Datum 16 april 2012 Onderwerp aanbieding ter goedkeuring van het vaststellingsbesluit projectplan Perkpolder

Transcriptie

1 I lillil lillillil Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu > Retouradres: Postadres: Postbus KA Middelburg Gedeputeerde Staten van de Provincie Zeeland Directie Ruimte, Milieu en Water t.a.v de heer mr. H.G.O. Hinderink Postbus AD Middelburg Rijkswaterstaat zeeland Poelendaelesinge! JA Middelburg Postadres: Postbus KA Middelburg T (0118) F Contactpersoon mr. M. de Bruijne T rini.de.bruijne@rws. nl Datum 16 april 2012 Onderwerp aanbieding ter goedkeuring van het vaststellingsbesluit projectplan Perkpolder Ons kenmerk: RWS/DZL-2012/1792 Uw kenmerk: Bijlage(n): 4 Geacht college, Hierbij zend ik u ter goedkeuring het vaststellingsbesluit projectplan Aanpassing waterkering Perkpolder met bijbehorend definitief projectplan Aanpassing waterkering Perkpolder, kenmerk 9T9564.BO. Verder de inspraaknotitie naar aanleiding van de ingekomen zienswijzen, de definitieve Milieueffectrapportage Aanpassing waterkering Perkpolder, kenmerk 9T9564.CO, en het toetsingsadvies Waterkeringen Perkpolder d.d. 21 maart 2012 met rapportnummer Over het moment van publicatie van het goedkeuringsbesluit van uw college met bijbehorende stukken vindt nog contact plaats met medewerkers van uw directie Ruimte, Milieu en Water. Behalve Rijkswaterstaat is tevens het waterschap Scheldestromen initiatiefnemer van het projectplan Aanpassing waterkering Perkpolder. U wordt door het waterschap afzonderlijk geïnformeerd. Ik vertrouw er op u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Hoogachtend, n.coc:rllt.._b ~<--!\.:~.:( t'4fl Pagina 1 van 1

2 Ftijksvvaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu beschikking Datum 16 april 2012 Nummec onderneep vaststelling projectplan Perkpolder DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU Gelezen: Projectplan Aanpassing waterkering (d.d. 19 januari 2012, kenmerk 9T9564.BO); Milieueffectenrapportage Aanpassing waterkering Perkpolder (Definitief d.d 27 maart 2012, kenmerk 9T9564.CO); Toetsingsadvies over het milieueffectrapport (d.d. 21 maart 2012, Rapportnummer ); Inspraaknotitie (d.d. 24 januari 2012). 1. Overwegingen Rijkswaterstaat Zeeland en het Waterschap Scheldestromen zijn voornemens de waterkeringen langs de Westersehelde in de Kop van Hulst aan te passen. Deze aanpassingen zijn enerzijds nodig om een nieuw, buitendijks natuurgebied te realiseren waardoor tevens het oppervlaktewaterlichaam de Westersehelde wordt uitgebreid, anderzijds maakt het de ontwikkeling van het voormalige veerplein mogelijk. Voor de realisatie van het buitendijks natuurgebied, waarvan de aanleg voortkomt uit afspraken die zijn vastgelegd in het Natuurcompensatieprogramma Westersehelde 1998, wordt de dijk landwaarts verlegd. Om het voormalige veerplein binnendijks te brengen wordt de dijk hier juist zeewaarts verlegd. Het tracé van de waterkeringen is reeds vastgesteld in het kader van het planproces voor de Gebiedsantwikkeling Perkpolder. De integrale Gebiedsantwikkeling inclusief het tracé van de waterkeringen is vastgelegd in het bestemmingsplan, dat inmiddels onherroepelijk is. Hiervoor is in 2007 tevens een plan-mer opgesteld. Om de aanpassing van de waterkeringen mogelijk te maken en om het oppervlaktewaterlichaam de Westersehelde te wijzigen is, volgens de Waterwet een project-plan van de beheerder nodig waarin de burger de beschrijving van het betrokken werk en de wijze waarop dat zal worden uitgevoerd kan lezen. Verder dient een projectplan voorzieningen te bevatten om nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk ongedaan te maken of te beperken. Vanwege het integrale karakter van de geplande werkzaamheden is er door Rijkswaterstaat Zeeland en het Waterschap Scheldestromen voor gekozen een gezamenlijk projectplan op te stellen. De vaststelling van dit plan gebeurt echter door deze beheerders afzonderlijk. Ieder neemt een besluit over zijn eigen beheersgebied. Dit vaststellingsbesluit heeft betrekking op het beheersgebied van Rijkswaterstaat Zeeland. Pagina 1 van 4

3 Nu het projectplan onder meer betrekking heeft op aanpassingen van primaire waterkeringen, dient op grond van de Waterwet de projectprocedure te worden doorlopen. In deze procedure volgt na vaststelling van een projectplan in de zin van de Waterwet door de beheerder, een goedkeuring van gedeputeerde staten. Tot de wijziging van het Besluit m.e.r. per 1 april 2011 (Stb. 2011, nr. 102) was voor het goedkeuringsbesluit van gedeputeerde staten van een projectplan voor de aanleg van een primaire waterkering een milieueffectrapport, hierna MER, verplicht(vgl. Besluit m.e.r., onderdeel C, nr. 12.1(oud)). Om die reden is destijds begonnen met het opstellen van een MER. Datum 16 april 2012 Op grond van het huidige Besluit m.e.r., geldt na 1 april 2011 echter een m.e.r. beoordelingsplicht, die niet langer gekoppeld is aan het goedkeuringsbesluit van gedeputeerde staten maar aan het projectplan zelf (vgl. Besluit m.e.r., onderdeel D, nr. 3.2).' Nu er al een MER in voorbereiding was, is besloten om niet van de reeds ingezette m.e.r-procedure af te wijken, maar vast te houden aan het ingezette spoor van een project-mer. Nu echter ter onderbouwing van het projectplan. In het MER zijn diverse alternatieven voor de uitvoering van het nieuwe dijktracé in kaart gebracht en hoe die zich onderling verhouden ten aanzien van de milieugevolgen. Daarnaast zijn ook de effecten van mogelijke mitigerende maatregelen goed in beeld gebracht. Het tracé van de waterkeringen is al vastgesteld in het onherroepelijk bestemmingsplan. Het onderscheid tussen de alternatieven in dit MER betreft vooral de te hanteren taludhelling, de daarmee samenhangende kruinhoogte en de bekleding van de taluds. De belangrijkste verschillen betreffen natuur en landschap: een dijk met een relatief steil buitentalud scoort gunstiger voor natuur, maar (iets) minder gunstig voor landschap; bij een alternatief met een flauwer, met klei bekleed talud, geldt het omgekeerde. Bij het voorkeursalternatief dat de opmaat is geweest voor het projectplan Aanpassing waterkering Perkpolder, is vanuit onderhoud en techniek gekozen voor een harde, weinig onderhoudsvragende bekleding bij het veerplein. Voor de resterende dijk zal de beschikbaarheid van voldoende geschikte klei in of nabij het plangebied bepalen of het accent zal liggen op een kleidijk of op een meer harde bekleding. De flexibele grens op de overgang van kleidijk naar steenbekleding moet in elk geval op een knikpunt in de dijk komen te liggen. Het MER onderbouwt het gekozen voorkeursalternatief, dat nader uitgewerkt is het projectplan, voldoende. Het is vanuit milieuoogpunt een verantwoorde basis voor de aanpassing van de waterkeringen. Voor wat betreft de uitbreiding van het oppervlaktewater de Westerschelde, is in paragraaf 7.8 van het projectplan getoetst aan waterkwaliteit (zowel chemisch als ecologisch), waterkwantiteit en de maatschapschappelijke functies van dit oppervlaktewater. De conclusie is dat ten aanzien van al deze aspecten géén significante effecten zijn te verwachten en voor wat betreft de Natuur blijkt uit van het MER dat er zelfs een positief effect voor het oppervlaktewater de Westersehelde is te verwachten. Ten slotte is er nog aanvullend onderzoek gedaan naar de mogelijke risico's van het neerslaan van vervuild slib. Op basis van dit onderzoek is er geen risico voor de volksgezondheid vanwege het mogelijk neerslaan van 1 Nu voor een projectplan geen aanvraag nodig is, is artikel IV (overgangsrecht) van het Besluit reparatie en modernisering milieueffectrapportage, Staatsblad 2011, nr 102, niet van toepassing. Pagina 2 van 4

4 vervuild slib te verwachten. Om ieder risico op dit punt uit te sluiten wordt er in dit oatum besluit nog een aanvullend monitoringsvoorschrift opgenomen. 16 'P'" Procedure Dit besluit is tot stand gekomen met toepassing van de procedureregels in de Algemene wet bestuursrecht. Daarbij is het ontwerp MER en het ontwerp projectplan op 7 september 2011 door gedeputeerde staten van de Provincie Zeeland in het kader van de projectprocedure van artikel 5.5 e.v. van de Waterwet bekend gemaakt. Er zijn 12 zienswijzen binnengekomen. De zienswijzen hebben geleid tot aanvulling van de motivering in het definitieve projectplan ten aanzien van de mogelijkheid dat verontreinigd slib kan neerslaan, en er is nu opgenomen dat een ontsluitingsweg via de Noordzijde van Walsoorden wordt aangelegd. Ambtshalve hebben enkele redactionele wijzigingen en verduidelijkingen plaatsgevonden en is er bij de randvoorwaarden de verplichting van het overleggen van een uitvoeringsplan toegevoegd. Voor de beantwoording van de zienswijzen wordt hier verder verwezen naar de Antwoordnota. Op 21 maart 2012 is het Toetsingsadvies van de Commissie voor de m.e.r. ontvangen. Volgens de Commissie voor de m.e.r bevat het MER voldoende informatie om het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming. Daarnaast bevat het rapport enkele adviezen met betrekking tot onderhavig projectplan. Voor wat betreft de bres en de mogelijkheid van verontreinigd slib worden hierna aanvullende voorschriften opgenomen. Het projectplan zelf bevat al maatregelen om het optreden van zoute kwel te voorkomen en bevat de verplichting om een eventuele toename van zoute kwel te monitoren. Met het mogelijk optreden van geluidhinder is rekening gehouden in het kader van de uitgevoerde passende beoordeling die onderdeel uitmaakt van de Natuurbeschermingswetvergunning. Het advies is als bijlage bij dit besluit gevoegd. Het projectplan op grond van artikel 5.4, lid 1, van de Waterwet is genoemd in de bijlage bij artikel 1.1 van de Crisis- en Herstelwet, zodat de bepalingen in hoofdstuk 1, afdeling 2 van de Crisis- en Herstelwet hierop van toepassing zijn 3. Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, de Wet Milieubeheer, het Besluit mer, de Algemene wet bestuursrecht en de hiervoor vermelde overwegingen besluit de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu als volgt: I. Het projectplan Aanpassing waterkering Perkpolder, d.d. 19 januari 2012, kenmerk 9T9564.BO vast te stellen, waarbij genoemd projectplan een onlosmakelijk onderdeel is van dit besluit. I!. Aan het projectplan de volgende voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen. Pagina 3 van 4

5 4. Voorschriften aanvullend aan het projectplan 4.1 Bres Het eerste jaar na realisering van de bres moeten door Rijkswaterstaat halfjaarlijks lodingen worden uitgevoerd. Deze lodingen zijn gericht op het proces van erosie en sedimentatie ter hoogte van de bres. Na het eerste jaar moet er door Rijkswaterstaat jaarlijks lodingen worden uitgevoerd, voor een periode van vijf jaar na realisering van de bres. Datum 16 april 2012 Jaarlijks voor het einde van het kalenderjaar, of eerder indien daar op basis van tussentijdse resultaten aanleiding toe bestaat, rapporteert Rijkswaterstaat de resultaten van de lodingen aan het districtshoofd Westersehelde en het waterschap Scheldestromen. 4.2 Slib Jaarlijks, voor een periode van vijf jaar na realisering van de bres, wordt door Rijkswaterstaat de bodem van het buitendijks natuurgebied bemonsterd. Deze bemonstering is gericht op de slibkwaliteit. Deze slibkwaliteit wordt vergeleken met de bodembemonsteringen die jaarlijks op de locatie Vlissingen boei SSVH en op de locatie Schaar van Ouden Doel worden uitgevoerd. Jaarlijks voor het einde van het kalenderjaar, of eerder indien daar op basis van tussentijdse resultaten aanleiding toe bestaat, rapporteert Rijkswaterstaat de resultaten van de bemonstering aan het districtshoofd Westerschelde. 5. Ondertekening /--- (~J.T.L. van der.t Pagina 4 van 4