5. Als het diafragma daalt wordt de buikinhoud gecomprimeerd en dan fungeert het diafragma als a. een inademingsspier b. een uitademingsspier

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "5. Als het diafragma daalt wordt de buikinhoud gecomprimeerd en dan fungeert het diafragma als a. een inademingsspier b. een uitademingsspier"

Transcriptie

1 1. De wijze waarop een contractie tot stand komt in een hartspiercel wordt vergeleken met de wijze waarop een contractie tot stand komt in een gladde spiervezel. Waarin wordt het grootste verschil gevonden? a. de moleculaire wijze waarop kracht wordt gegenereerd b. de aard van de contractiele eiwitten c. de bron van de chemische energie nodig voor de contractie d. er is vrijwel geen verschil 2. Welke bewering over het tropmyosine molecuul is juist? a. Het hydrolyseert ATP juist voor de powerstroke b. Het herbergt het moleculaire mechaniek voor de powerstroke, inclusief de ATP hydrolyse c. Door te schuiven maakt het mogelijk dat myosine en actine verbinding maken d. Het bindt Ca Een tetanische contractie van een dwarsgestreepte spiervezel berust op a. summatie van spiervezel-actiepotentialen b. summatie van spiervezel-twictches c. beide d. geen van beide 4. Wanneer acetylcholine op gladde spieren van de darmwand wordt gesprenkeld a. wordt hun membraanpotentiaal minder negatief b. vuren zij meer actiepotentialen c. verhoogt de kracht waarmee zij samentrekken d. alle bovenstaande alternatieven zijn juist 5. Als het diafragma daalt wordt de buikinhoud gecomprimeerd en dan fungeert het diafragma als a. een inademingsspier b. een uitademingsspier 6. De functionele residuale capaciteit a. bevindt zich in de anatomsiche dode ruimte (de luchtwegen waar geen gaswisseling plaatsvindt) b. is goed te meten met een spirometer c. is de hoeveelheid resterende lucht na een maximaal diepe uitademing d. is de hoeveelheid resterende lucht na een normale uitademing 7. Gedurende de buikpers tijdens een hele moeilijke stoelgang is de druk in de interpleurale ruimte van de mens a. altijd subatmosferisch b. altijd supra-atmosferisch c. zowel sub- als supra-atmosferisch d. zowel sub- als supra-atmosferisch maar ook atmosferisch

2 8. In het bloed wordt CO 2 voornamelijk vervoerd a. als HCO 3 - ion b. als fysisch opgelost CO 2 c. gebonden aan transferrine d. gebonden aan hemoglobine 9. Het grootste effect op het ademminuutvolume heeft a. Een stijging van de partiële CO 2 druk van het longengas b. Een daling van de partiële CO 2 druk van het longengas c. Een stijging van de partiële O 2 druk van het longengas d. Een daling van de partiële O 2 druk van het longengas 10. Het kloppende menselijke hart maakt een lub-dub geluid waarna een pauze volgt. Het dub geluid valt samen met a. De ejectie van bloed in de aorta b. de vroege, aanspanningsfase van de ventrikelcontractie c. de late, ontspanningsfase van de ventrikelcontractie d. de late, ontspanningsfase van de atriumcontractie 11. Gedurende de (ventrikel) systole a. ledigt de ventrikel zich voor circa 70% in de aorta b. loopt de druk in de longarterie op naar 120 mm Hg c. loopt de druk in de aorta op naar 80 mm Hg d. alle bovengenoemde alternatieven zijn onjuist 12. Tot de zogenaamde resistance vessels (weerstandsvaten) rekent men a. elastische arteriën zoals de aorta b. de kleinere musculeuze arteriën en arteriolen c. de capillairen (haarvaten) d. de venen 13. Bij de filtratie-absorptie balans van de humane capillairen is een belangrijke rol weggelegd voor a. de suiker- en keukenzout-concentratie van het bloedplasma b. de eiwitconcentratie van het bloedplasma en de capillaire bloeddruk c. de keukenzoutconcentratie van het bloedplasma en de capillaire bloeddruk d. de keukenzout- en eiwitconcentratie van het bloedplasma 14. In de gevoede dunne darm a. komen meestentijds (dwz. het grootste gedeelte van de tijd dat de dunne darmmotorisch actief is) contracties van de circulaire spierlaag voor b. komen meestentijds contracties van de longitudinale spierlaag voor c. komen meestentijds peristaltische contracties voor d. komen meestentijds contracties van afwisselend de longitudinale en de circualire spierlaag voor

3 15. De enzymen noodzakelijk voor de vetafbraak komen uit a. het pancreas en de maag b. het panccreas en de galblaas c. de galblaas en de maag d. het pancreas 16. De dunne darmwand produceert cholecystokinine (CCK) als reactie op de aanwezigheid van veel a. zouten in de chyme b. zuren in de chyme c. vetten in de chyme d. vezels in de chyme 17. De wijze waarop een contractie tot stand komt in een skeletspiervezel van een zoogdier wordt vergeleken met de wijze waarop een contractie tot stand komt in diens hartspiervezels. Waarin wordt het grootste verschil gevonden? a. de wijze waarop kracht wordt gegenereerd b. de aard van de contractiele eiwitten c. de bron van de chemische energie nodig voor de contractie d. het verloop van het actiepotentiaal over de spiervezelmembraan 18. Welk eiwit bevindt zich op het F-actine filament van een zoogdier skeletspiervezel? a. tropomyosine b. myosine c. troponine d. meer dan 1 bovenstaand item is juist 19. De zogenaamde rode skeletspiervezels a. Ontlenen hun kleur aan een betere doorbloeding b. Contraheren sloom vergeleken met glycolytische vezels c. Bevatten relatief veel myoglobine d. Bevatten per gram weefsel minder capillairen vergeleken met witte vezels 20. Wanneer acetylcholine op gladde spieren van de zoogdier darmwand wordt gesprenkeld a. wordt hun membraanpotentiaal minder negatief b. vuren zij meer actiepotentialen c. verhoogt de kracht waarmee zij samentrekken d. alle bovenstaande alternatieven zijn juist 21. Het ademteugvolume van een volwassen mens a. wordt in zijn geheel gemengd met het inspiratoire reserve volume b. bedraagt in rust typisch 1,5 L c. wordt in rust gemiddeld 7 keer per minuut in en uit geademd d. komt voor een deel in de anatomische dode ruimte terecht

4 22. Gedurende een volledige ademhalingscyclus is de druk in de zoogdierlong a. altijd subatmosferisch b. altijd supra-atmosferisch c. zowel sub- als supra-atmosferisch d. zowel sub- als supra-atmosferisch maar ook atmosferisch 23. In het zoogdier bloed wordt CO 2 voornamelijk vevoerd a. als HCO 3 - ion b. als fysisch opgelost CO 2 c. gebonden aan transferrine d. gebonden aan hemoglobine 24. Over de netto diffusie van gassen door de alveolo-capillaire membraan van een zoogdier kan het volgende worden gezegd a. Er diffunderen per tijdseenheid vrijwel evenveel CO 2 moleculen als O 2 moleculen (de verhouding ligt dicht bij 0,8 : 1) b. Er diffunderen per tijdseenheid ongeveer 2 zoveel CO 2 moleculen als O 2 moleculen (de verhouding ligt dicht bij 2,2 :1) c. Er diffunderen per tijdseenheid ongeveer 2 zoveel O 2 moleculen als CO 2 moleculen (de verhouding ligt dicht bij 2,2 :1) d. Er diffunderen per tijdseenheid ongeveer 2 zoveel N 2 moleculen als O 2 moleculen (de verhouding ligt dicht bij 1,8 :1) 25. Bij het snel opblazen van een grote feestballon door een vrolijk mens a. daalt de partiële CO 2 druk en daalt de partiële O 2 druk van het longengas b. daalt de partiële CO 2 druk en stijgt de partiële O 2 druk van het longengas c. stijgt de partiële CO 2 druk en daalt de partiële O 2 druk van het longengas d. stijgt de partiële CO 2 druk en stijgt de partiële O 2 druk van het longengas 26. Het kloppende menselijke hart maakt een lub-dub geluid waarna een pauze volgt waarin het hart geen geluid maakt. De pauze valt samen met a. het pompen van bloed in de aorta b. de vroege fase van de ventrikelcontractie c. de late fase ventrikelcontractie d. het vullen van de atria 27. Vergeleken met de drukken in de longcirculatie zijn de drukken in de systemische circulatie van de mens a. 40 hoger b. 4 hoger c. even hoog d. 4 lager 28. De juiste volgorde van de normale humane hartactivatie is a. sinoatriaalknoop Purkinjevezels atrioventriculairknoop b. sinoatriaalknoop atrioventriculairknoop Purkinjevezels c. atrioventriculairknoop sinoatriaalknoop Purkinjevezels d. atrioventriculairknoop Purkinjevezels sinoatriaalknoop

5 29. Tot de zogenaamde capacitance vessels (capaciteitsvaten) rekent men a. elastische arteriën zoals de aorta b. de kleinere musculeuze arteriën en arteriolen c. de capillairen (haarvaten) d. de venen 30. Vergeleken met de het debiet (=minuutvolume, ml/min) van de linker harthelft, is het debiet van de rechter harthelft in een mens a. groter b. gelijk c. kleiner d. in rust groter, maar bij inspanning kleiner 31. Bij de filtratie-absorptie balans van de humane capillairen is een belangrijke rol weggelegd voor a. de suiker- en keukenzout-concentratie van het bloedplasma b. de eiwitconcentratie van het bloedplasma en de capillaire bloeddruk c. de keukenzoutconcentratie van het bloedplasma en de capillaire bloeddruk d. de keukenzout- en eiwitconcentratie van het bloedplasma 32. In de humane slokdarm a. komen voornamelijk contracties van de circulaire spierlaag voor b. komen voornamelijk contracties van de longitudinale spierlaag voor c. komen voornamelijk peristaltische contracties voor d. komen voornamelijk contracties van afwisselend de longitudinale en de circualire spierlaag voor 33. Welke bewering over de menselijke maag is onjuist? a. De maag dient als opslagplaats voor doorgeslikt voedsel b. Het antrum gedeelte van de maag maakt chyme van voedsel c. De maag verteert eiwitten d. Het pylorus gedeelte van de maag absorbeert vitamine B De pupil van het mensenoog wordt nauwer door a. acetylcholine b. adrenaline c. noradrenaline d. dopamine 35. Wat is het voornaamste kenmerk van de circulatie van gewervelden? a. De circulatie is open b. De circulatie is gesloten c. De circulatie is in de zomer open en in de winter gesloten d. De circulatie is in de winter gesloten en in de zomer open

6 36. De long en systemische circulaties zijn bij veel diersoorten volledig gescheiden. Het hart kent dan een rechter en een linker helft. Als het gemiddelde hartminuutvolume van een hond 1,0 L/minuut bedraagt, hoe is dat dan over de linker en de rechter harthelft verdeeld a. Beide helften hebben een gemiddeld hartminuutvolume van 1,0 L/minuut b. Beide helften hebben een gemiddeld hartminuutvolume van 0,5 L/minuut c. De linkerhelft heeft een gemiddeld hartminuutvolume van 0,4 L/minuut d. De rechterhelft heeft een gemiddeld hartminuutvolume van 0,4 L/minuut 37. De rechter en linker ventrikels (hartkamers) van dieren met een gescheiden long en systemische circulatie zijn qua vorm asymmetrisch. Welke van de volgende beweringen beschrijft die asymmetrie en de achterliggende oorzaak het best? a. De linker ventrikel heeft een dikkere wand, want die pompt het meeste bloed per minuut b. De rechter ventrikel heeft een dikkere wand, want die pompt het meeste bloed per minuut c. De linker ventrikel heeft een dikkere wand, want die pompt het bloed in een vat met de hoogste druk d. De rechter ventrikel heeft een dikkere wand, want die pompt het bloed in een vat met de hoogste druk 38. Bij mensen maakt het hart een lub-dub geluid (eerste en tweede harttoon). Welk proces veroorzaakt het lub geluid? a. Sluiting van de longslagader en lichaamslagader kleppen b. Sluiting van de kleppen tussen atrium (boezems) en ventrikels (kamers) c. Opening van de longslagader en lichaamslagader kleppen d. Opening van de kleppen tussen atrium (boezems) en ventrikels (kamers) 39. Een eerstejaars FNWI student die intensief roeit heeft een hartfrequentie in rust van 43/minuut. Stel dat het gemiddelde hartminuutvolume van de linker harthelft van alle biologie, psychobiologie en biomedische wetenschap eerstjaarstudenten 5,0 L/minuut bedraagt. Welke stelling over de student is dan juist? a. Het hartminuutvolume van deze student is 40-60% lager dan ca. 5 L/min b. Het hartminuutvolume van deze student is 2-5% lager of hoger dan 5 L/min c. Het hartminuutvolume van deze student is 40-60% hoger dan 5 L/min 40. Een eerstejaars FNWI student die intensief roeit heeft een hartfrequentie in rust van 43/minuut. Hoe vaak zal deze student in rust ademhalen per minuut? a. Gewoon, net zo frequent als zijn gezonde leeftijdsgenoten ca keer per minuut b. Circa 6-7 keer per minuut c. Circa keer per minuut

7 41. Dezelfde eerstejaars FNWI student krijgt een roeiongeluk en zijn gebroken rib prikt in de long. Er kan nu lucht in de pleuraholte komen. Wat is het gevolg? a. De negatieve druk in de pleuraholte wordt meer dan 80% minder negatief b. De partiële druk in de pleuraholte gaat sterk omlaag c. De partiële druk in de pleuraholte gaat sterk omhoog d. De lucht in de pleuraholte gaat meedoen met de gaswisseling 42. Waaraan is de som van de partiële drukken van alle, aan het longengas deelnemende gassen gelijk? a. Aan de barometrische druk (76 cm Hg of 101 kpa) b. Aan het quotiënt van de alveolaire druk op de functionele residuale capaciteit niveau en de alveolaire druk bij maximale inspiratie c. Aan het quotiënt van de alveolaire druk op ademrustniveau en de alveolaire druk bij maximale expiratie d. Aan het quotiënt van de alveolaire druk op ademrustniveau en de interpleurale druk bij maximale inspiratie (gecorrigeerd voor de waterdampspanning) 43. Een glazen beker met onstolbaar veneus menselijk bloed wordt op een laboratoriumtafel in Katwijk aan Zee (ZH) in een atmosfeer geplaatst waar 5% van de moleculen O 2 is, 5% van de moleculen CO 2 is en 90% van de moleculen is N 2. Veneus bloed heeft, zoals u weet, een PCO 2 van 45 mm Hg (5,98 kpa) en een PO 2 van 40 mm Hg (5,31 kpa). De hoeveelheid in het bloed opgeloste O 2 en CO 2 verandert. Welke van de onderstaande beweringen over deze veranderingen is juist? a. De hoeveelheid opgelost CO 2 stijgt en de hoeveelheid opgelost O 2 stijgt b. De hoeveelheid opgelost CO 2 stijgt en de hoeveelheid opgelost O 2 daalt c. De hoeveelheid opgelost CO 2 daalt en de hoeveelheid opgelost O 2 stijgt d. De hoeveelheid opgelost CO 2 daalt en de hoeveelheid opgelost O 2 daalt 44. De oppervlaktespanning ten gevolge van de aanwezigheid van een dun laagje water in de alveoli wordt verminderd door surfactans. Welke van de onderstaande beweringen over deze stof is juist? a. Surfactans vergroot de oppervlaktespanning in de longblaasjes, en vergroot daarmee de elastische recoil (terugveren) van de longen b. Surfactans vergroot de oppervlaktespanning in de longblaasjes, en verkleint daarmee de elastische recoil (terugveren) van de longen c. Surfactans verkleint de oppervlaktespanning in de longblaasjes, en vergroot daarmee de elastische recoil (terugveren) van de longen d. Surfactans verkleint de oppervlaktespanning in de longblaasjes, en verkleint daarmee de elastische recoil (terugveren) van de longen 45. Acetylcholine is een veelzijdige neurotransmitter. Waar speelt dit molecuul een belangrijke rol bij de signaaloverdracht? a. Bij de neuro-musculaire junctie (de eindplaat) b. Bij de schakeling van pre naar post ganglionaire neuronen in het autonome zenuwstelsel c. Bij het vrijmaken van adrenaline uit het bijniermerg d. Alle bovenstaande antwoorden zijn juist

8 46. Welke uitspraak over het effect van (nor)adrenaline op de circulatie is juist? a. (nor)adrenaline geeft gegeneraliseerd vasoconstrictie (vernauwing van de arteriolen) b. (nor)adrenaline geeft gegeneraliseerd vasodilatatie (verwijding van de arteriolen) c. (nor)adrenaline geeft vasoconstrictie in het stroomgebied van de darmen, maar vasodilatatie (verwijding van de arteriolen) in het stroomgebied van de dwarsgestreepte spieren d. nor)adrenaline geeft vasodilatatie in het stroomgebied van de darmen, maar vasoconstrictie in het stroomgebied van de dwarsgestreepte spieren 47. Het kinderversje luidt: Op een grote paddestoel, Rood met witte stippen, Zat kabouter Spillebeen, Heen en weer te wippen. Krak, zei toen de paddestoel, Met een diepe zucht, Allebei de beentjes, Hoepla in de lucht! De paddestoel in kwestie is amanita muscaria. Via het zitvlak van dhr. Spillebeen zijn moleculen uit de paddestoel in diens circulatie terecht gekomen. Dhr. Spillebeen heeft nu een lage bloeddruk, transpireert heftig en produceert speeksel. Welk deel van het zenuwstelsel is door de intoxicatie overmatig actief geworden? a. Het somatische zenuwstelsel b. Het enterische zenuwstelsel c. Het sympatische zenuwstelsel d. Het parasympatische zenuwstelsel 48. Waar verblijven voedsel(resten) in het menselijke maag-darm kanaal het langst? a. In de slokdarm b. In de maag c. In de dunne darm d. In de dikke darm 49. Het stukje dunne darm tussen de maagportier (pylorus) en de papil van Vater in het menselijke maag-darm kanaal verdient wel ons respect. Waarom is dat? a. Het krijgt de volledige maaginhoud over zich heen gedumpt b. Het krijgt de zure maaginhoud te verwerken c. Daar vindt de meeste eiwitvertering plaats met behulp van gevaarlijke enzymen d. Daar vindt de meeste vetvertering plaats met behulp van enzymen die in potentie de celmembranen van de enterocyten ter plekke oplossen 50. Het pancreas scheidt enzymen uit die van nut zijn bij de vertering van welke van de volgende item? a. Koolhydraten, ionen en vetten b. Vetten, ionen en eiwitten c. Koolhydraten, vetten en eiwitten

9 51. Als de contractiele respons van gladde spieren wordt vergeleken met die van dwarsgestreepte spieren wat is dan het meest opvallende verschil? a. De bron van het activerende calcium b. Het mechanisme waarmee kracht wordt gegenereerd c. De bron van de energie voor de contractie d. De aard van de contractiele eiwitten 52. De contractiekracht van een skeletspier kan worden vergroot door welke van de volgende items? a. Door het enzym acethylcholinesterase te remmen b. Door de de prikkelfrequentie van de innerverende zenuw op te voeren c. Door een maximaal passief verkorte spier enkele procenten te verlengen d. Alle bovenstaande items zijn juist 53. Welke bewering over de A-band van een dwarsgestreepte spier is juist a. De A-band wordt korter bij een contractie b. De A-band bevat alleen myosine c. De A-band bevat alleen tropomyosine d. De A-band bevat zowel myosine als actine. 54. Welke klep in het menselijke hart heeft de vorm van een bisschopsmijter? a. De mitralisklep b. De tricuspidalisklep c. De aortaklep d. De pulmonalisklep 55. Wat is het hartminutenvolume van een gezonde 20-jarige vrouwelijke student? Het meeste correcte antwoord ligt het dichtste bij a. 1 L/ seconde b. 4 L/ seconde c. 1 L/minuut d. 4 L/minuut 56. Welke stelling over de sinusknoop is (zijn) juist a. De sinusknoop bevindt zich in het rechter atrium, juist onder de uitmonding van de bovenste holle ader b. De sinusknoop bestaat uit gespecialiseerde hartspierweefsel c. De sinusknoop genereert spontaan actiepotentialen die via gap junctions aan de omringende hartspiercellen worden doorgegeven d. Alle bovenstaande stellingen zijn juist.

10 57. De Engelse rijmzin I am so excited, I just cannot hide it is van toepassing op hartspiercellen. Wat is (zijn) daarvan de reden(en)? a. Als één hartspiercel samentrekt, rekt het de buurcellen juist uit b. Als één hartspiercel een actiepotentiaal genereert wordt dat actiepotentiaal onmiddellijk doorgegeven aan de aangekoppelde buurcellen c. De actiepotentialen van de sinusknoop reizen via het bloed door de tricuspidalisklepopening naar beide ventrikelwanden d. Alle bovenstaande stellingen zijn juist. 58. Welke stelling over de hartcyclus is onjuist? a. Gedurende de hartcyclus is er een moment dat alle kleppen gelijktijdig open staan b. Gedurende de hartcyclus is er een moment dat alle kleppen gelijktijdig dicht staan c. Gedurende de hartcyclus is er een moment dat beide halvemaanvormige kleppen gelijktijdig open staan d. Gedurende de hartcyclus is er een moment dat beide kleppen tussen de boezems en de kamers gelijktijdig open staan 59. Wat is er de reden van dat bij een gezond mens in rust de arteriële bloeddruk een lage diastolische en een hogere systolische waarde kent? a. Dat komt doordat de gladde spiercellen in de wanden van de arteriën afwisselend aanspannen en ontspannen b. Dat komt doordat de op de arteriën aangesloten vaatbedden van de organen afwisselend meer en minder bloed afnemen c. Dat komt doordat het hart steeds eerst de longen en daarna het lichaam van bloed voorziet gecombineerd met het feit dat de druk de longarteriën gemiddeld 25% van de druk in de aorta bedraagt d. Dit komt doordat de tijd die het kost om het slagvolume in de aorta te pompen korter is dan de tijd die het kost om het slagvolume naar de vaatbedden te laten afstromen 60. Welke stelling over het diafragma van een staande mens is juist? a. Bij een rustige uitademing bewegen de diafragmakoepels naar beneden b. Bij een rustige uitademing bewegen de diafragmakoepels naar elkaar toe c. Bij een rustige inademing bewegen de diafragmakoepels naar beneden d. Bij een rustige inademing bewegen de diafragmakoepels naar elkaar toe 61. Welke stelling over een rustige uitademing is juist? a. Een rustige uitademing komt tot stand door samentrekking van de buitenste tussenribspieren b. Een rustige uitademing komt tot stand door samentrekking van het middenrif c. Een rustige uitademing komt tot stand door samentrekking van de buikspieren d. Een rustige uitademing komt tot stand door ontspanning van de spieren betrokken bij de inademing

11 62. Welke stelling over de druk in de pleuraholte tijdens ademrust is het meeste juist? a. De druk in de pleuraholte is subatmosferisch (minder dan de barometrische luchtdruk) vanwege de longelasticiteit b. De druk in de pleuraholte is subatmosferisch vanwege de aanwezigheid van een geringe hoeveelheid vloeistof in deze holte c. De druk in de pleuraholte is supra-atmosferisch (meer dan de barometrische luchtdruk) vanwege de longelasticiteit d. De druk in de pleuraholte is supra-atmosferisch vanwege de aanwezigheid van van een geringe hoeveelheid vloeistof in deze holte 63. Welke stelling over de regeling van de ademhaling is het meeste juist? a. De ademdiepte en ademfrequentie worden vergroot als de PCO 2 van het bloed toeneemt en vooral als tegelijkertijd de PO 2 van bloed ook toeneemt b. De ademdiepte en ademfrequentie worden vergroot als de PCO 2 van het bloed toeneemt en vooral als tegelijkertijd de PO 2 van bloed afneemt c. De ademdiepte en ademfrequentie worden vergroot als de PCO 2 van het bloed afneemt en vooral als tegelijkertijd de PO 2 van bloed toeneemt d. De ademdiepte en ademfrequentie worden vergroot als de PCO 2 van het bloed afneemt en vooral als tegelijkertijd de PCO 2 van bloed ook afneemt 64. Wat is de aanduiding voor de hoeveelheid lucht die in één ademhaling geheel kan worden ververst? a. Het inspiratoire reservevolume b. Het expiratoire reservevolume c. Het restvolume d. De vitale capaciteit 65. Wat hebben pepsine en trypsine gemeenschappelijk? a. Ze zijn beide betrokken bij de vertering van eiwitten b. Ze worden beide aangetroffen in maagsap c. Ze zijn beide betrokken bij de vertering van vetten d. Ze worden beide aangetroffen in alvleeskliersap 66. Op welke prikkel sluit de pylorus? a. Een hoge (basische) ph van de voedselbrij in het duodenum b. Een neutrale ph van de voedselbrij in het duodenum c. Een lage (zure) ph van de voedselbrij in het duodenum d. Een lage (zure) ph van de voedselbrij in de maag 67. Het darmwandhormoon secretine heeft vooral invloed op a. De galblaas b. Het pancreas c. De maagkliertjes d. De speeksleklieren

Anatomie en Fysiologie van Dieren

Anatomie en Fysiologie van Dieren Anatomie en Fysiologie van Dieren Versie 2 1 april 2011 17.00-19.00 uur Tentamen: 40 multiple choice vragen Dit tentamen is in het verleden niet goed ingescand. Hierdoor ontbreken sommige vragen en in

Nadere informatie

Anatomie & Fysiologie van Dieren

Anatomie & Fysiologie van Dieren Anatomie & Fysiologie van Dieren Versie 1 29 maart 2010 Tentamen: 40 multiple choice vragen Dit tentamen is niet volledig gescand. Hierdoor zijn enkele vragen weggevallen en is het aantal vragen iets korten.

Nadere informatie

Take-home toets. Thema 4.3.1: Anatomie en fysiologie van het hart en de circulatie

Take-home toets. Thema 4.3.1: Anatomie en fysiologie van het hart en de circulatie Take-home toets Thema 4.3.1: Anatomie en fysiologie van het hart en de circulatie 1. I Arterien vervoeren altijd zuurstofrijk bloed II Arterien vervoeren het bloed naar het hart 2. Waar vindt de kleine

Nadere informatie

Regulering van Vorm en Functie van Dieren,TEST 2, versie II, 30 maart 2012

Regulering van Vorm en Functie van Dieren,TEST 2, versie II, 30 maart 2012 Regulering van Vorm en Functie van Dieren,TEST 2, versie II, 30 maart 2012 ANATOMIE: DR. R. DE HEUS VRAAG 1: Bij de rat doorboren een aantal anatomische structuren het diafragma of middenrif, met andere

Nadere informatie

Hart = pomp --> spier --> trainen --> krans(slag)aders vertakken verder --> hart krijgt meer voedingsstoffen

Hart = pomp --> spier --> trainen --> krans(slag)aders vertakken verder --> hart krijgt meer voedingsstoffen Samenvatting door Jurre 1255 woorden 16 juni 2015 6,5 3 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar 9.1 Hart en bloedsomloop Hart = pomp --> spier --> trainen --> krans(slag)aders vertakken verder -->

Nadere informatie

A. de hersenen en het ruggenmerg B. het hersenvlies en de hersenstam C. het cerebrospinaal vocht en de gevoelszenuwen D. de klieren en de lymfevaten

A. de hersenen en het ruggenmerg B. het hersenvlies en de hersenstam C. het cerebrospinaal vocht en de gevoelszenuwen D. de klieren en de lymfevaten Hoofdstuk 1 Meerkeuzevraag 1.1 Meerkeuzevraag 1.2 Meerkeuzevraag 1.3 Meerkeuzevraag 1.4 Meerkeuzevraag 1.5 Meerkeuzevraag 1.6 Meerkeuzevraag 1.7 Waar ligt de lever in de buikholte? A. Boven rechts B. Boven

Nadere informatie

Anatomie / fysiologie Circulatie. Stellingen n.a.v. vorig college. Stellingen, vervolg. Bloeddruk

Anatomie / fysiologie Circulatie. Stellingen n.a.v. vorig college. Stellingen, vervolg. Bloeddruk Anatomie / fysiologie Circulatie Bloeddruk 1 Stellingen n.a.v. vorig college Het ventrikelseptum van het hart is dikker dan het atriumseptum van het hart. Een hart dat over de top van de Frank Starling-curve

Nadere informatie

Theorie-examen Fysiologie april 2009

Theorie-examen Fysiologie april 2009 Theorie-examen Fysiologie april 2009 1. Wat is, uiteindelijk, de beperkende factor bij inspanning? A. Het ademminuutvolume. B. Het hartminuutvolume. C. De vitale capaciteit. 2. Hoe kan het lichaam in totaal

Nadere informatie

Thema: Transport HAVO. HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] Docent: A. Sewsahai

Thema: Transport HAVO. HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] Docent: A. Sewsahai Thema: Transport HAVO HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] Docent: A. Sewsahai Doelstellingen De student moet - de bestanddelen van bloed kunnen noemen, ingecalculeerd de kenmerken

Nadere informatie

Thema 4.2.1: Anatomie en fysiologie van de thorax, longen en het respiratoirsysteem

Thema 4.2.1: Anatomie en fysiologie van de thorax, longen en het respiratoirsysteem Take-home toets Thema 4.2.1: Anatomie en fysiologie van de thorax, longen en het respiratoirsysteem 1. Welke van de onderstaande spieren speelt (spelen) een rol bij de ademhaling? a. diafragmaspieren b.

Nadere informatie

Als het bloed uit de holle ader verder stroomt, in welk bloedvat komt het dan?

Als het bloed uit de holle ader verder stroomt, in welk bloedvat komt het dan? De lever is gelegen in de buikholte? A. Boven rechts B. Boven links C. Onder rechts D. Onder links Als het bloed uit de holle ader verder stroomt, in welk bloedvat komt het dan? A. De aorta B. De holle

Nadere informatie

Hoorcollege Tractus circulatorius. Dirk Geurts

Hoorcollege Tractus circulatorius. Dirk Geurts Hoorcollege Tractus circulatorius Dirk Geurts Voorbereiding E-book/boek Anatomie en fysiologie van Martini lezen (Hoofdstuk 13, Het cardiovasculaire stelsel: bloedvaten en bloedsomloop, paragraaf 13.1

Nadere informatie

Tussentoets 1 (TT-1, code 8WA01) Hart en Long 8WA00. Maandag 11 maart 2013

Tussentoets 1 (TT-1, code 8WA01) Hart en Long 8WA00. Maandag 11 maart 2013 Tussentoets 1 (TT-1, code 8WA01) Hart en Long 8WA00 Maandag 11 maart 2013 Faculteit Biomedische Technologie BSc opleiding Medische Wetenschappen en Technologie Verantwoordelijk docent: C. Bouten Coördinator

Nadere informatie

anatomie en fysiologie van het hart

anatomie en fysiologie van het hart 1 KLINISCHE INTERPRETATIE VAN ECG S 1 anatomie en fysiologie van het hart 1.1 Het hart is de pomp van het lichaam Het hart pompt met gecoördineerde bewegingen bloed door het lichaam en voorziet zo de weefsels

Nadere informatie

BASISSTOF 1 HET BLOED OM TE ONTHOUDEN

BASISSTOF 1 HET BLOED OM TE ONTHOUDEN BASISSTOF 1 HET BLOED Bloed bestaat uit bloedplasma, bloedcellen en bloedplaatjes. 55% is bloedplasma. 45% bloedcellen en bloedplaatjes. Er zijn twee soort bloedcellen: rode bloedcellen en witte bloedcellen.

Nadere informatie

Anatomie / fysiologie. Taken circulatiestelsel. Onderverdeling bloedvaten. Cxx53 5 en 6 Bloedvaten Lymfe

Anatomie / fysiologie. Taken circulatiestelsel. Onderverdeling bloedvaten. Cxx53 5 en 6 Bloedvaten Lymfe Anatomie / fysiologie Cxx53 5 en 6 Bloedvaten Lymfe FHV2009 / Cxx53_5_6 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie 1 Taken circulatiestelsel Voedingsstoffen, nadat ze verteerd (in stukken gedeeld) zijn, opnemen

Nadere informatie

vwo gaswisseling en ademhaling 2010

vwo gaswisseling en ademhaling 2010 vwo gaswisseling en ademhaling 2010 Machinale kunstmatige beademing Machinale kunstmatige beademing wordt toegepast als een patiënt, bijvoorbeeld tijdens of na narcose, niet zelf kan ademhalen. De principes

Nadere informatie

Fysiologie les 7. Herhalen Lymfestelsel:

Fysiologie les 7. Herhalen Lymfestelsel: Herhalen Lymfestelsel: Fysiologie les 7 Lymfe ontstaat in het weefsel, weefselvocht (plasma zonder plasmaeiwitten) lekt de lymfecapillairen in. Deze komen samen in grotere lymfe vaten. Meerdere lymfevaten

Nadere informatie

Respiratie Functie en bouw van de luchtwegen. Een uitingsvorm van het gebruik van de hulpademhalingsspieren is neusvleugelen.

Respiratie Functie en bouw van de luchtwegen. Een uitingsvorm van het gebruik van de hulpademhalingsspieren is neusvleugelen. Respiratie 2 Functie en bouw van de luchtwegen FHV2009 / Cxx54 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus 1 Het uitwisselingsproces van O 2 en CO 2 tussen de cellen en de bloedbaan vindt eerder

Nadere informatie

Anatomie / fysiologie

Anatomie / fysiologie Anatomie / fysiologie Cxx53 7 en 8 Hart 1 FHV2009 / Cxx53 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie 1 Ligging van het hart Kegelvormig, hol, gespierd orgaan. Ca. 10 cm lang en omvang vuist FHV2009 / Cxx53

Nadere informatie

Onwillekurig of Autonoom Ingedeeld in parasympatisch en orthosympatisch

Onwillekurig of Autonoom Ingedeeld in parasympatisch en orthosympatisch Paragraaf 8.1 en 8.2 perifere zenuwstelsel Uitlopers van zenuwcellen buiten de hersenen en het ruggenmerg centrale zenuwstelsel Zenuwcellen en uitlopers in hersenen en ruggenmerg autonome zenuwstelsel

Nadere informatie

HET ADEMHALINGSSTELSEL

HET ADEMHALINGSSTELSEL HET ADEMHALINGSSTELSEL ANATOMIE EN FYSIOLOGIE Functies van het ademhalingsstelsel De functies van het ademhalings-stelsel Gasuitwisseling tussen bloed en lucht Verplaatsen van lucht van en naar de uitwisselingsoppervlakken

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Transport

Samenvatting Biologie Transport Samenvatting Biologie Transport Samenvatting door een scholier 1880 woorden 18 maart 2007 7 36 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Basisstof 1 De bloedsomloop Eencellige dieren en dieren

Nadere informatie

Theorie-examen Fysiologie 21 april 2006.

Theorie-examen Fysiologie 21 april 2006. Theorie-examen Fysiologie 21 april 2006. 1. Welke bestanddelen horen, onder normale omstandigheden, niet voor te komen in urine? A. Hormonen en afbraakproducten. B. Eiwitten. C. Zouten. 2. Wat is een voorbeeld

Nadere informatie

6.9. Werkstuk door E woorden 25 juni keer beoordeeld. Biologie voor jou. Inhoudsopgave

6.9. Werkstuk door E woorden 25 juni keer beoordeeld. Biologie voor jou. Inhoudsopgave Werkstuk door E. 1687 woorden 25 juni 2006 6.9 23 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Inhoudsopgave Het Bloed De Bloedsomloop De bloedvaten Uitscheiding De Hartslag Weefselvloeistof

Nadere informatie

Fysiologie les 5 Herhalen 3A Bloedsomloop

Fysiologie les 5 Herhalen 3A Bloedsomloop Fysiologie les 5 Herhalen 3A Bloedsomloop Cellulair; Haematocriet, Erytrocyt (Affiniteit, Erytropoëtine, HB) Leukocyt (diapedese, fagocytose) Trombocyt 45% Plasma = water met opgeloste stoffen, glucose,

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Transport

Samenvatting Biologie Transport Samenvatting Biologie Transport Samenvatting door een scholier 1385 woorden 5 april 2006 8,2 8 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Hoofdstuk Transport Basisstof 1: De bloedsomloop Bloedsomloop:

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Biologie Hoofdstuk 9: vertering, ademhaling, verbranding, bloedsomloop

Samenvatting Biologie Biologie Hoofdstuk 9: vertering, ademhaling, verbranding, bloedsomloop Samenvatting Biologie Biologie Hoofdstuk 9: vertering, ademhaling, verbranding, bloedsomloop Samenvatting door Madelief 1197 woorden 7 februari 2018 5,2 16 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Paragraaf

Nadere informatie

Capabel Examens 2011 Pagina 1

Capabel Examens 2011 Pagina 1 1. Wat is de kleinste levende eenheid van een organisme? A) Een cel. B) Een orgaan. C) Een weefsel. 2. Bij welke levensverrichting van de cel speelt chromatine een belangrijke rol? A) Bij de prikkelbaarheid.

Nadere informatie

OPDRACHT EMBRYONALE BLOEDSOMLOOP. Gebruik voor deze opdracht je Binas en basisstof 1 van je boek.

OPDRACHT EMBRYONALE BLOEDSOMLOOP. Gebruik voor deze opdracht je Binas en basisstof 1 van je boek. OPDRACHT EMBRYONALE BLOEDSOMLOOP Gebruik voor deze opdracht je Binas en basisstof 1 van je boek. Zeven organen van een normale bloedsomloop zijn: Hoofd longen hart lever darm nieren benen 1. Van de zeven

Nadere informatie

Een persoon raakt opgewonden en begint te hyperventileren. Om de hyperventilatie te stoppen, pakt hij een plastic zak.

Een persoon raakt opgewonden en begint te hyperventileren. Om de hyperventilatie te stoppen, pakt hij een plastic zak. Examentrainer Vragen Hyperventilatie Het overmatig snel verversen van de lucht in de longen wordt hyperventilatie genoemd. Door bewust of onbewust snel in en uit te ademen, daalt de concentratie van CO

Nadere informatie

TUSSENTOETS. Inleiding Inspanningsfysiologie Donderdag 1 oktober 2009, uur. Vakcode: Algemene Informatie

TUSSENTOETS. Inleiding Inspanningsfysiologie Donderdag 1 oktober 2009, uur. Vakcode: Algemene Informatie TUSSENTOETS Inleiding Inspanningsfysiologie 2009 Donderdag 1 oktober 2009, 11.00-12.45 uur Vakcode: 900115 Docent: K. Gerrits Algemene Informatie Dit tentamen bestaat uit 30 meerkeuze vragen en 3 open

Nadere informatie

Respiratie 3. Functie en bouw van de luchtwegen

Respiratie 3. Functie en bouw van de luchtwegen Respiratie 3 Functie en bouw van de luchtwegen FHV2009 / Cxx54 5+6 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus 1 De totale dode ruimte is in rust kleiner dan bij inspanning. De anatomische dode

Nadere informatie

Samenvatting Biologie 1-1 tot 1-3

Samenvatting Biologie 1-1 tot 1-3 Samenvatting Biologie 1-1 tot 1-3 Samenvatting door K. 1464 woorden 10 december 2012 5,6 11 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar 8.1 Het werkt! Hoe werkt je lichaam? Organen: delen van het lichaam

Nadere informatie

Elke spier neemt toe in dikte en kracht door hem regelmatig harder te laten werken (trainen).

Elke spier neemt toe in dikte en kracht door hem regelmatig harder te laten werken (trainen). Samenvatting door een scholier 1591 woorden 28 november 2017 8,5 6 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Paragraaf 9.1: hart en bloedsomloop Elke spier neemt toe in dikte en kracht door hem regelmatig

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9: Hart en bloedsomloop

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9: Hart en bloedsomloop Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9: Hart en blo Samenvatting door Hannah 1606 woorden 26 september 2014 7,2 13 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Bloed bestaat uit: Bloedplasma (binas 84H) Rode

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9 Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9 Samenvatting door I. 2669 woorden 14 december 2014 5,8 9 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Biologie samenvatting 9.1: Lichaam à orgaanstelsels Orgaanstelsel

Nadere informatie

3. Wat gebeurt er met het kernmembraan in de eerste fase van de celdeling?

3. Wat gebeurt er met het kernmembraan in de eerste fase van de celdeling? 1. Welke stof beweegt zich het makkelijkst door het celmembraan? A) Eiwit. B) Vet. C) Water. 2. Waarbij zijn de centraallichaampjes van belang? A) Bij de celdeling. B) Bij de celgroei. C) Bij de celstofwisseling.

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Thema 5 Transport

Samenvatting Biologie Thema 5 Transport Samenvatting Biologie Thema 5 Transport Samenvatting door een scholier 1957 woorden 19 januari 2017 6,7 5 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Thema 5 1 hartstilstand Het transport gaat

Nadere informatie

Richtlijn Vroegtijdige opsporing van aangeboren hartafwijkingen (2005; update verwacht begin 2017)

Richtlijn Vroegtijdige opsporing van aangeboren hartafwijkingen (2005; update verwacht begin 2017) Richtlijn Vroegtijdige opsporing van aangeboren hartafwijkingen (2005; update verwacht 1. Werking van het hart Fysiologie van het hart Afbeelding 1: de normale volwassen bloedsomloop. Bronvermelding: Uitgeverij

Nadere informatie

Hart anatomie en fysiologie

Hart anatomie en fysiologie Hart anatomie en fysiologie Anatomie van het hart Het hart is omgeven door een effen vlies, het hartzakje of pericard(3). Het hart ligt in de borstholte, tussen de longen (1), bijna in het midden met de

Nadere informatie

1. Hoe ziet het hart eruit?

1. Hoe ziet het hart eruit? 1. Hoe ziet het hart eruit? Het hart ligt in de borstkas, achter het borstbeen tussen beide longen in. Er wordt vaak gezegd dat het hart aan de linkerkant ligt, maar dit is niet helemaal waar. Het ligt

Nadere informatie

Gezondheidscursus UMC Utrecht

Gezondheidscursus UMC Utrecht Gezondheidscursus UMC Utrecht Avond 1: Het hart- en vaatstelsel Een inleiding 1 De anatomie van het hart Door Susanne Boers en Karlijn van Leuken 2 De elektrische geleiding van het hart Door Eva van Schaik

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Spierfunctie

Samenvatting Biologie Spierfunctie Samenvatting Biologie Spierfunctie Samenvatting door een scholier 1729 woorden 14 februari 2011 6,3 7 keer beoordeeld Vak Biologie HC: spierfunctie Spieren zijn verantwoordelijk voor alle bewegingen in

Nadere informatie

Het bloed vanuit het onderste deel van het lichaam borst, buik, benen- stroomt via de onderste holle ader terug naar het hart Aorta

Het bloed vanuit het onderste deel van het lichaam borst, buik, benen- stroomt via de onderste holle ader terug naar het hart Aorta Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9 Samenvatting door K. 1990 woorden 9 november 2015 6,9 3 keer beoordeeld Vak Biologie Paragraaf 1 Onderdelen menselijk hart Functie Bovenste holle ader groot bloedvat dat

Nadere informatie

Theorie-examen fysiologie 2 mei 2008

Theorie-examen fysiologie 2 mei 2008 Theorie-examen fysiologie 2 mei 2008 1. Wat kan gesteld worden van een orgaanstelsel? A. Dit zijn alle organen tezamen in het lichaam. B. Dit is een groep organen die samen een bepaalde functie vervullen.

Nadere informatie

HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL Docent: A. Sewsahai HAVO

HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL Docent: A. Sewsahai HAVO HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL Docent: A. Sewsahai HAVO Doelsstellingen De student moet de verschillen kunnen noemen tussen gaswisseling in de lucht en gaswisseling in het water

Nadere informatie

Chapter. De Longcirculatie in Pulmonale Hypertensie. Nieuwe inzichten in Rechter Ventrikel- & Longfysiologie. Nederlandse samenvatting

Chapter. De Longcirculatie in Pulmonale Hypertensie. Nieuwe inzichten in Rechter Ventrikel- & Longfysiologie. Nederlandse samenvatting Chapter 9 Nederlandse samenvatting De Longcirculatie in Pulmonale Hypertensie Nieuwe inzichten in Rechter Ventrikel- & Longfysiologie Samenvatting Pulmonale arteriële hypertensie is een ziekte van de longvaten,

Nadere informatie

Spieren trainen Door vaak te trainen moet het hart steeds vaker harder werken waardoor de hartspier toeneemt in dikte en kracht.

Spieren trainen Door vaak te trainen moet het hart steeds vaker harder werken waardoor de hartspier toeneemt in dikte en kracht. Samenvatting door een scholier 2461 woorden 5 oktober 2016 7,2 6 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Biologie hoofdstuk 9 Bloedsomloop 9.1 Hart en bloedsomloop Spieren trainen Door vaak te trainen

Nadere informatie

H5 Begrippenlijst Zenuwstelsel

H5 Begrippenlijst Zenuwstelsel H5 Begrippenlijst Zenuwstelsel acetylcholine Vaak voorkomende neurotransmitter, bindt aan receptoren en verandert de permeabiliteit van het postsynaptische membraan voor specifieke ionen. animatie synaps

Nadere informatie

Structuur van een sarcomeer. H zone is waar de dunne filamenten niet zitten, op de zwart wit foto wijzen ze naar M lijn ipv H zone.

Structuur van een sarcomeer. H zone is waar de dunne filamenten niet zitten, op de zwart wit foto wijzen ze naar M lijn ipv H zone. Spierfysiologie 1,2&3 Structuur van een sarcomeer. H zone is waar de dunne filamenten niet zitten, op de zwart wit foto wijzen ze naar M lijn ipv H zone. ^Dwarsdoorsnede van een myofibril(serie van sarcomeren)

Nadere informatie

Hartslag: Het bloed stroomt door de boezems naar de hartkleppen. Boezems persen hun bloed naar de kamers. Er komt druk op het bloed waardoor

Hartslag: Het bloed stroomt door de boezems naar de hartkleppen. Boezems persen hun bloed naar de kamers. Er komt druk op het bloed waardoor Samenvatting door L. 1865 woorden 12 november 2014 7,6 50 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar 1. Hart en bloedsomloop Het trainen van de hartspier (en de rest van de spieren) kan door het regelmatig

Nadere informatie

7. Het gebit De bouw van het gebit Tanden en kiezen noem je gebitselementen. kroon. wortel

7. Het gebit De bouw van het gebit Tanden en kiezen noem je gebitselementen. kroon. wortel Samenvatting biologie voeding en vertering 5tm9 5 eerlijk zullen we alles delen Ondervoeding Vooral in ontwikkelingslanden Oorzaken - Doordat er geen voedsel is - Doordat ze niet genoeg voedsel kunnen

Nadere informatie

halvemaanvormige kleppen) Doordat de hartkamers het bloed met kracht wegpompen.

halvemaanvormige kleppen) Doordat de hartkamers het bloed met kracht wegpompen. 4BASISSTOF De 2 havo vwo bloedvaten thema 3 De bloedsomloop opdracht 18 Vul het schema in. Kies bij 1 uit: van de organen weg naar het hart toe van het hart weg naar de organen toe. Kies bij 2 uit: hoog

Nadere informatie

slagaders haarvaten aders uitzonderingen Bevat kleppen - - X Aorta, longslagader Gespierde dikke wand

slagaders haarvaten aders uitzonderingen Bevat kleppen - - X Aorta, longslagader Gespierde dikke wand Paragraaf 4.1 en 4.2 Neem de volgende begrippen over in je schrift en geef een omschrijving ader Bloedvat waarin bloed richting het hart stroomt slagader Bloedvat waarin het bloed van het hart afstroomt

Nadere informatie

Hoofdstuk 1: Electrofysiologie van het hart

Hoofdstuk 1: Electrofysiologie van het hart Hoofdstuk 1: Electrofysiologie van het hart Chapter 21, blz. 504 t/m 528: Cardiac electrophysiology and the electrocardiogram Het bestaat uit een hoop verschillende cellen, met elk een eigen functie. Ze

Nadere informatie

Herhalen anatomie art Cubiti: Elleboog

Herhalen anatomie art Cubiti: Elleboog Herhalen anatomie art Cubiti: Elleboog -Art Humero-ulnaris: scharnier Flexie-extensie -Art Humero-radialis: anatomische kogel Flexie-extensie, rotatie, ab-ad niet door ulna -Art Radio-ulnaris proximalis:

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Thema 6

Samenvatting Biologie Thema 6 Samenvatting Biologie Thema 6 Samenvatting door Saar 879 woorden 10 april 2018 0 keer beoordeeld Vak Biologie Aantekeningen Biologie P3: Homeostase en regelkringen: Bij meercellige organismen: de cellen

Nadere informatie

Naam: BLOEDSOMLOOP. Vraag 1. Waaruit bestaat bloed?

Naam: BLOEDSOMLOOP. Vraag 1. Waaruit bestaat bloed? Naam: BLOEDSOMLOOP Bloed Een volwassen persoon heeft 5 á 6 liter bloed. Dat bloed bestaat uit bloedplasma, bloedcellen (rode en witte) en bloedplaatjes. Als bloed een paar dagen heeft gestaan, zakken de

Nadere informatie

5,2. Antwoorden door een scholier 1376 woorden 19 februari keer beoordeeld. Basisstof 1; samenstelling van bloed

5,2. Antwoorden door een scholier 1376 woorden 19 februari keer beoordeeld. Basisstof 1; samenstelling van bloed Antwoorden door een scholier 1376 woorden 19 februari 2003 5,2 202 keer beoordeeld Vak Biologie Basisstof 1; samenstelling van bloed Opdr.1 1. Bloed bestaat uit bloedplasma, bloedcellen en plaatjes 2.

Nadere informatie

1. Waarvan is DNA een belangrijke bouwstof? A) Van de celmembraan. B) Van de chromosomen. C) Van de kernmembraan.

1. Waarvan is DNA een belangrijke bouwstof? A) Van de celmembraan. B) Van de chromosomen. C) Van de kernmembraan. 1. Waarvan is DNA een belangrijke bouwstof? A) Van de celmembraan. B) Van de chromosomen. C) Van de kernmembraan. 2. Wat zijn vegetatieve verrichtingen van de cel? A) Beweging en prikkelbaarheid. B) Prikkelbaarheid

Nadere informatie

VWO HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] ARTHUR A. HOOGENDOORN ATHENEUM - VRIJE ATHENEUM - AAHA

VWO HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] ARTHUR A. HOOGENDOORN ATHENEUM - VRIJE ATHENEUM - AAHA Thema: Transport VWO HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] ARTHUR A. HOOGENDOORN ATHENEUM - VRIJE ATHENEUM - AAHA Docent: A. Sewsahai Doelstellingen De student moet 5V: blz. 215 t/m

Nadere informatie

Ademhalingsorganen/luchtwegen. Ademhaling. De neus. De neus. De keelholte. De keelholte 16-9-2014. Bouw algemeen Van binnen naar buiten

Ademhalingsorganen/luchtwegen. Ademhaling. De neus. De neus. De keelholte. De keelholte 16-9-2014. Bouw algemeen Van binnen naar buiten Ademhaling Lesstof Beauty Level Basics 2 Blz. 132-141 Ademhalingsorganen/luchtwegen algemeen Van binnen naar buiten Slijmvlies en trilhaarepitheel Circulair verlopend glad spierweefsel Bindweefsel De neus

Nadere informatie

Spijsverteringsstelsel. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. https://maken.wikiwijs.nl/88213

Spijsverteringsstelsel. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. https://maken.wikiwijs.nl/88213 Auteur VO-content Laatst gewijzigd Licentie Webadres 16 december 2016 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie https://maken.wikiwijs.nl/88213 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs

Nadere informatie

Grijze stof wordt gevormd door de cellichamen van de neuronen en de dendrieten

Grijze stof wordt gevormd door de cellichamen van de neuronen en de dendrieten I hated every minute of training, but I said, "Don't quit. Suffer now and live the rest of your life as a champion. Muhammad Ali Bart van der Meer WM/SM - theorieles 14 Amice Bewerkt door Reina Welling

Nadere informatie

5.8. Boekverslag door M woorden 24 januari keer beoordeeld

5.8. Boekverslag door M woorden 24 januari keer beoordeeld Boekverslag door M. 2673 woorden 24 januari 2009 5.8 6 keer beoordeeld Vak Biologie Thema 9, Transport Basisstof 1 Typen bloedsomlopen Eencellige dieren: Diffusie, osmose en de permeasen (transportenzymen)

Nadere informatie

Samenvatting Biologie, 8.1 t/m 8.5

Samenvatting Biologie, 8.1 t/m 8.5 Samenvatting Biologie, 8.1 t/m 8.5 8.1 Het werkt! Organen zijn delen van het lichaam met een bepaalde taak (hart, longen, darmen, enzovoort). De meeste organen liggen in je romp. Je kan de romp verdelen

Nadere informatie

Theorie - herexamen Fysiologie 23 mei 2008

Theorie - herexamen Fysiologie 23 mei 2008 Theorie - herexamen Fysiologie 23 mei 2008 1. Waar wordt het groeihormoon gevormd? A. In de hypofyse. B. In het bijniermerg. C. In de pancreas. 2. Wat is een kenmerk van een weefsel? A. Het is altijd opgebouwd

Nadere informatie

Aortaklepinsufficiëntie

Aortaklepinsufficiëntie Hartcentrum Aortaklepinsufficiëntie Patiëntenfolder aandoeningen Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 2 De werking van een gezond hart... 3 Wat doet het hart?... 3 Hoe zit het hart in elkaar?... 3 De bloedsomloop...

Nadere informatie

1. Waar in de cel bevindt zich het centraallichaampje? A) In de celkern. B) In het cellichaam. C) In het celmembraan.

1. Waar in de cel bevindt zich het centraallichaampje? A) In de celkern. B) In het cellichaam. C) In het celmembraan. 1. Waar in de cel bevindt zich het centraallichaampje? A) In de celkern. B) In het cellichaam. C) In het celmembraan. 2. Wat is een voorbeeld van een animale verrichting? A) De stofwisseling. B) De uitscheiding

Nadere informatie

1. Bloedvatenstelsel geeft zuurstof en glucose aan spierstelsel; water aan uitscheidingstelsel; CO² aan ademhalingsstelsel.

1. Bloedvatenstelsel geeft zuurstof en glucose aan spierstelsel; water aan uitscheidingstelsel; CO² aan ademhalingsstelsel. Samenvatting door een scholier 1873 woorden 16 november 2006 6,2 205 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Nectar Hoofdstuk I par. 1 t/m 4 Par 1. ORGANEN EN ORGAANSTELSELS Orgaan = deel van lichaam

Nadere informatie

ECG en de hartcyclus

ECG en de hartcyclus ECG en de hartcyclus De hartcyclus De afbeelding op de volgende bladzijde is een vereenvoudigde weergave van de gebeurtenissen tijdens de hartcyclus. In de diagrammen 1 en 2 geven de grafieklijnen de drukvariaties

Nadere informatie

Bij eencellige dieren transport via diffusie (over kleine afstand). Het transporteren van zuurstof en afvalstoffen (traag proces).

Bij eencellige dieren transport via diffusie (over kleine afstand). Het transporteren van zuurstof en afvalstoffen (traag proces). Samenvatting door J. 2603 woorden 19 maart 2013 7,1 17 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie voor jou- Havo5- Thema 5: Transport 5,1 De bloedsomloop Bij eencellige dieren transport

Nadere informatie

Gaswisseling. Samenvatting voor de toets

Gaswisseling. Samenvatting voor de toets Gaswisseling Samenvatting voor de toets Inhoudsopgave Gaswisseling bij verschillende diergroepen Ademhalingsstelsel Route van ingeademde lucht Longblaasjes en haarvaten Huig en strotklepje Ribademhaling

Nadere informatie

soort bloedvat aantal diameter (mm) lengte (cm)

soort bloedvat aantal diameter (mm) lengte (cm) VWO Bovenbouwpracticum Natuurkunde Achtergrondinformatie Bloedsomloop Inleiding Het menselijk lichaam bestaat uit ongeveer 10 13 cellen. Elke cel heeft voedingsstoffen en zuurstof nodig. En elke cel moet

Nadere informatie

1) Wat is het verschil tussen de grote en kleine bloedsomloop? 2) Tot welke bloedsomloop behoren je hersenen?

1) Wat is het verschil tussen de grote en kleine bloedsomloop? 2) Tot welke bloedsomloop behoren je hersenen? Computeropdracht Bloedsomloop Basisstof 2, 3 en 5 Ga naar biologiepagina.nl > Havo 5 > Bloedsomloop > PC- les > computerles 1 Bekijk de animaties zorgvuldig en maak de opdrachten in de opgegeven volgorde,

Nadere informatie

vwo bloed en bloedsomloop 2010

vwo bloed en bloedsomloop 2010 vwo bloed en bloedsomloop 2010 Integratie In de afbeelding is schematisch de regulatie van een aantal animale en vegetatieve functies bij de mens weergegeven. Al deze functies spelen een rol bij het constant

Nadere informatie

Transport door het lichaam. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. https://maken.wikiwijs.nl/60187

Transport door het lichaam. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. https://maken.wikiwijs.nl/60187 Auteur Bea Fricova Laatst gewijzigd 26 juni 2015 Licentie CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie Webadres https://maken.wikiwijs.nl/60187 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs

Nadere informatie

Fig. 0. 1 De Leefstijlacademie

Fig. 0. 1 De Leefstijlacademie Inleiding Wat goed dat je hebt doorgezet naar de volgende cursus! Je wilt dus nog meer te weten komen over hoe je lichaam precies in elkaar zit en hoe het werkt! En dat precies is wat je in deze cursus

Nadere informatie

UNIFORM HEREXAMEN MULO 2007

UNIFORM HEREXAMEN MULO 2007 MINISTERIE VN ONERWIJS EN VOLKSONTWIKKELING EXMENUREU VK : IOLOGIE TUM: TIJ : UNIFORM HEREXMEN MULO 2007 EZE TK ESTT UIT 40 ITEMS. TENZIJ NERS VERMEL, GT HET STEES OVER GEZONE ORGNISMEN. WEEFSELS EN ORGNEN

Nadere informatie

Casuïstiek voor doktersassistenten Ik heb pijn op de borst ISBN 978 90 313 7914 9. Hoofdstuk 1: Medische achtergrondkennis

Casuïstiek voor doktersassistenten Ik heb pijn op de borst ISBN 978 90 313 7914 9. Hoofdstuk 1: Medische achtergrondkennis Antwoorden ISBN 978 90 313 7914 9 Hoofdstuk 1: Medische achtergrondkennis 1.1 Bouw van de borstkas 1. borstbeen 2. ribben 3. kraakbeen 4. wervel 5. tussenwervelschijf 6. zwevende rib 1.2 Bouw en werking

Nadere informatie

Leren over je lijf. hart en bloedsomloop 11/10/2013. plaats van hart en longen. CT scan (computed tomography) vooraanzicht. Leren over je lijf A LS

Leren over je lijf. hart en bloedsomloop 11/10/2013. plaats van hart en longen. CT scan (computed tomography) vooraanzicht. Leren over je lijf A LS eren over je lijf hart en bloedsomloop eren over je lijf Wout amers fd. natomie & Embryologie E10n3wy I pledge allegiance to the Flag of the United States of merica, and to the Republic for which it stands,

Nadere informatie

Fysiologie / hart en bloedsomloop

Fysiologie / hart en bloedsomloop Fysiologie / hart en bloedsomloop Het hart is een holle spier, die continu bloed krijgt toegevoerd uit de aderen en vervolgens in de slagaderen pompt. Het hart bestaat van binnen naar buiten uit een

Nadere informatie

6.5. Opdracht 1. Opdracht 2. Opdracht 4. Boekverslag door K woorden 10 mei keer beoordeeld. Basisstof 1

6.5. Opdracht 1. Opdracht 2. Opdracht 4. Boekverslag door K woorden 10 mei keer beoordeeld. Basisstof 1 Boekverslag door K. 1704 woorden 10 mei 2005 6.5 317 keer beoordeeld Vak Biologie Basisstof 1 Opdracht 1 1) Bloedplasma bestaat uit 90% water, opgeloste stoffen als zouten, zuurstof, voedingsstoffen, koolstofdioxide,

Nadere informatie

1. We ademen om te leven

1. We ademen om te leven 1. We ademen om te leven Net als alle levende wezens hebben wij energie nodig om te leven. De spijsvertering zorgt ervoor dat ons lichaam de voedingsstoffen opneemt. De bloedsomloop brengt die stoffen

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 13 en 14

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 13 en 14 Samenvatting Biologie Hoofdstuk 13 en 14 Samenvatting door een scholier 1351 woorden 5 februari 2006 6, 18 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar H 13 In skeletspieren is het spierweefsel verdeeld

Nadere informatie

Examentrainer. Vragen. Vertering. Wat is de naam van P?

Examentrainer. Vragen. Vertering. Wat is de naam van P? Examentrainer Vragen Vertering 1p 1 In de afbeelding worden organen van het verteringsstelsel weergegeven. Enkele van deze organen produceren verteringssappen met enzymen. Een orgaan is aangegeven met

Nadere informatie

Samenvatting door een scholier 1661 woorden 10 december keer beoordeeld

Samenvatting door een scholier 1661 woorden 10 december keer beoordeeld Samenvatting door een scholier 1661 woorden 10 december 2001 7 17 keer beoordeeld Vak Biologie 2.2. atherosclerose: verkleining van de diameter van een bloedvat door afzettingen aan de binnenkant van dat

Nadere informatie

Boezemfibrilleren. De bouw en werking van het hart

Boezemfibrilleren. De bouw en werking van het hart Boezemfibrilleren Boezemfibrilleren is een stoornis in het hartritme. Uw hartslag wordt onregelmatig. U kúnt dit voelen, maar dat hoeft niet. Van alle mensen met boezemfibrilleren voelt ongeveer 10 tot

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting 9 Nederlandse Samenvatting F.S. de Man 1,2, N. Westerhof 1,2, A. Vonk-Noordegraaf 1 Departments of 1 Pulmonology and 2 Physiology, VU University Medical Center / Institute for Cardiovascular Research,

Nadere informatie

biologie vwo 2018-I Hoogteziekte

biologie vwo 2018-I Hoogteziekte Hoogteziekte Wandelen en klimmen hoog in de bergen is niet zonder risico s. Een daarvan is hoogteziekte. Zonder adequaat handelen kan hoogteziekte een dodelijke afloop hebben. Naarmate je hoger komt neemt

Nadere informatie

binnenste laag van een bloedvat; bestaat uit endotheel en lamina middelste laag van een bloedvat, bestaat uit circulair gerangschikte

binnenste laag van een bloedvat; bestaat uit endotheel en lamina middelste laag van een bloedvat, bestaat uit circulair gerangschikte Begrippenlijst Circulatie en Respiratie Gemaakt door: Esma Nadi Tunica intima basalis Tunica media gladde spiercellen Tunica adventitia gladde spiervezels Vasa vasorum Precapillaire sfincters binnenste

Nadere informatie

Deeltentamen 2 Biologie van Dieren

Deeltentamen 2 Biologie van Dieren VERSIENUMMER: 1 Deeltentamen 2 Biologie van Dieren Het tentamen bestaat in totaal uit de volgende onderdelen: - 90 goed/foutvragen, waarvan de antwoorden moeten worden overgenomen op het bijgeleverde computerformulier.

Nadere informatie

Les 14 Ademhaling 1. Functie luchtwegen / neus. Ademhaling, luchtwegen, longen, inspiratie, expiratie, effectiviteit, Va/Q ratio, ademvolumina

Les 14 Ademhaling 1. Functie luchtwegen / neus. Ademhaling, luchtwegen, longen, inspiratie, expiratie, effectiviteit, Va/Q ratio, ademvolumina Les 14 Ademhaling 1 Ademhaling, luchtwegen, longen, inspiratie, expiratie, effectiviteit, Va/Q ratio, ademvolumina ANZN 1e leerjaar - Les 14 - Matthieu Berenbroek, 2000-2011 1 1 cavum nasi (neusholte)

Nadere informatie

Tabel blz22 en 23 14 Begrippen Steady state, Zuurstofschuld en Second wind. Tijdens inspanning glucose spiegel : adrenaline glucagon cortisol

Tabel blz22 en 23 14 Begrippen Steady state, Zuurstofschuld en Second wind. Tijdens inspanning glucose spiegel : adrenaline glucagon cortisol Inspanningsfysiologie Hoofdstuk 10 Les 14 Bovengrens prestatievermogen: HMV beperkende factor, niet longen Bij begin inspanning stijgt P CO₂ arterieel bloed, ademprikkel, longen passen aan. Ongetrainde

Nadere informatie

De hersenen, het ruggenmerg en hun bloedvaten worden beschermd door drie vliezen.

De hersenen, het ruggenmerg en hun bloedvaten worden beschermd door drie vliezen. Samenvatting door R. 1795 woorden 30 maart 2016 6,7 11 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Biologie samenvatting hoofdstuk 14 zenuwstelsel 14.1 centraal zenuwstelsel het zenuwstelsel bestaat uit

Nadere informatie

Longvolumes en capaciteit

Longvolumes en capaciteit Longvolumes en capaciteit Meten van het longvolume is een instrument om de functie van de longen te controleren en onderzoek bij longziekten te doen. De ademhalingscyclus begint bij het uitzetten van de

Nadere informatie