NOTULEN VAN HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN. ZITTING VAN 21 december 2015

Transcriptie

1 NOTULEN VAN HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN ZITTING VAN 21 december 2015 Aanwezig : Verontschuldigd : Leen Dierick, burgemeester wnd.-voorzitter; Martine Van Hauwermeiren, François De Bleser, Carine Verhelst, Lien Verwaeren, Patrick Meulebroek, schepenen; Elke De Man, stadssecretaris Piet Buyse, burgemeester-voorzitter; Niels Tas, Dirk Abbeloos, schepenen Afwezig: François De Bleser, schepen afwezig voor agendapunt 78. ; Lien Verwaeren, schepen afwezig voor agendapunt De voorzitter verklaart de zitting voor geopend te 15:05 uur. GOEDKEURING NOTULEN Goedkeuren notulen schepencollege d.d. 14 december 2015 Het college keurt de notulen d.d. 14 december LEEFMILIEU Vergunningsaanvragen 11. CBS 42006/1684/1/E/7 DEP M03/42006/133/1/A/3 Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning Milieuvergunningsaanvraag klasse 1 Exploitant: nv Intersig Ligging: Geerstraat 125 te 9200 Dendermonde Aard: een inrichting voor het vervaardigen van producten van metaal Dossiernrs.: CBS 42006/1684/1/E/7 DEP M03/42006/133/1/A/3 Exploitant: nv Intersig Ligging: Geerstraat 125 te 9200 Dendermonde Klasse: 1 Aard: een inrichting voor het vervaardigen van producten van metaal Het college neemt kennis van voormelde milieuvergunningsaanvraag. Enerzijds organiseert de burgemeester hiervoor een openbaar onderzoek. Anderzijds dient het college binnen een termijn van vijftig kalenderdagen, ingaande op 10 december 2015, over deze aanvraag advies uit te brengen. Ingeval binnen deze termijn geen advies wordt uitgebracht wordt de vergunningsprocedure voortgezet en wordt het advies geacht gunstig te zijn. Van zodra de interne adviezen gekend zijn zal het dossier voor advisering terug aan het college worden voorgelegd.

2 Er loopt voor deze aanvraag een openbaar onderzoek van 18 december 2015 tot 17 januari Tijdens dit onderzoek - ligt de aanvraag met bijlagen ter inzage van het publiek bij de dienst leefmilieu; - wordt de bekendmaking aangeplakt op de plaats waar de exploitatie gebeurt en op de plaatsen voorbehouden voor de officiële berichten; - wordt de bekendmaking gepubliceerd in minimum één weekblad met regionaal karakter en op de website van de stad; - wordt de aanvraag schriftelijk ter kennis gebracht conform de toepasselijke bepalingen van Vlarem. Het college besluit op voorstel van de dienst leefmilieu om geen informatievergadering te organiseren. 12. cbs 42006/1351/1/E/2 dep M03/42006/60/1/A/2 Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning Milieuvergunningsaanvraag voor een inrichting van klasse 1 Exploitant: nv Columbus Steel Ligging: Vosmeer te 9200 Dendermonde Aard: een inrichting voor de productie van metaalproducten Dossiernrs.: cbs 42006/1351/1/E/2 dep M03/42006/60/1/A/2 Exploitant: nv Columbus Steel Ligging: Vosmeer te 9200 Dendermonde Klasse: 1 Aard: een inrichting voor de productie van metaalproducten Het college neemt kennis van voormelde milieuvergunningsaanvraag. Enerzijds organiseert de burgemeester hiervoor een openbaar onderzoek. Anderzijds dient het college binnen een termijn van vijftig kalenderdagen, ingaande op 11 december 2015, over deze aanvraag advies uit te brengen. Ingeval binnen deze termijn geen advies wordt uitgebracht wordt de vergunningsprocedure voortgezet en wordt het advies geacht gunstig te zijn. Van zodra de interne adviezen gekend zijn zal het dossier voor advisering terug aan het college worden voorgelegd. Er wordt voor dit deze aanvraag een openbaar onderzoek ingesteld van 18 december 2015 tot 17 januari Tijdens dit onderzoek - ligt de aanvraag met bijlagen ter inzage van het publiek bij de dienst leefmilieu; - wordt de bekendmaking aangeplakt op de plaats waar de exploitatie gebeurt en op de plaatsen voorbehouden voor de officiële berichten; - wordt de bekendmaking gepubliceerd in minimum één weekblad met regionaal karakter en op de website van de stad; - wordt de aanvraag schriftelijk ter kennis gebracht conform de toepasselijke bepalingen van Vlarem. Het college besluit op voorstel van de dienst leefmilieu om geen informatievergadering te organiseren. Ann Van Cauter Dienst leefmilieu Kennisnemingen 13. CBS 42006/245/1/E/5 DEP M03/42006/265/1/A/3 Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning Kennisneming beslissing deputatie Ligging: Hoogveld 90 te 9200 Dendermonde Exploitant: nv DAM. DE SAEDELEIR Klasse: 1 Aard: een naaldvilttapijtenfabriek

3 Het college van burgemeester en schepenen neemt kennis van de beslissing van de deputatie van Oost- Vlaanderen van 3 december 2015 houdende het verlenen van een milieuvergunning aan nv Dam. De Saedeleir, Hoogveld 90 te 9200 Dendermonde voor het veranderen van een naaldvilttapijtenfabriek,gelegen Hoogveld 90 te 9200 Dendermonde, kadastraal bekend Afd 3 (Sint- Gillis), sectie B, nrs 0648F, 0655M. De beslissing wordt van 18 december 2015 tot 17 januari 2016 aangeplakt op de voorgeschreven plaatsen, ter inzage gelegd bij de stedelijke dienst leefmilieu en gepubliceerd op de website van het stadsbestuur. Tegen deze beslissing is, overeenkomstig de bepalingen van Vlarem, beroep mogelijk bij de Vlaamse minister van omgeving, natuur en landbouw. Ann Van Cauter Dienst leefmilieu 14. CBS 42006/580/2/E/10 DEP M03/42006/185/2/A/6 Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning Kennisneming beslissing deputatie Ligging: Kroonveldlaan 50 te 9200 Dendermonde Aanvrager: O.L. Vrouw Van Troost vzw Klasse: 1 Aard: een algemeen ziekenhuis Het college van burgemeester en schepenen neemt kennis van de beslissing van de deputatie van Oost- Vlaanderen van 10 december 2015 houdende het verlenen van een milieuvergunning aan O.L. Vrouw Van Troost gevestigd te Kroonveldlaan Dendermonde voor het veranderen van een ziekenhuis gelegen Kroonveldlaan 50 te 9200 Dendermonde, kadastraal bekend Afd 3 (Sint-Gillis), sectie A, nrs 0126N en 0166P. De beslissing wordt van 25 december 2015 tot 24 januari 2016 aangeplakt op de voorgeschreven plaatsen, ter inzage gelegd bij de stedelijke dienst leefmilieu en gepubliceerd op de website van het stadsbestuur. Tegen deze beslissing is, overeenkomstig de bepalingen van Vlarem, beroep mogelijk bij de Vlaamse minister leefmilieu. Vergunningen /705/1/E/1 Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning Milieuvergunning voor het hernieuwen van de vergunning en het veranderen van een bestaande inrichting van klasse 2 Aanvraag van de heer François Goedgezelschap Gelegen Mechelsesteenweg 334 te 9200 Dendermonde Het college Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, met latere wijzigingen; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning (Vlarem I), zoals herhaaldelijk gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse regering en bij het decreet van 18 mei 1999; Gelet op het besluit van 1 juni 1995 van de Vlaamse regering houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), zoals herhaaldelijk gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse regering;

4 Gelet op het decreet van 5 april 1995 betreffende de algemene bepalingen inzake milieubeleid, met latere wijzigingen; Gelet op het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, met latere wijzigingen; Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 2009 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering, met latere wijzigingen; Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid; Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 2009 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering en latere wijzigingen; Gelet op de bepalingen van het Gemeentedecreet, de uitvoeringsbesluiten, en de ministeriële omzendbrieven ter zake; Gelet op de milieuvergunningsaanvraag op 25 augustus 2015 ingediend door de heer François Goedgezelschap, Mechelsesteenweg 334, 9200 Dendermonde voor het hernieuwen van de vergunning van een bestaande inrichting van klasse 2, gelegen Mechelsesteenweg 334 te 9200 Dendermonde, kadastraal bekend Afd 3 (Sint-Gillis), sectie A, nr 1133F2, met als voorwerp : een veeteeltbedrijf, waarvoor volgende indelingsrubrieken aangevraagd zijn: Rubriek Omschrijving Kl c.1 Mestkalveren: stallen voor mestkalveren (één of meer gebouwen en/of inst. 2 waarin gefokt of gehouden wordt) inclusief de bewerking, verwerking of compostering van dierl. afval eigen a/d inrichting: in een agr. gebied, voor 20 tem 500 dieren Aangevraagd: 69 vleeskalveren b Gevaarlijke producten: Opslagplaatsen gevaarlijke vloeistoffen van 3 gevarencategorie 3 o.b.v. gevarenpictogram GHS02 met vlampunt > of = 55 C en gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg t.e.m. 20 ton voor andere inrichtingen dan in punt a Aangevraagd: opslag van 2520 kg mazout 28.2.a.2 Mest of meststoffen: Opslagplaats van dierlijke mest in een gebied ander dan 2 woongebieden met landelijk karakter en agrarische gebieden: van meer dan 10 m³ tem 100 m³ Aangevraagd: opslag van 63 m³ drijfmest 45.4.e.1 Voedings/genotmiddelenindustrie: Inrichtingen voor behandelen van andere producten van dierlijke oorsprong: Opslagplaatsen voor producten van dierlijke oorsprong van:1 ton tot en met 50 ton Aangevraagd: opslag van 4 ton melkpoeder 3 Gelet op het besluit van het college van burgemeester en schepenen van 21 september 2015 waarin deze milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 van Vlarem I; Gelet op het getuigschrift van afkondiging van 26 oktober 2015,waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning; Gelet op het proces-verbaal van 26 oktober 2015 van sluiting van het openbaar onderzoek waaruit blijkt dat geen schriftelijke en/of mondelinge bezwaren en/of opmerkingen werden ingediend; Gelet op de volgende beslissing die met betrekking tot de exploitatie van de inrichting werd getroffen en op datum van de indiening van de milieuvergunningsaanvraag van toepassing was:

5 - Besluit van 5 december 1990 van het college van burgemeester en schepenen waarin, in uitvoering van het ARAB, akte werd genomen van een landbouw- en veeteeltbedrijf met 90 grote zoogdieren, 63 m³ dierlijke mest en elektromotoren met een totaal vermogen van 1,05 kw, op naam van François Goedgezelschap-Vermeir en gelegen Mechelsesteenweg 334 te Dendermonde (geldig tot 31 augustus 2016); Gelet op de bepalingen van het Milieuvergunningsdecreet waardoor een nieuwe vergunning bij de bevoegde overheid dient te worden aangevraagd tussen de achttiende en de twaalfde maand vóór het verstrijken van de lopende vergunning. Gelet op het feit dat de basisvergunning geldig is tot 31 augustus 2016 en onderhavige vergunningsaanvraag dus tijdig werd ingediend op 25 augustus 2015; Gelet op de gegevens van de aanvraag waaruit blijkt dat: - Op het bedrijf jonge kalveren worden aangevoerd voor het mesten tot vleeskalveren; - De dieren op het bedrijf worden gebracht als ze 2 tot 3 weken oud zijn en opnieuw worden afgevoerd rond de leeftijd van 6 maanden; - De dieren hoofdzakelijk worden gevoed met kunstmelk, aangevuld met krachtvoerders; - Er gemiddeld 50 tot 60 dieren worden gekweekt; - Het mest wordt afgevoerd overeenkomstig de bepalingen van het mestdecreet; - De milieuvergunningsaanvraag wordt aangevraagd met als doel de bestaande vergunning voor de inrichting te hernieuwen; - De aanvraag ook betrekking heeft op de verandering van de inrichting; - De verandering heeft betrekking op: o Het verminderen van het aantal dieren tot 69 vleeskalveren o De opslag van 2520 kg mazout o De opslag van 4 ton melkpoeder - De mestopslagcapaciteit dezelfde blijft waardoor er 63 m³ drijfmest kan worden opgeslagen; Gelet op het gunstig advies van 2 oktober 2015 van de stedelijke landbouwraad (kenmerk: MP- GL/LVM/adv); Gelet op het gunstig advies van 22 oktober 2015 van de stedelijke minaraad (kenmerk: MD/mvl); Gelet op het feit dat het advies van de Brandweerzone Oost werd gevraagd op 25 september 2015 maar op datum van onderhavig besluit nog niet werd ontvangen; Gelet op het advies van 10 november 2015 van de stedelijke dienst leefmilieu (kenmerk: ADVIES42006/705/1/E/1) dat gunstig is voor een termijn van 20 jaar mits voldaan wordt aan de erin opgenomen algemene en sectorale voorwaarden van Vlarem II die van toepassing zijn op deze inrichting en mits rekening te houden met de volgende aandachtspunten: - Overeenkomstig de sectorale voorwaarden van hoofdstuk 5.9 van Vlarem II dient een mengmestopslagcapaciteit van 144,9 m³ te worden gerealiseerd. - de lozing van afvalwater maakt geen voorwerp uit van de vergunning. Elke lozing van dierlijke mest onder de vorm van gier, mengmest of onder om het even welke andere vorm, in de openbare riolering, in een kunstmatige afvoerweg voor regenwater of in een oppervlaktewater is verboden. - De inkuiping van de mazouttank dient te voldoen aan de bepalingen van Vlarem II, wat ondermeer betekent dat de binnenwanden van de inkuiping of de onderkant van de dammen ten minste de helft van de hoogte van de houders moet bedragen. - De gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 5 juli 2013 inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater wordt van toepassing indien een stedenbouwkundige vergunning dient aangevraagd of een stedenbouwkundige melding noodzakelijk is (ook bij potentiële regularisatie). Gelet op de ligging van de inrichting deels in woongebied met landelijk karakter en grotendeels in agrarisch gebied van het bij KB van 7 november 1978 vastgesteld gewestplan Dendermonde;

6 Overwegende dat gesteld kan worden dat de exploitatie van de inrichting, die het voorwerp van de voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met de ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften; Overwegende dat er in functie van de aanvraag niet wordt ver- of herbouwd en er is geen stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd; dat het toekennen van de milieuvergunning geen bijkomende ruimtelijke impact heeft en dat elke handeling waarvoor een stedenbouwkundige melding of vergunning nodig is, met toepassing van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, ook ruimtelijk en planologisch dient te worden onderzocht. Overwegende dat uit de bovenvermelde adviezen het volgende blijkt: - Voor stal met minder dan 200 kalveren gelden geen verbods- en afstandsregels in een woongebied met landelijk karakter of een agrarisch gebied; - Vlarem verbiedt om inrichtingen omvattende één of meer stallen, andere dan varkens- en pluimveestallen, ongeacht het aantal dieren dat in de inrichting wordt gehouden, te exploiteren die geheel of gedeeltelijk gelegen zijn in een waterwingebied en/of beschermingszone type I; II of III; De locatie is niet gelegen in voornoemde gebieden; - Verpakkingen van occasioneel geproduceerde afvalstoffen worden afgevoerd naar het containerpark of naar verwerkers; Deze dienen erkend te zijn; - Krengen dienen bewaard onder een passende, gesloten afdekking uit duurzaam en goed onderhoudbaar materiaal; Deze krengenplaats moet gemakkelijk herkenbaar en bereikbaar zijn voor de ophaalwagen van de erkende ophaler/verwerker; De exploitant geeft aan dat dit de firma Rendac zal zijn; - De lozing van afvalwater wordt niet aangevraagd en vormt dus geen voorwerp van de aanvraag; - Elke lozing van dierlijke mest onder de vorm van gier, mengmest of onder om het even welke andere vorm, in de openbare riolering, in een kunstmatige afvoerweg voor regenwater of in een oppervlaktewater is verboden; - Het is aangewezen dat het hemelwater opgevangen wordt en maximaal aangewend voor laagwaardige toepassingen; - De gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 5 juli 2013 inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater wordt van toepassing indien een stedenbouwkundige vergunning dient aangevraagd of een stedenbouwkundige melding noodzakelijk is (ook bij potentiële regularisatie); - Het is verboden om vloeren van stallen, mestkanalen of mestkelders te voorzien van overstorten of afleidingskanalen naar een oppervlaktewater, een openbare riolering, een kunstmatige afvoerweg voor regenwater of naar een verliesput; - De mazouttank heeft een inhoud van 2100 liter of 1764 kg ipv de aangevraagde 2520 kg; - De inkuiping van de mazouttank dient te voldoen aan de bepalingen van Vlarem II, wat ondermeer betekent dat de binnenwanden van de inkuiping of de onderkant van de dammen ten minste de helft van de hoogte van de houders moet bedragen; - Er kan aangenomen worden dat geluidshinder op het bedrijf, afkomstig van de dieren, ruimen van mest en het gebruik van landbouwmachines, voor de omgeving beperkt is; - Er kan ook aangenomen worden dat de geurhinder ingevolge de exploitatie beperkt is voor de omgeving; - Het gebruik en de intensiteit van lichtbronnen in open lucht dienen beperkt tot de noodwendigheden inzake uitbating en veiligheid. Niet-functionele lichtoverdracht naar de omgeving dient maximaal te worden beperkt; Klemtoonverlichting mag uitsluitend gericht zijn op de inrichting of onderdelen ervan; - Vanaf 1 januari 2012 moeten veehouderijen een mestopslagcapaciteit hebben van minimum negen maanden voor de mengmest van dieren die permanent op stal staan en ten minste zes maanden voor dieren met buitenloop; Uitgaande van de gegevens van de aanvraag moet een mestopslagcapaciteit worden voorzien van ongeveer 145 m³ mengmest; Aangezien de opslagcapaciteit slechts 63 m³ bedraagt, wordt niet voldaan aan bovenvermelde bepaling;

7 De exploitant dient zich hiermee in regel te stellen; Er dient m.a.w. een mestopslagcapaciteit voor mengmest van 144,9 m³ voorzien te worden; Dit kan bijvoorbeeld gerealiseerd worden door het bijbouwen van een mestkelder of de opvang in een mestzak; Aan de voorwaarde kan ook voldaan worden door het instrooien van de stallen en het bijbouwen van een mestvaalt conform de Vlarem II-voorschriften; Overwegende dat de inrichting volgens de overstromingsinformatie op niet gelegen is in een recent overstroomd gebied of een overstromingsgebied en dat er kan van uitgegaan worden dat er ingevolge de exploitatie geen significante schade aan het watersysteem zal ontstaan; Overwegende dat de aanvraag betrekking heeft op een activiteit die voorkomt op de lijst van bijlage III bij het Besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 inzake de nadere regels van de project- MER-screening (B.S. 29 april 2013) in uitvoering van het decreet van 23 maart 2012 over de MERscreening (B.S. 20 april 2012); Overwegende dat de aanvraag werd getoetst aan de selectiecriteria zoals opgenomen in bijlage II van het DABM (decreet algemene bepalingen milieubeleid); dat in het licht van de concrete kenmerken van het project, de concrete plaatselijke omstandigheden en de concrete kenmerken van zijn potentiële milieueffecten moeten geen aanzienlijke milieueffecten verwacht worden, Overwegende dat het college van burgemeester en schepenen in de zitting van 21 september 2015 gesteld heeft dat geen MER moet worden opgemaakt, gelet op hetgeen voorafgaat alsook hetgeen wordt besproken onder de milieuhygiënische aspecten van de aanvraag; Overwegende dat de risico s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde exploitatie, mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde vergunning volledig toe te staan voor een termijn van 20 jaar; Na kennisneming van alle adviezen; Besluit Art. 1 Aan de heer François Goedgezelschap, Mechelsesteenweg 334, 9200 Dendermonde, wordt onder de voorwaarden bepaald in onderhavig besluit vergunning verleend, om een veeteeltbedrijf verder te exploiteren en te veranderen, gelegen Mechelsesteenweg 334 te 9200 Dednermonde, kadastraal bekend Afd 3 (Sint-Gillis), sectie A, nr 1133F2 waarop volgende rubrieken van toepassing zijn: Rubriek Omschrijving Kl c.1 Mestkalveren: stallen voor mestkalveren (één of meer gebouwen en/of inst. 2 waarin gefokt of gehouden wordt) inclusief de bewerking, verwerking of compostering van dierl. afval eigen a/d inrichting: in een agr. gebied, voor 20 tem 500 dieren Vergund: stallen voor 69 vleeskalveren b Gevaarlijke producten: Opslagplaatsen gevaarlijke vloeistoffen van 3 gevarencategorie 3 o.b.v. gevarenpictogram GHS02 met vlampunt > of = 55 C en gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg t.e.m. 20 ton Vergund: opslag van 1764 kg of 2100 liter mazout 28.2.a.2 Mest of meststoffen: Opslagplaats van dierlijke mest in een gebied ander dan woongebieden met landelijk karakter en agrarische gebieden: van meer dan 10 m³ tem 100 m³ Vergund: opslag van 63 m³ drijfmest 2

8 45.4.e.1 Voedings/genotmiddelenindustrie: Inrichtingen voor behandelen van andere producten van dierlijke oorsprong: Opslagplaatsen voor producten van dierlijke oorsprong van:1 ton tot en met 50 ton Vergund: opslag van 4 ton melkpoeder 3 Art De in artikel 1 bedoelde vergunde inrichting dient in gebruik genomen binnen een termijn van 200 kalenderdagen te rekenen vanaf de datum (bepaald in artikel 3, 1 ) van onderhavige vergunning. 2.- Als voor de inrichting die het voorwerp uitmaakt van de in Art.1 bedoelde vergunning, met toepassing van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, een stedenbouwkundige vergunning nodig is, wordt onderhavige milieuvergunning geschorst, zolang de stedenbouwkundige vergunning niet is verleend. In afwijking van het bepaalde in 1 wordt de aanvangsdatum van de milieuvergunning in dat geval verdaagd tot de dag dat deze stedenbouwkundige vergunning definitief is verworven. 3.- Wordt de in 2 bedoelde stedenbouwkundige vergunning geweigerd, dan vervalt de in artikel 1 bedoelde milieuvergunning van rechtswege op de datum waarop in laatste administratieve aanleg beslist werd om de stedenbouwkundige vergunning niet af te leveren. Art. 3 De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn van 20 jaar. 1. die aanvangt op 21 december 2015, behoudens wanneer : a) onderhavige milieuvergunning is geschorst omdat de stedenbouwkundige vergunning, met toepassing van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, op datum van onderhavige milieuvergunning niet definitief is verleend ; de exploitant dient de datum waarop de stedenbouwkundige vergunning werd verleend bij ter post aangetekend schrijven mee te delen aan de overheid die de milieuvergunning heeft verleend; b) onderhavige milieuvergunning overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, 3 van rechtswege vervalt; in dat geval is geen enkele vergunningstermijn toegestaan; 2. die eindigt op 20 december 2035, behoudens wanneer de inrichting overeenkomstig het bepaalde in sub 1.a), later werd in gebruik genomen; in dat geval wordt de einddatum van onderhavige vergunning met een termijn overeenstemmend met deze latere in gebruikname naar later verschoven, behalve wanneer de einddatum samenvalt met de eerder verleende lopende vergunningen. Art. 4 De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van volgende voorwaarden: 1 Voorwaarden van VLAREM II te raadplegen via (Wetgeving, navigator milieuwetgeving, Besluiten van de Vlaamse regering, Vlarem II en Vlarem II bijlagen) - De algemene milieuvoorwaarden van delen 3 en 4 van titel II van Vlarem - Volgende sectorale voorwaarden van titel II van Vlarem: o Hoofdstuk 5.9. o Hoofdstuk o Hoofdstuk Aandachtspunten - Overeenkomstig de sectorale voorwaarden van hoofdstuk 5.9 van Vlarem II dient een mengmestopslagcapaciteit van 144,9 m³ te worden gerealiseerd. - De lozing van afvalwater maakt geen voorwerp uit van de vergunning. Elke lozing van dierlijke mest onder de vorm van gier, mengmest of onder om het even welke andere vorm, in de openbare riolering, in een kunstmatige afvoerweg voor regenwater of in een oppervlaktewater is verboden. - Het is aangewezen dat het hemelwater opgevangen wordt en maximaal aangewend voor laagwaardige toepassingen.

9 - De inkuiping van de mazouttank dient te voldoen aan de bepalingen van Vlarem II, wat ondermeer betekent dat de binnenwanden van de inkuiping of de onderkant van de dammen ten minste de helft van de hoogte van de houders moet bedragen. - De gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 5 juli 2013 inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater wordt van toepassing indien een stedenbouwkundige vergunning dient aangevraagd of een stedenbouwkundige melding noodzakelijk is (ook bij potentiële regularisatie). - Het bepalen en het aanbrengen van de noodzakelijke brandpreventie- en brandbestrijdingsmaiddelen dient te gebeuren in overleg met en volgens de richtlijnen van de brandweerzone Oost. Art. 5 Onderhavig vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. Art Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk IIIbis van titel I het Vlarem;. 2. Elke hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning uiterlijk tussen en 18 de en de 12de maand/twee maanden voor het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning. Art. 7 Een eensluidend verklaard afschrift van deze beslissing conform art van Vlarem I zal verzonden worden aan: - de exploitant; - de heer gouverneur van Oost-Vlaanderen; - het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Afdeling Milieu-inspectie, dienst Oost- Vlaanderen (afdeling bevoegd voor milieuhandhaving); - de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij; - Vlaamse Milieumaatschappij, afdeling Ecologisch toezicht; - Technische inspectie van de administratie voor arbeidsveiligheid van het ministerie van tewerkstelling en arbeid; - de nv Aquafin; - de Vlaamse Landmaatschappij. A A N D A C H T! Ingevolge de koppeling van de stedenbouwkundige vergunning aan de milieuvergunning vervalt de krachtens de Vlaamse Codex Ruimtelijk Ordening verleende stedenbouwkundige vergunning in geval onderhavige milieuvergunning in beroep zou worden geweigerd, op de dag van de definitieve weigering van de milieuvergunning. Tegen deze beslissing kan beroep worden aangetekend bij de deputatie van Oost-Vlaanderen. Tot staving vande ontvankelijkheid dient bij het beroepschrift het hierbijgevoegde attest van betekening evenals het bewijs van de betaling van de dossiertaks gevoegd te worden /764/1/E/2 Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning Milieuvergunning voor het hernieuwen van de vergunning en de uitbreiding van een bestaande inrichting van klasse 2 Aanvraag van mevrouw Josepha Vermeir Gelegen Distelstraat 40 te 9200 Dendermonde Het college Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, met latere wijzigingen;

10 Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning (Vlarem I), zoals herhaaldelijk gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse regering en bij het decreet van 18 mei 1999; Gelet op het besluit van 1 juni 1995 van de Vlaamse regering houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), zoals herhaaldelijk gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse regering; Gelet op het decreet van 5 april 1995 betreffende de algemene bepalingen inzake milieubeleid, met latere wijzigingen; Gelet op het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, met latere wijzigingen; Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 2009 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering, met latere wijzigingen; Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid; Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 2009 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering en latere wijzigingen; Gelet op de bepalingen van het Gemeentedecreet, de uitvoeringsbesluiten, en de ministeriële omzendbrieven ter zake; Gelet op de milieuvergunningsaanvraag op 25 augustus 2015 ingediend door mevrouw Josepha Vermeir, Mechelsesteenweg 334 te 9200 Dendermonde voor het hernieuwen van de vergunning en de verandering door uitbreiding van een bestaande inrichting van klasse 2, gelegen Distelstraat 40 te 9200 Dendermonde, kadastraal bekend Afd 5 (Baasrode), sectie B, nr 0528Z, met als voorwerp: een veeteeltbedrijf waarvoor volgende indelingsrubrieken aangevraagd zijn: Rubriek Omschrijving Kl. 9.5.c.1 Gemengde inrichting: in een agrarisch gebied, met inbegrip van de installaties 2 voor de bewerking, verwerking of compostering van dierlijke mest eigen aan de inrichting: waarbij de som ((A/1.000)+(B/20)+(C/20)+(D/20)) > 1 en de som ((A/20.000)+(B/1.000)+(C/500)+(D/200)) <= 1 Aangevraagd: 157 stuks, waarvan 145 vleeskalveren en 12 andere runderen Garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen: Al 3 dan niet overdekte ruimte, waarin 3 tot en met 25 autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens gestald worden Aangevraagd: stallen van 10 voertuigen, andere dan personenwagens b Gevaarlijke producten: Opslagplaatsen gevaarlijke vloeistoffen van 3 gevarencategorie 3 o.b.v. gevarenpictogram GHS02 met vlampunt > of = 55 C en gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg t.e.m. 20 ton voor andere inrichtingen dan in punt a Aangevraagd: opslag van 2520 kg mazout a Hout: Opslagplaatsen hout (schors, riet, vlas (houtachtige), stro of soortgelijke 3 producten) met capaciteit > 20 ton t.e.m. 100 ton of > 40 m³ t.e.m. 200 m³ in een lokaal, wanneer inrichting gelegen in ander dan industriegebied Aangevraagd: opslag van 25 ton hooi en stro 28.2.c.1 Mest of meststoffen: Opslagplaats van dierlijke mest in een agrarisch gebied: 3 van 10 m³ tot en met 5000 m³ Aangevraagd: opslag van 393 m³ drijfmest 45.4.e.1 Voedings/genotmiddelenindustrie: Inrichtingen voor behandelen van andere producten van dierlijke oorspr: Opslagplaatsen voor producten van dierlijke oorsprong, van 1 ton tot en met 50 ton 3

11 Aangevraagd: opslag van 5 ton melkpoeder Gelet op het besluit van het college van burgemeester en schepenen van 21 september 2015 waarin deze milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 van Vlarem I; Gelet op het getuigschrift van afkondiging van 26 oktober 2015,waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning; Gelet op het proces-verbaal van 26 oktober 2015 van sluiting van het openbaar onderzoek waaruit blijkt dat geen schriftelijke en/of mondelinge bezwaren en/of opmerkingen werden ingediend; Gelet op de volgende beslissingen die met betrekking tot de exploitatie van de inrichting werden getroffen en op datum van de indiening van de milieuvergunningsaanvraag van toepassing waren: - Het besluit van 5 december 1990 van het college van burgemeester en schepenen waarin, in uitvoering van het ARAB, akte werd genomen van een landbouw- en veeteeltbedrijf met 300 grote zoogdieren, 123 m³ dierlijke mest en elektromotoren met een totaal vermogen van 3,2 kw, gelegen Distelstraat 40 te Dendermonde (geldig tot 31 augustus 2016); - Het besluit van 16 maart 1998 van het college van burgemeester en schepenen houdende akteneming van de verandering van een vergunde inrichting van klasse 2 door uitbreiding van de mestopslagcapaciteit tot een totaal van 393 m³ voor het veeteeltbedrijf, gelegen in de Distelstraat 40 te Dendermonde (geldig tot 31 augustus 2016). Gelet op de bepalingen van het Milieuvergunningsdecreet waardoor een nieuwe vergunning bij de bevoegde overheid dient te worden aangevraagd tussen de achttiende en de twaalfde maand vóór het verstrijken van de lopende vergunning. Gelet op het feit dat de basisvergunning geldig is tot 31 augustus 2016 en onderhavige vergunningsaanvraag dus tijdig werd ingediend op 25 augustus 2015; Gelet op de gegevens van de aanvraag waaruit blijkt dat: - De inrichting een veeteeltbedrijf is dat vergund is voor het houden van 300 grote zoogdieren, de opslag van 393 m³ dierlijke mest en elektromotoren met een totaal vermogen van 3,2 kw; - Op het bedrijf jonge kalveren worden aangevoerd voor het mesten tot vleeskalveren; - De dieren op het bedrijf worden gebracht als ze 2 tot 3 weken oud zijn en opnieuw afgevoerd rond de leeftijd van 6 maanden; - Er ook plaats is voor een 12-tal runderen, maar dat er in praktijk er nooit zoveel dieren staan; - De dieren hoofdzakelijk worden gevoed met kunstmelk, aangevuld met krachtvoerders; - Het mest wordt afgevoerd overeenkomstig de bepalingen van het mestdecreet; - De milieuvergunningsaanvraag wordt aangevraagd met als doel de bestaande vergunning voor de inrichting te hernieuwen en de inrichting te veranderen door uitbreiding; - De verandering heeft betrekking op: o Het verminderen van het aantal dieren o Het stallen van voertuigen, andere dan personenwagens o De opslag van 2520 kg mazout in een tank met inhoud van 3000 liter o De opslag van hooi en stro o De opslag van 5 ton melkpoeder - De mestopslagcapaciteit dezelfde blijft waardoor er 393 m³ drijfmest kan worden opgeslagen; Gelet op het gunstig advies van 2 oktober 2015 van de stedelijke landbouwraad (kenmerk: MP- GL/LVM/adv); Gelet op het gunstig advies van 22 oktober 2015 van de stedelijke minaraad (kenmerk: MD/mvl); Gelet op het feit dat het advies van de Brandweerzone Oost werd gevraagd op 25 september 2015 maar op datum van onderhavig besluit nog niet werd ontvangen;

12 Gelet op het advies van 17 november 2015 van de stedelijke dienst leefmilieu (kenmerk: ADVIES42006/764/1/E/2) dat gunstig is voor een termijn van 20 jaar mits voldaan wordt aan de erin opgenomen algemene en sectorale voorwaarden van Vlarem II die van toepassing zijn op deze inrichting en mits rekening te houden met de volgende aandachtspunten: - De lozing van afvalwater maakt geen voorwerp uit van de vergunning; Elke lozing van dierlijke mest onder de vorm van gier, mengmest of onder om het even welke andere vorm, in de openbare riolering, in een kunstmatige afvoerweg voor regenwater of in een oppervlaktewater is verboden; - Het is aangewezen dat het hemelwater opgevangen wordt en maximaal aangewend voor laagwaardige toepassingen; - De inkuiping van de mazouttank dient te voldoen aan de bepalingen van Vlarem II, wat ondermeer betekent dat de binnenwanden van de inkuiping of de onderkant van de dammen ten minste de helft van de hoogte van de houders moet bedragen; - De gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 5 juli 2013 inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater wordt van toepassing indien een stedenbouwkundige vergunning dient aangevraagd of een stedenbouwkundige melding noodzakelijk is (ook bij potentiële regularisatie); Gelet op de ligging van de inrichting in agrarisch gebied van het bij KB van 7 november 1978 vastgesteld gewestplan Dendermonde; Gelet op de stedenbouwkundige vergunningen, door het college van burgemeester en schepenen verleend op 3 oktober 1984 voor het bouwen van een meststal voor kalveren en op 23 februari 1998 voor een bergplaats voor landbouwmachines (met mestkelder en bureel); Overwegende dat gesteld kan worden dat de exploitatie van de inrichting, die het voorwerp van de voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met voormelde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften; Overwegende dat er in functie van de aanvraag niet wordt ver- of herbouwd en er is geen stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd; dat het toekennen van de milieuvergunning geen bijkomende ruimtelijke impact heeft en dat elke handeling waarvoor een stedenbouwkundige melding of vergunning nodig is, met toepassing van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, ook ruimtelijk en planologisch dient te worden onderzocht. Overwegende dat uit de bovenvermelde adviezen het volgende blijkt: - Voor stal met minder dan 200 kalveren/runderen in een agrarisch gebied gelden geen verbodsen afstandsregels; - Vlarem verbiedt om inrichtingen omvattende één of meer stallen, andere dan varkens- en pluimveestallen, ongeacht het aantal dieren dat in de inrichting wordt gehouden, te exploiteren die geheel of gedeeltelijk gelegen zijn in een waterwingebied en/of beschermingszone type I; II of III; De locatie is niet gelegen in voornoemde gebieden; - In de directe omgeving liggen 4 vreemde woningen, waarvan 1 behoort tot een andere veeteeltinrichting op het aangrenzend perceel; - De onmiddellijke omgeving van de inrichting wordt getypeerd door een gebied dat voornamelijk wordt gebruikt voor landbouwdoeleinden; - Er kan vanuit gegaan worden dat de inrichting verenigbaar is met de omgeving; - Verpakkingen van occasioneel geproduceerde afvalstoffen worden terug meegenomen door de leveranciers of afgevoerd naar het containerpark of gespecialiseerde afvalwerwerkers; Deze dienen erkend te zijn; - Krengen dienen bewaard onder een passende, gesloten afdekking uit duurzaam en goed onderhoudbaar materiaal; Deze krengenplaats moet gemakkelijk herkenbaar en bereikbaar zijn voor de ophaalwagen van de erkende ophaler/verwerker; De exploitant geeft aan dat dit de firma Rendac zal zijn; - De lozing van afvalwater wordt niet aangevraagd en vormt dus geen voorwerp van de aanvraag;

13 - Elke lozing van dierlijke mest onder de vorm van gier, mengmest of onder om het even welke andere vorm, in de openbare riolering, in een kunstmatige afvoerweg voor regenwater of in een oppervlaktewater is verboden; - Het is aangewezen dat het hemelwater opgevangen wordt en maximaal aangewend voor laagwaardige toepassingen; - De gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 5 juli 2013 inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater wordt van toepassing indien een stedenbouwkundige vergunning dient aangevraagd of een stedenbouwkundige melding noodzakelijk is (ook bij potentiële regularisatie); - Het is verboden om vloeren van stallen, mestkanalen of mestkelders te voorzien van overstorten of afleidingskanalen naar een oppervlaktewater, een openbare riolering, een kunstmatige afvoerweg voor regenwater of naar een verliesput; - De inkuiping van de mazouttank dient te voldoen aan de bepalingen van Vlarem II, wat ondermeer betekent dat de binnenwanden van de inkuiping of de onderkant van de dammen ten minste de helft van de hoogte van de houders moet bedragen; - Er kan aangenomen worden dat geluidshinder op het bedrijf, afkomstig van de dieren, ruimen van mest en het gebruik van landbouwmachines, voor de omgeving beperkt is; - Er kan ook aangenomen worden dat de geurhinder ingevolge de exploitatie beperkt is voor de omgeving; - Het gebruik en de intensiteit van lichtbronnen in open lucht dienen beperkt tot de noodwendigheden inzake uitbating en veiligheid. Niet-functionele lichtoverdracht naar de omgeving dient maximaal te worden beperkt; Klemtoonverlichting mag uitsluitend gericht zijn op de inrichting of onderdelen ervan; - Er is voldoende mestopslagcapaciteit om te voldoen aan de Vlarem II voorwaarden van hoofdstuk 5.9; Overwegende dat de inrichting volgens de overstromingsinformatie op niet gelegen is in een recent overstroomd gebied of een overstromingsgebied en dat er kan van uitgegaan worden dat er ingevolge de exploitatie geen significante schade aan het watersysteem zal ontstaan; Overwegende dat de aanvraag betrekking heeft op een activiteit die voorkomt op de lijst van bijlage III bij het Besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 inzake de nadere regels van de project- MER-screening (B.S. 29 april 2013) in uitvoering van het decreet van 23 maart 2012 over de MERscreening (B.S. 20 april 2012); Overwegende dat de aanvraag werd getoetst aan de selectiecriteria zoals opgenomen in bijlage II van het DABM (decreet algemene bepalingen milieubeleid); dat in het licht van de concrete kenmerken van het project, de concrete plaatselijke omstandigheden en de concrete kenmerken van zijn potentiële milieueffecten moeten geen aanzienlijke milieueffecten verwacht worden, Overwegende dat het college van burgemeester en schepenen in de zitting van 21 september 2015 gesteld heeft dat geen MER moet worden opgemaakt, gelet op hetgeen voorafgaat alsook hetgeen wordt besproken onder de milieuhygiënische aspecten van de aanvraag; Overwegende dat de risico s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde exploitatie, mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde vergunning volledig toe te staan voor een termijn van 20 jaar; Na kennisneming van alle adviezen; Besluit

14 Art. 1 Aan mevrouw Josepha Vermeir, Mechelsesteenweg 334 te 9200 Dendermonde, wordt onder de voorwaarden bepaald in onderhavig besluit vergunning verleend, om een veeteeltbedrijf verder te exploiteren en te veranderen, gelegen in de Distelstraat 40 te 9200 Dendermonde, kadastraal bekend Afd 5 (Baasrode), sectie B, nr 0528Z waarop volgende rubrieken van toepassing zijn: Rubriek 9.5.c.1 Omschrijving Gemengde inrichting: in een agrarisch gebied, met inbegrip van de installaties voor de bewerking, verwerking of compostering van dierlijke mest eigen aan de inrichting: waarbij de som ((A/1.000)+(B/20)+(C/20)+(D/20)) > 1 en de som ((A/20.000)+(B/1.000)+(C/500)+(D/200)) <= 1 Vergund: 157 stuks, waarvan 145 vleeskalveren en 12 andere runderen Garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen: Al dan niet overdekte ruimte, waarin 3 tot en met 25 autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens gestald worden Vergund: stallen van 10 voertuigen, andere dan personenwagens b a 28.2.c e.1 Gevaarlijke producten: Opslagplaatsen gevaarlijke vloeistoffen van gevarencategorie 3 o.b.v. gevarenpictogram GHS02 met vlampunt > of = 55 C en gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg t.e.m. 20 ton voor andere inrichtingen dan in punt a Vergund: opslag van 2520 kg of 3000 liter mazout Hout: Opslagplaatsen hout (schors, riet, vlas (houtachtige), stro of soortgelijke producten) met capaciteit > 20 ton t.e.m. 100 ton of > 40 m³ t.e.m. 200 m³ in een lokaal, wanneer inrichting gelegen in ander dan industriegebied Vergund: opslag van 25 ton hooi en stro Mest of meststoffen: Opslagplaats van dierlijke mest in een agrarisch gebied: van 10 m³ tot en met 5000 m³ Vergund: opslag van 393 m³ drijfmest Voedings/genotmiddelenindustrie: Inrichtingen voor behandelen van andere producten van dierlijke oorspr: Opslagplaatsen voor producten van dierlijke oorsprong, van 1 ton tot en met 50 ton Vergund: opslag van 5 ton melkpoeder Kl Art De in artikel 1 bedoelde vergunde inrichting dient in gebruik genomen binnen een termijn van 200 kalenderdagen te rekenen vanaf de datum (bepaald in artikel 3, 1 ) van onderhavige vergunning. 2.- Als voor de inrichting die het voorwerp uitmaakt van de in Art.1 bedoelde vergunning, met toepassing van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, een stedenbouwkundige vergunning nodig is, wordt onderhavige milieuvergunning geschorst, zolang de stedenbouwkundige vergunning niet is verleend. In afwijking van het bepaalde in 1 wordt de aanvangsdatum van de milieuvergunning in dat geval verdaagd tot de dag dat deze stedenbouwkundige vergunning definitief is verworven. 3.- Wordt de in 2 bedoelde stedenbouwkundige vergunning geweigerd, dan vervalt de in artikel 1 bedoelde milieuvergunning van rechtswege op de datum waarop in laatste administratieve aanleg beslist werd om de stedenbouwkundige vergunning niet af te leveren. Art. 3 De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn van 20 jaar. 1. die aanvangt op 21 december 2015, behoudens wanneer : a) onderhavige milieuvergunning is geschorst omdat de stedenbouwkundige vergunning, met toepassing van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, op datum van onderhavige milieuvergunning niet definitief is verleend ; de exploitant dient de datum waarop de

15 stedenbouwkundige vergunning werd verleend bij ter post aangetekend schrijven mee te delen aan de overheid die de milieuvergunning heeft verleend ; b) onderhavige milieuvergunning overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, 3 van rechtswege vervalt; in dat geval is geen enkele vergunningstermijn toegestaan; 2. die eindigt op 20 december 2035, behoudens wanneer de inrichting overeenkomstig het bepaalde in sub 1.a), later werd in gebruik genomen; in dat geval wordt de einddatum van onderhavige vergunning met een termijn overeenstemmend met deze latere in gebruikname naar later verschoven, behalve wanneer de einddatum samenvalt met de eerder verleende lopende vergunningen. Art. 4 De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van volgende voorwaarden: 1 Voorwaarden van VLAREM II te raadplegen via (Wetgeving, navigator milieuwetgeving, Besluiten van de Vlaamse regering, Vlarem II en Vlarem II bijlagen) - De algemene milieuvoorwaarden van delen 3 en 4 van titel II van Vlarem - Volgende sectorale voorwaarden van titel II van Vlarem: o Hoofdstuk 5.9. o Hoofdstuk o Hoofdstuk o Hoofdstuk o Hoofdstuk Aandachtspunten - De lozing van afvalwater maakt geen voorwerp uit van de vergunning; Elke lozing van dierlijke mest onder de vorm van gier, mengmest of onder om het even welke andere vorm, in de openbare riolering, in een kunstmatige afvoerweg voor regenwater of in een oppervlaktewater is verboden; - Het is aangewezen dat het hemelwater opgevangen wordt en maximaal aangewend voor laagwaardige toepassingen; - De inkuiping van de mazouttank dient te voldoen aan de bepalingen van Vlarem II, wat ondermeer betekent dat de binnenwanden van de inkuiping of de onderkant van de dammen ten minste de helft van de hoogte van de houders moet bedragen; - De gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 5 juli 2013 inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater wordt van toepassing indien een stedenbouwkundige vergunning dient aangevraagd of een stedenbouwkundige melding noodzakelijk is (ook bij potentiële regularisatie); - Het bepalen en het aanbrengen van de noodzakelijke brandpreventie- en brandbestrijdingsmaiddelen dient te gebeuren in overleg met en volgens de richtlijnen van de brandweerzone Oost. Art. 5 Onderhavig vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. Art Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk IIIbis van titel I het Vlarem;. 2. Elke hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning uiterlijk tussen en 18 de en de 12de maand/twee maanden voor het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning. Art. 7 Een eensluidend verklaard afschrift van deze beslissing conform art van Vlarem I zal verzonden worden aan: - de exploitant; - de heer gouverneur van Oost-Vlaanderen;

16 - het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Afdeling Milieu-inspectie, dienst Oost- Vlaanderen (afdeling bevoegd voor milieuhandhaving); - de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij; - Vlaamse Milieumaatschappij, afdeling Ecologisch toezicht; - Technische inspectie van de administratie voor arbeidsveiligheid van het ministerie van tewerkstelling en arbeid; - de nv Aquafin; - de Vlaamse Landmaatschappij. A A N D A C H T! Ingevolge de koppeling van de stedenbouwkundige vergunning aan de milieuvergunning vervalt de krachtens de Vlaamse Codex Ruimtelijk Ordening verleende stedenbouwkundige vergunning in geval onderhavige milieuvergunning in beroep zou worden geweigerd, op de dag van de definitieve weigering van de milieuvergunning. Tegen deze beslissing kan beroep worden aangetekend bij de deputatie van Oost-Vlaanderen. Tot staving vande ontvankelijkheid dient bij het beroepschrift het hierbijgevoegde attest van betekening evenals het bewijs van de betaling van de dossiertaks gevoegd te worden. FINANCIËN 17. Vraag fractievoorzitter N-VA in verband met het overzicht van de studieopdrachten - voorstel van antwoord Het college neemt kennis van het voorstel van antwoord (onder vorm van een lijst) naar aanleiding van de vraag (brief van via mail ingekomen op ) van Walter Deygers, fractieleider N-VA, om een overzicht te bekomen van de studieopdrachten 2013, 2014, Het college keurt deze lijst goed en geeft opdracht deze aan dhr. Deygers toe te sturen. 18. Eredienstbestuur St.-Aldegonde Mespelare - notulen kerkraad van 10 december 2015 Het kerkbestuur Sint-Aldegonde Mespelare heeft wegens dringende noodzaak het verwarmingsdossier van de kerk voortijdig opgestart. Dit dossier maakt deel uit van het globaal dossier voor restauratie van de kerk. Het globale dossier werd ingediend bij het toezicht en ontvankelijk verklaard. Een vaste belofte van toelage is er op dit ogenblik nog niet. Het wettelijk aandeel van de stad bedraagt 10 %, te verhogen met 10 % zijnde het aandeel van het kerkbestuur dat zij zelf niet kan betalen. Het kerkbestuur vroeg aan de stad het verwarmingsdossier te prefinancieren. Dit dossier werd tijdens verschillende overlegmomenten met het kerkbestuur en het centraal kerkbestuur besproken. Bij gemeenteraadsbesluit van 21 november 2012 verleende de raad gunstig advies over het restauratiedossier van de kerk. Bij gemeenteraadsbesluit van 8 juli 2015 verleende de raad gunstig advies over het verwarmingsdossier van de kerk. De kerkraad nam op 10 december 2015 een aantal beslissingen om de voortgang van het verwarmingsdossier niet te vertragen (meerwerken aan de centrale verwarming en extra werken in het kader van het archeologische onderzoek). Deze meeruitgaven worden geraamd op ,10 euro excl.btw. Deze meeruitgaven worden echter niet gesubsidieerd. In het kader van het administratief toezicht dient, indien de financiële belangen van de gemeente worden geschaad, het schepencollege zich binnen de dertig dagen na het inkomen van de kerkraadnotulen uit te spreken over de door de kerkraad genomen beslissing. Gelet op de stand van het dossier, de in de notulen gegeven verantwoording, de verschillende overlegmomenten, het historisch/toeristisch belang,.wordt voorgesteld in te gaan op de vraag van het kerkbestuur tot prefinanciering en het dragen van de meerkosten. Voor de betaling van de 1 e vorderingsstaten kan op basis van het besluit van 8 juli 2015 reeds 20 % betaald worden aan het kerkbestuur. Tevens wordt voorgesteld de beslissing om het verwarmings-/archeologisch dossier te prefinancieren, voor te leggen aan de gemeenteraad van januari Het college gaat akkoord met het voorstel van de financiële dienst.