BASISSELECTIEDOCUMENT. Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) Vanaf Productschap Vee en Vlees (PVV) Vanaf 1956

Transcriptie

1 BASISSELECTIEDOCUMENT Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) Vanaf 1956 Productschap Vee en Vlees (PVV) Vanaf 1956 Gemeenschappelijk Secretariaat Productschappen Vee, Vlees en Eieren (GS PVE) Vanaf 1993 Vastgesteld: Versie terinzagelegging Pagina 1

2 Inhoudsopgave 1 Afkortingenlijst Inleiding BSD en selectielijst Het Basis Selectiedocument voor PPE, PVV en GS PVE Overzicht gebruikte actoren Inleiding Het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) Het Productschap Vee en Vlees (PVV) Het Gemeenschappelijk Secretariaat Productschappen Vee, Vlees en Eieren (GS PVE) De besturen PVV, PPE en GS PVE De sectorcommissies Het Tuchtgerecht De Ondernemingsraad Hoofdlijnen van het handelen van het Productschap Pluimvee en Eieren Inleiding Historie Grondslag PBO Missie en doelstelling Autonome activiteiten Medebewindstaken Samenwerking productschappen Toezicht overheid Hoofdlijnen van het handelen van het Productschap Vee en Vlees Inleiding Historie Grondslag PBO Missie en doelstelling Autonome activiteiten Medebewindstaken Samenwerking productschappen Toezicht overheid Hoofdlijnen van het handelen van het Gemeenschappelijk Secretariaat Productschappen Vee, Vlees en Eieren Inleiding Historie Het taakgebied Organogram Selectiecriteria Verslag van de vaststellingsprocedure Leeswijzer voor de handelingen in het Basis Selectiedocument Pagina 2

3 10 Handelingen Handelingen van het Productschap Pluimvee en Eieren Handelingen van het Productschap Vee en Vlees Handelingen van het Gemeenschappelijk Secretariaat Productschappen Vee, Vlees en Eieren Opgesteld door: - mr. P.C. Kalkhoven, coördinator Middelen en Registraties PVE - J.M. Losekoot, medewerker Middelen & Registraties PVE Pagina 3

4 - J. Nieuwlaat, medewerker Middelen & Registraties PVE 1 Afkortingenlijst AI: Aviaire Influenza AID: Algemene Inspectiedienst Awb: Algemene Wet Bestuursrecht BSD: Basisselectiedocument CBb: College van Beroep voor het Bedrijfsleven CBS: Centraal Bureau voor de Statistiek DGF: Diergezondheidsfonds DR: Dienst Regelingen EC: Europese Commissie EL&I: Ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie EU: Europese Unie GS PVE: Gemeenschappelijk Secretariaat Productschappen Vee, Vlees en Eieren HPA: Hoofdproductschap Akkerbouw I&R: Identificatie en Registratie IKB: Integrale Keten Beheersing KNHG: Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap MVO: Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen N.A.: Nationaal Archief NCD: Newcastle Disease PBO: Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie PC DIN: Permanente Commissie Documentaire Informatievoorziening PIVOT: Project Verkorting Overbrengins Termijnen PPE: Productschap Pluimvee en Eieren PSB: Pluimvee Service Bedrijf PT: Productschap Tuinbouw PVE: Productschappen Vee, Vlees en Eieren (Gemeenschappelijk Secretariaat) PVV: Productschap Vee en Vlees PZ: Productschap Zuivel RIO: Rapport Institutioneel Onderzoek SER: Sociaal Economische Raad SZW: Sociale Zaken en Werkgelegenheid Wbo: Wet op de bedrijfsorganisatie Wbp: Wet bescherming persoonsgegevens WTO: World Trade Organisation 2 Inleiding 2.1 BSD en selectielijst De doelstelling bij de selectie van overheidsarchieven is dat de belangrijkste bronnen van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig worden gesteld voor blijvende bewaring. Met het te bewaren materiaal moet het mogelijk zijn om een reconstructie te maken van de hoofdlijnen van het handelen van de rijksoverheid ten opzichte van haar omgeving, maar ook van de belangrijkste historisch-maatschappelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen, voor zover deze zijn te reconstrueren uit overheidsarchieven. Deze selectiedoelstelling wordt in de selectielijst toegepast op het betreffende beleidsterrein. Er is een verschil tussen een Basis Selectiedocument (BSD) en een selectielijst. Een BSD is een bijzondere vorm van een selectielijst. In de regel heeft een BSD niet zozeer betrekking op (alle) archiefbescheiden van één (enkele) organisatie, als wel op het geheel van de bescheiden die de administratieve neerslag vormen van het Pagina 4

5 overheidshandelen op een bepaald beleidsterrein. Een selectielijst heeft betrekking op bescheiden van één organisatie. Een selectielijst of BSD geldt voor de archiefbescheiden van verschillende overheidsorganen, en wel voor zover de desbetreffende actoren op het beleidsterrein in kwestie werkzaam zijn (geweest). Dit betekent dat er geen handelingen van particuliere actoren worden opgenomen. Enkele in het oog springende kenmerken van een selectielijst zijn de volgende. De selectielijst vervangt de tot nu toe gebruikte vernietigingslijsten en blijft in de huidige vorm maximaal twintig jaar geldig na vaststelling. De lijst beschrijft geen documenten, maar handelingen. De lijst geldt voor alle vormen van neerslag die resulteren uit de beschreven handelingen: papieren documenten, elektronische bestanden, audiovisuele producten enz. De lijst noemt niet alleen de handelingen waarvan de neerslag vernietigd kan worden, maar ook de handelingen waarvan de neerslag bewaard moet blijven. 2.2 Het Basis Selectiedocument voor PPE, PVV en GS PVE Dit Basis Selectiedocument (BSD) is een selectielijst zoals bedoeld in art. 2, eerste lid van Archiefbesluit De lijst is opgezet als een BSD. Het BSD is het wettelijk voorgeschreven instrument voor de selectie van archiefbescheiden. Dit BSD bevat een voorstel voor bewaring of vernietiging van de bescheiden die het resultaat of de neerslag zijn van het handelen van het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE), het Productschap Vee en Vlees (PVV) en het Gemeenschappelijk Secretariaat Productschappen Vee, Vlees en Eieren (GS PVE) op hun werkterrein. Het PPE en PVV hebben eerder deelgenomen bij de vaststelling van diverse BSD s waarbij LNV/VWS het initiatief had. Dit heeft geleid tot vaststelling van selectielijsten voor de volgende beleidsterreinen: Selectielijst / beleidsterrein Zorgdrager Status / vastgesteld: Staatscourant 1. Mestbeleid LNV/V&W/PPE, PVV september 2001/ R&B/OSA/2001 / Gezondheid en welzijn dieren DEF/JUS/LNV/OVW/PVV /PD mei 2007/Nr. C/S&A/07/ Landbouwkwaliteit en voedselveiligheid LNV, PVV, PPE en andere actoren oktober 2006/Nr. C/S&A/06/ Voedselvoorziening en Agrarisch Markt- en prijsbeleid. (1934) LNV, PVV, PPE en andere actoren 5. Voeding- en productveiligheid 1945 VWS, productschappen waaronder PVV, PPE en andere actoren. 6. Landbouwstructuurbeleid LNV, PBO s, waaronder PVV, PPE en andere actoren september 2007/Nr. C/S&A/07/ januari 2007/Nr. C/S&A/07/ februari 2008/Nr. C/S&A/08/411 Hoewel de organisaties dus beschikken over deze zes voor PPE en PVV vastgestelde selectielijsten, zijn deze niet helemaal dekkend. De lijsten gelden alleen voor de bovengenoemde beleidsterreinen. Bijvoorbeeld de zogenaamde PIOFACH handelingen zijn hierin nog niet meegenomen. PIOFACH staat voor: Personeel, Inkoop, Organisatie, Financiën, Automatisering, Communicatie, Huisvesting. Het zijn met andere woorden de taken nodig voor de bedrijfsvoering van een organisatie. Omdat het PPE, PVV en het GS PVE als PBO volledig onder de Archiefwet vallen, moeten ook deze handelingen in een selectielijst worden opgenomen. Bij het opstellen van dit BSD is naar de al geldende lijsten gekeken, maar zijn de termijnen en handelingen niet zonder meer Pagina 5

6 overgenomen. Er is vooral ook gekeken naar de lijn die andere productschappen - zoals PT en HPA - hanteren in al vastgestelde selectielijsten en er is afstemming geweest met het Productschap Zuivel (PZ) dat ook bezig is met het vaststellen van een selectielijst. Ten opzichte van de al geldende BSD s kan verder opgemerkt worden dat getracht is een passend abstractieniveau te kiezen, zodat de selectielijst goed te beheren is. In dit selectiedocument wordt de documentaire neerslag van de handelingen van het PPE, PVV en GS PVE verdeeld in naar het Nationaal Archief (N.A.) over te brengen - en dus voor permanente bewaring in aanmerking komende - documentaire neerslag en op termijn te vernietigen documentaire neerslag. Voorafgaand aan de feitelijke selectielijst worden de hoofdlijnen van de taakgebieden van het PPE, PVV en GS PVE aangegeven. Vervolgens wordt ingegaan op de selectiecriteria. Tenslotte volgt een aantal praktische aanwijzingen en opmerkingen voor het gebruik van dit BSD. Voor het PPE en PVV gelden momenteel de zes selectielijsten zoals hierboven weergegeven. Dit BSD zal voor de actoren PPE en PVV voor deze lijsten in de plaats treden. Voor het PPE en PVV verliezen op het moment dat het BSD voor PPE, PVV (en GS PVE) wordt vastgesteld de selectielijsten 1) Mestbeleid , 2) Gezondheid en welzijn dieren , 3) Landbouwkwaliteit en voedselveiligheid , 4) Voedselvoorziening en Agrarisch Markt- en prijsbeleid. (1934) , 5) Voeding- en productveiligheid en 6) Landbouwstructuurbeleid hun werking voor de periode vanaf Voor de periode blijven de voornoemde zes lijsten, die op initiatief van LNV en VWS zijn vastgesteld, voor de betreffende handelingen wel van kracht. 3 Overzicht gebruikte actoren 3.1 Inleiding De nadruk in dit BSD ligt niet bij een beleidsterrein, maar bij het werkterrein van de productschappen. De voornaamste overheidsorganen die op het werkterrein van het PPE en PVV actief zijn, zijn het Ministerie van EL&I en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als toezichthouder op de PBO/organisaties. In dit BSD zijn het PPE, PVV en GS PVE als voornaamste actoren in deze selectielijst opgenomen. Het PPE, PVV en GS PVE worden steeds apart als actor behandeld. Naast de productschappen zelf zijn ook de Sectorcommissies en het Tuchtgerecht als actor opgenomen. 3.2 Het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) Het PPE zet zich in voor de totale productiekolom van de pluimveevlees- en eiersector, inclusief de konijnen- en edelpelsdierensector, om zo een duurzame concurrentiepositie te bevorderen. Hierbij wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met marktsignalen en maatschappelijke wensen. Het PPE behartigt daarbij de gezamenlijke belangen van werkgevers én werknemers uit betrokken sectoren. 3.3 Het Productschap Vee en Vlees (PVV) Het PVV is bij instellingswet ingesteld als opvolger van het Bedrijfschap. Het PVV zet zich in voor de totale productiekolom van de vee- en vleessector, om zo een duurzame concurrentiepositie te bevorderen. Hierbij wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met marktsignalen en maatschappelijke wensen. Het PVV behartigt daarbij de gezamenlijke belangen van werkgevers én werknemers uit betrokken sectoren. 3.4 Het Gemeenschappelijk Secretariaat Productschappen Vee, Vlees en Eieren (GS PVE) Het Productschap Pluimvee en Eieren en het Productschap Vee en Vlees (PVV) voeren uit efficiencyoverwegingen samen één gemeenschappelijk secretariaat (GS). De twee productschappen hebben elk hun eigen bestuurlijke verantwoordelijkheid en dus een eigen bestuur. Medewerkers in dienst van het GS bereiden beleid voor en voeren het uit in opdracht van de twee besturen. Het bestuur van de werkorganisatie, het GS PVE, bestaat uit een delegatie van de dagelijkse besturen van het PPE en het PVV. De taken van het GS PVE hebben voornamelijk betrekking op de bedrijfsvoering en worden verderop in hoofdstuk 6 beschreven. 3.5 De besturen PVV, PPE en GS PVE Het PVV en het PPE hebben elk een eigen bestuur met een voorzitter, die door de Kroon wordt benoemd. In het bestuur van de werkorganisatie, het GS PVE, zitten diverse leden van de dagelijkse besturen van het PVV en het PPE. Pagina 6

7 Omdat de brancheorganisaties en de werknemersorganisaties de bestuursleden aanwijzen, vormen de besturen een afspiegeling van de sectoren. Het bestuur draagt de eindverantwoordelijkheid. Sectorgenoten die niet zijn aangesloten bij een brancheorganisatie worden in voorkomende gevallen geconsulteerd. Wat de benoeming van bestuursleden betreft bepaalt de SER, op grond van de wet, welke ondernemers-en werknemersorganisaties bestuursleden mogen benoemen (artikel 74 Wbo). De SER heeft in enkele verordeningen nadere regels vastgelegd, zoals over de beoordeling van de representativiteit van organisaties en over de aanvaarding door bestuursleden van hun functie. Bestuursleden treden om de twee jaar tegelijk af maar kunnen steeds opnieuw worden benoemd (artikel 76 Wbo). De wet bepaalt verder onder meer dat voorzitters en bestuursleden ingezetenen van Nederland moeten zijn en niet van de verkiesbaarheid bij verkiezingen mogen zijn ontzet (artikelen 75 en 81 jo. 5 Wbo). Principes over de bestuurlijke transparantie en integriteit en de doelmatigheid en efficiency zijn onder meer uitgewerkt in de Code Goed Bestuur product- en bedrijfschappen De sectorcommissies Het Productschap kan bij verordening sectorcommissies instellen. De sectorcommissies hebben een adviserende rol naar het Productschap voor het deelterrein waarvoor zij zijn ingesteld. Het PPE heeft gekozen voor meer decentrale besluitvorming in sectorale commissies. Daartoe zijn momenteel twee sectorcommissies actief (pluimveevlees en eieren) met eigen bevoegdheden. In deze commissies zijn werkgevers en werknemers van de betreffende productiekolom vertegenwoordigd. In 2009 is bestuurlijke herinrichting van het productschap ingezet. In dat kader is de omvang van het bestuur van het PPE per 1 januari 2011 verkleind. 3.7 Het Tuchtgerecht Overtredingen van de eigen regelgeving kunnen worden aangepakt via tuchtrecht op grond van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie Ook overtredingen van regelgeving die op grond van een medebewindopdracht is vastgesteld, kunnen tuchtrechtelijk worden gehandhaafd als de medebewindopdracht dat bepaalt. Het tuchtrecht is op diverse verordeningen - waaronder voor het PVV de Verordening Varkensleveringen 2007 (2007) en de Verordening slachting, weging en classificatie slachtrunderen (PVV) 2008 en voor het PPE de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007, de Verordening Vaccinatie Newcastle Disease (NCD) 2006, de Verordening monitoring Aviaire Influenza (PPE) 2005 en de Verordening identificatie en registratie van pluimveebedrijven, broedeieren en levend pluimvee (PPE) van toepassing verklaard. Zowel het PPE als het PVV heeft een tuchtgerecht, dat zaken behandelt die namens de voorzitter van het productschap worden aangebracht. Het tuchtgerecht kan berispingen uitdelen, geldboetes opleggen, de uitspraak openbaar maken op kosten van de betrokkene, een bedrijf op diens kosten onder verscherpte controle stellen. 3.8 De Ondernemingsraad 4 Hoofdlijnen van het handelen van het Productschap Pluimvee en Eieren 4.1 Inleiding Het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) is een Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie (PBO). In het bestuur van het productschap zijn werkgevers en werknemersorganisaties vertegenwoordigd die werkzaam zijn in schakels uit de hele productiekolom van de pluimveevlees- en eiersector, inclusief de konijnen- en edelpelsdierensector. Dit houdt in dat het werk van het productschap de sector bestrijkt van het boerenerf tot en met de verkoop in winkels. Het PPE is een gespecialiseerde organisatie die, op basis van zijn wettelijke verantwoordelijkheid en bevoegdheden, de sociaaleconomische ontwikkeling van de pluimvee(vlees)- en eiersector in een maatschappelijk kader ondersteunt bij die zaken die niet of niet voldoende door individuele bedrijven of private organisaties kunnen worden opgepakt. Het PPE legt verantwoording af aan organisaties die in het bestuur vertegenwoordigd zijn en verder aan de bedrijfsgenoten, de SER, de centrale overheid en de maatschappij in brede zin. De organisatie wil daarbij efficiënt en flexibel opereren. Kernbegrippen zijn kwaliteit, kostenbewustzijn, resultaatgerichtheid en herkenbaarheid. Pagina 7

8 4.2 Historie In 1956 werd het Bedrijfschap voor Pluimvee en Eieren omgezet in het Productschap voor Pluimvee en Eieren (PPE). De instelling van het PPE is het resultaat geweest van een op 31 maart 1954 door de SER uitgebracht advies aan de Ministers voor Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie en van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening. De regering heeft op 16 oktober 1954 de Instellingswet Productschap voor Pluimvee en Eieren en de Wet opheffing Bedrijfschap voor Pluimvee en Eieren bij de Staten-Generaal aanhangig gemaakt. Deze wetten zijn op 1 september 1956 in werking getreden. In de wet op de bedrijfsorganisatie werd de taak van het productschap omschreven: Het moet bevorderen, dat de ondernemingen waarvoor het is ingesteld, hun bedrijf zo uitoefenen, dat het belang van het Nederlandse volk wordt gediend, en het moet, het gemeenschappelijk belang van die ondernemingen en van de daarbij betrokken personen behartigen. De vervulling van die taak geschiedt met de navolgende middelen: het maken en uitvoeren van autonome verordeningen; de verlening van medewerking aan de uitvoering van hogere regelingen; het dienen van advies; het verrichten van daden van vrij bestuur. De wetgevende bevoegdheid van het productschap is ook binnen de hem opgedragen taak niet onbeperkt. In de praktijk betekende dit dat het productschap zich bezighield met het ramen van de productie, het volgen van de markt en het ramen van de afzet. De bevindingen werden met regelmaat gecommuniceerd naar de bedrijfsgenoten, zodat die hun bedrijfsvoering steeds konden aanpassen om zo economisch mogelijk te kunnen werken. Het productschap werkte onder andere mee aan kwaliteitsverbetering van de varkens- en schapenstapel en aan de bevordering van afzet van vlees en vleeswaren in binnen- en buitenland. Product- en bedrijfschappen hebben zich ontwikkeld en gemoderniseerd. De bedrijfschappen vormden de horizontale organisaties, voor alle werkgevers en werknemers uit één bedrijfstak, bijvoorbeeld slagers. Hoofdbedrijfschappen deden hetzelfde, maar voor meerdere bedrijfstakken (zoals voor de ambachten). Productschappen zoals voor Pluimvee en Eieren, omvatten verticale organisaties, die van een hele bedrijfskolom. Productschappen zijn er met andere woorden voor bedrijven die zich met hetzelfde product bezighouden, van grondstof tot eindproduct. Op 1 juli 1963 waren ingesteld: één hoofdbedrijfschap, 14 productschappen, 2 hoofdbedrijfschappen en 39 bedrijfschappen. In de afgelopen decennia is het bestaansrecht van de product- en bedrijfschappen regelmatig ter discussie gesteld. Uiteindelijk kwam er in november 1999 een herstructurering, waardoor het aantal schappen na samenvoegingen en vernieuwingen drastisch omlaag ging. In totaal bestonden er in 1999 nog 38 schappen. Er waren toen nog 11 productschappen. In de aangepaste wet werden meer controle- en evaluatiemogelijkheden ingebouwd voor de betrokken ministeries. Sommige bevoegdheden van productschappen kwamen te vervallen en voor alle schappen werd het tuchtrecht van toepassing. Ook het takenpakket heeft zich ontwikkeld en kan tegenwoordig als volgt worden gekenmerkt: Een productschap verricht taken wanneer individuele ondernemingen of verenigingen van ondernemers en werknemers dat ieder voor zich niet kunnen, de taken met het oog op het algemeen belang toch noodzakelijk worden geacht en de mededinging niet wordt belemmerd. In de praktijk worden afspraken gemaakt over bijvoorbeeld scholing van werknemers, kwaliteitszorg en - controle of gezamenlijke exportpromotie. Alle bedrijven waarvoor een schap is ingesteld, betalen aan deze activiteiten mee. Op deze manier is gratis meeliften (wel profijt trekken, niet meebetalen) onmogelijk. Een impressie van het takenpakket van productschappen uit het EIM rapport (de PBO in 2010, juni 2010): Verzamelen, analyseren en of verspreiden van (bedrijfs)gegevens Voorlichting en informatieverstrekking aan bedrijfsgenoten Belangenbehartiging Voorlichting aan het algemene publiek en intermediaire organisaties Promotie Opleiding en scholing Arbeid en arbeidsmarkt Bevorderen veiligheid, veilig werken en arbeidsomstandigheden Bestrijding van plant- en dierziekten en bevordering van dierenwelzijn Pagina 8

9 Kwaliteitsbevordering Voedingsveiligheid en gezondheid MVO en bevorderen van duurzaamheid Technisch onderzoek en innovatie. Hierbij dient te worden aangetekend dat niet alle schappen al deze taken uitvoeren. Naast de eigen taken voert het productschap ook regelgeving van de overheid uit. De kennis en deskundigheid van de schappen in de eigen werkgebieden en hun bevoegdheden als overheid bieden hen daarvoor de benodigde gereedschappen. Voor het uitvoeren van dergelijke zogeheten medebewindstaken krijgen zij een vergoeding van de rijksoverheid. Er zijn momenteel nog 11 productschappen en 6 bedrijfschappen. Circa ondernemingen vallen onder de werkingssfeer van een schap. Ongeveer twee miljoen werknemers zijn werkzaam bij deze ondernemingen, wat neerkomt op ruim een kwart de totale Nederlandse beroepsbevolking. De onder de bedrijfslichamen ressorterende ondernemingen hebben een totale jaarlijkse omzet van circa 200 miljard euro. 4.3 Grondslag PBO De mogelijkheid om schappen in te stellen, is in de Grondwet verankerd en nader geregeld in de Wet op de bedrijfsorganisatie. Volgens deze wet hebben de schappen tot taak: het bevorderen van een het algemeen belang dienende bedrijfsuitoefening door de bedrijven die onder de schappen ressorteren, alsmede het behartigen van het gemeenschappelijk belang van die bedrijven en de daarbij betrokken personen. Belangen van zowel werkgever als werknemer. Productschappen hebben bij wet bevoegdheid gekregen om voor alle bedrijven in een sector bindende regels te stellen (verordeningen) en heffingen te innen. Productschappen zijn kolom- of ketenorganisaties. Het kabinet heeft op 5 oktober 2011 aangekondigd dat de PBO s zullen gaan reorganiseren en dat het PBO stelsel wordt vernieuwd. Om doelmatigheidsredenen kiest het kabinet voor het handhaven van het PBO-stelsel, maar dan wel in afgeslankte en gemoderniseerde vorm. De Wbo zal aanzienlijk worden aangepast, het streven is eind 2012 de benodigde wettelijke aanpassingen aan de Tweede Kamer voor te leggen. 4.4 Missie en doelstelling Het Productschap Pluimvee en Eieren werkt aan een rendabele en geaccepteerde sector met toekomst. Het PPE zet zich in voor de totale productiekolom van de pluimveevlees- en eiersector, inclusief de konijnen- en edelpelsdierensector, om zo een duurzame concurrentiepositie te bevorderen. Hierbij wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met marktsignalen en maatschappelijke wensen. Uitgangspunt is een efficiënte en effectieve dienstverlening, die in beginsel voor iedereen toegankelijk is en in samenspraak met de private organisaties tot stand komt. 4.5 Autonome activiteiten Het PPE behartigt de gezamenlijke belangen van werkgevers én werknemers uit betrokken sectoren. Als overlegplatform, regelgever, bestuurder, informatiebron, financier en aanjager van initiatieven die de pluimveevlees- en eiersector ten goede komen. Met name als het onderwerpen betreft die meer schakels in de productiekolom aangaan, komt het productschap in beeld. Het bepalende criterium is steeds of er draagvlak is voor activiteiten. Autonome werkzaamheden worden namelijk bekostigd uit collectieve gelden, die de hele sector via een verplichte heffing bijeen brengt. In dat kader toetst het PPE continu de administratieve lasten van regelgeving. Het PPE is kortom op veel terreinen actief, zoals: Voedselveiligheid en Kwaliteit Activiteiten: beleidsvoorbereiding, regelgeving, toezicht en tuchtrecht. Deelterreinen: monitoring, bestrijding zoönosen, hygiënecodes, Integrale Keten Beheersing. Diergezondheid en Welzijn Activiteiten: beleidsvoorbereiding, regelgeving, toezicht en tuchtrecht. Deelterreinen: Preventieve diergezondheid, dierziektebestrijding, Identificatie & registratie, welzijnsnormen. Innovatie en Onderzoek Activiteiten: beleidsvoorbereiding, coördinatie en (mede)financiering. Pagina 9

10 Deelterreinen: Dierziekten, milieu, welzijn, kwaliteit, bedrijfsvoering. Arbeid (sociaal-economische zaken) Activiteiten: beleidsvoorbereiding en coördinatie. Deelterreinen: Arbeidsmarkt, -omstandigheden, -verhoudingen, duurzame werkgelegenheid en scholing. Markt en Afzetbevordering Activiteiten: beleidsvoorbereiding, onderzoek, coördinatie. Deelterreinen: Marktinformatie, promotie/voorlichting over sectoren (en producten), opheffen veterinaire exportbelemmeringen. Dienstverlening aan private organisaties in de sector Deze diensten worden verleend tegen kostendekkende tarieven. Het aspect communicatie vormt een integraal onderdeel van de (beleidsmatige) taken en activiteiten van het PPE. In het kader van openheid en transparantie werkt het PPE steeds aan verdere verbeteringen in de communicatie met het bedrijfsleven. De communicatieactiviteiten vanuit het PPE bestrijken drie deelterreinen. (1) de corporate communicatie over het PPE als organisatie naar sectorgenoten en derden; (2) de beleidscommunicatie vanuit de beleidsthema s en bijbehorende projecten (zoals voedselveiligheid & kwaliteit, diergezondheid & welzijn, markt en arbeid). (3) de PR/Voorlichting namens de sectoren richting consumenten en samenleving, zoals kip- en eicampagnes en onderwijscommunicatie over de pluimvee- en eiersector. Om invulling te geven aan duurzaamheid wordt tot besluit ook gesproken over maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). Dit betekent opereren volgens maatschappelijke eisen, uitgangspunten of fatsoensnormen die aan bedrijven of een hele sector, worden gesteld. Of volgens maatschappelijke verantwoordelijkheden die bedrijven zelf vinden dat ze hebben. Maar MVO gaat ook over transparantie, over de keuzes die een sector maakt en de bijkomende effecten op het milieu, de maatschappij, haar medewerkers of toekomstige generaties. Doelstelling van het PPE is om MVO goed op de kaart te zetten in de pluimvee- en eierensector en een duidelijk MVO-beleid te formuleren voor allereerst de belangrijke thema s: volksgezondheid; arbeidsomstandigheden; ketenverantwoordelijkheid waaronder Inkoopbeleid; milieu en specifiek Carbon Footprint en energie; dierenwelzijn. 4.6 Medebewindstaken Naast autonome taken voert het PPE ook taken uit op verzoek van de centrale overheid, het zo genoemde medebewind. Deze activiteiten worden ook gefinancierd door de overheid. Het betreft enerzijds taken in het kader van het EU-landbouwbeleid, zoals het afgeven van in- en uitvoercertificaten, het uitbetalen van restituties en het beheer van invoercontingenten. Anderzijds betreft het regelgevende en uitvoerende taken op het gebied van diergezondheid en zoönosebestrijding. Ook is het PPE betrokken bij de voorbereiding van Europese regels en de omzetting in nationale wetgeving. Dit werk kan efficiënt, praktisch en bedrijfsgericht worden afgewikkeld voor de sector. Op het terrein van diergezondheid en kwaliteit nemen medebewindstaken toe. Zo zijn de NCD-verordening en die voor de aanpak van Salmonella door de minister van Economie, Landbouw en Innovatie (EL&I) bij het PPE ondergebracht. Een correcte administratieve uitvoering op grond van vaste kwaliteitscriteria vormt de verantwoording naar de overheid. Voor sectorgenoten staan klantvriendelijkheid en zekerheid over te ontvangen bedragen voorop. Bedrijfsgenoten worden betrokken om tot een optimale service voor het bedrijfsleven te komen. Aandachtsgebieden zijn de exportrestituties, invoerregelingen, informatievoorziening en advisering in Brussel over het EU-beleid. 4.7 Samenwerking productschappen Om ervoor te zorgen dat er voldoende kritische massa is om een professioneel dienstenniveau te kunnen blijven garanderen, onderzoeken de productschappen of onderling meer kan worden samengewerkt bij de ondersteunende activiteiten, mits dit efficiencyvoordelen biedt. Het gaat hierbij om het bundelen van zowel administratieve, personeels- en facilitaire werkzaamheden, evenals vakinhoudelijke activiteiten zoals juridische zaken, maatschappelijk verantwoord ondernemen en arbeid. Het werk aan deze gezamenlijke werkorganisatie Pagina 10

11 is begin 2011 gestart, waarbij medewerkers, ondernemingsraden en betrokken productschapbesturen nader zijn geïnformeerd. Uitgangspunt voor het PPE is dat het samenbrengen van werkzaamheden geen afbreuk mag doen aan het eigen gezicht en de herkenbaarheid van de afzonderlijke productschappen voor de ondernemingen in de diverse sectoren. Op 5 oktober 2011 is bekend geworden dat het kabinet een verdergaande samenwerking / reorganisatie voor de PBO s nastreeft. Een mogelijk einddoel kan zijn het samengaan van alle schappen in een PBO-huis met diverse kamers, gegroepeerd naar de binnen het stelsel uit te voeren taken (dieren, planten, overige). 4.8 Toezicht overheid Het toezicht op schappen is hoofdzakelijk preventief en bedoeld om te zorgen dat een schap binnen de wettelijke grenzen opereert. De SER of de centrale overheid moeten productschapverordeningen goedkeuren voordat ze in werking treden. In formele zin kennen de productschappen twee toezichthouders, de SER en de minister van EL&I. Op enige afstand is de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) toezichthouder. De departementen hebben het recht een vertegenwoordiger aan te wijzen in de vergadering van de productschapbesturen. De Europese Commissie en de WTO krijgen verordeningen van schappen ter goedkeuring voorgelegd als mogelijk sprake is van steunverlening respectievelijk strijdigheid met vrij handelsverkeer tussen lidstaten. De overheid toetst elke vier jaar via een onderzoek of de sector representatief vertegenwoordigd is in het bestuur. In de kabinetsplannen zal de verantwoordelijkheid voor het PBO-stelsel in de herziene wet overgaan van de minister van SZW naar de minister van EL&I. Pagina 11

12 5 Hoofdlijnen van het handelen van het Productschap Vee en Vlees 5.1 Inleiding Het Productschap Vee en Vlees (PVV) is een Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie (PBO). In het bestuur van het productschap zijn werkgevers en werknemersorganisaties vertegenwoordigd die werkzaam zijn in schakels uit de hele productiekolom van de vee- en vleessector. Dit houdt in dat het werk van het productschap de sector bestrijkt van het boerenerf tot en met de verkoop in winkels. Het PVV is een gespecialiseerde organisatie die, op basis van zijn wettelijke verantwoordelijkheid en bevoegdheden, de sociaaleconomische ontwikkeling van de vee- en vleessector in een maatschappelijk kader ondersteunt bij die zaken die niet of niet voldoende door individuele bedrijven of private organisaties kunnen worden opgepakt. Het PVV legt verantwoording af aan organisaties die in het bestuur vertegenwoordigd zijn en verder aan de bedrijfsgenoten, de SER, de centrale overheid en de maatschappij in brede zin. De organisatie wil daarbij efficiënt en flexibel opereren. Kernbegrippen zijn kwaliteit, kostenbewustzijn, resultaatgerichtheid en herkenbaarheid. 5.2 Historie Het Bedrijfschap voor Vee en Vlees werd in 1956 omgezet in het Productschap voor Vee en Vlees (PVV). De instelling van het PVV is het resultaat geweest van een op 30 januari 1953 door de SER uitgebracht advies aan de Ministers voor Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie en van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening. De regering heeft op 16 oktober 1954 de Instellingswet Productschap voor Vee en Vlees en de Wet opheffing Bedrijfschap voor Vee en Vlees bij de Staten-Generaal aanhangig gemaakt. Deze wetten zijn op 1 september 1956 in werking getreden. In de wet op de bedrijfsorganisatie werd de taak van het productschap omschreven: Het moet bevorderen, dat de ondernemingen waarvoor het is ingesteld, hun bedrijf zo uitoefenen, dat het belang van het Nederlandse volk wordt gediend, en het moet, het gemeenschappelijk belang van die ondernemingen en van de daarbij betrokken personen behartigen. De vervulling van die taak geschiedt met de navolgende middelen: het maken en uitvoeren van autonome verordeningen; de verlening van medewerking aan de uitvoering van hogere regelingen; het dienen van advies; het verrichten van daden van vrij bestuur. De wetgevende bevoegdheid van het productschap is ook binnen de hem opgedragen taak niet onbeperkt. In de praktijk betekende dit dat het productschap zich bezighield met het ramen van de productie, het volgen van de markt en het ramen van de afzet. De bevindingen werden met regelmaat gecommuniceerd naar de bedrijfsgenoten, zodat die hun bedrijfsvoering steeds konden aanpassen om zo economisch mogelijk te kunnen werken. Het productschap werkte onder andere mee aan kwaliteitsverbetering van de varkens- en schapenstapel en aan de bevordering van afzet van vlees en vleeswaren in binnen- en buitenland. Product- en bedrijfschappen hebben zich ontwikkeld en gemoderniseerd. De bedrijfschappen vormden de horizontale organisaties, voor alle werkgevers en werknemers uit één bedrijfstak, bijvoorbeeld slagers. Hoofdbedrijfschappen deden hetzelfde, maar voor meerdere bedrijfstakken (zoals voor de ambachten). Productschappen zoals voor Vee en Vlees, omvatten verticale organisaties, die van een hele bedrijfskolom. Productschappen zijn er met andere woorden voor bedrijven die zich met hetzelfde product bezighouden, van grondstof tot eindproduct. Op 1 juli 1963 waren ingesteld: één hoofdbedrijfschap, 14 productschappen, 2 hoofdbedrijfschappen en 39 bedrijfschappen. In de afgelopen decennia is het bestaansrecht van de product- en bedrijfschappen regelmatig ter discussie gesteld. Uiteindelijk kwam er in november 1999 een herstructurering, waardoor het aantal schappen na samenvoegingen en vernieuwingen drastisch omlaag ging. In totaal bestonden er in 1999 nog 38 schappen. Er waren toen nog 11 productschappen. In de aangepaste wet werden meer controle- en evaluatiemogelijkheden ingebouwd voor de betrokken ministeries. Sommige bevoegdheden van productschappen kwamen te vervallen en voor alle schappen werd het tuchtrecht van toepassing. Ook het takenpakket heeft zich ontwikkeld en kan tegenwoordig als volgt worden gekenmerkt:. Een productschap verricht taken wanneer individuele ondernemingen of verenigingen van ondernemers en werknemers dat ieder voor zich niet kunnen, de taken met het oog op het algemeen belang toch noodzakelijk worden geacht en de mededinging niet wordt belemmerd. Pagina 12

13 In de praktijk worden afspraken gemaakt over bijvoorbeeld scholing van werknemers, kwaliteitszorg en - controle of gezamenlijke exportpromotie. Alle bedrijven waarvoor een schap is ingesteld, betalen aan deze activiteiten mee. Op deze manier is gratis meeliften (wel profijt trekken, niet meebetalen) onmogelijk. Een impressie van het takenpakket van productschappen uit het EIM rapport (de PBO in 2010, juni 2010): Verzamelen, analyseren en of verspreiden van (bedrijfs)gegevens Voorlichting en informatieverstrekking aan bedrijfsgenoten Belangenbehartiging Voorlichting aan het algemene publiek en intermediaire organisaties Promotie Opleiding en scholing Arbeid en arbeidsmarkt Bevorderen veiligheid, veilig werken en arbeidsomstandigheden Bestrijding van plant- en dierziekten en bevordering van dierenwelzijn Kwaliteitsbevordering Voedingsveiligheid en gezondheid MVO en bevorderen van duurzaamheid Technisch onderzoek en innovatie. Hierbij dient te worden aangetekend dat niet alle schappen al deze taken uitvoeren. Naast de eigen taken voert het productschap ook regelgeving van de overheid uit. De kennis en deskundigheid van de schappen in de eigen werkgebieden en hun bevoegdheden als overheid bieden hen daarvoor de benodigde gereedschappen. Voor het uitvoeren van dergelijke zogeheten medebewindstaken krijgen zij een vergoeding van de rijksoverheid. Er zijn momenteel nog 11 productschappen en 6 bedrijfschappen. Circa ondernemingen vallen onder de werkingssfeer van een schap. Ongeveer twee miljoen werknemers zijn werkzaam bij deze ondernemingen, wat neerkomt op ruim een kwart de totale Nederlandse beroepsbevolking. De onder de bedrijfslichamen ressorterende ondernemingen hebben een totale jaarlijkse omzet van circa 200 miljard euro. 5.3 Grondslag PBO De mogelijkheid om schappen in te stellen, is in de Grondwet verankerd en nader geregeld in de Wet op de bedrijfsorganisatie. Volgens deze wet hebben de schappen tot taak: het bevorderen van een het algemeen belang dienende bedrijfsuitoefening door de bedrijven die onder de schappen ressorteren, alsmede het behartigen van het gemeenschappelijk belang van die bedrijven en de daarbij betrokken personen. Belangen van zowel werkgever als werknemer. Productschappen hebben bij wet bevoegdheid gekregen om voor alle bedrijven in een sector bindende regels te stellen (verordeningen) en heffingen te innen. Productschappen zijn kolom- of ketenorganisaties. Het kabinet heeft op 5 oktober 2011 aangekondigd dat de PBO s zullen gaan reorganiseren en dat het PBO stelsel wordt vernieuwd. Om doelmatigheidsredenen kiest het kabinet voor het handhaven van het PBO-stelsel, maar dan wel in afgeslankte en gemoderniseerde vorm. De Wbo zal aanzienlijk worden aangepast, het streven is eind 2012 de benodigde wettelijke aanpassingen aan de Tweede Kamer voor te leggen. 5.4 Missie en doelstelling Het Productschap Vee en Vlees werkt aan een rendabele en geaccepteerde sector met toekomst. Het PVV zet zich in voor de totale productiekolom van de vee- en vleessector, om zo een duurzame concurrentiepositie te bevorderen. Hierbij wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met marktsignalen en maatschappelijke wensen. Uitgangspunt is een efficiënte en effectieve dienstverlening, die in beginsel voor iedereen toegankelijk is en in samenspraak met de private organisaties tot stand komt. 5.5 Autonome activiteiten Het PVV behartigt de gezamenlijke belangen van werkgevers én werknemers uit betrokken sectoren. Als overlegplatform, regelgever, bestuurder, informatiebron, financier en aanjager van initiatieven die de vee- en vleessector ten goede komen. Vooral als het onderwerpen betreft die meer schakels in de productiekolom aangaan, komt het productschap in beeld. Het bepalende criterium is steeds of er draagvlak is voor activiteiten. Autonome werkzaamheden worden namelijk bekostigd uit collectieve gelden, die de hele sector via een Pagina 13

14 verplichte heffing bijeen brengt. In dat kader toetst het PVV continu de administratieve lasten van regelgeving. Het PVV is kortom op veel terreinen actief, zoals: Voedselveiligheid en Kwaliteit Activiteiten: beleidsvoorbereiding, regelgeving, toezicht en tuchtrecht. Deelterreinen: monitoring, bestrijding zoönosen, hygiënecodes, Integrale Keten Beheersing. Diergezondheid en Welzijn Activiteiten: beleidsvoorbereiding, regelgeving, toezicht en tuchtrecht. Deelterreinen: Preventieve diergezondheid, dierziektebestrijding, Identificatie & registratie, welzijnsnormen. Innovatie en Onderzoek Activiteiten: beleidsvoorbereiding, coördinatie en (mede)financiering. Deelterreinen: Dierziekten, milieu, welzijn, kwaliteit, bedrijfsvoering. Arbeid (sociaal-economische zaken) Activiteiten: beleidsvoorbereiding en coördinatie. Deelterreinen: Arbeidsmarkt, -omstandigheden, -verhoudingen, duurzame werkgelegenheid en scholing. Markt en Afzetbevordering Activiteiten: beleidsvoorbereiding, onderzoek, coördinatie. Deelterreinen: Marktinformatie, promotie/voorlichting over sectoren (en producten), opheffen veterinaire exportbelemmeringen. Dienstverlening aan private organisaties in de sector Deze diensten worden verleend tegen kostendekkende tarieven. Het aspect communicatie vormt een integraal onderdeel van de (beleidsmatige) taken en activiteiten van het PVV. In het kader van openheid en transparantie werkt het PVV steeds aan verdere verbeteringen in de communicatie met het bedrijfsleven. De communicatieactiviteiten vanuit het PVV bestrijken drie deelterreinen. (1) de corporate communicatie over het PVV als organisatie naar sectorgenoten en derden; (2) de beleidscommunicatie vanuit de beleidsthema s en bijbehorende projecten (zoals voedselveiligheid & kwaliteit, diergezondheid & welzijn, markt en arbeid). (3) de PR/Voorlichting namens de sectoren richting consumenten en samenleving, zoals vleescampagnes en onderwijscommunicatie over de vee- en vleessector. Om invulling te geven aan duurzaamheid wordt tot besluit ook gesproken over maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). Dit betekent opereren volgens maatschappelijke eisen, uitgangspunten of fatsoensnormen die aan bedrijven of een hele sector, worden gesteld. Of volgens maatschappelijke verantwoordelijkheden die bedrijven zelf vinden dat ze hebben. Maar MVO gaat ook over transparantie, over de keuzes die een sector maakt en de bijkomende effecten op het milieu, de maatschappij, haar medewerkers of toekomstige generaties. Doelstelling van het PVV is om MVO goed op de kaart te zetten in de vee- en vleessector en een duidelijk MVO-beleid te formuleren voor allereerst de belangrijke thema s: volksgezondheid; arbeidsomstandigheden; ketenverantwoordelijkheid waaronder Inkoopbeleid; milieu en specifiek Carbon Footprint en energie; dierenwelzijn. 5.6 Medebewindstaken Naast autonome taken voert het PVV ook taken uit op verzoek van de centrale overheid, het zo genoemde medebewind. Deze activiteiten worden ook gefinancierd door de overheid. Het betreft enerzijds taken in het kader van het EU-landbouwbeleid, zoals het afgeven van in- en uitvoercertificaten, het uitbetalen van restituties en het beheer van invoercontingenten. Anderzijds betreft het regelgevende en uitvoerende taken op het gebied van diergezondheid. Ook is het PVV betrokken bij de voorbereiding van Europese regels en de omzetting in nationale wetgeving. Dit werk kan efficiënt, praktisch en bedrijfsgericht worden afgewikkeld voor de sector. Op het terrein van diergezondheid en kwaliteit nemen medebewindstaken toe. Zo zijn de regeling I&R paarden, de prijswaarneming runderen, de TSE-regeling voor schapen en het erkennen en toezicht houden op fokkerijorganisaties bij het PVV ondergebracht. Het uitvoeren van regelingen voor overheid of bedrijfsleven moet meerwaarde hebben. Voordat regelgeving in werking kan treden, is goedkeuring vereist van de minister Pagina 14

15 van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I), de Sociaal-Economische Raad (SER) en soms de Europese Commissie (EC). Een correcte administratieve uitvoering op grond van vaste kwaliteitscriteria vormt de verantwoording naar de overheid. Voor sectorgenoten staan klantvriendelijkheid en zekerheid over te ontvangen bedragen voorop. Bedrijfsgenoten worden betrokken om tot een optimale service voor het bedrijfsleven te komen. Aandachtsgebieden zijn de exportrestituties, invoerregelingen, informatievoorziening en advisering in Brussel over het EU-beleid. 5.7 Samenwerking productschappen Om ervoor te zorgen dat er voldoende kritische massa is om een professioneel dienstenniveau te kunnen blijven garanderen, onderzoeken de productschappen of onderling meer kan worden samengewerkt bij de ondersteunende activiteiten, mits dit efficiencyvoordelen biedt. Het gaat hierbij om het bundelen van zowel administratieve, personeels- en facilitaire werkzaamheden, evenals vakinhoudelijke activiteiten zoals juridische zaken, maatschappelijk verantwoord ondernemen en arbeid. Het werk aan deze gezamenlijke werkorganisatie is begin 2011 gestart, waarbij medewerkers, ondernemingsraden en betrokken productschapbesturen nader zijn geïnformeerd. Uitgangspunt voor het PVV is dat het samenbrengen van werkzaamheden geen afbreuk mag doen aan het eigen gezicht en de herkenbaarheid van de afzonderlijke productschappen voor de ondernemingen in de diverse sectoren. Op 5 oktober 2011 is bekend geworden dat het kabinet een verdergaande samenwerking / reorganisatie voor de PBO s nastreeft. Een mogelijk einddoel kan zijn het samengaan van alle schappen in een PBO-huis met diverse kamers, gegroepeerd naar de binnen het stelsel uit te voeren taken (dieren, planten, overige). 5.8 Toezicht overheid Het toezicht op de schappen is hoofdzakelijk preventief en bedoeld om te zorgen dat een schap binnen de wettelijke grenzen opereert. De SER of de centrale overheid moeten productschapverordeningen goedkeuren voordat ze in werking treden. In formele zin kennen de productschappen twee toezichthouders, de SER en de minister van EL&I. Op enige afstand is de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) toezichthouder. De departementen hebben het recht een vertegenwoordiger aan te wijzen in de vergadering van de productschapbesturen. De Europese Commissie en de WTO krijgen verordeningen van schappen ter goedkeuring voorgelegd als mogelijk sprake is van steunverlening respectievelijk strijdigheid met vrij handelsverkeer tussen lidstaten. De overheid toetst elke vier jaar via een onderzoek of de sector representatief vertegenwoordigd is in het bestuur. In de kabinetsplannen zal de verantwoordelijkheid voor het PBO-stelsel in de herziene wet overgaan van de minister van SZW naar de minister van EL&I. 6 Hoofdlijnen van het handelen van het Gemeenschappelijk Secretariaat Productschappen Vee, Vlees en Eieren 6.1 Inleiding Het GS PVE werd ingesteld voor een aantal uitvoerende gemeenschappelijke werkzaamheden. Het GS PPE/PVV heeft tot taak, alle werkzaamheden te verrichten welke voorheen door de afzonderlijke secretariaten werden verricht (art 2. Instellingsverordening GS PVE). Het GS verricht ten behoeve van de instellende lichamen (PVV en PPE) alle uitvoerende werkzaamheden welke bij zijn ontbreken zouden moeten worden verricht door de afzonderlijke secretariaten van PVV en PPE. Het samenwerkingslichaam treedt bijvoorbeeld op als enige werkgever van het gezamenlijke personeel. De arbeidsvoorwaarden voor het personeel werden voortaan door het gemeenschappelijk secretariaat vastgesteld zoals voorheen door de afzonderlijke productschappen gebeurde. 6.2 Historie Het Gemeenschappelijk Secretariaat Productschappen Vee, Vlees en Eieren werd in 1993 ingesteld als resultaat van een fusie tussen het Productschap voor Pluimvee en Eieren en het Productschap Vee en Vlees. Tot dit besluit van samenvoeging is gekomen tegen de achtergrond van de ontwikkelingen in de agrarische sector: steeds minder bedrijven en mensen zouden werkzaam zijn in de sector, die bovendien te maken zou krijgen met ingrijpende, structurele hervormingen, vooral op het vlak van Europees landbouwbeleid. Pagina 15

16 De samenwerking is op publiekrechtelijke basis gestoeld, de beide secretariaten werden samengevoegd tot een gemeenschappelijk secretariaat. Het GS PVE bezit rechtspersoonlijkheid. Aanvankelijk werd afgezien van publiekrechtelijke bevoegdheden zoals het uitvaardigen van verordeningen met externe werking. Bij een intensivering van de samenwerking werd echter de toekenning van publiekrechtelijke bevoegdheden niet uitgesloten. 6.3 Het taakgebied Het taakgebied van het GS PVE valt nagenoeg samen met de zogenaamde PIOFACH handelingen. PIOFACH staat voor: Personeel, Inkoop, Organisatie, Financiën, Automatisering, Communicatie, Huisvesting. Het zijn met andere woorden de taken nodig voor de bedrijfsvoering van een organisatie. Enkele voorbeelden van het werkterrein van het GS zijn: Werkgever van het personeel van de productschappen. Vaststellen van arbeidsvoorwaarden, voeren van CAO onderhandelingen. Voorbereiden en uitvoeren van beleid in opdracht van de besturen van PVV en PPE. Het voeren van de administratie voor het GS PVE. Deze valt, evenals die van het PVV en PPE onder het toezicht van de SER. Huisvesting voor de Productschappen Vee, Vlees en Eieren. 6.4 Organogram Het organogram van het Gemeenschappelijk Secretariaat Productschappen Vee, Vlees en Eieren ziet er -de situatie van augustus als volgt uit: 7 Selectiecriteria Bij de selectie van handelingen is een aantal criteria onderscheiden dat op elk beleidsterrein of taakgebied van toepassing is (zie hierna). In het schema zijn alleen de criteria opgenomen voor handelingen waarvan de neerslag overgedragen dient te worden aan het Nationaal Archief. Deze handelingen worden gewaardeerd met Bewaren (B), gevolgd door het nummer van het criterium. De neerslag van handelingen die niet aan die Pagina 16

17 selectiecriteria voldoen, zal niet worden overgebracht en wordt gewaardeerd met Vernietigen (V). De neerslag die uit deze handelingen voortvloeit, is niet noodzakelijk voor de reconstructie van het handelen op hoofdlijnen. De in de lijst genoemde termijnen worden voor wat zaaksgewijs geordende archiefbescheiden betreft geacht in te gaan na beëindiging van de zaak waartoe de bescheiden behoren, te rekenen vanaf het jongste document in het dossier. Algemene selectiecriteria Om de selectiedoelstelling te bereiken worden de handelingen in het BSD gewaardeerd aan de hand van de onderstaande algemene selectiecriteria. Deze criteria zijn in 1997 door het Convent van Rijksarchivarissen vastgesteld en geaccordeerd door PC DIN en KNHG. De algemene selectiecriteria zijn op een positieve wijze geformuleerd, het zijn bewaarcriteria en geven de handelingen aan die met een B gewaardeerd worden, dat wil zeggen waarvan de neerslag permanent moet worden bewaard. De neerslag van de handelingen die met een V gewaardeerd zijn, kan op termijn vernietigd worden. De volgende algemene selectiecriteria worden gehanteerd om de handelingen te selecteren waarvan de neerslag permanent moet worden bewaard. Algemeen selectiecriterium 1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen 2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen 3. Handelingen die betrekking hebben op verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan andere actoren 4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen 5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt 6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden Toelichting Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten. Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of de effecten van beleid. Hieruit worden niet per se consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid. Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere actoren of ter publicatie. Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties of onderdelen daarvan. Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen doeleinden te bereiken. Bijvoorbeeld in het geval de ministeriele verantwoordelijkheid is opgeheven en/of wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving. Ingevolge artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 kan neerslag van bepaalde, als te vernietigen gewaardeerde handelingen betreffende personen en/of gebeurtenissen van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang, van vernietiging worden uitgezonderd. Voor het PPE en PVV kan hierbij bij voorbeeld worden gedacht aan trends en ontwikkeling van de vleesproductie en crises als gevolg van dierziekten. Pagina 17