlakken en werd er feedback gegeven middels analogieën. In les één is de groep van start gegaan met een speelse manier van oefenen waarbij de aanloop en de draai van de fosburyflop werden uitgelokt, de leerlingen moesten een post-it zo hoog mogelijk op de muur zien te plakken. Een vergelijkbare oefening volgde, de leerlingen moesten een volleybal over een net gooien. De bal moest zo dicht mogelijk bij het net op de grond komen. De eerste les sloot af met een parcours van situaties om de schotse sprong Afbeelding 1, Post-it hoogspringen

12 bij te maken, hierbij werd er gebruik gemaakt van verschillende hoogten en ondergronden om meer stimuli aan de leerlingen te geven. Les twee startte met een parcours om sprongkracht en snelheid te trainen. De leerlingen moesten zo snel mogelijk van en op de bank springen. Hierna liepen zij door naar oefening 2. Bij oefening 2 werd van de leerlingen gevraagd om een draaisprong te maken waar ze bij de landing naar de andere leerlingen konden zwaaien. Het parcours sloot af met een limbo dans waar de leerlingen oefenden zichzelf hol te maken, wat nodig is bij de techniek van de fosburyflop. In les drie werd van de leerlingen gevraagd om een oefening te doen waarbij zij moesten landen op een verhoogd vlak. Een andere oefening in les drie was een hoogspringsituatie waarbij de aanloop werd ingezet vanaf een bank, maar de afzet vanaf de grond moest gebeuren, deze situatie zorgde voor een verhoogde impact bij de afzet. De laatste oefening van les drie was een oefening waarbij de leerlingen werden gevraagd om in een bocht te lopen, waarbij ze vlak voor aankomst bij de mat, uit de bocht vlogen. Zowel de voor- en nameting zijn volgens dezelfde opbouw gegaan als die van de controlegroep. De controle groep heeft een traditionele stap voor stap training doorlopen waarbij zij expliciete instructies hebben gehad op basis van de checkpunten uit de observatielijst van de fosburyflop (Bom, 2008). In de eerste les is de flop beweging uit stand behandeld en de aanlooprichting. Bij de uitvoering van deze bewegingen zijn instructies gegeven die expliciet van karakter zijn en bewuste kennis opwekken. De fosburyflop techniek is beschreven middels het biomechanische aspecten. In de tweede les is de fosburyflop vanuit een drie-pas behandeld. Expliciete instructies over de bewegingsuitvoering werden tijdens de oefenfase besproken. In de derde les werd de drie-pas kort herhaald. Hierna werd begonnen met het uitvoeren van de fosburyflop uit een zeven-pas. Het accent lag hier op de aanloop uitvoering en het omzetten van horizontale snelheid in verticale snelheid. Dit was tevens ook de eindsituatie waar de eindmeting werd uitgevoerd. Zowel de metingen als de lessen waren met een halve groep uitgevoerd om er voor te zorgen dat de groepen overzichtelijk bleven. De andere helft van de groep was in de andere helft van de zaal of op de buitenaccommodatie een andere sportactiviteit aan het doen. Deze activiteiten waren voor elke groep gelijk om niet ongewild het onderzoek te beïnvloeden, door middel van een mogelijke transfer die leerlingen konden maken (Abernethy, Baker, & Côté, 2005). Alle lessen kenden dezelfde tijdsverdeling.

13 De werkgeheugentest werd in een lokaal afgenomen. De tafels en stoelen stonden in toets formatie en de test werd door middel van een PowerPoint presentatie afgebeeld op het bord. Vooraf zijn duidelijke regels besproken: 1. Iedereen heeft de handen onder de tafel. Wanneer de testleider ja roept mag er geschreven worden. 2. Bij afkijken of praten tijdens de test zal er een consequentie volgen. 3. Krassen is niet toegestaan om te voorkomen dat ze eerst de reeks reproduceerde en daarna pas in de goede volgorde zetten Dataverzameling en statistische analyse De metingen zijn afgenomen doormiddel van het turven van aan- en afwezigheden van technische punten op het observatieformulier van de fosburyflop en de maximaal behaalde hoogte van elk individu te noteren, beiden op papier. Vervolgens zijn de data van papier verwerkt in een Microsoft Excel bestand. De datasheet van dit Microsoft Excel bestand is vervolgens getransformeerd naar een SPSS bestand. SPSS 22.0 is gebruikt voor alle analyses. In de analyses is de data gecontroleerd op normaliteit en uitschieters door middel van een descriptieve analyse met onder andere een boxplot en een histogram met normaalcurve. Tevens werden het gemiddelde en de mediaan vergeleken en werd er gekeken naar de skewness en kurtosis. Uit deze analyse bleek dat alle data normaal verdeeld was en er geen onterechte uitschieters te vinden waren. Om de hoofdvraag te beantwoorden is gebruik gemaakt van een Repeated Measures Anova. Hierin werd er gegeven of er een leereffect was per groep en of het verschil in leereffect significant was. Wanneer er een significant interactie-effect aanwezig was werd gekeken door middel van een Paired Samples t- test welke groep het grootste leereffect had ondergaan. Ook werd er bij een significant interactie-effect gekeken door middel van een Independent Sample t-test waar precies het interactie-effect was gevonden. Om de deelvraag te beantwoorden of er een verschil in leereffect is bij het expliciet of impliciet aanleren van de fosburyflop tussen leerlingen met een grote en hoge efficiency van het verwerken van informatie en leerlingen met een kleine capaciteit en lage efficiency van het verwerken van informatie van het werkgeheugen is gebruik

14 gemaakt van een Repeated Measures Anova. Hierin werd er gegeven of er een interactie-effect bestond. Voor alle analyses werd een significantieniveau van p<0,05 aangehouden. Bij een interactie-effect met p<0,05 werd de nulhypothese verworpen en de onderzoekshypothese aangenomen. Resultaten De relevante SPSS output is te vinden in de bijlage en zijn toegevoegd op volgorde van de resultatensectie (bijlage 5). In de impliciete groep (n=32) is bij100% (n=32) de voormeting gedaan, bij 93,8% (n=30) de nameting en bij 90,6% (n=29) de retentietest. In de expliciete groep (n=33) is bij 100% (n=33) de voormeting gedaan, bij 97% (n=32) de nameting en 97% (n=32) de retentietest. Bij de impliciete groep waren er bij de voorprestatie geen missende waarden, bij de nameting waren er twee missende waarden en bij de retentietest waren er drie missende waarden. Bij de expliciete groep waren er bij de voorprestatie geen missende waarden, bij de nameting was er één missende waarde en bij de retentietest was er ook één missende waarde. Deze missende waarden zijn ook van toepassing op de uitvoering van de beweging. Op basis van die gegevens is de gemiddelde prestatie en de gemiddelde kwaliteit van de bewegingsuitvoering van de interventie- en de controlegroep bepaald Verschil tussen impliciete- en expliciete groep met betrekking tot prestatie. De gemiddelde prestatie van de impliciete groep was bij de voormeting 112,50 (14,97)cm, bij de nameting 121,17 (11,94)cm en bij de retentietest 120,00 (11,57)cm. De gemiddelde prestatie bij de expliciete groep was bij de voormeting 112,73(8,58) cm, bij de nameting 120,47 (9,95)cm en bij de retentietest 112,81 (9,76)cm. Er is een significant verschil in leereffect gevonden tussen de impliciete- en de expliciete groep (F(2,116) = 4,338 p=0,015). Er werd een prestatieverbetering gevonden tussen het moment van de voor- en nameting van de impliciete en expliciete groep (F(2,116) = 27,549 p = <0,001). Bij de voormeting heeft de expliciete groep iets hoger gescoord dan de impliciete groep. Bij de nameting heeft de impliciete groep hoger gescoord dan de expliciete groep. De impliciete groep heeft hoger gescoord op de retentietest dan de expliciete groep.

15 Tabel 1: De prestatie van de impliciete- en expliciete groep bij de voor- en nameting en retentietest Voormeting Hoogte (cm) Nameting Hoogte (cm) Retentietest Hoogte (cm) p-waarde vooren nameting uit (repeated one way anova) invullen bij sign-interactie effect. Impliciete groep: 112,50 121,17 120,00 <0,001 Gemiddelde (sd) (14,97)cm (11,94)cm. (11,57)cm Expliciete groep: 112,73 120,47 112,81 <0,001 Gemiddelde (sd) (8,58)cm (9,95)cm (9,76)cm p-waarde <0,001* hoofdeffect p-waarde interactie-effect 0,015** * p<0,05: significant verschil tussen voor- en nameting en retentietest ** p<0,05: significant verschil tussen de impliciete- en expliciete groep 122 Gemiddelde spronghoogte van de expliciete en impliciete leermethode bij de voormeting, nameting en retentietest Hoogte (cm) Voormeting Nameting Retentietest 108 Impliciet Expliciet Leermethode

16 Figuur 1: De prestatie van de impliciete en expliciete groep bij de voor- en nameting en de retentietest. Tabel 2: p-waarde van verschil tussen de nameting min de voormeting, de retentietest min de voormeting en de retentietest min de nameting bij de impliciete en expliciete groep. p-waarde voor verschil nameting voormeting p-waarde voor verschil retentietest voormeting p-waarde voor verschil retentietest nameting Impliciete groep <0,001 <0,004 0,161 gemiddelde(sd) Expliciete groep gemiddelde (sd) <0,001 0,738 <0,001 Tabel 3: Interactie-effect tussen de nameting min de voormeting, de retentietest min de voormeting en de retentietest min de nameting. Nameting voormeting (hoogte in cm) Retentietest voormeting (hoogte in cm) Retentietest nameting (hoogte in cm) Impliciete groep 7,50 (8,12) 5,52 (9,39) -1,61 (6,24) gemiddelde(sd) Expliciete groep 7,66 (7,83) 0,47 (7,87) -7,26 (7,62) gemiddelde (sd) p-waarde interactie effect p=0,546 p=0,260 p=0,002 Verschil tussen impliciete- en expliciete groep met betrekking tot uitvoering.

17 Het gemiddelde cijfer voor de uitvoering van de fosburyflop bij de impliciete groep was 1,78 (1,31) uit een totaalscore van 8, bij de nameting 4,67 (1,77) uit een totaalscore van 8 en bij de retentietest 4,41 (1,94) uit een totaalscore van 8. Het gemiddelde cijfer voor de uitvoering van de fosburyflop bij de expliciete groep was bij de voormeting 2,06 (1,00) uit een totaalscore van 8, bij de nameting 5,13 (1,60) uit een totaalscore van 8 en bij de retentietest 3,84 (1,65) uit een totaalscore van 8. Er werd een verbetering gevonden in de uitvoering tussen het moment van de voor- en nameting van de impliciete en expliciete groep (F(2,116) = 110,049 p = <0,001). Bij de voormeting heeft de expliciete groep hoger gescoord dan de impliciete groep. Bij de nameting heeft expliciete groep ook hoger gescoord dan de impliciete groep. Bij de retentietest heeft de impliciete groep hoger gescoord dan de expliciete groep. Het verschil in de gemiddelde verbetering in bewegingsuitvoering van de impliciete groep tussen de voor- en nameting was significant Z= -4,738 p=<0,001. Het verschil tussen de nameting en de retentietest was niet significant Z= -1,222 p=0,222. Het verschil in de gemiddelde verbetering in bewegingsuitvoering van de expliciete groep tussen de voor- en nameting was significant Z= -4,886 p=<0,001 Het verschil tussen de nameting en de retentietest was ook significant Z= -3,584 p=<0,001. Tabel 4: De kwaliteit in bewegingsuitvoering van de interventie- en controlegroep bij de voor- en nameting Voormeting Score bewegingsuitvoering (cijfer uit 8) Nameting Score bewegingsuitvoering (cijfer uit 8) Retentietest Score bewegingsuitvoering (cijfer uit 8) p-waarde voor- en nameting en retentietest (repeated one way anova) invullen bij signinteractie effect.

18 Impliciete 1,78 (1,31) uit een 4,67 (1,77) uit een 4,41 (1,94) uit een groep: totaalscore van 8 totaal score van 8 totaalscore van 8 Gemiddelde (sd) Expliciete 2,06 (1,00) uit een 5,13 (1,60) uit een 3,84 (1,65) uit een groep: totaalscore van 8 totaalscore van 8 totaalscore van 8 Gemiddelde (sd) p-waarde p=<0,001* hoofdeffect p-waarde p=0,145 interactieeffect * p<0,05: significant verschil tussen voor- en nameting en retentietest. p=<0,001 p=<0,001 6 Gemiddelde score bewegingsuitvoering van de expliciete en impliciete methode bij de voor- en nameting en retentietest Score (cijfer uit 8) Voormeting Nameting Retentietest 0 Impliciet Leermethode Expliciet Figuur 2: De score van de bewegingsuitvoering van de impliciete en expliciete groep bij de voor- en nameting en de retentietest.

19 Verschil in leereffect bij de impliciete- en expliciete groep bij een hoge of een lage score op de werkgeheugentest. Bij de totale groep leerlingen (n=61) heeft de impliciete groep (n=29) 47,5% van de leerlingen en de expliciete groep (n=32) 52,5% van de leerlingen. Bij de impliciete groep heeft (n=16) 55,2% een relatief hoge score en (n=13) 44,8% een relatief lage score op de werkgeheugentest. Bij de expliciete groep heeft (n=18) 56,3% een relatief hoge score en (n=14) 43,7% een relatief lage score op de werkgeheugentest. Om te bepalen of een score hoog of laag is zijn de frequenties geanalyseerd. Het gemiddelde, de mediaan en de modus zijn bekeken. Aan de hand van deze gegevens was een relatief hoge score op de werkgeheugentest < 5 fout en een relatief lage score op de werkgeheugentest was > 6 fout. Uit de drieweg-interactie bleek dat er geen significant verschil is gevonden tussen leerlingen met een relatief hoge of lage score op de werkgeheugentest en hun prestatie bij een verschillende leermethode (F(2,112)= 0,918) p=0, Hoogte (in cm) Impliciet hoog Impliciet laag Expliciet Hoog Expliciet laag 100 Voorprestatie Naprestatie Retentietest Meting Figuur 3: De spronghoogte van de expliciete- en impliciete groep waarbij hoge en lage scores op de werkgeheugentest onderscheden worden. Er is voor een vervolgtest gekozen om te onderzoeken of extreem hoge en extreem lage scores op de werkgeheugentest wel voor een significant interactie effect zouden zorgen tussen de score van de leerlingen en de prestatie bij een verschillende leermethode. Bij de volgende meting is getest of de extreem hoge scores (<4 fout op

20 werkgeheugentest) of de extreem lage scores (>7 fout op werkgeheugentest) van de werkgeheugentest invloed hebben op de prestatie van een impliciete of expliciete leermethode. Wanneer er voor nog extremere scores zou worden gekozen zou het aantal proefpersonen erg klein zijn wat invloed zou hebben op de betrouwbaarheid. Bij de vervolgtest is (n=44) 72,1% van de totale groep gebruikt. Bij de impliciete groep heeft (n=10) 34,5% een extreem hoge score en (n=8) 27,6% een extreem lage score op de werkgeheugentest. Bij de expliciete groep heeft (n=15) 48,4% een extreem hoge score en (n=11) 35,5% een extreem lage score op de werkgeheugentest. Uit de drieweg-interactie bleek dat er alsnog geen significant verschil is gevonden tussen leerlingen met een extreem hoge of lage score op de werkgeheugentest en hun prestatie bij een verschillende leermethode (F(2,80)= 1,968) p=0,146. Hoogte (in cm) Voorprestatie Naprestatie Retentietest Meting Implciet hoog Impliciet laag Expliciet hoog Expliciet laag Figuur 4: De spronghoogte van de expliciete- en impliciete groep waarbij extreem hoge en extreem lage scores op de werkgeheugentest onderscheden worden Discussie Het doel van dit onderzoek was om te onderzoeken of er een verschil in leereffect is tussen het impliciet en expliciet aanleren van de fosburyflop bij het hoogspringen bij leerlingen van de eerste en tweede klas van de middelbare school met een leeftijd tussen de 12 en 14 jaar.

21 Uit het onderzoek blijkt dat zowel bij de impliciete als de expliciete groep een prestatieverbetering en uitvoeringsverbetering is gevonden tussen het moment van de voormeting en de nameting. Er is dus een significant verschil gevonden in prestatieverbetering en uitvoeringsverbetering tussen de impliciete en expliciete groep. Er is echter geen significant verschil gevonden in leereffect tussen de impliciete en expliciete groep tussen het moment van de voormeting en de nameting. De impliciete en expliciete groep laten duidelijk een prestatieverbetering en een uitvoeringsverbetering zien, maar er kan niet worden aangetoond of de één effectiever is dan de ander. Wel is er een significant verschil gevonden in leereffect tussen de impliciete en expliciete groep tussen het moment van de retentietest en de nameting. Uit het onderzoek blijkt dat de impliciete groep beter heeft gescoord dan de expliciete groep bij de retentietest op zowel prestatie als uitvoering. Uit recent onderzoek is gebleken dat tijdens de leer fase van een complexe motorische beweging zowel een impliciete als een expliciete methode effectief werkt. Poolton, Masters en Maxwell (2006) onderzochten het verschil tussen een expliciete en impliciete leermethode bij het aanleren van complexe keuzes maken in tafeltennis. Uit dit onderzoek is gebleken dat de prestatieverbetering tijdens de leer fase niet zoveel verschilt van elkaar. De expliciete groep laat zelfs nog een iets snellere verbetering zien ten opzichte van de impliciete groep. Dit kan komen doordat expliciete regels over de bewegingsuitvoering direct gepraktiseerd kunnen worden. Dit kan verklaren dat beide leermethodes een verbetering in prestatieverbetering heeft laten zien. Echter wordt tijdens de retentiefase in veel onderzoeken wel een duidelijk significant verschil gevonden in leermethode bij het aanleren van een complexe beweging. Zo onderzochten Beckman en Schöllhorn (2006) het verschil in leereffect tussen het traditioneel leren, dat expliciet van karakter is, en differentieel leren, dat impliciet van karakter is, van kogelstoten. Dit onderzoek liet niet alleen zien dat de differentiële groep veel beter scoorde op de retentietest in vergelijking met de traditionele groep. Ook liet de differentiële groep nog een verbetering zien tussen de retentietest en de post-test, wat betekent dat het leerproces vorderde na de oefenperiode. Een verklaring hiervoor is dat het differentieel aanleren van een beweging het brein aanzet tot het actief zoeken van oplossingen en dat fluctuaties in het leerproces gepaard gaan met nieuwe bewegingspatronen (Beek, 2011). In een onderzoek van Hall, Domingues en Cavazos (1994) werd onderscheid gemaakt tussen blocked en random practice bij het leren slaan van aangeworpen honkballen bij

22 professionele honkbalspelers. Bij een blocked practice werd gebruik gemaakt van een oefenschema met sterk geblokte herhalingen (expliciet) en bij random practice werd in het oefenschema flink gevarieerd van volgorde (impliciet). Deze variaties zorgde voor interferentie tussen slagpogingen. Deze contextuele interferentie kan ertoe leiden dat in de leer fase oefeningen minder goed uitgevoerd wordt. Echter bij de retentietest blijft informatie beter behouden. Dit kwam in het onderzoek ook duidelijk naar voren. Bij de retentietest bleek dat de random practice groep meer dan twee keer zoveel is vooruit gegaan dan de blocked practice groep bij slaan van een honkbal. Dit kan verklaren dat de impliciete groep beter heeft gescoord op de retentietest dan de expliciete groep. Uit een onderzoek van Brady (2008) werd geconcludeerd dat het vaardigheidsniveau van invloed kan zijn op het leereffect tussen blocked en random practice. Blocked practice is door veel herhaling expliciet van karakter en random practice is door variabiliteit impliciet van karakter. Uit dit onderzoek bleek dat de mate van contextuele interferentie, interferentie die ontstaat door het sterk afwisselen van taken en vaardigheden binnen een oefensessie, en random practice een minder sterk effect kan hebben op deelnemers met een relatief laag vaardigheidsniveau. Dit zou een aanleiding kunnen zijn dat beginnende sporters gebaat zijn bij expliciete vormen van leren zoals blocked practice. Dit kan verklaren dat de expliciete groep tussen het moment van de voormeting en de nameting in prestatie erg vooruit is gegaan. In tegenstelling tot verschillende onderzoeken, zoals die van Hall, Domingues en Cavos (1994) en het onderzoek van Masters (1992), kende dit onderzoek een ander tijdspad. Eerdere onderzoeken zijn bijvoorbeeld gedaan in een serie van 6 weken of juist meerdere dagen achter elkaar. Dit onderzoek kende een serie van 3 lessen in 2 weken tijd, waarbij de voor- en nameting onderdeel zijn geweest van de 3 lesmomenten, vervolgens een pauzeweek met opvolgend de retentietest. Het tijdspad is gemaakt op basis van een normale lessenreeks L.O. in het voortgezet onderwijs. Omdat het tijdspad maar drie lesmomenten kent is de betrouwbaarheid lager dan die in eerder genoemde onderzoeken. Meer lesmomenten hadden mogelijk gezorgd voor meer betrouwbaarheid. De validiteit van dit onderzoek is daarentegen hoog omdat er gebruik is gemaakt van een tijdspad wat vergelijkbaar is met die in een gebruikelijke lessenreeks. De mindere mate van lesmomenten zou kunnen verklaren dat er nog geen significant verschil is gevonden in leereffect tussen de impliciete en expliciete leermethoden op de nameting. Het is discutabel of dit onderzoek representatief is voor

23 alle soorten van onderwijs. De grootte van de groep kan mogelijk hebben gezorgd voor de uitkomst van het onderzoek. De groepen bestonden enkel uit drie klassen van één school. Vele factoren zoals een schoolklimaat, de sociale cohesie van een klas of zelfs de culturele meerderheid van een stad of dorp, kunnen invloed hebben gehad op de uitkomsten van dit onderzoek. (Steenkiste, Soenens, Sierens & Lens, 2005; Naber, 2004; Wielemans, 2000). Daarnaast zijn de proefpersonen immers allen HAVO/VWO leerlingen. Mogelijk zijn de uitkomsten van een dergelijk onderzoek bij leerlingen op het VMBO of lager anders, omdat zij mogelijk anders omgaan met beweegregels of analogieën. Hierbij zou het cognitief vermogen, wat bij HAVO/VWO leerlingen hoger is dan bij leerlingen van het VMBO, de beïnvloedende factor zijn. Voor mogelijk vervolgonderzoek, om het verschil in leereffect tussen de expliciete en impliciete leermethode te testen in zijn geheel, is het verstandig om het onderzoek grootschaliger uit te voeren. Door ook mogelijke verschillen of interacties te zoeken gekoppeld aan het niveau van onderwijs, wordt het bruikbaar voor iedere docent L.O. in plaats van enkel docenten op een HAVO/VWO school. Leerlingen op VMBO en MBO scholen bezitten namelijk een ander niveau van cognitie gepaard met allerlei andere eigenschappen die HAVO/VWO meer of minder bezitten (Groeneveld, Benschop & Olvers, 2010). Daarnaast om de betrouwbaarheid van het daadwerkelijke leereffect te vergroten, kan er worden gekozen voor een langere lessenreeks. Hoe korter immers de lessenreeks is, des te meer de resultaten berust kunnen zijn op toeval. In dit onderzoek is de retentietest afgenomen na één pauze week. Door de retentietest een week of meer uit te stellen kan mogelijk het beklijven op langere basis worden gemeten. Tot slot buigt dit onderzoek zich enkel over een leerperiode binnen één schooljaar. Voor eventueel vervolgonderzoek is daarom ook aan te bevelen om het onderzoek langdurig in te zetten, zo kan er in de opvolgende jaren worden gekeken of er een verschil is in verval van de stof. Scholen willen immers een methodische lijn uit zetten om leerlingen met de jaren beter te maken in een sport (Brouwer, Mooij, Houthoff & Mossel, 2001). Op basis van de resultaten van dit onderzoek zou het mogelijk zijn dat de impliciete leermethode zorgt voor minder verval en dat leerlingen sneller reeds bekende stof ophalen ten opzichte van de expliciete leermethode. Beide leermethodes laten een significante verbetering zien tussen de voor- en nameting. Om de fosburyflop te scholen zijn beide leermethodes dus geschikt. Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan een leraar in het bewegingsonderwijs in het VWO het best kiezen voor een impliciete lesmethode. De

24 proefpersonen van de impliciete leermethode hebben beter gescoord op de retentietest dan de expliciete leermethode. Leerlingen blijken dus via de impliciete leermethode beter de informatie op te slaan in de hersenen. Ook is er in dit onderzoek gekeken of er een verschil in leereffect is bij het impliciet of expliciet aanleren van de fosburyflop tussen leerlingen met een grote capaciteit en hoge efficiency het werkgeheugen en leerlingen met een kleine capaciteit en lage efficiency van het werkgeheugen. Uit het onderzoek blijkt dat het werkgeheugen met een grote of kleine capaciteit en hoge of lage efficiency van het verwerken van informatie in de hersenen geen invloed heeft op het aanleren van de fosburyflop met een impliciete of expliciete methode. Uit een onderzoek van Maxwell, Masters & Eves (2003) die de rol van het werkgeheugen in motorisch leren en prestatie onderzochten vonden een sterke indicatie dat het werkgeheugen geen invloed heeft op het aanleren van een motorische vaardigheid. Dit kan verklaren waarom er geen interactie effect is gevonden tussen het werkgeheugen en het leren van de motorische vaardigheid. Uit een onderzoek van Seidler, Bo, Joaquin & Anguera (2012) daarentegen is gevonden dat de capaciteit en efficiency van het visuo-spatiele werkgeheugen voorspellend is voor de mate van motorisch leren, voor sensomotorische adaptie en zowel expliciet als impliciet leren. Uit een onderzoek van Steenbergen et al. (2010) die de rol van impliciet en expliciet leren testten bij individuen met een beperkte bewegingsdynamiek als gevolg van ouderdom, vroegtijdige geboorte of Cerebrale Parese. Deze individuen hebben ook een beperkte capaciteit van het werkgeheugen wat kan verklaren dat zij moeite hebben met het aanleren van motorische vaardigheden. Steenbergen et al. (2010) concludeerden dat individuen met een beperkte bewegingsdynamiek en aangetast werkgeheugen een voordeel hebben bij het impliciet aangeleerd krijgen van motorische vaardigheden. Dit kan verklaren dat de impliciete groep met een extreem lage score op de werkgeheugentest toch erg hoog gescoord heeft op de nameting en de retentietest. De werkgeheugentest was samengesteld aan de hand van testen in wetenschappelijke artikelen die op validiteit getest zijn (Wilhelm, Hildebrandt & Oberauer, 2013). Zowel het visuospatiele als het fonologische werkgeheugen is getest. Ook is capaciteit van het werkgeheugen en de efficiency van het verwerken van informatie in de test opgenomen. Echter is het geen officiële test die vaak gemaakt is en waar al veel data van verkregen is. Dit kan de validiteit nadelig beïnvloeden. De moeilijkheidsgraad van de motorische taak zou

25 echter een bepalende factor kunnen zijn geweest voor de invloed van het werkgeheugen op de motorische taak. Mocht de taak weinig beroep doen op het werkgeheugen bij leerlingen van het VWO dan kan het invloed hebben gehad op de resultaten. Voor vervolgonderzoek kan er gekozen worden voor een motorische taak die een groter beroep doet op het werkgeheugen. Door de taak moeilijker te maken komen er meer verschillen in de resultaten waardoor er duidelijker een verband naar voren kan komen. Ook zou gekeken kunnen worden naar de capaciteit en efficiency van het werkgeheugen bij verschillende opleidingsniveaus. Op deze manier wordt gezorgd voor meer diversiteit in de resultaten en zou een verband sneller naar voren kunnen komen. Conclusie Uit dit onderzoek blijkt dat het impliciet aanleren van de fosburyflop bij leerlingen tussen de 12 en 14 jaar van het VWO voor een beter behoud van leereffect zorgt dan wanneer de fosburyflop expliciet wordt aangeleerd. Er is een significant verschil gevonden tussen de expliciete en impliciete groep op het moment tussen de retentietest en de nameting. Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan worden gesteld dat beide leermethodes een leereffect hebben laten zien en geschikt zijn om geïmplementeerd te worden in het bewegingsonderwijs op het VWO. Echter blijkt op de retentietest dat leerlingen die de fosburyflop impliciet aangeleerd kregen beter scoorden dan leerlingen die de fosburyflop expliciet aangeleerd kregen. In dit onderzoek is geen verschil in leereffect gevonden bij het expliciet of impliciet aanleren van de fosburyflop tussen leerlingen met een grote capaciteit en hoge efficiency van het werkgeheugen en leerlingen met een kleine capaciteit en lage efficiency van het werkgeheugen

Voorwoord... 2 Samenvatting... 3 Inleiding... 5 Methode... 11

Voorwoord... 2 Samenvatting... 3 Inleiding... 5 Methode... 11 2016 Het verschil in leereffect tussen expliciet en impliciet leren bij het maken van de fosburyflop bij het hoogspringen door leerlingen van het eerste en tweede jaar VWO op het voortgezet onderwijs met

Nadere informatie

Wim van Gelder. Van Gelder in beweging Scholings- en adviesbureau op gebied van bewegingsonderwijs, Motorische Remedial Teaching en schoolpleinen

Wim van Gelder. Van Gelder in beweging Scholings- en adviesbureau op gebied van bewegingsonderwijs, Motorische Remedial Teaching en schoolpleinen Nieuwe theorieën over motorisch in de praktijk Verdiepende workshop Hilversum 22 januari 2013 Wim van Gelder Van Gelder in beweging Scholings- en adviesbureau op gebied van bewegingsonderwijs, Motorische

Nadere informatie

Draagt lesmateriaal bij aan het vergroten van financiële vaardigheden van basisschoolleerlingen?

Draagt lesmateriaal bij aan het vergroten van financiële vaardigheden van basisschoolleerlingen? Draagt lesmateriaal bij aan het vergroten van financiële vaardigheden van basisschoolleerlingen? Effectiviteitsonderzoek naar lesmateriaal Wijzer in geldzaken voor groep 7 www.wijzeringeldzaken.nl Inleiding:

Nadere informatie

Hoe zijn deze resultaten te verklaren? Nieuwe theorieën over motorisch leren in de praktijk. Venlo 30 oktober Motorisch leren Differentieel

Hoe zijn deze resultaten te verklaren? Nieuwe theorieën over motorisch leren in de praktijk. Venlo 30 oktober Motorisch leren Differentieel Nieuwe theorieën over motorisch in de praktijk Venlo 30 oktober 2013 Foutloos Expliciet en impliciet Metaforen & analogieën Motorisch Differentieel Leren van voorbeelden Dwangstellingen KP/ KR Zie artikelen:

Nadere informatie

Inhoud. Impliciet leren in het bewegingsonderwijs. Wat willen we met bewegingsonderwijs? 24 November 2016

Inhoud. Impliciet leren in het bewegingsonderwijs. Wat willen we met bewegingsonderwijs? 24 November 2016 Impliciet leren in het bewegingsonderwijs Remo Mombarg & Wouter de Groot 24 November 2016 Inhoud Introductie: lectoraat praktijkgerichte sportwetenschap Waarom impliciet leren Hoe kan het wel? Foutloos

Nadere informatie

Workshop Freerunning& nieuwe theorieën over motorisch leren Wim van Gelder Utrecht 25 september 2013

Workshop Freerunning& nieuwe theorieën over motorisch leren Wim van Gelder Utrecht 25 september 2013 Workshop Freerunning& nieuwe theorieën over motorisch leren Wim van Gelder Utrecht 25 september 2013 In deze workshop gaan we op zoek naar onderzoek en verklaringen voor Foutloos leren Motorisch leren

Nadere informatie

Motorisch leren. Workshop Freerunning& nieuwe theorieën over motorisch leren Wim van Gelder Schiedam 5 november Weegschaal (Winstein

Motorisch leren. Workshop Freerunning& nieuwe theorieën over motorisch leren Wim van Gelder Schiedam 5 november Weegschaal (Winstein Workshop Freerunning& nieuwe theorieën over motorisch Wim van Gelder Schiedam 5 november 2014 In deze workshop gaan we op zoek naar onderzoek en verklaringen voor 1 2 Foutloos Expliciet en impliciet Motorisch

Nadere informatie

Nieuwe theorieën over motorisch leren in de praktijk. Heemskerk 13 oktober Wim van Gelder. Opleiding. Werkervaring

Nieuwe theorieën over motorisch leren in de praktijk. Heemskerk 13 oktober Wim van Gelder. Opleiding. Werkervaring Nieuwe theorieën over motorisch in de praktijk Heemskerk 13 oktober 2013 Wim van Gelder Van Gelder in beweging Scholings-en adviesbureau op gebied van bewegingsonderwijs, Motorische Remedial Teaching en

Nadere informatie

Studentnummer Motorisch leren. Domein Bewegen Sport & Voeding

Studentnummer Motorisch leren. Domein Bewegen Sport & Voeding Afstudeeronderzoek Verbetering in oefen- en leereffect na het aanleren via de differentiële of traditionele leermethode van de fosbury flop bij 11- tot 14-jarige leerlingen op het voortgezet onderwijs

Nadere informatie

Je trainingen en trainingsproces doelmatig vorm geven

Je trainingen en trainingsproces doelmatig vorm geven Titel Subtitel Je trainingen en trainingsproces doelmatig vorm geven Door Brendan Troost Dag van de Atletiek Zaterdag 18 maart 2 Doel en inhoud van deze presentatie Verbeteren kennis van het vormgeven

Nadere informatie

Motorisch leren: de kracht van de inhoud

Motorisch leren: de kracht van de inhoud Motorisch leren: de kracht van de inhoud Peter Beek Faculteit der Bewegingswetenschappen, Vrije Universiteit, Amsterdam Kwaliteitsconferentie RGF, Rotterdam 12 april 2012 Overzicht presentatie Motorisch

Nadere informatie

DE ROL VAN TRAINER EN COACH BIJ MOTORISCH LEREN

DE ROL VAN TRAINER EN COACH BIJ MOTORISCH LEREN DE ROL VAN TRAINER EN COACH BIJ MOTORISCH LEREN Een relatief duurzame verandering in perceptueel-motorische vaardigheden als gevolg van oefening. (Beek, 2010) 3 FEBRUARI 2016 SJOERD HOEK 333203, SIMONE

Nadere informatie

Statistiek in de alfa en gamma studies. Aansluiting wiskunde VWO-WO 16 april 2018

Statistiek in de alfa en gamma studies. Aansluiting wiskunde VWO-WO 16 april 2018 Statistiek in de alfa en gamma studies Aansluiting wiskunde VWO-WO 16 april 2018 Wie ben ik? Marieke Westeneng Docent bij afdeling Methoden en Statistiek Faculteit Sociale Wetenschappen Universiteit Utrecht

Nadere informatie

Nieuwe theorieën over motorisch leren in de praktijk. Amsterdam 7 november 2012

Nieuwe theorieën over motorisch leren in de praktijk. Amsterdam 7 november 2012 Nieuwe theorieën over motorisch leren in de praktijk Amsterdam 7 november 2012 Wim van Gelder Scholings- en adviesbureau Van Gelder in beweging Cursussen, lezingen, workshops op gebied van: Bewegingsonderwijs

Nadere informatie

RECENTE INZICHTEN OVER MOTORISCH LEREN

RECENTE INZICHTEN OVER MOTORISCH LEREN RECENTE INZICHTEN OVER MOTORISCH LEREN Remo Mombarg Ben Moolenaar Lectoraat sportwetenschap Groningen r.mombarg@pl.hanze.nl (met dank aan Peter Beek) Versie 1 mei 2014 INHOUD Recente inzichten over motorisch

Nadere informatie

Het effect van analogie leren op de leerprestaties bij kinderen in het primaire onderwijs.

Het effect van analogie leren op de leerprestaties bij kinderen in het primaire onderwijs. Motorisch leren: Het effect van analogie leren op de leerprestaties bij kinderen in het primaire onderwijs. Naam: Julia de Leeuw Student nummer: 500543487 Klas: 4za Domein: Bewegen sport en voeding, Docenten

Nadere informatie

UITLOKKEN VAN ONBEWUST MOTORISCH LEREN

UITLOKKEN VAN ONBEWUST MOTORISCH LEREN UITLOKKEN VAN ONBEWUST MOTORISCH LEREN MARJAN KOK (M.J.KOK@VU.NL) 1 Hoe krijg je studenten in beweging? Congres 2015 DOELEN WORKSHOP Na deze workshop kunt u uitleggen wat: het onderwerp motorisch leren

Nadere informatie

Effectief motorisch leren een mix van impliciete en expliciete methoden

Effectief motorisch leren een mix van impliciete en expliciete methoden Effectief motorisch leren een mix van impliciete en expliciete methoden Peter Beek Afdeling Bewegingswetenschappen, Vrije Universiteit, Amsterdam 9 de Schaatstrainerscongres: Leren, ontwikkelen en opleiden

Nadere informatie

Basislessen. Hartelijk welkom! Consequenties voor het bewegingsonderwijs. Motorisch leren Differentieel. bewegingsonderwijs

Basislessen. Hartelijk welkom! Consequenties voor het bewegingsonderwijs. Motorisch leren Differentieel. bewegingsonderwijs 2 e Studiedag Basislessen bewegingsonderwijs Hilversum, 25 januari 2012 Hartelijk welkom! Namens: Sport en bewegen Hilversum Jeanette Steen Bastiaan Goedhart Hans Stroes Wim van Gelder Theorieën over motorisch

Nadere informatie

Inhoud. Organisatie sportverenigingen & events. creëren.

Inhoud. Organisatie sportverenigingen & events. creëren. Inhoud Impliciet leren in het gymlokaal Simon Leistra & Wouter de Groot 26 Januari 2017 Introductie: Lectoraat Praktijkgerichte Sportwetenschap Waarom impliciet leren? Hoe zou dat kunnen? Extern focus

Nadere informatie

Samenvatting Proefschrift Fostering Monitoring and Regulation of Learning Mariëtte H. van Loon, Universiteit Maastricht

Samenvatting Proefschrift Fostering Monitoring and Regulation of Learning Mariëtte H. van Loon, Universiteit Maastricht Samenvatting Proefschrift Fostering Monitoring and Regulation of Learning Mariëtte H. van Loon, Universiteit Maastricht Dit proefschrift beschrijft onderzoek naar metacognitieve vaardigheden van leerlingen

Nadere informatie

FOUTLOOS LEREN BIJ DE ONDERBOUW VAN HET PRIMAIR ONDERWIJS

FOUTLOOS LEREN BIJ DE ONDERBOUW VAN HET PRIMAIR ONDERWIJS FOUTLOOS LEREN BIJ DE ONDERBOUW VAN HET PRIMAIR ONDERWIJS Raisa Monteny 500626223 Motorisch leren Academie voor Lichamelijke Opvoeding Domein Bewegen Sport en Voeding, Hogeschool van Amsterdam 05-05-2014

Nadere informatie

VAARDIGHEIDSTRAINING:

VAARDIGHEIDSTRAINING: VAARDIGHEIDSTRAINING: INZICHTEN UIT DE SPORTWETENSCHAPPEN MARJAN KOK DOELEN WORKSHOP Na deze workshop kunt u: uitleggen welke aanbevelingen er vanuit de sportwetenschappen zijn als het gaat om het: geven

Nadere informatie

Train de trainer HKC Haarlem

Train de trainer HKC Haarlem Train de trainer HKC Haarlem 20-03-2018 Eerst even voorstellen Speler Trainer 12 jaar gespeeld 10 jaar trainerservaring Synergo en EKVA Voornamelijk in de A en B categorie Gespeeld onder Erwin Bartman

Nadere informatie

IMPLICIET LEREN BIJ LEERLINGEN IN HET SPECIAAL VOORGEZET ONDERWIJS

IMPLICIET LEREN BIJ LEERLINGEN IN HET SPECIAAL VOORGEZET ONDERWIJS IMPLICIET LEREN BIJ LEERLINGEN IN HET SPECIAAL VOORGEZET ONDERWIJS Door : Jeneesh Ponniah 500619439 Vak : Motorisch leren Opleiding : Academie voor Lichamelijke Opvoeding Domein : Bewegen Sport en Voeding,

Nadere informatie

Progressie en plezier met impliciet leren

Progressie en plezier met impliciet leren Titel Subtitel Progressie en plezier met impliciet leren Door Brendan Troost Dag van de Atletiek Zaterdag 19 maart 2 Doel en inhoud van deze presentatie Verbeteren kennis van principes van motorisch leren;

Nadere informatie

Inhoud. Sportieve opvoeding bij volleybal. Move to make a difference. Remo Mombarg en Bart Haddink

Inhoud. Sportieve opvoeding bij volleybal. Move to make a difference.   Remo Mombarg en Bart Haddink 1 Inhoud Move to make a difference Belang van bewegen Ieder kind heeft recht op een training waarin je wat leert en beleeft Consequenties voor trainer, lesinhoud en omgeving Zelf aan de slag met: Motorisch

Nadere informatie

Overzicht presentatie. Nieuwe inzichten in motorisch leren met fysiotherapeutische implicaties. Prestatie, transfer en retentie

Overzicht presentatie. Nieuwe inzichten in motorisch leren met fysiotherapeutische implicaties. Prestatie, transfer en retentie Nieuwe inzichten in motorisch leren met fysiotherapeutische implicaties Peter Beek Faculteit der Bewegingswetenschappen, Vrije Universiteit, Amsterdam Kwaliteitsconferentie RGF RAW 21 januari 2010 Overzicht

Nadere informatie

Aansluiten bij de behoefte van ieder kind. Makkelijker gezegd dan gedaan?

Aansluiten bij de behoefte van ieder kind. Makkelijker gezegd dan gedaan? Aansluiten bij de behoefte van ieder kind. Makkelijker gezegd dan gedaan? Kinderen ontwikkelen hun motoriek en hun motorische vaardigheden op hun eigen manier, in hun eigen tempo. Dit lijkt vanzelf te

Nadere informatie

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Nederlandse Samenvatting De adolescentie is levensfase waarin de neiging om nieuwe ervaringen op te

Nadere informatie

Zelfgestuurd werken bevorderen door teamteachen

Zelfgestuurd werken bevorderen door teamteachen volgende Zelfgestuurd werken bevorderen door teamteachen Eindrapportage onderzoek Toekomstgericht Onderwijs Inhoud Onderzoek Toekomstgericht Onderwijs door Kohnstamm Instituut Schoolportret Herbert Vissers

Nadere informatie

Motorisch leren in het schaatsen: Toepassing van inzichten

Motorisch leren in het schaatsen: Toepassing van inzichten Motorisch leren in het schaatsen: Toepassing van inzichten Peter Beek Faculteit der Bewegingswetenschappen, Vrije Universiteit, Amsterdam KNSB, 17 juni 2011, Zeist Overzicht presentatie Doelstellingen

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) * 132 Baby s die te vroeg geboren worden (bij een zwangerschapsduur korter dan 37 weken) hebben een verhoogd risico op zowel ernstige ontwikkelingproblemen (zoals mentale

Nadere informatie

Talentontwikkeling medische kansen en valkuilen

Talentontwikkeling medische kansen en valkuilen Sport Medisch Netwerk Zoetermeer Talentontwikkeling medische kansen en valkuilen 21 januari 2015 S.V. Meervogels, Zoetermeer Sport Medisch Netwerk Zoetermeer Inhoud -Talent -Waarom gaat een kind aan sport

Nadere informatie

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Naam auteur(s) Nijenhuis, N Vakgebied Natuurkunde Titel Wiskunde bij Natuurkunde: de afgeleide Onderwerp Wiskunde natuurkunde transfer Opleiding Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Nadere informatie

Sleuteltermen Stappenplan, belevingswereld, motivatie, boxenstelsel, economie Bibliografische referentie

Sleuteltermen Stappenplan, belevingswereld, motivatie, boxenstelsel, economie Bibliografische referentie ONTWERPRAPPORT Naam auteur Elles Lelieveld Vakgebied Economie Titel De juiste stappen, een onderzoek naar de problemen en oplossingen van opgaven over het boxenstelsel Onderwerp Het aanleren van een stappenplan

Nadere informatie

Ontwerponderzoek Janneke Metselaar Vak: Aardrijkskunde ILO - Universiteit van Amsterdam 4 april 2013

Ontwerponderzoek Janneke Metselaar Vak: Aardrijkskunde ILO - Universiteit van Amsterdam 4 april 2013 Ontwerponderzoek Janneke Metselaar - 10367705 Paper 2 Vak: Aardrijkskunde ILO - Universiteit van Amsterdam 4 april 2013 Gebruik van de laptop tijdens de Aardrijkskundeles Inhoud pagina Inleiding... 1 Onderzoeksmethodiek:

Nadere informatie

Analyseren. analyse resultaten. Doel: ordenen van data om antwoord op onderzoeksvraag te krijgen

Analyseren.   analyse resultaten. Doel: ordenen van data om antwoord op onderzoeksvraag te krijgen AOS docentonderzoek bijeenkomst 9 Analyseren Rian Aarts & Kitty Leuverink Analyseren van data verzamelde data analyse resultaten conclusies Doel: ordenen van data om antwoord op onderzoeksvraag te krijgen

Nadere informatie

nederlandse samenvatting Dutch summary

nederlandse samenvatting Dutch summary Dutch summary 211 dutch summary De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

Informatie over het werkgeheugen

Informatie over het werkgeheugen Informatie over het werkgeheugen Wat is het Werkgeheugen? De mogelijkheid om informatie van verschillende aard vast te houden en deze informatie te gebruiken in een denkproces waarbij nieuwe en reeds aanwezige

Nadere informatie

Inhoud. (Bewegings)onderwijs: trends. Actieve en gezonde leefstijl: trends. Jeugdsport: trends

Inhoud. (Bewegings)onderwijs: trends. Actieve en gezonde leefstijl: trends. Jeugdsport: trends 1 Inhoud Belang van bewegen Trends in de huidige maatschappij De huidige aanpak doet het niet Wat moet er dan anders Bewegingsonderwijs Beweegaanbod tussen- en naschools Beweegactivering tijdens de schooldag

Nadere informatie

Lectoraat Studiesucces. April, 2017, Versie 1.0. Rutger Kappe

Lectoraat Studiesucces. April, 2017, Versie 1.0. Rutger Kappe Onderzoek naar de effecten van de zomercursus rekenen, taal en studievaardigheden van de opleidingen business studies, accountancy en bedrijfseconomie (studie 1) April, 2017, Versie 1.0 Auteurs: Carlijn

Nadere informatie

5.3. Opdracht door Iris 2624 woorden 28 januari keer beoordeeld. Inleiding

5.3. Opdracht door Iris 2624 woorden 28 januari keer beoordeeld. Inleiding Opdracht door Iris 2624 woorden 28 januari 2015 5.3 15 keer beoordeeld Vak LO Inleiding Met BSM hebben wij de opdracht gekregen om een trainingsschema te maken om jezelf te verbeteren op verschillende

Nadere informatie

Getallen 1 is een computerprogramma voor het aanleren van de basis rekenvaardigheden (getalbegrip).

Getallen 1 is een computerprogramma voor het aanleren van de basis rekenvaardigheden (getalbegrip). Getallen 1 Getallen 1 is een computerprogramma voor het aanleren van de basis rekenvaardigheden (getalbegrip). Doelgroep Rekenen en Wiskunde Getallen 1 Getallen 1 is geschikt voor groep 7 en 8 van de basisschool

Nadere informatie

Wat leren sjoelen door kinderen met CP kan betekenen voor meedoen in sport

Wat leren sjoelen door kinderen met CP kan betekenen voor meedoen in sport Wat leren sjoelen door kinderen met CP kan betekenen voor meedoen in sport John van der Kamp Faculteit Bewegingswetenschappen, VU Amsterdam Institute of Human Performance, University of Hong Kong inhoud

Nadere informatie

Lesontwerp 9. Examenvoorbereiding maatschappijwetenschappen

Lesontwerp 9. Examenvoorbereiding maatschappijwetenschappen Lesontwerp 9. Examenvoorbereiding maatschappijwetenschappen Ontwikkelaar School Vak Groep Genre Gianna Troiani & Henri Boer Cartesius Lyceum, Amsterdam Maatschappijwetenschappen 5 havo/ 6 vwo argumenteren,

Nadere informatie

Stappen deelcijfer weging 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 totaalcijfer 10,0 Spelregels:

Stappen deelcijfer weging 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 totaalcijfer 10,0 Spelregels: Stappen deelcijfer weging 1 Onderzoeksvragen 10,0 6% 0,6 2 Hypothese 10,0 4% 0,4 3 Materiaal en methode 10,0 10% 1,0 4 Uitvoeren van het onderzoek en inleiding 10,0 30% 3,0 5 Verslaglegging 10,0 20% 2,0

Nadere informatie

Een speelvriendje op batterijen: hoe gaan kinderen om met robots?

Een speelvriendje op batterijen: hoe gaan kinderen om met robots? Behavioural Science Institute Afdeling Sociale en Cultuurpsychologie Een speelvriendje op batterijen: hoe gaan kinderen om met robots? Terugkoppeling onderzoeksresultaten mei-juni 2016 Sari Nijssen, promovenda

Nadere informatie

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Paper 3: Onderzoeksinstrumenten Aantal woorden (exclusief bijlage, literatuur en samenvatting): 581 Jeffrey de Jonker Naam auteur(s) Vakgebied Titel Onderwerp Opleiding Jeffrey de Jonker Biologie Differentiëren

Nadere informatie

Hoe verbeter ik mijn looptechniek? Peter J. Beek, Vrije Universiteit

Hoe verbeter ik mijn looptechniek? Peter J. Beek, Vrije Universiteit Hoe verbeter ik mijn looptechniek? Peter J. Beek, Vrije Universiteit Loopcyclus Scharen Grondcontact andere been Bijhalen Vluchtfase Plaatsing Vluchtfase Afzet Grondcontact Landing Atletiekunie Timing

Nadere informatie

Nieuwe, praktisch relevante inzichten in techniektraining Motorisch leren: het belang van contextuele interferentie (deel 4)

Nieuwe, praktisch relevante inzichten in techniektraining Motorisch leren: het belang van contextuele interferentie (deel 4) SPORTWETENSCHAP Hoe belangrijk is variatie tijdens het oefenen voor het aanleren van motorische vaardigheden? Kunnen bewegingstechnieken het beste continu herhaald worden, zodat zij goed geautomatiseerd

Nadere informatie

HOOFDSTUK 2 Intermanuele transfereffecten in volwassenen

HOOFDSTUK 2 Intermanuele transfereffecten in volwassenen Samenvatting 166 HOOFDSTUK 1 Introductie Na een armamputatie wordt vaak, om functionaliteit te behouden, een prothese voorgeschreven. Echter, 30% van de voorgeschreven protheses wordt niet gebruikt. 1-4

Nadere informatie

Sleuteltermen Stappenplan, belevingswereld, motivatie, boxenstelsel, economie Bibliografische referentie

Sleuteltermen Stappenplan, belevingswereld, motivatie, boxenstelsel, economie Bibliografische referentie ONTWERPRAPPORT Naam auteur Elles Lelieveld Vakgebied Economie Titel De juiste stappen, een onderzoek naar de problemen en oplossingen van opgaven over het boxenstelsel Onderwerp Het aanleren van een stappenplan

Nadere informatie

IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY

IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY - eindrapport - Y. Bleeker MSc (Regioplan) dr. M. Witvliet (Regioplan) dr. N. Jungmann (Hogeschool Utrecht) Regioplan Jollemanhof

Nadere informatie

EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS

EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS Wetenschappelijk onderzoek In dit rapport worden de wetenschappelijke bevindingen beschreven betreffende de effectiviteit van de Geef me de 5 Basiscursus.

Nadere informatie

Voordat we beginnen. Inhoud. Impliciet leren voor kinderen met bewegingsachterstanden. 7 april 2017

Voordat we beginnen. Inhoud. Impliciet leren voor kinderen met bewegingsachterstanden. 7 april 2017 1 Voordat we beginnen Impliciet leren voor kinderen met bewegingsachterstanden Remo Mombarg & Wouter de Groot 7 april 2017 Inhoud Deel 1: impliciet leren voor kinderen met motorische achterstanden Deel

Nadere informatie

Getallen 1 is een programma voor het aanleren van de basis rekenvaardigheden (getalbegrip).

Getallen 1 is een programma voor het aanleren van de basis rekenvaardigheden (getalbegrip). Getallen 1 Getallen 1 is een programma voor het aanleren van de basis rekenvaardigheden (getalbegrip). Doelgroep Rekenen en Wiskunde Getallen 1 Getallen 1 is geschikt voor groep 7 en 8 van de basisschool

Nadere informatie

30/03/16. John van der Trending topics in motor learning#expliciet leren #Impliciet leren

30/03/16. John van der Trending topics in motor learning#expliciet leren #Impliciet leren John van der Kamp @VU/Windesheim/HKU Trending topics in motor learning#expliciet leren #Impliciet leren 1:16-3 maart 216 Volgen Hoe #Digitale middelen motorisch leren beïnvloeden #Bewust worden hoe het

Nadere informatie

Sneller over de Hordes Brendan Troost

Sneller over de Hordes Brendan Troost Sneller over de Hordes Brendan Troost Doel en inhoud van deze presentatie Verbeteren kennis van principes van motorisch leren; Verbeteren kennis van biomechanische principes van het hordelopen Aanreiken

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Proefschrift_LVerburgh211214.indd 171 21-12-2014 16:46:37 172 Samenvatting ACHTERGROND DEEL A: DE RELATIE TUSSEN BEWEGING EN NEUROCOGNITIEF FUNCTIONEREN Ondanks bewezen gezondheidseffecten

Nadere informatie

Het effect van het Rots en Water-programma op pesten, zelfvertrouwen en. zelfbeheersing op het Sondervick College

Het effect van het Rots en Water-programma op pesten, zelfvertrouwen en. zelfbeheersing op het Sondervick College Het effect van het Rots en Water-programma op pesten, zelfvertrouwen en zelfbeheersing op het Sondervick College 3 januari 2018 Uitvoering: H. van den Bogert a (leerkracht L.O. Sondervick College en Advanced

Nadere informatie

Nieuwe theorieën over motorisch leren in de praktijk

Nieuwe theorieën over motorisch leren in de praktijk Nieuwe theorieën over motorisch leren in de praktijk Masterclass Wim van Gelder tijdens buurtsportcoachda g 13 juni 2015 Wim van Gelder Van Gelder in beweging Scholings- en adviesbureau op gebied van:

Nadere informatie

ACT Algemene Intelligentie

ACT Algemene Intelligentie Rapport Datum ACT Algemene Intelligentie Voor u ligt het rapport van de ACT Algemene Intelligentie. Door middel van subtests zijn uw cognitieve capaciteiten gemeten. Allereerst wordt uw totaalscore weergegeven.

Nadere informatie

3/8/2017. Het forum. Vier fasen. Analyseren van data. Algemene aanbevelingen bij analyse. Data-analyse. AOS docentonderzoek bijeenkomst 9

3/8/2017. Het forum. Vier fasen. Analyseren van data. Algemene aanbevelingen bij analyse. Data-analyse. AOS docentonderzoek bijeenkomst 9 Het forum AOS docentonderzoek bijeenkomst 9 Analyseren Rian Aarts & Kitty Leuverink Analyseren van data verzamelde data analyse resultaten conclusies Doel: ordenen van data om antwoord op onderzoeksvraag

Nadere informatie

Resultaten instaptoetsen Rekenen en Nederlands 2010 Rapportage aan de Profijtscholen

Resultaten instaptoetsen Rekenen en Nederlands 2010 Rapportage aan de Profijtscholen Resultaten instaptoetsen Rekenen en Nederlands 2010 Rapportage aan de Profijtscholen Rapportage: Analyse en tabellen: 4 Februari 2011 Mariëlle Verhoef Mike van der Leest Inleiding Het Graafschap College

Nadere informatie

Motorisch leren met een gedigitaliseerd beweegaanbod

Motorisch leren met een gedigitaliseerd beweegaanbod Motorisch leren met een gedigitaliseerd beweegaanbod Joop Duivenvoorden en Lammert Klok In dit hoofdstuk staan we stil bij het verantwoord gebruik van digitale hulpmiddelen voor de uitvoering van de les.

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

MRT en de nieuwste principes van motorisch leren

MRT en de nieuwste principes van motorisch leren MRT en de nieuwste principes van motorisch Wim van Gelder 20 jaar vakleerkracht en consulent bewegingsonderwijs Scholings- en adviesbureau Van Gelder in beweging Opleidingen MRT Diverse cursussen Advies

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek.

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek. Samenvatting In september 2003 publiceerde TNO de resultaten van een onderzoek naar de effecten op het welbevinden en op cognitieve functies van blootstelling van proefpersonen onder gecontroleerde omstandigheden

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

Doen meisjes het slechter bij gym dan jongens?

Doen meisjes het slechter bij gym dan jongens? Doen meisjes het slechter bij gym dan jongens? Sinds het verschijnen van het Basisdocument VO is er nauwelijks onderzoek gedaan naar de mate waarin de daarin beschreven deelnameniveaus door de leerlingen

Nadere informatie

IMPACTMETING VAN MONEYMATTERS

IMPACTMETING VAN MONEYMATTERS IMPACTMETING VAN MONEYMATTERS IMPACTMETING VAN MONEYMATTERS - eindrapport - Y. Bleeker MSc (Regioplan) dr. M. Witvliet (Regioplan) dr. N. Jungmann (Hogeschool Utrecht) Regioplan Jollemanhof 18 1019 GW

Nadere informatie

Balvaardigheid Organisatie: Centrum voor Bewegingswetenschappen Contactpersoon: Contactpersoon 2: Erkenningen: Sport- en beweegaanbod

Balvaardigheid Organisatie: Centrum voor Bewegingswetenschappen Contactpersoon: Contactpersoon 2: Erkenningen: Sport- en beweegaanbod Balvaardigheid Organisatie: Centrum voor Bewegingswetenschappen Contactpersoon: Contactpersoon 2: Erkenningen: Sport- en beweegaanbod Achtergrond Samenvatting Kinderen krijgen een balvaardigheidsprogramma

Nadere informatie

De Leren Zichtbaar Maken Impact cyclus, (Ervaringen met de aanpak van John Hattie) Lunteren, 2016

De Leren Zichtbaar Maken Impact cyclus, (Ervaringen met de aanpak van John Hattie) Lunteren, 2016 De Leren Zichtbaar Maken Impact cyclus, (Ervaringen met de aanpak van John Hattie) Lunteren, 2016 Petra Meirink-Chatah, RKBS Beekbrug Pieter de Kool, Onderwijsadvies p.dekool@onderwijsadvies.nl Take away

Nadere informatie

Ontwikkel Fasegericht Opleiden. Help jij ons mee om onze jeugdopleiding een impuls te geven?

Ontwikkel Fasegericht Opleiden. Help jij ons mee om onze jeugdopleiding een impuls te geven? Ontwikkel Fasegericht Opleiden Help jij ons mee om onze jeugdopleiding een impuls te geven? Programma Waarom OFO? Wat houdt ontwikkelfasegericht opleiden in? Wat gaat er gebeuren? Waarom OFO? 5 belangrijkste

Nadere informatie

We berekenen nog de effectgrootte aan de hand van formule 4.2 en rapporteren:

We berekenen nog de effectgrootte aan de hand van formule 4.2 en rapporteren: INDUCTIEVE STATISTIEK VOOR DE GEDRAGSWETENSCHAPPEN OPLOSSINGEN BIJ HOOFDSTUK 4 1. Toets met behulp van SPSS de hypothese van Evelien in verband met de baardlengte van metalfans. Ga na of je dezelfde conclusies

Nadere informatie

Hypertekst schrijven en observerend leren als aanvullende didactiek 1

Hypertekst schrijven en observerend leren als aanvullende didactiek 1 Ronde 2 Martine Braaksma & Gert Rijlaarsdam Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Contact: braaksma@uva.nl Hypertekst schrijven en observerend leren als aanvullende didactiek 1

Nadere informatie

HTS Report IST-A. Intelligentie Structuur Test Assessmentversie. John Doe ID Datum Standaard. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

HTS Report IST-A. Intelligentie Structuur Test Assessmentversie. John Doe ID Datum Standaard. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam IST-A Intelligentie Structuur Test Assessmentversie HTS Report ID 256-1 Datum 25.02.2015 Standaard IST-A Inleiding 2 / 12 INLEIDING De IST-A is de verkorte versie van de Intelligentie Structuur Test (IST);

Nadere informatie

NEUROMOTOR TASK TRAINING

NEUROMOTOR TASK TRAINING NEUROMOTOR TASK TRAINING Hulp aan bewegingszwakke kinderen vanuit een wetenschappelijk fundament. Cursuscoördinator Theo de Groot Neuromotor task training (NTT) is een wetenschappelijk onderbouwde behandelmethode

Nadere informatie

Vitamine B12 deficiëntie

Vitamine B12 deficiëntie Vitamine B12 deficiëntie Quality of life Retrospectief onderzoek Dit rapport bevat de analyses van de B12 Quality of Life Questionnaire, waarin meer dan 200 personen met een lage vitamine B12 waarde zijn

Nadere informatie

Peter Beek Hoogleraar coördinatiedynamica Vrije Universiteit Amsterdam

Peter Beek Hoogleraar coördinatiedynamica Vrije Universiteit Amsterdam Peter Beek Hoogleraar coördinatiedynamica Vrije Universiteit Amsterdam Zijn wetenschappelijke werk heeft in de afgelopen drie jaar plaats moeten maken voor de taken die verbonden zijn aan de functie van

Nadere informatie

Motorisch Leren Principes

Motorisch Leren Principes Motorisch Leren Principes Bart Raijmakers, december 2007 1 e revisie mei 2012 2 e revisie augustus 2013 1. Inhoudsopgave 1. Inhoudsopgave... - 2-2. Met de deur in huis... - 3 - Inleiding... - 3 - Wat is

Nadere informatie

Leerbaarheid. Le ren. Overzicht. HersenletselCongres 2015 4-11-2015. A5 Leerbaarheid: veel besproken, weinig onderzocht

Leerbaarheid. Le ren. Overzicht. HersenletselCongres 2015 4-11-2015. A5 Leerbaarheid: veel besproken, weinig onderzocht Disclosure belangen sprekers (Potentiële) belangenverstrengeling Geen A5 Leerbaarheid: veel besproken, weinig onderzocht Dr. Hileen Boosman De betrokken relaties bij dit project zijn: Financiering: Projectgroep:

Nadere informatie

Toepassingen van digitale middelen in het bewegingsonderwijs

Toepassingen van digitale middelen in het bewegingsonderwijs Toepassingen van digitale middelen in het bewegingsonderwijs Een interview van John van der Kamp met prof. Diane Ste-Marie Om te beginnen, Ste-Marie, hoe spreek je dat eigenlijk uit, op zijn Frans? Inderdaad,

Nadere informatie

Ontwerp Onderzoek: Paper 3: Onderzoeksinstrumenten. Leraren Opleiding. Management & Organisatie

Ontwerp Onderzoek: Paper 3: Onderzoeksinstrumenten. Leraren Opleiding. Management & Organisatie Ontwerp Onderzoek: Paper 3: Onderzoeksinstrumenten Leraren Opleiding Management & Organisatie Naam auteur(s) Vakgebied Bart Deelen M&O Student nr 10761799 Titel Onderwerp Opleiding Doelgroep Procent rekenen

Nadere informatie

Inhoud. Een kindgerichte sportieve opvoeding vereist vakmanschap

Inhoud. Een kindgerichte sportieve opvoeding vereist vakmanschap 1 Inhoud Hoe voeden we kinderen sportief op? Lukt dat al een beetje? Hoe kan het wel? Hoe doen we het in het in Ten Boer? Een kindgerichte sportieve opvoeding vereist vakmanschap Remo Mombarg, Alien van

Nadere informatie

Informatie over de deelnemers

Informatie over de deelnemers Tot eind mei 2015 hebben in totaal 45558 mensen deelgenomen aan de twee Impliciete Associatie Testen (IATs) op Onderhuids.nl. Een enorm aantal dat nog steeds groeit. Ook via deze weg willen we jullie nogmaals

Nadere informatie

Informatiebrochure gebruik van de Flexibiliteits Index Test (FIT-60)

Informatiebrochure gebruik van de Flexibiliteits Index Test (FIT-60) Informatiebrochure gebruik van de Flexibiliteits Index Test (FIT-60) Auteurs: T. Batink, G. Jansen & H.R.A. De Mey. 1. Introductie De Flexibiliteits Index Test (FIT-60) is een zelfrapportage-vragenlijst

Nadere informatie

Stappenplan interpretatie COTAPP Basisrapportage

Stappenplan interpretatie COTAPP Basisrapportage 1 6 Algemeen Houd Tabel 4.1 van de COTAPP Handleiding bij de hand (pagina 20-25). Hierin worden de definities en operationalisaties van de uitkomstmaten beschreven. De definitie van de uitkomstmaat kan

Nadere informatie

BROCHURE ADAPTIEVE DIGITALE INTELLIGENTIETEST

BROCHURE ADAPTIEVE DIGITALE INTELLIGENTIETEST BROCHURE ADAPTIEVE DIGITALE INTELLIGENTIETEST Cotan goedgekeurd Plaatsingsadvies PO - VO Digitaal en adaptief Aangepast aan niveau Minder belastend Zelfsturend Rapportage direct beschikbaar A-VISION Laan

Nadere informatie

Zijn zithouding heeft de volgende kenmerken: - te dicht op papier - schouders/ hoofd scheef - rechterelleboog niet op tafel - zit onderuitgezakt

Zijn zithouding heeft de volgende kenmerken: - te dicht op papier - schouders/ hoofd scheef - rechterelleboog niet op tafel - zit onderuitgezakt Samenvatting Aangezien het niveau van de motorische - en schrijfvaardigheden van de kinderen in mijn stagegroep laag ligt, wil ik de kwaliteit van het handschrift verbeteren. In dit onderzoek geef ik antwoord

Nadere informatie

Informatie voor ouders over executieve functies

Informatie voor ouders over executieve functies Zelfsturing bij kinderen. Naarmate kinderen ouder worden, zijn ze steeds beter in staat om hun gedrag aan te sturen. Deze toename in zelfsturing is gerelateerd aan de ontwikkeling van executieve functies.

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het Samenvatting Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het individu als op populatieniveau. Effectieve

Nadere informatie

1/16/2017. Het forum. Analyseren van data. Vier fasen. Algemene aanbevelingen bij analyse. AOS docentonderzoek bijeenkomst 9.

1/16/2017. Het forum. Analyseren van data. Vier fasen. Algemene aanbevelingen bij analyse. AOS docentonderzoek bijeenkomst 9. Het forum Analyseren van data AOS docentonderzoek bijeenkomst 9 verzamelde data analyse resultaten conclusies Analyseren Rian Aarts & Kitty Leuverink Doel: ordenen van data om antwoord op onderzoeksvraag

Nadere informatie

Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten. G.E. Wessels

Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten. G.E. Wessels Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten G.E. Wessels Datum: 16 augustus 2013 In opdracht van: Stichting Informele Zorg Twente 1. Inleiding Het belang van mantelzorg wordt in Nederland

Nadere informatie

INDUCTIEVE STATISTIEK VOOR DE GEDRAGSWETENSCHAPPEN OPLOSSINGEN BIJ HOOFDSTUK 5

INDUCTIEVE STATISTIEK VOOR DE GEDRAGSWETENSCHAPPEN OPLOSSINGEN BIJ HOOFDSTUK 5 INDUCTIEVE STATISTIEK VOOR DE GEDRAGSWETENSCHAPPEN OPLOSSINGEN BIJ HOOFDSTUK 5 1. De onderzoekers van een preventiedienst vermoeden dat werknemers in een bedrijf zonder liften fitter zijn dan werknemers

Nadere informatie

Individueel verslag Timo de Reus klas 4A

Individueel verslag Timo de Reus klas 4A Individueel verslag de Reus klas 4A Overzicht en tijdsbesteding van taken en activiteiten 3.2 Wanneer Planning: hoe zorg je ervoor dat het project binnen de beschikbare tijd wordt afgerond? Wat Wie Van

Nadere informatie

Rijsimulator onderzoek

Rijsimulator onderzoek Rijsimulator onderzoek In 2006 is de TU Delft gestart met onderzoek naar rijsimualtors in samenwerking met simulator producent Green Dino BV. De onderzoeksgroep DATA (Data Automated Training and Assessment)

Nadere informatie

EVALUATIE IMPLEMENTATIE EN GEBRUIK VAN EDPUZZLE ALS ANALYSETOOL VAN TOETSEN.

EVALUATIE IMPLEMENTATIE EN GEBRUIK VAN EDPUZZLE ALS ANALYSETOOL VAN TOETSEN. EVALUATIE IMPLEMENTATIE EN GEBRUIK VAN EDPUZZLE ALS ANALYSETOOL VAN TOETSEN. De afgelopen periode heeft mijn doelgroep twee toetsen gemaakt. In beide gavllen heb ik Edpuzzle gebruikt om de leerlingen in

Nadere informatie