Zorg & Welzijn Opleiding: MBO-verpleegkundige HZP1A HZP9P periode 14 integrale opdracht kwaliteitszorg

Transcriptie

1 Zorg & Welzijn Opleiding: MBO-verpleegkundige HZP1A HZP9P periode 14 integrale opdracht kwaliteitszorg Titel integrale opdracht: Eén loket voor de zorg Uitstroombranche: Verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg Gehandicaptenzorg Geestelijke gezondheidszorg Werkprocessen: 3.1 Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep 3.2 Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg 3.3 Coördineert de zorgverlening Competenties: 3.1 Vakdeskundigheid toepassen [K]; Leren [P]. 3.2 Kwaliteit leveren [S]; Instructies en procedures opvolgen [T] 3.3 Aansturen [B]; Begeleiden [C] Beginvereisten: Om met de uitstroom te starten moeten het eerste en het tweede leerjaar afgerond zijn Leerweg en leerjaar: BOL en BBL Uitstroomfase periode 14 Aantal lesweken (lesdagen): 10 weken BOL- 2 lesdagen per lesweek BBL- 1 lesdag per lesweek Individuele of groepsopdracht: Deze opdracht is een individuele opdracht 1

2 Casus Mevrouw Splint zit thuis met een kopje koffie en laat haar gedachten gaan over de afgelopen weken. Wat is alles snel gegaan. Haar man is een half jaar gelden plotseling overleden. Twee weken geleden kwam, zoals gewoonlijk haar dochter Joke om boodschappen te doen de tuin aan kant maken en haar moeder helpen bij het douchen. Nu is Joke door haar rug gegaan. Joke heeft aangegeven dat zij de zorg rondom haar moeder niet meer kan bieden. Joke weet dat er in hun woonplaats een loket is waar iedereen terecht kan met vragen. Samen gaan ze naar dat loket en al snel blijkt dat ze bij dat loket over alles met je kunnen praten: hulp in de huishouding, zorg, welzijn en zelfs over aangepaste woonruimte. Ze weten precies wie welke soort hulp levert en ook welke organisatie een kwaliteitslabel heeft en welke niet. Ze denken ook mee hoe het geheel nu moet worden aangepakt. De cliëntbegeleider komt bij mevrouw Spint aan huis om alles met haar door te spreken. Op een later moment krijgt mevrouw Visser een telefoontje van de thuiszorg om alles door te nemen over de zorg die mevrouw Splint nodig heeft. Mevrouw Splint wordt er weer vrolijk van. Zij hoeft haar dochter niet te belasten en ze hoefde ook niet nog een keer al haar persoonlijke gegevens door te geven, want die hadden ze allemaal al. Maanden later vraagt mevrouw Splint zich af of het toch niet verstandiger is om te gaan verhuizen. Haar huis is zo groot en zij gaat het steeds moeilijker vinden om met de trap naar boven te gaan. Zou een seniorenwoning niets voor haar zijn? Mevrouw Splint kaart dit aan bij de medewerker van de thuiszorg, die weet precies hoe dit allemaal in elkaar zit. Opfrisdeel In je boek, coördinatie en continuïteit van zorg (403 ), vind je informatie over de verschillende zorgsettings. Lees nog eens een keer na wat die verschillende zorgsettings zijn en wat ze precies inhouden. Stellen deze verschillende settings andere kwaliteiten aan jou als verpleegkundige? Zo ja, motiveer je antwoord. Zo nee, motiveer je antwoord. Verdiepingsdeel Maak gebruik van de lessen die je in de loop van deze periode aangeboden krijgt Maak gebruik van de informatie die je kunt vinden in vakbladen zoals Nursing en TVZ Je kunt actuele informatie vinden over ketenzorg op: Zoek en lees 2 artikelen over ketenzorg bij bv. COPD, dementie.of ketenzorg binnen de psychiatrie en gehandicaptenzorg. Neem deze artikelen mee naar school en bespreek tijdens de lessen. 2

3 Eindproduct Maak een werkstuk over Ketenzorg Hoofdstuk 1 Wat is ketenzorg? - Geef een beschrijving over het begrip ketenzorg - Zijn er landelijke richtlijnen over ketenzorg? - Wat is nu eigenlijk het verschil tussen ketenzorg en transmurale zorg? - Zijn er voor- en of nadelen voor de zorgvrager als het gaat om ketenzorg? - Zijn er voor- en nadelen voor jou als zorgverlener wanneer jij een deel uitmaakt van de ketenzorg? Hoofdstuk 2. Onderzoek op je eigen werk- of stageplek - Op welke manier is er bij jou in de instelling waar je werkt/stage loopt ketenzorg gerealiseerd? Geef aan wat er aan intramurale-, extramurale- en transmurale zorgverlening wordt aangeboden binnen de organisatie waar jij werkt of stage loopt. - Onderzoek bij twee verschillende cliënten (zorgvragers) of zijn of haar eerste contactpersoon, hoe zij bij de zorginstelling waar jij werkt of stage loopt terecht gekomen zijn. Was hier sprake van ketenzorg? Motiveer je antwoord. - Interview een beleidsmedewerker van je eigen instelling over ketenzorg en hoe ketenzorg is gerealiseerd. Hoofdstuk 3. Kijk eens bij een ander werkveld. - Kijk bij een ander werkveld dan je eigen stage- of werkplek, (ouderenzorg, verstandelijk gehandicapten zorg of de psychiatrie), wat voor zorgketens daar zijn. - Wat zijn de verschillen en de overeenkomsten met de zorgketen waar jij werkt of stage loopt. Hoofdstuk 4. Geef je eigen mening over de organisatie van de zorginstelling waar jij werkt of stage loopt. - Benoem 2 organisatorische punten waar jij trots op bent en noem 2 verbeterpunten binnen de organisatie waar jij werkt of stage loopt. Maak bij de verbeterpunten gebruik van de kwaliteitscirkel. - Schrijf een reflectie over de gemaakte opdracht. Maak hierbij gebruik van STARR. Let op: gebruik de checklist voor ontwerper. Zie bijlage 3. 3

4 Beoordelingslijst eindproduct O / V A. Inhoudelijke criteria mbt inhoud - objectief en meetbaar - Beschrijf hier criteria waar het eindproduct inhoudelijk aan moet voldoen waar moet het eindproduct inhoudelijk aan voldoen B. Algemene criteria mbt uitvoering opdracht objectief en meetbaar (presentatie/ schriftelijk verslag/ voeren van een gesprek)- zie bijlage 2 C. Algemene criteria mbt schrijfvaardigheid - zie bijlage 2 Waardering van het eindresultaat eindproduct beoordelaar Waardering 1 e kans O/V/G Waardering herkansing O/V/G deel 1 Onvoldoende als minder dan 60% van de criteria niet voldaan zijn Voldoende als % van de criteria voldaan zijn Goed als 85 % of meer van de criteria voldaan zijn idem Eindbeoordeling totale opdracht Nog bepalen 4

5 Bijlage 2. Standaarden beoordelingscriteria Algemene eisen schriftelijke opdracht (werkstuk/verslag) Beoordelingscriteria Voldaan Niet voldaan Het werkstuk wordt ingeleverd in een snelhechter (niet in plastic hoesjes), tenzij anders vermeld in de opdracht Het werkstuk of het verslag is getypt in lettertype Verdana 10 of Arial 12, zwart Het werkstuk of het verslag is geschreven in correct Nederlands (zie uitwerkingen niveau 2F en 3F) Het werkstuk begint met een voorblad met linksonder: naam, , groep, datum, periode, naam opdracht en naam docent/begeleider Het verslag heeft linksboven: naam, , groep, datum, periode, naam opdracht en naam docent/begeleider Het werkstuk heeft een overzichtelijke inhoudsopgave Het werkstuk of het verslag heeft een inleiding met daarin uitleg over de opdracht en de opbouw van het verslag De uitwerking van de opdracht is overzichtelijk met (vetgedrukte) titels en tussenkopjes Het werkstuk of het verslag wordt afgesloten met een nawoord waarin de student terugkijkt op het uitvoeren van de opdracht De gehele opdracht (behalve het voorblad) is voorzien van paginanummering 5

6 Nederlands op niveau 3F (mbo niveau 4) Beoordelingscriteria schriftelijk verslag/werkstuk (3F) Voldaan Niet voldaan De student gebruikt titels en eventueel tussenkopjes De student verdeelt de tekst duidelijk in verschillende alinea s (tussen elke alinea een regel wit) De student bouwt zijn/haar tekst op aan de hand van een inleiding, kern en slot. De student schrijft de werkwoorden in tegenwoordige tijd, verleden tijd en het voltooid deelwoord foutloos De student spelt de woorden foutloos De student gebruikt de leestekens (punt, komma, vraagtekens, uitroeptekens, dubbele punt, aanhalingstekens) foutloos De student maakt leesbare zinnen. Zinnen van maximaal 15 woorden zijn leesbaar. De student begint elke zin met een hoofdletter. Ook namen van personen, instanties, adressen en landen worden met een hoofdletter geschreven. De student past zijn taalgebruik aan aan de situatie en het doel van het verslag (formeel/informeel) De student schrijft grammaticaal kloppende zinnen met minimaal een onderwerp en gezegde De student gebruikt regelmatig signaalwoorden om tekstverbanden duidelijk te maken De student heeft een grote woordenschat binnen zijn/haar vakgebied en de meest algemene onderwerpen De student kan, wanneer zijn/haar gesprekspartner dingen niet begrijpt, afwisselen in de manier van formuleren en zaken herhalen en samenvatten De student maakt nauwelijks grammaticale fouten 6