Sociale ongelijkheden in de cognitieve ontwikkeling en het sociaal-emotioneel functioneren: analyses op de Sibo-databank

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Sociale ongelijkheden in de cognitieve ontwikkeling en het sociaal-emotioneel functioneren: analyses op de Sibo-databank"

Transcriptie

1 Sociale ongelijkheden in de cognitieve ontwikkeling en het sociaal-emotioneel functioneren: analyses op de Sibo-databank Steven Groenez VLAS-Studies 37 Juni 216 1

2 Het Vlaams Armoedesteunpunt is een samenwerkingsverband van UA, KU Leuven, KdG-Hogeschool en UGent. Gelieve naar deze publicatie te verwijzen als volgt: Groenez, S. (216), Sociale ongelijkheden in de cognitieve ontwikkeling en het sociaal-emotioneel functioneren: analyses op de SIBO-databank, VLAS-Studies 37, Antwerpen: Vlaams Armoedesteunpunt. Voor meer informatie over deze publicatie: Deze studie werd uitgevoerd in het kader van het Vlaamse armoedesteunpunt en werd gefinancierd door de Vlaams Minister bevoegd voor Armoedebestrijding, Liesbeth Homans. De conclusies van deze publicatie vertolken niet noodzakelijk de visie van de opdrachtgever. Het VLAS bestaat uit onderzoekers die vanuit verschillende disciplines en perspectieven samen werken. De inhoud en de conclusies van deze publicatie vertolken enkel de visie van de auteurs. 216 Vlaams Armoedesteunpunt p.a. Vlaams Armoedesteunpunt Centrum OASeS Sint Jacobstraat 2 (M232) 2 Antwerpen Deze publicatie is ook beschikbaar via 2

3 Inhoud Inhoud Inleiding Ongelijkheid in de cognitieve ontwikkeling in de 197 British cohort study Welke maten voor het cognitieve en sociaal-emotioneel functioneren van de kinderen Cognitief functioneren: toetsen wiskunde en taal Prosociaal gedrag en coöperatieve participatie Sociaal probleemgedrag: internaliserend of externaliserend Afbakening van de sociale groepen Constructie van een maat voor de sociaal economische status (SES) van het gezin Afbakening van de groep lage en hoge SES gezinnen Afbakening van de groep kansarme en vermogende gezinnen Evolutie van de rangordescores van de sociale groepen Afbakening van de groepen hoge en lage starters Evolutie van de rangordescores van lage en hoge starters Conclusie... 3 Bijlage Referenties

4 1. Inleiding In lijn met eerdere VLAS-bijdragen (Juchtmans & Groenez, 216; Kuppens e.a. 216; Lemmens en Groenez 215 a Lemmens en Groenez 215 b; Schiettecat, Roets, & Vandenbroeck, 214) vertrekken we van de in de literatuur geponeerde stelling dat verschillen in sociale context en opvoeding tussen sociale groepen vanaf de zwangerschap kan leiden tot steeds groter wordende verschillen en ongelijke snelheden in de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. Herhaaldelijk onderzoek geeft aan dat, en dit zowel voor cognitieve als sociaal-emotionele vaardigheden, er al op jonge leeftijd verschillen ontstaan tussen individuen en tussen sociaal economische groepen (Andersson, 1992; Nelson 2; Sylva et al., 24; Cunha 26, Fryer & Levitt 26, Knudsen e. a. 26; Melhuish et al., 26; Sammons et al. 27). Gevoed door deze bevindingen ontwikkelen Heckman en Cunha (Heckman 28; Cunha e.a. 26) een dynamische theorie over de menselijke vaardigheidsontwikkeling skill begets skill. Gedurende de verdere levensfasen bouwen ongelijkheden in vaardigheidsontwikkeling op elkaar voort. Een dynamisch ontwikkelingsproces ontstaat waarbij, op elk moment van de menselijke ontwikkeling, de reeds verworven vaardigheden niet alleen het startkapitaal vormen voor de volgende periode, maar ook de productiviteit van het leren in de volgende periode beïnvloeden. Dit dynamische karakter van vaardigheidsontwikkeling leidt er vervolgens toe dat jongeren die reeds jong kunnen starten met een grotere set van vaardigheden, ook meer efficiënt zijn in de latere verwerving van vaardigheden. Dit uit zich bijgevolg in toenemende sociale ongelijkheden. Volgens de skill begets skill theorie zijn vooral verschillen in inkomen en opleiding (vooral tussen moeders), en de mate waarin de thuiscontext toelaat dat kinderen gestimuleerd worden in hun ontwikkeling, bepalend voor het tot stand komen van die groeiende kloof (Heckman, 28b; Brownell, Nickel, & Chateau, 215). Ook vanuit een ecologisch ontwikkelingsperspectief (Bronfenbrenner, 1984) wordt de invloed van sociale en ruimtelijke contexten op de ontwikkeling van kinderen benadrukt. In deze bijdrage gaan we na of deze patronen ook gevonden kunnen worden in Vlaamse data. Hierbij maken we gebruik van de SIBO-databank een longitudinale databank met herhaaldelijke gegevens over de cognitieve en ontwikkeling en het sociaal-emotioneel functioneren van een cohorte jonge kinderen (5-12 jarigen) waarbij ook een rijke component van ouderlijke hulpbronnen bevraagd is. De structuur van deze bijdrage ziet er als volgt uit. Eerst beschrijven we kort de bevindingen van een Engelse studie die als inspiratie diende (sectie2). In de volgende secties worden de analysevariabelen aangemaakt en beschreven. In sectie 3 worden de indicatoren beschreven die de cognitieve en socioemotionele ontwikkeling van jonge kinderen (tussen 5 en 12 jaar) capteren. In sectie 4 worden de sociale groepen afgebakend die we zullen vergelijken. Hierbij maken we onder meer gebruik van de sociaal economische status van het gezin (SES) wat een samengestelde index is op basis van het diploma, het beroep en het inkomen van de ouders. In sectie 6 bakenen we de groep hoge en lage starters af. In secties 5 en 7 vergelijken we tot slot de verschillen in de cognitieve ontwikkeling en het sociaal-emotioneel functioneren van kinderen uit de gedefinieerde sociale groepen. We ronden het rapport af met een algemene conclusie. 4

5 2. Ongelijkheid in de cognitieve ontwikkeling in de 197 British cohort study Op basis van de British Cohort study 1 gaf Feinstein (23) reeds aan dat de sociaal economische status van het gezin de ontwikkeling van kinderen beïnvloedt. Hij verduidelijkt dit aan de hand van de volgende figuren. In Figuur 1 wordt de cognitieve ontwikkeling gevolgd van kinderen uit verschillende sociaal economische groepen. De cognitieve ontwikkeling wordt gevolgd op basis van de rangordescores van cognitieve toetsen. Hierbij worden niet de toetsscores als zodanig gebruikt maar wel de rangordescores. Figuur 1 verduidelijkt dat de gemiddelde rangordescores van de sociaal economische groepen divergeren naarmate de kinderen ouder worden. Naarmate kinderen ouder worden, klimmen kinderen uit hoge statusgezinnen gemiddeld hoger op de cognitieve ladder. Kinderen uit lagere statusgezinnen komen gemiddeld steeds lager te staan op die ladder. Figuur 1 Ongelijkheid in de cognitieve ontwikkeling (2- jr) in de 197 British Cohort study In een volgende stap volgt brengt Feinstein (23) de ontwikkeling van kinderen die op de leeftijd van 22 maanden dezelfde cognitieve score hebben. Zowel bij kinderen met een hoge als lage initiële score blijkt de verdere ontwikkeling bij kinderen uit gezinnen met een hogere sociaal economische status beter te verlopen dan die van kinderen met een lagere status. In die mate zelfs dat kinderen met een hogere score voor verstandelijke ontwikkeling op 22 maand en die opgroeien in een arm gezin gemiddeld lager eindigen dan de gemiddelde leeftijdsgenoot met een veel lagere score op 22 maand maar opgroeiend in een rijk gezin. 1 De 197 British Cohort Study was een longitudinale dataverzameling bij een representatieve steekproef van kinderen geboren in de eerste week van april

6 Figuur 2 Ongelijkheid in de cognitieve ontwikkeling van hoge en lage starters (197 BCS) Hoge Q op 22 m In 213 werd het fenomeen van kruisende curves door Jerrim & Vignoles (213) herroepen en toegeschreven aan het fenomeen van regressie naar het gemiddelde dat vaak optreedt bij de vergelijking van scores over de tijd van specifieke groepen. Dit statistisch fenomeen stelt dat na een hele goed prestatie in de regel een mindere en na een slechte een betere prestatie volgt. De opeenvolging van goede en slechte prestaties is precies wat op basis van toeval verwacht mag worden. Testscores willen het vaardigheidsniveau van kinderen meten. Deze testscores dienen dan ook gezien te worden als toevalsvariabelen die kunnen afwijken van hun gemiddelde. Een redelijke aanname is dan dat een kind een bepaald vaardigheidsniveau heeft en dat er op sommige momenten wat beter en op andere momenten wat minder gepresteerd wordt. De kans dat iemand op (of dicht bij) zijn gemiddelde vaardigheidsniveau presteert is groter dan de kans dat iemand uitzonderlijk goed of slecht presteert. Bijgevolg zal, na een zeer goede prestatie de kans ook groter zijn dat de volgende prestatie minder is. Omgekeerd zal bij een uitzonderlijk slechte prestatie de kans ook groter zijn dat de volgende prestatie beter is. Net bij het volgen van prestaties van groepen initieel laag scorenden en initieel hoog scorenden is het belangrijk om bij de afbakening van deze groepen de kans op misclassificatie omwille van uitzonderlijk presteren tegen te gaan. Via simulaties toonden Jerrim & Vignoles(213) aan dat wanneer er rekening wordt gehouden met de kans op initiële misclassificatie de curves nog wel convergeren maar elkaar niet langer kruisen. In de empirische toepassing voor Vlaanderen die we in deze paper maken, houden we rekening met deze opmerking. In sectie 6 geven we aan dat, zonder 6

7 deze correctie, er ook in de Vlaamse data sprake zou zijn van kruisende curves op de cognitieve prestaties. 3. Welke maten voor het cognitieve en sociaal-emotioneel functioneren van de kinderen 3.1. Cognitief functioneren: toetsen wiskunde en taal In het Schoolloopbanen In het Basisonderwijs of SIBO-onderzoek werd jaar lang een cohorte leerlingen gevolgd die in september 22 in de derde kleuterklas zaten. In totaal namen bijna 2 basisscholen deel aan het onderzoek, goed voor meer dan 6 leerlingen. In de steekproef was ook een oversampling van GOK-scholen (n=3) opgenomen. Dit zijn scholen met een oververtegenwoordiging van leerlingen op de toenmalige GOK-indicatoren (lage opleiding moeder, thuistaal niet-nederlands, gezin leeft van een vervangingsinkomen, thuisloos of trekkende bevolking). Voor verdere toelichting bij opzet en instrumentarium zie Vandenberghe e.a. (212). In het onderzoek wordt de cognitieve ontwikkeling van de deelnemende kinderen van nabij gevolgd. Daarom werden herhaaldelijk gestandaardiseerde toetsen taal en wiskunde afgenomen. Tabel 1 geeft een overzicht van de bevragingsmomenten. Tabel 1 Bevragingsmomenten toetsen wiskunde en taal K3 K3 L1 begin eind begin x x x L1 eind L2 eind L3 eind L4 eind L5 eind L6 eind rekenbegrip kleuters Wiskunde X x x x x x x taal voor kleuters x x x begrijpend lezen x x x x x Spelling X x x x S1 eind In het begin en op het einde van het kleuteronderwijs (K3) werden de toetsen Taal voor Kleuters en Rekenbegrip afgenomen om zicht te krijgen op het voorbereidend rekenniveau en taalvaardigheid van alle kleuters. Deze toetsen werden herhaald bij het begin van het eerste leerjaar (L1). In het lager onderwijs werden op het einde van het jaar toetsen wiskunde, begrijpend lezen en spelling afgenomen. Tot slot werden ook nog op het einde van het secundair onderwijs toetsen wiskunde en begrijpend lezen afgenomen. Tabel 2 Bevragingsmomenten sociaal-emotioneel functioneren K3 eind L1 eind L2 eind L3 eind L4 eind L5 eind L6 eind S1 eind prosociaal gedrag x x x x coöperatieve participatie x x x x x internaliserend gedrag x x x x x externaliserend gedrag x x x x x x x 7

8 Naast cognitieve toetsen werd ook herhaaldelijk gepeild naar het sociaal-emotioneel functioneren van de leerlingen. In SIBO werden vier aspecten opgenomen die deel uitmaken van het globaal concept sociaal-emotioneel functioneren: prosociaal gedrag, coöperatieve participatie, internaliserend en externaliserend probleemgedrag (Maes, F. (23). Tabel 2 geeft de bevragingsmomenten weer Prosociaal gedrag en coöperatieve participatie Prosociaal gedrag wordt beschouwd als een belangrijke indicator voor sociale vaardigheid:, the propensity to act prosocially toward peers has been regarded by many developmentalists as an important indicator of children s social competence, if not its defining feature (Ladd & Profilet, 1996, p. 9). Concreet gaat het hier om gedragingen zoals helpen, hulp vragen, delen, samenwerken, assertief zijn, leiding geven, verantwoordelijkheid nemen, empathisch zijn, discreet zijn, beleefd zijn, kritiek kunnen accepteren en zelfcontrole. Hiervoor nemen we de subschaal Prosociaal gedrag van de Kindergedragsschaal over (Ladd & Profilet, 1996; Simoens, 21). Een ander belangrijk aspect is de houding van de kinderen ten aanzien van de klastaken en klasomgeving. Daarom nemen we de schaal coöperatieve participatie op: het vermogen om zich op een coöperatieve, sociaal verantwoordelijke manier te gedragen en zich te houden aan de sociale regels en rolverwachtingen in de klas (Finn 1989) en Ladd, Birch en Buhs 1999). Tabel 3 Items in de schalen prosociaal gedrag en coöperatieve participatie Prosociaal gedrag Biedt hulp of troost als anderen overstuur zijn Lijkt bezorgd wanneer andere kinderen in nood zijn of verdriet hebben Helpt andere kinderen uit zichzelf (H)erkent andermans gevoelens, voelt mee Coöperatieve participatie Doet wat de leerkracht vraagt Maakt verantwoordelijk gebruik van klasmateriaal Aanvaardt het gezag van de leerkracht Is goed handelbaar voor de leerkracht Bij factoranalyse probeert men een achterliggende structuur in een aantal variabelen te ontdekken. Met andere woorden: men poogt na te gaan in welke mate de antwoorden op verschillende variabelen kunnen worden verklaard door één of meer achterliggende latente dimensies. In plaats van een structuur te zoeken (exploratieve factoranalyse EFA), kan men ook een theoretisch vooropgestelde structuur veronderstellen en nagaan in hoeverre deze compatibel is met de gevonden resultaten (confirmatorische factoranalyse CFA). Met factoranalyse kan men aan de respondenten nieuwe scores toekennen (factorscores genaamd) die de oorspronkelijke resultaten op de empirische variabelen samenvatten. Zo wordt factoranalyse ok een datareductie-techniek. Door middel van een confirmatorische factoranalyse wordt nagegaan of de afzonderlijke schaalitems geïntegreerd kunnen worden tot een latente factor. De resultaten worden weergegeven in figuur 3. Alle items bij de schaal voor prosociaal gedrag kennen zeer hoge factorladingen (groter dan.8). De items bij de schaal voor coöperatief gedrag kennen hoge (,6 tot,8) tot zeer hoge factorladingen (groter dan.8). 8

9 Figuur 3 Confirmatorische factoranalyse prosociaal gedrag en coöperatieve participatie op het einde van het kleuteronderwijs biedt hulp lijkt bezorgd goed handelbaar voor lkr aanvaard gezag lkr,91 Fprosoc gedrag,914,912,913,914 Fcoop part,871,856,778 (h)erkent helpt doet wat lkr vraagt verantwoordelijk klasmateriaal 3.3. Sociaal probleemgedrag: internaliserend of externaliserend Naast het prosociaal gedrag richten we onze aandacht op sociaal probleemgedrag. Sociaal probleemgedrag op jonge leeftijd blijkt immers een belangrijke voorspeller van ernstiger problemen in de toekomst (Ladd & Profilet, 1996). Sociaal probleemgedrag kan zich globaal beschouwd uiten in meer externaliserend gedrag zoals agressief, asociaal, hyperactief en impulsief gedrag (gedrag dat als storend wordt opgevat voor de omgeving) enerzijds of in meer internaliserend gedrag zoals asociaal, angstig en depressief gedrag (gedrag dat als storend wordt opgevat voor het kind zelf) anderzijds. Voor de variabelen agressief gedrag, asociaal gedrag, hyperactief en bezorgd-angstig gedrag werd gebruikt gemaakt van de desbetreffende subschalen van de Kindergedragsschaal (Ladd & Profilet, 1996; Simoens, 21). Uit praktische haalbaarheidsoverwegingen werden in de SIBO-vragenlijsten de subschalen Agressief gedrag en Asociaal gedrag ingekort tot 4 items (Maes, 23). De items voor de schalen conflict en nabijheid variabelen die de kwaliteit van de relatie tussen leerling en leerkracht aangeven, werden bevraagd aan de hand van een verkorte vorm van de Student-Teacher-Relationship Scale (STRS, Pianta, 1992, 1996, 21; vertaald in het Nederlands door Roncada, 21; ingekort door Cornelissen & Verschueren, 21, 22). Tabel 4 verduidelijkt de opgenomen items voor deze schalen. 9

10 Tabel 4 Items in de schalen externaliserend en internaliserend gedrag Externaliserend gedrag Agressief gedrag Is agressief Vecht met andere kinderen Bedreigt andere kinderen Pest andere kinderen Hyperactief-afleidbaar gedrag Kan zich moeilijk concentreren of aandacht vasthouden Is een wriemelend, zenuwachtig, gejaagd kind Is rusteloos, loopt rond of springt op en neer, niet stil te houden Is onoplettend, niet attent Conflict Dit kind wordt gemakkelijk kwaad op mij Dit kind en ik lijken altijd te twisten met elkaar Dit kind vindt dat ik hem/haar oneerlijk behandel Als dit kind slecht gehumeurd is, weet ik dat het een lange en moeilijke dag wordt Internaliserend gedrag Bezorgd-angstig gedrag Is bang van nieuwe dingen of ongekende situaties Huilt gemakkelijk Komt ongelukkig, gespannen over Is bezorgd, maakt zich zorgen over veel dingen Asociaal gedrag Houdt klasgenootjes op afstand Speelt het liefst alleen Is een eenzaat Is graag alleen Nabijheid Dit kind vertelt me spontaan dingen over zichzelf Dit kind spreekt vrijuit over zijn gevoelens en ervaringen met mij Ik voel gemakkelijk aan wat dit kind voelt Als dit kind verdrietig is, zoekt hij/zij troost bij mij Door middel van een confirmatorische factoranalyse wordt nagegaan of de afzonderlijke schalen geïntegreerd kunnen worden tot een latente factor. De resultaten worden weergegeven in figuur 4 en figuur 5. Alle items bij de schaal voor agressief gedrag kennen zeer hoge factorladingen (groter dan.8). De items bij de schaal voor hyperactief gedrag en conflict kennen hoge (,6 tot,8) tot zeer hoge factorladingen (groter dan.8). In tweede instantie wordt nagegaan of de eerste-orde factoren agressief gedrag, hyperactiefafleidbaar gedrag en conflict ook onderling correleren. Dit gebeurt door middel van een tweedeorde factoranalyse. De globale achterliggende dimensie omschrijven we als externaliserend gedrag. Alle items bij de schalen bezorgd-angstig en asociaal gedrag en nabijheid kennen hoge (,6 tot,8) tot zeer hoge factorladingen (groter dan.8). Ook de eerste-orde factoren bezorgd-angstig gedrag, asociaal gedrag en nabijheid tonen voldoende onderlinge samenhang. De globale achterliggende dimensie omschrijven we als internaliserend gedrag.

11 Figuur 4 Confirmatorische factoranalyse externaliserend gedrag (einde van het kleuteronderwijs) agressief vecht concentreren wriemelen makkelijk kwaad twisten,897,919 F agressief,95,87,764 F,892 Hyperactief,9,67,847,888 F conflict,847,76 bedreigt pest rusteloos onoplettend oneerlijk humeur,887,674,793 F externaliserend gedrag Figuur 5 Confirmatorische factoranalyse internaliserend gedrag (einde van het kleuteronderwijs) bang nieuw ongelukkig afstand speelt alleen spontaan vrijuit,751 F,72 bezorgd,731 angstig,611,583,845 F asociaal,886,91,95,928 F nabijheid,774,746 huilt zorgen graag alleen eenzaat voel aan zoekt troost,623,891 -,731 F internaliserend gedrag 11

12 4. Afbakening van de sociale groepen 4.1. Constructie van een maat voor de sociaal economische status (SES) van het gezin In onderzoek wordt vaak een samengestelde maat voor de sociaal economische status (SES) van het gezin gebruikt. Deze SES-variabele verklaart vaak een groot deel van de variantie in schoolresultaten (bv. Bornstein et al., 23). De variabelen die gewoonlijk worden gebruikt om sociale status te bepalen zijn het opleidingsniveau (culturele component), het beroep of de beroepsstatus (sociale component) en het gezinsinkomen (economische component). In de SIBO-databank worden voor de operationalisatie van het opleidingsniveau en de beroepsstatus categorieën gebruikt (cfr. Tabel 5). Het netto gezinsinkomen werd bevraagd aan de hand van een 6 schaal (cfr. Tabel 6). Tot slot werd ook gevraagd naar het bezit van onroerende eigendom (woning, grond, garage, ). Tabel 5 Opleidingsniveau en beroepsstatus van de ouders Opleidingsniveau Beroepsstatus 1 geen, gewoon of buitengewoon lager onderwijs 1 nooit gewerkt 2 lager beroeps of buitengewoon secundair onderwijs 2 ongeschoolde arbeider 3 lager technisch of kunst secundair onderwijs 3 geschoolde arbeider 4 lager algemeen secundair onderwijs 4 landbouwer, kleine zelfstand 5 hoger beroeps secundair onderwijs 5 lagere bediende 6 hoger technisch of kunst secundair onderwijs 6 onderwijzend personeel (BaO of SO) 7 hoger algemeen secundair onderwijs 7 ondernemingsleider, groothandelaar 8 hogeschoolonderwijs korte type 8 hogere bediende 9 hogeschool onderwijs lange type 9 vrij beroep universitair onderwijs onderwijzend personeel (HO) Tabel 6 Netto-gezinsinkomen Netto-gezinsinkomen 1 < Euro 2 Euro < < 2 Euro 3 2 Euro < < 3 Euro 4 3 Euro < < 4 Euro 5 4 Euro < < 5 Euro 6 > 5 Euro Via een confirmatorische factoranalyse (CFA) wordt nagegaan of achterliggend aan de drie componenten opleiding, beroep en gezinsinkomen inderdaad een latente dimensie sociaal economische status (SES) schuilgaat. Dit is inderdaad het geval. De factorladingen, de correlatiecoëfficiënten tussen de items en de achterliggende factoren, worden weergegeven in figuur 6. Alle factorladingen zijn voldoende hoog (groter dan.4). We zien dat het opleidingsniveau van de beide ouders het sterkst samenhangen met de achterliggende SES-factor, gevolgd door het beroep van beide ouders, het gezinsinkomen en het bezit van een woning. Dit is conform de bevindingen van 12

13 vorig onderzoek (Groenez, Van den Brande en Nicaise 23, Bornstein et. al. 23; Reynders, Nicaise & Van Damme, 25). Figuur 6 Confirmatorische factoranalyse sociaal economische status van het gezin (SES) Diploma vader Diploma Moeder,86,845 Beroep vader,755 F ses,748 Beroep moeder,498,71 Eigen woning Gezins inkomen 4.2. Afbakening van de groep lage en hoge SES gezinnen Vervolgens worden op basis van de factoranalyse de factorscores berekend als de gewogen som van de waarden op de oorspronkelijke indicatoren. Zo telt de score op een item dat een hoge factorlading heeft zwaarder mee bij de berekening van de schaalscore dan een item met een lage factorlading. De factorscores zijn m.a.w. de hypothetische scores van de individuen op de achterliggende dimensies en worden uitgedrukt als gestandaardiseerde scores (met gemiddelde en standaarddeviatie 1). In Figuur 7 geven we de verdeling weer van deze latente variabele. Merk op dat de SES score voor een eenoudergezin gebaseerd wordt op de gegevens van de moeder of desgevallend de vader. 13

14 kdensity Figuur 7 Verdeling van latente variabel SES p p45 p55 p sociaal economische status SES Tabel 7 Afbakening van de groepen lage SES, midden SES en hoge SES Onderste deciel (%) Midden Deciel (%) Bovenste deciel (%) Definitie SES < perc perc45 < SES < perc55 perc9 < SES SES waarden SES < < SES < < SES Aantal gezinnen Op basis van deze SES-scores kunnen gezinnen vervolgens ingedeeld worden in groepen (cfr Tabel 7). 689 gezinnen worden zo ingedeeld bij het laagste deciel (laagste %), 689 gezinnen worden zo ingedeeld bij het middelste deciel (percentiel 45 tem 55 of middenste %) en 689 gezinnen bij het hoogste deciel (hoogste %). 14

15 4.3. Afbakening van de groep kansarme en vermogende gezinnen Een tweede mogelijkheid bestaat uit het definiëren van groepen op basis van verschillende variabelen die de financiële armslag van het gezin weergeven. Ten eerste is er de variabele gezinsinkomen. 62 gezinnen rapporteren een maandelijks netto gezinsinkomen dat lager ligt dan Euro en worden in wat volgt als gezin in armoede geclassificeerd. Aan de andere kant de inkomensschaal zijn er 515 gezinnen die een maandelijks netto gezinsinkomen rapporteren dat hoger ligt dan 4 Euro, zij worden in wat volgt als vermogend gezin geclassificeerd. Daarnaast valt niet uit te sluiten dat er ook bij de gezinnen die geen gezinsinkomen hebben aangegeven, ook vermogende gezinnen of gezinnen in armoede zijn. Om deze te identificeren gebruiken we informatie over de inkomensbronnen van gezinnen. Zo geven 44 gezinnen aan een leefloon te ontvangen (n=44). Daarnaast gebruiken we de informatie die gezinnen opgeven over wie er werkt binnen het gezin om een indicator van jobloze gezinnen aan te maken. Vandenbroucke & Diris (214) gaven reeds aan dat dit een sterke voorspeller voor armoede is. Voor gedetailleerde gegevens over België zie Corluy V. & Vandenbroucke F. (215). Lezers geïnteresseerd in een landencomparatieve studie naar de relatie tussen werkgelegenheid binnen het gezin en het risico op kinderarmoede verwijs ik graag door naar Vandenbroucke, Diris en Verbist (213). De jobloze gezinnen die ook laag scoren op de SES-variabele (behoren tot de laagste %) en bovendien aangeven geen onroerend goed te bezitten worden als arm gekenmerkt (cfr. Tabel 8). Tabel 8 Afbakening van de groep gezinnen in armoede n % Gezinsinkomen < euro 62 4,67% Inkomen uit leefloon of sociale steun 44,58% Gezinsinkomen is niet gekend, jobloos gezin, laagste deciel SES, 33,44% geen onroerend goed in eigendom Totaal 679 9,3% De groep middenklasse gezinnen wordt gevormd door de gezinnen die aangeven een netto gezinsinkomen te hebben dat ligt tussen 2 en 3 euro. Deze groep is echter te omvangrijk (1935 gezinnen) wordt verder beperkt door enkel die % van de gezinnen te weerhouden die ook een gemiddelde SES score hebben (cfr. Tabel 9). Tabel 9 Afbakening van de groep middenklasse gezinnen 2 Euro < gezinsinkomen < 3 euro, en -.34 < SES <.34 n % 752,% De gezinnen die heel hoog scoren op de SES-variabele (behoren tot de hoogste %) en waar beide ouders aangeven te werken en bovendien ook onroerend goed bezitten worden als vermogend gekenmerkt (cfr. Tabel ). 15

16 Tabel Afbakening van de groep vermogende gezinnen n % Gezinsinkomen> 4 euro 515 6,85% Gezinsinkomen niet gekend, geen jobloos gezin, hoogste deciel 41,54% SES, onroerend goed in eigendom Totaal 556 7,39% In tabel 11 zien we dat er overlap is tussen de classificaties lage SES en arm. 326 gezinnen zijn arm en behoren tot het laagste SES-deciel. Anderzijds zijn er 365 gezinnen die wel tot het laagste SESdeciel behoren maar niet tot de categorie arm behoren. Er zijn ongeveer evenveel gezinnen (353) die financieel arm zijn maar niet behoren tot het laagste SES deciel. Tabel 11 Overlap gezinnen in armoede en gezinnen in laagste SES-deciel SES deciel -9 SES laagste deciel Totaal niet arm 6479 (86,12%) 365 (4,74%) 6844 (9,97%) gezinnen in armoede 353 (4,69%) 326 (4,34%) 679 (9,3%) Totaal 6832 (9,81%) 691 (9,19%) 7523 (,%) In tabel 12 zien we dat er overlap is tussen de classificaties hoge SES en vermogend. 342 gezinnen zijn vermogend en behoren tot het hoogste SES-deciel. Anderzijds zijn er 347 gezinnen die wel tot het hoogste SES-deciel behoren maar niet tot de categorie vermogend behoren. Er zijn daarnaast ook 214 gezinnen die financieel vermogend zijn maar niet behoren tot het hoogste SES deciel. Tabel 12 Overlap vermogende gezinnen in armoede en gezinnen in hoogste SES-deciel SES deciel -9 SES deciel 9 Totaal niet vermogend 662 (88,%) 347 (4,61%) 6967 (92,61%) vermogende gezinnen 214 (2,84%) 342 (4,%) 556 (6,85%) Totaal 6834 (9,84%) 689 (4,54%) 7523 (,%) 16

17 5. Evolutie van de rangordescores van de sociale groepen Bij het gebruik van testscores voor het opvolgen van de ontwikkeling kan een zekere instabiliteit verwacht worden omwille van kwalitatieve veranderingen in de latente vaardigheid die men wil kwantificeren op verschillende momenten van de kindontwikkeling. De ontwikkeling van kinderen verloopt nu eenmaal niet lineair, maar vaak sprongsgewijs. Bovendien verschillen ontwikkelingspaden tussen kinderen onderling. Een kind met dezelfde latente vaardigheid zal niet hetzelfde prestatieniveau hebben op verschillende meetmomenten (bv. leeftijd 6 en leeftijd 12 jaar). Zo kan een eerder stabiele latente vaardigheid zich manifesteren in een gestage stijging van de testscores op opeenvolgende meetmomenten. Wordt de evolutie van de testscores afgezet ten opzichte van de testscores van de leeftijdsgenoten dan worden typisch meer stabiele ontwikkelingspatronen geobserveerd (Feinstein 23). Voor het vergelijken van de ontwikkeling van kinderen uit verschillende sociale groepen gebruiken we daarom niet de absolute scores maar rangordescores. Rangordescores of percentielscores zijn gebaseerd op rangorde en kunnen gehanteerd worden om individuele scores te situeren ten opzichte van de totale groep. Bijvoorbeeld: een percentielscore van 9 betekent dat 9% van de respondenten een gelijke of een lagere score behaalde, en dat % een gelijke of hogere score behaalde. Een percentielscore van houdt in dat % van de groep een gelijke of lagere score behaalde en % een gelijke of hogere score. In wat volgt worden kinderen op elk meetmoment geordend volgens prestatieniveau, waarbij rangordescore 1 overeenkomt met het laagst scorende kind en rangordescore met het kind dat het hoogst scoort. Wanneer bv. rangordescores dalen, betekent dat evenwel niet dat de toetsscores erop achteruitgaan. Nogmaals we gebruiken hier rangordescores, waarbij we op elk toets moment de leerlingen ordenen volgens hun positie op dat moment. Een daling in de rangordepositie betekent dan dat de relatieve positie ten opzichte van de andere leerlingen daalt. In figuur 8 geven we de evolutie weer van de gemiddelde rangordescores voor wiskunde, begrijpend lezen en spelling voor zowel de SES-groepen (1 rij) als de groepen gebaseerd op het gezinsinkomen (2 rij). Op het einde van het kleuteronderwijs bedraagt het verschil in gemiddelde rangordeposities wiskunde tussen de lage SES groep en de midden SES groep 22 procentpunten, de kloof met de hoge SES groep bedraagt 34,5 procentpunten. Tijdens het lager onderwijs stijgen de gemiddelde rangordeposities wiskunde voor de hoge SES groep, de gemiddelde rangordescores voor de midden SES en lage SES groep dalen. Hierdoor zien we de kloof tussen de hoge SES en de midden SES groep stijgen (van 12,5 procentpunten tot 19,5 procentpunten), alsook de kloof tussen de hoge SES groep en de lage SES groep (van 34,5 procentpunten tot 39 procentpunten). Bij het begin van het secundair onderwijs neemt het verschil met de hoge SES groep verder toe tot 2,5 procentpunten met de middengroep en 2,5 procentpunten met de lage SES groep. 17

18 Figuur 8 Evolutie van de rangordescores voor wiskunde, begrijpend lezen en spelling 8 Evolutie rangordescores wiskunde SES laag SES midden SES hoog 8 Evolutie rangordescores begrijpend lezen SES laag SES midden SES hoog 8 Evolutie rangordescores spelling SES laag SES midden SES hoog K3_B K3_E L1_B L1_E L2 L3 L4 L5 L6 S1 2 K3_B K3_E L1_B L3 L4 L5 L6 S1 2 L1 L2 L4 L6 8 Evolutie rangordescores wiskunde arm middenklasse vermogend 8 Evolutie rangordescores begrijpend lezen arm middenklasse vermogend 8 Evolutie rangordescores spelling arm middenklasse vermogend K3_B K3_E L1_B L1_E L2 L3 L4 L5 L6 S1 2 K3_B K3_E L1_B L3 L4 L5 L6 S1 2 L1 L2 L4 L6 18

19 Op het einde van het kleuteronderwijs bedraagt het verschil in gemiddelde rangordeposities begrijpend lezen tussen de lage SES groep en de midden SES groep 22 procentpunten, de kloof met de hoge SES groep bedraagt 33 procentpunten. Tijdens het lager onderwijs stijgen de gemiddelde rangordeposities begrijpend lezen voor de hoge SES groep, de gemiddelde rangordescores voor de midden SES en lage SES groep dalen. Hierdoor zien we de kloof tussen de hoge SES en de midden SES groep stijgen (van 11 procentpunten tot 21,5 procentpunten), alsook de kloof tussen de hoge SES groep en de lage SES groep (van 33 procentpunten tot 41,5 procentpunten). Voor de rangordescores spelling zien we dat de gemiddelde rangordescore voor de hoge SES groep constant blijft daar waar de gemiddelde rangordescores voor de lage SES groep, maar vooral voor de midden SES groep dalen. Hierdoor zien we de kloof tussen de hoge SES en de midden SES groep stijgen (van 6,5 procentpunten tot 11 procentpunten), de kloof tussen de hoge SES groep en de lage SES groep neemt slechts beperkt toe (van 25 procentpunten tot 26,5 procentpunten). Eenzelfde tendens van polarisatie zien we ook wanneer we de evolutie van de rangordescores volgen voor de gezinnen in armoede, de middenklasse gezinnen en de vermogende gezinnen. Voor de scores wiskunde zien we de kloof tussen de vermogende gezinnen en de middenklasse gezinnen stijgen (van 11 procentpunten tot 17 procentpunten), alsook de kloof tussen de vermogende gezinnen en de gezinnen in armoede (van 3,5 procentpunten tot 35 procentpunten). Bij het begin van het secundair onderwijs neemt het verschil met de vermogende gezinnen verder toe tot 17,5 procentpunten met de middenklasse gezinnen en 35,5 procentpunten met de gezinnen in armoede. Wat de scores begrijpend lezen betreft zien we de kloof tussen de vermogende gezinnen en de middenklasse gezinnen stijgen (van 7 procentpunten tot 14 procentpunten), alsook de kloof tussen de vermogende gezinnen en de gezinnen in armoede (van 28,5 procentpunten tot 34,5 procentpunten). Wat de scores spelling lezen betreft zien we de kloof tussen de vermogende gezinnen en de middenklasse gezinnen stijgen (van 3 procentpunten tot 7 procentpunten), de kloof tussen de vermogende gezinnen en de gezinnen in armoede neemt slechts beperkt toe (van 22 procentpunten tot 24,5 procentpunten). Figuur 9 geeft de evolutie van de gemiddelde rangordescores voor pro-sociaal gedrag en coöperatieve participatie voor de verschillende sociale groepen. Een eerste duidelijke vaststelling is dat deze op het einde van het kleuteronderwijs dichter bij elkaar liggen dan de scores op de cognitieve toetsen. Voor de rangordescores pro-sociaal gedrag en coöperatieve participatie is er geen statistisch significant verschil tussen de scores van de hoge SES en de midden SES groep of de vermogende gezinnen en de middenklasse gezinnen. Doorheen het lager onderwijs zien we de rangordescores pro-sociaal gedrag afnemen, de kloof tussen de hoge SES gezinnen en de lage SES gezinnen blijft gelijk op procentpunten. De kloof tussen de vermogende en de gezinnen in armoede stijgt lichtjes van 9 tot 11 procentpunten. Doorheen het lager onderwijs zien we de rangordescores coöperatieve participatie stijgen, de kloof tussen de sociale groepen blijft gelijk (14% naar SES en % naar inkomen). 19

20 Figuur 9 Evolutie van de rangordescores voor pro-sociaal gedrag en coöperatieve participatie 8 Evolutie rangordescores pro sociaal gedrag SES laag SES midden SES hoog 8 Evolutie rangordescores coöperatieve part SES laag SES midden SES hoog K3 L1 L3 L5 2 K3 L1 L3 L5 S1 8 Evolutie rangordescores pro sociaal gedrag arm middenklasse vermogend 8 Evolutie rangordescores coöperatieve part arm middenklasse vermogend K3 L1 L3 L5 2 K3 L1 L3 L5 S1 Figuur geeft de evolutie van de gemiddelde rangordescores voor internaliserend en externaliserend gedrag voor de verschillende sociale groepen. Ook hier is een eerste duidelijke vaststelling dat deze op het einde van het kleuteronderwijs dichter bij elkaar liggen dan de scores op de cognitieve toetsen. De gemiddelde rangordescores voor de vermogende gezinnen en de middenklasse gezinnen zijn statistisch niet significant verschillend van elkaar, de scores van de hoge SES en de midden SES groep zijn dit wel. Doorheen het lager onderwijs zien we de rangordescores internaliserend gedrag toenemen bij de SES midden groep en de middenklasse gezinnen, verschil tussen de hoge en de lage sociale groepen blijft constant op procentpunten. De rangordescores externaliserend gedrag zijn stabiel of dalend tot en met het derde leerjaar om nadien te stijgen, de kloof tussen de sociale groepen blijft stabiel. 2

21 Figuur Evolutie van de rangordescores voor internaliserend en externaliserend gedrag 8 Evolutie rangordescores internaliserend gedrag SES laag SES midden SES hoog 8 Evolutie rangordescore externaliserend gedrag SES laag SES midden SES hoog K3 L1 L2 L4 L6 2 K3 L1 L2 L3 L4 L5 L6 8 Evolutie rangordescores internaliserend gedrag arm middenklasse vermogend 8 Evolutie rangordescore externaliserend gedrag arm middenklasse vermogend K3 L1 L2 L4 L6 2 K3 L1 L2 L3 L4 L5 L6 21

22 6. Afbakening van de groepen hoge en lage starters In de vorige sectie werd de evolutie van de rangordescores tussen de verschillende sociale groepen in kaart gebracht. In deze sectie gaan we na hoe de scores evolueren binnen de verschillende sociale groepen. We maken hiervoor voor elke uitkomstdimensie een groep van hoge en lage starters aan. Dit zijn kinderen die bij de eerste meting hoog of laag scoren. Net omdat we de verdere prestaties van groepen initieel laag scorenden en initieel hoog scorenden willen opvolgen, is het belangrijk om bij de afbakening van deze groepen de kans op misclassificatie omwille van uitzonderlijk presteren tegen te gaan (cfr. Sectie2). Dit doen we door deze groepen niet af te bakenen aan de hand van een enkele startscore maar door het gemiddelde te nemen van de scores op de eerste twee of drie meetmomenten. Voor wiskunde en taal maken we gebruik van de drie eerste meetmomenten (begin derde kleuterklas, einde derde kleuterklas en begin eerste leerjaar lager onderwijs). Kinderen in de groep hoge (lage) starters voor wiskunde en taal zijn bijgevolg kinderen die consistent hoog (laag) scoren op de toets rekenbegrip respectievelijk taal op deze drie meetmomenten. Voor spelling maken we gebruik van de meetmomenten einde eerste en tweede leerjaar. Voor de scores mbt het sociaalemotioneel functioneren maken we gebruik van de meetmomenten einde derde kleuterklas en einde eerste leerjaar. Kinderen in de groep hoge (lage) starters voor spelling en sociaal-emotioneel functioneren zijn bijgevolg kinderen die consistent hoog (laag) scoren op deze twee meetmomenten. De concrete afbakening van de groepen initieel hoog scorend en initieel laag scorend gebeurt door middel van decielgroepen of kwartielgroepen. We rangschikken alle kinderen van laag naar hoog. Bij decielgroepen vormen de % laagst scorende kinderen de groep lage starters, de % hoogst scorende kinderen vormen de groep hoge starters. Bij kwartielgrenzen vormen de 25% laagst scorende kinderen de groep lage starters, de 25% hoogst scorende kinderen vormen de groep hoge starters. In de volgende figuur (Figuur 11) geven we als voorbeeld de verdeling van de rangordescores wiskunde over de volledige populatie (zwarte volle lijnen), de kansarme gezinnen (blauwe gestipte lijnen) en de vermogende gezinnen (rode gestreepte lijnen). In deze figuur worden via verticale lijnen de decielgrenzen (p en p9) en de kwartielgrenzen (p25 en p75) aangeduid. Voor gelijkaardige figuren voor taal, spelling en het sociaal-emotioneel functioneren verwijzen we naar de bijlage. 22

23 .5.1 kdensity Figuur 11 Verdeling van de rangordescores wiskunde bij het begin van het lager onderwijs rangordescores wisk arm vermogend alle gezinnen Voor de volledige populatie zijn de gezinnen per definitie gelijk gespreid over de volledige verdeling (zwarte curve). Kinderen uit gezinnen in armoede zijn duidelijk oververtegenwoordigd bij de laagste rangordescores (linkerkant van de figuur). Daarentegen zijn kinderen uit vermogende gezinnen duidelijk oververtegenwoordigd bij de hoogste rangordescores. Bij het gebruik van decielgrenzen (stippellijnen p en p9) zien we dat er erg weinig leerlingen met hoge startscores zijn in kansarme gezinnen en erg weinig leerlingen met lage startscores bij vermogende gezinnen. Daarom zal voor de selectie van de groep hoge en lage starters voor wiskunde gebruik worden gemaakt van de kwartielgrenzen (volle verticale lijnen p25 en p75). Ook voor taal zijn er bij het gebruik van decielgrenzen (p en p9) te weinig leerlingen met hoge startscores in kansarme gezinnen en te weinig leerlingen met lage startscores bij vermogende gezinnen. Ook daar wordt voor de selectie van de groep hoge en lage starters gebruik gemaakt van de kwartielgrenzen (p25 en p75). Voor de scores op spelling en het sociaal-emotioneel functioneren zijn er, bij het hanteren van de decielgrenzen (p en p9) wel voldoende leerlingen met hoge startscores in kansarme gezinnen en voldoende leerlingen met lage startscores bij vermogende gezinnen. 7. Evolutie van de rangordescores van lage en hoge starters In figuur 12 worden de kinderen dus niet alleen gegroepeerd naar sociale status, maar ook naar hun startscores wiskunde, taal en spelling. De verdere evolutie van de lage starters wordt weergegeven in 23

24 volle lijnen, die van hoge starters in stippellijnen. In de eerste reeks grafieken geven de blauwe lijnen de kinderen uit gezinnen met een lage SES-status, de rode lijnen de kinderen uit gezinnen met een hoge SES-status. In een tweede reeks grafieken wordt de evolutie vervolgens herhaald voor kinderen uit gezinnen in armoede (blauw) en kinderen uit vermogende gezinnen (rood). In alle grafieken zien we een gemeenschappelijk patroon terugkeren. De groep kinderen die laag start doet het, gemiddeld gezien, geleidelijk aan beter, kinderen die hoog starten doen het, gemiddeld gezien, geleidelijk aan wat minder. Maar de verschillen in de sociale groepen zijn aanzienlijk. Kinderen uit hoge SES gezinnen die hoog starten, verliezen gedurende hun volledige lagere schoolloopbaan gemiddeld gezien slechts procentpunten. Hoge starters uit gezinnen met een lage SES-status verliezen gemiddeld gezien heel wat meer posities. Zo verliezen ze doorheen hun lagere schoolloopbaan gemiddeld gezien 27 procentpunten wat wiskunde betreft, 35 procentpunten wat begrijpend lezen betreft. Merk op dat het positieverlies voor spelling slechts vanaf leerjaar 2 kon berekend worden. Daar verliezen hoge starters uit hoge SES gezinnen 2 procentpunten en hoge starters uit lage SES gezinnen 32 procentpunten. Bij de lage starters zien we dat de groep kinderen uit gezinnen met een lage SES hun gemiddelde positie gedurende hun volledige lagere schoolloopbaan met 2 procentpunten zien stijgen wat wiskunde betreft en 18 procentpunten wat begrijpend lezen betreft. Ook hier zien we dat de lage starters uit gezinnen met een hoge SES hun gemiddelde positie aanmerkelijk meer zien verbeteren: tot 4 procentpunten voor wiskunde en 39 procentpunten voor begrijpend lezen. Voor spelling stijgen de relatieve posities ten opzichte van het tweede leerjaar 13 procentpunten voor hoge starters uit lage SES gezinnen en 29 procentpunten voor hoge starters uit hoge SES gezinnen. Deze tendensen zijn gelijkaardig voor het onderscheid tussen kinderen uit gezinnen in armoede en kinderen uit vermogende gezinnen. De grafieken geven aan dat de relatieve positiewinst of verlies voor kinderen uit vermogende gezinnen ongeveer even groot is als dat van kinderen uit hoge SESstatus gezinnen. Voor hoge starters uit gezinnen in armoede zien we wel dat het gemiddelde positieverlies kleiner is dan dat van kinderen uit lage SES-gezinnen (24 procent punten voor wiskunde en 31 procentpunten voor begrijpend lezen). Dit voedt de stelling dat het ouderlijke opleidingsniveau de belangrijkste component van de ouderlijke hulpbronnen is. Het valt niet uit te sluiten dat een deel van deze algemene evolutie toegeschreven kan worden aan initiële misclassificatie (kinderen die op basis van uitzonderlijk presteren onterecht in de groep lage of hoge starters zitten) en dus regressie naar het gemiddelde. Zoals in de vorige sectie toegelicht werd, hebben we bij de selectie van de startgroepen gemiddelde waarden over verschillende meetmomenten gebruikt om initiële misclassificatie tegen te gaan. In figuur 21 in bijlage geven we dezelfde figuren wanneer we de startersgroepen afbakenen door gebruik te maken van slechts één enkel meetmoment. We zien in deze figuren dat zowel de relatieve positiewinst van lage starters uit hoge sociale groepen als het relatieve positieverlies voor hoge starters uit lage statusgroepen groter is en dat de curves elkaar kruisen zoals bij Feinstein

25 Figuur 12 Evolutie van de rangordescores voor hoge en lage starters voor wiskunde, begrijpend lezen en spelling Evolutie rangordescores wiskunde SES laag, lage start SES hoog, lage start SES laag, hoge start SES hoog, hoge start K3 L1 L2 L3 L4 L5 L6 S1 Evolutie rangordescores wiskunde arm, lage start vermogend, lage start arm, hoge start vermogend, hoge start K3 L1 L2 L3 L4 L5 L6 S Evolutie rangordescores begrijpend lezen SES laag, lage start SES hoog, lage start SES laag, hoge start SES hoog, hoge start K3 L3 L4 L5 L6 S1 Evolutie rangordescores begrijpend lezen arm, lage start vermogend, lage start arm, hoge start vermogend, hoge start K3 L3 L4 L5 L6 S Evolutie rangordescores spelling SES laag, lage start SES laag, hoge start SES hoog, lage start SES hoog, hoge start L2 L4 L6 Evolutie rangordescores spelling arm, lage start arm, hoge start vermogend, lage start vermogend, hoge start L2 L4 L6 25

26 In figuur 13 herhalen we deze grafieken voor de scores op pro-sociaal gedrag en coöperatieve participatie. Ook hier zien we het gemeenschappelijk patroon van convergentie terugkeren. De groep kinderen die laag start doet het, gemiddeld gezien, geleidelijk aan beter, kinderen die hoog starten doen het gemiddeld gezien, geleidelijk aan wat minder. Maar de verschillen in de evoluties van hoge en lage starters tussen de sociale groepen zijn aanzienlijk kleiner dan bij de cognitieve testscores. Figuur 13 Evolutie van de rangordescores voor hoge en lage starters op pro-sociaal gedrag en coöperatieve participatie Evolutie rangordescores pro-sociaal gedrag SES laag, lage start SES laag, hoge start SES hoog, lage start SES hoog, hoge start L1 L3 L5 Evolutie rangordescores pro-sociaal gedrag arm, lage start arm, hoge start vermogend, lage start vermogend, hoge start L1 L3 L5 Kinderen uit hoge SES gezinnen die hoog starten, verliezen gedurende hun volledige lagere schoolloopbaan gemiddeld gezien 3 procentpunten. Hoge starters uit gezinnen met een lage SESstatus verliezen gemiddeld gezien 4 procentpunten. Lage starters uit hoge SES gezinnen winnen gedurende hun volledige lagere schoolloopbaan gemiddeld gezien 35 tot 4 procentpunten. Hoge starters uit gezinnen met een lage SES-status winnen gemiddeld gezien 3 procentpunten Evolutie rangordescores coöperatieve part SES laag, lage start SES laag, hoge start SES hoog, lage start SES hoog, hoge start L1 L3 L5 S1 Evolutie rangordescores coöperatieve part arm, lage start arm, hoge start vermogend, lage start vermogend, hoge start L1 L3 L5 S1 27

27 De verschillen tussen de evoluties van de sociale groepen zijn opmerkelijk lager dan de sociale verschillen in de evolutie van de cognitieve scores waar hoge starters uit lage SES gezinnen dubbel tot driemaal zoveel positieverlies leden en lage starters uit lage SES gezinnen maar de helft van de positiewinsten boekten vergeleken met hun peers uit de hoge SES gezinnen. Tot slot geeft figuur 14 we de grafieken voor de scores op internaliserend en externaliserend gedrag. Ook hier zien we het gemeenschappelijk patroon van convergentie terugkeren. Merk op dat gezien de definitie van deze scores hoge starters kinderen zijn met problematisch internaliserend of externaliserend gedrag en lage starters kinderen zijn die het minst zo n gedrag vertoonden bij de start hun lagere onderwijsloopbaan. Figuur 14 Evolutie van de rangordescores voor hoge en lage starters op internaliserend en externaliserend gedrag Evolutie rangordescores internaliserend gedrag SES laag, lage start SES laag, hoge start SES hoog, lage start SES hoog, hoge start L1 L2 L4 L6 Evolutie rangordescores internaliserend gedrag arm, lage start arm, hoge start vermogend, lage start vermogend, hoge start L1 L2 L4 L Evolutie rangordescore externaliserend gedrag SES laag, lage start SES laag, hoge start SES hoog, lage start SES hoog, hoge start L1 L2 L3 L4 L5 L6 Evolutie rangordescore externaliserend gedrag arm, lage start arm, hoge start vermogend, lage start vermogend, hoge start L1 L2 L3 L4 L5 L6 28

28 Een dalende evolutie voor hoge starters duidt hierdoor op het afnemen van een problematiek, een stijgende evolutie voor lage starters betekent het zich geleidelijk aan sterker manifesteren van deze gedragspatronen. Ook hier zien we dat de verschillen in de evoluties van hoge en lage starters tussen de sociale groepen aanzienlijk kleiner zijn dan bij de cognitieve testscores. Kinderen met hoog problematisch internaliserend gedrag zien, gedurende hun volledige lagere schoolloopbaan, hun gemiddelde rangordepositie met ongeveer 27 procentpunten verbeteren (dalen). De verschillen tussen de sociale groepen zijn statistisch niet significant. De verschillen tussen de sociale groepen zijn wel significant voor de groep kinderen die in het begin van hun schoolloopbaan (bijna) geen internaliserend gedrag vertonen. Hier zien we dat de rangordescores voor kinderen uit lage SES of kansarme gezinnen gemiddeld sterker toenemen (4 procentpunten) dan de rangordescores van kinderen uit hoge SES of vermogende gezinnen (3 procentpunten). Kinderen met hoog problematisch externaliserend gedrag zien, gedurende hun volledige lagere schoolloopbaan, hun gemiddelde rangordepositie met ongeveer 2 procentpunten verbeteren (dalen). De verschillen tussen de gezinnen in armoede en vermogende gezinnen zijn statistisch niet significant, deze tussen de lage SES (-14 procentpunten) en de hoge SES groep (-23 procentpunten) wel. De verschillen tussen de sociale groepen zijn ook significant voor de groep kinderen die in het begin van hun schoolloopbaan (bijna) geen externaliserend gedrag vertonen. Hier zien we dat de rangordescores voor kinderen uit lage SES of kansarme gezinnen gemiddeld sterker toenemen (respectievelijk 29 en 38 procentpunten) dan de rangordescores van kinderen uit hoge SES of vermogende gezinnen (22 procentpunten). 29

GROEPSSAMENSTELLINGS- EFFECTEN IN HET LAGER ONDERWIJS Een propensity score matching onderzoek. Barbara Belfi, Carla Haelermans & Bieke De Fraine

GROEPSSAMENSTELLINGS- EFFECTEN IN HET LAGER ONDERWIJS Een propensity score matching onderzoek. Barbara Belfi, Carla Haelermans & Bieke De Fraine GROEPSSAMENSTELLINGS- EFFECTEN IN HET LAGER ONDERWIJS Een propensity score matching onderzoek Barbara Belfi, Carla Haelermans & Bieke De Fraine GROEPSSAMENSTELLINGSEFFECTEN IN HET LAGER ONDERWIJS Een

Nadere informatie

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau 4. Het doel van deze studie is de verschillen in gezondheidsverwachting naar een socio-economisch gradiënt, met name naar het hoogst bereikte diploma, te beschrijven. Specifieke gegevens in enkel mortaliteit

Nadere informatie

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M. EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES &

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het zevende

Nadere informatie

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens 5. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens Relevante conclusies voor het beleid zijn pas mogelijk als de basisgegevens waaruit de samengestelde indicator berekend werd voldoende recent zijn. In deze

Nadere informatie

Begaafde jongeren, moeilijke gevallen? Het belang van systematisch onderzoek naar het functioneren van cognitief sterke jongeren

Begaafde jongeren, moeilijke gevallen? Het belang van systematisch onderzoek naar het functioneren van cognitief sterke jongeren Begaafde jongeren, moeilijke gevallen? Het belang van systematisch onderzoek naar het functioneren van cognitief sterke jongeren Dr. Jeroen Lavrijsen & Prof. Karine Verschueren (KU Leuven) Maart 2019 Meer

Nadere informatie

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs. Kleutervragenlijst schooljaar

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs. Kleutervragenlijst schooljaar SiBO Schoolloopbanen in het BasisOnderwijs Dekenstraat 2 B 3000 Leuven Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Kleutervragenlijst schooljaar 2002-2003 F. Maes Promotoren directiecomité: J. Van Damme,

Nadere informatie

DE ROL VAN DE EERDERE SCHOOL- LOOPBAAN BIJ DE OVERGANG NAAR HET SECUNDAIR ONDERWIJS

DE ROL VAN DE EERDERE SCHOOL- LOOPBAAN BIJ DE OVERGANG NAAR HET SECUNDAIR ONDERWIJS DE ROL VAN DE EERDERE SCHOOL- LOOPBAAN BIJ DE OVERGANG NAAR HET SECUNDAIR ONDERWIJS Dockx J., De Fraine B., & Stevens E. DE ROL VAN DE EERDERE SCHOOL- LOOPBAAN BIJ DE OVERGANG NAAR HET SECUNDAIR ONDERWIJS

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens Resultaten HBSC 14 Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van

Nadere informatie

Value added of primary schools with high proportions of minority students: A longitudinal study. J.P. Verhaeghe, J. Van Damme & H.

Value added of primary schools with high proportions of minority students: A longitudinal study. J.P. Verhaeghe, J. Van Damme & H. Value added of primary schools with high proportions of minority students: A longitudinal study J.P. Verhaeghe, J. Van Damme & H. Knipprath T Value added of primary schools with high proportions of minority

Nadere informatie

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingvragenlijst zesde leerjaar (schooljaar )

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingvragenlijst zesde leerjaar (schooljaar ) Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingvragenlijst zesde leerjaar (schooljaar 2008-2009) L. Cortois, S. Speybroeck, J. Van Damme & K. Verschueren T A Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs

Nadere informatie

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingvragenlijst vierde leerjaar (schooljaar )

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingvragenlijst vierde leerjaar (schooljaar ) Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingvragenlijst vierde leerjaar (schooljaar 2006-2007) F. Maes, J. Van Damme & K. Verschueren T A Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingvragenlijst

Nadere informatie

Twee cijferbladen over de evolutie van het buitengewoon lager onderwijs tot G. Van Landeghem & J. Van Damme

Twee cijferbladen over de evolutie van het buitengewoon lager onderwijs tot G. Van Landeghem & J. Van Damme Twee cijferbladen over de evolutie van het buitengewoon lager onderwijs tot 2009 G. Van Landeghem & J. Van Damme Twee cijferbladen over de evolutie van het buitengewoon T lager onderwijs tot 2009 Auteurs:

Nadere informatie

ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT. Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M.

ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT. Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M. ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M. ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M. Promotor: B. De Fraine Research

Nadere informatie

ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID. Dockx J. & De Fraine B.

ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID. Dockx J. & De Fraine B. ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID Dockx J. & De Fraine B. ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID Dockx J.& De Fraine B. Promotor: B. De Fraine Research paper SONO/2018.OL1.1/09 Gent, januari 2018 Het Steunpunt

Nadere informatie

Leerlingvragenlijst eerste leerjaar (schooljaar )

Leerlingvragenlijst eerste leerjaar (schooljaar ) SiBO Schoolloopbanen in het BasisOnderwijs Dekenstraat 2 B 3 Leuven Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingvragenlijst eerste leerjaar (schooljaar 3-4) F. Maes, & J. Van Damme Promotoren

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2010 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2010 : Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 2010 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 2010 bestaat uit 10772 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het

Nadere informatie

Nationaal geluksonderzoek. Deel 3: opvoeding en onderwijs

Nationaal geluksonderzoek. Deel 3: opvoeding en onderwijs Nationaal geluksonderzoek. Deel 3: opvoeding en onderwijs TECHNISCH RAPPORT 30 augustus 2018 Dit document is een technisch rapport van het onderzoek naar het verband tussen kenmerken van de jeugdjaren

Nadere informatie

Leerlingvragenlijst tweede leerjaar (schooljaar )

Leerlingvragenlijst tweede leerjaar (schooljaar ) SiBO Schoolloopbanen in het BasisOnderwijs Dekenstraat 2 B 3000 Leuven Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingvragenlijst tweede leerjaar (schooljaar 2004-2005) F. Maes, J. Van Damme & K.

Nadere informatie

A c. Dutch Summary 257

A c. Dutch Summary 257 Samenvatting 256 Samenvatting Dit proefschrift beschrijft de resultaten van twee longitudinale en een cross-sectioneel onderzoek. Het eerste longitudinale onderzoek betrof de ontwikkeling van probleemgedrag

Nadere informatie

EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID. Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N.

EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID. Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N. EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N. EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID Dockx J., De Fraine B. & Van den Branden N. Promotor:

Nadere informatie

JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg

JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg Steunpunt WVG Minderbroedersstraat 8 B-3000 Leuven +32 16 37 34 32 www.steunpuntwvg.be swvg@kuleuven.be Rapport 42 JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg Onderzoeker: Promotor:

Nadere informatie

in opdracht van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming

in opdracht van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming 1. Referentie Referentie Janssen, R., Rymenans R. (2009). Beginsituatie van leerlingen in het eerste leerjaar B van het secundair onderwijs (OBPWO 06.00). Onderwijskundig Beleids- en Praktijkgericht Wetenschappelijk

Nadere informatie

Situering van het onderzoek

Situering van het onderzoek Opgroeien in een kansarm gezin. Kansarme ouders bevraagd over de opvoeding en ontwikkeling van hun kind Design Charles & Ray Eames - Hang it all Vitra Goedroen Juchtmans & Steven Groenez 29 april 2016

Nadere informatie

Doorkleuteren of overvaren?

Doorkleuteren of overvaren? Doorkleuteren of overvaren? Effecten van zittenblijven in de derde kleuterklas Machteld Vandecandelaere Centrum voor onderwijseffectiviteit en evaluatie KU Leuven Achtergrond Zittenblijven in het Vlaams

Nadere informatie

ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES. Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M.

ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES. Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M. ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M. ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M. Promotor: B. De Fraine Research paper

Nadere informatie

6 Psychische problemen

6 Psychische problemen psychische problemen 6 Psychische problemen Gonneke Stevens In onderzoek naar de gezondheid en het welzijn van jongeren is het relevant aandacht te besteden aan psychische problematiek, waarbij vaak een

Nadere informatie

GOK in het Antwerpse basisonderwijs

GOK in het Antwerpse basisonderwijs GOK in het Antwerpse basisonderwijs Telling 1 februari 2011 Sara Vertommen Datum: april 2012 Verantwoordelijke uitgever:studiedienst Stadsobservatie Inleiding 3 Hoofdstuk 1: algemene analyses op de GOK-tellingen

Nadere informatie

De evolutie van schoolse segregatie in Vlaanderen. Overzicht. Segregatie gedefinieerd Belangrijkste bevindingen

De evolutie van schoolse segregatie in Vlaanderen. Overzicht. Segregatie gedefinieerd Belangrijkste bevindingen De evolutie van schoolse segregatie in Vlaanderen Een analyse voor de schooljaren 2001-2002 tot 2011-2012 Thomas Wouters & Steven Groenez Studiedag SSL Een sterk secundair onderwijs 13 maart 2014 www.steunpuntssl.be

Nadere informatie

Onderwijs SAMENVATTING

Onderwijs SAMENVATTING Onderwijs SAMENVATTING 88.343 leerlingen basis- en secundair onderwijs schooljaar 2016-2017 In verhouding meer leerlingen TSO (bijna 1 op 4 van de lln. SO) en BSO (1 op 5) dan Vlaanderen 17.820 studenten

Nadere informatie

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingvragenlijst vijfde leerjaar (schooljaar 2007-2008)

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingvragenlijst vijfde leerjaar (schooljaar 2007-2008) Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingvragenlijst vijfde leerjaar (schooljaar 2007-2008) F. Maes, J. Van Damme & K. Verschueren T A Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingvragenlijst

Nadere informatie

WELBEVINDEN, ACADEMISCH ZELFCONCEPT EN MOTIVATIE IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS

WELBEVINDEN, ACADEMISCH ZELFCONCEPT EN MOTIVATIE IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS WELBEVINDEN, ACADEMISCH ZELFCONCEPT EN MOTIVATIE IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS Het effect van een jaar naar school gaan op niet-cognitieve uitkomsten van leerlingen Naomi Van den Branden naomi.vandenbranden@kuleuven.be

Nadere informatie

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding

Nadere informatie

De relatie tussen de doelgroepafbakening van kansarme kleuters en hun startpositie op school

De relatie tussen de doelgroepafbakening van kansarme kleuters en hun startpositie op school De relatie tussen de doelgroepafbakening van kansarme kleuters en hun startpositie op school Mayke Poesen-Vandeputte & Ides Nicaise Copyright (2007) Steunpunt SSL p/a Parkstraat 47, 3000 Leuven Niets uit

Nadere informatie

Vraag nr. 351 van 26 februari 2013 van PAUL DELVA

Vraag nr. 351 van 26 februari 2013 van PAUL DELVA VLAAMS PARLEMENT SCHRIFTELIJKE VRAGEN PASCAL SMET VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS, JEUGD, GELIJKE KANSEN EN BRUSSEL Vraag nr. 351 van 26 februari 2013 van PAUL DELVA Nederlandstalig onderwijs Brussel Capaciteit

Nadere informatie

Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito

Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito - de invloed van contexten in groep 3, 4 en 5 - Marian Hickendorff & Jan Janssen Universiteit Leiden / Cito Arnhem 1 inleiding en methode De LOVS-toetsen rekenen-wiskunde

Nadere informatie

FinQ Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders. Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager

FinQ Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders. Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager FinQ 2018 Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager 14-1-2019 Projectnummer B3433 Achtergrond van de FinQ monitor Nederlanders in staat

Nadere informatie

Gezondheidsverwachting volgens socio-economische gradiënt in België Samenvatting. Samenvatting

Gezondheidsverwachting volgens socio-economische gradiënt in België Samenvatting. Samenvatting Verschillende internationale studies toonden socio-economische verschillen in gezondheid aan, zowel in mortaliteit als morbiditeit. In bepaalde westerse landen bleek dat, ondanks de toegenomen welvaart,

Nadere informatie

Mondgezondheidsrapport

Mondgezondheidsrapport Mondgezondheidsrapport sensibiliseringproject Glimlachen.be 2014 Effectevaluatie van een 4-jaar longitudinaal sensibiliseringproject in scholen in Vlaanderen Samenvatting J Vanobbergen Glimlachen - Souriez

Nadere informatie

FACTS & FIGURES Trends in museum- en tentoonstellingsbezoek ( ) Mathijs De Baere

FACTS & FIGURES Trends in museum- en tentoonstellingsbezoek ( ) Mathijs De Baere Inleiding In deze fiche zal het museum- en tentoonstellingsbezoek van de Vlamingen in kaart gebracht worden op basis van de participatiesurveygegevens van 2004 (n=2849), 2009 (n=3144) en 2014 (n=3965).

Nadere informatie

PIAAC IN FOCUS 3: VOLWASSENEN MET ZWAK ONTWIKKELDE VAARDIGHEDEN: ONTWIKKELINGEN SINDS 1996

PIAAC IN FOCUS 3: VOLWASSENEN MET ZWAK ONTWIKKELDE VAARDIGHEDEN: ONTWIKKELINGEN SINDS 1996 PIAAC IN FOCUS 3: VOLWASSENEN MET ZWAK ONTWIKKELDE VAARDIGHEDEN: ONTWIKKELINGEN SINDS 1996 Samenvatting - Na het IALS onderzoek van 1996 (International Adult Literacy Survey) naar de vaardigheden van volwassenen

Nadere informatie

Tabel 69: Verdeling van het gavpppd volgens geslacht en hoofdvervoerswijze. meerdere verplaatsingen heeft gemaakt.

Tabel 69: Verdeling van het gavpppd volgens geslacht en hoofdvervoerswijze. meerdere verplaatsingen heeft gemaakt. 2.2 Gavpppd en socio-economische kenmerken Iedereen die mobiliteit en verplaatsingsgedrag bestudeert, heeft wellicht al wel eens van een studie gehoord waarin socio-economische kenmerken gebruikt worden

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

STEM monitor 2015 SITUERING DOELSTELLINGEN

STEM monitor 2015 SITUERING DOELSTELLINGEN STEM monitor 2015 SITUERING In het STEM-actieplan 2012-2020 van de Vlaamse regering werd voorzien in een algemene monitoring van het actieplan op basis van een aantal indicatoren. De STEM monitor geeft

Nadere informatie

Vragenlijst Klastitularis - Eerste leerjaar A of B (schooljaar 2009-2010): overzicht items per schaal Schaal (Dimensie) Items Itemnummer Bron item

Vragenlijst Klastitularis - Eerste leerjaar A of B (schooljaar 2009-2010): overzicht items per schaal Schaal (Dimensie) Items Itemnummer Bron item Vragenlijst Klastitularis - Eerste leerjaar A of B (schooljaar 2009-2010): overzicht items per schaal Schaal (Dimensie) Items Itemnummer Bron item Integratie - Populariteit (sociale ontwikkeling) heeft

Nadere informatie

Gezondheid en (psycho)somatische klachten bij adolescenten in Vlaanderen 2014

Gezondheid en (psycho)somatische klachten bij adolescenten in Vlaanderen 2014 Gezondheid en (psycho)somatische klachten bij adolescenten in Vlaanderen 214 Inleiding Gezondheid in de internationale HBSC (Health Behaviour in School-aged Children) studie en in de Wereldgezondheidsorganisatie

Nadere informatie

Empirisch bewijs van impact op lange termijn van TV-reclame

Empirisch bewijs van impact op lange termijn van TV-reclame Empirisch bewijs van impact op lange termijn van TV-reclame Over het gunstig effect van tv-reclame voor nationale merken, of het nu op korte of lange termijn is, werd in veel landen geschreven. Hoe zit

Nadere informatie

Gezondheidsenquête, België Methodologie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Gezondheidsenquête, België Methodologie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Methodologie Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Methodologie Inleiding Om sociale ongelijkheden in gezondheid in kaart te brengen en om mogelijke trends in de

Nadere informatie

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs Arbeidsmarktbarometer Onderwijs Basisonderwijs en secundair onderwijs December 29 VLAAMS MINISTERIE VAN ONDERWIJS EN VORMING AGENTSCHAP VOOR ONDERWIJSDIENSTEN (AgODi) Arbeidsmarktbarometer Onderwijs december

Nadere informatie

VR MED.0231/2

VR MED.0231/2 VR 217 26 MED.231/2 MONITORING VAN DE NIEUWE OMKADERING BASISONDERWIJS SCHOOLJAAR 212-213 tem 215-216 I. Inleiding Op 1 september 212 startte het nieuwe omkaderingssysteem in het gewoon basisonderwijs.

Nadere informatie

Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito

Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito cursusboek2009.book Page 131 Thursday, March 30, 2017 3:23 PM Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito - de invloed van contexten in groep 3, 4 en 5 - Universiteit Leiden / Cito Arnhem 1 inleiding en methode

Nadere informatie

Op 1 september 2012 startte het nieuwe omkaderingssysteem in het gewoon basisonderwijs.

Op 1 september 2012 startte het nieuwe omkaderingssysteem in het gewoon basisonderwijs. MONITORING VAN DE NIEUWE OMKADERING BASISONDERWIJS SCHOOLJAAR tem I. Inleiding Op 1 september 212 startte het nieuwe omkaderingssysteem in het gewoon basisonderwijs. Sinds dan bestaat de basisomkadering

Nadere informatie

Categorieënanalyse bij de LOVStoetsen

Categorieënanalyse bij de LOVStoetsen cursusboek2009.book Page 117 Thursday, March 30, 2017 3:23 PM Categorieënanalyse bij de LOVStoetsen rekenen-wiskunde Cito, Arnhem / Universiteit Leiden 1 inleiding In 2008 is voor het onderdeel Rekenen-Wiskunde

Nadere informatie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Wouter Pinxten (contact: Wouter.Pinxten@UGent.be) Prof. Dr. John Lievens Achtergrond

Nadere informatie

Toename van leerlingen in het buitengewoon onderwijs en de vraag naar de effectiviteit ervan

Toename van leerlingen in het buitengewoon onderwijs en de vraag naar de effectiviteit ervan Slotconferentie Brussel 3 december 2012 Toename van leerlingen in het buitengewoon onderwijs en de vraag naar de effectiviteit ervan Jan Van Damme, Georges Van Landeghem & Gudrun Vanlaar Centrum voor Onderwijseffectiviteit

Nadere informatie

Een meer gelijke verdeling van beroepsarbeid en beroepsinkomen tussen mannen en vrouwen in Vlaanderen, maar...

Een meer gelijke verdeling van beroepsarbeid en beroepsinkomen tussen mannen en vrouwen in Vlaanderen, maar... Een meer gelijke verdeling van beroepsarbeid en beroepsinkomen tussen mannen en vrouwen in Vlaanderen, maar... Van Dongen, W. 2010. Naar een meer democratische verdeling van beroepsarbeid en beroepsinkomen

Nadere informatie

Op 1 september 2012 startte het nieuwe omkaderingssysteem in het gewoon basisonderwijs.

Op 1 september 2012 startte het nieuwe omkaderingssysteem in het gewoon basisonderwijs. MONITORING VAN DE NIEUWE OMKADERING BASISONDERWIJS SCHOOLJAAR tem I. Inleiding Op 1 september 2012 startte het nieuwe omkaderingssysteem in het gewoon basisonderwijs. Sinds dan bestaat de basisomkadering

Nadere informatie

Wat is de levenskwaliteit bij mensen die een EOT-traject volgen? Hoe evolueert deze levenskwaliteit in de eerste 30 maanden?

Wat is de levenskwaliteit bij mensen die een EOT-traject volgen? Hoe evolueert deze levenskwaliteit in de eerste 30 maanden? Wat is de levenskwaliteit bij mensen die een EOT-traject volgen? Hoe evolueert deze levenskwaliteit in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Met als doel de

Nadere informatie

nederlandse samenvatting Dutch summary

nederlandse samenvatting Dutch summary Dutch summary 211 dutch summary De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingvragenlijst derde leerjaar (schooljaar )

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingvragenlijst derde leerjaar (schooljaar ) Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingvragenlijst derde leerjaar (schooljaar 2005-2006) F. Maes, J. Van Damme & K. Verschueren T A Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingvragenlijst

Nadere informatie

First-grade retention: Effects on children s academic and psychosocial growth throughout primary education

First-grade retention: Effects on children s academic and psychosocial growth throughout primary education First-grade retention: Effects on children s academic and psychosocial growth throughout primary education Goos, M., Van Damme, J. Onghena, P., & Petry, K. T First-grade retention: Effects on children

Nadere informatie

Naar school om iets te leren, ook bij een leervoorsprong.

Naar school om iets te leren, ook bij een leervoorsprong. Naar school om iets te leren, ook bij een leervoorsprong. Printervriendelijke versie @Contact Home Informatieve artikels Stappenplan Differentiatiemateriaal Faalangst-onderpresteren : Carol Dweck Geboortemaand

Nadere informatie

Bijlage 5: Kwantitatieve analyse

Bijlage 5: Kwantitatieve analyse Bijlage 5: Kwantitatieve analyse Deze bijlage bevat een beschrijving van de kwantitatieve analyse, zoals die is uitgevoerd op de 26 vragen in de vragenlijst. Analyses op het niveau van de (26) afzonderlijke

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997 5.8.1. Inleiding De WHO heeft in haar omschrijving het begrip gezondheid uitgebreid met de dimensie sociale gezondheid en deze op één lijn gesteld met de lichamelijke en psychische gezondheid. Zowel de

Nadere informatie

DE KRACHT VAN LEERKRACHTEN

DE KRACHT VAN LEERKRACHTEN DE KRACHT VAN LEERKRACHTEN DE ROL VAN NABIJHEID EN CONFLICT IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS Dr. Maaike Engels Rijksuniversiteit Groningen, afdeling Sociologie Interuniversity Center for Social Science Theory

Nadere informatie

CHECKLIST KLASKLIMAAT

CHECKLIST KLASKLIMAAT CHECKLIST KLASKLIMAAT I. NAAM INSTRUMENT Checklist Klasklimaat II. EIGENSCHAPPEN VAN INSTRUMENT Aard van het instrument Doelgroep Observatieschaal Basisonderwijs (kleuter- en lager), secundair onderwijs

Nadere informatie

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs R A P P O RT Arbeidsmarktbarometer Onderwijs Basisonderwijs en secundair onderwijs december 2009 Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi) Koning Albert II-laan

Nadere informatie

De relatie tussen geboortekwartaal en schools succes in de eerste jaren van het lager onderwijs

De relatie tussen geboortekwartaal en schools succes in de eerste jaren van het lager onderwijs De relatie tussen geboortekwartaal en schools succes in de eerste jaren van het lager onderwijs Verachtert P. De Fraine B. Onghena P. Ghesquière P. Katholieke Universiteit Leuven 1. Achtergrond A. Leeftijdsverschillen

Nadere informatie

PISA IN FOCUS 5: HEBBEN DE LEERLINGEN DE WIL OM TE SLAGEN? VERSCHILT DE WIL OM TE SLAGEN OVER DE ONDERWIJSVORMEN?

PISA IN FOCUS 5: HEBBEN DE LEERLINGEN DE WIL OM TE SLAGEN? VERSCHILT DE WIL OM TE SLAGEN OVER DE ONDERWIJSVORMEN? INLEIDING PISA IN FOCUS 5: HEBBEN DE LEERLINGEN DE WIL OM TE SLAGEN? VERSCHILT DE WIL OM TE SLAGEN OVER DE ONDERWIJSVORMEN? Om uitstekende vaardigheden te ontwikkelen zijn niet alleen talent en mogelijkheden

Nadere informatie

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Juli 2013 De evolutie van de werkende beroepsbevolking te Brussel van demografische invloeden tot structurele veranderingen van de tewerkstelling Het afgelopen

Nadere informatie

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs Arbeidsmarktbarometer Onderwijs Basisonderwijs en secundair onderwijs Oktober 21 VLAAMS MINISTERIE VAN ONDERWIJS EN VORMING AGENTSCHAP VOOR ONDERWIJSDIENSTEN (AgODi) Inhoudstafel INHOUD Inleiding 3 Hoofdstuk

Nadere informatie

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Weergaven van publieke opinie in het nieuws en hun invloed op het publiek Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek over weergaven van publieke opinie

Nadere informatie

PIAAC IN FOCUS 1: IS ONDERWIJS WEL EEN HEFBOOM VOOR HET WEGWERKEN VAN HET GELETTERDHEIDSDEFICIT?

PIAAC IN FOCUS 1: IS ONDERWIJS WEL EEN HEFBOOM VOOR HET WEGWERKEN VAN HET GELETTERDHEIDSDEFICIT? PIAAC IN FOCUS 1: IS ONDERWIJS WEL EEN HEFBOOM VOOR HET WEGWERKEN VAN HET GELETTERDHEIDSDEFICIT? Samenvatting Volwassenen met een lage sociaal-economische status behalen gemiddeld een lager geletterdheidsniveau

Nadere informatie

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting Feiten en cijfers Hebben laaggeschoolden een hoger risico om in armoede te belanden? Ja. Laagopgeleiden hebben het vaak

Nadere informatie

Rapportage Eindresultaten 2014

Rapportage Eindresultaten 2014 Rapportage Eindresultaten 2014 Wat zijn de prestaties van onze scholen? Colofon datum 7 mei 2014 auteur Jan Vermeulen status Definitief Rapportage eindresultaten 2014 pagina 2 van 8 status concept Inhoudsopgave

Nadere informatie

FACTS & FIGURES Bibliotheekbezoek Franne Mullens

FACTS & FIGURES Bibliotheekbezoek Franne Mullens Inleiding Uit onderzoek blijkt dat vooral jongeren hun weg vinden naar de bibliotheek. 65% van alle jongeren onder de 18 jaar bezochten in hun vrijetijd de bibliotheek en ze waren zo goed als allemaal

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Interactionistische perspectieven benadrukken dat de persoon en zijn of haar omgeving voortdurend in interactie zijn en samen een systeem vormen. Dit idee van integratie

Nadere informatie

Resultaten TIMSS 2015

Resultaten TIMSS 2015 Resultaten TIMSS 2015 wiskunde & wetenschappen 4 e leerjaar in internationaal perspectief prof. dr. Jan Van Damme 3 februari 2017 VLOR 19 januari 2017 2 Vlaams rapport 3 Wat is TIMSS? Trends in International

Nadere informatie

Campagne Eenzaamheid Bond zonder Naam

Campagne Eenzaamheid Bond zonder Naam Campagne Eenzaamheid Bond zonder Naam Leen Heylen, CELLO, Universiteit Antwerpen Thomas More Kempen Het begrip eenzaamheid Eenzaamheid is een pijnlijke, negatieve ervaring die zijn oorsprong vindt in een

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

SCHOOLFEEDBACKRAPPORT ONDERZOEK WELBEVINDEN Bevraging van de leerlingen van het lager onderwijs

SCHOOLFEEDBACKRAPPORT ONDERZOEK WELBEVINDEN Bevraging van de leerlingen van het lager onderwijs SCHOOLFEEDBACKRAPPORT ONDERZOEK WELBEVINDEN Bevraging van de leerlingen van het lager onderwijs Aan de directeur, de leerkrachten en de leerlingen van het vierde, vijfde en zesde leerjaar van school 1

Nadere informatie

Generation What? 1 : Vertrouwen in de instellingen

Generation What? 1 : Vertrouwen in de instellingen Generation What? 1 : Vertrouwen in de instellingen Inleiding De mate van vertrouwen van burgers in de overheid en maatschappelijke instellingen werd al vaker de toetssteen van de democratie genoemd: daalt

Nadere informatie

Het Vlaamse onderwijs in internationaal perspectief

Het Vlaamse onderwijs in internationaal perspectief Het Vlaamse onderwijs in internationaal perspectief Jeroen Lavrijsen, HIVA - KU Leuven SSL-studiedag 'Loopbanen in het onderwijs: terugblik en vooruitblik, 23 september 2016 www.steunpuntssl.be Vlaams

Nadere informatie

EMPO voor Ouders en Jongeren versie 2.0

EMPO voor Ouders en Jongeren versie 2.0 EMPO voor Ouders en Jongeren versie 2.0 2011 Praktikon BV Nijmegen: Harm Damen 1. Wat is de EMPO? De EMPO 2.0 is een lijst voor zelfevaluatie om de empowerment bij ouders (EMPO Ouders 2.0) en jongeren

Nadere informatie

Inleiding Ongeveer 7% van de Vlaamse kinderen blijft zitten in het eerste leerjaar.

Inleiding Ongeveer 7% van de Vlaamse kinderen blijft zitten in het eerste leerjaar. Zittenblijven in het eerste leerjaar en de effecten op de psychosociale groei van leerlingen doorheen het lager onderwijs: Vergelijkingen met leerjaar- en leeftijdsgenoten Mieke Goos, Jan Van Damme, Patrick

Nadere informatie

Werkgroep kleuterparticipatie. - Sint-Niklaas 7 mei 2013

Werkgroep kleuterparticipatie. - Sint-Niklaas 7 mei 2013 Werkgroep kleuterparticipatie - Sint-Niklaas 7 mei 2013 Inhoud 1. Inleidend 2. Aantal indicatorleerlingen 3.. als uitgesproken buurtschool 4. Resultaten van het onderzoek Wie is er bang van de zwarte school?

Nadere informatie

Samenvatting. (Dutch Summary)

Samenvatting. (Dutch Summary) (Dutch Summary) In dit proefschrift is de ontwikkeling van gedrags- en emotionele problemen van tweelingen en eenlingen in de leeftijd van 3 tot 12 jaar onderzocht. In hoofdstuk 1 wordt een introductie

Nadere informatie

Wat vinden Vlamingen belangrijk in hun werk?

Wat vinden Vlamingen belangrijk in hun werk? Motivatie en welzijn Wat vinden Vlamingen belangrijk in hun werk? SERV. 2012. Arbeidsethos en arbeidsoriëntaties op de Vlaamse arbeidsmarkt 2007-2010. Informatiedossier. Brussel: SERV Stichting Innovatie

Nadere informatie

Muiswerk: Taal en rekenen op z n best!

Muiswerk: Taal en rekenen op z n best! Artikel 7 Door: Eric Robbers en Stefan Robbers Muiswerk: Taal en rekenen op z n best! 1.Inleiding Er zijn zorgen over het niveau van het onderwijs, zowel binnen het onderwijs als ook daarbuiten. Binnen

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

Nationaal geluksonderzoek. Deel 5: werk

Nationaal geluksonderzoek. Deel 5: werk Nationaal geluksonderzoek. Deel 5: werk TECHNISCH RAPPORT 3 december 2018 Universiteit Gent Leerstoel NN Dit document is een technisch rapport van het onderzoek naar het verband tussen werk en de algemene

Nadere informatie

Vroege schoolverlaters in Vlaanderen Evolutie van de ongekwalificeerde uitstroom tot 2007 Samenvatting. G. Van Landeghem, M. Goos & J.

Vroege schoolverlaters in Vlaanderen Evolutie van de ongekwalificeerde uitstroom tot 2007 Samenvatting. G. Van Landeghem, M. Goos & J. Vroege schoolverlaters in Vlaanderen Evolutie van de ongekwalificeerde uitstroom tot 2007 Samenvatting G. Van Landeghem, M. Goos & J. Van Damme Vroege schoolverlaters in Vlaanderen Evolutie T van de ongekwalificeerde

Nadere informatie

Evaluatie van de activeringsplicht van oudere werklozen

Evaluatie van de activeringsplicht van oudere werklozen Evaluatie van de activeringsplicht van oudere werklozen Auteur: Joost Bollens 1 Abstract In de loop van mei 2009 werd in Vlaanderen de zogenaamde systematische aanpak van de VDAB (de Vlaamse Dienst voor

Nadere informatie

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996 Dit deel van het onderzoek omvat alle personen tussen de 18 en 55 jaar oud (leeftijdsgrenzen inbegrepen) op 30 juni 1997, wiens dossier van het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met

Nadere informatie

DE SOCIAAL-EMOTIONELE ONTWIKKELING VAN LEERLINGEN IN DE EERSTE GRAAD SECUNDAIR ONDERWIJS

DE SOCIAAL-EMOTIONELE ONTWIKKELING VAN LEERLINGEN IN DE EERSTE GRAAD SECUNDAIR ONDERWIJS DE SOCIAAL-EMOTIONELE ONTWIKKELING VAN LEERLINGEN IN DE EERSTE GRAAD SECUNDAIR ONDERWIJS Hoe evolueert het academisch zelfconcept, de motivatie, het schoolwelbevinden en de schoolse betrokkenheid van Vlaamse

Nadere informatie

Symposiumvoorstel Onderwijs Research Dagen 2013

Symposiumvoorstel Onderwijs Research Dagen 2013 Symposiumvoorstel Onderwijs Research Dagen 2013 1. Auteurs Jaap Roeleveld, Kohnstamm Instituut, Universiteit van Amsterdam (jroeleveld@kohnstamm.uva.nl) Ed Smeets, ITS, Radboud Universiteit Nijmegen (e.smeets@its.ru.nl)

Nadere informatie

SPIJBELEN EN VROEGTIJDIG SCHOOLVERLATEN IN INTERNATIONAAL PERSPECTIEF Maakt het type onderwijssysteem een verschil?

SPIJBELEN EN VROEGTIJDIG SCHOOLVERLATEN IN INTERNATIONAAL PERSPECTIEF Maakt het type onderwijssysteem een verschil? SPIJBELEN EN VROEGTIJDIG SCHOOLVERLATEN IN INTERNATIONAAL PERSPECTIEF Maakt het type onderwijssysteem een verschil? Gil Keppens & Bram Spruyt SPIJBELEN EN VROEGTIJDIG SCHOOLVERLATEN IN INTERNATIONAAL PERSPECTIEF

Nadere informatie

De invloed van de zomervakantie op het leren van jonge kinderen. Pieter Verachtert, Jan Van Damme, Patrick Onghena & Pol Ghesquière

De invloed van de zomervakantie op het leren van jonge kinderen. Pieter Verachtert, Jan Van Damme, Patrick Onghena & Pol Ghesquière De invloed van de zomervakantie op het leren van jonge kinderen Pieter Verachtert, Jan Van Damme, Patrick Onghena & Pol Ghesquière 1 Inhoud presentatie 1. Probleemstelling 2. Literatuur 3. Onderzoeksvragen

Nadere informatie

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : 0-1 1 J A A R

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : 0-1 1 J A A R PSYCHOSOCIALE GEZONDHEID Jeugd 2010 4 K I N D E R E N O N D E R Z O E K : 0-1 1 J A A R Kinderenonderzoek 2010 Om inzicht te krijgen in de gezondheid van de inwoners in haar werkgebied, heeft de GGD Zuid-Holland

Nadere informatie