VIVA QUAD XT CRT-D DTBA2QQ

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "VIVA QUAD XT CRT-D DTBA2QQ"

Transcriptie

1 VIVA QUAD XT CRT-D DTBA2QQ Digitale implanteerbare cardioverter defibrillator met cardialeresynchronisatietherapie (DDE-DDDR) PhysioCurve -ontwerp, AdaptivCRT -algoritme, CardioSync -optimalisatie, Automatische VectorExpress LV-test, SmartShock -technologie, OptiVol 2.0-vochtbewaking, Volledige Capture Management -diagnostiek (ACM, RVCM, LVCM) Producthandleiding

2 In de onderstaande lijst staan de gedeponeerde of geregistreerde handelsmerken van Medtronic in de Verenigde Staten en mogelijk in andere landen. Alle andere handelsmerken zijn het eigendom van de desbetreffende eigenaar. ATP During Charging, Active Can, AdaptivCRT, Capture Management, Cardiac Compass, CardioSync, CareAlert, CareLink, ChargeSaver, Conexus, Flashback, InCheck, Marker Channel, Medtronic, Medtronic CareAlert, Medtronic CareLink, OptiVol, PR Logic, PhysioCurve, Quick Look, Reactive ATP, SentryCheck, SmartShock, T-Shock, TherapyGuide, VectorExpress, Viva

3 Inhoud 1 Overzicht van het systeem Inleiding Beschrijving van het systeem Indicaties en contra-indicaties Contra-indicaties Functiesamenvatting Stimulatiemodusinformatie 11 2 Waarschuwingen, voorzorgen en mogelijke complicaties Algemene waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen Explantatie en verwijderen Instructies voor hantering en opslag Evaluatie en aansluiting van geleidingsdraden Apparaatwerking Mogelijke complicaties 17 3 Implantatieprocedure Een implantatie voorbereiden Selecteren en implanteren van de geleidingsdraden Het geleidingsdraadsysteem testen De geleidingsdraden aansluiten op het apparaat Ventriculaire-defibrillatiedrempeltests uitvoeren Het apparaat plaatsen en bevestigen De implantatieprocedure voltooien Een apparaat vervangen 29 4 Productspecificaties Uiterlijke kenmerken Elektrische specificaties Vervangingsindicatoren Verwachte levensduur Energieniveaus en gemiddelde oplaadtijden Magneetoplegging 37 5 Apparaatparameters Emergency-instellingen Tachycardiedetectieparameters Atriale-tachycardietherapieparameters Ventriculaire-tachycardietherapieparameters Stimulatieparameters Medtronic CareAlert-parameters Gegevensregistratieparameters Systeemtestparameters EP-studieparameters 56 6 Conformiteitsverklaring Conformiteitsverklaring Conformiteitsverklaring Canada 61 3

4 1 Overzicht van het systeem 1.1 Inleiding In deze handleiding wordt de Viva Quad XT CRT-D implanteerbare tweekamer cardioverter defibrillator met cardialeresynchronisatietherapie (CRT-D) Model DTBA2QQ van Medtronic beschreven. Deze apparaathandleiding bevat informatie over de specifieke functies van het model, indicaties en contra-indicaties, waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen, instructies voor het implanteren van het apparaat, specificaties en tabellen met parameters. Aanvullende handleidingen en documenten met informatie over het apparaat: Referentiehandleiding Deze handleiding bevat informatie over de functies van het apparaat. Ook wordt beschreven hoe u een programmeerapparaat gebruikt om een sessie uit te voeren. De referentiehandleiding is van toepassing op meerdere modellen van de CRT-D-apparaten. Verklaring van de symbolen In dit document worden de symbolen uitgelegd die op de verpakking van het apparaat kunnen worden weergegeven. Controleer het verpakkingslabel om te zien welke symbolen op dit apparaat van toepassing zijn. Handleiding met informatie over de medische procedure en voorzorgsmaatregelen met betrekking tot EMI voor zorgverleners Deze handleiding bevat waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en ondersteuning voor zorgverleners die medische therapieën en diagnostische procedures uitvoeren bij patiënten met hartapparaten. Deze handleiding bevat voor de patiënt informatie over EMI-bronnen thuis, op het werk en in andere omgevingen. 1.2 Beschrijving van het systeem De Viva Quad XT CRT-D implanteerbare tweekamercardioverter defibrillator met cardialeresynchronisatietherapie (CRT-D) Model DTBA2QQ van Medtronic is een multiprogrammeerbaar apparaat waarmee de hartfrequentie van een patiënt wordt bewaakt en gereguleerd door de afgifte van frequentieresponsieve anti-bradycardiestimulatie (een- en tweekamer), sequentiële biventriculaire stimulatie, ventriculaire tachycardietherapieën en atriale tachycardietherapieën. Het apparaat kan ventriculaire tachycardieën (VT/VF) automatisch detecteren en deze behandelen met defibrillatie-, cardioversie- en anti-tachycardiestimulatietherapieën. Het apparaat zorgt ook voor de automatische detectie van atriale tachycardieën (AT/AF) en behandelt deze met cardioversie- en anti-tachycardiestimulatietherapieën. Simultane of sequentiële biventriculaire stimulatie wordt gebruikt om patiënten te voorzien van cardialeresynchronisatietherapie. Het apparaat voorziet in anti-bradycardiestimulatietherapieën om bradycardie te behandelen. Het apparaat levert eveneens diagnostische gegevens en bewakingsgegevens die het systeem evalueren en helpen bij de patiëntzorg. Inhoud van de steriele verpakking De verpakking bevat 1 implanteerbare cardioverter defibrillator en 1 momentsleuteltje. Connectoren Het apparaat beschikt over een DF4 inline connector en een IS4 inline connector, waardoor het mogelijk is om een rechtsventriculaire (RV) DF4-LLHH- of DF4-LLHO-geleidingsdraad en een quadripolaire linksventriculaire (LV) IS4-LLLL-geleidingsdraad aan te sluiten tijdens de implantatie. DF4-LLHH, DF4-LLHO en IS4-LLLL verwijzen naar de internationale standaard ISO 27186:2010, waarin de geleidingsdraadconnectorcontacten gedefinieerd zijn als lage spanning (L), hoge spanning (H) en open (O). Geleidingsdraden Het geleidingsdraadsysteem dat wordt gebruikt bij dit apparaat verzorgt stimulatie voor het linkerventrikel (LV), waarneming, stimulatie en cardioversie en defibrillatietherapieën voor het rechterventrikel (RV), en waarneming en stimulatie voor het atrium (A). Gebruik pas geleidingsdraden met dit apparaat nadat geverifieerd is dat de geleidingsdraad en de connector compatibel zijn. 4

5 Raadpleeg Sectie 3.2, Selecteren en implanteren van de geleidingsdraden, blz. 20 voor informatie over het selecteren en implanteren van de geleidingsdraden voor dit apparaat. Implanteerbaar deel van het apparaat De Viva Quad XT CRT-D Model DTBA2QQ vormt, samen met de stimulatiegeleidingsdraden en defibrillatiegeleidingsdraden, het implanteerbare gedeelte van het systeem. Programmeerapparaten en software Het Medtronic CareLink-programmeerapparaat Model 2090 en de software worden gebruikt om dit apparaat te programmeren. Zie de referentiehandleiding voor meer informatie over het gebruik van het programmeerapparaat. Programmeerapparaten van andere fabrikanten zijn niet compatibel met Medtronic-apparaten maar zullen Medtronic-apparaten niet beschadigen. Conexus-activator Model Via de Conexus-activator Model van Medtronic kunt u draadloze Conexus-telemetrie inschakelen bij geïmplanteerde apparaten die deze telemetrie ondersteunen. De Conexus-activator wordt in het ziekenhuis of de kliniek gebruikt in combinatie met het Medtronic CareLink-programmeerapparaat Model 2090 dat is voorzien van Conexus-telemetrie. CareLink-Analyzer Model 2290 Het systeem ondersteunt het gebruik van de Medtronic CareLink-Analyzer Model 2290, een toebehoren van het Medtronic CareLink-programmeerapparaat. Met dit systeem kunt u gelijktijdig een Analyzer-sessie en een apparaatsessie uitvoeren. Op deze manier kunt u snel van de ene sessie naar de andere overschakelen zonder de sessies te moeten beëindigen en/of starten, en kunt u gegevens van de Analyzer verzenden naar het programmeerapparaat. CareLink-monitor Model 2490C Patiënten gebruiken de Medtronic CareLink-monitor Model 2490C om automatisch informatie uit hun geïmplanteerde apparaat op te vragen en die door te geven aan hun arts. Raadpleeg de patiëntenhandleiding voor informatie over het gebruik van de CareLink-monitor. Meer informatie over de aansluiting en het gebruik van de monitor kunt u vinden in de documentatie bij de monitor. InCheck-Patient Assistant Model 2696 De patiënt kan de InCheck-Patient Assistant Model 2696 van Medtronic gebruiken om de registratie van gegevens over cardiale events in het geheugen van het apparaat te initiëren. Ook kan de patiënt controleren of het geïmplanteerde apparaat een mogelijke atriale tachycardie heeft waargenomen, en opdracht geven atriale cardioversietherapie af te geven (als het apparaat zodanig is geprogrammeerd dat de patiënt cardioversie zelf kan activeren). SentryCheck-monitor Model 2697 Patiënten kunnen de SentryCheck-monitor Model 2697 van Medtronic gebruiken om de status van de OptiVol 2.0-vochtbewakingsfunctie in het geïmplanteerde apparaat te controleren. 1.3 Indicaties en contra-indicaties Het Viva Quad XT CRT-D-systeem is geïndiceerd voor patiënten met een hoog risico op plotseling overlijden ten gevolge van ventriculaire tachycardieën en patiënten die lijden aan hartfalen met ventriculaire dissynchroniteit. Het apparaat is bedoeld om atriale en/of ventriculaire anti-tachycardiestimulatie, cardioversie en defibrillatie af te geven voor de automatische behandeling van atriale en/of levensbedreigende ventriculaire tachycardieën. Vóór de implantatie dienen patiënten aan een grondig hartonderzoek te worden onderworpen, inclusief elektrofysiologische tests. Ook worden elektrofysiologische onderzoeken en tests met betrekking tot de veiligheid en effectiviteit van de voorgestelde tachycardietherapieën aanbevolen tijdens en na de implantatie van het apparaat. 1.4 Contra-indicaties Het Viva Quad XT CRT-D-systeem is gecontra-indiceerd bij patiënten met tachycardieën als gevolg van voorbijgaande of omkeerbare oorzaken, zoals: een acuut myocardiaal infarct, medicijnvergiftiging, verdrinking, elektrische schok, verstoord elektrolytisch evenwicht, hypoxie of sepsis. Het apparaat is gecontra-indiceerd voor patiënten met een geïmplanteerde unipolaire pacemaker. Het apparaat is gecontra-indiceerd voor patiënten met permanente VT of VF. 5

6 Het apparaat is gecontra-indiceerd voor patiënten van wie de primaire aandoening bestaat uit chronische atriale tachycardie zonder bijkomende VT of VF. 1.5 Functiesamenvatting De volgende functies zijn beschikbaar in dit apparaat. Voor een overzicht van de functies die bij aflevering zijn geactiveerd, zie de kolom met fabrieksinstellingen in de tabellen in Hoofdstuk 5, Apparaatparameters, blz Softwarefuncties van het programmeerapparaat Zie de referentiehandleiding voor meer informatie over deze functies. Conexus wireless telemetry (Draadloze Conexus-telemetrie) Deze functie maakt draadloze verzending van gegevens mogelijk tussen het geïmplanteerde apparaat en het programmeerapparaat in het ziekenhuis of de kliniek, en tussen het geïmplanteerde apparaat en de monitor bij de patiënt thuis. Emergency therapies (Emergency-therapieën) Tijdens een patiëntsessie kunnen defibrillatie, cardioversie, vaste-burst-stimulatie en emergency-vvi handmatig kunnen worden gestart om snel episodes van ventriculaire tachycardie te behandelen. Live Rhythm Monitor (Actueleritmevenster) Dit venster van het programmeerapparaat toont ECG-registraties, Leadless ECG (LECG)-registraties, Marker Channel-registraties met markerannotaties en getelemetreerde EGM-signaalregistraties. In de linkerbovenhoek worden eveneens de hartfrequentie en het interval van de patiënt weergegeven. Checklist Deze functie biedt een interactieve lijst met veelvoorkomende taken die tijdens de implantatie en follow-up-sessies worden uitgevoerd. Als een arts een taak selecteert, wordt het programmeerapparaatscherm voor die taak weergegeven. Artsen kunnen hun eigen checklists instellen of een van de standaardchecklists van Medtronic gebruiken die bij het programmeerapparaat zijn meegeleverd. Leadless ECG Via deze apparaatfunctie kunnen artsen tests uitvoeren en een signaal equivalent aan een ECG registreren zonder dat oppervlakte-ecg-afleidingen hoeven te worden aangebracht. TherapyGuide Deze functie biedt een gesuggereerde set parameters gebaseerd op geprogrammeerde informatie over de klinische conditie van de patiënt. TherapyGuide is geen vervanging voor het deskundige oordeel van een arts. De arts kan elke gesuggereerde parameterwaarde accepteren, weigeren of wijzigen. Patient Information (Patiëntgegevens) Via deze functie kunnen artsen gegevens over de patiënt in het programmeerapparaat opslaan; deze gegevens kunnen tijdens een patiëntsessie worden weergegeven en afgedrukt Functies voor diagnostische gegevens Zie de referentiehandleiding voor meer informatie over deze functies. Quick Look II Dit programmeerapparaatscherm bevat overzichtsgegevens over de apparaatwerking en de ritmes van de patiënt die zijn geregistreerd sinds de laatste patiëntsessie. Dit overzicht bevat koppelingen naar meer gedetailleerde in het apparaat opgeslagen statusinformatie en diagnostische informatie, bijvoorbeeld met betrekking tot aritmie-episodes en afgegeven therapieën. Medtronic CareAlert Als een van de geprogrammeerde of automatische CareAlert-alarmsituaties wordt waargenomen, stuurt deze functie een draadloos alarmsignaal naar de CareLink-monitor. Er wordt een alarmmelding naar de arts verzonden en er klinkt een alarmtoon waarmee de patiënt wordt gewaarschuwd medische hulp te zoeken. RV Lead Integrity Alert (Alarm RV-geleidingsdraadintegriteit) Deze functie geeft een alarm af om de patiënt te waarschuwen dat er mogelijk een probleem is met een RV-geleidingsdraad. Dit kan betekenen dat de geleidingsdraad gebroken is. Wanneer wordt voldaan aan de alarmcriteria, worden de apparaatinstellingen automatisch aangepast om afgifte van ongewenste therapie te voorkomen. 6

7 OptiVol 2,0 fluid status monitoring (OptiVol 2.0-vochtbewaking) Deze functie identificeert een potentiële toename van het thoracale vocht, hetgeen kan wijzen op longstuwing. Dit wordt bepaald aan de hand van controle op veranderingen in de thoracale impedantie. Als de verandering groter is dan de geprogrammeerde drempelwaarde, klinkt er een alarmtoon waarmee de patiënt wordt gewaarschuwd medische hulp te zoeken. Cardiac Compass Trends Deze functie biedt een overzicht van de toestand van de patiënt over de afgelopen 14 maanden, met grafieken waarin de klinische trends op de lange termijn voor hartritme en apparaatstatus worden weergegeven, bijvoorbeeld frequenties van aritmieën, hartfrequenties en apparaattherapieën. Heart Failure Management Report (Hartfalenmanagementrapport) Dit afgedrukte rapport geeft een samenvatting over de klinische toestand van de patiënt en de observaties sinds het vorige follow-up-bezoek. Het rapport bevat grafieken met de trends in hartfrequenties, aritmieën en vochtophoping van de afgelopen 14 maanden. Arrhythmia episode data (Aritmie-episodegegevens) Het systeem stelt een aritmie-episodelogboek samen waarmee de arts snel beknopte en gedetailleerde diagnostische gegevens, inclusief opgeslagen EGM, over de geselecteerde aritmie-episode kan bekijken. Op het programmeerapparaat zijn eveneens episode- en therapietellers beschikbaar, opgeslagen gegevens over de aantallen keren dat aritmieën en therapieën zijn opgetreden. Flashback Memory (Flashback-geheugen) Deze diagnostische functie registreert de intervallen die onmiddellijk vóór tachycardie-episodes of de meest recente uitlezing optreden. De intervalgegevens worden uitgezet tegen de tijd. Ventricular sensing episodes data (Ventriculairewaarnemingsepisodegegevens) Deze functie stelt diagnostische informatie samen die de arts helpt bij het vaststellen van de oorzaak van ventriculairewaarnemingsepisodes, en het herprogrammeren om deze episodes te vermijden. De volgende gegevens worden geregistreerd: de datum en het tijdstip, de duur, de intervallen en markers, de maximale atriale en ventriculaire frequenties, en een indicatie of de episode deel van een tachycardie uitmaakte. Rate Drop Response episodes data (Frequentiedalingrespons-episodegegevens) Deze functie toont slag-voor-slaggegevens die nuttig zijn voor het analyseren van frequentiedalingrespons-episodes en de events die leiden tot deze episodes. Deze functie registreert gegevens over episodes die voldoen aan de geprogrammeerde detectiecriteria voor frequentiedaling. Rate Histograms (Frequentiehistogrammen) Deze diagnostische functie toont de distributies van het hartfrequentiebereik van een patiënt Stimulatiefuncties Zie de referentiehandleiding voor meer informatie over deze functies. Auto-adjusting sensitivity (Zelfinstellende gevoeligheid) Deze functie past de waarnemingsdrempels automatisch aan nadat bepaalde gestimuleerde en waargenomen events plaatsvinden. CRT ventricular pacing options (Opties voor CRT ventriculaire stimulatie) De configuratie van ventriculaire stimulatie in het CRT-apparaat kan op biventriculaire stimulatie, alleen RV of alleen LV worden geprogrammeerd. De biventriculaire stimulatiesequentie en de V-V-stimulatievertraging zijn programmeerbaar ter ondersteuning van een betere hemodynamiek. AdaptivCRT Deze functie past de waarden van CRT-parameters automatisch aan wanneer de patiënt ambulant is. Als AdaptivCRT is geprogrammeerd op Adaptive Bi-V and LV (Adapterend Bi-V en LV), kan de functie automatisch schakelen tussen biventriculaire stimulatie en alleen LV-stimulatie. LV Pacing Polarity (LV-stimulatiepolariteit) Deze functie biedt 16 stimulatiepolariteiten. De arts kan hiermee een stimulatiepolariteit selecteren waarmee capture zeker is, de levensduur van het apparaat wordt geoptimaliseerd en stimulatie van de middenrifzenuw wordt vermeden. De arts kan desgewenst de stimulatielocatie ook veranderen door de stimulatiepolariteit te programmeren. Rate Response (Frequentierespons) Deze functie past de hartstimulatiefrequentie aan als reactie op wijzigingen in de waargenomen lichamelijke activiteit van de patiënt. 7

8 Rate Profile Optimization (Optimalisatie van het frequentieprofiel) Deze functie controleert de dagelijkse en maandelijkse sensorfrequentieprofielen van de patiënt en past de curven voor frequentierespons aan. Deze functie zorgt ervoor dat de frequentierespons toepasselijk blijft voor alle activiteiten van de patiënt. Capture Management Deze functie bewaakt de stimulatiedrempels door dagelijks naar deze drempels te zoeken. Als dit is geprogrammeerd, worden de stimulatieamplitudes aangepast in de richting van een streefamplitude. Rate Adaptive AV (Frequentieadapterend AV) (RAAV) Deze tweekamerstimulatiefunctie handhaaft 1:1 volgen en AV-synchroniteit door de Paced AV (PAV)- en Sensed AV (SAV)-intervallen te variëren naar gelang de hartfrequentie toe- of afneemt. Auto PVARP Deze functie past PVARP (postventriculaire refractaire periode) aan als reactie op veranderingen in de hartfrequentie of stimulatiefrequentie van de patiënt. Om pacemakergeïnduceerde tachycardie te voorkomen is PVARP bij lagere volgfrequenties langer. Om 1:1 volgen te handhaven is PVARP bij hogere volgfrequenties korter. Rate Drop Response (Frequentiedalingrespons) Frequentiedalingrespons controleert het hart op grote frequentiedalingen en reageert door het hart gedurende een geprogrammeerd interval met een hogere frequentie te stimuleren. Sleep (Slaap) Deze functie zorgt ervoor dat het apparaat tijdens een geprogrammeerde slaapperiode met een lagere frequentie stimuleert. Non-Competitive Atrial Pacing (Niet-concurrerende atriale stimulatie) (NCAP) Deze functie zorgt ervoor dat na een refractair atriaal event atriale stimulatie gedurende een programmeerbaar interval wordt verhinderd. Pacemakergeïnduceerde tachycardie-interventie (PMT) Door het apparaat gedefinieerde PMT s worden door deze functie automatisch gedetecteerd en onderbroken. PVC-respons Deze functie verlengt PVARP na een premature ventriculaire contractie (PVC) om te voorkomen dat een retrograde P-top wordt gevolgd en te vermijden dat door retrograde geleiding een atriale uitgangspuls wordt geïnhibeerd. Ventricular Safety Pacing (Ventriculaire veiligheidsstimulatie) (VSP) Deze functie voorkomt onterechte inhibitie van ventriculaire stimulatie die door crosstalk of ventriculaire oversensing wordt veroorzaakt. Mode-switch Deze functie schakelt de apparaatstimulatiemodus tijdens een atriale tachycardie over van een atriale tweekamervolgmodus op een niet-volgmodus. Deze functie voorkomt de snelle ventriculaire stimulatie die het resultaat kan zijn van het volgen van een hoge atriale frequentie. Wanneer de atriale tachycardie eindigt, zet mode-switch de stimulatiemodus terug op de geprogrammeerde volgmodus. Atrial Tracking Recovery (Herstel atriaal volgen) Deze functie verkort tijdelijk PVARP om het atriale volgen en de CRT-afgifte te herstellen wanneer het atriale volgen verloren gegaan is als gevolg van PVC s of een atriaal ritme dat zo snel is dat dit niet naar het ventrikel kan worden gevolgd. Ventricular Sense Response (Ventriculairewaarnemingsrespons) Deze functie zorgt voor ventriculaire stimulatie als reactie op ventriculaire waarneming om ervoor te zorgen dat CRT-stimulatie wordt afgegeven zoals geprogrammeerd. Conducted AF Response (Doorgeleide AF-respons) Deze functie zorgt voor dynamische aanpassing en egalisatie van de stimulatiefrequentie om bij waargenomen ventriculaire events in niet-volgmodi CRT-afgifte mogelijk te maken. Atrial Rate Stabilization (Atrialefrequentiestabilisatie) (ARS) Deze functie past de atriale stimulatiefrequentie aan als reactie op een PAC (premature atriale contractie). Hiermee worden lange sinuspauzes na korte atriale intervallen voorkomen. Atrial Preference Pacing (Atriale preferentiestimulatie) (APP) Deze functie is speciaal ontworpen om consistente activeringssequenties te handhaven door continue stimulatie te verstrekken die nauw aansluit bij de intrinsieke frequentie. 8

9 Post Mode Switch Overdrive Pacing (Post-mode-switch overdrive-stimulatie) (PMOP) Deze functie werkt samen met de mode-switch-functie om atriale overdrive-stimulatie af te geven tijdens de vulnerabele fase na een AT/AF-episodebeëindiging. Post VT/VF Shock Pacing (Stimulatie na een door VT/VF-geïnduceerde schok) Deze functie levert tijdelijke overdrive-stimulatie gedurende een geprogrammeerd interval na een ventriculaire hogespanningstherapie. Ventricular Rate Stabilization (Ventriculairefrequentiestabilisatie) (VRS) Deze functie voor ventriculairritmemanagement stelt de stimulatiefrequentie dynamisch bij om de lange pauze te elimineren die meestal volgt op een premature ventriculaire contractie (PVC) Tachycardiedetectiefuncties Zie de referentiehandleiding voor meer informatie over deze functies. AT/AF detection (AT/AF-detectie) Deze functie analyseert de atriale frequentie en het effect daarvan op het ventriculaire ritme om na te gaan of de patiënt op dat moment een atriale tachycardie doormaakt. Bewijs van atriale tachycardieën wordt gebaseerd op het aantal atriale events en de timing van deze events tijdens ventriculaire intervallen. Afhankelijk van de apparaatprogrammering geeft het apparaat een geprogrammeerde sequentie atriale therapieën af of wordt doorgegaan met de bewaking zonder therapieën af te geven. VT/VF detection (VT/VF-detectie) Deze functie maakt gebruik van programmeerbare detectiezones voor de classificatie van ventriculaire events. Als het aantal tachycardie-events binnen een zone een geprogrammeerde drempel overschrijdt, detecteert het apparaat een ventriculaire tachycardie-episode. Afhankelijk van de programmering geeft het apparaat een geplande therapie af, waarna het hartritme van de patiënt wordt geëvalueerd en de episode wordt beëindigd of geherdetecteerd. PR Logic Deze set functies maakt gebruik van patroon- en frequentieanalyse om onderscheid te maken tussen SVT s en echte ventriculaire tachycardieën, en om ongewenste VT/VF-detectie en -therapie tegen te houden bij episodes van snel doorgeleide SVT. Wavelet Deze functie is ontworpen om detectie van snel doorgeleide SVT s als ventriculaire tachycardieën te voorkomen. Dit criterium vergelijkt de vorm van elk QRS-complex tijdens een snelle ventriculaire frequentie met de opgeslagen sjabloon. Deze functie biedt ook de optie om de opgeslagen sjabloon automatisch te registreren en te onderhouden. Onset Deze functie voorkomt dat een sinustachycardie als VT wordt gedetecteerd. Hiervoor wordt de versnelling van de ventriculaire frequentie geëvalueerd. Stability (Stabiliteit) Deze functie helpt om te voorkomen dat atriale fibrillatie als ventriculaire tachycardie wordt gedetecteerd. Hiervoor wordt de stabiliteit van de ventriculaire frequentie geëvalueerd. Wanneer het apparaat vaststelt dat de ventriculaire frequentie niet stabiel is, wordt VT-detectie tegengehouden. High Rate Timeout (Maximale tijdsduur voor SVT-criteria) M.b.v. deze functie kan het apparaat therapie afgeven als ventriculaire tachycardieën langer duren dan de geprogrammeerde tijdsduur. TWave Discrimination (TWave-onderscheiding) Deze functie houdt VT/VF-detectie tegen wanneer een snelle ventriculaire frequentie wordt gedetecteerd die wordt veroorzaakt door oversensing van T-toppen. Afgifte van ongewenste therapie wordt daardoor voorkomen. RV Lead Noise Discrimination (RV-geleidingsdraadruisonderscheiding) Wanneer het apparaat geleidingsdraadruis detecteert die mogelijk wordt veroorzaakt door een probleem met een geleidingsdraad, houdt deze functie VT/VF-detectie tegen om afgifte van ongewenste therapie te voorkomen. Als dit is geprogrammeerd, geeft deze functie ook door middel van een alarmtoon aan dat de patiënt medische hulp moet zoeken. 9

10 1.5.5 Tachycardietherapiefuncties Zie de referentiehandleiding voor meer informatie over deze functies. Atrial therapy scheduling (Planning van atriale therapieën) Deze functie stelt de arts in staat om de afgifte van automatische atriale therapieën te programmeren. Iedere keer dat een AT/AF-therapie nodig is, plant het apparaat een van de beschikbare therapieën in overeenstemming met de programmering van de arts. Deze functie stelt het apparaat in staat geprogrammeerde atriale ATP-therapieën te herhalen tijdens lange AT/AF-episodes. Therapieën worden herhaald na een geprogrammeerd interval of wanneer het atriale ritme verandert in regulariteit of cycluslengte. Atrial antitachycardia pacing (Atriale-anti-tachycardiestimulatie) (ATP) Deze therapieën reageren op een AT/AF- of snelle-at/af-episode met de afgifte van snelle sequenties van stimulatiepulsen om de gedetecteerde atriale tachycardieën te beëindigen. Het apparaat gebruikt 3 programmeerbare therapieën (Burst+, Ramp en 50 Hz Burst) om een episode te behandelen. Atrial cardioversion (Atriale cardioversie) Deze therapie geeft een hogespanningsschok af voor de behandeling van een AT/AF- of snelle-at/af-episode. De afgifte van atriale cardioversie wordt gesynchroniseerd op een waargenomen ventriculair event. Deze therapie kan maximaal een programmeerbaar aantal keren per dag worden afgegeven, binnen programmeerbare tijden. De patiënt kan ook via een externe Patient Assistant atriale cardioversie aanvragen. Door de patiënt geactiveerde atriale cardioversie wordt alleen afgegeven als een AT/AF-episode wordt gedetecteerd op het ogenblik dat de opdracht wordt gegeven. Programmeerbare Active Can- en SVC-elektrode De Active Can- of SVC-electrode kan worden uitgeschakeld als onderdeel van de hogespanningsstroomafgifterichting. ventricular fibrillation (VF) therapies (Ventriculaire fibrillatie-therapieën) Voor de behandeling van VF-episodes zijn automatische defibrillatieschokken beschikbaar. De eerste defibrillatietherapie vereist VF-bevestiging vóór afgifte. Als de eerste schok is afgegeven en de synchronisatie niet lukt, worden de volgende schokken asynchroon afgegeven. Via de functie ATP tijdens opladen kan het apparaat een sequentie van ventriculaire anti-tachycardiestimulatietherapie (ATP) afgeven terwijl de condensatoren worden opgeladen voor de eerste defibrillatietherapie. U kunt het apparaat ook zodanig programmeren dat een extra ATP-sequentie geprobeerd wordt voordat het opladen begint. Ventricular antitachycardia pacing (Ventriculaire antitachycardie stimulatie) (ATP) Deze therapieën reageren op een VT- of FVT-episode met de afgifte van snelle sequenties van stimulatiepulsen om de gedetecteerde ventriculaire tachycardieën te beëindigen. De therapieopties omvatten Burst-, Ramp- en Ramp+-stimulatie, ieder met een programmeerbaar aantal sequenties. Ventriculaire cardioversie Deze therapie geeft een hogespanningsschok af voor de behandeling van een VTof FVT-episode. De therapie wordt gesynchroniseerd met een waargenomen ventriculair event. Progressive Episode Therapies (Progressieve therapieafgifte) Deze functie zorgt ervoor dat therapieën worden overgeslagen of hoge-spanningsenergieniveaus worden gewijzigd, zodat elke therapie die gedurende een bepaalde episode afgegeven wordt, ten minste zo agressief is als de voorafgaande therapie Testfuncties Zie de referentiehandleiding voor meer informatie over deze functies. Underlying Rhythm Test (Test voor het onderliggende ritme) Deze functie zorgt ervoor dat de stimulatie-output van het apparaat tijdelijk worden onderdrukt, zodat de arts het intrinsieke hartritme van de patiënt kan evalueren. Tijdens de test wordt het apparaat tijdelijk geprogrammeerd op een niet-stimulatiemodus. Automatische VectorExpress LV-test Via deze functie kunnen de door de arts geselecteerde stimulatiepolariteiten automatisch worden getest teneinde de LV-stimulatiedrempel en de stimulatie-impedantie van de patiënt te bepalen. De testresultaten worden weergegeven in het venster LV Test Results (LV-testresultaten). In dit venster wordt ook de relatieve impact op de levensduur van het apparaat weergegeven voor elke LV-stimulatiepolariteit die is getest. Het venster LV Test Results (LV-testresultaten) bevat ook de resultaten van de door de arts uitgevoerde drempeltest voor stimulatie van de middenrifzenuw. De arts kan zo alle 10

11 testresultaten tegelijk weergegeven, zodat de gewenste instellingen voor LV-stimulatiepolariteit, amplitude en pulsduur voor de patiënt gemakkelijker kunnen worden bepaald. Pacing Threshold Test (Stimulatiedrempeltest) Via deze functie kan de arts de stimulatiedrempel van de patiënt bepalen; in het LV kan de drempelwaarde voor stimulatie van de middenrifzenuw worden bepaald. De testresultaten voor alle kamers worden gepresenteerd in het venster Results (Resultaten). De testresultaten voor het LV worden eveneens gepresenteerd in het aparte venster LV Test Results (LV-testresultaten), samen met de laatste impedantiemeting. Als er meerdere LV-stimulatiepolariteiten zijn getest, wordt de relatieve impact van iedere geteste LV-stimulatiepolariteit op de levensduur van het apparaat aangegeven. De arts kan zo alle LV-testresultaten tegelijk weergegeven, zodat de gewenste instellingen voor LV-stimulatiepolariteit, amplitude en pulsduur voor de patiënt gemakkelijker kunnen worden bepaald. CardioSync Optimization Test (CardioSync-optimalisatietest) Deze functie meet de intrinsieke AV-intervallen van de patiënt en de signaalduur van P-toppen en QRS-complexen. Op basis van de metingen biedt de test geoptimaliseerde waarden voor de volgende CRT-parameters: V. Pacing Configuration (V-stimulatieconfiguratie), V-V Pace Delay (V-V-stimulatievertraging), Paced AV (Gestimuleerd AV) en Sensed AV (Waargenomen AV). Wavelet-test Met deze functie kunt u de nauwkeurigheid van de bestaande Wavelet-sjabloon evalueren en zonodig een nieuwe registreren. Lead Impedance Test (Geleidingsdraadimpedantietest) Met deze functie kan de integriteit van het geïmplanteerde geleidingsdraadsysteem worden getest door de impedantie te meten van de stimulatie- en de hogespanningselektroden. Het apparaat voert deze metingen uit door pulsen met lage spanning te gebruiken die onder de drempelwaarde liggen. Sensing Test (Waarnemingstest) Deze functie meet de P- en R-top-amplitudes voor de beoordeling van de geleidingsdraadintegriteit en de waarnemingsprestaties. De modus, het AV-interval en de onderfrequentie kunnen tijdelijk zo worden geprogrammeerd dat het apparaat de patiënt niet stimuleert, zodat het waarschijnlijker is dat er waargenomen events optreden. Charge/Dump Test Met deze functie kunt u de oplaadtijd van de condensatoren testen en een eventuele resterende lading op de condensatoren ontladen. EP-studies Met deze set protocollen kunnen artsen aritmieën induceren tijdens elektrofysiologische onderzoeken. De beschikbare inductiemethoden zijn T-Shock, 50 Hz Burst, Fixed Burst en Programmed Electrical Stimulation (PES). Handmatige therapieën zijn ook beschikbaar. 1.6 Stimulatiemodusinformatie De pacemakermodi worden beschreven met de NBG-code. De vijfletterige NBG-code 1, die is genoemd naar de North American Society of Pacing and Electrophysiology (NASPE) en de British Pacing and Electrophysiology Group (BPEG), beschrijft de werking van implanteerbare pulsgeneratoren. De NBG-code die voorrang krijgt boven de ICHD-code, wordt beschreven in Tabel 1. 1 Bernstein A.D., et al., The Revised NASPE/BPEG Pulse Generator Code, Pace, 25, No 2, Feb

12 Tabel 1. Generieke gereviseerde NASPE/BPEG-code voor antibradycardiestimulatie Positie: I II III IV V Categorie: Aanduiding alleen door fabrikanten: Gestimuleerde kamers O = Geen A = Atrium V = Ventrikel D = Tweekamer (A + V) S = Eenkamer a (A of V) Waargenomen kamers O = Geen A = Atrium V = Ventrikel D = Tweekamer (A + V) S = Eenkamer a (A of V) Respons op detectie O = Geen T = Getriggerd I = Geïnhibeerd D = Tweekamer (T + I) Frequentiemodulatie O = Geen R = Frequentiemodulatie Stimulatie op meerdere plaatsen b O = Geen A = Atrium V = Ventrikel D = Tweekamer (A + V) a Op het programmeerapparaat wordt A of V (niet S) weergegeven voor gestimuleerde en waargenomen kamers. b Medtronic-apparaten gebruiken geen code voor stimulatie op meerdere plaatsen. De modi DDDR en DDD Wanneer wordt gestimuleerd in de DDDR- of de DDD-modus en het apparaat een intrinsiek atriaal event waarneemt, wordt in reactie daarop een ventriculair gestimuleerd event gepland. Het interval tussen het waargenomen atriale event en het bijbehorende ventriculaire gestimuleerde event is het geprogrammeerde Sensed AV-interval. Het interval tussen het gestimuleerde atriale event en het bijbehorende ventriculaire gestimuleerde event is het Paced AV-interval. Als het actuele stimulatie-interval eindigt voordat het apparaat een atriaal event waarneemt, stimuleert het apparaat het atrium en plant het vervolgens een ventriculair gestimuleerd event dat aan het eind van het Paced AV-interval moet plaatsvinden. Als een ventriculair waargenomen event optreedt tijdens het Sensed AV- of Paced AV-interval, wordt ventriculaire stimulatie geïnhibeerd. DDDR-stimulatie vindt plaats met de sensorfrequentie, behalve als de intrinsieke atriale frequentie hoger is. DDD-stimulatie vindt plaats met de geprogrammeerde onderfrequentie, behalve als de intrinsieke atriale frequentie hoger is. De DDIR- en DDI-modi Bij stimulatie in de DDIR- en DDI-modi worden waargenomen atriale events niet gevolgd. Wanneer het apparaat een intrinsiek atriaal event waarneemt, wordt atriale stimulatie geïnhibeerd, maar wordt geen Sensed AV-interval gestart. In plaats daarvan wordt ventriculaire stimulatie afgegeven op de actuele stimulatiefrequentie. Als het actuele stimulatie-interval eindigt voordat het apparaat een atriaal event waarneemt, stimuleert het apparaat het atrium en plant het vervolgens een ventriculair gestimuleerd event dat aan het eind van het Paced AV-interval moet plaatsvinden. Als een ventriculair waargenomen event tijdens het Paced AV-interval optreedt, wordt ventriculaire stimulatie geïnhibeerd. DDIR-stimulatie wordt afgegeven met de sensorfrequentie. DDI-stimulatie wordt afgegeven met de geprogrammeerde onderfrequentie. De DOO-modus De DOO-modus biedt sequentiële AV-stimulatie bij de geprogrammeerde onderfrequentie zonder inhibitie door intrinsieke events. In de DOO-modus vindt er in geen van de kamers waarneming plaats. De modi VVIR en VVI In de modi VVIR en VVI wordt het ventrikel gestimuleerd als geen intrinsieke ventriculaire events worden waargenomen voordat het actuele stimulatie-interval eindigt. De stimulatie treedt op met de sensorgeïndiceerde frequentie in de VVIR-modus en met de geprogrammeerde onderfrequentie in de VVI-modus. De VOO-modus De VOO-modus biedt ventriculaire stimulatie op de geprogrammeerde onderfrequentie zonder inhibitie door intrinsieke ventriculaire events. In de VOO-modus vindt geen ventriculaire waarneming plaats. 12

13 De modi AAIR en AAI In de modi AAIR en AAI wordt het atrium gestimuleerd als geen intrinsieke atriale events worden waargenomen voordat het actuele stimulatie-interval eindigt. De stimulatie treedt op met de sensorfrequentie in de AAIR-modus en met de geprogrammeerde onderfrequentie in de AAI-modus. De AOO-modus De AOO-modus biedt atriale stimulatie op de geprogrammeerde onderfrequentie zonder inhibitie door intrinsieke atriale events. In de AOO-modus vindt geen atriale waarneming plaats. De ODO-modus De ODO-modus geeft, ongeacht de intrinsieke frequentie, geen ventriculaire of atriale stimulatie af. De ODO-modus is alleen bedoeld voor die omstandigheden waarbij de arts anti-bradycardiestimulatie-output wil uitzetten. 2 Waarschuwingen, voorzorgen en mogelijke complicaties 2.1 Algemene waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen Raadpleeg de handleiding met informatie over de medische procedures en voorzorgsmaatregelen met betrekking tot EMI. Deze handleiding bevat informatie over gevaren met betrekking tot medische therapieën en diagnostische procedures bij patiënten met hartapparaten. Deze handleiding bevat ook informatie over EMI-bronnen in de omgeving van de patiënt. Anticoagulatie Gebruik van het apparaat dient toepassing van vastgestelde anticoagulatieprotocollen niet te veranderen. Schokken vermijden tijdens het hanteren van het apparaat Deactiveer de tachycardiedetectie tijdens implantatie, explantatie of autopsieprocedures. Het apparaat kan een hogespanningsschok afgeven als de defibrillatieklemmen worden aangeraakt. Elektrische isolatie tijdens implantatie Voorkom dat de patiënt contact maakt met geaarde elektrische apparatuur die tijdens het implanteren gevaarlijke elektrische lekstromen kan produceren. Elektrische lekstromen kunnen tachycardieën induceren waardoor de patiënt kan overlijden. Apparatuur voor externe defibrillatie Houd externe defibrillatieapparatuur beschikbaar zodat direct kan worden ingegrepen als tachycardieën kunnen optreden of bewust worden opgewekt bij het testen van het apparaat, de implantatieprocedure of de tests na de implantatie. Geleidingsdraadcompatibiliteit Gebruik alleen geleidingsdraden van andere fabrikanten als is aangetoond dat deze compatibel zijn met apparaten van Medtronic. Als een geleidingsdraad niet compatibel is met een apparaat van Medtronic, kunnen er problemen optreden zoals undersensing van hartactiviteit, het niet afgeven van de benodigde therapie of een lekkende of slecht functionerende elektrische verbinding. Beroerte Na een ischemisch of cerebrovasculair accident moeten atrialecardioversietherapieën worden uitgeschakeld totdat de patiënt is gestabiliseerd. 2.2 Explantatie en verwijderen Houd bij explantatie en wegwerpen van het apparaat rekening met het volgende: Om afgifte van ongewenste schokken te voorkomen moet het apparaat voorafgaand aan explantatie, reiniging of verzending worden uitgelezen en moet de tachycardiedetectie worden gedeactiveerd. Explanteer het geïmplanteerde apparaat na het overlijden van de patiënt. In sommige landen is het explanteren van geïmplanteerde apparaten die op batterijen werken uit milieuoverwegingen verplicht; ga na of dit in uw land van toepassing is. Bovendien kan het apparaat bij blootstelling aan verbrandings- of crematietemperaturen ontploffen. De implanteerbare apparaten van Medtronic zijn uitsluitend bedoeld voor eenmalig gebruik. Een geëxplanteerd apparaat mag niet opnieuw gesteriliseerd en weer geïmplanteerd worden. Stuur geëxplanteerde apparaten ter analyse en verwerking terug naar Medtronic. U kunt hiervoor een set voor het terugzenden van producten aanvragen. Zie de achterkant van de handleiding voor adressen. Opmerking: Bij het wegwerpen van geëxplanteerde apparaten of geleidingsdraden moet u rekening houden met lokale regels en landelijke wetgeving. 13

14 2.3 Instructies voor hantering en opslag Houd u aan de volgende richtlijnen bij de hantering en opslag van het apparaat Hantering van het apparaat Het controleren en openen van de verpakking Voordat de steriele verpakking wordt geopend, moet deze op zichtbare schade worden gecontroleerd. Beschadigingen kunnen de steriliteit van de inhoud van de verpakking in gevaar brengen. Beschadigde verpakking De verpakking bestaat uit een buitenverpakking en een binnenverpakking. Gebruik het apparaat of het toebehoren niet als de buitenverpakking nat, beschadigd of geopend is. De integriteit van de steriele verpakking en een goede werking van het apparaat zijn dan niet gewaarborgd. Retourneer het apparaat aan Medtronic. Dit apparaat mag niet opnieuw worden gesteriliseerd. Sterilisatie De inhoud van de verpakking is vóór verzending door Medtronic met ethyleenoxide gesteriliseerd. Het apparaat is bedoeld voor eenmalig gebruik en mag niet opnieuw gesteriliseerd worden. Temperatuur van het apparaat Laat het apparaat vóór programmering of implantatie op kamertemperatuur komen. Als de temperatuur van het apparaat boven of onder kamertemperatuur ligt, kan de initiële werking van het apparaat worden beïnvloed. Als het apparaat is gevallen Implanteer het apparaat niet als het, nadat het uit de verpakking is gehaald, een val van 30 cm of meer heeft gemaakt op een harde ondergrond. Uiterste gebruiksdatum Implanteer het apparaat niet na de uiterste gebruiksdatum, omdat de levensduur van het apparaat verkort kan zijn. Voor eenmalig gebruik Een geëxplanteerd apparaat mag niet opnieuw gesteriliseerd en geïmplanteerd worden Opslag van het apparaat Vermijd nabijheid van magneten Sla het apparaat op in een schone ruimte, zonder magneten, apparaten die magneten bevatten en elektromagnetische storingsbronnen, om beschadiging van het apparaat te voorkomen. Temperatuurbereik Bewaar en transporteer het verpakte apparaat bij een temperatuur tussen 18 C en +55 C. Bij een temperatuur van minder dan 18 C kan zich een elektrische reset voordoen. Bij temperaturen boven +55 C kan de werking worden beïnvloed en de levensduur van het apparaat worden verkort. 2.4 Evaluatie en aansluiting van geleidingsdraden Raadpleeg de technische handleidingen bij de geleidingsdraden voor specifieke instructies en voorzorgsmaatregelen voor het hanteren van de geleidingsdraden. Momentsleuteltje Gebruik uitsluitend het momentsleuteltje dat met het apparaat wordt meegeleverd. Dit momentsleuteltje is ontworpen om te voorkomen dat het apparaat beschadigd raakt doordat het inbusschroefje te vast wordt aangedraaid. Van andere momentsleuteltjes (bijvoorbeeld modellen met een blauw handvat of zeskantige sleutels) is het moment zo groot dat de geleidingsdraadconnector erdoor kan worden beschadigd. Geleidingsdraadaansluiting Houd rekening met het volgende als u de geleidingsdraad en het apparaat op elkaar aansluit: Dop achterblijvende geleidingsdraden af om te voorkomen dat elektrische signalen worden doorgeleid. Controleer de geleidingsdraadaansluitingen. Losse geleidingsdraadaansluitingen kunnen onjuiste waarneming tot gevolg hebben en verhinderen dat de benodigde aritmietherapie wordt afgegeven. 14

15 Geleidingsdraadimpedantie Houd rekening met de volgende informatie betreffende de geleidingsdraadimpedantie als u het geleidingsdraadsysteem evalueert: Zorg ervoor dat de defibrillatiegeleidingsdraadimpedantie groter is dan 20 Ω. Bij een impedantie van minder dan 20 Ω kan het apparaat beschadigd raken of de afgifte van hogespanningstherapie worden verhinderd. Voordat u elektrische metingen of metingen ter controle van de effectiviteit van de defibrillatie verricht, moet u objecten die zijn vervaardigd van geleidende materialen, zoals introducer-voerdraden, uit de buurt van alle elektroden verwijderen. Metalen objecten zoals introducer-voerdraden kunnen een apparaat en de geleidingsdraden kortsluiten, zodat stroom langs het hart wordt geleid waardoor het apparaat en de geleidingsdraden beschadigd kunnen raken. Als de LV-stimulatie-impedantie voor de stimulatie van LV1, LV2, LV3 of LV4 naar de RV-defibrillatie-elektrode groter is dan 3000 Ω en de V-Defib (RV-defibrillatie-elektrode)-impedantie groter is dan 200 Ω, gebruik dan LV-EGM om de integriteit van de LV-geleidingsdraad te controleren. 2.5 Apparaatwerking Toebehoren Het apparaat mag alleen worden gebruikt met toebehoren, aan slijtage onderhevige onderdelen en wegwerpartikelen die technisch gezien compleet veilig te gebruiken zijn, hetgeen moet zijn aangetoond door een bevoegde testinstantie. Atriale Capture Management Atriale Capture Management wijzigt de atriale uitgang niet in waarden boven 5,0 V of 1,0 ms. Als de patiënt behoefte heeft aan een uitgangspuls die hoger is dan 5,0 V of 1,0 ms, moeten de atriale amplitude en de pulsduur handmatig worden geprogrammeerd. Bij het gedeeltelijk of volledig losraken van de geleidingsdraad kan atriale Capture Management mogelijk niet voorkomen dat er verlies van capture optreedt. Energieafname van de batterij Houd de levensduur van het apparaat nauwkeurig in de gaten door de batterijspanning en de vervangingsindicatoren te controleren. Energieafname van de batterij heeft uiteindelijk tot gevolg dat de werking van het apparaat stopt. Voor cardioversie en defibrillatie is veel energie nodig, waardoor de levensduur van het apparaat korter kan worden. Een extreem aantal oplaadcycli heeft eveneens een kortere levensduur tot gevolg. Time-out laadcircuit of inactief laadcircuit bericht Neem contact op met Medtronic en vervang het apparaat onmiddellijk als het programmeerapparaat een bericht voor Charge Circuit Timeout (time-out laadcircuit) of Charge Circuit Inactive (inactief laadcircuit) weergeeft. Als dit bericht wordt weergegeven, zijn hoge-spanningstherapieën niet beschikbaar voor de patiënt. Gelijktijdig gebruik van een pacemaker Als gelijktijdig met de ICD een afzonderlijke pacemaker wordt gebruikt, moet u ervoor zorgen dat de ICD de uitgangspulsen van de pacemaker niet waarneemt, omdat dit de detectie van tachycardieën door de ICD kan beïnvloeden. Programmeer de pacemaker zodanig dat uitgangspulsen worden afgegeven met intervallen die langer zijn dan de tachycardiedetectie-intervallen van de ICD. Apparaatstatusindicatoren Als een van de apparaatstatusindicatoren (bijvoorbeeld elektrische reset) op het programmeerapparaat wordt weergegeven nadat het apparaat is uitgelezen, moet u direct Medtronic op de hoogte brengen. Als een van deze apparaatstatusindicatoren wordt weergegeven, zijn therapieën mogelijk niet beschikbaar voor de patiënt. Elektrische reset Een elektrische reset kan worden veroorzaakt door blootstelling aan temperaturen onder 18 C of sterke elektromagnetische velden. Adviseer patiënten om sterke elektromagnetische velden te vermijden. Respecteer de opslagtemperatuurlimieten, zodat het apparaat niet aan te lage temperaturen wordt blootgesteld. Als een gedeeltelijke reset optreedt, wordt de stimulatie hervat in de geprogrammeerde modus en veel van de geprogrammeerde instellingen blijven gehandhaafd. Als een volledige reset optreedt, werkt het apparaat in de VVI-modus bij 65 min 1. Een elektrische reset wordt onmiddellijk bij het uitlezen door het programmeerapparaat gemeld. Om het apparaat op de voorgaande instellingen terug te zetten, moet het opnieuw worden geprogrammeerd. Breng Medtronic op de hoogte als het apparaat van uw patiënt gereset is. EOS-indicator (End of Service, Einde van de levensduur) Als het programmeerapparaat een EOS-indicator (Einde van de levensduur) weergeeft, moet u het apparaat onmiddellijk vervangen. Het apparaat kan dan snel het vermogen verliezen om adequaat te stimuleren, waar te nemen en therapie af te geven. 15

16 Follow-up-tests Houd rekening met het volgende wanneer u follow-up-tests van het apparaat uitvoert: Houd externe defibrillatieapparatuur beschikbaar zodat direct kan worden ingegrepen. Bij het testen kunnen mogelijk schadelijke spontane of geïnduceerde tachycardieën worden opgewekt. Let erop dat veranderingen in de toestand van de patiënt, de medicatie en andere factoren de defibrillatiedrempel (DFT) kunnen wijzigen, hetgeen tot gevolg kan hebben dat de tachycardieën van de patiënt na de operatie niet kunnen worden beëindigd. Een geslaagde beëindiging van ventriculaire fibrillatie of ventriculaire tachycardie tijdens de implantatieprocedure is geen garantie dat tachycardieën na de operatie kunnen worden beëindigd. Hogere energie dan is geprogrammeerd Het apparaat kan een therapie met een hogere energie dan is geprogrammeerd afgeven wanneer het apparaat eerder is opgeladen op een hogere energie en deze lading nog op de condensatoren aanwezig is. Magneten Door een magneet boven het apparaat te plaatsen wordt de tachycardiedetectie onderbroken, maar wordt de anti-bradycardietherapie niet gewijzigd. Als u tijdens een draadlozetelemetriesessie een programmeerkop boven het apparaat plaatst, onderbreekt de magneet in de programmeerkop altijd de tachycardiedetectie. Als u een programmeerkop boven het apparaat plaatst en niet-draadloze telemetrie tot stand brengt, wordt de tachycardiedetectie niet onderbroken. Pacemakergeïnduceerde tachycardie-interventie (PMT) Ook als de functie PMT-interventie op On (Aan) is geprogrammeerd, is voor sommige PMT s mogelijk toch interventie nodig in de vorm van herprogrammering van het apparaat, medicinale behandeling of evaluatie van de geleidingsdraad. Veiligheidsmarges van stimulatie en waarneming Door de ingroei van geleidingsdraden (minimaal één maand na implantatie) kunnen de waarnemingsamplitudes afnemen en de stimulatiedrempels hoger worden, waardoor undersensing of verlies van capture kan worden veroorzaakt. Zorg bij de selectie van waarden voor de parameters voor stimulatieamplitude, stimulatiepulsduur en gevoeligheid voor een voldoende veiligheidsmarge. Patiëntveiligheid tijdens draadlozetelemetriesessies Controleer of u de juiste patiënt heeft geselecteerd, voordat u doorgaat met de draadloze patiëntsessie. Houd gedurende de sessie visueel contact met de patiënt. Als u een verkeerde patiënt selecteert en doorgaat met de sessie, kunt u mogelijk het apparaat van die patiënt verkeerd programmeren. Phrenic nerve stimulation (Stimulatie van de middenrifzenuw) Stimulatie van de middenrifzenuw kan optreden als resultaat van linksventriculaire stimulatie bij hogere amplitudes. Hoewel dit niet levensbedreigend is, is het aan te raden op stimulatie van de middenrifzenuw te testen bij verschillende amplitude-instellingen met de patiënt in verschillende houdingen. Als stimulatie van de middenrifzenuw optreedt bij de patiënt, bepaalt u de minimale stimulatiedrempel voor deze stimulatie en programmeert u de stimulatieamplitude op een waarde waarbij de stimulatie minimaal is en waarbij een adequate veiligheidsmarge wordt geboden. Overweeg eveneens gebruik van andere linksventriculaire stimulatievectoren om stimulatie van de middenrifzenuw te matigen. Als u LV-Capture Management gebruikt, stelt u LV Maximum Adapted Amplitude (Maximale aangepaste LV-amplitude) in op een waarde waarbij de stimulatie van de middenrifzenuw minimaal is, maar die een adequate veiligheidsmarge biedt. Voordat u lagere stimulatieamplitudes voor de patiënt gaat programmeren, moet u een zorgvuldige afweging maken van de relatieve risico s van stimulatie van de middenrifzenuw en verlies van capture. Programmeerapparaten Gebruik uitsluitend programmeerapparaten en toepassingssoftware van Medtronic. Programmeerapparaten en software van andere fabrikanten zijn niet compatibel met apparaten van Medtronic. Frequentieregulering De besluitvorming betreffende de frequentieregulerende functies moet niet worden gebaseerd op de capaciteiten van het apparaat om atriale aritmieën te voorkomen. Frequentieresponsieve modi Programmeer geen frequentieresponsieve modi bij patiënten die geen stimulatiefrequenties boven de geprogrammeerde onderfrequentie verdragen. Frequentieresponsieve modi kunnen bij deze patiënten ongemak veroorzaken. RV. Capture Management RV. Capture Management wijzigt rechtsventriculaire uitgang niet in waarden boven 5,0 V of 1,0 ms. Als de patiënt behoefte heeft aan een rechtsventriculaire uitgangspuls die hoger is dan 5,0 V of 1,0 ms, moeten de rechtsventriculaire amplitude en de pulsduur handmatig worden geprogrammeerd. Bij het 16

17 gedeeltelijk of volledig losraken van de geleidingsdraad, kan RV. Capture Management mogelijk niet voorkomen dat er verlies van capture optreedt. Fabriekswaarden Gebruik de fabriekswaarden of nominale waarden van stimulatieamplitude en gevoeligheid niet zonder dat is gecontroleerd of deze de patiënt toereikende veiligheidsmarges bieden. Atriale eenkamermodi Programmeer geen atriale eenkamermodi bij patiënten met verstoorde AV-knoopgeleiding. Ventriculaire stimulatie komt in deze modi niet voor. Trage retrograde geleiding en PMT s Trage retrograde geleiding kan een pacemakergeïnduceerde tachycardie (PMT) veroorzaken als de VA-geleidingstijd langer is dan 400 ms. Het programmeren van PMT-interventie kan alleen helpen PMT te voorkomen als de VA-geleidingstijd korter is dan 400 ms. Testen op cross-stimulatie Bij de implantatie en regelmatig daarna wanneer atriale ATP-therapie is ingeschakeld, moet u met de geprogrammeerde atriale-atp-uitgangsinstellingen testen of er geen ventriculaire capture optreedt. Dit is vooral van belang als de geleidingsdraad in het onderste gedeelte van het atrium wordt geplaatst. Twiddler-syndroom Door het Twiddler-syndroom, dat inhoudt dat de patiënt het apparaat na de implantatie manipuleert, kan de stimulatiefrequentie tijdelijk worden verhoogd als de pacemaker geprogrammeerd is op een frequentieresponsieve modus Pacemakerafhankelijke patiënten Ventricular Safety Pacing (Ventriculaire veiligheidsstimulatie) Programmeer Ventricular Safety Pacing (VSP) (Ventriculaire veiligheidsstimulatie) bij pacemakerafhankelijke patiënten altijd op On (Aan). Ventriculaire veiligheidsstimulatie voorkomt ventriculaire asystolie als gevolg van onterechte inhibitie van ventriculaire stimulatie door ventriculaire oversensing. ODO-stimulatiemodus Stimulatie is gedeactiveerd in de ODO-modus. Programmeer het apparaat bij pacemakerafhankelijke patiënten niet op de ODO-modus. Gebruik in plaats daarvan de test voor het onderliggende ritme voor een korte periode zonder stimulatieondersteuning. Test voor het onderliggende ritme Wees voorzichtig als u de test voor het onderliggende ritme gebruikt om stimulatie te inhiberen. Als de stimulatie wordt geïnhibeerd, heeft de patiënt geen stimulatieondersteuning. 2.6 Mogelijke complicaties De volgende complicaties kunnen onder andere optreden bij het gebruik van transveneuze geleidingsdraden en stimulatiesystemen: Versnelling van tachycardieën (veroorzaakt door apparaat) Luchtembolie Bloeding Afstotingsverschijnselen, zoals plaatselijke weefselreacties Cardiale dissectie Hartperforatie Harttamponade Chronische zenuwbeschadiging Insnoering van het hart bij pericardontsteking Overlijden Migratie van het apparaat Ontsteking van de hartbinnenwand Erosie Excessieve bindweefselgroei Extrusie Fibrillatie of andere aritmieën Vochtophoping Vorming van hematomen/seroma s of cysten Hartblok 17

18 Hartwand- of aderwandruptuur Uitstorting van bloed in de borstkas Infectie Fibroomvorming Slijtage en functieverlies bij de geleidingsdraad Verplaatsing of losraken van de geleidingsdraad Overlijden doordat stimuleren niet mogelijk is Spier- en/of zenuwstimulatie Beschadiging van het myocard Myocardiale prikkelbaarheid Myopotentiale waarneming Pericardiale effusie Pericardiale wrijving Pneumothorax Slechte aansluiting van de geleidingsdraad op het apparaat, wat kan leiden tot oversensing, undersensing, of verlies van therapie Drempelverhoging Trombo-embolie Trombose Weefselnecrose Beschadiging van de hartklep (vooral bij fragiele harten) Veneuze occlusie Veneuze perforatie Bij het gebruik van transveneuze linksventriculaire stimulatiegeleidingsdraden kan ook dissectie van de sinus coronarius optreden. De volgende complicaties kunnen onder andere optreden bij het gebruik van ICD-systemen: Ongewenste schokken Mogelijk overlijden doordat defibrillatie niet mogelijk is Shuntstroom of isolatie van het myocard tijdens defibrillatie Patiënten die ondanks medisch management frequent worden blootgesteld aan schokken, kunnen een psychologische intolerantie voor ICD-systemen ontwikkelen. Hierbij kunnen zich de volgende condities voordoen: Afhankelijkheid Depressie Angst dat de batterij voortijdig leeg zal raken Angst voor schokken terwijl de patiënt bij bewustzijn is Angst dat de mogelijkheid om te schokken verloren zal gaan Ingebeelde schokken (fantoomschokken) 3 Implantatieprocedure 3.1 Een implantatie voorbereiden De onderstaande implantatieprocedures worden alleen ter referentie aangeboden. Correcte chirurgische procedures en steriele technieken zijn de verantwoordelijkheid van de arts. Iedere arts dient de informatie in deze procedures toe te passen volgens zijn of haar professionele medische opleiding en ervaring. Meer informatie over het vervangen van een eerder geïmplanteerd apparaat vindt u in Sectie 3.8, Een apparaat vervangen, blz

19 Zorg ervoor dat u alle instrumenten, systeemonderdelen en steriel toebehoren heeft die nodig zijn om de implantatie uit te voeren Instrumenten, onderdelen en toebehoren die nodig zijn bij een implantatie De volgende niet-geïmplanteerde instrumenten worden gebruikt ter ondersteuning van de implantatieprocedure: Medtronic CareLink-programmeerapparaat Model 2090 met Conexus-telemetrie en een Conexus-activator, of een Medtronic CareLink-programmeerapparaat Model 2090 met een programmeerkop Model 2067 of 2067L Programmeerapparaat-softwareapplicatie voor de Viva Quad XT CRT-D Model DTBA2QQ 2 Analyzer Model 2290 of gelijkwaardige pacing system analyzer Externe defibrillator De volgende steriele systeemonderdelen en toebehoren worden gebruikt voor het uitvoeren van de implantatie: Implanteerbaar apparaat en geleidingsdraadsysteemonderdelen Programmeerkophoes (als een programmeerkop wordt gebruikt) Opmerking: Als bij een implantatie een gesteriliseerde programmeerkop wordt gebruikt, is een steriele programmeerkophoes niet nodig. Kabels voor de pacing system analyzer Geleidingsdraad-introducers die geschikt zijn voor het geleidingsdraadsysteem Extra stylets van de juiste lengte en vorm Het programmeerapparaat instellen en de toepassing starten Raadpleeg de referentiehandleiding van het Medtronic CareLink-programmeerapparaat Model 2090 voor instructies voor het instellen van het programmeerapparaat. De software Model SW016 moet op het programmeerapparaat zijn geïnstalleerd. Breng telemetrie met het programmeerapparaat tot stand en start een patiëntsessie Richtlijnen voor het voorbereiden van een implantatie Lees de volgende informatie goed door voordat u de geleidingsdraden of het apparaat implanteert: Waarschuwing: Voorkom dat de patiënt contact maakt met geaarde elektrische apparatuur die tijdens het implanteren gevaarlijke elektrische lekstromen kan produceren. Elektrische lekstromen kunnen tachycardieën induceren waardoor de patiënt kan overlijden. Waarschuwing: Houd externe defibrillatieapparatuur beschikbaar zodat direct kan worden ingegrepen. Tijdens het testen, de implantatieprocedures en het testen na implantatie van het apparaat kunnen potentieel schadelijke spontane of geïnduceerde tachycardieën ontstaan. Let op: Het apparaat is bedoeld voor implantatie in het pectorale gebied met transveneuze defibrillatiegeleidingsdraden van Medtronic. Door implantatie van het apparaat buiten het pectorale gebied, kunnen de resultaten van de OptiVol-vochtmetingen nadelig worden beïnvloed. De veiligheid en effectiviteit van andere geïmplanteerde geleidingsdraadsystemen (acuut of chronisch) die niet door Medtronic zijn gefabriceerd, kunnen niet worden gegarandeerd. 2 Medtronic kan de softwareapplicatie Model SW016 voor u installeren. 19

20 Let op: Als defibrillatie- en Active Can-elektroden tijdens een hogespanningstherapie contact met elkaar maken, kan dat tot gevolg hebben dat elektrische stroom langs het hart wordt geleid, waarbij het apparaat en de geleidingsdraden beschadigd kunnen raken. Zorg ervoor dat er tijdens het aansluiten van het apparaat op de geleidingsdraden geen therapeutische elektroden, stylets of introducer-voerdraden in aanraking komen met of aangesloten zijn op materialen die elektriciteit kunnen geleiden. Plaats voorwerpen gemaakt van geleidende materialen (zoals een geïmplanteerde introducer-voerdraad) ver weg van alle elektroden voordat een hogespanningsschok wordt afgegeven. Let op: Implanteer het apparaat niet na de uiterste gebruiksdatum aangegeven op de verpakking. De levensduur van het apparaat kan afgenomen zijn Het apparaat voorbereiden voor implantatie Voer vóór het openen van de steriele verpakking de volgende stappen uit om het apparaat voor te bereiden voor de implantatie: 1. Lees het apparaat uit en druk een initieel uitlezingsrapport af. Let op: Implanteer het apparaat niet als het programmeerapparaat meldt dat een elektrische reset is opgetreden. Neem contact op met Medtronic. 2. Raadpleeg het Quick Look II-scherm om de geschatte resterende levensduur van het apparaat te bekijken, teneinde te bevestigen dat het apparaat geschikt is voor implantatie. Het diagram voor de resterende levensduur is grijs als de batterijstatus niet acceptabel is voor implantatie. Als de batterijstatus wel acceptabel is, is het diagram groen. Als het apparaat aan lage temperaturen is blootgesteld, kan de batterijspanning tijdelijk lager zijn. De oplaadtijd kan dan langer worden. Als de batterijstatus niet acceptabel is, laat u het apparaat gedurende 48 uur op kamertemperatuur komen. Controleer dan de batterijstatus nogmaals om te bepalen of het apparaat acceptabel is voor implantatie. Als er na 48 uur geen acceptabele batterijstatus wordt bereikt, neem dan contact op met Medtronic. Opmerking: Als het diagram voor de geschatte resterende levensduur op het Quick Look II-scherm grijs is, hetgeen aangeeft dat de batterijstatus niet acceptabel is, mag u de condensatoren niet opladen. 3. Selecteer Params > Data Collection Setup > Device Date/Time om de interne klok van het apparaat op de juiste datum en tijd in te stellen. 4. Programmeer de therapie- en stimulatieparameters op waarden die geschikt zijn voor de patiënt. Controleer of tachycardiedetectie niet op On is geprogrammeerd. Opmerkingen: Activeer vóór implantatie van het apparaat geen stimulatiefuncties die de stimulatiefrequentie beïnvloeden (bijvoorbeeld ventriculairefrequentiestabilisatie). Gebeurt dat wel dan kan de stimulatiefrequentie hoger zijn dan verwacht. Patiëntgegevens worden gewoonlijk bij de eerste implantatie ingevoerd en kunnen nadien te allen tijde worden gewijzigd. 3.2 Selecteren en implanteren van de geleidingsdraden Pas de richtlijnen in deze paragraaf toe voor het selecteren van geleidingsdraden die compatibel zijn met dit apparaat. De juiste technieken voor het implanteren van de geleidingsdraden kunnen verschillen naargelang de voorkeur van de arts en de anatomie of lichamelijke toestand van de patiënt. Raadpleeg de technische handleidingen bij de geleidingsdraden voor specifieke implantatie-instructies De geleidingsdraden selecteren Het apparaat wordt over het algemeen geïmplanteerd met de volgende geleidingsdraden: 1 quadripolaire transveneuze geleidingsdraad met een IS4-LLLL-connector in het linkerventrikel (LV) voor stimulatie. 1 quadri-/tripolaire transveneuze geleidingsdraad met een DF4-LLHH- of DF4-LLHO-connector in het rechterventrikel (RV) voor waarneming en stimulatie, en cardioversie- en defibrillatietherapieën. 20

BRAVA CRT-D DTBC2D1. Producthandleiding

BRAVA CRT-D DTBC2D1. Producthandleiding BRAVA CRT-D DTBC2D1 Digitale implanteerbare cardioverter defibrillator met cardialeresynchronisatietherapie (VVE-DDDR) PhysioCurve -ontwerp, CardioSync -optimalisatie, SmartShock -technologie, Volledige

Nadere informatie

EVERA S DR DDBC3D4. Producthandleiding

EVERA S DR DDBC3D4. Producthandleiding EVERA S DR DDBC3D4 Digitale implanteerbare tweekamercardioverter defibrillator (DDE-DDDR) PhysioCurve -ontwerp, SmartShock -technologie, Volledige Capture Management -diagnostiek (ACM, RVCM) Producthandleiding

Nadere informatie

EVERA MRI S VR SURESCAN DVMC3D4

EVERA MRI S VR SURESCAN DVMC3D4 EVERA MRI S VR SURESCAN DVMC3D4 Digitale implanteerbare eenkamercardioverter defibrillator met SureScan -technologie (VVE-VVIR) Onder voorwaarden MR-veilig met PhysioCurve -ontwerp, SmartShock -technologie,

Nadere informatie

ENSURA DR MRI SURESCAN EN1DR01, ENSURA SR MRI SURESCAN EN1SR01

ENSURA DR MRI SURESCAN EN1DR01, ENSURA SR MRI SURESCAN EN1SR01 ENSURA DR MRI SURESCAN EN1DR01, ENSURA SR MRI Onder voorwaarden MR-veilige digitale tweekamerpacemaker met SureScan -technologie (OOE-DDDR) Onder voorwaarden MR-veilige digitale eenkamerpacemaker met SureScan

Nadere informatie

CARDIA CRT-D D384TRG. Artsenhandleiding

CARDIA CRT-D D384TRG. Artsenhandleiding Digitale implanteerbare cardioverter defibrillator met cardialeresynchronisatietherapie (VVE-DDDR) ATP During Charging -functie, Ventriculaire waarnemingsrespons-functie, Doorgeleide AF-respons-functie

Nadere informatie

MAXIMO II CRT-D D284TRK

MAXIMO II CRT-D D284TRK MAXIMO II CRT-D Digitale implanteerbare cardioverter defibrillator met cardialeresynchronisatietherapie (VVE-DDDR) ATP During Charging, TherapyGuide en draadloze Conexus -telemetrie Artsenhandleiding 2008

Nadere informatie

CARDIA VR D384VRG. Digitale implanteerbare eenkamercardioverter defibrillator (VVE-VVIR) ATP During Charging - en Wavelet-functie.

CARDIA VR D384VRG. Digitale implanteerbare eenkamercardioverter defibrillator (VVE-VVIR) ATP During Charging - en Wavelet-functie. Digitale implanteerbare eenkamercardioverter defibrillator (VVE-VVIR) ATP During Charging - en Wavelet-functie Artsenhandleiding 0123 2011 Artsenhandleiding Een handleiding voor het gebruik en het programmeren

Nadere informatie

Pacemakers en ICD s. Symposium voor anesthesiemedewerkers. Kitty van der Beek-Schouten. Cardiac Device Specialist RdGG.

Pacemakers en ICD s. Symposium voor anesthesiemedewerkers. Kitty van der Beek-Schouten. Cardiac Device Specialist RdGG. Pacemakers en ICD s Symposium voor anesthesiemedewerkers 20 mei 2016 Kitty van der Beek-Schouten Cardiac Device Specialist RdGG VRAAGJE. Hoeveel ICD dragers in Nederland? 35.000 er komen jaarlijks ongeveer

Nadere informatie

ENRHYTHM MRI SURESCAN EMDR01

ENRHYTHM MRI SURESCAN EMDR01 ENRHYTHM MRI SURESCAN EMDR01 Tweekamerpacemaker met SureScan -technologie (OAE-DDDR) MR Conditional (MR-veilig onder voorwaarden) met MVP -modus, AT/AF Suite-diagnostieken en -therapieën, en Cardiac Compass

Nadere informatie

Uitleg externe tijdelijke pacemaker

Uitleg externe tijdelijke pacemaker Uitleg externe tijdelijke pacemaker De eerste externe pacemaker (1958) drs. M. van Trigt Sr. Therapy Sales Specialist Medtronic Trading NL BV 1 Externe tijdelijke tweekamerpacemaker Marcel van Trigt 10

Nadere informatie

Version überholt. Nicht verwenden. Version obsolète. Ne pas utiliser. Versione obsoleta. Non utilizzare. Verouderde versie. Niet gebruiken.

Version überholt. Nicht verwenden. Version obsolète. Ne pas utiliser. Versione obsoleta. Non utilizzare. Verouderde versie. Niet gebruiken. *359386-006* 359386-006 NL 2014-10 Update etikettering Deze update bevat informatie over de PaceSafe TM LVAT-functie en de LV VectorGuide TM voor de apparaten AUTOGEN TM X4, DYNAGEN TM X4, INOGEN TM X4

Nadere informatie

Chapter 10. Samenvatting

Chapter 10. Samenvatting Samenvatting Samenvatting: Bij patiënten met een indicatie voor een pacemaker op grond van bradycardieën, komt paroxysmaal atrium fibrilleren (AF) vaak voor (30-50%), ook als deze ritmestoornis voor pacemaker

Nadere informatie

SENSIA SES01 Eenkamerpacemaker (AAI/VVI)

SENSIA SES01 Eenkamerpacemaker (AAI/VVI) SENSIA SES01 Eenkamerpacemaker (AAI/VVI) Implantatiehandleiding 2005 0123 Onderstaande termen zijn handelsmerken van Medtronic: Capture Management, Medtronic, Sensia Inhoud 1 Beschrijving 5 2 Indicaties

Nadere informatie

ENPULSE. E2DR 01/03/06/21/31/33 Frequentieresponsieve tweekamerpacemaker (DDDR) Implantatiehandleiding

ENPULSE. E2DR 01/03/06/21/31/33 Frequentieresponsieve tweekamerpacemaker (DDDR) Implantatiehandleiding ENPULSE E2DR 01/03/06/21/31/33 Frequentieresponsieve tweekamerpacemaker (DDDR) Implantatiehandleiding 2003 0123 Onderstaande termen zijn handelsmerken van Medtronic: EnPulse, Intrinsic, Medtronic Inhoud

Nadere informatie

OVERZICHT APPARAAT. Knop Type patiënt. Pacemaker. Sync. Knop Rapporten Knop Afdrukken. Navigatieknoppen. Therapiepoort. ECG-poort.

OVERZICHT APPARAAT. Knop Type patiënt. Pacemaker. Sync. Knop Rapporten Knop Afdrukken. Navigatieknoppen. Therapiepoort. ECG-poort. SCHERM DEFIBRILLATOR OVERZICHT APPARAAT Knop Type patiënt Indicator Klaar voor gebruik USB-poort Therapieknop Overzicht apparaat AED Off Uit Monitor Display Kies energie Laden-knop Pacemaker Knop Lead

Nadere informatie

Basisbeginselen van de pacemaker voor de anesthesist. Dr. Laurence Van Gestel Dr. Steve Coppens

Basisbeginselen van de pacemaker voor de anesthesist. Dr. Laurence Van Gestel Dr. Steve Coppens Basisbeginselen van de pacemaker voor de anesthesist Dr. Laurence Van Gestel Dr. Steve Coppens Inhoudstafel 1. Basisprincipes 2. Permanente pacemaker 3. Tijdelijke pacemaker 4. Take home messages 1. Basisprincipes

Nadere informatie

RELIA RESR01 Frequentieresponsieve eenkamerpacemaker (AAIR/VVIR, AAI/ VVI)

RELIA RESR01 Frequentieresponsieve eenkamerpacemaker (AAIR/VVIR, AAI/ VVI) RELIA RESR01 Frequentieresponsieve eenkamerpacemaker (AAIR/VVIR, AAI/ VVI) Implantatiehandleiding 2008 0123 Onderstaande termen zijn handelsmerken van Medtronic: Capture Management, Medtronic, Relia Inhoud

Nadere informatie

Advisa MRI SureScan - en Ensura MRI SureScan -stimulatiesystemen

Advisa MRI SureScan - en Ensura MRI SureScan -stimulatiesystemen Advisa MRI SureScan - en Ensura MRI SureScan -stimulatiesystemen Onder voorwaarden MR-veilige Advisa MRI SureScan - en Ensura MRI SureScan -stimulatiesystemen (eenkamer en tweekamer) met MRI SureScan -geleidingsdraden

Nadere informatie

SURESCAN. Informatie over MRI-procedures voor EnRhythm MRI SureScan Model EMDR01 en SureScan MR Conditional-geleidingsdraden. Technische handleiding

SURESCAN. Informatie over MRI-procedures voor EnRhythm MRI SureScan Model EMDR01 en SureScan MR Conditional-geleidingsdraden. Technische handleiding SURESCAN Informatie over MRI-procedures voor EnRhythm MRI SureScan Model EMDR01 en SureScan MR Conditional-geleidingsdraden Technische handleiding 0123 2009 In de onderstaande lijst staan de gedeponeerde

Nadere informatie

PROTOCOL voor follow-up onderzoek bij pacemakerpatiënten

PROTOCOL voor follow-up onderzoek bij pacemakerpatiënten PROTOCOL voor follow-up onderzoek bij pacemakerpatiënten datum: 03-10-2001 1. De afspraken met pacemakerpatiënten voor een follow-up onderzoek worden door het pacemakerteam gemaakt. Dit kan gebeuren: 1)

Nadere informatie

MyDiagnostick 1001R - Apparaat Handleiding DSF FINAL Revision 1. MyDiagnostick 1001R. Apparaat Handleiding. Page 1 of 11

MyDiagnostick 1001R - Apparaat Handleiding DSF FINAL Revision 1. MyDiagnostick 1001R. Apparaat Handleiding. Page 1 of 11 MyDiagnostick 1001R Apparaat Handleiding Page 1 of 11 Table of Contents 1 INLEIDING... 3 1.1 Gebruiksdoel... 3 1.2 Software... 3 1.3 Informatie regelgeving... 3 1.4 Waarschuwingen... 3 2 VERPAKKING...

Nadere informatie

REVEAL LINQ LNQ11. Implanteerbare hartmonitor Informatie over MRI-procedures. Technische MRI-handleiding

REVEAL LINQ LNQ11. Implanteerbare hartmonitor Informatie over MRI-procedures. Technische MRI-handleiding REVEAL LINQ LNQ11 Implanteerbare hartmonitor Informatie over MRI-procedures Technische MRI-handleiding 0123 2013 In de onderstaande lijst staan de gedeponeerde of geregistreerde handelsmerken van Medtronic

Nadere informatie

App Socrative. Zonder app https://b.socrative.com/login/student/ Kamer Naam: CNEPACEMAKER

App Socrative. Zonder app https://b.socrative.com/login/student/ Kamer Naam: CNEPACEMAKER App Socrative Zonder app https://b.socrative.com/login/student/ Kamer Naam: CNEPACEMAKER Externe Pacemaker Michiel Zumbrink Pacemaker / ICD technicus AMC CNE 28 maart 2017 Inhoud Indicatie Plaatsing leads

Nadere informatie

Dringende veiligheidskennisgeving

Dringende veiligheidskennisgeving Dringende veiligheidskennisgeving Januari 2019 Onderwerp: Dringende veiligheidskennisgeving m.b.t. software-update Software-update voor Minute Ventilation-sensor beschikbaar voor pacemakers (zie eerdere

Nadere informatie

REVEAL XT 9529. Implanteerbare hartmonitor. Artsenhandleiding

REVEAL XT 9529. Implanteerbare hartmonitor. Artsenhandleiding REVEAL XT 9529 Implanteerbare hartmonitor Artsenhandleiding 0123 2007 In de onderstaande lijst staan de gedeponeerde of geregistreerde handelsmerken van Medtronic in de Verenigde Staten en mogelijk in

Nadere informatie

PIJN VERLICHTEN, LEVEN HERSTELLEN. U krijgt een permanent neurostimulatiesysteem. Innovating for life.

PIJN VERLICHTEN, LEVEN HERSTELLEN. U krijgt een permanent neurostimulatiesysteem. Innovating for life. PIJN VERLICHTEN, LEVEN HERSTELLEN U krijgt een permanent neurostimulatiesysteem Innovating for life. 1 Tijdens de operatie wordt een permanente neurostimulator onder uw huid geplaatst. Deze neurostimulator

Nadere informatie

Implantatiehandleiding. Tweekamer frequentieadapterende pacemaker

Implantatiehandleiding. Tweekamer frequentieadapterende pacemaker Implantatiehandleiding Tweekamer frequentieadapterende pacemaker blank blank INHOUDSOPGAVE 1. Algemene beschrijving... 6 2. Indicaties... 6 3. Contra-indicaties... 7 3.1. Algemeen... 7 3.2. Mogelijke

Nadere informatie

HANDLEIDING: BUITEN BEWEGINGSMELDER

HANDLEIDING: BUITEN BEWEGINGSMELDER HANDLEIDING: BUITEN BEWEGINGSMELDER Inhoud INTRODUCTIE... 2 INSTALLATIE... 3 INSTELLINGEN... 4 SCHAKELAAR SW1... 5 SCHAKELAAR SW2... 5 JUMPER SCHAKELAAR JP1... 5 TESTEN... 6 LOOPTEST... 6 RADIO LINK TEST...

Nadere informatie

Dringende veiligheidskennisgeving

Dringende veiligheidskennisgeving Dringende veiligheidskennisgeving December 2017 Onderwerp: Pacemakers technische programmeerinformatie minuutventilatie-sensor. Ref.: 92186345-FA Getroffen pacemakers Models VALITUDE CRT-P U125, U128 ACCOLADE

Nadere informatie

VI-D4 Beton Vochtmeter

VI-D4 Beton Vochtmeter VI-D4 Beton Vochtmeter PRODUCTBESCHRIJVING De Caisson VI-D4 vochtmeter is een niet-destructieve vochtmeter voor het meten van diverse ondergronden zoals beton, dekvloeren, gips etc. Door middel van het

Nadere informatie

Cardiac implantable electronic devices (CIED) Pacemakers (PM) Cardiac resynchronisation therapy PM (CRT) Internal cardioverter / defibrillator (ICD)

Cardiac implantable electronic devices (CIED) Pacemakers (PM) Cardiac resynchronisation therapy PM (CRT) Internal cardioverter / defibrillator (ICD) Cardiac implantable electronic devices (CIED) Pacemakers (PM) Cardiac resynchronisation therapy PM (CRT) Internal cardioverter / defibrillator (ICD) Cardiac implantable electronic devices (CIED) Wereldwijd

Nadere informatie

GEBRUIKSAANWIJZING Wolff Vochtmeter V1-D4 #071053

GEBRUIKSAANWIJZING Wolff Vochtmeter V1-D4 #071053 GEBRUIKSAANWIJZING Wolff Vochtmeter V1-D4 #071053 1. Productomschrijving: De Wolff V1-D4 vochtmeter is een niet-destructieve vochtmeter voor het meten van diverse ondergronden zoals beton, dekvloeren,

Nadere informatie

MEDTRONIC CARELINK -NETWERK Draadloos systeem voor monitoring op afstand. Vrij om je LEVEN te LEVEN

MEDTRONIC CARELINK -NETWERK Draadloos systeem voor monitoring op afstand. Vrij om je LEVEN te LEVEN MEDTRONIC CARELINK -NETWERK Draadloos systeem voor monitoring op afstand Vrij om je LEVEN te LEVEN Voordat ik aangesloten was op het CareLinksysteem maakte ik me zorgen tijdens mijn reizen, ver van huis

Nadere informatie

Pacemakers. Raoul Wagter

Pacemakers. Raoul Wagter Pacemakers Raoul Wagter Opgelet Aangepaste presentatie voor plaatsing leeromgeving Antonius Academie. Verwijderde plaatjes voor overzicht dia s Verwijderde patiënten informatie Casuïstiek verwijderd Quiz

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Inhoudsopgave

Inhoudsopgave. Inhoudsopgave 1 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Inhoudsopgave 2 Overzicht 3 De headset opladen 4 De headset dragen 4 De headset inschakelen 4 De headset voor dicteren aansluiten 5 De adapter 5 De geluidsinstellingen van

Nadere informatie

Gebruikershandleiding Draadloze Nokia Charging Stand DT-910

Gebruikershandleiding Draadloze Nokia Charging Stand DT-910 Gebruikershandleiding Draadloze Nokia Charging Stand DT-910 Uitgave 1.0 2 Over uw draadloze lader Met de Draadloze Nokia Charging Stand DT-910 kunt u uw telefoon draadloos opladen. Plaats uw telefoon op

Nadere informatie

PIJN VERLICHTEN, LEVEN HERSTELLEN. U krijgt een permanent neurostimulatiesysteem. Innovating for life.

PIJN VERLICHTEN, LEVEN HERSTELLEN. U krijgt een permanent neurostimulatiesysteem. Innovating for life. PIJN VERLICHTEN, LEVEN HERSTELLEN U krijgt een permanent neurostimulatiesysteem Innovating for life. 1 Tijdens de operatie wordt een permanente neurostimulator onder uw huid geplaatst. Deze neurostimulator

Nadere informatie

GM-200 HYDROMETER INLEIDING PRODUCTEIGENSCHAPPEN

GM-200 HYDROMETER INLEIDING PRODUCTEIGENSCHAPPEN GM-200 HYDROMETER INLEIDING De CAISSON GM-200 is speciaal ontwikkeld voor het meten van het vochtgehalte in zware materialen zoals beton, cementvloer en gipspleister. Daarnaast is het ook mogelijk om het

Nadere informatie

Belangrijke informatie over medisch hulpmiddel Voortijdige uitputting batterij bij implanteerbare cardioverter-defibrillator

Belangrijke informatie over medisch hulpmiddel Voortijdige uitputting batterij bij implanteerbare cardioverter-defibrillator Belangrijke informatie over medisch hulpmiddel Voortijdige uitputting batterij bij implanteerbare cardioverter-defibrillator Om welke internationale modellen het precies gaat, leest u in de bijlage bij

Nadere informatie

Tijdelijke eenkamerpacemaker (AAI/VVI)

Tijdelijke eenkamerpacemaker (AAI/VVI) 5348 Tijdelijke eenkamerpacemaker (AAI/VVI) Technische handleiding 0123 MEDTRONIC MODEL 5348 0 Technische handleiding 0 Tijdelijke eenkamerpacemaker Verklaring van de symbolen 0 Zie gebruiksaanwijzing

Nadere informatie

Het gaat niet altijd zoals we willen, maar.. W.Taks Hetero anamnese Man 43 jaar Dubbelzijdige trombose benen 2011 Bekend met coumarine resistentie ti Out of hospital cardiac arrest door VF eci CAG 2012:

Nadere informatie

Activiteiten Tracking Sensor

Activiteiten Tracking Sensor Activiteiten Tracking Sensor ADS1301 Handleiding V1.0 2017 1 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1. Introductie... 2 1.1 Systeemvereisten... 2 Hoofdstuk 2. Hardware Overzicht... 3 Hoofdstuk 3. Activity Tracking Sensor

Nadere informatie

16 februari 2018 FSN Terugroepactie/bericht medisch apparaat HeartStart FRx, HeartStart Home en HeartStart OnSite AED's

16 februari 2018 FSN Terugroepactie/bericht medisch apparaat HeartStart FRx, HeartStart Home en HeartStart OnSite AED's 16 februari 2018 FSN86100186 Terugroepactie/bericht medisch apparaat HeartStart FRx, HeartStart Home en HeartStart OnSite AED's Geachte HeartStart AED-eigenaar, We nemen contact met u op, omdat uit onze

Nadere informatie

EM8676 Binnen sirene met flitslamp. Downloaded from

EM8676 Binnen sirene met flitslamp. Downloaded from EM8676 Binnen sirene met flitslamp EM8676 - Binnen sirene met flitslamp 2 NEDERLANDS Inhoudsopgave 1.0 Introductie... 2 2.0 Algemeen... 2 3.0 Functies... 3 4.0 Aanmelden op het alarmsysteem... 3 5.0 Gebruik

Nadere informatie

Handleiding Digitale Thermostaat elektrische Handdoekradiatoren

Handleiding Digitale Thermostaat elektrische Handdoekradiatoren Handleiding Digitale Thermostaat elektrische Handdoekradiatoren De BeauHeat digitale thermostaat is een digitale klokthermostaat voor automatische bediening van elektrische handdoekradiatoren. Een externe

Nadere informatie

Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Inhoud

Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Inhoud Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Lees de gebruikershandleiding voor gebruik zorgvuldig door en maak u vertrouwd met de verschillende functies van uw autoalarm. Deze handleiding beschrijft de functies

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE 1. Algemene beschrijving... 6 2. Indicaties... 6 3. Contra-indicaties... 6 3.1. Algemeen... 6 3.2. Mogelijke complicaties... 7 4. Waarschuwingen voor de patiënt... 7 4.1. Risico's in verband

Nadere informatie

CCS COMBO 2 ADAPTER. Handleiding

CCS COMBO 2 ADAPTER. Handleiding CCS COMBO 2 ADAPTER Handleiding WAARSCHUWINGEN BEWAAR DEZE BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES. Dit document bevat belangrijke instructies en waarschuwingen die bij het gebruik van de CSS Combo 2-adapter

Nadere informatie

AspireSR. Essentiële informatie over uw nieuwe generator

AspireSR. Essentiële informatie over uw nieuwe generator Deze brochure is niet bedoeld als volledige informatiebron over VNS Therapy. Neem contact op met uw arts of ga naar www.vnstherapy.com voor meer informatie. CYBERONICS EUROPE BVBA DOCHTERONDERNEMING VAN

Nadere informatie

Handleiding LifeGuard

Handleiding LifeGuard Handleiding LifeGuard I Introductie De LifeGuard bestaat uit een basisstation en een armband, die gebruikt kunnen worden als alarm bij onderdompeling in water en bij verdwalen. Ga naar www.manual-guide.com

Nadere informatie

M Series XL Battery. ZOLL XL Smart Battery Rev. C

M Series XL Battery. ZOLL XL Smart Battery Rev. C M Series XL Battery ZOLL XL Smart Battery 9650-0221-16 Rev. C De verschijningsdatum of het revisienummer van deze handleiding bevindt zich op de voorzijde. ZOLL, XL Battery, Smart Battery, Base PowerCharger

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Xperia SmartTags NT1/NT2 Inhoudsopgave Inleiding...3 Aan de slag...4 De NFC-functie inschakelen...4 NFC-detectiegebied...4 Smart Connect gebruiken om labels te beheren...4 Xperia

Nadere informatie

AspireSR. Essentiële informatie over uw nieuwe generator

AspireSR. Essentiële informatie over uw nieuwe generator AspireSR Essentiële informatie over uw nieuwe generator AspireSR Veel gestelde vragen voor patiënten Uw arts beveelt de nieuwste VNS Therapygenerator aan voor u. In deze brochure treft u meer informatie

Nadere informatie

Uitschakelen in noodgevallen Doe de touch-key kort in de opening op het bedieningspaneel. Het alarm zal uitgaan.

Uitschakelen in noodgevallen Doe de touch-key kort in de opening op het bedieningspaneel. Het alarm zal uitgaan. Basis handeling Het systeem inschakelen Kort op de grote (in-/uitschakelen) knop drukken. Alarm klinkt eenmaal kort. Voortentlamp gaat 30 seconden aan. Het duurt 15 seconden voordat het alarm op beweging

Nadere informatie

Gebruikershandleiding BT TRANSPONDER

Gebruikershandleiding BT TRANSPONDER Gebruikershandleiding BT TRANSPONDER Voorwoord Hartelijk dank voor het gebruik van de MOPAS BT Transponder. Wij hebben met de grootste zorg deze applicatie en het device ontwikkeld om personen in staat

Nadere informatie

Pictogrammenuitleg. Aliro IP-toegangscontrole zonder complicaties. www.aliro-opens-doors.com

Pictogrammenuitleg. Aliro IP-toegangscontrole zonder complicaties. www.aliro-opens-doors.com Pictogrammenuitleg De pictogrammenuitleg voor de Aliro-software is een uitgebreid overzicht van alle pictogrammen die in de software worden gebruikt. Deze uitleg is ontwikkeld om u te helpen pictogrammen

Nadere informatie

Samsung Auto Backup FAQ

Samsung Auto Backup FAQ Samsung Auto Backup FAQ Installatie V: Ik heb het Samsung externe harde schijfstation aangesloten maar er gebeurt niets. A: Controleer de verbinding met de USB-kabel. Als het Samsung externe harde schijfstation

Nadere informatie

In dit document vindt u belangrijke informatie over hoe u de apparatuur op een veilige en correcte wijze gebruikt.

In dit document vindt u belangrijke informatie over hoe u de apparatuur op een veilige en correcte wijze gebruikt. Philips Healthcare - 1/6 - FSN86100179A Beste klant, Philips heeft gemerkt dat de HeartStart MRx-monitor/-defibrillator mogelijk op een afwijkende manier functioneert. In zeer zeldzame omstandigheden kan

Nadere informatie

NL Jam Plus. Hartelijk dank voor de aanschaf van de HMDX Jam Plus draadloze luispreker. Waar je een Jam vindt, vind je een feest!

NL Jam Plus. Hartelijk dank voor de aanschaf van de HMDX Jam Plus draadloze luispreker. Waar je een Jam vindt, vind je een feest! NL Jam Plus Hartelijk dank voor de aanschaf van de HMDX Jam Plus draadloze luispreker. Waar je een Jam vindt, vind je een feest! Lees deze instructies door en bewaar ze om ze later te kunnen raadplegen.

Nadere informatie

BLUETOOTH-AUDIO-ONTVANGER/Z ENDER

BLUETOOTH-AUDIO-ONTVANGER/Z ENDER BLUETOOTH-AUDIO-ONTVANGER/Z ENDER Snel installatiegids DA-30501 Inhoud Vóór gebruik... 2 1. Informatie over de DA-30501... 2 2. Systeemeisen... 2 3. Overzicht... 2 Aan de slag... 3 1. De batterij van de

Nadere informatie

10-1-2012. Stimuleren. Onderwerpen: Meest voorkomende ritmestoornissen. myocard om dit te depolariseren.

10-1-2012. Stimuleren. Onderwerpen: Meest voorkomende ritmestoornissen. myocard om dit te depolariseren. Onderwerpen: De tijdelijke pacemaker. De pacemaker (algemeen). De biventriculaire pacemaker. De inwendige defibrillator. VVIC opleiding 2011 2 Wie en waarom een pacemaker Ritme-geleidingsstoornissen Na

Nadere informatie

Pictogrammenuitleg. Aliro IP-toegangscontrole zonder complicaties. www.aliro-opens-doors.com

Pictogrammenuitleg. Aliro IP-toegangscontrole zonder complicaties. www.aliro-opens-doors.com Pictogrammenuitleg Aliro IP-toegangscontrole zonder complicaties De pictogrammenuitleg voor de Aliro-software is een uitgebreid overzicht van alle pictogrammen die in de software worden gebruikt. Deze

Nadere informatie

ICD en pacemaker in de laatste levensfase: wat betekent dat voor de praktijk? Willem Agema, cardioloog JBZ

ICD en pacemaker in de laatste levensfase: wat betekent dat voor de praktijk? Willem Agema, cardioloog JBZ ICD en pacemaker in de laatste levensfase: wat betekent dat voor de praktijk? Willem Agema, cardioloog JBZ Cardiale devices in Nederland + Pacemakers: 80.000 + ICD: 30.000 + Na een reanimatie i.v.m. hartstilstand

Nadere informatie

Informatiebrochure. Leven met een hartdefribillator. I Autonome verzorgingsinstelling

Informatiebrochure. Leven met een hartdefribillator. I Autonome verzorgingsinstelling Informatiebrochure Leven met een hartdefribillator I Autonome verzorgingsinstelling IIInleiding Uw cardioloog heeft besloten bij u een hartdefibrillator (of ICD, Implanteerbare Cardioverter Defibrillator

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing AED-trainer

Gebruiksaanwijzing AED-trainer Gebruiksaanwijzing AED-trainer ONDERDEELNUMMER Copyright 2007 Cardiac Science Corporation. All rights reserved. De AED-trainer (trainingstoestel voor automatische externe defibrillators) is een apparaat

Nadere informatie

Gebruikershandleiding Monty Alarmzender

Gebruikershandleiding Monty Alarmzender Gebruikershandleiding Monty Alarmzender Voorwoord Hartelijk dank voor het gebruik van de Monty alarmzender. Wij hebben met de grootste zorg deze applicatie en het device ontwikkeld, om u in staat te stellen

Nadere informatie

Supplement bij de Help-handleiding Tachycardiepulsgenerators

Supplement bij de Help-handleiding Tachycardiepulsgenerators Supplement bij de Help-handleiding Tachycardiepulsgenerators VOOR DE VOLGENDE PULSGENERATORS: Atlas Convert Atlas + Convert + Epic Epic II Epic + Epic II+ Atlas II Photon Atlas II+ Photon µ 2008 St. Jude

Nadere informatie

Pacemakers en ICD s in de late en de laatste levensfase

Pacemakers en ICD s in de late en de laatste levensfase Pacemakers en ICD s in de late en de laatste levensfase s-hertogenbosch, 7.2.2018 Alexander H. Maass Cardioloog, UMCG Disclosures Speaker s fees: Medtronic, LivaNova PM en ICD Zijn er richtlijnen? Kernpunten

Nadere informatie

Handleiding Quick start

Handleiding Quick start Handleiding Quick start Geachte klant, Hartelijk dank dat u heeft gekozen voor de mobiele telefoon General Mobile Discovery. Deze quick start handleiding is bedoeld om de belangrijkste functies van het

Nadere informatie

Life-Point Pro Trainer manual A5 20-01-15 kleur voor prints.indd 1

Life-Point Pro Trainer manual A5 20-01-15 kleur voor prints.indd 1 Life-POINT Pro AED TRAINER handleiding Life-Point Pro Trainer manual A5 20-01-15 kleur voor prints.indd 1 20-01-15 20:03 Life-Point Pro AED - TRAINER Handleiding BELANGRIJK Leest u deze handleiding zorgvuldig

Nadere informatie

EM8621 Afstandsbediening. Downloaded from

EM8621 Afstandsbediening. Downloaded from EM8621 Afstandsbediening EM8621 - Afstandsbediening 2 NEDERLANDS Inhoudsopgave 1.0 Introductie... 2 1.1 Inhoud van de verpakking... 2 2.0 Voorkant afstandsbediening... 3 3.0 Alarm inschakelen... 3 4.0

Nadere informatie

HQ-CHARGER81 HQ SUPERSNELLE UNIVERSELE ACCULADER VOOR AAA/AA/C/D/9V

HQ-CHARGER81 HQ SUPERSNELLE UNIVERSELE ACCULADER VOOR AAA/AA/C/D/9V NEDERLANDS GEBRUIKSAANWIJZING HQ-CHARGER81 HQ SUPERSNELLE UNIVERSELE ACCULADER VOOR AAA/AA/C/D/9V LEES VÓÓR HET OPLADEN DE INSTRUCTIES Gebruikershandleiding Lees deze handleiding a.u.b. zorgvuldig. Deze

Nadere informatie

Spanning Capaciteit (mm) (mm) (g) (V) (mah) PR10-D6A PR70 1,4 75 5,8 3,6 0,3 PR13-D6A PR48 1,4 265 7,9 5,4 0,83 PR312-D6A PR41 1,4 145 7,9 3,6 0,58

Spanning Capaciteit (mm) (mm) (g) (V) (mah) PR10-D6A PR70 1,4 75 5,8 3,6 0,3 PR13-D6A PR48 1,4 265 7,9 5,4 0,83 PR312-D6A PR41 1,4 145 7,9 3,6 0,58 Product Zink-luchtbatterij Modelnaam IEC Nominaal Nominaal Diameter Hoogte Gewicht Spanning Capaciteit (mm) (mm) (g) (V) (mah) PR10-D6A PR70 1,4 75 5,8 3,6 0,3 PR13-D6A PR48 1,4 265 7,9 5,4 0,83 PR312-D6A

Nadere informatie

Handleiding voor. Compact. Natte spons POROSITEIT DETECTOR

Handleiding voor. Compact. Natte spons POROSITEIT DETECTOR Handleiding voor Compact Natte spons POROSITEIT DETECTOR Voldoet aan de eisen als gegeven in: Australian Standard AS3894.2-2002 (Wet Sponge Testing), ASTM G62-A, NACE RP0274-98, ASTM G6 and AS1580.485.1

Nadere informatie

APT-200. Tweeweg handzender. Firmware versie 1.00 apt-200_nl 03/19

APT-200. Tweeweg handzender. Firmware versie 1.00 apt-200_nl 03/19 APT-200 Tweeweg handzender Firmware versie 1.00 apt-200_nl 03/19 SATEL sp. z o.o. ul. Budowlanych 66 80-298 Gdańsk POLAND tel. +48 58 320 94 00 www.satel.eu BELANGRIJK Uw rechten op garantie vervallen

Nadere informatie

Wind, Sun & Rain Sensor Instructions

Wind, Sun & Rain Sensor Instructions Awning Instructions Wind, Sun & Rain Sensor Instructions B C D Nederlands Wind, Zon & Regen Sensor Instructies Inhoud Garantie Voordat u de sensor aansluit raden wij u aan de instructies zorgvuldig door

Nadere informatie

HQ-CHARGER UUR SUPER COMPACTE ACCULADER VOOR AAA/AA ACCU'S

HQ-CHARGER UUR SUPER COMPACTE ACCULADER VOOR AAA/AA ACCU'S NEDERLANDS GEBRUIKSAANWIJZING HQ-CHARGER51 1-2 UUR SUPER COMPACTE ACCULADER VOOR AAA/AA ACCU'S LEES VÓÓR HET OPLADEN DE INSTRUCTIES Gebruikershandleiding Lees deze handleiding a.u.b. zorgvuldig. Deze handleiding

Nadere informatie

Cardioverteren. Defibrilleren. Tachycardie

Cardioverteren. Defibrilleren. Tachycardie Cardioverteren Defibrilleren Reanimeren Cardioverteren Boezem en kamertachycardiëen zonder collaps Onder gecontroleerde omstandigheden Synchronisatie! (medicamenteuze/electrische methode) Defibrilleren

Nadere informatie

THERMOSTAAT. Handleiding

THERMOSTAAT. Handleiding THERMOSTAAT Handleiding Gebruik van deze handleiding Gefeliciteerd! U bent nu de eigenaar van een slimme oplossing voor het beheren van uw woning en het besparen van energie, allemaal dankzij de cutting-edge

Nadere informatie

Gebruikershandleiding ZorgDomein voor Zorgdossier gebruikers

Gebruikershandleiding ZorgDomein voor Zorgdossier gebruikers Gebruikershandleiding ZorgDomein voor Zorgdossier gebruikers Februari 2017 Inleiding Voor het digitaal verwijzen van patiënten via ZorgDomein heeft ZorgDomein een koppeling (= verbinding) met alle Huisartsen

Nadere informatie

EW3590/3591/3592 Bluetooth hoofdtelefoon met microfoon

EW3590/3591/3592 Bluetooth hoofdtelefoon met microfoon EW3590/3591/3592 Bluetooth hoofdtelefoon met microfoon 2 NEDERLANDS EW3590/3591/3592 Bluetooth hoofdtelefoon met microfoon Inhoudsopgave 1.0 Introductie... 2 1.1 Inhoud van de verpakking... 2 2.0 Aansluiten...

Nadere informatie

G. Schottert Handleiding Freekie 1. Nederlandse handleiding. Freekie DMX ADRES INSTELLINGEN 1

G. Schottert Handleiding Freekie 1. Nederlandse handleiding. Freekie DMX ADRES INSTELLINGEN 1 DMX ADRES INSTELLINGEN 1 Freekie Nederlandse handleiding Iedere fixture dat verbonden is met serial link moet voorzien worden van een DMX startadres, welke het eerste kanaal is dat de controller gebruikt

Nadere informatie

GEBRUIKERSHANDLEIDING

GEBRUIKERSHANDLEIDING GEBRUIKERSHANDLEIDING Informatie voor de gebruiker: HD (High Definition) en HFR (High Frame Rate) video-opname apparaten, zijn een zware belasting voor geheugenkaarten. Afhankelijk van de gebruikersinstellingen,

Nadere informatie

PIJN VERLICHTEN LEVEN HERSTELLEN. Maak uw proefperiode een succes. Innovating for life.

PIJN VERLICHTEN LEVEN HERSTELLEN. Maak uw proefperiode een succes. Innovating for life. PIJN VERLICHTEN LEVEN HERSTELLEN Maak uw proefperiode een succes Innovating for life. Uw tijdelijke neurostimulatiesysteem Luister tijdens het genezingsproces goed naar uw lichaam en volg de richtlijnen

Nadere informatie

Nokia Stereoheadset WH /1

Nokia Stereoheadset WH /1 Nokia Stereoheadset WH-600 7 9206937/1 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden. Nokia en Nokia Connecting People zijn gedeponeerde handelsmerken van Nokia Corporation. Namen van andere producten en bedrijven

Nadere informatie

VERKORTE GEBRUIKSAANWIJZING TMC 212. Toro Modulaire Controller REGENAUTOMAAT

VERKORTE GEBRUIKSAANWIJZING TMC 212. Toro Modulaire Controller REGENAUTOMAAT VERKORTE GEBRUIKSAANWIJZING TMC 212 Toro Modulaire Controller REGENAUTOMAAT INHOUD Pagina Instellen van tijd en datum. 2. Bekijken of wijzigen beregeningsschema. 3. Bekijken of wijzigen programma starttijden.

Nadere informatie

25 april Geachte dokter, geachte mevrouw, geachte heer,

25 april Geachte dokter, geachte mevrouw, geachte heer, Urgent Field Safety Notice Urgente veiligheidsinformatie Firmware-updates m.b.t. waarschuwing over batterijwerking en cyberbeveiliging voor bepaalde ICD s en CRT-D s 25 april 2018 Geachte dokter, geachte

Nadere informatie

Het Twiddler syndroom

Het Twiddler syndroom Het Twiddler syndroom Anamnese Mevr. Knippen, een 77 jarige dame presenteert zich op de SEH met het volgende verhaal: sinds een week heeft ze last van hartkloppingen en schokken door het hele lichaam die

Nadere informatie

Gebruikershandleiding Nokia Wireless Charging Pillow by Fatboy DT-901

Gebruikershandleiding Nokia Wireless Charging Pillow by Fatboy DT-901 Gebruikershandleiding Nokia Wireless Charging Pillow by Fatboy DT-901 Uitgave 1.1 2 Over uw draadloze lader Met de Draadloze Nokia Charging Pillow van Fatboy DT-901 kunt u uw telefoon of ander compatibel

Nadere informatie

Nederlands. Handleiding. Inhoud :

Nederlands. Handleiding. Inhoud : Nederlands Transmitter Speed 19350 Handleiding Inhoud : Kenmerken Plaatsen van de batterij HotShoe connector Gebruikshandleinding Frequenties Ontspanmodus Geïntegreerd sync contact Elinchrom RX functies

Nadere informatie

Programmeerhandleiding Nelson Turf EZ Pro Jr. voor de types 8304, 8306, 8309, 8312, 8374, 8376, 8379, 8382

Programmeerhandleiding Nelson Turf EZ Pro Jr. voor de types 8304, 8306, 8309, 8312, 8374, 8376, 8379, 8382 Programmeerhandleiding Nelson Turf EZ Pro Jr. voor de types 8304, 8306, 8309, 8312, 8374, 8376, 8379, 8382 Overzicht U kunt een onderdeel slechts wijzigen wanneer het knippert in het display. Duw de knoppen

Nadere informatie

Powerheart G5 AED Automatisch

Powerheart G5 AED Automatisch Powerheart G5 AED Automatisch RESCUE R E A D Y Specificaties van offerte Bediening en gebruik + De AED wordt automatisch geactiveerd bij het openen van de klep. + De AED zal tekst-/gesproken prompts en

Nadere informatie

Handleiding Monty-alarmzender

Handleiding Monty-alarmzender Handleiding Monty-alarmzender Voorwoord Hartelijk dank voor het gebruik van de Monty-alarmzender. Wij hebben met de grootste zorg deze applicatie en het device ontwikkeld, om u in staat te stellen alarm

Nadere informatie

Handleiding. 1. Over Bluetooth Speakerphone

Handleiding. 1. Over Bluetooth Speakerphone Handleiding 1. Over Bluetooth Speakerphone Deze draagbare mini Bluetooth Speakerphone is speciaal ontworpen om u te voorzien van het gemak en de vrijheid van draadloze communicatie. U kunt het gebruiken

Nadere informatie

MyNice Welcome MyNice Welcome app to control your home

MyNice Welcome MyNice Welcome app to control your home MyNice Welcome MyNice Welcome app to control your home NL - Aanwijzingen en aanbevelingen voor installatie en gebruik ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN NEDERLANDS Volledige en originele instructies INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

Belangrijke informatie over medisch hulpmiddel Voortijdige uitputting batterij bij implanteerbare cardioverter-defibrillator

Belangrijke informatie over medisch hulpmiddel Voortijdige uitputting batterij bij implanteerbare cardioverter-defibrillator Belangrijke informatie over medisch hulpmiddel Voortijdige uitputting batterij bij implanteerbare cardioverter-defibrillator Om welke internationale modellen het precies gaat, leest u in de bijlage bij

Nadere informatie

EM8660 Draadloos deur/raamcontact

EM8660 Draadloos deur/raamcontact EM8660 Draadloos deur/raamcontact 2 NEDERLANDS EM8660 - Draadloos deur/raamcontact Inhoudsopgave 1.0 Introductie... 2 1.1 Inhoud van de verpakking... 2 2.0 voorkant deur/raam contact... 3 3.0 Binnenkant

Nadere informatie

ICD Implanteerbare Cardioverter - Defibrillator

ICD Implanteerbare Cardioverter - Defibrillator ICD Implanteerbare Cardioverter - Defibrillator Cardiologie Beter voor elkaar 2 Een ICD is evenals een pacemaker een klein apparaatje dat onder de huid wordt geïmplanteerd bij mensen met een hartritmestoornis.

Nadere informatie

Automatische Medicijn Dispenser

Automatische Medicijn Dispenser Automatische Medicijn Dispenser WMD1201 Handleiding Inhoudsopgave Hoofdstuk 1. Introductie... 2 1.1 Systeemvereisten... 2 Hoofdstuk 2. Hardware Overzicht... 3 Hoofdstuk 3. Automatische Medicijn Dispenser

Nadere informatie

Handleiding Safetycare alarmzender

Handleiding Safetycare alarmzender Voorwoord Welkom als klant van de Safetycare alarmzender. Deze applicatie is met de grootste zorg ontwikkeld om u in staat te stellen een melding te geven als dat nodig is. Helaas kunt u, ondanks alle

Nadere informatie