Inhoudelijke overwegingen Natuurcompensatie Perkpolder. definitief besluit Nb-wet 1998

Transcriptie

1 Inhoudelijke overwegingen Natuurcompensatie Perkpolder Keizersgracht GB Eindhoven Postbus HC Eindhoven T F Bijlage nummer 1 Horend bij definitief besluit Nb-wet 1998 Contactpersoon DE AANVRAAG In de aanvraag wordt aangegeven, dat Rijkswaterstaat Zeeland en Waterschap Scheldestromen voornemens zijn de waterkeringen langs de Westerschelde in de Kop van Hulst aan te passen ten behoeve van natuurontwikkeling. De aanleiding voor dit voornemen zijn de Gebiedsontwikkeling Perkpolder en de afspraken die voortkomen uit de verplichtingen rondom de tweede verdieping van de vaargeul in de Westerschelde. De Gebiedsontwikkeling Perkpolder is een integrale ontwikkeling waarin woningbouw, buitendijkse natuur en recreatie moeten zorgen voor een nieuwe economische pijler in de Kop van Hulst. Het aanpassen van de waterkeringen is enerzijds een voorwaarde om het buitendijkse natuurontwikkelingsgebied te realiseren, anderzijds maakt het de ontwikkeling van het voormalige veerplein mogelijk. Voor de realisatie van het buitendijkse natuurgebied wordt de waterkering landwaarts verlegd, om het voormalige veerplein binnendijks te brengen wordt de waterkering hier juist zeewaarts verlegd. Voor een uitgebreidere beschrijving van de voorgenomen activiteiten wordt kortheidshalve verwezen naar paragraaf 5.1 van bijlage 3 (passende beoordeling) bij de aanvraag. Op hoofdlijnen omvatten de werkzaamheden de volgende onderdelen: - Aanleg van een nieuwe primaire waterkering vanuit het Hart van Perkpolder (het voormalige veerplein) ter plaatse van de N689 in zuidelijke richting, afbuigend ten noorden van Walsoorden naar het oosten en verder oostwaarts aansluitend op de zeedijk langs de Westerschelde. De primaire waterkering wordt ter plaatse van de N689 extra breed, zodat een nieuwe erftoegangsweg op de kruin kan worden aangelegd. De dijken worden op het benedenbeloop voorzien van een steenzetting of mogelijk gedeeltelijk van een grasbekleding. - Het maken van een bres in de Oostelijke Zeedijk van 400 meter in het gedeelte tussen de Veerhaven en de Kalverdijk-oost en het versterken van het binnentalud van de dam tegen golfaanval en golfoverslag. De Oostelijke Zeedijk blijft onderdeel uitmaken van de primaire waterkering. Pagina 1 van 9

2 - Het versterken van de bestaande steenzetting van de voormalige Veerhaven. - Het aanleggen van een zogenaamde Koppeldijk langs de buitenzijde van het op te hogen Veerplein. Voor het gehele in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nb-wet 1998) te vergunnen project Natuurcompensatie Perkpolder zijn zowel gedeputeerde staten van de provincie Zeeland als de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie bevoegd gezag. De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is bevoegd voor de gedeelten van het project die kunnen worden aangemerkt als activiteiten ten aanzien van primaire waterkeringen als bedoeld in artikel 2.7 van de Waterwet, die in beheer zijn bij het Rijk. Dit komt neer op de werkzaamheden aan de (onderdelen van de) primaire waterkering ter plaatse van de Veerhaven. Voor het overige zijn gedeputeerde staten van de provincie Zeeland bevoegd gezag; zij doorlopen thans een vergunningprocedure ex artikel 19d van de Nb-wet 1998 voor het gedeelte van het project waarvoor zij bevoegd gezag zijn. De voorliggende vergunning ziet dus op het gedeelte van de werkzaamheden waarvoor de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie bevoegd gezag is. WETTELIJK KADER Natura 2000-gebieden In relatie tot het betrokken Natura 2000-gebied zijn in deze relevant de artikelen 19d (lid 1), 19e en het artikel 19f (lid 1) van de Nb-wet De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op onder wet- en regelgeving. BELEID Vogel- en Habitatrichtlijn Het gebied Westerschelde & Saeftinghe maakt onderdeel uit van het Natura 2000-netwerk, een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie. Dit netwerk omvat alle gebieden die beschermd zijn op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn. De lidstaten zijn verplicht om voor de Natura 2000-gebieden een duurzame staat van instandhouding te creëren. De aanwijzing als Vogel- en Habitatrichtlijngebied voor het gehele gebied van de Westerschelde brengt niet alleen met zich mee dat ingrepen op hun effecten voor de natuurwaarden moeten worden beoordeeld en verslechteringen door maatregelen moeten worden voorkomen, maar ook dat een duurzame staat van instandhouding van habitats en soorten wordt gerealiseerd. De oppervlakte van het estuarium moet zodanig zijn dat een evenwichtige verdeling aanwezig is van de diverse deelecosystemen (laagdynamische en hoogdynamische, diepe en ondiepe, zoete en zoute delen en geleidelijke overgangen tussen al deze deelsystemen). Nota Ruimte (en Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte) In zijn algemeenheid is het ruimtelijk beleid voor de VHR-, Nb-wet- en EHSgebieden gericht op het behoud, herstel en de ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied. De wezenlijke kenmerken en waarden zijn de actuele en potentiële waarden, gebaseerd op de natuurdoelen voor het gebied. Het gaat daarbij om: de bij het gebied behorende natuurdoelen en - kwaliteit, geomorfologische en aardkundige waarden en processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde. Pagina 2 van 9

3 In de Nota Ruimte is aangegeven dat het Rijk, de provincies en de gemeenten verantwoordelijk zijn voor de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere waarden en kenmerken van deze gebieden. Voor de Zuidwestelijke Delta als geheel wordt in de Nota Ruimte een duurzaam herstel van natuurlijke processen nagestreefd. De beoogde natuurmaatregelen die in de vorm van ontpoldering en anderszins zijn voorzien, dragen in ruime mate bij aan het realiseren van dit doel. Voor de Westerschelde betekent dit dat met name het areaal laagdynamische getijdennatuur (schorren en slikken) zal worden uitgebreid. In de Nota Ruimte staat ten aanzien van de Zuidwestelijke Delta voor zover in het onderhavige geval van belang het volgende vermeld: Het rijk zal samen met Vlaanderen een pakket van projecten en maatregelen opstellen om in het Schelde-estuarium als geheel de veiligheid tegen overstromen, de toegankelijkheid voor de scheepvaart en de kwaliteit natuurlijkheid ook in de toekomst te waarborgen en waar mogelijk op een hoger plan te tillen. Daartoe wordt door beide overheden in samenwerking met andere betrokkenen een ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium ontwikkeld. Zeker voor wat betreft veiligheid en natuurlijkheid kunnen de ruimtelijke consequenties groot zijn door meer ruimte te geven aan het water van het Schelde-estuarium. De ontwikkelingsschets 2010 voor het Schelde-estuarium is een vervolg op de door Nederland en Vlaanderen opgestelde Langetermijnvisie Schelde-estuarium. Op basis daarvan hebben de regeringen van Vlaanderen en Nederland in 2002 in het Memorandum van Vlissingen afgesproken om voor de lange termijn [2030] te streven naar instandhouding van de fysieke systeemkenmerken van het estuarium en een optimaal samengaan van veiligheid, toegankelijkheid en natuurlijkheid binnen het Schelde-estuarium. In de Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt voor de MIRT-regio Zuidwestelijke Delta het herstel van de estuariene dynamiek als drager voor een duurzaam water- en ecosysteem als een van de opgaven van nationaal belang in dit gebied benoemd. Natuurcompensatieprogramma Westerschelde Gebiedsontwikkeling Perkpolder voorziet in de ontwikkeling van natuur, woningen en recreatie. Het gebied vormt bovendien een etalage van klimaatadaptaties met het oog op de zeespiegelstijging. De ideeën zijn voortgekomen uit het Europese project ComCoast dat met een aantal partners is uitgevoerd. De basis voor de gebiedsontwikkeling is gelegd in 2004, toen een intentieverklaring is getekend vanuit de voornemens van zowel natuurcompensatie als een sociaaleconomische ontwikkeling. Daaraan vooraf ging in 1998 de bestuursovereenkomst voor de uitvoering van het Natuurcompensatieprogramma Westerschelde, waarin de Veerhaven Perkpolder was opgenomen onder voorbehoud van alternatieve gebruiksmogelijkheden. VERGUNNINGPLICHT De aangevraagde activiteiten vinden plaats in of aangrenzend aan het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe. Ik stel vast dat de aangevraagde activiteiten mogelijk de natuurlijke waarden en kenmerken van het bovengenoemde beschermde Natura 2000-gebied kunnen aantasten. Om die reden ben ik van mening dat de voorgenomen activiteiten als vergunningplichtig onder de Nb-wet 1998 dienen te worden aangemerkt. Pagina 3 van 9

4 Ook zijn op ruim vier respectievelijk zes kilometer vanaf de locatie de voormalige natuurmonumenten Schor van Waarde en Verdronken Land van Saeftinge gelegen. Gezien de afstand en de bij de aanvraag gevoegde inhoudelijke informatie zijn significante effecten op de betreffende beschermde natuurwaarden evenwel met zekerheid uitgesloten. KANS OP SIGNIFICANTE EFFECTEN Beheerplan In dit geval kan vastgesteld worden dat ten aanzien van de voorgenomen activiteit, op het moment van besluitvorming, geen beletsel voortvloeit uit enig beheerplan op basis van de Nb-wet Geen beheer, project De voorgenomen activiteit vormt een project dat geen direct verband heeft met of nodig is voor het beheer van het betrokken Natura 2000-gebied. De voorgenomen activiteit is voorts nog niet eerder beoordeeld in het kader van de Nb-wet Mogelijk significante gevolgen Op grond van artikel 19f, lid 1, van de Nb-wet 1998 in combinatie met artikel 19g, lid 1, van de Nb-wet 1998 dient een passende beoordeling aangeleverd te worden door de initiatiefnemer. Het Europese Hof van Justitie heeft in haar uitspraak van 7 september 2004 aangegeven dat een passende beoordeling slechts dan achterwege kan worden gelaten indien op grond van objectieve gegevens kan worden uitgesloten dat uitvoering van de werkzaamheden afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor dat gebied. In dit geval kunnen dergelijke gevolgen niet bij voorbaat uitgesloten worden. Ik concludeer dat een passende beoordeling vereist is. U hebt een dergelijke passende beoordeling bij uw aanvraag gevoegd. In het onderstaande volgt mijn beoordeling van uw effectenanalyse en conclusies. De gevraagde vergunning kan slechts verleend worden, indien ik mij ervan heb kunnen verzekeren dat de beschermde waarden van het desbetreffende gebied niet aangetast zullen worden. BESCHERMDE NATUURWAARDEN De diverse beschermde waarden van het betrokken Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe zijn te raadplegen via ( Onderwerpen > Natuur > Natura 2000 ). Selectie van relevante natuurwaarden In relatie tot het betrokken Natura 2000-gebied blijkt uit de bij de aanvraag aangeleverde documentatie dat op de volgende habitattypen- en soorten mogelijk effecten kunnen optreden: H1130 Estuaria H1095 Zeeprik H1099 Rivierprik H1103 Fint H1365 Gewone zeehond Voor wat de beschermde vogelsoorten van dit gebied betreft, zijn in de passende beoordeling de navolgende vogelsoorten in dat kader geselecteerd: Pagina 4 van 9

5 Broedvogels A081 Bruine kiekendief A132 Kluut A137 Bontbekplevier A138 Strandplevier A193 Visdief A272 Blauwborst Niet broedvogels A041 Kolgans A048 Bergeend A050 Smient A052 Wintertaling A053 Wilde eend A054 Pijlstaart A056 Slobeend A103 Slechtvalk A130 Scholekster A137 Bontbekplevier A141 Zilverplevier A142 Kievit A144 Drieteenstrandloper A149 Bonte strandloper A157 Rosse grutto A160 Wulp A161 Zwarte ruiter A162 Tureluur A169 Steenloper Met betrekking tot de in de passende beoordeling geselecteerde beschermde habitattypen en soorten, merk ik deze als volledig en juist aan. PASSENDE BEOORDELING Ecologie De passende beoordeling geeft aan de hand van verschillende storingsfactoren gebaseerd op de Effectenindicator van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie een overzicht van de voor de toetsing van het realiseren van de buitendijkse natuur en de werkzaamheden aan de primaire waterkering ter plaatse van de Veerhaven relevante effectmechanismen. Concreet benoemt de passende beoordeling de volgende relevante effectmechanismen: verandering van dynamiek; optische verstoring door aanwezigheid van mensen en materieel; geluidsverstoring; vermesting als gevolg van uitwisseling van sediment en nutriënten tussen het estuarium en de voormalige landbouwgronden; ruimtebeslag. In de passende beoordeling is bij de effectbepaling gekeken naar de gevoeligheid van de aangewezen habitattypen, habitatsoorten en vogelrichtlijnsoorten voor de hierboven beschreven storingsfactoren. Op basis van onder meer de aard en locatie van de verschillende werkzaamheden, de uitvoeringswijze en het (potentiële) voorkomen van soorten en biotoop is daarna gekeken of er negatieve effecten te verwachten zijn als gevolg van de werkzaamheden op de Pagina 5 van 9

6 instandhoudingsdoelstellingen van de kwalificerende habitattypen en -soorten en vogelrichtlijnsoorten. Habitattypen Langs het projectgebied komt het habitattype estuaria voor, met aangrenzend aan de voormalige Veerhaven open water en langs de dijk waar de bres voorzien is een strook bij eb droogvallend slik. De werkzaamheden aan de primaire waterkering ter plaatse van de Veerhaven hebben geen invloed op het oppervlak estuaria. Effecten in de vorm van verandering van dynamiek en vermesting zijn evenmin aan de orde. Significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstelling voor het habitattype estuaria als gevolg van de werkzaamheden ten aanzien van de primaire waterkering ter plaatse van de Veerhaven kunnen derhalve worden uitgesloten. Habitatrichtlijnsoorten Zeeprik, rivierprik, fint Zeeprik, rivierprik en fint zijn gevoelig voor verstoring door onderwatergeluid. Gedurende de trekperiode kunnen deze soorten (in geringe aantallen) binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden komen, maar deze invloedssfeer reikt niet zover dat de vissen in hun migratiemogelijkheden worden beperkt. Op grond van de passende beoordeling kan bovendien worden geconcludeerd, dat als gevolg van de werkzaamheden rond de Veerhaven trillingen, die zich voortzetten als onderwatergeluid, niet worden verwacht. Ik onderschrijf dan ook de conclusie dat significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor zeeprik, rivierprik en fint zijn uitgesloten. Gewone zeehond Gewone zeehonden zijn gevoelig voor verstoring door geluid en optische verstoring. De soort is met name gevoelig voor verstoring nabij ligplaatsen tijdens de kraamperiode en tijdens de verharingsperiode. De dichtstbijzijnde rustplaatsen van de gewone zeehond bevinden zich op ongeveer 2,5 kilometer van het plangebied, ruim buiten de in de passende beoordeling gehanteerde en onderbouwde maximale verstoringsafstand van 1200 meter. Van verstoring door geluid als gevolg van de werkzaamheden in het gebied is daarom geen sprake. Van optische verstoring zal evenmin sprake zijn, aangezien het aantal vaarbewegingen voor de aanvoer van grond en/of stenen verwaarloosbaar is vergeleken met het totaal aantal vaarbewegingen in de Westerschelde. Ik deel dan ook de conclusie dat significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstelling voor de gewone zeehond zijn uitgesloten. Vogelrichtlijnsoorten Broedvogels De waterkering van de Veerhaven wordt structureel door de bontbekplevier als broedlocatie gebruikt. Andere broedvogels ten aanzien waarvan voor het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe instandhoudingsdoelstellingen gelden, broeden niet in het plangebied of in de directe nabijheid ervan. Door het vervangen van de steenbekleding van de waterkering (aan buitendijkse zijde) van de Veerhaven gaat geschikt broedbiotoop van de bontbekplevier (tijdelijk) verloren. Als mitigerende maatregel wordt daarom een tijdelijk geschikte broedbiotoop voor de soort ingericht op minimaal 500 meter ten zuidoosten van de bres om voldoende afstand tot de locatie met de werkzaamheden te hebben. Deze mitigerende maatregel heb ik als voorschrift aan de vergunning verbonden (voorschrift 7) en daaraan toegevoegd dat de alternatieve broedbiotoop tijdens de werkzaamheden gevrijwaard dient te blijven van verstoring, omdat de maatregel anders geen zin zal hebben. Pagina 6 van 9

7 Na afloop van de werkzaamheden buitendijks zal de waterkering van de Veerhaven weer geschikt zijn als broedlocatie voor de bontbekplevier. Gelet op het voorgaande ben ik dan ook van mening, dat er geen sprake zal zijn van significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstelling voor de bontbekplevier of andere broedvogelsoorten van het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe als gevolg van de werkzaamheden aan de primaire waterkering ter plaatse van de Veerhaven. Niet broedvogels Effecten op niet-broedvogels zijn denkbaar in de vorm van verstoring van hoogwatervluchtplaatsen en foeragerende vogels door geluid en optische verstoring. De dichtstbijzijnde hoogwatervluchtplaatsen bevinden zich op meer dan 750 meter afstand van de werkzaamheden en derhalve buiten de in de passende beoordeling gehanteerde en onderbouwde maximale verstoringsafstand van 500 meter. Het projectgebied grenst aan open water; enige concentratie van foeragerende vogels is te verwachten op het slik dat met eb droogvalt langs de Noorddijkpolder. Hier zouden foeragerende watervogels en steltlopers ten gevolge van het vervangen van de steenbekleding aan de buitenzijde van de waterkering van de Veerhaven kunnen worden verstoord. Deze verstoring is echter tijdelijk en zal hooguit beperkt zijn, aangezien de binnendijkse werkzaamheden door de huidige zeewering zullen worden afgeschermd. Uitgaande van een worst-case scenario zal als gevolg van het project als geheel ten hoogste een oppervlak van 27 hectare slik verstoord worden, hetgeen neerkomt op ongeveer 0,33% van het gehele areaal slikken en platen in de Westerschelde. Dit is een zeer beperkt deel van het areaal en bovendien zijn voor verstoorde vogels in de nabije omgeving alternatieve foerageerlocaties voorhanden. Daarnaast zullen de foerageermogelijkheden met het nieuwe buitendijkse natuurgebied toenemen. Gelet op het voorgaande ben ik van mening dat er geen sprake zal zijn van significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor de nietbroedvogelsoorten van het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe. Conclusie Uit de bovenstaande analyse blijkt dat als gevolg van de voorgenomen werkzaamheden, zoals deze zijn aangevraagd, geen significant negatieve effecten op de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe zijn te verwachten. Geconcludeerd kan daarom worden dat de instandhoudingsdoelstellingen zoals deze worden genoemd in het aanwijzingsbesluit niet in gevaar worden gebracht door de voorgenomen activiteit. CUMULATIE In artikel 19f Nb-wet 1998 is bepaald dat bij het bepalen of er sprake kan zijn van significante gevolgen, niet alleen het project afzonderlijk beoordeeld dient te worden, maar ook in combinatie met andere projecten of plannen. Ten aanzien van het optreden van kleine, niet significante effecten dient daarom nagegaan te worden of deze, samen met effecten van andere projecten of plannen, zouden kunnen leiden tot significante effecten. Ik heb hiervoor al geconcludeerd dat de uitvoering van de voorgenomen activiteiten zelfstandig beschouwd, niet kunnen leiden tot een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in het betreffende Natura 2000-gebied of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het betreffende gebied is aangewezen. In de passende beoordeling zijn mogelijke cumulatieve effecten in beeld gebracht. Het betreft voor zover voor de voorliggende vergunningaanvraag relevant - de tweede fase van de Gebiedsontwikkeling Perkpolder en de voorziene Pagina 7 van 9

8 uitbreidingsplannen voor Resort Westerschelde in de omgeving van de Kop van Ossenisse, die mogelijk een verstorend effect als gevolg van geluid en menselijke aanwezigheid op zeehonden en broedende, foeragerende of rustende vogels heeft. In de vergunningverlening voor projecten en activiteiten in de Kop van Ossenisse heeft het bevoegd gezag in het kader van de beoordeling van de natuureffecten nadrukkelijk aandacht voor de toegankelijkheid van de zeeweringen. Zo zijn delen van de buitendijkse onderhoudswegen langs dit gedeelte van de Westerschelde, al dan niet seizoenaal, voor recreatief medegebruik gesloten. In 1997 zijn in de Westerschelde dijkwerkzaamheden gestart. Deze werkzaamheden maken deel uit van één groot project dat gefaseerd wordt uitgevoerd. Naast ruimtebeslag kunnen deze werkzaamheden als gevolg van geluid en menselijke aanwezigheid leiden tot verstoring van vogels en hoogwatervluchtplaatsen, broed- en foerageergebieden. Door het treffen van mitigerende maatregelen worden negatieve effecten op vogels en habitats zoveel mogelijk tegengegaan. Van overig menselijk gebruik worden ten aanzien van de aangevraagde activiteiten geen cumulerende effecten verwacht. Conclusie Ik concludeer dat ook cumulatief beoordeeld, de uitvoering van de voorgenomen activiteiten niet kunnen leiden tot een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe en evenmin een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het betreffende gebied is aangewezen. BESPREKING VAN DE INSPRAAK Naar aanleiding van deze aanvraag zijn, op grond van artikel 44, lid 3, van de Nbwet 1998, gedeputeerde staten van de provincie Zeeland en burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst in de gelegenheid gesteld over deze aanvraag hun zienswijze kenbaar te maken. Provincie Zeeland en gemeente Hulst hebben aangegeven geen gebruik te zullen maken van de mogelijkheid een zienswijze over de vergunningaanvraag in te dienen. Op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en de bijzondere regels in hoofdstuk 5, paragraaf 2 van de Waterwet is de ontwerpbeschikking met de daarop betrekking hebbende stukken vanaf 7 september 2011 gedurende een termijn van zes weken ten kantore van: - Provincie Zeeland te Middelburg, - Gemeente Hulst te Hulst, en - Waterschap Scheldestromen, vestiging Terneuzen te Terneuzen ter inzage gelegd en is door kennisgeving in nieuwsbladen aangekondigd, teneinde een ieder in de gelegenheid te stellen hun zienswijze op het ontwerp naar voren te brengen. Van voornoemde terinzagelegging is kennis gegeven in de regionale huis-aanhuisbladen en de Zeeuws-Vlaamse editie van de dagbladen PZC en BN/De Stem. Naar aanleiding van de publicatie van de kennisgevingen, de toezending en de terinzagelegging van alle ontwerpbesluiten in het kader van het project Natuurcompensatie Perkpolder zijn over de ontwerpbesluiten zienswijzen naar voren gebracht. Over de beoordeling van de zienswijzen heeft tussen de betrokken overheden afstemming plaatsgevonden. De zienswijzen en Pagina 8 van 9

9 overwegingen naar aanleiding van de zienswijzen zijn opgenomen in een inspraaknotitie, die is opgenomen als bijlage bij dit besluit (exclusief de daarbij gevoegde ingediende zienswijzen). Ten aanzien van het ontwerp van het onderhavige besluit zijn inhoudelijk geen specifieke zienswijzen naar voren gebracht. De ingediende zienswijzen hebben mij geen aanleiding gegeven het besluit ten opzichte van het ontwerp inhoudelijk te wijzigen. CONCLUSIE Ik ben van mening dat de gevraagde vergunning onder voorschriften kan worden verleend. Pagina 9 van 9