De invloed van snelheid van stimulusaanbieding op de prestaties van kinderen met ADHD.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De invloed van snelheid van stimulusaanbieding op de prestaties van kinderen met ADHD."

Transcriptie

1 ca Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Eerste examenperiode De invloed van snelheid van stimulusaanbieding op de prestaties van kinderen met ADHD. Masterproef Neergelegd tot het behalen van de graad van master in de pedagogische wetenschappen, afstudeerrichting orthopedagogiek door Anke Pauwels Promotor: Prof. Dr. Herbert Roeyers Begeleiding: Roos Gasthuys, Baris Metin

2 Ondergetekende, Anke Pauwels geeft toelating tot het raadplegen van de masterproef door derden. Anke Pauwels 1

3 Dankwoord In eerste instantie wil ik mijn promotor Prof. Dr. Herbert Roeyers bedanken om me de kans te geven deze masterproef te maken en voor het kritisch evalueren ervan. Bijzondere dank gaat ook uit naar mijn begeleiders Roos Gasthuys en Baris Metin voor het verstrekken van constructieve feedback, het geven van gedetailleerde opmerkingen en het snel antwoorden op mijn vragen. Daarnaast wil ik iedereen bedanken die meewerkte aan dit onderzoek. Naast de medeonderzoekers denk ik in het bijzonder aan de kinderen en de ouders die bereidwillig deelnamen. Zonder hen kon deze masterproef niet verwezenlijkt worden. Tenslotte wil ik mijn vriend en mijn ouders bedanken voor hun onvoorwaardelijke steun en voor het mogelijk maken van mijn studies. 2

4 Abstract In deze studie gingen we het effect na van de snelheid van prikkelaanbieding op de prestatie bij een groep kinderen met ADHD en een controlegroep. De prestatie werd gemeten door reactietijd, commissiefouten, omissiefouten en variabiliteit van de reactietijd. Er werd verwacht dat de ADHD-groep slechter zou presteren dan de controlegroep. Volgens het toestandsregulatiemodel werden zwakke prestaties verwacht in de trage en snelle condities en gemiddelde prestaties in de gemiddelde conditie. De delay aversion hypothese verwachtte zwakkere prestaties in de trage conditie en matig tot geen prestatietekorten in de gemiddelde en snelle conditie. De deelnemers waren kinderen van 8 tot en met 12 jaar. De experimentele computertaak was een go/no-go taak, waarbij de deelnemers zo snel en accuraat mogelijk dienden te reageren als een bepaald teken (go stimulus) op het scherm verscheen. Wanneer de no-go stimulus verscheen, mocht men niet reageren. De snelheid van prikkelaanbieding werd gemanipuleerd; er waren vier taakgedeelten met telkens een ander interstimulusinterval(1s, 2s, 4s, 8s). De resultaten kwamen gedeeltelijk tegemoet aan onze verwachtingen. Wat betreft de reactietijd en de variabiliteit van de reactietijd verschilden kinderen met ADHD significant van typisch ontwikkelde kinderen. Voor de commissie- en omissiefouten vinden we dit niet terug. Verder vonden we duidelijke effecten van de snelheid van prikkelaanbieding (ISI) op de reactietijd, variabiliteit van de reactietijd en omissiefouten. Voor de reactietijd en de variabiliteit van de reactietijd vonden we een lineaire functie die duidt dat kinderen met ADHD trager en meer variabel gaan reageren bij tragere prikkelaanbieding. Dit ligt in lijn met de voorspellingen van het delay aversion model. Wat betreft de commissie- en omissiefouten werd een omgekeerde U-functie gevonden, zoals voorspelt door het toestandsregulatiemodel. 3

5 Inhoudstafel INLEIDING ADHD... 6 Algemene begripsomschrijving Subtypes Prevalentie... 6 Etiologie Comorbiditeit Diagnostiek THEORIEËN OMTRENT HET CENTRALE DEFICIT VAN ADHD ADHD als een probleem met inhibitie ADHD als een probleem in de toestandsregulatie ADHD als een probleem van aversie ten aanzien van uitstel Het Dual Pathway Model VOORAFGAAND ONDERZOEK ONDERZOEKSVRAGEN METHODE DEELNEMERS APPARATUUR EN MATERIAAL VRAGENLIJSTEN VRAGENLIJST VOOR GEDRAGSPROBLEMEN BIJ KINDEREN (VVGK) VRAGENLIJST OVER GEDRAG EN SOCIALE COMMUNICATIE (SCQ) SOCIAL RESPONSIVENESS SCALE (SRS) ALGEMEEN FORMULIER WECHSLER INTELLIGENCE SCALE FOR CHILDREN - DERDE EDITIE NEDERLANDSE VERSIE (WISC-III-NL) DIAGNOSTIC INTERVIEW SCHEDULE FOR CHILDREN-IV (DISC-IV) EXPERIMENTELE TAAK ALGEMENE PROCEDURE STATISTISCHE ANALYSE RESULTATEN Onderzoeksvraag 1: Is er een verschil tussen de groep met ADHD en de controlegroep wat betreft de reactietijd, het percentage commissie- en omissiefouten en de variabiliteit van de reactietijd? Reactietijd Commissiefouten Omissiefouten Variabiliteit van de reactietijd Onderzoeksvraag 2: Is er een effect van conditie (ISI: 1s, 2s, 4s, 8s) op de reactietijd, het aantal commissie- en omissiefouten en de variabiliteit van de reactietijd? Reactietijd Commissiefouten Omissiefouten Variabiliteit van de reactietijd Onderzoeksvraag 3: Verschilt het effect van conditie (ISI: 1s, 2s, 4s, 8s) significant tussen de groepen wat betreft reactietijd, het aantal commissie- en omissiefouten en de variabiliteit van de reactietijd? Bijkomende onderzoeksvragen: Is er een verschil tussen de twee leeftijdsgroepen (8 10 jaar en jaar) of tussen de geslachten (jongens en meisjes) wat

6 betreft de reactietijd, het aantal commissie- en omissiefouten en de variabiliteit van de reactietijd? DISCUSSIE Bespreking en interpretatie van de onderzoeksresultaten Implicaties van de resultaten Sterkten en beperkingen van het huidige onderzoek Suggesties voor toekomstig onderzoek Besluit REFERENTIES BIJLAGE BIJLAGE

7 Inleiding ADHD Algemene begripsomschrijving. Zoals aangegeven in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders IV Text Revision [DSM-IV-TR] (American Psychiatric Association [APA], 2000) is de fundamentele eigenschap van Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder (ADHD) een halsstarrig patroon van onoplettendheid, hyperactiviteit en/of impulsiviteit dat ontwikkeld is voor de leeftijd van 7 jaar. Deze symptomen zijn onaangepast aan het ontwikkelingsniveau van het kind en zijn gedurende minimum zes maanden aanwezig in ten minste twee settings (bijvoorbeeld thuis en op school of op het werk). Hiernaast zijn er significante beperkingen op sociaal, academisch of beroepsmatig vlak en zijn de symptomen niet toe te schrijven aan andere psychische stoornissen. Subtypes. ADHD wordt onderverdeeld in drie subtypes: het onoplettendheidstype, het hyperactief/impulsieve type en het gecombineerde type. Het subtype wordt aan de hand van de DSM-IV-TR criteria 1 gediagnosticeerd op basis van het dominante symptomenpatroon gedurende de laatste zes maanden (APA, 2000). Het onoplettendheidstype kenmerkt zich door ernstige en aanhoudende aandachtsproblemen, terwijl bij het tweede subtype symptomen van hyperactiviteit en impulsiviteit domineren. Bij het laatste subtype, ADHD van het gecombineerde type, is er sprake van zowel onoplettendheid als hyperactiviteit en impulsiviteit (DuPaul, 2007). Prevalentie. De gegevens in verband met de prevalentiecijfers van ADHD zijn niet eenduidig. Verschillende onderzoeken registreerden verschillende resultaten. In de DSM-IV-TR (APA, 2000) staat gegeven dat de prevalentie van ADHD bij schoolgaande kinderen geschat wordt op 3 tot 7%. Deze gegevens variëren volgens 1 Bijlage 1: DSM-IV-TR criteria (APA, 2000) 6

8 de APA (2000) afhankelijk van de aard van de populatie en de wijze van vaststelling. Polanczyk, de Lima, Horta, Biederman en Rohde (2007) maakten een uitgebreide review van de reeds uitgevoerde onderzoeken naar de prevalentie van ADHD en vonden dat de wereldwijde gepoolde prevalentie van ADHD 5,29% is. De grote variabiliteit van wereldwijde prevalentiecijfers met betrekking tot ADHD is volgens hen te wijten aan methodologische verschillen tussen de studies. Vanwege deze variabiliteit gevonden in de analyses, moeten de resultaten dus met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. In het artikel van Polanczyk et al. (2007) worden diagnostische criteria ook gezien als methodologische karakteristieken van de studie. De ICD-10 (World Health Organisation [WHO], 2004) en DSM-IV-TR leveren zeer vergelijkbare lijsten van symptomen, maar hanteren verschillende manieren om een diagnose te stellen. De prevalentiecijfers van ADHD gebaseerd op de DSM-IV-TR zijn naar verwachting hoger dan op basis van een strenger classificatiesysteem, zoals de ICD-10. Levy, Hay, Bennet, en Mc Stephen (2005) en Skounti, Philalithis, en Galanakis (2007) onderzochten de prevalentiecijfers per subtype van ADHD. Zij concludeerden dat het meest voorkomende subtype het onoplettendheidstype is, gevolgd door het gecombineerde type en het hyperactief/impulsief type. Ook op basis van geslacht is er een verschil in prevalentie. ADHD komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen, met verhoudingen die variëren van 2:1 tot 9:1, afhankelijk van het type en de setting (APA, 2000). Dit verschil in prevalentie tussen de geslachten kan te wijten zijn aan het feit dat meisjes met ADHD minder snel gediagnosticeerd worden. De assumptie dat meisjes minder observeerbaar storend gedrag vertonen in vergelijking met jongens ligt hier aan de basis (Gaub & Carlson, 1997; Abikoff et al., 2002). Etiologie. De etiologie van ADHD is multifactorieel bepaald. Hoewel een substantieel deel van de etiologie van ADHD te wijten is aan genetische factoren spelen ook biologische en omgevingsfactoren en de interacties tussen deze factoren een belangrijke rol (Das Banerjee, Middleton, & Faraone, 2007; Millichap, 2008). Verschillende onderzoeken naar genetische risicofactoren bij ADHD vonden evidentie voor erfelijkheid van deze aandoening. Ouders, broers en zussen van 7

9 kinderen met ADHD hebben twee tot acht maal meer risico op ADHD (Das Banerjee et al., 2007). Ook verscheidene tweelingen- en adoptiestudies wezen op de genetische aard van ADHD (Das Banerjee et al., 2007; Millichap, 2008). De gemiddelde erfelijkheid van ADHD is ongeveer 77%. Dit cijfer is vergelijkbaar met andere neuropsychiatrische aandoeningen zoals schizofrenie of een bipolaire stoornis (Das Banerjee et al., 2007). Bij onderzoek naar de neurologische tekorten die gerelateerd zouden zijn aan ADHD, werd gevonden dat er bij kinderen met ADHD sprake zou zijn van stoornissen in de neurotransmitters dopamine en noradrenaline (Faraone, 2004; Spencer, Biederman, & Mick, 2007). De gebrekkige regulatie van deze neurotransmitters heeft tot gevolg dat de frontale corticale hersendelen een minder remmend effect uitoefenen op de subcorticale structuren (Spencer, Biederman, & Mick, 2007). Hiernaast spelen ook omgevingsfactoren een rol. Blootstelling aan bepaalde toxines (bv. lood, kwik, polychloorbifenyl, ) (Das Banerjee et al., 2007), aan alcohol (Knopik et al., 2006; Das Banerjee et al., 2007; Millichap, 2008) of aan sigarettenrook (Das Banerjee et al., 2007; Millichap, 2008) zouden van belang kunnen zijn bij de etiologie van ADHD. Vooral prenatale blootstelling wordt beschouwd als een kritieke periode waarin het risico verhoogt. Prematuriteit en een laag geboortegewicht zijn eveneens belangrijke risicofactoren voor de ontwikkeling van ADHD (Millichap, 2008). Hiernaast worden complicaties tijdens de zwangerschap en de bevalling en psychosociale tegenslag (bv. relatieproblemen, lage sociaaleconomische status, ) in vele studies betrokken. Voor complicaties tijdens de zwangerschap en de bevalling en voor psychosociale tegenslag vond men echter nog geen significant bewijs dat ze samenhangen met ADHD (Das Banerjee et al., 2007). Wat voedingsfactoren en televisie kijken betreft, is niet aangetoond dat deze het risico op ADHD zouden verhogen. Comorbiditeit. Aangezien ADHD frequent voorkomt in combinatie met andere stoornissen en dit belangrijke implicaties kan hebben naar onder andere behandeling en diagnostiek (cfr. differentiaaldiagnose), is het nuttig om bij de comorbiditeit stil te staan. 8

10 ADHD bij kinderen en adolescenten blijkt in 54 tot 67% van de gevallen samen voor te komen met oppositioneel opstandige gedragsstoornis (oppositional defiant disorder, ODD) en in 44 tot 50% van de gevallen met antisociale gedragsstoornis (conduct disorder, CD) (Jain et al., 2007). Daarnaast hebben 12 tot 60% van de kinderen een comorbide leerstoornis (Green et al., 1999; Furman, 2005) en kampen respectievelijk 25 tot 30% en 18 tot 60% van de kinderen met ADHD met een angstof stemmingsstoornis (Furman, 2005). Verder zouden ticstoornissen bij ongeveer 30% van de kinderen met ADHD voorkomen (Gunning, 2000) en vertoont ongeveer 8 tot 11% van de kinderen een obsessief compulsieve stoornis (obsessive compulsive disorder, OCD) (Geller et al., 2000; Arnold, Ickowicz, Chen, & Schachar, 2005). Daarnaast vertoont ongeveer 35 procent van de kinderen met ADHD een motorische coördinatiestoornis (Gunning, 2000). Verder zou er sprake zijn van enige overlap tussen ADHD en Autisme Spectrum Stoornissen (ASS), waaronder pervasieve ontwikkelingsstoornis niet nader omschreven (PDD-NOS) (Gunning, 2003). Hiernaast kunnen kinderen met ADHD ook nog met verscheidene andere problemen kampen. Zo werd in onderzoek vastgesteld dat kinderen gediagnosticeerd met ADHD 7 tot 12 IQ-punten lager scoren in vergelijking met controlekinderen (Mariani & Barkley, 1997; Rucklidge & Tannock, 2001). Ook slaapproblemen komen bij kinderen met ADHD veel voor (Kooij, 2003). Onderzoek wees uit dat kinderen met ADHD vijf keer zoveel slaapstoornissen hebben als controlekinderen. Kinderen met ADHD zouden s nachts beweeglijker en onrustiger zijn dan andere kinderen (Corkum, Moldofsky, Hogg-Johnson, Hulphries, & Tannock, 1999). Verder zou bij kinderen met ADHD vaker een laag zelfbeeld en zwak sociaal functioneren voorkomen (Mannuzza, Klein, Bessler, Malloy, & La Padula, 1993). Diagnostiek. ADHD is een gedragsdiagnose wat impliceert dat er geen enkelvoudig objectief instrument is dat kan stellen of een kind al dan niet ADHD heeft. Om een diagnose van ADHD te stellen zijn meerdere informatiebronnen nodig. Naast het gebruik van diagnosecriteria uit de DSM-IV-TR (APA, 2000) of de ICD-10 (WHO, 2004), is ook nood aan observatie van het gedrag van het kind, het verkrijgen van subjectieve informatie van leerkrachten en ouders en het gebruik van schalen om het niveau van ontwikkelingsonaangepastheid van de ADHD symptomatologie te bekomen (APA, 2000). 9

11 Theorieën Omtrent het Centrale Deficit van ADHD In de loop der jaren zijn er verschillende theorieën ontwikkeld die betrekking hebben op het centrale deficit van ADHD maar vanuit verschillende invalshoeken vertrekken. Er blijkt geen eensgezindheid te zijn over een mogelijke oorzaak van ADHD wat doet vermoeden dat er niet één primair deficit is. In deze paragraaf worden de meest relevante modellen voor dit onderzoek besproken. Als eerste is er het model van Barkley (1997a/b) dat ADHD formuleert als een probleem met het inhibitiesysteem. Hiernaast is er een tweede theorie die uitgaat van ADHD als een probleem met energetische regulatie. Als derde wordt ADHD gelinkt aan een probleem van aversie ten aanzien van uitstel. Ten slotte is er ook nog het Dual Pathway Model waarin zowel cognitieve als motivationele problemen bij ADHD centraal staan. ADHD als een probleem met inhibitie. Het model uiteengezet door Barkley (1997a/b) (voorgesteld in Figuur 1) veronderstelt dat het primaire deficit bij ADHD betrekking heeft op het inhibitiesysteem. Inhibitie houdt het niet kunnen onderdrukken van gedrag in en verwijst naar drie onderling samenhangende processen: inhibitie van een automatische respons, inhibitie van een aan de gangzijnde actie en interferentie controle. Een goede ontwikkeling van dit inhibitiesysteem is essentieel voor de normale uitoefening van vijf andere neuropsychologische vaardigheden: het werkgeheugen, internalisatie van spraak, zelfregulatie van affect-motivatie-arousal, reconstitutie en motorische controlevloeiendheid-syntax. De eerste vier van deze vaardigheden worden gezien als executieve functies (Barkley, 1997a/b; Geurts, Verté, Oosterlaan, Roeyers, & Sergeant, 2004). De vorming van deze functies heeft als gevolg dat het gedrag intern gestuurd kan worden in plaats van louter via externe controle door de omgeving. Op die manier komt doelgericht gedrag tot stand. Het bovenstaande impliceert dat een deficit in het inhibitiesysteem een secundair effect heeft op de executieve functies. Deze secundaire stoornissen leiden op hun beurt dan tot een verminderde controle van de motoriek en minder doelgericht en toekomstgericht gedrag (Barkley, 1997a/b). Dit alles uit zich in het onmiddellijk willen bevredigen van de behoefte (Barkley, 1997a/b; Barkley, Edwards, Laneri, Fletcher, & Metevia, 2001). Bij kinderen met ADHD heeft dit onder andere tot gevolg dat hun gedrag gecontroleerd wordt door de directe context en de daarbij horende gevolgen. Door tekorten op gebied van 10

12 interne spraak slagen kinderen met ADHD er vaak onvoldoende in om hun gedrag te sturen om zo aan de regels gebonden gedrag te stellen. Kinderen met ADHD zullen ook meer gericht zijn op beloningen op korte termijn aangezien zij onvoldoende over interne cues beschikken waarmee ze de periode voorafgaand aan een beloning op lange termijn kunnen overbruggen. Dit impliceert dat taken waarbij zelfregulatie nodig is maar er uitstel van consequentie is, voor kinderen met ADHD niet eenvoudig zijn (Barkley et al., 2001). Uit onderzoek blijkt echter dat het model van Barkley (1997a/b), waarbij ADHD als executieve stoornis gezien wordt, niet volledig gesteund wordt. Vooral het feit dat tekorten in de executieve functies exclusief gerelateerd zouden zijn aan ADHD staat ter discussie (Scheres et al., 2004). Naast kinderen met ADHD zouden vooral kinderen met hoogfunctionerend autisme (HFA) kampen met tekorten in de executieve functies. Hiernaast zouden ook inhibitieproblemen bij kinderen met HFA voorkomen. Geurts (2003) stelt dan ook dat de visie van Barkley (1997a/b) te simplistisch is gezien de huidige stand van zaken. Figuur 1. Een schematische voorstelling van het inhibitiemodel (Barkley, 1997 a/b). 11

13 ADHD als een probleem in de toestandsregulatie. Een theorie die gebrekkige energetische regulatie als belangrijkste tekort ziet bij personen met ADHD is het toestandsregulatiemodel. Toestandsregulatie houdt de mogelijkheid in om je huidige energetische toestand aan te passen in functie van optimaal presteren (Sergeant, Oosterlaan, & van der Meere, 1999; Wiersema, van der Meere, Antrop, & Roeyers, 2006). Deze theorie is gebaseerd op het cognitiefenergetische model (CEM, Cognitive Energetic Model) van Sanders (1983) (voorgesteld in Figuur 2). Sergeant et al. (1999) stelden op basis van het CEM-model (Sanders, 1983) dat bepaalde deficiënte aspecten van inhibitie bij kinderen met ADHD verklaard kunnen worden door een gebrekkige toestandsregulatie. Het CEMmodel (Sanders, 1983) stelt dat de informatieverwerking bepaald wordt door procesen toestandsfactoren. De efficiëntie van informatieverwerking wordt bepaald door drie belangrijke niveaus: aandachtsprocessen, energetische toestandsfactoren en een evaluatiesysteem dat geassocieerd wordt met executieve functies. Het eerste niveau omvat het encoderen van informatie, de centrale verwerking ervan en responsorganisatie. Een defect op dit niveau zal, ongeacht de toestand van het subject, tot een defect tijdens het uitvoeren van bepaalde taken leiden. Op het tweede niveau kunnen we drie energetische factoren onderscheiden: inspanning, activatie en arousal. Onder inspanning verstaan we de energie nodig om een taak te voltooien. Met activatie wordt de motorische organisatie bedoeld die ervoor zorgt dat men klaar is om actie te ondernemen. Arousal is verantwoordelijk voor de input van informatieverwerking. Indien activatie en arousal verstoord zijn, kan door middel van inspanning alsnog de nodige energie opgebouwd worden voor het voltooien van een taak. Het derde niveau ten slotte omvat een controlerend executief systeem (Sergeant, 2000). Volgens het CEM-model (Sanders, 1983) stijgt het activatieniveau wanneer er een toename is in de snelheid waarmee de stimuli gepresenteerd worden, terwijl een lang inter-stimulus-interval (ISI) onderactivatie zou kunnen induceren. Dit impliceert dat wanneer personen geconfronteerd worden met snelle stimulusaanbiedingen, hun overgeactiveerde toestand moeten temperen, terwijl zij tijdens langzame stimulusaanbiedingen hun ondergeactiveerde toestand moeten opkrikken. In het algemeen presteren kinderen met ADHD zwakker (trager en meer variërend antwoorden) in condities met relatief trage snelheid in vergelijking met snelle en 12

14 gemiddelde aanbieding van stimuli. Kinderen met ADHD ondervinden moeilijkheden omwille van een stoornis in de energetische toestandsfactoren inspanning en activatie. Conform deze bevindingen, stelt de energetische regulatie hypothese van ADHD dat zwakke taakprestaties (met inbegrip van zwakke responsinhibitie) bij kinderen met ADHD gerelateerd is aan een zwakke energetische regulatie controle (Sergeant et al., 1999; Wiersema et al., 2006). Kinderen met ADHD lijken niet genoeg extra inspanningen te kunnen leveren om tijdens de trage conditie hun ondergeactiveerde toestand aan te passen aan de noden van de externe omgeving. Ze slagen er maar moeilijk in om hun energetische toestand te reguleren en hun inspanning te behouden over tijd (Sergeant, 2000; Wiersema et al., 2006). Figuur 2. Het Cognitief Energetisch Model van Sanders (Sergeant, 2000). ADHD als een probleem van aversie ten aanzien van uitstel. De delay aversion theorie (Sonuga-Barke, 1994) (voorgesteld in Figuur 3) stelt dat ADHD te verklaren valt in termen van fundamentele veranderingen in de motivationele context van kinderen met ADHD. Deze kinderen hebben niet te kampen met een tekort aan inhibitie maar hebben een motivationeel probleem. Kinderen met ADHD hebben een aversie voor uitstel wat tot gevolg heeft dat ze de subjectieve ervaring hiervan zo minimaal mogelijk willen maken. Dit heeft tot gevolg dat deze kinderen een kleinere, directe beloning verkiezen boven een uitgestelde, grotere beloning. Kinderen met ADHD zouden dus wel kunnen wachten en hun respons onderdrukken, maar kiezen ervoor om dit niet te doen (Sonuga-Barke, Wiersema, van der Meere, & Roeyers, 2010). Zo vonden Schweitzer en Sulzer- Azaroff (1995) in een onderzoek waarbij de volgende trial niet sneller volgde indien 13

15 men vroegtijdig reageerde en waarbij de beloning niet gemaximaliseerd kon worden door veelvuldig en snel te reageren, dat kinderen met ADHD toch voor de kleine beloning kozen en snel gingen reageren. Kinderen met ADHD gaan, in vergelijking met controlekinderen, vaak een hogere waarde toekennen aan onmiddellijke beloningen dan aan beloningen die in de toekomst plaatsvinden (Sonuga-Barke, 2002b). Figuur 3. Een schematische voorstelling van de delay aversion hypothese (Sonuga-Barke et al., 2010). Deze keuze van kleine, directe beloningen over grote, uitgestelde beloning kan begrepen worden vanuit twee processen. Enerzijds kampen kinderen met ADHD met tekorten in het signaleren van toekomstige beloningen waardoor ze een onvoorwaardelijke voorkeur hebben voor onmiddellijkheid. Anderzijds willen kinderen met ADHD ontsnappen aan de negatieve emotie die ze gekoppeld hebben aan uitstel (Sonuga-Barke et al. 2010). Wanneer kinderen met ADHD uitstel niet kunnen vermijden, gaan ze, in een poging om de effectieve duur van het wachten te verminderen, vaak impulsief reageren (Kuntsi, Oosterlaan, & Stevenson, 2001; Sonuga-Barke et al., 2010). Ook het zoeken van stimulatie in de omgeving (bv. rondrennen) als reactie om de subjectieve ervaring van uitstel en wachten te 14

16 veranderen is een gedrag dat kinderen met ADHD vaak stellen (Antrop, Roeyers, Van Oost, & Buysse, 2000; Kuntsi et al. 2001). Dit uit zich in verscheidene manifestaties die vaak gekenmerkt worden als onoplettendheid en impulsief gedrag (Tripp, & Alsop, 2001; Sonuga-Barke et al., 2010). Deze manifestaties hebben tot gevolg dat de kwaliteit van de prestaties van deze kinderen zal verminderen (Sonuga-Barke et al. 2010). Het Dual Pathway Model. Sonuga-Barke (2002b) formuleerde, in navolging van Barkley (1997a/b), de dual pathway theorie (schematisch voorgesteld in Figuur 4) waarin gesteld wordt dat symptomen van ADHD zich ontwikkelen via twee verschillende paden. Figuur 4. Een schematische weergave van het dual pathway Model van ADHD (Sonuga-Barke, 2002b). De volle lijn geeft het pad voor ADHD als een stoornis van de regulatie van denken en actie weer. De stippellijn representeert ADHD als een motivationele stijl. Enerzijds is er een cognitief pad waarbij ADHD aanzien wordt als een deficit in de regulatie van denken en actie ten gevolge van inhibitieproblemen. Anderzijds is er een motivationeel pad dat stelt dat kinderen met ADHD kampen met een deficit in de 15

17 motivatie dat zich kenmerkt als uitstelaversie waardoor ze een voorkeur voor onmiddellijke beloningen hebben. De ontwikkeling van deze theorie is grotendeels gebaseerd op een studie van Solanto et al. (2001) die het inhibitiemodel en de Delay Aversion theorie tegenover elkaar plaatste. Uit de resultaten van deze studie bleek dat er evidentie was voor het bestaan van deze twee onafhankelijke paden die aan de grondslag liggen van ADHD, wat overeenstemt met het dual pathway model. Ook Dalen et al. (2004) vonden resultaten in overeenstemming met het dual pathway model. Voorafgaand Onderzoek Veelvuldig onderzoek bracht aan het licht dat de snelheid waarmee prikkels worden aangeboden een invloed heeft op de prestaties van kinderen met ADHD. Zo werd gevonden dat kinderen met ADHD over het algemeen een tragere reactietijd hebben dan typisch ontwikkelde kinderen (Iaboni, Douglas, & Baker, 1995; Sergeant, Geurts, & Oosterlaan, 2002; Wiersema, van der Meere, & Roeyers, 2005). Ook werd reeds evidentie gevonden voor het toestandsregulatiemodel (Sergeant et al., 1999) dat stelt dat de energetische toestand varieert naargelang het interstimulusinterval (ISI). Ten gevolge van overactivatie is de reactietijd van kinderen met ADHD sneller en gaan ze meer fouten maken bij korte ISI s. Bij lange ISI s ontstaat er onderactivatie wat als gevolg heeft dat deze kinderen trage en meer inaccurate responsen geven (Sergeant et al., 1999). Bij gemiddelde snelheid blijken kinderen met ADHD over een optimale energetische toestand te beschikken waardoor ze even goed gaan presteren als controlekinderen (van der Meere, Stemerdink, & Gunning., 1995b, 1999; Sonuga- Barke 2002a). Kinderen met ADHD zouden volgens verschillende onderzoekers ook meer commissiefouten maken dan typisch ontwikkelde kinderen (Iaboni et al., 1995; Barkley, 1997b; Tamm, Menon, Ringel, & Reiss, 2004; Berwid et al. 2005; Happé, Booth, Charlton, & Hughes, 2006; Klein, Wendling, Huettner, Ruder, & Peper, 2006). Wiersema et al. (2005) vonden echter geen verschil tussen kinderen met ADHD en typisch ontwikkelde kinderen wat betreft het aantal commissiefouten. Wat betreft de omissiefouten vonden Rubia, Smith, Brammer, Toone en Taylor (2005) dat kinderen met ADHD meer omissiefouten maken. Verder werd ook nog gevonden dat de variabiliteit van de reactietijd bij kinderen met ADHD groter is. Dit impliceert dat 16

18 kinderen met ADHD meer variabel reageren dan typisch ontwikkelde kinderen (Rubia et al., 2005; Wiersema et al., 2005; Simmonds et al., 2007). Barkley (2005) geeft aan dat sommige kinderen met ADHD op latere leeftijd minder problemen ervaren met inhibitie. Door toename van inhibitorische controle en cognitieve flexibiliteit bij het ouder worden, zouden jongere kinderen meer fouten maken (Davidson, Amso, Anderson, & Diamond, 2006). Hiernaast blijkt de reactietijd bij jongere kinderen ook trager te zijn (van der Meere & Stemerdink, 1999; Berwid et al., 2005) en meer variabel (van der Meere & Stermerdink, 1999). Onderzoeksvragen De theorieën die hierboven beschreven werden, benadrukken verschillende oorzaken voor zwakkere prestaties en symptomen van ADHD zoals executieve functies, inhibitie, toestandsregulatie en motivationele processen (Nigg, 2005). De mate waarin aan elk van deze processen belang wordt toegekend, varieert bij de verschillende theorieën. De vraag heerst in welke mate deze theorieën dezelfde fenomenen beschrijven maar met een andere benaming (Johnson, Wiersema, & Kuntsi, 2009). Er is dan ook nood aan studies die deze theorieën tegenover elkaar plaatsen (Willcutt, Doyle, Nigg, Faraone, & Pennington, 2005; Nigg; 2005; Sonuga- Barke et al. 2010). Zoals hierboven reeds aangegeven, stelt het toestandsregulatiemodel dat kinderen met ADHD hun interne activatietoestand onvoldoende kunnen aanpassen aan de noden van de externe omgeving (Sergeant et al., 1999), terwijl de delay aversion theorie stelt dat kinderen met ADHD een aversie ten aanzien van uitstel hebben (Sonuga-Barke et al., 2010). Vanuit deze theorieën kunnen we begrijpen dat manipulatie van de snelheid van stimulusaanbieding (event rate) een effect heeft op de prestaties van kinderen met ADHD. Het toestandsregulatiemodel schrijft dit effect toe aan gebrekkige toestandsregulatie en het delay aversion model schrijft dit toe aan toenemende inattentiviteit en hyperactiviteit ten gevolge van een afkeer voor wachten. Deze twee theorieën voorspellen ook verschillende prestaties bij taken met verschillende snelheden van prikkelaanbieding. 17

19 Het toestandsregulatiemodel stelt dat de grafische voorstelling van activatie geïnduceerd door interstimulusinterval (ISI) en prestatie een omgekeerde U-functie zal zijn. Dit impliceert dat prestatievermindering verwacht wordt wanneer de energetische toestand niet efficiënt beheerd wordt. Kinderen met ADHD ondervinden moeite om een optimale energetische toestand te bereiken. Zo zou een snel ISI leiden tot overactivatie terwijl een traag ISI onderactivatie teweeg brengt. De voorspelling zou dan zijn dat kinderen met ADHD zowel bij trage als snelle prikkelaanbieding tekortkomingen in prestatie vertonen terwijl bij een gemiddelde snelheid goede prestaties verwacht worden (Sergeant et al., 1999). Het delay aversion model, dat een lineaire functie voorspelt, staat hiermee in contrast. Dit model stelt dat kinderen met ADHD kampen met een aversie voor uitstel waaraan ze trachten te ontsnappen. We zien bij deze kinderen symptomen van inattentiviteit en hyperactiviteit optreden om op die manier de subjectieve ervaring van het wachten te reduceren. Hier worden dus tekorten in prestatie verwacht bij trage prikkelaanbieding terwijl bij gemiddelde snelheid slechts matige en bij snelle prikkelaanbieding geen tekorten in prestatie verwacht wordt (Sonuga-Barke et al., 2010). Het opzet van dit onderzoek is om meer duidelijkheid te scheppen omtrent deze tekorten gerelateerd aan energetische regulatie en aversie ten aanzien van uitstel. Dit omdat er nog steeds onduidelijkheid heerst omtrent de theorievorming rond de tekorten bij ADHD en omdat er nog maar weinig studies werden uitgevoerd waarbij de predicties van beide modellen werden onderzocht. Het doel van deze studie is om de voorspellingen van deze twee modellen na te gaan. Hiervoor maken we gebruik van een go/no-go taak met een variërend interstimulusinterval. Aangezien er meer dan twee event rates noodzakelijk zijn om de predicties van beide theorieën na te gaan (Sonuga-Barke et al. 2010), gebruiken wij vier interstimulusintervallen. We analyseren hierbij de prestaties onder verschillende snelheden van prikkelaanbiedingen (1s, 2s, 4s, 8s) bij kinderen met en zonder ADHD en verkennen in welke mate deze kinderen verschillen in prestatie. De eerste onderzoeksvraag is: Is er een verschil tussen de groep met ADHD en de controlegroep wat betreft de reactietijd, het aantal commissie- en omissiefouten en 18

20 de variabiliteit van de reactietijd?. Op basis van vorig onderzoek wordt verwacht dat kinderen met ADHD slechtere prestaties vertonen dan de controlekinderen. Als tweede gaan we de volgende vraag na: Is er een effect van conditie op de reactietijd, het aantal commisie- en omissiefouten en de variabiliteit van de reactietijd? Volgens het toestandsregulatiemodel en de delay aversion hypothese wordt er een hoofdeffect van conditie verwacht met respectievelijk betere prestaties bij gemiddelde snelheid ten opzichte van tekorten in prestatie in trage en snelle conditie en tekorten in de trage conditie ten opzichte van betere prestaties in de snelle conditie. Ten derde onderzoeken we volgende vraag: Verschilt het effect van conditie significant tussen de groepen wat betreft reactietijd, het aantal commissie- en omissiefouten en de standaarddeviatie van de reactietijd?. Volgens het toestandsregulatiemodel wordt verwacht dat het effect van groep het grootst zal zijn in de trage en in de snelle conditie, in vergelijking met de gemiddelde condities. Volgens het delay aversion model wordt een groter effect van groep verwacht in de trage conditie tegenover in de snellere condities. Aan de hand van deze onderzoeksvragen trachten we meer duidelijkheid te creëren rond de verschillende theoretische modellen (nl. toestandsregulatie en delay aversion). Bijkomend wordt nagegaan of leeftijd en geslacht de prestaties beïnvloeden. Meer concreet wordt voor alle prestatiematen nagegaan of er een verschil in prestatie is tussen enerzijds jongere kinderen (8-10 jaar) en oudere kinderen (10-12 jaar) en anderzijds tussen jongens en meisjes. 19

21 Methode Deelnemers Twintig Nederlandstalige kinderen met ADHD (12 jongens, 8 meisjes), die gerekruteerd werden via brieven in zomerkampen en scholen in Vlaanderen en via deelname aan vorig onderzoek, namen deel aan het onderzoek. Al deze kinderen hadden een formele diagnose van ADHD. Door middel van afname van de Nederlandse versie van het Diagnostic Interview Schedule for Children-IV (DISC-IV; van der Ende & Ferdinand, 2000) werd nagegaan of deze kinderen naast ADHD ook comorbide stoornissen hadden, namelijk oppositioneel opstandige gedragsstoornis (ODD), antisociale gedragsstoornis (CD) of een ticstoornis (TS). In onze steekproef waren er 6 kinderen met ODD, 1 kind met CD en geen kinderen met een ticstoornis. Als exclusiecriteria werden comorbiditeit met autismespectrumstoornissen (ASS) of neurologische stoornissen (bv. epilepsie) gehanteerd. Alle kinderen hadden een totaal IQ (TIQ) dat minimum 80 bedraagt. De gemiddelde leeftijd van de totale groep kinderen met ADHD was 10,4 jaar (leeftijdsbereik: 8-12 jaar). Alle kinderen met ADHD hadden voorafgaand aan het onderzoek hun medicatie (methylphenidaat) stopgezet. Op die manier was er tijdens de testafname geen effect van medicatie waardoor we de zuivere kenmerken van ADHD in kaart konden brengen. In het totaal waren er 13 kinderen die medicatie namen. Naast de kinderen met ADHD was er in deze studie ook een controlegroep. Deze bestond uit 23 kinderen (10 jongens, 13 meisjes) met een gemiddelde leeftijd van 10,5 jaar (leeftijdsbereik: 8-12 jaar). Deze kinderen werden gerekruteerd via deelname aan vorige studies, via brieven in zomerkampen en scholen. Alle kinderen hadden een totaal IQ (TIQ) dat minimum 80 bedraagt. Algemene gegevens over de deelnemers zijn te vinden in Tabel 1. Er werd getracht om beide groepen (ADHD en controle) te matchen op basis van geslacht en leeftijd. We vonden geen significant verschil wat betreft de verhouding jongens en meisjes (χ² (1) = 1.17, p=.28), de gemiddelde leeftijd (F (1,41) =.01, p=.92) en het gemiddeld TIQ (F (1,41) = 1.52, p=.23). 20

22 Tabel 1 Algemene gegevens steekproef ADHD-groep (n = 20) Controle-groep (n = 23) Toetsstatistiek (ADHD versus controle) Geslachtsratio (jongens/meisjes) 12/8 10/13 χ² (1) = 1.17 p=.28 Gemiddelde leeftijd F (1,41) =.01 (in maanden) (SD: 19.60) (SD: 18.71) p=.92 Gemiddeld TIQ (SD: 14.16) (SD: 11.68) F (1,41) = 1.52 p=.23 n: aantal, SD: standaarddeviatie. Apparatuur en Materiaal Tijdens dit onderzoek werd gebruik gemaakt van verscheidene vragenlijsten, een verkorte intelligentietest en een ouderinterview. De vragenlijst voor gedragsproblemen bij kinderen (VvGK, Oosterlaan et al., 2008) werd gebruikt als screeningslijst voor ADHD en andere gedragsproblemen (oppositioneel opstandige gedragsstoornis en antisociale gedragsstoornis). Op die manier konden symptomen gerelateerd aan ADHD uitgesloten worden bij de controlekinderen. De vragenlijst over gedrag en sociale communicatie (SCQ, Warreyn, Raymaekers, & Roeyers, 2004; Rutter, Bailey, & Lord, 2003) en de social responsiveness scale (SRS, Constantine & Gruber, 2005; Roeyers, Thys, Druart, De Schryver, & Schittekatte, 2011) zijn screeningslijsten voor autismespectrumstoornissen die gebruikt werden om ASS uit te sluiten bij alle participanten. Een verkorte versie van de WISC-III-NL (Wechsler, 1992) werd gebruikt om een schatting van het totaal IQ (TIQ) te bekomen. Op die manier kon nagegaan worden of alle kinderen normaal begaafd zijn en of er significante groepsverschillen waren. De DISC-IV (Shaffer et al., 2000) werd enkel bij de ADHD-groep afgenomen. Dit ter bevestiging van de diagnose ADHD en om na te gaan of er andere gedragsproblemen of ticstoornissen aanwezig waren. 21

23 Vragenlijsten. Vragenlijst voor Gedragsproblemen bij Kinderen (VvGK). De Vragenlijst voor Gedragsproblemen bij Kinderen 6-16 jaar (VvGK 6-16; Oosterlaan et al., 2008) is de Nederlandse bewerking van de Disruptive Behavior Disorders rating scale van Pelham en collega s (1992/1998) en werd ingevuld door de ouders. De VvGK is een vragenlijst voor kinderen van 6 tot 16 jaar, gebaseerd op de DSM-IV-TR (APA, 2000), die nagaat welke symptomen van Attention- Deficit/Hyperactivity Disorder (ADHD), oppositioneel opstandige gedragsstoornis (oppositional defiant disorder, ODD) en antisociale gedragsstoornis (conduct disorder, CD) bij een kind aanwezig zijn en in welke mate deze voorkomen (Ferdinand et al., 2004; Pearson, 2011). Bij 42 items, opgedeeld in vier schalen: aandachtstekort (9 items), hyperactiviteit/impulsiviteit (9 items), ODD (8 items), CD (16 items), gaven de ouders aan in hoeverre een bepaald gedrag voorkwam bij hun kind gedurende de afgelopen zes maanden. Hierbij maakten ze bij elke vraag een keuze tussen de antwoordmogelijkheden 'helemaal niet' (score 0), 'een beetje' (score 1), 'tamelijk veel' (score 2) en 'heel veel' (Oosterlaan et al., 2008; Landelijk kenniscentrum kinder- en jeugdpsychiatrie, 2011). Het invullen van de vragenlijst duurde telkens ongeveer 10 minuten. Naast de ouderversie bestaat ook een leerkrachtversie maar die werd in dit onderzoek niet gebruikt. Voor de VvGK zijn zowel Nederlandse als Vlaamse normgegevens verzameld. Er zijn aparte normen per invuller (ouder of leerkracht) en voor leeftijd en geslacht van het kind (Oosterlaan et al., 2008). Oosterlaan et al. (2008) geven in de handleiding aan dat de interne consistentie van de ouderversie goed is: α =.92 voor de subschaal aandachtstekort, α =.90 voor de subschaal hyperactiviteit/impulsiviteit, α =.90 voor ODD en α =.72 voor CD. Bij de leerkrachtversie zijn er cijfers waarbij α >.81. Deze leerkrachtversie hebben wij niet gebruikt. De test-hertestbetrouwbaarheid ligt bij de ouderversie zowel voor de subschaal aandachtstekort als voor de schalen hyperactiviteit/impulsiviteit en ODD boven r =.80. Bij de CD-schaal is dit eerder laag, namelijk r =.50 (Oosterlaan et al., 2008). 22

24 Vragenlijst over Gedrag en Sociale Communicatie (SCQ). De Vragenlijst over Gedrag en Sociale Communicatie (Warreyn, Raymaekers, & Roeyers, 2004) werd ingevuld door de ouders. Dit is de Nederlandstalige versie van de Social Communication Questionnaire (SCQ) (Rutter, Bailey, & Lord, 2003), die oorspronkelijk Autism Screening Questionnaire (ASQ) genoemd werd (Berument, Rutter, Lord, Pickles, & Bailey., 1999). De Vragenlijst over Gedrag en Sociale Communicatie is een door ouders in te vullen vragenlijst die het sociaalcommunicatief gedrag bij kleuters ouder dan vier jaar (mentale leeftijd van minstens twee jaar) meet. Deze vragenlijst is gebaseerd op het Autism Diagnostic Interview- Revised (Lord, Rutter, & Le Couteur, 1994) en peilt naar symptomen die in verband gebracht worden met een autismespectrumstoornis (ASS), namelijk: kwaliteit van wederkerige sociale interacties, kwaliteit van de communicatie en taal en repetitieve, stereotiepe gedragingen. Er zijn twee versies van de SCQ beschikbaar: de versie levensloop en de versie huidige toestand. In de versie levensloop wordt de volledige ontwikkelingsgeschiedenis van het kind bevraagd. Op basis van de resultaten van deze versie kan men nagaan of een kind al dan niet moet worden doorverwezen voor volledig diagnostisch onderzoek. In de versie huidige toestand worden gedragingen uit de afgelopen drie maanden bevraagd. De resultaten van deze versie kunnen interessant zijn om eventuele verandering na te gaan. Tijdens dit onderzoek werd gebruik gemaakt van de versie levensloop. Deze versie bevat in het totaal 40 vragen en het invullen duurde telkens ongeveer 10 minuten. Berument et al. (1999) berekenden in het oorspronkelijke standaardiseringsonderzoek de interne consistentie van de SCQ. Ze geven aan dat alle correlaties tussen de individuele items en de totale score positief zijn en variëren tussen α =.26 en α =.73. Ook in Vlaanderen werd de interne consistentie van de SCQ berekend (Rutter, Bailey, & Lord, 2004). Uit de resultaten van het populatieonderzoek in Vlaanderen bleek dat de correlaties tussen alle individuele items en de totale score positief zijn en variëren tussen α =.17 en α =.44 voor de volledige steekproef en tussen de α =.10 en α =.63 voor de kinderen met een ASS. Verder werd in het oorspronkelijke standaardiseringsonderzoek van Berument et al. (1993) vastgesteld dat een afkappunt (cutt-off) van 15 het meest geschikt is bij het 23

25 onderscheiden van autisme van andere diagnoses. Dit afkappunt gaf een sensitiviteit (kans dat je terecht een positief resultaat screent) van.96 en een specificiteit (kans dat je terecht een negatief resultaat screent) van.80 voor autisme versus andere diagnoses (zonder mentale retardatie). Wat betreft ASS versus mentale retardatie werd een sensitiviteit van.96 en een specificiteit van.67 gevonden (NJI, s.d.). Social Responsiveness Scale (SRS). De Social Responsiveness Scale (SRS) (Constantino & Gruber, 2005) werd door de ouders ingevuld. De gepubliceerde Nederlandse bewerking van de Social Responsiveness Scale wordt de Screeningslijst voor Autismespectrumstoornissen (Roeyers, Thys, Druart, De Schryver, & Schittekatte, 2011) genoemd. De SRS is een vragenlijst voor kinderen en adolescenten van 4 tot en met 17 jaar die peilt naar verschillende dimensies van interpersoonlijk gedrag, communicatie en repetitief/stereotiep gedrag die typerend zijn voor autismespectrumstoornissen. De vragenlijst bevat in het totaal 65 vragen die gebaseerd zijn op de criteria voor autisme van de DSM-IV-TR. Naast de totaalscore die gebruikt wordt voor screening en diagnose kunnen ook de scores van verschillende subschalen (sociaal bewustzijn, sociale cognitie, sociale communicatie, sociale motivatie, autistische preoccupaties) berekend worden. De scores op deze subschalen zijn bedoeld om geïndividualiseerde behandeling te kunnen voorzien. Het invullen van de SRS duurde telkens ongeveer 15 à 20 minuten (Roeyers et al. 2011). Roeyers et al. (2011) berekenden de interne consistentie van de SRS. Uit de resultaten bleek dat alle scores zich ruim binnen de norm voor aanvaardbaarheid bevonden met α >.90. Verder werd vastgesteld dat een afkappunt (cutt-off) van 51 (voor ruwe totaalscore) een sensitiviteit gaf van.90 en een specificiteit van.88 (Roeyers et al. 2011). Algemeen formulier. Hiernaast werd er samen met de ouders steeds een algemeen formulier ingevuld waarop relevante gegevens stonden met betrekking tot het kind en het onderzoek. Het formulier omvat algemene informatie over het kind (zoals naam, geboortedatum en contactgegevens), informatie over de schoolgeschiedenis en informatie over 24

26 algemene medische informatie. Daarnaast werden ook de onderzoekskenmerken steeds genoteerd: datum/ uur van afname, aanwezigen en specifieke observaties. Wechsler Intelligence Scale for Children - derde editie Nederlandse versie (WISC-III-NL). We maakten gebruik van de Nederlandse vertaling van de WISC-III (Wechsler, 1992; Nederlands vertaling: Kort et al., 2005). Dit is een intelligentietest voor kinderen van 6 tot en met 16 jaar, die individueel afgenomen wordt (Kort et al., 2005; Pearson, 2011). De WISC-III-NL bestaat uit 13 subtests waarvan 6 testen betrekking hebben op de verbale mogelijkheden en 7 testen op de performale mogelijkheden. Er wordt een verbaal en performaal IQ (VIQ en PIQ) berekend, wat samen het totaal IQ (TIQ) vormt. Wat de betrouwbaarheid betreft vond de Commissie Testaangelegenheden Nederland (COTAN; 2010) dat de alpha coëfficiënt bij de subschalen varieert van α =.53 to α =.82. Bij de schaal- en factorscores varieert de alpha-coëfficiënt respectievelijk tussen α =.87 en α =.94 en tussen α =.85 en α =.91. De testhertestbetrouwbaarheid voor het totaal IQ is r =.92. Voor de verbale schaal bedraagt dit r =.91 en r = 0.86 voor de performale schaal. Hiernaast onderzochten zij ook de convergente en discriminante validiteit. Deze varieert, afhankelijk van de leeftijd, van r =.77 tot r =.80. Wij gebruikten de verkorte versie, zoals voorgesteld door Grégoire (2000). Dit impliceert dat we slechts vier subtests afnamen: overeenkomsten, plaatjes ordenen, blokpatronen en woordkennis. Deze verkorte afname geeft een betrouwbare schatting van het totaal IQ. Diagnostic Interview Schedule for Children-IV (DISC-IV). De geautoriseerde Nederlandse versie van het Diagnostic Interview Schedule for Children-IV (DISC-IV; Shaffer, Fisher, Lucas, Dulcan, & Schwab-Stone, 2000; Nederlandse vertaling: van der Ende & Ferdinand, 2000) werd afgenomen bij de ouders van de kinderen met ADHD. Dit is een interview in een gestructureerde vorm dat zes categorieën bevat: Angststoornissen, Stemmingsstoornissen, Gedragsstoornissen, Middelenmisbruik, Schizofrenie en een Gemengde categorie waarin onder andere eetstoornissen zijn opgenomen (van der Ende & Ferdinand, 2000; Landelijk kenniscentrum kinder- en jeugdpsychiatrie, 2011; Verhulst & Verheij, 2006). Het interview is een vertaling van het oorspronkelijke NIMH Diagnostic 25

27 Interview Schedule for Children, Version IV (NIMH DISC-IV; Shaffer et al., 2000). De DISC-IV is een diagnostisch instrument dat in twee versies bestaat: een versie die wordt afgenomen bij het kind (DISC-Y) en een versie die wordt afgenomen bij de ouders (DISC-P). Tijdens dit onderzoek werd gebruik gemaakt van de ouderversie waarbij enkel de hoofdcategorie gedragsstoornissen afgenomen werd. Het interview bevat enerzijds brede vragen die peilen naar de symptomen en vervolgvragen die nader ingaan op de duur, de frequentie, Hiernaast wordt er gevraagd naar de beginleeftijd, de mate van beperking en eventuele behandeling. Het interview is gebaseerd op de voorwaarden zoals beschreven in de DSM-IV-TR. De DISC-IV is ontwikkeld als instrument waarbij voorafgaand aan de afname een korte training van de onderzoeker vereist is (Landelijk kenniscentrum kinder- en jeugdpsychiatrie, 2011). Zoals aangegeven door Shaffer et al. (2000) heeft de ouderversie van de DISC-IV voor de diagnose ADHD een aanvaardbare test-hertest betrouwbaarheid (r =.79). Experimentele taak. Bij alle kinderen werd de computertaak afgenomen. Hiervoor werd gebruik gemaakt van een computer (Dell Optiplex 780) met apart beeldscherm (Phillips, 19 inch) en klavier (Dell). De taak die de kinderen moesten uitvoeren was een Go/no-go taak gemaakt met het programma E-Prime (Schneider, Eschman, & Zuccolotto, 2002). De computertaak begon met de instructies 2 die in de vorm van tekst aangevuld met een afbeelding van een driehoek, op het scherm verschenen. Na een twee minuten durende oefensessie bestond de taak uit vier subtaken met een interstimulusinterval van 1, 2, 4 of 8 seconden. Bij elke taak verscheen na respectievelijk 1, 2, 4 of 8 seconden een rechtopstaande of omgekeerde driehoek gedurende 300 milliseconden op een centraal geplaatst kruis 3 op het computerscherm. De rechtopstaande driehoek was de GO stimulus (Figuur 5). De kinderen kregen de instructie om op de spatiebalk te drukken wanneer deze driehoek op het scherm verscheen. Verscheen er echter een omgekeerde driehoek, de No-Go stimulus (Figuur 5), dan mocht het kind niet drukken. Er waren ongeveer 72% rechtopstaande driehoeken (Go stimuli) en 28% omgekeerde driehoeken (no-go stimuli). 2 Zie bijlage in lettertype Courier, Bold, grootte 18, zowel horizontaal als verticaal gecentreerd. 26

28 Alle subtaken duurden ongeveer 10 minuten. In deze subtaken zijn er respectievelijk 560 trials (1 sec conditie), 280 trials (2 sec conditie), 140 trials (4 sec conditie) en 70 trials (8 sec conditie). De volgorde van de condities was gerandomiseerd. De kinderen konden tussen de subtaken steeds even pauzeren. Figuur 5: Go Stimulus en No-Go Stimulus Algemene Procedure De ouders (en hun kind) kregen een brief toegestuurd waarop men, indien men interesse had om deel te nemen, kon reageren door te bellen of te mailen. Vervolgens werd in samenspraak met hen een afspraak gemaakt. Aan de ouders werd gevraagd de VvGK (Oosterlaan et al., 2008), de SCQ (Rutter, Bailey, & Lord, 2003; Warreyn Raymaekers, & Roeyers, 2004) en de SRS (Constantino & Gruber, 2005; Roeyers et al., 2011) in te vullen. Hierna werd bij de ouders de Nederlandse versie van de DISC-IV (van der Ende & Ferdinand, 1998) afgenomen. Verder vroegen we aan de ouders ook algemene informatie in verband met hun kind. Dit werd door de onderzoeker op een algemeen formulier ingevuld. Het invullen van de vragenlijsten en de afname van de DISC-IV gebeurden meestal terwijl de kinderen de computertaak en verkorte intelligentietest aan het maken waren. Bij het kind werd de verkorte versie van de WISC-III-NL (Kort et al., 2005) afgenomen. Meestal werd de WISC-III-NL afgenomen na de computertaak. Na een korte uitleg over de duur van het onderzoek, werd het kind begeleid naar het onderzoekslokaal, terwijl de ouders wachtten in een wachtzaal of gedurende een uur ergens anders naartoe gingen. De meeste kinderen werden, vergezeld door de ouder(s), ontvangen op de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen van de Universiteit Gent (Henri Dunantlaan 2, 9000 Gent). Omwille van praktische redenen werden enkele kinderen, vergezeld door hun ouder(s) ontvangen in een vergaderzaal van het jeugdcentrum Den Eglantier (Apostelstraat 13, 9100 Sint- 27

29 Niklaas). Voor de deelname aan het experiment werden steeds toestemmingsformulieren (informed consent) getekend door zowel de ouders als het kind. Nadat het kind dan werd gevraagd of het eerst nog iets wou drinken of naar het toilet wou gaan, begon het kind aan het uitvoeren van de taak. De afname hiervan ging door in een onderzoekslokaal of vergaderzaal waarin enkel een tafel met hierop een computer met apart beeldscherm, muis en toetsenbord en enkele stoelen aanwezig waren. Het lokaal zelf is wit (onderzoekslokaal Universiteit Gent) of beige (vergaderzaal JC Den Eglantier) geschilderd. Op die manier werd mogelijke afleiding geminimaliseerd. Het deelnemende kind zat voor het computerscherm op een afstand van ongeveer 80 cm van het scherm. De onderzoeker bevond zich niet in het gezichtsveld van het kind. Op het computerscherm verschenen de instructies. Wanneer het kind bevestigd had dat het de instructies begreep, startte de oefensessie. Na afloop van de oefensessie mocht het kind, indien gewenst, kort pauzeren. Hierna kwamen achtereenvolgens de vier computertaken. Na de afronding van een van de taken, kreeg het kind steeds de kans om kort te pauzeren. Het totale onderzoek duurde ongeveer 1 uur. Tijdens het experiment zat de onderzoeker niet in het gezichtsveld van het kind. Er was geen interactie tussen de onderzoeker en het kind tijdens de taken. Tussen de taken door kon dit wel. Na afloop van het onderzoek kreeg het kind een beloning voor deelname (15 euro) en ondertekende het kind een ontvangstbewijs. De ouders werden op de hoogte gebracht dat alle gegevens die verkregen werden tijdens het onderzoek anoniem verwerkt werden en uitsluitend gebruikt worden voor wetenschappelijk onderzoek. De ouders kregen na afloop van het onderzoek een verslag van de intelligentieresultaten van hun kind en een overzicht van de algemene testresultaten op groepsniveau. Het onderzoek werd goedgekeurd door het ethisch comité van de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen. Statistische Analyse Door middel van ANOVA s willen we nagaan of er een significant effect is van groep (controle versus ADHD) op de prestaties (reactietijd, variabiliteit van de reactietijd en percentage commissie en omissiefouten). Hiernaast willen we nagaan of er een significant hoofdeffect is van conditie (ISI: 1 seconde, 2 seconden, 4 seconden, 8 28

30 seconden) op de prestaties en of het effect van de conditie (ISI) op de prestaties significant verschilt tussen de groepen (interactie-effect). Verder willen we nagaan of er een significant hoofdeffect is van leeftijdsgroep (8 tot en met 10 jaar versus 10 tot en met 12 jaar) en van geslacht (jongens versus meisjes). De afhankelijke variabelen zijn dus de gemiddelde reactietijd (RT), het percentage commissie- en omissiefouten en de variabiliteit van de reactietijd (SD-RT). De gemiddelde reactietijd werd gemeten bij correcte responsen. We beschouwen een respons als correct indien de proefpersoon bij de rechtopstaande driehoek (gostimulus) had ingedrukt. Het percentage commissiefouten omvat de incorrecte responsen op het totaal aantal no-go stimuli. Er is met andere woorden sprake van een commissiefout wanneer men wel reageerde op een omgekeerde driehoek. Het percentage omissiefouten omvat de non-responsen op het totaal aantal go stimuli. Onder een omissiefout verstaan we dus het niet reageren op een rechtopstaande driehoek (go-stimulus). De variabiliteit van de reactietijd is gebaseerd op de standaarddeviatie van de reactietijd. Alle verzamelde data werden geanalyseerd met behulp van het statistische verwerkingsprogramma SPSS Statistics Voor de verschillende analyses werd telkens een tweezijdig significantieniveau van p<.05 vooropgesteld. 29

31 Resultaten Onderzoeksvraag 1: Is er een verschil tussen de groep met ADHD en de controlegroep wat betreft de reactietijd, het percentage commissie- en omissiefouten en de variabiliteit van de reactietijd? Reactietijd. Een analyse op basis van herhaalde metingen ANOVA met als afhankelijke variabele Reactietijd, tussensubjectfactor Groep en binnensubjectfactor Conditie werd uitgevoerd. We maakten hierbij gebruik van een repeated measures 2 ( Groep : ADHD versus controle) x 4 ( Conditie : 1s, 2s, 4s, 8s) design. De gemiddelde reactietijden en de standaarddeviaties voor de verschillende groepen bij de verschillende aanbiedingssnelheden worden weergegeven in Tabel 2. Tabel 2 Geobserveerde celgemiddelden (met standaarddeviaties) van reactietijd (uitgedrukt in milliseconden) voor de verschillende condities. ISI 1s 2s 4s 8s Reactietijd Totaal Reactietijd ADHD Reactietijd controlegroep (91.09) (109.77) (160.68) (172.97) (83.57) (106.54) (182.38) (199.67) (92.26) (105.28) (111.31) (108.83) ISI: Interstimulusinterval, s: seconden. Wat betreft de reactietijd werd een significant effect van groep gevonden (F(1,41) = 7.88, p =.01). Dit impliceert dat de reactietijd in de 2 groepen (ADHD en controle) significant van elkaar verschilt. De kinderen uit de controlegroep reageerden sneller dan de kinderen met ADHD (zie Figuur 6). 30

32 Figuur 6. Gemiddelde reactietijd (uitgedrukt in milliseconden) van de twee groepen (ADHD en controle) over de verschillende condities (ISI:1,2,4,8). Commissiefouten. Een analyse op basis van herhaalde metingen ANOVA met als afhankelijke variabele Commissiefouten (accuraatheid), tussensubjectfactor Groep en binnensubjectfactor Conditie werd uitgevoerd. We maakten hierbij gebruik van een repeated measures 2 ( Groep : ADHD versus controle) x 4 ( Conditie : 1s, 2s, 4s, 8s) design. Het gemiddelde percentage commissiefouten en de standaarddeviaties voor de verschillende groepen bij de verschillende aanbiedingssnelheden worden weergegeven in Tabel 3. 31

33 Tabel 3 Geobserveerde commissiefouten (met standaarddeviaties) uitgedrukt in percentages voor de verschillende condities. ISI 1s 2s 4s 8s Percentage commissiefouten totaal Percentage commissiefouten ADHD Percentage commissiefouten controlegroep 41,28 (17,27) 37,00 (19,30) 35,37 (22,34) 36,40 (24,98) 44,65 (18,70) 40,40 (19,27) 38,60 (23,52) 39,50 (25,44) 38,35 (15,75) 34,04 (19,26) 33,57 (21,39) 33,70 (24,83) ISI: Interstimulusinterval, s: seconden. Figuur 7. Gemiddelde commissiefouten (in procent) van de twee groepen (ADHD en controle) over de verschillende condities (ISI:1,2,4,8). 32

34 Er werd geen significant effect van groep gevonden (F(1,41) = 1.18, p =.28). Dit impliceert dat het percentage commissiefouten in de 2 groepen (ADHD en controle) niet significant van elkaar verschilt (zie Figuur 7). Omissiefouten. Een analyse op basis van herhaalde metingen ANOVA met als afhankelijke variabele Omissiefouten, tussensubjectfactor Groep en binnensubjectfactor Conditie werd uitgevoerd. We maakten hierbij gebruik van een repeated measures 2 ( Groep : ADHD versus controle) x 4 ( Conditie : 1s, 2s, 4s, 8s) design. De gemiddelde percentages omissiefouten en de standaarddeviaties voor de verschillende groepen bij de verschillende aanbiedingssnelheden worden weergegeven in Tabel 4. Tabel 4 Geobserveerde omissiefouten in procent (met standaarddeviaties in procent) voor de verschillende condities. ISI 1s 2s 4s 8s Percentage omissiefouten totaal Percentage omissiefouten ADHD Percentage omissiefouten controlegroep 9,16 (7,36) 4,70 (5,39) 4,21 (6,55) 5,53 (5,59) 11,00 (5,87) 5,50 (6,71) 5,80 (8,08) 7,30 (6,06) 7,57 (8,23) 4,00 (3,93) 2,83 (4,60) 4,00 (4,75) ISI: Interstimulusinterval, s: seconden. Er is geen significant effect van groep (F(1,41) = 3.38, p =.07). Dit impliceert dat het percentage omissiefouten in de 2 groepen (ADHD en controle) niet significant van elkaar verschilt (zie Figuur 8). 33

35 Figuur 8. Gemiddelde omissiefouten (in procent) van de twee groepen (ADHD en controle) over de verschillende condities (ISI:1,2,4,8). Variabiliteit van de reactietijd. Een analyse op basis van herhaalde metingen ANOVA met als afhankelijke variabele variabiliteit van reactietijd, tussensubjectfactor Groep en binnensubjectfactor Conditie werd uitgevoerd. We maakten hierbij gebruik van een repeated measures 2 ( Groep : ADHD versus controle) x 4 ( Conditie : 1s, 2s, 4s, 8s) design. De gemiddelde variabiliteit van de reactietijd en de standaarddeviaties voor de verschillende groepen bij de verschillende aanbiedingssnelheden worden weergegeven in Tabel 5. 34

36 Tabel 5 Geobserveerde variabiliteit van de reactietijd voor de verschillende condities. ISI 1s 2s 4s 8s Variabiliteit reactietijd totaal Variabiliteit reactietijd ADHD Variabiliteit reactietijd controlegroep (53.11) (78.48) (90.52) (94.95) (49.58) (90.99) (102.79) (103.33) (42.77) (50.94) (53.14) (58.39) ISI: Interstimulusinterval, s: seconden. Figuur 9. Gemiddelde variabiliteit van de reactietijd (in milliseconden) van de twee groepen (ADHD en controle) over de verschillende condities (ISI:1,2,4,8). 35

Executive functioning bij kinderen met een ontwikkelings- of gedragsstoornis

Executive functioning bij kinderen met een ontwikkelings- of gedragsstoornis Executive functioning bij kinderen met een ontwikkelings- of gedragsstoornis Sylvie Verté INLEIDING Reeds geruime tijd worden pogingen ondernomen om te bepalen welke aspecten van diverse ontwikkelings-

Nadere informatie

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen SAMENVATTING Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen klinische populaties, waaronder ook de Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Ook al wordt

Nadere informatie

Kan de snelheid waarmee informatie wordt aangeboden het effect van stimulerende medicatie op taakprestaties van kinderen met ADHD beïnvloeden?

Kan de snelheid waarmee informatie wordt aangeboden het effect van stimulerende medicatie op taakprestaties van kinderen met ADHD beïnvloeden? Academiejaar 2013-2014 Tweedekansexamenperiode Kan de snelheid waarmee informatie wordt aangeboden het effect van stimulerende medicatie op taakprestaties van kinderen met ADHD beïnvloeden? Masterproef

Nadere informatie

Het effect van lawaai op prestaties van kinderen met ADHD in een aangepaste Choice Delay taak

Het effect van lawaai op prestaties van kinderen met ADHD in een aangepaste Choice Delay taak Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2011 2012 Eerste examenperiode Het effect van lawaai op prestaties van kinderen met ADHD in een aangepaste Choice Delay

Nadere informatie

7 Nederlandstalige Samenvatting

7 Nederlandstalige Samenvatting 7 Nederlandstalige Samenvatting Autisme is een ontwikkelingsstoornis, waarvan de symptomen zich in de kindertijd voor het eerst manifesteren en gedurende het gehele leven in verschillende vormen aanwezig

Nadere informatie

Academiejaar Eerste Examenperiode

Academiejaar Eerste Examenperiode Academiejaar 2007-2008 Eerste Examenperiode Effect van Beloning op het Inhibitieprobleem bij Kinderen met Aandachtstekortstoornis met Hyperactiviteit: een Toetsing van het Cognitief-energetisch Model Scriptie

Nadere informatie

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Valerie Van Cauwenberghe en Prof. dr. Roeljan Wiersema Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Dit onderzoek werd uitgevoerd door: Prof. dr.

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Academiejaar Tweede examenperiode

Academiejaar Tweede examenperiode Academiejaar 2012 2013 Tweede examenperiode Een fmri-studie naar Hersengebieden Gerelateerd aan Toestandsregulatie bij Volwassenen met ADHD. Masterproef neergelegd tot het behalen van graad van master

Nadere informatie

ADHD en ASS. Bij normaal begaafde volwassen. Utrecht, 23-01-2014 Anne van Lammeren, psychiater UCP/UMCG

ADHD en ASS. Bij normaal begaafde volwassen. Utrecht, 23-01-2014 Anne van Lammeren, psychiater UCP/UMCG ADHD en ASS Bij normaal begaafde volwassen Utrecht, 23-01-2014 Anne van Lammeren, psychiater UCP/UMCG Disclosure belangen spreker (potentiële) Belangenverstrengeling Geen Voor bijeenkomst mogelijk relevante

Nadere informatie

AANDACHT VOOR EMOTIEREGULATIE BIJ KINDEREN EN JONGEREN MET ADHD

AANDACHT VOOR EMOTIEREGULATIE BIJ KINDEREN EN JONGEREN MET ADHD AANDACHT VOOR EMOTIEREGULATIE BIJ KINDEREN EN JONGEREN MET ADHD Prof. dr. Roeljan Wiersema Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Onderzoeksgroep Ontwikkelingsstoornissen

Nadere informatie

Dia 1. Dia 2. Dia 3. Aspecten van cognitief functioneren in Autisme Spectrum Stoornissen. Executieve functies en autisme (Hill, 2004)

Dia 1. Dia 2. Dia 3. Aspecten van cognitief functioneren in Autisme Spectrum Stoornissen. Executieve functies en autisme (Hill, 2004) Dia 1 Aspecten van cognitief functioneren in Autisme Spectrum Stoornissen Een reactie van Bibi Huskens Dia 2 Executieve functies en autisme (Hill, 2004) Problemen in: Planning Inhibitie Schakelvaardigheid

Nadere informatie

HET LAGERE SCHOOLKIND DEEL 2: SCREENING VAN GEDRAGS- EN EMOTIONELE PROBLEMEN

HET LAGERE SCHOOLKIND DEEL 2: SCREENING VAN GEDRAGS- EN EMOTIONELE PROBLEMEN HET LAGERE SCHOOLKIND DEEL 2: SCREENING VAN GEDRAGS- EN EMOTIONELE PROBLEMEN Opleiding Jeugdgezondheiszorg Eline Van Hoecke Medische Psychologie Kinderen en Jongeren UZ Gent 30 maart 2012 1 OVERZICHT 1.

Nadere informatie

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Nederlandse Samenvatting De adolescentie is levensfase waarin de neiging om nieuwe ervaringen op te

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD Samenvatting 10 tot 40% van de kinderen en adolescenten met ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder) ontwikkelen symptomen van

Nadere informatie

SRS-2. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum

SRS-2. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum SRS-2 Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen HTS Report ID 15890-3156 Datum 18.07.2017 Informantenrapportage over 4- tot 18-jarigen Informant: Jeroen de Vries Vader INLEIDING SRS-2 2/7 Inleiding

Nadere informatie

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test

Nadere informatie

Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1

Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1 Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1 Moet voldoen aan de criteria A, B, C en D A. Aanhoudende tekorten in sociale communicatie en sociale interactie in meerdere

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Dit proefschrift gaat over de oorzaken van het vóórkomen van symptomen van autisme spectrum stoornissen (ASD) bij kinderen met een aandachtstekort stoornis

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Op grond van klinische ervaring en wetenschappelijk onderzoek, is bekend dat het gezamenlijk voorkomen van een pervasieve ontwikkelingsstoornis en een verstandelijke beperking tot veel bijkomende

Nadere informatie

AD(H)D bespreken. BEN/LO/ADHD/14/0003a April 2014

AD(H)D bespreken. BEN/LO/ADHD/14/0003a April 2014 AD(H)D bespreken N.B.: de inhoud van dit programma is slechts van adviserende aard en dient niet als vervanging voor professioneel en/of medisch advies. Als u verdere consultatie wenst, of wanneer u zich

Nadere informatie

SRS-A. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum

SRS-A. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum HTS Report SRS-A Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen ID 15890-3155 Datum 18.07.2017 Informantenversie Informant: Liesbeth Bakker Vriendin INLEIDING SRS-A 2/6 Inleiding De SRS-A

Nadere informatie

Autismespectrumstoornis en ADHD

Autismespectrumstoornis en ADHD Autismespectrumstoornis en ADHD Herbert Roeyers Onderzoeksgroep Ontwikkelingsstoornissen Autisme Centraal, Gent, 29 november 2013 toevallige buren? broer en zus? verre familie? Autismespectrumstoornis

Nadere informatie

Lezing voor de NVA. Door Harmke Nygard-Smith Klinisch psycholoog. Ontwikkelingsstoornissen Dimence

Lezing voor de NVA. Door Harmke Nygard-Smith Klinisch psycholoog. Ontwikkelingsstoornissen Dimence Lezing voor de NVA Door Harmke Nygard-Smith Klinisch psycholoog Ontwikkelingsstoornissen Dimence Waarom diagnostiek? Hoe doen we eigenlijk diagnostiek? De DSM 5 Wijzigingen in de DSM 5 voor de autisme

Nadere informatie

De invloed van ruis op de prestaties van kinderen met ADHD in een aangepaste choice delay taak

De invloed van ruis op de prestaties van kinderen met ADHD in een aangepaste choice delay taak UNIVERSITEIT GENT Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 2013 Eerste Examenperiode De invloed van ruis op de prestaties van kinderen met ADHD in een aangepaste choice delay

Nadere informatie

AD(H)D bij Volwassenen

AD(H)D bij Volwassenen AD(H)D bij Volwassenen https://youtu.be/fgssoj-tbsa JASPER'S REAL LIFE DSM IV-TR naar DSM 5 1950 DSM I Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders 2013 DSM 5 X DSM IV-TR naar DSM 5 Belangrijke

Nadere informatie

Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen. Academiejaar

Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen. Academiejaar Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen Academiejaar 2007-2008 Executieve functies bij kinderen met autismespectrumstoornissen en ADHD: Een vergelijking op basis van de Behavior Rating Inventory

Nadere informatie

Het effect van geldelijke en sociale beloning op responsinhibitie bij kinderen en adolescenten met ADHD

Het effect van geldelijke en sociale beloning op responsinhibitie bij kinderen en adolescenten met ADHD Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2010-2011 1 e examenperiode Het effect van geldelijke en sociale beloning op responsinhibitie bij kinderen en adolescenten met ADHD Masterproef

Nadere informatie

Vragenlijst voor Inventarisatie van Sociaal gedrag van Kinderen (VISK)

Vragenlijst voor Inventarisatie van Sociaal gedrag van Kinderen (VISK) Instrument Vragenlijst voor Inventarisatie van Sociaal gedrag van Kinderen (VISK) De VISK is ontwikkeld om sociaal probleemgedrag van kinderen met (mildere) varianten van pervasieve ontwikkelingsstoornissen

Nadere informatie

AD(H)D. een meetbare hersenfunctiestoornis. A.Haagen, kinderartskinderneuroloog 1

AD(H)D. een meetbare hersenfunctiestoornis. A.Haagen, kinderartskinderneuroloog 1 AD(H)D een meetbare hersenfunctiestoornis 1 Inleiding Wanneer spreken we van ADHD? Hoe stellen we de diagnose? Wat gebeurt er in de hersenen? 2 BEGRIPPEN Attention Deficit Hyperactivity Disorder = Aandachtsstoornis

Nadere informatie

Wanneer de vlag de lading niet meer dekt: over het gebruik van labels voor stoornissen

Wanneer de vlag de lading niet meer dekt: over het gebruik van labels voor stoornissen Wanneer de vlag de lading niet meer dekt: over het gebruik van labels voor stoornissen Het moeilijke kind stelt ons vragen: Wie is de volwassene is die hem of haar zo moeilijk vindt? Met welke ver(w)achtingen

Nadere informatie

JGZ-richtlijn Autismespectrumstoornissen Januari 2015

JGZ-richtlijn Autismespectrumstoornissen Januari 2015 JGZrichtlijn Autismespectrumstoornissen Bijlage Kenmerken van ASS specifieke instrumenten CBCL Gedrags Vragenlijst voor Kinderen / Child Behavior Checklist. Nieuwste versie 2003 De CBCL biedt geen diagnose,

Nadere informatie

De MMSE bij geriatrische patiënten

De MMSE bij geriatrische patiënten De MMSE bij geriatrische patiënten Een kritische blik en guidelines bij een der meest gekende, maar mogelijks ook een der meest verkeerd gebruikte screeningstesten Drs. Michael Portzky UZ Gent/ PC St Jan

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) * 132 Baby s die te vroeg geboren worden (bij een zwangerschapsduur korter dan 37 weken) hebben een verhoogd risico op zowel ernstige ontwikkelingproblemen (zoals mentale

Nadere informatie

1.1 Ontwikkelingspsychopathologie Opbouw van het boek Hoofdstuk 1 in tien punten 25 Belangrijke begrippen 25

1.1 Ontwikkelingspsychopathologie Opbouw van het boek Hoofdstuk 1 in tien punten 25 Belangrijke begrippen 25 Inhoudsopgave 1 Introductie 17 1.1 Ontwikkelingspsychopathologie 17 1.2 Opbouw van het boek 20 1.3 Hoofdstuk 1 in tien punten 25 Belangrijke begrippen 25 2 Classificatie, diagnostiek en epidemiologie 27

Nadere informatie

Cognitieve flexibiliteitstaken bij autismespectrumstoornissen:

Cognitieve flexibiliteitstaken bij autismespectrumstoornissen: Cognitieve flexibiliteitstaken bij autismespectrumstoornissen: Kritische bespreking en klinische implicaties Lien Van Eylen VCKJPP 22 september 2011 Overzicht Neuropsychologische taken o Betrouwbaarheid

Nadere informatie

SRS Informantenrapportage

SRS Informantenrapportage SRS Informantenrapportage Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen ID 4589-11 Datum 19.09.2014 Informant: Tineke moeder SRS Profielformulier 3 / 9 PROFIELFORMULIER Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen

Nadere informatie

Autismespectrumstoornis. SPV REGIOBIJEENKOMST MIDDEN NEDERLAND Mandy Bekkers

Autismespectrumstoornis. SPV REGIOBIJEENKOMST MIDDEN NEDERLAND Mandy Bekkers Autismespectrumstoornis SPV REGIOBIJEENKOMST MIDDEN NEDERLAND 19-10-2016 Mandy Bekkers (mandybekkers@hotmail.com) Waarschuwing vooraf! 2 Geschiedenis Autos (Grieks: zelf) 1937-1940: Term autisme 1943 &

Nadere informatie

SRS-2. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen. HTS Report. Erik van Zon ID 256-250 Datum 11.12.2015. Informantenrapportage over 3-jarigen

SRS-2. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen. HTS Report. Erik van Zon ID 256-250 Datum 11.12.2015. Informantenrapportage over 3-jarigen SRS-2 Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen HTS Report ID 256-250 Datum 11.12.2015 Informantenrapportage over 3-jarigen Informant: Elise de Bruin Moeder SRS-2 Profielformulier 2 / 6 PROFIELFORMULIER

Nadere informatie

The development of ToM and the ToM storybooks: Els Blijd-Hoogewys

The development of ToM and the ToM storybooks: Els Blijd-Hoogewys The development of ToM and the ToM storybooks: Els Blijd-Hoogewys Een reactie door Hilde M. Geurts Lezing Begeer, Keysar et al., 2010: Advanced ToM 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 Autisme (n=34) Controle

Nadere informatie

Het stimuleren van sociaalcommunicatieve vaardigheden bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis

Het stimuleren van sociaalcommunicatieve vaardigheden bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis Het stimuleren van sociaalcommunicatieve vaardigheden bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis Herbert Roeyers Onderzoeksgroep Ontwikkelingsstoornissen VVL Congres, Berchem, 14 maart 2014 Pervasieve

Nadere informatie

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2009-10 Eerste Examenperiode

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2009-10 Eerste Examenperiode Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetechappen Academiejaar 2009-10 Eerste Examenperiode BELONINGSGEVOELIGHEID BIJ KINDEREN EN ADOLESCENTEN MET ADHD: Effect van leeftijd, subtype en soort beloning op

Nadere informatie

Psychiatrisering en de terreur van het perfecte kind. Prof. Dr. Stijn Vanheule Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen

Psychiatrisering en de terreur van het perfecte kind. Prof. Dr. Stijn Vanheule Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Psychiatrisering en de terreur van het perfecte kind Psychiatriseren = Het moeilijke kind stelt de volwassene vragen: Wie is de volwassene is die hem of haar zo moeilijk vindt? Met welke ver(w)achtingen

Nadere informatie

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) 2. Introductie slaapproblemen Deze introductie beschrijft de definitie van slaapproblemen en slaapstoornissen, de prevalentie en de gevolgen

Nadere informatie

10 VeROudeRINg VAN de TeSTNORMeN 10.1 AANWIJzINgeN VOOR een MINdeR STeRk flynn-effect

10 VeROudeRINg VAN de TeSTNORMeN 10.1 AANWIJzINgeN VOOR een MINdeR STeRk flynn-effect 10 VEROUDERING VAN DE TESTNORMEN Een belangrijk, en voor de diagnostiek uitermate lastig probleem, is de veroudering van testnormen. De prestatie op intelligentietests van personen van dezelfde leeftijd

Nadere informatie

Plannen en organiseren bij adolescenten met ADHD. Prof.dr. Saskia van der Oord klinische psychologie

Plannen en organiseren bij adolescenten met ADHD. Prof.dr. Saskia van der Oord klinische psychologie Plannen en organiseren bij adolescenten met ADHD Prof.dr. Saskia van der Oord klinische psychologie Inhoud v Theoretische verklaringen ADHD v Plannen en organiseren bij ADHD v In het dagelijkse leven?

Nadere informatie

ADHD en autisme: Zijn er verschillen?

ADHD en autisme: Zijn er verschillen? ADHD en autisme: Zijn er verschillen? ADHD en autisme: Zijn er verschillen? Terecht zullen velen die deze vraag lezen hier een bevestigend antwoord op geven. Niettemin zijn deze ontwikkelingsstoornissen

Nadere informatie

Executieve functies in vogelvlucht (met autisme als voorbeeld)

Executieve functies in vogelvlucht (met autisme als voorbeeld) Executieve functies in vogelvlucht (met autisme als voorbeeld) Hilde M. Geurts Universiteit van Amsterdam Dr. Leo Kannerhuis Boodschap 1. Bij mensen met verschillende diagnoses zien we meer EF problemen

Nadere informatie

Op naar DSM 5. Mariken van Onna Klinisch psycholoog-psychotherapeut Supervisor VGCt Karakter Nijmegen Universitair Centrum Kinder- en jeugdpsychiatrie

Op naar DSM 5. Mariken van Onna Klinisch psycholoog-psychotherapeut Supervisor VGCt Karakter Nijmegen Universitair Centrum Kinder- en jeugdpsychiatrie Op naar DSM 5 Mariken van Onna Klinisch psycholoog-psychotherapeut Supervisor VGCt Karakter Nijmegen Universitair Centrum Kinder- en jeugdpsychiatrie Nieuwe (wetenschappelijke) ontwikkelingen Meer kennis

Nadere informatie

BRIEF-P. Vragenlijst executieve functies voor 2- tot 5-jarigen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum

BRIEF-P. Vragenlijst executieve functies voor 2- tot 5-jarigen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum BRIEF-P Vragenlijst executieve functies voor 2- tot 5-jarigen HTS Report ID 5107-7039 Datum 18.07.2017 Ouderversie Informant: Jeroen de Vries Vader BRIEF-P Inleiding 2 / 10 INLEIDING De BRIEF-P is een

Nadere informatie

2 Classificatie, diagnostiek en epidemiologie 35

2 Classificatie, diagnostiek en epidemiologie 35 Inhoudsopgave Overzicht van figuren, kaders en tabellen 17 1 Introductie 23 1.1 Wat is ontwikkelingspsychopathologie? 24 1.1.1 Vroeger en nu 25 1.1.2 Een dynamisch gezichtspunt 26 1.1.3 Een uniek individu

Nadere informatie

SRS-A. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen. HTS Report. Elizabeth Smit ID Datum Zelfrapportageversie

SRS-A. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen. HTS Report. Elizabeth Smit ID Datum Zelfrapportageversie HTS Report SRS-A Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen ID 255-2 Datum 15.01.2016 Zelfrapportageversie SRS-A Profielformulier 3 / 9 PROFIELFORMULIER Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen

Nadere informatie

Bestaat enkelvoudige dyslexie? Frank Wijnen & Elise de Bree Universiteit Utrecht SDN congres, Dyslexie 2.0

Bestaat enkelvoudige dyslexie? Frank Wijnen & Elise de Bree Universiteit Utrecht SDN congres, Dyslexie 2.0 Bestaat enkelvoudige dyslexie? Frank Wijnen & Elise de Bree Universiteit Utrecht SDN congres, Dyslexie 2.0 Situatieschets PDDB: vergoeding van behandeling enkelvoudige dyslexie Enkelvoudig: bij het kind

Nadere informatie

Onderzoek naar de relatie tussen noradrenaline en toestandsregulatie bij kinderen met ADHD aan de hand van de pupilgrootte

Onderzoek naar de relatie tussen noradrenaline en toestandsregulatie bij kinderen met ADHD aan de hand van de pupilgrootte Academiejaar 2014-2015 Tweedesemesterexamenperiode Onderzoek naar de relatie tussen noradrenaline en toestandsregulatie bij kinderen met ADHD aan de hand van de pupilgrootte Masterproef II neergelegd tot

Nadere informatie

Klinische manifestatie van ADHD Kenmerkende vorm van ADHD

Klinische manifestatie van ADHD Kenmerkende vorm van ADHD Klinische manifestatie van ADHD Kenmerkende vorm van ADHD Kinderen met (een vermoeden van) ADHD zullen veelal ongeconcentreerd, druk en impulsief zijn. De meeste ouders zoeken hulp voor hun kind (meestal

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen 141 Als kinderen psychische problemen ontwikkelen zoals gedragsproblemen

Nadere informatie

COTAPP: Cognitieve Taak Applicatie Resultaten pilotonderzoek

COTAPP: Cognitieve Taak Applicatie Resultaten pilotonderzoek W H I T E PA P E R COTAPP: Cognitieve Taak Applicatie Resultaten pilotonderzoek Nanda Rommelse, Marjolein Luman, Dorine Slaats, Catharina Hartman en Patrick de Zeeuw Over de COTAPP De Cognitieve Taak Applicatie

Nadere informatie

Autisme Spectrum Stoornissen Van DSM IV naar DSM 5

Autisme Spectrum Stoornissen Van DSM IV naar DSM 5 Autisme Spectrum Stoornissen Van DSM IV naar DSM 5 Britt Hoogenboom, kinder,- en jeugdpsychiater Dr. Sanne Hogendoorn, psycholoog Zorgprogrammaleiders Centrum voor Autisme en Psychose, de Bascule Referatencyclus

Nadere informatie

Kajak Congres Psychiatrie en LVB

Kajak Congres Psychiatrie en LVB WERKEN AAN SAMENSPEL Kajak Congres Psychiatrie en LVB Sammy Roording, Klinisch neuropsycholoog Karakter, Zorglijn LVB Ede/Apeldoorn s.roording@karakter.com Muntgebouw Utrecht, 17 mei 2018 pagina 1 INVENTARISATIE

Nadere informatie

DSM-IV-TR: Aandachtstekortstoornissen en gedragsstoornissen

DSM-IV-TR: Aandachtstekortstoornissen en gedragsstoornissen DSM-IV-TR: Aandachtstekortstoornissen en gedragsstoornissen 314.xx Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit.01 Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit, gecombineerde type.00 Aandachtstekortstoornis

Nadere informatie

Beloningsgevoeligheid bij kinderen met ADHD: Centen of complimenten?

Beloningsgevoeligheid bij kinderen met ADHD: Centen of complimenten? Academiejaar 2009-2010 Eerste examenperiode Beloningsgevoeligheid bij kinderen met ADHD: Centen of complimenten? Een studie naar het effect van geldelijke en sociale beloning Masterproef neergelegd tot

Nadere informatie

Studie type Populatie Patiënten kenmerken Interventie Controle Dataverzameling

Studie type Populatie Patiënten kenmerken Interventie Controle Dataverzameling Evidence tabel bij ADHD in kinderen en adolescenten (studies naar adolescenten met ADHD en ) Auteurs, Gray et al., 2011 Thurstone et al., 2010 Mate van bewijs A2 A2 Studie type Populatie Patiënten kenmerken

Nadere informatie

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology EDERLADSE SAMEVATTIG 157 Het komt regelmatig voor dat psychiatrische klachten clusteren in families. Met andere woorden, familieleden

Nadere informatie

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief N Individuele verschillen in borderline persoonlijkheidskenmerken Een genetisch perspectief 185 ps marijn distel.indd 185 05/08/09 11:14:26 186 In de gedragsgenetica is relatief weinig onderzoek gedaan

Nadere informatie

BRIEF Executieve Functies Gedragsvragenlijst

BRIEF Executieve Functies Gedragsvragenlijst Instrument BRIEF Executieve Functies Gedragsvragenlijst Met de BRIEF Executieve Functies Gedragsvragenlijst kunnen executieve functies bij een kind in kaart gebracht worden. Executieve functies zijn cognitieve

Nadere informatie

Sociale Problemen bij Adolescenten met ADHD en ODD. Eline Vermeulen

Sociale Problemen bij Adolescenten met ADHD en ODD. Eline Vermeulen Sociale Problemen bij Adolescenten met ADHD en ODD Eline Vermeulen Masterthese Klinische (Ontwikkelings)Psychologie Faculteit der Maatschappij en Gedragswetenschappen Universiteit van Amsterdam Begeleiding:

Nadere informatie

Theorie! Cognitive Bias Modification! Resultaten onderzoek!

Theorie! Cognitive Bias Modification! Resultaten onderzoek! Cognitive Bias Modification Resultaten onderzoek December 2013 Jules Reijnen Ron Jacobs Theorie Cognitive Bias Modification (CBM) is een recent onderzoeksgebied dat zich richt op de vertekening (bias)

Nadere informatie

Overzicht. Wat heeft hij/zij? Wat is zijn diagnose? Omgaan met psychische aandoeningen voor docenten. Inleiding. 1. Inleiding

Overzicht. Wat heeft hij/zij? Wat is zijn diagnose? Omgaan met psychische aandoeningen voor docenten. Inleiding. 1. Inleiding Omgaan met psychische aandoeningen voor docenten Success@School Urecht, 29 november 2018 1. Inleiding Overzicht 2. Signaleren psychische problemen 3. Invloed psychische aandoening op het studeren dr. Lies

Nadere informatie

Growing into a different brain

Growing into a different brain 221 Nederlandse samenvatting 221 Nederlandse samenvatting Groeiend in een ander brein: de uitkomsten van vroeggeboorte op schoolleeftijd De doelen van dit proefschrift waren om 1) het inzicht te vergroten

Nadere informatie

Proefschrift. Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems. Merel Griffith - Lendering. Samenvatting

Proefschrift. Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems. Merel Griffith - Lendering. Samenvatting Proefschrift Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems Merel Griffith - Lendering Samenvatting Het gebruik van cannabis is gerelateerd aan een breed scala van psychische problemen, waaronder

Nadere informatie

EF en gedragsproblemen. Walter Matthys

EF en gedragsproblemen. Walter Matthys EF en gedragsproblemen Walter Matthys Verminderde EF bij gedragsproblemen afhankelijk van ADHD (symptomen)? Meta-analyse bij jonge kinderen met externaliserend gedrag (Schoemaker, Mulder, Dekovic & Matthys,

Nadere informatie

AANDACHT (VOOR) WETENSCHAP EN PRAKTIJK

AANDACHT (VOOR) WETENSCHAP EN PRAKTIJK AANDACHT (VOOR) WETENSCHAP EN PRAKTIJK NEUROPSYCHOLOGISCH ONDERZOEK VAN AANDACHTSPROBLEMEN drs. Marleen van der Wees, KNP Libra revalidatie & Audiologie dr. Marsh Königs Emma Kinderziekenhuis, AMC INHOUD

Nadere informatie

CHAPTER 8. Samenvatting. (Summary in Dutch)

CHAPTER 8. Samenvatting. (Summary in Dutch) CHAPTER 8 Samenvatting (Summary in Dutch) Achtergrond en doel van het onderzoek Gedragsstoornissen zoals ADHD (Attention-Deficit Hyperactivity Disorder), ODD (Oppositional Defiant Disorder) en CD (Conduct

Nadere informatie

BRIEF. Vragenlijst executieve functies voor 5- tot 18-jarigen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum

BRIEF. Vragenlijst executieve functies voor 5- tot 18-jarigen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum BRIEF Vragenlijst executieve functies voor 5- tot 18-jarigen HTS Report ID 5107-7039 Datum 18.07.2017 Leerkrachtversie Informant: Liesbeth Bakker Leerkracht BRIEF Inleiding 2 / 10 INLEIDING De BRIEF is

Nadere informatie

DSM 5 - psychose Dr. S. Geerts Dr. O. Cools 28-11-2014

DSM 5 - psychose Dr. S. Geerts Dr. O. Cools 28-11-2014 DSM 5 - psychose Dr. S. Geerts Dr. O. Cools 28-11-2014 Inhoud DSM IV -> DSM 5 DSM IV: Schizofrenie als kernsyndroom Even stilstaan bij SCHIZOFRENIE Kritiek op DSM IV Overzicht DSM 5 Schizofrenie (1) Epidemiologie:

Nadere informatie

Problemen met executieve functies bij kinderen met DCD: een literatuuroverzicht

Problemen met executieve functies bij kinderen met DCD: een literatuuroverzicht 1 Problemen met executieve functies bij kinderen met DCD: een literatuuroverzicht Marina Schoemaker, Merel Timmer, Marleen van der Wees, Heleen Reinders Messelink, Chiel Volman, Jolien van den Houten Wat

Nadere informatie

recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst

recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst Nederlandse samenvatting Patiënten met een obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) hebben last van recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst veroorzaken. Om deze angst

Nadere informatie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Wouter Pinxten (contact: Wouter.Pinxten@UGent.be) Prof. Dr. John Lievens Achtergrond

Nadere informatie

Op naar de DSM 5! Autismespectrumstoornis. J. Wolthaus, GZ-psycholoog en C. Schoenmakers, GZ-psycholoog

Op naar de DSM 5! Autismespectrumstoornis. J. Wolthaus, GZ-psycholoog en C. Schoenmakers, GZ-psycholoog Op naar de DSM 5! Autismespectrumstoornis J. Wolthaus, GZ-psycholoog en C. Schoenmakers, GZ-psycholoog Autisme DSM IV: Stoornissen die meestal voor het eerst op zuigelingenleeftijd, kinderleeftijd of in

Nadere informatie

WAAROM ADHD DETECTEREN?

WAAROM ADHD DETECTEREN? WAAROM ADHD DETECTEREN? ADHD kan het functioneren van een kind op verschillende levensdomeinen danig verstoren en de verdere ontwikkeling bemoeilijken. Daarom is het belangrijk ADHD tijdig te detecteren.

Nadere informatie

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Beelddenken: Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Een samenvatting van het wetenschappelijk onderzoek naar beelddenken Inhoudsopgave Inleiding

Nadere informatie

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Samenvatting 141 Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Hoofdstuk 1 is de inleiding van dit proefschrift. Internetbehandeling voor depressie en angst is bewezen effectief. Dit opent

Nadere informatie

Kenniscentrum en ADHD. Achtergrond

Kenniscentrum en ADHD. Achtergrond Kenniscentrum en ADHD Bij hulpvragen die betrekking hebben op ADHD gaan we in het Kenniscentrum uit van de omschrijving van ADHD uit de DSM IV. De DSM IV brengt ADHD terug tot 2 kernproblemen: aandachtsproblemen

Nadere informatie

Informatie voor patiënten van Ziekenhuis Rijnstate/Zevenaar. Het ADHD-team

Informatie voor patiënten van Ziekenhuis Rijnstate/Zevenaar. Het ADHD-team Informatie voor patiënten van Ziekenhuis Rijnstate/Zevenaar Het ADHD-team Uw kind heeft AD(H)D of er bestaat het vermoeden dat uw kind deze aandachtsstoornis heeft. Op het ADHD-spreekuur van de polikliniek

Nadere informatie

Wat zijn de neuropsychologische gevolgen van een hersentumor bij kinderen. Dr Femke Aarsen, klinisch neuropsycholoog

Wat zijn de neuropsychologische gevolgen van een hersentumor bij kinderen. Dr Femke Aarsen, klinisch neuropsycholoog Wat zijn de neuropsychologische gevolgen van een hersentumor bij kinderen. Dr Femke Aarsen, klinisch neuropsycholoog Wat is neuropsychologie? Neuropsychologie is de psychologie die zich bezighoudt met

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het zevende

Nadere informatie

Autisme en een verstandelijke beperking 20 september 2016

Autisme en een verstandelijke beperking 20 september 2016 Autisme en een verstandelijke beperking 20 september 2016 Cecile Blansjaar: orthopedagoog/autisme specialist Gedragskundige Stichting de Waerden Mede oprichter De Sociale Bron Wat is Autisme? In Nederland

Nadere informatie

On Mindfulness and Autism A. Ridderinkhof

On Mindfulness and Autism A. Ridderinkhof On Mindfulness and Autism A. Ridderinkhof Over Mindfulness en Autisme Kinderen met autismespectrumstoornis (ASS) worden gekenmerkt door problemen in de sociale communicatie en interactie, evenals repetitieve,

Nadere informatie

212

212 212 Type 2 diabetes is een chronische aandoening, gekarakteriseerd door verhoogde glucosewaarden (hyperglycemie), die wereldwijd steeds vaker voorkomt (stijgende prevalentie) en geassocieerd is met vele

Nadere informatie

- 172 - Prevention of cognitive decline

- 172 - Prevention of cognitive decline Samenvatting - 172 - Prevention of cognitive decline Het percentage ouderen binnen de totale bevolking stijgt, en ook de gemiddelde levensverwachting is toegenomen. Vanwege deze zogenaamde dubbele vergrijzing

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/19052 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Manti, Eirini Title: From Categories to dimensions to evaluations : assessment

Nadere informatie

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers ummery amenvatting Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers 207 Algemene introductie Werkgerelateerde arm-, schouder- en nekklachten zijn al eeuwen

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/20683 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Griffith-Lendering, Merel Frederique Heleen Title: Cannabis use, cognitive functioning

Nadere informatie

DESSA. Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties. HTS Report. Liesbeth Bakker ID Datum

DESSA. Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties. HTS Report. Liesbeth Bakker ID Datum DESSA Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties HTS Report ID 5107-7085 Datum 10.11.2017 Leerkrachtversie Informant: Jan Jansen Leerkracht INLEIDING DESSA 2/23 Inleiding De DESSA is een vragenlijst

Nadere informatie

GENDER, COMORBIDITY & AUTISM Inleiding INHOUD Opzet en Bevindingen per onderzoek Algemene Discussie Aanbevelingen Patricia J.M. van Wijngaarden-Cremers Classifications & Gender Patient cohort 2004 Clusters

Nadere informatie

Welke elementen van het werkgeheugen zijn beperkt bij kinderen met ADHD? Verschillen tussen ADHD met- en zonder hyperactiviteit/impulsiviteit

Welke elementen van het werkgeheugen zijn beperkt bij kinderen met ADHD? Verschillen tussen ADHD met- en zonder hyperactiviteit/impulsiviteit UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN Welke elementen van het werkgeheugen zijn beperkt bij kinderen met ADHD? Verschillen tussen ADHD met- en zonder hyperactiviteit/impulsiviteit

Nadere informatie

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie Hersenontwikkeling tijdens adolescentie Een longitudinale tweelingstudie naar de ontwikkeling van hersenstructuur en de relatie met hormoonspiegels en intelligentie ALGEMENE INTRODUCTIE Adolescentie is

Nadere informatie

from Clinical Experience to an Evidence Based Guideline Frieda Matthys, MD PhD 20 november 2014

from Clinical Experience to an Evidence Based Guideline Frieda Matthys, MD PhD 20 november 2014 ADHD and SUD from Clinical Experience to an Evidence Based Guideline Frieda Matthys, MD PhD 20 november 2014 Overzicht Waarom een richtlijn Het proces, het netwerk en de experten Onderzoeksopzet Risico

Nadere informatie