Vlaamse Regering :~~~= ~n- , 'l AMV/ /1 011 B

Transcriptie

1 Vlaamse Regering :~~~= ~= ~n-, 'l AMV/ /1 011 B Besluit van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur houdende uitspraak over het beroep aangetekend tegen het besluit van de deputatie van de provincie West-Vlaanderen van 21 november 2013 met nummer 32003/19/5/A/3 houdende het verlenen van vergunning aan de BVBA Krinafarm/Amrojans, Dodengangstraat 11, 8600 Diksmuide, voor het verder exploiteren en veranderen van een inrichting gelegen op hetzelfde adres. De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, zoals herhaaldelijk gewijzigd; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2009 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 december 2013;

2 2- Gelet op het beroep van het college van burgemeester en schepenen van de stad Diksmuide aangetekend tegen het besluit nr /19/5/A/3 van de deputatie van de provincie West-Vlaanderen van 21 november 2013 waarbij vergunning wordt verleend aan de BVBA Krinafarm/Amrojans, Dodengangstraat 11, 8600 Diksmuide, voor een termijn verstrijkend op 21 november 2033 voor het verder exploiteren en veranderen van een inrichting gelegen te 8600 Diksmuide, Dodengangstraat 11, kadastrale percelen afdeling 13, sectie A, perceelnummers 207/F, 207/L, 207M, 210/C, 21 O/F en 21 OG, met als voorwerp: - verder exploiteren van 489 zeugen (incl biggen), 4 beren, mestvarkens, m 3 mest, stalplaats 9 voertuigen, kg zuuropslag, I mazout + 1 verdeelslang, 250 I olie; - uitbreiden met 329 zeugen (incl. biggen), mestvarkens (mits mestverwerking), m 3 mest, kg zuuropslag, - verplaatsen 5000 I mazout; - verminderen met ton opslag effluent, grondwaterwinning 8,2 m 3 /d en 3000 m 3 /j in het landeniaan zand; zodat deze voortaan zou omvatten: op naam van BVBA Amrojans Een mestverwerkingsinstallatie met: - verwerking van ton/jaar (waarvan min. 30 % mest) en de verwerking van een gedeelte digestaat (0-70 %); transformator 400 kva; bergplaats voor 3 landbouwvoertuigen en/of aanhangwagens; 9 turbines van elk 30 kw voor luchttoevoer biologische zuivering (totaal 270 kw); opslag van liter (14250 kg) ijzertrichloride en liter polymeren (5.000 kg); de opslag van 500 liter olie en 600 liter antischuim; m 3 dierlijke mestopslag (2 x m 3 ruwe mest, m 3 buffer voor scheiding, m 3 dikke fractie, 2 x 360 m 3 dunne fractie, m m 3 slibopvang, 276 m 3 bezinktank, m m 3 effluentopslag); 2 vaste mestscheiders van elk 17,2 kw (samen 34,4 kw); op naam van BVBA Krinafarm Een varkenshouderij met: varkens waarvan 818 zeugen incl. biggen, 4 beren en andere varkens; stelplaats voor 9 landbouwvoertuigen en/of aanhangwagens; kg zuuropslag (4.000 I); liter mazoutopslag; 250 liter olieopslag; 1 brandstofverdeelslang mazout; m 3 mestopslag;

3 - 3- Gelet op het attest vermeld in artikel 31, 4, van titel I van het VLAREM waaruit blijkt dat het bestreden besluit op 29 november 2013 aan de adviesverleners werd verzonden; Gelet op het feit dat het beroep werd ontvangen op 23 december 2013 en ontvankelijk werd verklaard op 6 januari 2014; Gelet op de volgende beroepsargumenten van de gemeente: - het betreft een bestaand bedrijf in een landschappelijk waardevol agrarisch gebied; op 320 m van de wandel- en fietsverbinding 'Oude Spoorwegzate', aangeduid als Parkgebied, met enkele beschermde monumenten (bunkers); op 500 m van de ankerplaats 'poldergebied Lampernisse'; met landelijk woongebied op m, en een aantal landbouwbedrijven, een privéwoning en een restaurant gelegen tussen de 200 en 300 m ten westen en zuidwesten van het bedrijf; het bedrijf ligt in een relictzone Poldergebied die vooral het behoud van open ruimte nastreeft; het betreft een uitbreiding tot varkens, waardoor het een gesloten bedrijf wordt; er zijn geen officiële geurklachten van dit bedrijf; wel een aantal klachten betreffende het uitrijden van het effluent van de mestverwerking en het niet in orde zijn met de uitvoering van het groenplan; de bouwvergunning werd nog niet aangevraagd; uit het goedgekeurd MER blijkt dat door de uitbreiding van het bedrijf de geur 'significant negatief' zal toenemen, niettegenstaande de milderende maatregelen; de aanvraag en de inplanting is verenigbaar met de omgeving maar niet met de goede ruimtelijke ordening gezien de grootschaligheid van het bedrijf; het louter realiseren van een groenscherm kan de negatieve gevolgen voor het landschap onmogelijk opvangen, nu dit groenplan vanaf november tot in het voorjaar haar camouflagetaak onvoldoende kan waarnemen; dat in ondergeschikte orde, indien de vergunning zou worden toegestaan, het aangewezen is dat een voldoende hoge waarborgsom wordt gevestigd bij de stad Diksmuide ter garandering van de realisatie van het groenplan; Gelet op het besluit nummer 32003/19/3/A/2 van de deputatie van de provincie West-Vlaanderen van 23 juli 2008 waarbij de vergunning wordt verleend voor het verder exploiteren en veranderen tot 489 zeugen (incl. biggen), 4 beren, 1365 mestvarkens, m 3 mest, lozen HA 120 m 3 /j, stalplaats 9 voertuigen, I mazout +1 verdeelslang, 250 I olie, 1000 kg zuuropslag, voor een termijn tot 23 juli

4 - 4- AMV/41416/1011B 2028 en voor een grondwate~inning van 8,2 m 3 /d en m 3 /j in het landeniaan zand voor een termijn tot 23 juli 2013 (beoordeling milieutechnische eenheid - zelfde eindtermijn); Gelet op het besluit nummer 32003/19/3/M/2 van de deputatie van de provincie West-Vlaanderen van 30 juli 2009 waarbij akte wordt genomen van de wijziging van o tot 30% van de te verwerken capaciteit door digestaat afkomstig van vergistingsinstallaties, voor een termijn tot 23/07/2028; Gelet op het besluit nummer 32003/19/3/M/4 van de deputatie van de provincie West-Vlaanderen van 1 juli 2010 waarbij akte verleend wordt voor het veranderen van een varkensfokkerij (varkensstal, zuuropslag, mestopslag) voor een termijn tot 23 juli 2028; Gelet op de melding van gedeeltelijke overname op 1 juli 2010 door de BVBA Krinafarm tegenover Janssens Kris van 489 zeugen, 4 beren, mestvarkens, m 3 mest, stalplaats 9 voertuigen, kg zuuropslag, I mazout + 1 verdeelslang, 250 I olie, een grondwaterwinning van 8,2 m 3 /d en m 3 /j in het landeniaan zand, met een vergunningstermijn verstrijkend op 23 juli 2028; Gelet op het besluit nummer 32003/19/5/A/1 van de deputatie van de provincie West-Vlaanderen van 28 april 2011 waarbij de vergunning verleend wordt voor een aanpassing van de mestverwerkingsintallatie met capaciteit van tonijaar, o.a. naar de verwerking % mest, 0-70% digestaat voor een termijn van 2 jaar op proef voor wat betreft de behandeling van het digestaat en voor een termijn tot 23 juli 2028 voor de andere aanpassingen aan de mestverwerkingsinstallatie; Gelet op het besluit nummer 32003/19/5/A/2 van de deputatie van de provincie West-Vlaanderen van 11 april 2013 waarbij de definitieve vergunning verleend wordt voor de behandeling van het digestaat voor een termijn tot 1 januari 2020; Gelet op de ligging van de inrichting in een landschappelijk waardevol agrarisch gebied volgens het gewestplan 'Diksmuide-Torhout', vastgesteld bij het koninklijk besluit van 5 februari 1979;

5 5- Gelet op de ligging van de inrichting in de gebiedscategorie landbouw met een bijkomende functie, zijnde solitaire vakantiewoningen, volgens het provinciaal RUP 'Solitaire vakantiewoningen Westhoek', goedgekeurd bij ministerieel besluit van 23 oktober 2013; Gelet op het gunstige subadvies van 8 januari 2014 van de Polder Noordwatering Veurne van de Provincie West-Vlaanderen; Gelet op het ongunstige subadvies van 14 januari 2014 van het Agentschap Onroerend erfgoed; Gelet op het subadvies van 26 januari 2014 van de dienst Mer van de afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie; Gelet op het ongunstige advies van 31 januari 2014 van de afdeling Gebieden en Projecten van het departement Ruimte Vlaanderen; Gelet op het ongunstige advies van 7 februari 2014 van de afdeling Milieuvergunningen van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie; Gelet op het gunstige advies van 7 februari 2014 van de afdeling Toezicht Volksgezondheid van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid; Gelet op het ongunstige advies van 4 maart 2014 van de gewestelijke milieuvergunningscommissie; Overwegende dat het beroep ingediend door de stad Diksmuide betrekking heeft op het verlenen van de milieuvergunning voor het vroegtijdig hernieuwen en uitbreiden

6 - 6- AMV/41416/1011B van een varkenshouderij op naam van BVBA Krinafarm voor een termijn verstrijkend op 21 november 2033 (en niet voor de mestverwerking waarmee het één inrichting vormt - deze is vergund voor een termijn verstrijkend op 23 juli 2028, behalve voor wat de behandeling van het digestaat betreft dat vergund is voor een termijn verstrijkend op 1 januari 2020); Overwegende dat artikel 39, 1, van titel I van het VLAREM de voorwaarden voor een vroegtijdige hernieuwing vermeldt; dat de exploitant in huidig geval wel degelijk een belangrijke verandering van de vergunde inrichting beoogt, maar dat in hetzelfde lid gesteld wordt dat de vergunningsaanvraag dan zowel betrekking moet hebben op de verdere exploitatie van de delen van de inrichting die' in exploitatie blijven als op de geplande verandering; dat aangezien BVBA Krinafarm en Amrojans in het verleden expliciet samengevoegd werden om te beoordelen als één inrichting naar hinderaspecten toe, het niet mogelijk is om een vervroegde hernieuwing van enkel Krinafarm te beoordelen naar alle mogelijke milieuhinderaspecten en eventueel toe te staan; dat blijvend de milieutechnische eenheid moet beoordeeld worden en het eventueel toestaan van verschillende eindtermijnen deze beoordeling als milieutechnische eenheid ondermijnt; Overwegende dat de inrichting (overeenkomstig de EU-richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) een GPBV-bedrijf betreft waarvoor in toepassing van art. 43ter van titel I van het VLAREM uitdrukkelijk is gesteld dat alle passende preventieve maatregelen tegen verontreiniging moeten getroffen worden door toepassing van de beste beschikbare technieken zodat geen belangrijke verontreiniging veroorzaakt kan worden; Overwegende dat er op 23 juli 2012 een milieueffectrapport (MER) nr. PRMER 0610-GK werd goedgekeurd door de dienst Mer; dat in dit goedkeuringsrapport eveneens gesteld wordt dat de samenhang van de BVBA Amrojans, zijnde de mestverwerking, en de varkenshouderij van de BVBA Krinafarm een milieutechnische eenheid vormen; dat de effecten samen onderzocht werden in dit MER; Overwegende dat een uitbreiding wordt aangevraagd van 329 zeugen (van 489 zeugen naar 818 zeugen) en mestvarkens (van mestvarkens naar mestvarkens); dat geen uitbreiding van de 4 beren wordt aangevraagd; dat in de inrichting varkens zullen worden gehouden, wat neerkomt op varkenseenheden; dat de inrichting voldoet,aan de verbods- en afstandsregels van tjtelll van het VLAREM;

7 - 7- Overwegende dat in de nabijheid van de stallen enlof mestopslagplaatsen er zich geen vreemde woningen bevinden, behoudens 2 woningen op respectievelijk 220 m en 270 m ten westen van de inrichting, en 1 woning op respectievelijk 270 m ten zuiden van de inrichting; Overwegende dat tijdens het openbaar onderzoek 49 bezwaren werden ingediend (omwonenden en natuurpunt) die betrekking hebben op geurhinder, lawaaihinder 's nachts, verbreken open zicht op de polders; Overwegende dat om de uitbreiding te realiseren er twee nieuwe AEAmestvarkenstallen gebouwd worden (stal 9 a en b), de bestaande zeugenstal (stal 5) en biggenstal (stal 4) opnieuw in gebruik worden genomen en de bestaande stallen geoptimaliseerd; Overwegende dat de twee nieuwe mestvarkenstallen zullen uitgevoerd worden conform stalnummer S-2 met 70% geurreductie (combiluchtwasser) van de lijst van de toegelaten systemen voor ammoniakemissiereductie van varkens- en pluimveestallen (MB 31 mei 2011); dat de laatst gebouwde zeugenstal (stal 8) reeds vergund werd met een chemische luchtwasser aan de oostzijde van de stal, maar werd uitgevoerd met een combiluchtwasser die geplaatst werd aan de westzijde van de stal; dat op de traditionele stallen (1 tot en met 6) het standaardpakket van milderende maatregelen voor geuremissies die afkomstig zijn van bestaande varkens- en pluimveestallen, zal toegepast worden conform de omzendbrief 2012/1 (in voege vanaf 1 september 2012); Overwegende dat door de deputatie in eerste aanleg opgelegd werd dat ook aan de achterzijde van de bestaande mestvarkensstal 7 een combiwasser moet geplaatst worden met 70% geurverwijderingsrendement; Overwegende dat de totale geuremissie van het bedrijf als volgt kan worden weergegeven (zonder de emissie van de mestverwerkingsinstallatie meegerekend): - huidige vergunde situatie OUels (inclusief vergunde stal 8 met chemische wasser);

8 8- AMV/41416/10118 nieuwe gewenste situatie met eveneens een combiwasser op stal 7: ,63 OUe/s (toename met ongeveer 26,65%); Overwegende dat er 32 naburige veehouderijen aanwezig zijn, maar dat in de modellering van de bronnencluster blijkt dat hoofdzakelijk het bedrijf Krinafarm/Amrojans verantwoordelijk is voor de berekende geurwaarden in de nabije omgeving van het bedrijf; dat de voor het bedrijf relevante vreemde woningen in onderstaande tabel weergegeven worden: \C punt 4 c!~punt I punt 6... f-_ [punt}.. ipunt8 1.-'-'_7-"' [punt 9 ~ i punt Overwegende dat alle waarden zeer weinig stijgen; dat volgens de berekeningen ter hoogte van 2 woningen een stijging boven 10 OUe/m 3 plaatsvindt: in punt 7 (van naar OUe/m 3 ), zijnde een woning gelegen op een afstand van ± 270 m ten westen van de inrichting; in punt 8 (van naar OUe/m 3 ), zijnde een woning op een afstand van eveneens ± 270 m ten zuiden van de inrichting; dat de meeste waarden cumulatief gezien beneden de streefwaarde van 10 OUe/m 3 blijven; dat punt 6 het restaurant betreft waarvan sprake, en men kan zien dat er onder de 10 OUe/m 3 wordt gebleven en slechts 0,7 Oue/m 3 ter hoogte van dit restaurant stijgt; dat de bijkomende geurhinder ten gevolge van de gevraagde uitbreiding als aanvaardbaar voor de omgeving beschouwd kan worden, indien bijkomend aan het gebruik van de combiwassers rekening gehouden wordt met de voorgestelde milderende maatregelen (versnelde mestafvoer, groenscherm,...); Overwegende dat tot op heden geen klachten rond geurhinder genoteerd werden bij de afdeling Milieu-inspectie; Overwegende dat de toename van voedertransporten en afvoer van mest gecompenseerd wordt doordat er geen biggen meer moeten afgevoerd worden en

9 - 9- AMV/41416/1011B de eigen mest verwerkt wordt; dat op elke stal (per mestronde) de mest rechtstreeks afgevoerd wordt naar de mestverwerking; dat het bedrijf goed bereikbaar is en over goede toegangswegen beschikt; Overwegende dat onmiskenbaar het bedrijf thans reeds een groot veeteeltbedrijf betreft met bijhorende grootschalige mestverwerkingsinstallatie; dat huidig landbouwbedrijf een breedte heeft van ongeveer 250 m; dat de uitbreiding in dierenaantallen in een nieuw te bouwen stal vóór de zeugenstal (stal 8) en een nieuwe vleesvarkensstal naast deze zeugenstal zal plaatsvinden, zijnde stallen 9a (3.600 andere varkens) en 9b (1.680andere varkens en 576 biggen < 10 weken); dat het landbouwbedrijf bijgevolg in de westelijke richting over een breedte van 45 m uitbreidt of 15,3%; dat de exploitant stelt dat hiermee gekozen wordt om het landschap niet dieper in te snijden (of slechts beperkt in westelijke richting); Overwegende dat het bedrijf niet gelegen is in een ankerplaats, maar wel in de relictzone 'Poldergebied Tervaertebocht - Oostkerke - Stuivenskerke'; dat volgens het MER in dit gebied waardevolle landschapselementen voorkomen in relatief gave, herkenbare onderlinge samenhang met een grote dichtheid aan punt- en lijnrelicten, zichten en ankerplaatsen; dat de samenhang tussen de waardevolle landschapselementen belangrijk is voor de gehele landschappelijke waardering; dat een spoorwegbedding van de in 1974 gedesaffecteerde spoorlijn 74 tussen Diksmuide en Nieuwpoort ten Noord-Oosten ligt van het bedrijf op ca. 320m en geklasseerd is als monument (vormde de frontlinie tijdens WOl en draagt vele relicten); dat deze spoorwegbedding tegenwoordig ingericht is als fiets- en wandelpad (beheerd door de provincie West-Vlaanderen); dat de bedrijfssite op 500 m gelegen is van de definitief aangeduide ankerplaats 'Poldergebied van Lampernisse en omgeving' (MB ); Overwegende dat het bedrijf gelegen is in open landschap waardoor nu reeds de aanwezige stallen en mestverwerkingsinstallatie goed zichtbaar zijn (vooral ten westen van spoorbedding); dat in het MER gesteld wordt dat de mestverwerking van ton/jaar onder de grens blijft van een grootschalig-industriële inrichting; Overwegende dat het groenscherm rond het bedrijf momenteel slechts gedeeltelijk gerealiseerd is: ten noorden van zeugenstal en ten noordoosten van de woning aangeplant, en een dubbel groenscherm rond de lagune (momenteel plantgoed klein, maar binnen ongeveer 5 jaar zeker 4 meter hoog); dat een beplantingsplan werd opgesteld bij het MER, en tijdens de procedure in eerste aanleg een landschapsintegratieplan door de vzw Inagro in samenwerking met het regionaal

10 10 - landschap Ijzer en Polder werd toegevoegd bij de aanvraag; dat op deze nieuwe plannen de beplanting rondom het bedrijf duidelijk uitgebreid wordt (ook aan overzijde van Dodengangstraat 11, op de percelen die in eigendom zijn van de exploitant); dat volgende bijkomende tegemoetkomingen aan het esthetisch karakter in het landschappelijk waardevol agrarisch gebied worden voorgesteld: - ten zuiden en ten oosten van de lagune waar reeds een dubbel groenscherm voorzien is, wordt in de tweede bomenrij nog een nieuw aan te planten dubbele heg voorzien, zodat een driedubbele heg gecreëerd wordt met een dubbele rij bomen; - vanaf het einde van de lagune wordt aan de straatkant een hakhoutkant voorzien; - ten noorden van de inrichting wordt een rij hoogstambomen en een hakhoutkant van aan de lagune tot het begin van de zeugenstal voorzien, met enkel een beperkte doorgang om het veld te betreden; dat de bestaande heg met hoogstambomen aan de achterzijde van de bestaande zeugenstal uitgebreid zal worden met een hakhoutkant erachter (10-11 m brede hakhoutkant met hoogstambomen); - de hakhoutkant met hoogstambomen zal tevens herhaald worden ter hoogte van de nieuw te bouwen vleesvarkenstal; - ter hoogte van de straatkant zal voor de breking van de dakvolumes vóór de nieuw te bouwen vleesvarkensstallen een dubbele losse heg met hoogstambomen (namelijk lindes) voorzien worden; - van aan de biggenbatterij zal een haag aangeplant worden onder de bestaande lindebomen, die zal zorgen voor de buffering van de talud van de achterliggende lagune vanop de Kaaskerkestraat; - om tegemoet te komen aan de geuite bezorgdheden met betrekking tot het zicht vanop de Kaaskerkestraat werd bovendien op de gronden aan de overkant van het bedrijf langsheen de Dodengangstraat een volledige rij hoogstambomen voorzien; deze bomen zullen instaan voor de breking van alle bouwvolumes vanop de Kaaskerkestraat; hierdoor worden in de Dodengangstraat ter hoogte van het begin van het bedrijf aan weerszijden een rij bomen voorzien, die het esthetisch karakter van een dreef zal benaderen; dat de exploitant bereid is om dit volledige groenscherm uit te voeren in de loop van het eerste plantseizoen; dat dit alles als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd; Overwegende dat door deze uitgebreide beplanting de schoonheidswaarde van het landschap niet in het gedrang wordt gebracht; Overwegende dat de inrichting verenigbaar is met de stedenbouwkundige voorschriften en de goede ruimtelijke ordening;

11 11 - Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat het beroep deels gegrond te verklaren en het bestreden besluit te wijzigen, BESLUIT: Artikel 1. Het ontvankelijk bevonden beroep van het college van burgemeester en schepenen van de stad Diksmuide aangetekend tegen het besluit nr /19/5/A/3 van de deputatie van de provincie West-Vlaanderen van 21 november 2013 waarbij vergunning wordt verleend aan de BVBA Krinafarm/Amrojans, Dodengangstraat 11, 8600 Diksmuide, voor een termijn verstrijkend op 21 november 2033 voor het verder exploiteren en veranderen van een inrichting gelegen te 8600 Diksmuide, Dodengangstraat 11, kadastrale percelen afdeling 13, sectie A, perceelnummers 207/F, 207/L, 207M, 210/C, 21 O/F en 21 OG,met als voorwerp: verder exploiteren van 489 zeugen (incl biggen), 4 beren, mestvarkens, m 3 mest, stalplaats 9 voertuigen, kg zuuropslag, I mazout + 1 verdeelslang, 2501 olie; uitbreiden met 329 zeugen (incl biggen), mestvarkens (mits mestverwerking), m 3 mest, kg zuuropslag, verplaatsen 5000 I mazout; verminderen met ton opslag effluent, grondwaterwinning 8,2 m 3 /d en 3000 m 3 /j in het landeniaan zand; zodat deze voortaan zou omvatten: op naam van BVBA Amrojans Een mestverwerkingsinstallatie met: verwerking van ton/jaar (waarvan min. 30 % mest) en de verwerking van een gedeelte digestaat (0-70 %); transformator 400 kva; bergplaats voor 3 landbouwvoertuigen en/of aanhangwagens; 9 turbines van elk 30 kw voor luchttoevoer biologische zuivering (totaal 270 kw); opslag van liter (14250 kg) ijzertrichloride en liter polymeren (5.000 kg); de opslag van 500 liter olie en 600 liter antischuim; m 3 dierlijke mestopslag (2 x m 3 ruwe mest, m 3 buffer voor scheiding, m 3 dikke fractie, 2 x 360 m 3 dunne fractie, m m 3 slibopvang, 276 m 3 bezinktank, m m 3 effluentopslag); 2 vaste mestscheiders van elk 17,2 kw (samen 34,4 kw);

12 12 - op naam van BVBA Krinafarm Een varkenshouderij met: varkens waarvan 818 zeugen incl. biggen, 4 beren en andere varkens; stelplaats voor 9 landbouwvoertuigen en/of aanhangwagens; kg zuuropslag (4.000 I); liter mazoutopslag; 250 liter olieopslag; 1 brandstofverdeelslang mazout; m 3 mestopslag, wordt deels gegrond verklaard. Art. 2. Het bestreden besluit wordt gewijzigd als volgt: Artikel 4, Bijzondere voorwaarde 2, wordt vervangen door: '2. Volgend volledig groenscherm wordt uitgevoerd in de loop van het eerste plantseizoen: - ten zuiden en ten oosten van de lagune waar reeds een dubbel groenscherm voorzien is, wordt in de tweede bomenrij nog een dubbele heg voorzien, zodat een driedubbele heg gecreëerd wordt met een dubbele rij bomen; vanaf het einde van de lagune wordt aan de straatkant een hakhoutkant voorzien; ten noorden van de inrichting wordt een rij hoogstambomen en een hakhoutkant van aan de lagune tot het begin van de zeugenstal, met enkel een beperkte doorgang om het veld te betreden voorzien; dat de bestaande heg met hoogstambomen aan de achterzijde van de bestaande zeugenstal uitgebreid wordt met een hakhoutkant erachter (10-11 m brede hakhoutkant met hoogstambomen); de hakhoutkant met hoogstambomen wordt herhaald ter hoogte van de nieuw te bouwen vleesvarkenstal; ter hoogte van de straatkant zal vóór de nieuw te bouwen vleesvarkensstallen een dubbele losse heg met hoogstambomen (namelijk lindes) voorzien worden; van aan de biggenbatterij zal een haag aangeplant worden onder de bestaande lindebomen; op de gronden aan de overkant van het bedrijf langsheen de Dodengangstraat, wordt een volledige rij hoogstambomen voorzien.'. Art. 3. De overige bepalingen van het bestreden besluit worden bevestigd.

13 13 - Art. 4. Dit besluit wordt genoteerd in de rand van het notulenboek van de deputatie tegenover de notulering van het bestreden besluit. Brussel, 23 JULI 2n14 De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, lege