VUmc_CAT_SAH_B15_ _inzage Wednesday, March 22, :51

Transcriptie

1 VUmc_CAT_SAH_B15_ _inzage Wednesday, March 22, :51 1 of 68 In een acute ontstekingsreactie reageren arteriolen met vasodilatatie. Welk klinisch waarneembaar verschijnsel is hiervan het rechtstreekse effect? tumor functio laesa rubor dolor [Bron: BP p. 33] 2 of 68 In een acute ontstekingsreactie reageert de microvasculatuur met verhoogde permeabiliteit. Welk gevolg heeft dit op de viscositeit van het bloed, daar ter plaatse? de viscositeit neemt af de viscositeit neemt toe geen: er is geen effect op de viscositeit [Bron: BP p.33] 3 of 68 In welke fase van diapedese van een leukocyt door de vaatwand zal deze collagenase moeten secerneren? Tijdens de eerste adhesie aan de endotheelcel het activeren van het endotheel de migratie tussen de endotheelcellen de penetratie van de vasculaire basaalmembraan IF choice d. is selected [Bron: BP p. 36] 4 of 68 Welk proces wordt gestimuleerd door sommige IgG s (zoals IgG1), door complementfactor C3b, én door collectines? vorming van NETs (neutrophil extracellular traps) chemotaxis secretie van bactericide stoffen doden van microörganismen in het fagolysosoom fagocytose IF choice e. is selected file:///c:/program%20files/questionmark/perception5/authoring/assessment%20printing/vumc_cat_sah_b15_ _inzage%20answers.html 1/25

2 [Bron: BP p. 37] 5 of 68 Zet de gebeurtenissen in een acute ontstekingsreactie in de goede volgorde: 1. (i) binden van CD31 van leukocyten aan CD31 van endotheel (ii) binden van leukocyten integrines aan ICAM 1 (iii) marginatie van leukocyten 2. (i) binden van CD31 van leukocyten aan CD31 van endotheel (ii) binden van leukocyten integrines aan ICAM 1 (iii) marginatie van leukocyten 3. (i) binden van CD31 van leukocyten aan CD31 van endotheel (ii) binden van leukocyten integrines aan ICAM 1 (iii) marginatie van leukocyten IF choice a. matches "marginatie van leukocyten" AND choice b. matches "binden van leukocyten integrines aan ICAM 1" AND choice c. matches "binden van CD31 van leukocyten aan CD31 van endotheel" [Bron: BP p ] 1. marginatie van leukocyten 2. binden van leukocyten integrines aan ICAM 1 3. binden van CD31 van leukocyten aan CD31 van endotheel [Bron: BP p ] 6 of 68 Wat gebeurt er bij regurgitatie en gefrustreerde fagocytose? de fusie tussen het lysosoom en het fagosoom komt niet tot stand de inhoud van lysosomen van leukocyten komt vrij in het extracellulaire milieu de inhoud van lysosomen van leukocyten komt vrij in het cytoplasma [Bron: BP p. 39] 7 of 68 file:///c:/program%20files/questionmark/perception5/authoring/assessment%20printing/vumc_cat_sah_b15_ _inzage%20answers.html 2/25

3 Bron: Robbins Basic Pathology, 9th ed., figuur 2 9 A en B Welk proces wordt in figuur B getoond? apoptose, met vorming van apoptotic bodies neutrophil extracellular trap vorming chemotaxis van twee leukocyten fagocytose van een target cel diapedese van een neutrofiel [Bron: BP p. 40] 8 of 68 Welk mechanisme verklaart de pijnstillende en koortswerende werking van aspirine en indomethacine? Remming van 12 lipoxygenase cyclo oxygenase fosfolipase catalase [Bron: BP p.46] 9 of 68 Welke twee effecten kunnen worden geïnduceerd door PAF, platelet activating factor? bronchoconstrictie bronchodilatatie vasoconstrictie vasodilatatie IF choice a. is selected AND choice b. is NOT selected AND choice c. is NOT selected AND choice d. is selected file:///c:/program%20files/questionmark/perception5/authoring/assessment%20printing/vumc_cat_sah_b15_ _inzage%20answers.html 3/25

4 [Bron: BP p. 47] [Bron: BP p. 47] bronchoconstrictie vasodilatatie 10 of 68 Geef bij deze taken aan, of die horen bij Th1 cellen, Th2 cellen of Th17 cellen. a. inductie van alternatieve activatie van macrofagen Th1 cellen Th2 cellen Th17 cellen b. inductie van klassieke activatie van macrofagen Th1 cellen Th2 cellen Th17 cellen c. recruteren van neutrofielen en monocyten Th1 cellen Th2 cellen Th17 cellen IF choice a.(ii) is selected AND choice b.(i) is selected AND choice c.(iii) is selected Add 1 to score. Continue evaluating. [Bron: BP p.55] [Bron: BP p. 55] inductie van alternatieve activatie van macrofagen: Th2 cellen inductie van klassieke activatie van macrofagen: Th1 cellen recruteren van neutrofielen en monocyten: Th17 cellen 11 of 68 Foto: W.J. Mooi, VUmc Waar is dit histologische beeld van afkomstig? een gezonde tonsil een ontstoken appendix een gezonde appendix een ontstoken tonsil file:///c:/program%20files/questionmark/perception5/authoring/assessment%20printing/vumc_cat_sah_b15_ _inzage%20answers.html 4/25

5 [Bron: PA e learning 2] 12 of 68 Het enzym C3 convertase remt de binding van C3b aan de bacteriewand. juist onjuist [Bron: Parh 34] 13 of 68 De afwezigheid van CD59 op erythrocyten leidt tot agglutinatie van erythrocyten lysis van erythrocyten gebrek aan O2 binding in erythrocyten [Bron: Parh. 38, 39] 14 of 68 Patiënten met de ziekte CGD hebben een defect in de synthese van een van de componenten van fagocyten oxidase. Wat is hiervan het gevolg? onvermogen van leukocyten om te binden aan geactiveerd endotheel deficiënte vorming van fagolysosomen in neutrofielen en macrofagen deficiënte functie van het inflammasoom verminderde destructie van pathogenen in de fagolysosomen IF choice d. is selected [Bron: BP p. 41] 15 of 68 Patiënten met de ziekte LAD 2 hebben een defect in de synthese van sialyl Lewis X. Wat is hiervan het gevolg? deficiënte functie van het inflammasoom verminderde destructie van pathogenen in fagolysosomen deficiënte vorming van fagolysosomen in neutrofielen en macrofagen onvermogen van leukocyten om te binden aan geactiveerd endotheel IF choice d. is selected file:///c:/program%20files/questionmark/perception5/authoring/assessment%20printing/vumc_cat_sah_b15_ _inzage%20answers.html 5/25

6 [Bron: BP p. 41] 16 of 68 Bij een patiënt wordt geconstateerd dat door een genetische mutatie het aantal macrofagen verminderd is. Deze patiënt zal last hebben van meer (i) bacteriële (ii) virale infecties. IF choice a. matches "bacteriële" [Bron: Parh 48 51] Bij een patiënt wordt geconstateerd dat door een genetische mutatie het aantal macrofagen verminderd is. Deze patiënt zal last hebben van meer [bacteriële] infecties. [Bron: Parh 48 51] 17 of 68 Het constante gedeelte van een antilichaam bepaalt de specificiteit van het antilichaam juist onjuist [Bron: Parh ] 18 of 68 T cellen kunnen met de TCR binden aan CD80 CD28 MHC moleculen CD86 [Bron: Parh 132] 19 of 68 Wat zijn de effector moleculen van B cellen cytotoxines elastases antilichamen cytokines file:///c:/program%20files/questionmark/perception5/authoring/assessment%20printing/vumc_cat_sah_b15_ _inzage%20answers.html 6/25

7 [Bron: Parh 17] 20 of 68 Op welke twee plekken in het lichaam vindt de ontwikkeling van B cellen tot aan naïeve rijpe B cellen plaats? de darmen de secundaire lymfoïde organen het beenmerg het bloed IF choice a. is NOT selected AND choice b. is selected AND choice c. is selected AND choice d. is NOT selected [Bron: Parh 149/150] de secundaire lymfoïde organen het beenmerg [Bron: Parh 149/150] 21 of 68 Immature B cellen die in het beenmerg met zelf antigenen reageren gaan meteen in apoptose gaan door met DNA herrangschikking om alsnog een goede receptor te krijgen zullen in het bloed blijven recirculeren zullen in de lymfoïde organen verder uitrijpen [Bron: Parh 166] 22 of 68 Wat ontstaan er tijdens de somatische hypermutatie? antilichamen van een ander isotype anergische B cellen antilichamen met een hogere affiniteit meer B cellen met dezelfde specificiteit [Bron: Parh 100] file:///c:/program%20files/questionmark/perception5/authoring/assessment%20printing/vumc_cat_sah_b15_ _inzage%20answers.html 7/25

8 23 of 68 Bron: Parham; The Immune system; 4th ed.fig 7.4 Op de foto is een thymus te zien van een patiënt met het hyper IgM syndroom iemand met een lymfoproliferatieve aandoening een baby iemand van 70 jaar oud [Bron: Parh 179] 24 of 68 Bron: Parham; The Immune system; 4th ed.fig 8.1 Geef voor blokken A t/m C aan welk proces daar plaatsvindt. A = cellen B = cellen C = cellen (i) antigeen afbraak door dendritische cellen (ii) antigeen opname door dendritische cellen (iii) antigeen presentatie door dendritische (i) antigeen afbraak door dendritische cellen (ii) antigeen opname door dendritische cellen (iii) antigeen presentatie door dendritische (i) antigeen afbraak door dendritische cellen (ii) antigeen opname door dendritische cellen (iii) antigeen presentatie door dendritische IF choice a. matches "antigeen opname door dendritische cellen" AND choice b. matches "antigeen afbraak door dendritische cellen" AND choice c. matches "antigeen presentatie door dendritische cellen" [Bron: Parh 200] file:///c:/program%20files/questionmark/perception5/authoring/assessment%20printing/vumc_cat_sah_b15_ _inzage%20answers.html 8/25

9 A = antigeen opname door dendritische cellen B = antigeen afbraak door dendritische cellen C = antigeen presentatie door dendritische cellen [Bron: Parh 200] 25 of 68 Activatie van T cellen in de afwezigheid van co stimulatie leidt tot differentiatie proliferatie anergie allergie [Bron: Parh ] 26 of 68 Welke twee functies hebben macrofagen in de randsinus van de lymfeklier? binden van antilichamen doorgeven van antigenen filtreren van de lymfe opruimen van apoptotische B cellen opruimen van apoptotische T cellen IF choice a. is NOT selected AND choice b. is selected AND choice c. is selected AND choice d. is NOT selected AND choice e. is NOT selected [Bron: COO; Parh 236] doorgeven van antigenen filteren van de lymfe [Bron: COO; Parh 236] 27 of 68 Dendritische cellen, die via de lymfevaten binnen komen, gaan in de lymfeklieren naar de B cel follikels en presenteren daar immuuncomplexen aan B cellen. juist onjuist [Bron: COO] file:///c:/program%20files/questionmark/perception5/authoring/assessment%20printing/vumc_cat_sah_b15_ _inzage%20answers.html 9/25

10 28 of 68 In de afwezigheid van T regulatoire cellen kunnen dendritische cellen geen CD4 cellen stimuleren CD4 cellen niet geactiveerd worden regulatoire dendritische cellen niet gevormd worden autoreactieve T cellen niet onderdrukt worden IF choice d. is selected [Bron: Parh 193] 29 of 68 Elk individu heeft verschillende MHC isoformen. Waarom is dit nodig? om alle verschillende pathogenen te kunnen presenteren om alle pathogenen te kunnen opnemen om transplantaat afstoting te voorkomen IF choice a. is selected [Bron: Parh 193] 30 of 68 Wanneer een naïeve T cel geactiveerd wordt, zal de cel als eerste (i) interferon gamma (ii) interleukine 2 maken, waarna de T cel zal gaan (i) differentiëren (ii) prolifereren. IF choice a. matches "interleukine 2" AND choice b. matches "prolifereren" [Bron: Parh ] Wanneer een naïeve T cel geactiveerd wordt, zal de cel als eerste [interleukine 2] maken, waarna de T cel zal gaan [prolifereren]. [Bron: Parh ] 31 of 68 Naïeve CD4 T cellen kunnen differentiëren naar verschillende typen effector T cellen. Welke twee factoren bepalen, welke Th subset uiteindelijk wordt gevormd? de costimulatoire moleculen die betrokken zijn bij de activatie de cytokines die betrokken zijn bij de activatie de cytokineproductie van de naïeve T cel de transcriptiefactoren die in de T cel naar de kern gaan file:///c:/program%20files/questionmark/perception5/authoring/assessment%20printing/vumc_cat_sah_b15_ _inzage%20answers.html 10/25

11 IF choice a. is NOT selected AND choice b. is selected AND choice c. is NOT selected AND choice d. is selected [Bron: Parh ] de cytokines die betrokken zijn bij de activatie de transcriptiefactoren die in de T cel naar de kern gaan [Bron: Parh ] 32 of 68 Via welk proces doden cytotoxische CD8 cellen geïnfecteerde cellen? agglutinatie necrose NETose apoptose IF choice d. is selected [Bron: Parh 223] 33 of 68 De αβ TCR bevat intracellulaire domeinen die de signaaltransductie in gang zetten. juist onjuist [Bron: Parh 118] 34 of 68 Hoe worden tijdens een type I hypersensitiviteitsreactie de mestcellen geactiveerd? door binding van IgE aan FcεRI door binding van allergeen aan CR1 door binding van histamine aan HR1 door binding van multivalent allergeen aan IgE, dat is gebonden aan FcεRI IF choice d. is selected [Bron: BP p. 111] file:///c:/program%20files/questionmark/perception5/authoring/assessment%20printing/vumc_cat_sah_b15_ _inzage%20answers.html 11/25

12 35 of 68 De late fase reactie in een astma aanval wordt gekenmerkt door onder andere (i) leukocyten infiltratie in de bronchus (ii) oedeem van de bronchuswand en dit is (mede) het gevolg van (i) release van histamine uit de granula van de mestcel (ii) productie en secretie van cytokines door de mestcel. IF choice a. matches "leukocyten infiltratie in de bronchus" AND choice b. matches "productie en secretie van cytokines door de mestcel" [Bron: BP p.112] De late fase reactie in een astma aanval wordt gekenmerkt door onder andere [leukocyten infiltratie in de bronchus] en dit is (mede) het gevolg van [productie en secretie van cytokines door de mestcel]. [Bron: BP p. 112] 36 of 68 De tuberculine reactie is een voorbeeld van (i) delayed type hypersensitivity (ii) ontsteking door immuuncomplexvorming en is indicatief voor de aanwezigheid van (i) B cellen (ii) T memory cellen (iii) T suppressorcellen die specifiek zijn voor mycobacteriële eiwitten. IF choice a. matches " delayed type hypersensitivity " AND choice b. matches "T memory cellen" [Bron: BP p.] De tuberculine reactie is een voorbeeld van [ delayed type hypersensitivity ] en is indicatief voor de aanwezigheid van [T memory cellen] die specifiek zijn voor mycobacteriële eiwitten. [Bron: BP p.] 37 of 68 Een cytotoxische T cel van een recipiënt van een transplantaat herkent een peptide, aangeboden door een tubuluscel van een niertransplantaat als non self. Wat is het gevolg? activatie van een naburige macrofaag afkomstig van het transplantaat inductie van een locale acute ontstekingsreactie inductie van apoptose van de niertubuluscel activatie van een naburige macrofaag afkomstig van de recipiënt [Bron: BP p. 136] 38 of 68 file:///c:/program%20files/questionmark/perception5/authoring/assessment%20printing/vumc_cat_sah_b15_ _inzage%20answers.html 12/25

13 Van welke type hypersensitiviteit zijn type 1 diabetes mellitus en Hashimoto thyreoïditis beide een voorbeeld? type I type II type III type IV IF choice d. is selected [Bron: BP p. 118] 39 of 68 Welke ziekte wordt veroorzaakt door abnormale extracellulaire depositie van immuunglobuline lichte ketens, SAA, APP of transthyretine TPP, in een β pleated sheet configuratie? de ziekte van Waldenström systemische sclerose amyloïdose het CREST syndroom de ziekte van Bence Jones [Bron: BP p.153] 40 of 68 Bij welke autoimmuunziekte staat vorming van immuuncomplexen, bestaande uit kernantigenen en autoantistoffen, centraal in de pathogenese? Wegener granulomatose systemische sclerose systemische lupus erythematosus Sjögren syndroom reumatoïde artritis [Bron: BP p. 125] 41 of 68 file:///c:/program%20files/questionmark/perception5/authoring/assessment%20printing/vumc_cat_sah_b15_ _inzage%20answers.html 13/25

14 Bron: Robbins Basic Pathology, 9th ed., figuur 4 25 Welke immuundeficiëntie hoort bij cijfer 2, en welke bij cijfer 3? 2= (i) ADA deficiëntie (ii) DiGeorge syndroom (iii) Hyper IgM syndroom (iv) X gebonden agammaglobulinemie (Bruton) (v) X gebonden SCID 3= (i) ADA deficiëntie (ii) DiGeorge syndroom (iii) Hyper IgM syndroom (iv) X gebonden agammaglobulinemie (Bruton) (v) X gebonden SCID IF choice a. matches "Hyper IgM syndroom" AND choice b. matches "ADA deficiëntie" [Bron: BP p. 140] 2= Hyper IgM syndroom 3= ADA deficiëntie [Bron: BP p. 140] 42 of 68 Bron: Robbins Basic Pathology, 9th ed., figuur 4 10B Welk type hypersensitiviteit wordt hier getoond? file:///c:/program%20files/questionmark/perception5/authoring/assessment%20printing/vumc_cat_sah_b15_ _inzage%20answers.html 14/25

15 type I type II type III type IV [Bron: BP p. 115] 43 of 68 Kies het juiste antwoord / de juiste antwoorden (1, 2 of 3 antwoorden zijn juist). Wanneer vindt verticale transmissie (van moeder naar kind) van HIV plaats? in utero tijdens de lactatie tijdens de partus IF choice a. is selected AND choice b. is selected AND choice c. is selected [Bron: BP p. 144] 'alle drie de antwoorden zijn juist' [Bron: BP p. 144] 44 of 68 Welke eigenschap van het HIV virus zorgt ervoor, dat een simpele vaccinatie met een HIV specifiek antigeen, geen of nauwelijks bescherming biedt tegen een HIV infectie? Het HIV virusdeeltje is omhuld door celmembraan afkomstig van een gastheercel en daardoor onzichtbaar HIV elimineert T helpercellen, zodat er geen afweer meer is HIV heeft een weinig nauwkeurig polymerase, waardoor steeds mutaties, en daardoor nieuwe varianten ontstaan HIV is een intracellulair virus, onbereikbaar voor de specifieke afweer [Bron: BP p. 145] 45 of 68 Bij patiënten met een defect in de transcriptie AIRE is de negatieve selectie in de thymus verstoord. Waar heeft deze groep patiënten last van? allergieën virale infecties auto immuumziekten bacteriële infecties file:///c:/program%20files/questionmark/perception5/authoring/assessment%20printing/vumc_cat_sah_b15_ _inzage%20answers.html 15/25

16 [Bron: Parh ] 46 of 68 Tijdens de aanmaak van de BCR in de cel treedt allelische exclusie op. Dit betekent dat er meerdere BCR aangemaakt worden transcriptie van het tweede chromosoom niet plaatsvindt [Bron: Parh 154] 47 of 68 Wanneer bij een patiënt geconstateerd wordt dat zowel T en B lymfocyten niet functioneel zijn, denk je als eerste aan een mutatie van het molecuul RAG interferon gamma interleukine 2 AID IF choice a. is selected [Bron: Parh ] 48 of 68 Bij een Th2 response op een infectie met Mycobacterium zal het immuunsysteem er in slagen om veel antilichamen tegen de pathogenen te maken, maar kan de bacterie nooit geheel uit het lichaam verwijderd worden. juist onjuist IF choice a. is selected [Bron: Parh 215] 49 of 68 Bij het remodelleren van littekenweefsel vindt strikt gereguleerde matrixafbraak plaats. Welke eiwitten remmen de matrixafbraak? ECMs TIMPs MMPs [Bron: BP p. 68] file:///c:/program%20files/questionmark/perception5/authoring/assessment%20printing/vumc_cat_sah_b15_ _inzage%20answers.html 16/25

17 50 of 68 Juist of onjuist? Derdegraads brandwonden kunnen het beste zo snel mogelijk operatief worden behandeld. juist onjuist IF choice a. is selected [Bron: Gooszen hfst 51] 51 of 68 Waarop lijken ips cellen, voor wat betreft hun capaciteit tot differentiatie tot verschillende celtypen, het meeste? weefselstamcellen embryonale stamcellen [Bron: BP p. 60] 52 of 68 Tijdens de embryonale ontwikkeling worden bloedvaten gevormd door aggregatie van endotheel voorlopers, de angioblasten. Hoe wordt dit proces genoemd? angiogenese vasculogenese [Bron: BP p. 67] 53 of 68 file:///c:/program%20files/questionmark/perception5/authoring/assessment%20printing/vumc_cat_sah_b15_ _inzage%20answers.html 17/25

18 VUmc_CAT_SAH_B15_ _inzage Foto: W.J. Mooi, VUmc Deze microscopische foto van een preparaat uit een e learningmodule van de cursus, toont centraal een afwijkend gebied. Wat is dit? een granuloom een abcederende ontsteking een litteken IF choice c. is selected Set score to 1 [Bron: e learningstof] 54 of 68 file:///c:/program%20files/questionmark/perception5/authoring/assessment%20printing/vumc_cat_sah_b15_ _inzage%20answers.html 18/25

19 VUmc_CAT_SAH_B15_ _inzage Foto: W.J. Mooi, VUmc Deze microscopische foto van een preparaat uit een e learningmodule van de cursus, toont centraal een afwijkend gebied. Waaruit bestaat deze afwijking? een infiltraat van neutrofielen, macrofagen, lymfocyten, en celresten myofibroblasten, fibroblasten en nieuw gevormd collageen geactiveerde macrofagen, TH2 cellen, fibroblasten IF choice b. is selected Set score to 1 [Bron: e learningstof] 55 of 68 Difficulty : Medium Antilichamen worden veel als therapie gebruikt om ziekmakende immunologische processen te blokkeren. Deze antilichamen kunnen echter ook weer afweerreacties oproepen, waardoor ze als therapie onbruikbaar worden in de patiënt. Hoe tracht men deze afweer tegen de therapeutische antilichamen te voorkomen? door gehumaniseerde antilichamen te gebruiken door apen antilichamen te gebruiken door muizen antilichamen te gebruiken IF choice a. is selected Set score to 1 [Bron: Parh 90] file:///c:/program%20files/questionmark/perception5/authoring/assessment%20printing/vumc_cat_sah_b15_ _inzage%20answers.html 19/25

20 56 of 68 Bij (i) actieve (ii) passieve immunisatie worden (i) antilichamen (ii) stamcellen ingespoten om onmiddellijk de werking van een schadelijke stof te blokkeren. IF choice a. matches "passieve" AND choice b. matches "antilichamen" [Bron: Parh 255] Bij [passieve] immunisatie worden [antilichamen] ingespoten om onmiddellijk de werking van een schadelijke stof te blokkeren. [Bron: Parh 255] 57 of 68 Een patiënt heeft last van aanhoudende intracellulaire infecties. Welk cytokine wilt u als therapie voorschrijven om deze infecties te beëindigen? Interleukine 4 Interleukine 2 Interleukine 5 Interferon gamma IF choice d. is selected [Bron: Parh 225] 58 of 68 Antilichamen tegen CTLA4 worden gebruikt als kankertherapie. Hiermee wordt de productie van interleukine 10 gestimuleerd afweer van T cellen tegen de tumor weer mogelijk cytotoxiciteit van NK cellen geïnduceerd antilichaamproductie tegen tumor antigenen geremd [Bron: College] 59 of 68 Een 30 jarige vrouw bezoekt de huisarts met klachten over onregelmatig vaginaal bloedverlies. De huisarts schat de vooraf kans op chlamydia op 10%. Chlamydia is een heel besmettelijke seksueel overdraagbare aandoening die wordt veroorzaakt door de bacterie Chlamydia trachomatis. De huisarts neemt materiaal af voor een test op chlamydia trachomatis en de uitslag is positief. De sensitiviteit van de test is 90% en de specificiteit 99%. Bereken de achteraf kans afgerond op een percentage zonder decimalen (dus zonder cijfers achter een komma). file:///c:/program%20files/questionmark/perception5/authoring/assessment%20printing/vumc_cat_sah_b15_ _inzage%20answers.html 20/25

21 achteraf kans is 99% achterafkans is 83% achterafkans is 67% achteraf kans is 91% IF choice d. is selected [Bron: COO Diagnostisch proces] 60 of 68 Welke halsfasciën worden aangegeven bij nummers 1 t/m 4? 1: (i) carotisschede (ii) lamina pretrachealis (iii) lamina prevertebralis (iv) lamina superficialis 2: (i) carotisschede (ii) lamina pretrachealis (iii) lamina prevertebralis (iv) lamina superficialis 3: (i) carotisschede (ii) lamina pretrachealis (iii) lamina prevertebralis (iv) lamina superficialis 4: (i) carotisschede (ii) lamina pretrachealis (iii) lamina prevertebralis (iv) lamina superficialis IF choice a. matches "lamina superficialis" AND choice b. matches "lamina pretrachealis" AND choice c. matches "lamina prevertebralis" AND choice d. matches "carotisschede" [Bron: PR Anatomie] 1: lamina superficialis 2: lamina pretrachealis 3: lamina prevertebralis 4: carotisschede [Bron: PR Anatomie] file:///c:/program%20files/questionmark/perception5/authoring/assessment%20printing/vumc_cat_sah_b15_ _inzage%20answers.html 21/25

22 61 of 68 Lymfadenitis colli is een aandoening die (meerdere antwoorden kunnen juist zijn) gecompliceerd kan worden door vergroeiing met de huid en abcesvorming verdacht is voor de ziekte van Hodgkin voor kan komen bij tuberculose en de kattenkrabziekte vooral bij volwassenen voorkomt met een leeftijd tussen de 30 en 45 jaar IF choice a. is selected AND choice b. is NOT selected AND choice c. is selected AND choice d. is NOT selected [Bron: PR Lichamelijk onderzoek] gecompliceerd kan worden door vergroeiing met de huid en abcesvorming voor kan komen bij tuberculose en de kattenkrabziekte [Bron: PR Lichamelijk onderzoek] 62 of 68 Welk geneesmiddel dient als eerste te worden toegediend bij een anafylactische reactie als gevolg van toedienen van een antibioticum bij een patiënt die bekend is met een allergie voor dit antibioticum? adrenaline een antihistaminicum een beta agonist een corticosteroïd IF choice a. is selected [Bron: PR Farmacologie] 63 of 68 Een patiënt heeft een zeer pijnlijke rode gezwollen knie sinds één dag. Aspiratie van synoviale vloeistof leidt tot de diagnose jicht. Welke behandeling is nu het meest effectief? oxycodon (een opiaat) Paracetamol methotrexaat (een immunosuppressivum) diclofenac (een NSAID) IF choice d. is selected [Bron: KR Ontsteking/jicht] 64 of 68 file:///c:/program%20files/questionmark/perception5/authoring/assessment%20printing/vumc_cat_sah_b15_ _inzage%20answers.html 22/25

23 Bij een patiënt met een acute artritis is de diagnose jicht gesteld. Welk pathofysiologisch mechanisme staat hierbij centraal? degeneratie met ontsteking infectie met virale verwekker kristaldepositie met ontsteking auto immuun reactie [Bron: KR Ontsteking/jicht] 65 of 68 Patiënten met HIV/ AIDS hebben een hogere kans op tuberculose. Dit is een voorbeeld van (i) cellulaire afweerstoornis (ii) humorale afweerstoornis (iii) neutrofielendysfunctie IF choice a. matches "cellulaire afweerstoornis" [Bron: KR Verminderde immuuncompetentie; Vd Meer, p113 tabel 5.10] Patiënten met HIV/ AIDS hebben een hogere kans op tuberculose. Dit is een voorbeeld van [cellulaire afweerstoornis]. [Bron: KR Verminderde immuuncompetentie; Vd Meer, p113 tabel 5.10] 66 of 68 Een veel voorkomende complicatie van chemotherapie is beenmergdepressie, met als gevolg bijvoorbeeld anemie, trombopenie en neutropenie. De infecties die we vaak zien bij patiënten met ernstig verlaagde neutrofiele granulocyten zijn: (i) de gewone bacteriën die we bij ons dragen, zoals Gramnegatieve bacteriën, streptokokken en stafylokokken M. tuberculosis, Toxoplasma en Strongyloides (ii) reactivatie van micro organismen die latent in ons lichaam aanwezig kunnen zijn, zoals IF choice a. matches "de gewone bacteriën die we bij ons dragen, zoals Gram negatieve bacteriën, streptokokken en stafylokokken" [Bron: KR Verminderde immuuncompetentie; Vd Meer, p113 tabel 5.10] Een veel voorkomende complicatie van chemotherapie is beenmergdepressie, met als gevolg bijvoorbeeld anemie, trombopenie en neutropenie. De infecties die we vaak zien bij patiënten met ernstig verlaagde neutrofiele granulocyten zijn: [de gewone bacteriën die we bij ons dragen, zoals Gram negatieve bacteriën, streptokokken en stafylokokken]. [Bron: KR Verminderde immuuncompetentie; Vd Meer, p113 tabel 5.10] 67 of 68 Welk soort leukocyten is tijdens een virale infectie toegenomen in de differentiatie? neutrofiele granulocyten file:///c:/program%20files/questionmark/perception5/authoring/assessment%20printing/vumc_cat_sah_b15_ _inzage%20answers.html 23/25

24 eosinofiele granulocyten lymfocyten plasmacellen [Bron: KR Allergie/autoimmuunreacties] 68 of 68 Bij een patiënt die u analyseert wegens vermoeidheid en splenomegalie staan Epstein Bar virus (EBV) infectie en chronische myeloide leukemie (CML) in de differentiaal diagnose. Deze patiënt blijkt ook lymfadenopathie te hebben. Wat betekent dit laatste voor uw differentiaal diagnose? dit past beter bij EBV dan bij CML dit past beter bij CML dan bij EBV dit past goed bij zowel CML als EBV dit past niet goed bij zowel CML als EBV [Bron: KR Allergie/autoimmuunreacties] Feedback 0% to 100% Je hebt %SESSION.SCORE% van de %SESSION.MAX% vragen juist beantwoord. file:///c:/program%20files/questionmark/perception5/authoring/assessment%20printing/vumc_cat_sah_b15_ _inzage%20answers.html 24/25

25 file:///c:/program%20files/questionmark/perception5/authoring/assessment%20printing/vumc_cat_sah_b15_ _inzage%20answers.html 25/25