Behaal je Zwembrevet met. Handleiding ISB-Zwembrevetten

Transcriptie

1 Behaal je Zwembrevet met Handleiding ISB-Zwembrevetten

2 INHOUDSTAFEL Inhoudstafel Introductie p. 3 Zwembrevetten van waterwennen tot leren veilig zwemmen p. 5 Enkele begrippen p. 6 Kort overzicht inhoud p. 8 De zwembrevetten details p. 10 Afstandszemmen van 25m tot 1500 meter p. 19 Enkele begrippen p. 20 Sleutelelementen van de genormeerde zwemslagen p. 21 Waterveilig 100m basis en plus p. 25 Algemeen p. 26 Reddend zwemmen - Reddend zwemmen p. 30 Algemeen p. 31 Baantjes zwemmen - van 3km tot 50km p. 37 P.2 HANDLEIDING ISB-ZWEMBREVETTEN

3 INTRODUCTIE Introductie Een nieuwe lijn... Met de nieuwe ISB-zwembrevetten heeft elke zwemlesgever een houvast om kinderen en volwassenen te leren zwemmen, in gelijk welke context. De eerste fasen zijn gebaseerd op de leerlijn zwemmen (Baan 4) die focust op leren veilig zwemmen en op de waterveiligheidstesten van VUB en WASA (Watersafety Academy). Zwemscholen, zwemclubs en scholen hanteren nu samen één leerlijn zwemmen waaraan ieder zijn eigen programma koppelt. Eerste focus... De eerste focus is leren veilig zwemmen, maar daarvoor moet je eerst waterwennen en leren overleven. Daarna... Daarna of daarnaast kan je de officiële zwemslagen uit de zwemsport leren, of kan je kiezen om nog beter te worden in het redden, van jezelf of van anderen, in moeilijkere situaties. Zo werd ook het afstandszwemmen aangevuld door de Vlaamse Zwemfederatie met normkaarten voor de officiële zwemslagen. De Vlaamse Reddingsfederatie heeft brevetten Reddend zwemmen gemaakt die je voorbereiden om een echte redder te worden. En WASA heeft nog 2 moeilijkere waterveiligheidsbrevetten gemaakt. Een samenwerking tussen alle partners in het zwemlandschap die een aanbod creëert voor alle niveaus en interesses in het zwemmen. Waarom richtlijnen? Dit document maakt je wegwijs in het correct afnemen van de proeven. Dit betekent niet dat de afname van de proeven moeilijk is. Om zo veel mogelijk te streven naar correcte en kwaliteitsvolle, en dus uniforme afname in zwembaden, scholen, clubs, werd dit document opgemaakt. Elementen zoals de waterdiepte, juiste posities in het water of extra aandachtspunten worden hier in opgenomen. P.3 HANDLEIDING ISB-ZWEMBREVETTEN

4 INTRODUCTIE ISB zwembrevetten Gebaseerd op leerlijn zwemmen Baan 4 In overleg met Vlaamse Zwemfederatie, Watersafety Academy, Gezinssport Vlaanderen en Redfed FASE 1: waterwennen 1 - Eendje 2 - Zeepaardje 3 - Pinguïn FASE 2: leren overleven 4 - Zeehond 5 - Waterschildpad 6 - Dolfijn Kantveilig FASE 3: leren veilig zwemmen 7 - Otter - Zwembadveilig 12m 8 - Haai - Zwembadveilig 25m 9 - Orka - Zwembadveilig 50m gesteund op VUB-onderzoek 1ste focus: Orka - Zwembadveilig 50m afstandszwemmen in een officiele zwemslag waterveilig reddend zwemmen 25m 50m 100m 200m 400m 800m 1000m 1500m met een zwemslag focus op afstand Watervaardig 100m basis Watervaardig 100m plus Reddend zwemmen 1 Reddend zwemmen 2 Reddend zwemmen 3 baantjes zwemmen 3000m 5000m 10000m 25000m 50000m P.4 HANDLEIDING ISB-ZWEMBREVETTEN

5 Zwembrevetten VAN WATERWENNEN TOT LEREN VEILIG ZWEMMEN

6 ZWEMBREVETTEN VAN WATERWENNEN TOT LEREN VEILIG ZWEMMEN Enkele begrippen Enkele begrippen nader verklaard voor een goed begrip van de oefeningen: Dieptes Enkeldiep: alleen de voeten zijn onder water. Heupdiep: de benen en heupen zijn onder water. De romp is niet ondergedompeld. Buikdiep: de buik is onder water, de romp is half ondergedompeld. Okseldiep: de romp is volledig ondergedompeld. Schouderdiep: het water komt tot aan de bovenkant van de schouders. Gezien de diversiteit in klassen, groepen is het weinig relevant om een onderscheid te maken tussen okseldiep en schouderdiep. Weet dat een oefening in schouderdiep voor kinderen meestal moeilijker is dan dezelfde oefening in okseldiep. Zoek dus een goed gemiddelde voor de hele groep. We hebben bij de relevante oefeningen gekozen voor okseldiep. Diep: de kinderen mogen niet kunnen staan. Reken op 1m20 à 1m50 tot maximaal 2m diepte voor grotere kinderen. Materiaal Drijfmiddelen: plankje, zwemnoedel, pullboy, drijfblokje... Als we een drijfmiddel vermelden, gaat het niet om opblaaselementen maar om een van bovenstaande of gelijkaardige drijfmiddelen. Let op! Er bestaan verschillende formaten van plankjes (bvb. kleine plankjes voor kinderen). Poortje onder water: er bestaan poortjes en halve poortjes voor gebruik in het zwembad. Heb je geen poortjes, dan kan je ook met een hoepel werken. Zelfs de benen van een leerkracht kunnen een oplossing zijn. Zwembril of niet: het is aangeraden om de oefeningen uit te voeren zonder zwembril. Af en toe een zwembril toelaten, kan desalniettemin leuk en verruimend zijn voor het kind. Afstoten In diep water een afstoot op de buik: Uitgangspositie in zijlig: één hand houdt de zwembadrand vast. De andere arm wijst onder water naar de richting waar je naartoe wil. Beide voeten steunen tegen de kant. Je hoofd steunt op de voorwaarts-gestrekte arm. Afstoot: De zwemmer lost de rand en brengt boven water P.6 HANDLEIDING ISB-ZWEMBREVETTEN

7 ZWEMBREVETTEN VAN WATERWENNEN TOT LEREN VEILIG ZWEMMEN de arm naar voor. tijdens deze fase zinkt het lichaam onder water. De handen worden op elkaar geplaatst (pijl). Beide voeten stoten tegelijk af. De schouderlijn komt horizontaal met het watervlak tijdens de glijfase na het afstoten. In ondiep water: kan zoals in diep water, maar gebeurt meestal met een voet op de grond en een voet tegen de kant. Doel van elke oefening Bij elke oefening vermelden we een doel. Dit is niet altijd een haalbaar doel van de oefening op zich. Dit is wel de uiteindelijke doelstelling waar die oefening naartoe leidt, indien dit verder wordt opgebouwd met de juiste oefeningen. P.7 HANDLEIDING ISB-ZWEMBREVETTEN

8 ZWEMBREVETTEN VAN WATERWENNEN TOT LEREN VEILIG ZWEMMEN Kort overzicht inhoud Fase 1: Waterwennen Waterwennen 1 Brevet Eendje Ik zit in het water en spat mezelf nat Ik spring in het water op en neer (met hulp) Ik stap door het water naar een drijvend voorwerp Ik blaas grote bellen in het water Ik stap op mijn handen als een krokodil Waterwennen 2 Brevet zeepaardje Ik kruip onder water door een hoepel Ik spring vanop de kant (aan een handje) Ik verplaats me in het diepe als een aapje langs de kant Ik blaas belletjes met mijn hoofd helemaal onder water Ik drijf als een ster op mijn rug (hoofd ondersteund) Ik stuw een drijvend voorwerp naar de overkant Waterwennen 3 - Brevet pinguïn Ik daal af naar de bodem langs een stok Ik spring in het water en kom er weer uit Ik drijf 3 seconden als een ster op mijn buik Ik haal 3 voorwerpen op van de bodem Ik glij 3 seconden op mijn buik met een plankje Fase 2: Leren overleven Leren overleven 1 brevet zeehond Ik spring in, ik kan hier nog nét staan, en ik kom er uit Ik leg 3 meter af op mijn buik met 1 arm aan een plankje Ik leg 3 meter af op mijn rug (met steun) Ik stoot af in buiklig en glij als een pijl door een poortje k drijf als een plank 3 seconden op mijn rug (met steun) Ik kan 10 seconden watertrappen - met steun Leren overleven brevet waterschildpad Ik spring in het water, haal een voorwerp op van de bodem en kom uit het water Ik leg een afstand af van 3 meter in buiklig Ik leg een afstand af van 3 meter in ruglig Ik drijf als een ster 3 seconden op mijn buik en 3 seconden op mijn rug Ik kan 360 draaien in het water door te watertrappen Leren overleven brevet dolfijn Kantveilig Ik kan door een hoepel zwemmen in diep water Combinatietest: Ik kan inspringen in diep water 3 meter verplaatsen in buiklig 3 meter verplaatsen in ruglig en op de kant klimmen P.8 HANDLEIDING ISB-ZWEMBREVETTEN

9 ZWEMBREVETTEN VAN WATERWENNEN TOT LEREN VEILIG ZWEMMEN Fase 3: Leren veilig Zwemmen (watersafety) Leren veilig zwemmen - Brevet otter - Zwembadveilig 12m Ik kan onder een plank zwemmen in diep water Combinatietest: Ik kan 12m zwemmen met de volgende vaardigheden in het water: Inspringen in diep water 5 seconden drijven als een ster op mijn buik 6 meter verplaatsen in buiklig Al zwemmend op mijn rug draaien 6 meter verplaatsen in ruglig Op de kant klimmen Leren veilig zwemmen Brevet haai Zwembadveilig 25m Ik kan met een oppervlakteduik door een hoepel zwemmen Combinatietest: Ik kan 25m zwemmen met de volgende vaardigheden in het water: In het water springen in diep water 12 meter voortbewegen in buiklig (met arm- en beenbeweging) Draaien als een vuurtoren 12 meter voortbewegen in ruglig (met arm- en beenbeweging) Op de kant opduwen en uit het zwembad klimmen Leren veilig zwemmen Brevet orka zwembadveilig 50m Combinatietest: Ik kan 50 meter zwemmen met de volgende vaardigheden in het water: 1e lengte in buiklig: Met 2 voeten afstoten van de muur en gestrekt pijlen Met een oppervlakteduik een ring opduiken 10 meter zwemmen Ter plaatse 3 keer traag en 3 keer snel aquatisch ademhalen 10 m zwemmen met tussendoor kip aan het spit Ter plaatse 10 seconden watertrappen 2e lengte in ruglig: Kip aan het spit 10 meter zwemmen met alleen beenbeweging 10 seconden drijven als een ster 10 meter zwemmen met alleen armbeweging P.9 HANDLEIDING ISB-ZWEMBREVETTEN

10 ZWEMBREVETTEN VAN WATERWENNEN TOT LEREN VEILIG ZWEMMEN De zwembrevetten details Fase 1: Waterwennen Waterwennen 1 Brevet Eendje Ik zit in het water en spat mezelf nat Doel: waterangst wegwerken - armstuwing Bouwsteen: ledematen Waterdiepte: enkeldiep Instructie: Het kind zit in het water en durft zichzelf helemaal natspatten met de handen. Ik spring in het water op en neer Doel: springen Bouwsteen: romp Waterdiepte: heupdiep Instructie: Het kind staat in het water en springt ter plaatse op en neer. Het kind mag hierbij de hand van een begeleider vastnemen. Ik stap door het water naar een drijvend voorwerp Doel: bewust worden van weerstand van het water waterangst wegwerken Bouwsteen: romp Waterdiepte: buikdiep Instructie: Het kind stapt in het water, vanaf de kant tot de buik nat is tot boven de navel. Dit kan via een hellend vlak of via de trapjes. Het kind raakt het drijvend voorwerp aan of brengt (een klein) drijvend voorwerp mee terug. Het kind gebruikt ook de armen tijdens de verplaatsing. Ik blaas grote bellen met mijn mond in het water Doel: leren uitademen onder water Bouwsteen: hoofd Waterdiepte: heupdiep Instructie: Het kind staat zelf in het zwembad en blaast bellen. De ogen zijn boven water. Tip: Je kan ook in de hand van de leraar laten blazen. Ik stap op mijn handen als een krokodil Doel: ontspannen tot statisch drijven opwaartse druk ondervinden Vaardigheid: evenwicht (romp ledematen) Waterdiepte: kniediep Instructie: Deze opdracht wordt uitgevoerd op een trapje of op een hellend vlak. Het kind steunt op de handen en verplaatst de handen op de bodem. De voeten kloppen licht actief op en neer. Het hoofd is boven water. P.10 HANDLEIDING ISB-ZWEMBREVETTEN

11 ZWEMBREVETTEN VAN WATERWENNEN TOT LEREN VEILIG ZWEMMEN Waterwennen 2 Brevet zeepaardje Ik kruip onder water door een hoepel Doel: waterangst wegwerken Bouwsteen: hoofd Waterdiepte: buikdiep tot schouderdiep Instructie: De hoepel wordt verticaal gehouden en raakt met de bovenkant het water. Het kind moet dus helemaal onder water gaan en door de verticaal gehouden hoepel kruipen. Het kind mag de bovenzijde niet raken. Tip: Heb je geen hoepels? Gebruik een zwemnoedel die je op het wateroppervlak legt. Ik spring vanop de kant (aan een hand) Doel: springen Bouwsteen: romp Waterdiepte: heupdiep Instructie: Het kind springt in heupdiep water met een handje van de juf/meester en staat stil met beide voeten op de grond. Ik verplaats me in het diepe als een aapje langs de kant Doel: waterangst wegwerken Bouwsteen: ledematen Waterdiepte: van okseldiep tot diep Instructie: Het kind gaat langs het trapje te water en vordert zonder voetsteun 10 meter langs de rand, zoals een aapje. Je kan hier wat spelen met dieptes, maar doel van deze oefening is om de oefening uit te voeren waar je niet kan staan. Tip: Je kan dit eerst oefenen in een ondiep bad. Ik blaas belletjes met mijn hoofd helemaal onder water Doel: aquatisch ademhalen Bouwsteen: hoofd Waterdiepte: heupdiep Instructie: Bij deze oefening is het hoofd volledig onder water (in tegenstelling tot het niveau eendje). Tip: Om zeker te zijn van een goede uitvoering kan je laten bellen blazen in de hand van de leerkracht. Ik drijf als een ster op mijn rug (hoofd ondersteund) Doel: statisch drijven Bouwsteen: romp Waterdiepte: heupdiep Instructie: Het kind kan 3 seconden drijven op de rug en wordt hierbij ondersteund aan het hoofd. De armen en benen liggen gespreid open op het water zodat het drijfoppervlak vergroot. Het hoofd ligt in het water (hoofd in de nek). De ondersteuning gebeurt dus ook op de achterkant van het hoofd. Tip: Laat het kind vanuit stand zachtjes naar achter glijden op het water, met je hand onder het hoofd. Help het kind op dezelfde manier om weer recht te komen. P.11 HANDLEIDING ISB-ZWEMBREVETTEN

12 ZWEMBREVETTEN VAN WATERWENNEN TOT LEREN VEILIG ZWEMMEN Ik stuw een drijvend voorwerp naar de overkant Doel: armstuwing Bouwsteen: ledematen Waterdiepte: heupdiep Instructie: Het kind staat in het water en stuwt het drijvend voorwerp met de handen naar de overkant zonder het aan te raken. Waterwennen 3 - Brevet pinguïn Ik daal af naar de bodem langs een stok Doel: waterangst wegwerken Bouwsteen: hoofd Waterdiepte: okseldiep Instructie: Het kind blijft de stok vasthouden bij afdalen en bij stijgen naar het wateroppervlak. Hij/zij gaat zitten op de bodem, dus niet het hoofd eerst. Het hoofd gaat hier als laatste onder water. Tip: Dit kan ook langs een trapje uitgevoerd worden. Ik spring vanop de kant in het water en kom er weer uit Doel: springen zelfstandig uit het water klimmen Bouwsteen: romp Waterdiepte: heupdiep Instructie: Het kind kan zonder hulp van de kant in heupdiep water springen. Het kind kan daarna gewoon langs de kant uit het water klimmen. Tip: Indien dit niet mogelijk is om te combineren in jouw zwembad, dan is een trapje een alternatief om uit het water te komen. Denk er wel aan dat hij eigenlijk ook zonder trapje ergens moet kunnen uitklimmen. Ik drijf 3 seconden als een ster op mijn buik Doel: statisch drijven Vaardigheid: evenwicht (romp hoofd) Waterdiepte: okseldiep Instructie: Het kind kan 3 seconden drijven op de buik. Het aangezicht ligt hierbij in het water. De armen en benen liggen gespreid open op het water zodat het drijfoppervlak vergroot. Ik haal 3 voorwerpen op van de bodem Doel: oriëntatie onder water Vaardigheid: coördinatie (hoofd - ledematen) Waterdiepte: okseldiep Instructie: De voorwerpen liggen op de bodem. Het kind zal vanuit stand naar de bodem zakken (dus niet in voorlig). Ik glij 3 seconden op mijn buik met een plankje Doel: dynamisch drijven verplaatsen Vaardigheid: verplaatsen (ledematen romp) Waterdiepte: okseldiep Instructie: Het kind staat in het water en gaat in buiklig te P.12 HANDLEIDING ISB-ZWEMBREVETTEN

13 ZWEMBREVETTEN VAN WATERWENNEN TOT LEREN VEILIG ZWEMMEN water. De armen liggen op het plankje (meer steun en evenwicht). Het aangezicht mag uit het water. De benen zijn gestrekt en bewegen op en neer. Dit is een eerste aanzet naar een beenbeweging. We plaatsen dit nog bij waterwennen door niet te fixeren op een afstand. Het is hier belangrijk dat de benen aan het wateroppervlak kunnen blijven (en dus niet naar beneden zakken). Fase 2: Leren overleven Leren overleven 1 brevet zeehond Ik spring in het water waar ik nog nét kan staan, en ik klim uit het water Doel: springen Bouwsteen: romp Waterdiepte: okseldiep Instructie: Het kind kan zonder hulp van de kant in okseldiep water springen. Het kind landt hierbij in evenwicht. Ik drijf als een plank 3 seconden op mijn rug (met drijfhulp) Doel: statisch drijven Vaardigheid: evenwicht (romp - ledematen) Waterdiepte: okseldiep Instructie: Het kind drijft op de rug met het plankje of een ander hulpmiddel. De nadruk ligt op het drijfaspect, niet op de verplaatsing. Het kind moet zo horizontaal mogelijk op het water liggen. Het plankje bevindt zich ter hoogte van de buik, de armen zijn rond het plankje geklemd. Ik leg 3 meter af op mijn buik met 1 arm aan een plankje Doel: op- en neerwaartse beenbeweging Vaardigheid: verplaatsen (ledematen romp) Waterdiepte: okseldiep Instructie: Het kind vertrekt vanuit stand en kan 3 meter in buiklig verplaatsen door de benen op en neer te bewegen. Het kind gebruikt hiervoor een plankje. Het hoofd ligt zijdelings in het water. 1 hand houdt het plankje vast: kneukelgreep vooraan het plankje (dus dichtste bij het lichaam). De benen zijn gestrekt en bewegen op en neer. We zetten hier de stap van drijven naar verplaatsen en voortbewegen in het water. Het is belangrijk dat de benen aan het wateroppervlak kunnen blijven (en dus niet naar beneden zakken). De uitvoering gebeurt aan de voorkeurskant. Ik leg 3 meter af op mijn rug (met drijfhulp) Doel: op en neergaande beenbeweging Vaardigheid: coördinatie (hoofd ledematen) Waterdiepte: okseldiep Instructie: Het kind stoot af van de muur en kan 3 meter in ruglig verplaatsen door de benen op en neer te bewegen. Het kind gebruikt hiervoor een plankje. Het hoofd ligt in het water (hoofd in de nek) steunend op een plankje (handen nemen de plank aan de zijkant vast). De benen P.13 HANDLEIDING ISB-ZWEMBREVETTEN

14 ZWEMBREVETTEN VAN WATERWENNEN TOT LEREN VEILIG ZWEMMEN zijn gestrekt en bewegen op en neer. Het is belangrijk dat de benen aan het wateroppervlak kunnen blijven (en dus niet naar beneden zakken). We zetten hier de stap van drijven naar verplaatsen en voortbewegen in het water. Ik stoot af in buiklig en glij als een pijl door een poortje Doel: oriëntatie onder water Vaardigheid: evenwicht (hoofd en romp) Waterdiepte: okseldiep Instructie: Het kind stoot af en kan in buiklig pijlen met het aangezicht naar de bodem. De armen zijn voorwaarts gestrekt. Het kind glijdt door het poortje en raakt hierbij het poortje niet of minimaal. Het poortje bevindt zich op 1 meter van de kant. Het kind mag na het poortje onmiddellijk boven water komen. Tip: Een poortje kan je maken met behulp van een zwemnoedel of door de benen zwemmen. Let op, als je zelf een poortje maakt met de benen, is het niet de bedoeling dat het kind zich voorttrekt aan jouw benen. Ik kan 10 seconden watertrappen (met drijfhulp) Doel: stuwen met opgetrokken voet Vaardigheid: evenwicht (ledematen romp) Waterdiepte: diep Instructie: Het kind kan 10 seconden watertrappen met opgetrokken voet. Het kind mag hierbij steunen op een zwemnoedel. Het aangezicht is duidelijk boven water (mond boven water). Leren overleven brevet waterschildpad Ik spring in het water, haal een voorwerp op van de bodem en kom uit het water Doel: springen oriëntatie onder water - rotatie lengte-as Bouwsteen: romp Waterdiepte: schouderdiep Instructie: Het kind springt voorwaarts in het water. Het kind haalt direct iets op van de bodem, draait rond de lengte-as (onder of boven water), verplaatst zich terug naar de kant, neemt de rand vast en klimt eruit. Ik drijf als een ster 3 seconden op mijn buik en 3 seconden op mijn rug Doel: statisch drijven - rotatie lengte-as Vaardigheid: evenwicht (ledematen romp) Waterdiepte: okseldiep of diep Instructie: Het kind begint als een ster in buiklig, draait rond de lengte-as en gaat over naar ster in ruglig. Tussendoor worden de voeten niet op de grond gezet. Aan het einde neemt het kind de rand vast. Ik leg een afstand af van 3 meter in buiklig Doel: verplaatsen stuwen met de ledematen Vaardigheid: verplaatsen (ledematen romp) Waterdiepte: okseldiep of diep Instructie: Het kind stoot af in buiklig, pijlt en vordert 3 meter. Het hoofd ligt in het water. De oefening wordt zonder P.14 HANDLEIDING ISB-ZWEMBREVETTEN

15 ZWEMBREVETTEN VAN WATERWENNEN TOT LEREN VEILIG ZWEMMEN hulpmiddel uitgevoerd. Ademhalen is niet nodig om zich 3 meter te verplaatsen. De armen worden bij voorkeur gebruikt als roeispanen. Ik leg een afstand af van 3 meter in ruglig Doel: verplaatsen stuwen met de ledematen Vaardigheid: verplaatsen (ledematen romp) Waterdiepte: okseldiep of diep Instructie: Het kind stoot af en drijft 3 seconden op de rug. Bij de afstoot bevinden de armen zich naast het lichaam. Het kind kijkt naar het plafond. De benen zijn gestrekt en maken een lichte open neerwaartse beweging. De oefening wordt zonder hulpmiddel uitgevoerd. De armen worden bij voorkeur gebruikt als roeispanen. Ik draai als een vuurtoren in het water door te watertrappen Doel: stuwen met opgetrokken voet Vaardigheid: evenwicht (ledematen romp) Waterdiepte: diep Instructie: Het aangezicht is hierbij duidelijk boven water (mond boven water). Het kind maakt een volledige draai rond zijn lengte-as. Leren overleven brevet dolfijn Kantveilig Ik kan door een hoepel zwemmen in diep water Doel: oriëntatie onder water voor filmpje Brevet Dolfijn Vaardigheid: verplaatsen (ledematen romp) Waterdiepte: diep Instructie: De hoepel hangt verticaal in het water. De bovenkant van de hoepel is aan het wateroppervlak. Door de hoepel zwemmen mag na afstoot vanaf de kant. Combinatietest: Ik kan Inspringen in diep water 3 meter verplaatsen in buiklig Stoppen en al watertrappend overgaan van buiklig naar ruglig 3 meter verplaatsen in ruglig Op de kant klimmen Check Doel: stuwen met beenbeweging stuwen met opgetrokken voet - rotatie breedte-as Vaardigheid: verplaatsen (ledematen romp) Waterdiepte: diep Instructie: De vaardigheden van de combinatietest worden na elkaar uitgevoerd zonder stoppen. Het kind springt in het water waar het niet meer kan staan. Het hoofd moet onder water gaan. Bij de verplaatsing van 3 meter is een aquatische ademhaling niet nodig. Dit wordt uitgevoerd met een beenbeweging crawl. Het lichaam ligt horizontaal op het water. Bij het stoppen en terugdraaien van buik naar rug neemt het kind de kant niet vast maar gaat het via watertrappen naar ruglig. De verplaatsing van 3 meter in ruglig wordt uitgevoerd met een beenbeweging crawl en ook in horizontale lig. P.15 HANDLEIDING ISB-ZWEMBREVETTEN

16 ZWEMBREVETTEN VAN WATERWENNEN TOT LEREN VEILIG ZWEMMEN Fase 3: Leren veilig zwemmen (watersafety) Leren veilig zwemmen - Brevet otter - Zwembadveilig 12m Ik kan onder een plank zwemmen in diep water Doel: oriëntatie onder water voor filmpje Brevet Otter Vaardigheid: zwemmen Waterdiepte: diep (minimaal 1m40) Instructie: De plank drijft op het water. De breedte van de plank is minimaal 25 cm. Het kind zwemt vanuit voorlig onder de plank, dus zonder afstoot. Het kind raakt de plank niet. Combinatietest: Ik kan 12m zwemmen met de volgende vaardigheden in het water: Inspringen in diep water 5 seconden drijven als een ster op mijn buik 6 meter verplaatsen in buiklig Al zwemmend op mijn rug draaien 6 meter verplaatsen in ruglig Op de kant klimmen Doel: statisch drijven verplaatsen aquatische ademhaling Vaardigheid: zwemmen Waterdiepte: diep (minimaal 1m40) Instructie: De vaardigheden van de combinatietest worden na elkaar uitgevoerd zonder stoppen. Een aquatische ademhaling is verplicht (minimaal 3 keer tijdens de verplaatsingen). Een aquatische ademhaling = uitblazen in het water ademen zonder boven water eerst nog uit te blazen. De ligging is horizontaal, zowel op de buik als op de rug. Het kind draait over de lengteas zonder te stoppen. Leren veilig zwemmen Brevet haai Zwembadveilig 25m Check Ik kan met een oppervlakteduik door een hoepel zwemmen Doel: oriëntatie onder water Waterdiepte: diep (minimaal 1m40) Check voor filmpje Brevet Haai Instructie: De hoepel ligt verticaal in het water. De bovenkant van de hoepel drijft op 50cm diepte. Het kind zwemt vanuit voorlig door de hoepel, dus zonder afstoot. Combinatietest: Ik kan 25m zwemmen met de volgende vaardigheden in het water: Inspringen in diep water 12 meter voortbewegen in buiklig (met arm- en beenbeweging) Draaien als een vuurtoren 12 meter voortbewegen in ruglig (met arm- en beenbeweging) Op de kant opduwen en uit het zwembad klimmen Doel: verplaatsen/veilig zwemmen in buiklig en ruglig aquatische ademhaling rondkijken/oriëntatie boven water Waterdiepte: diep (minimaal 1m40) - veilig kunnen Instructie: De vaardigheden van de combinatietest worden na elkaar uitgevoerd zonder stoppen. De volledige proef wordt zonder hulpmiddelen uitgevoerd. P.16 HANDLEIDING ISB-ZWEMBREVETTEN

17 ZWEMBREVETTEN VAN WATERWENNEN TOT LEREN VEILIG ZWEMMEN A B OEFENING Inspringen in diep water: voeten of hoofd eerst Voortbewegen in buiklig (met arm- en beenbeweging) tot het midden van de lengte van het bad (+/- 12m) C Vuurtoren : ter plaatse verticaal 360 rond de eigen (lengte-)as draaien D E Voortbewegen in ruglig (met arm- en beenbeweging) tot einde lengte bad (+/- 12m) Opduwen op de kant (zonder afstoot op de bodem) en uit het water klimmen TOELICHTING Zonder drijfmiddelen! De neus mag dichtgeknepen worden Arm- en beenbeweging naar keuze in buiklig met aquatische ademhaling tot het midden van de lengte van het bad (12m) Kanteling van horizontaal naar verticaal Kunnen ronddraaien in verticale houding Mond goed boven houden, kijken Arm- en beenbeweging naar keuze in ruglig tot het einde van de lengte van het bad (+/- 12m) Voeten niet afstoten op de bodem, zonder hulp van een trapje Laat een trapje nemen toe bij een hoogteverschil Leren veilig zwemmen Brevet orka zwembadveilig 50m Combinatietest: Ik kan 50 meter zwemmen met de volgende vaardigheden in het water: 1ste lengte in buiklig: Met 2 voeten afstoten van de muur en gestrekt pijlen Met een oppervlakteduik een ring opduiken 10 meter zwemmen Ter plaatse 3 keer traag en 3 keer snel aquatisch ademhalen 10 meter zwemmen met tussendoor kip aan het spit Ter plaatse 10 seconden watertrappen Check voor filmpje Brevet Orka 2e lengte in ruglig: Kip aan het spit 10 meter zwemmen met alleen beenbeweging 10 seconden drijven als een ster 10 meter zwemmen met alleen armbeweging P.17 HANDLEIDING ISB-ZWEMBREVETTEN

18 ZWEMBREVETTEN VAN WATERWENNEN TOT LEREN VEILIG ZWEMMEN A B OEFENING/ACTIE Met 2 voeten afstoten van de muur en gestrekt pijlen Oppervlakteduik, onder water gaan met hoofd eerst en ring opduiken, tonen en weer lossen C Zwemmen in buiklig (met arm- en beenbeweging tot het midden van het zwembad (10 meter) D Ter plaatse wachten en na elkaar 3 keer traag het hoofd onder water houden en bellen blazen, gevolgd door 3 keer snel Aquatisch ademhalen E Zwemmen in buiklig (met arm- en beenbeweging) tot een kegel aan het einde van het bad (10 meter) F G H I Kip aan het spit-buik: 360 draaien vanuit buiklig in beweging 10 seconden watertrappen met het hoofd (mond) steeds boven water en praten (vb. 2 keer de dagen van de week opzeggen) Zonder de muur te raken, zwemmen in ruglig en kip aan het spit-rug: 360 draaien vanuit ruglig Zwemmen in ruglig met alleen beenbeweging tot het midden van het zwembad (10 meter) TOELICHTING Afstoten met 2 voeten, vormspanning = armen opwaarts gestrekt, hoofd tussen de armen, romp en benen in het verlengde (lichaam gestrekt) Mag na A eerst komen ademen Duik met hoofd eerst, ev 2e x zonder extra steun, billen gaan onder water Op 1.20m diepte, ring aan koord (aan plankje), gefixeerd aan zwemlijn, ring niet via touw bovenhalen Kant of koord niet raken 3x traag op en neer met het hoofd onder water en bellen blazen (telt onder 1-2, boven 1-2 ), gevolgd door 3x snel Het kind zal het best de voeten hoeken (schoolslag) Niet steunen met de armen aan de kant/koord en voeten niet aan de grond (het zwembad is diep genoeg) De kant of koord niet raken, duidelijke beenen armstuwing, hoofd gaat minstens 3x onder water om uit te blazen Draai moet in voortbeweging worden uitgevoerd, niet eerst stoppen, benen zoals in crawl, draai inzetten met 1 arm opwaarts gestrekt, 1 poging Kegel op 5m= referentiepunt aan de kant Blijft gedurende 10 ter plaatse (vraag om te tellen tot 20 ) en kan om hulp roepen, bij voorkeur voeten in gehoekte positie zoals bij schoolslag. Nadien de muur niet raken en verder zwemmen naar de andere kant van het zwembad Draai vanuit ruglig uitvoeren, armen naast het lichaam en in vormspanning, beenbeweging zoals in crawl, 1 poging Kegel op 5m= referentiepunt aan de kant Koord of kant niet raken De armen worden stil naast het lichaam gehouden, achterhoofd in het water J Sterretje, ter plaatse stabiele ruglig Blijft gedurende 10 (vraag om te tellen tot 20) ter plaatse op de rug drijven, borstkas is het hoogste punt K Zwemmen in ruglig met alleen armbeweging tot het einde van zwembad (10 meter) De benen mogen niet stuwen, de armbeweging is vrij te kiezen, minimaal een wrik beweging met handen en onderarmen P.18 HANDLEIDING ISB-ZWEMBREVETTEN

19 AfstandsZwemmen VAN 25M TOT 1500 METER

20 AFSTANDSZEMMEN VAN 25M TOT 1500 METER Afstandszwemmen: in een officiële zwemslag Je zwemt een afstand zonder onderbreken met een officiële zwemslag: rugcrawl, borstcrawl of schoolslag? Op elk brevet vind je de sleutelelementen die vereist zijn voor een goede uitvoering. Er werd ook een brevet 100m wisselslag ontwikkeld, dus daar worden ook de sleutelelementen van vlinderslag genoteerd. Je kan zo een brevet behalen van 25m 50m 100m 100m wisselslag 200m - 400m - 800m. Afstandszwemmen: Klaar voor de lange afstand Het tweede deel van de afstandsbrevetten focust op de lange afstanden die in verschillende zwemslagen kunnen worden afgelegd, in één zwembeurt en zonder stoppen. Je kan zo een brevet behalen van 1000 meter of 1500 meter. Hierna beschrijven we de begrippen en sleutelelementen die belangrijk zijn om een zwemstijl goed uit te voeren. Deze werden opgesteld door de Vlaamse Zwemfederatie. Het is belangrijk hier de nodige aandacht aan te besteden om een brevet correct te kunnen uitreiken. Denk daarbij zeker ook aan de aquatische ademhaling bij schoolslag als voorwaarde, in gelijk welke context. Enkele begrippen Verklaring van enkele begrippen: Doorhaal Stuwende armbeweging (per definitie onder water) Bewegingsbaan Baan van de stuwende armbeweging, die bij voorkeur zo lang mogelijk is (per definitie onder water) Terugvoeren De arm naar het beginpunt van de bewegingsbaan brengen, boven water of aan het wateroppervlak Schouderbreedte In horizontale ligging, in het verlengde van de schouderlijn en evenwijdig met de lengte-as van het lichaam P.20 HANDLEIDING ISB-ZWEMBREVETTEN

21 AFSTANDSZEMMEN VAN 25M TOT 1500 METER Sleutelelementen van de genormeerde zwemslagen Rugslag 1. Het lichaam ligt in ruglig horizontaal in het water (van hoofd tot voeten) Wanneer het lichaam zich gestrekt in ruglig in het water bevindt, mogen de oren zich niet boven water bevinden Het lichaam zakt niet door ter hoogte van het bekken (geen zitpositie) 2. De voeten/benen bewegen gestrekt op en neer De voeten/benen bewegen gelijktijdig maar niet symmetrisch op en neer: het ene been beweegt opwaarts, het andere neerwaarts (en omgekeerd) De voeten/benen bewegen bij voorkeur ononderbroken (zonder stop- of rustmoment) 3. De armen bewegen in tegenovergestelde richting (al dan niet gelijktijdig) Gelijktijdig: vanuit de uitgangspositie (= één arm ligt in het verlengde van de schouder, de andere arm tegen het lichaam) wordt de actie van beide armen gelijktijdig gestart: terwijl de ene arm doorhaalt, wordt de andere arm teruggevoerd Niet-gelijktijdig: vanuit de uitgangspositie (= één arm in het verlengde van de schouder, de andere arm tegen het lichaam) wordt de actie van de armen beurtelings uitgevoerd: één arm haalt door en daarna wordt de andere arm teruggevoerd ( afslag is dus toegestaan) 4. De armen maken een lange bewegingsbaan zijwaarts onder water en worden boven het lichaam teruggevoerd De zijwaartse doorhaal gebeurt naast het lichaam en volledig onder water De opwaartse terugvoer gebeurt boven de schouder (de linkerarm wordt boven de linkerschouder teruggevoerd, de rechterarm boven de rechterschouder) De armen zijn bij voorkeur gestrekt Ligging en doorhaal/terugvoer bij rugslag Beurtelingse armbeweging of afslag rugslag Zijwaartse doorhaal en opwaartse terugvoer van de arm bij rugslag P.21 HANDLEIDING ISB-ZWEMBREVETTEN

22 AFSTANDSZEMMEN VAN 25M TOT 1500 METER Crawl 1. Het lichaam ligt in buiklig horizontaal in het water (van hoofd tot voeten) Wanneer het lichaam volledig horizontaal in het water ligt, bevinden ook de oren zich onder water (hoofd neutraal, in het verlengde van het lichaam) 2. De voeten/benen bewegen gestrekt op en neer De voeten/benen bewegen gelijktijdig maar niet symmetrisch: het ene been beweegt opwaarts, het andere neerwaarts (en omgekeerd) De voeten/benen bewegen bij voorkeur ononderbroken (zonder stop- of rustmoment) 3. De armen bewegen in tegenovergestelde richting (al dan niet gelijktijdig) Gelijktijdig: vanuit de uitgangspositie (= één arm ligt in het verlengde van de schouder, de andere arm tegen het lichaam) wordt de actie van beide armen gelijktijdig gestart: terwijl de ene arm doorhaalt, wordt de andere arm teruggevoerd Niet-gelijktijdig: vanuit de uitgangspositie (= één arm ligt in het verlengde van de schouder, de andere arm tegen het lichaam) wordt de actie van de armen beurtelings uitgevoerd: één arm wordt teruggevoerd en daarna wordt de andere arm doorgehaald ( afslag is dus toegestaan) 4. De armen maken een lange bewegingsbaan op de schouderlijn onder water De bewegingsbaan onder water wordt zo lang mogelijk gemaakt door met een gestrekte arm in te steken en met een gestrekte arm uit te halen De armen zijn bij voorkeur ook tijdens de doorhaal onder water volledig gestrekt Ligging en doorhaal/ terugvoer bij crawl beurtelingse armbeweging of afslag crawl Lange bewegingsbaan van de arm op de schouderlijn 5. Het inademen gebeurt zijwaarts zonder het hoofd op te tillen, het uitademen onder water Het hoofd wordt enkel rond de lengteas geroteerd en niet opgetild (bij voorkeur één oog maar minimaal de zijkant van het aangezicht blijft onder water) Het inademen gebeurt bij voorkeur door de mond, het uitademen door mond en/of neus P.22 HANDLEIDING ISB-ZWEMBREVETTEN

23 AFSTANDSZEMMEN VAN 25M TOT 1500 METER Schoolslag 1. Tijdens het glijden liggen lichaam en hoofd horizontaal in het water Het glijden is de fase na het sluiten van de benen en vóór het spreiden van de armen Tijdens het glijden neemt het lichaam een gestroomlijnde vorm aan. De armen liggen gestrekt voor de schouders met het hoofd ertussen Wanneer het lichaam volledig horizontaal in het water ligt, bevinden ook de oren zich onder water (hoofd neutraal, in het verlengde van het lichaam) Ligging bij schoolslag tijdens het glijden na het sluiten van de benen 2. De arm- en beenbeweging worden symmetrisch uitgevoerd Symmetrie impliceert gelijktijdigheid voor linker- en rechter lichaamshelft 3. De benen worden geplooid, gespreid en daarna met gehoekte voeten gesloten De hielen worden naar het zitvlak getrokken, waarbij de benen worden geplooid. Dit gebeurt zonder de knieën onder de buik te trekken De voeten staan bij aanvang van het spreiden in een gehoekte positie. De gehoekte voeten worden bij voorkeur vóór het spreiden naar buiten gedraaid (= de tenen wijzen naar buiten) Op het einde van het sluiten van de benen zijn deze gestrekt, met de voeten nog steeds in een gehoekte positie (pas na het volledig sluiten van de benen worden de voeten ontspannen) 4. De armen worden gestrekt gespreid, samengebracht voor de borst en aan het wateroppervlak teruggevoerd De armen worden tot minimaal op schouderbreedte gestrekt gespreid De handen/armen worden vóór de borst en onder de kin samengebracht De handen/armen worden aan het wateroppervlak teruggevoerd (= naar voren uitgestrekt) 5. Het inademen gebeurt tijdens het samenbrengen van de armen, het uitademen onder water Het hoofd bevindt zich in het verlengde van de romp en behoudt deze neutrale positie tijdens het uitstrekken van de armen (terugvoerbeweging) en het spreiden van de armen. Het hoofd maakt dus geen actieve beweging of knik Tijdens het samenbrengen van de armen richt de romp zich op, waardoor ook het hoofd boven water komt = moment van inademen Timing van het inademen en neutrale hoofdpositie Optrekken van de hielen naar het zitvlak (links) en spreiden/ sluiten van de benen (rechts) Vanuit gestroomlijnde positie (boven) gestrekt spreiden van de armen tot minimaal op schouderbreedte (onder) P.23 HANDLEIDING ISB-ZWEMBREVETTEN

24 AFSTANDSZEMMEN VAN 25M TOT 1500 METER Vlinderslag 1. Het lichaam beweegt zich golvend voorwaarts in het water Wanneer het lichaam volledig horizontaal in het water ligt, bevinden ook de oren zich onder water (hoofd neutraal, in het verlengde van het lichaam). 2. De arm- en beenbeweging worden symmetrisch uitgevoerd Symmetrie impliceert gelijktijdigheid voor linker- en rechter lichaamshelft Gestrekte en symmetrische terugvoer van de armen bij vlinderslag, golving maakt het ademen mogelijk, 3. De benen bewegen op en neer met gestrekte voeten De benen/voeten blijven de ganse tijd samen en bewegen als één geheel Voor elke armslag zijn er bij voorkeur twee beenslagen (= 2x op en neer ) 4. De armen slaan voor de schouders in, worden onder water doorgehaald en boven water teruggevoerd De bewegingsbaan onder water wordt bij voorkeur zo lang mogelijk gemaakt door met een gestrekte arm in te steken en met een gestrekte arm uit te halen De armen worden voor de schouders ingeslaan (= op schouderbreedte ) De armen worden bij voorkeur geplooid doorgehaald De armen worden bij voorkeur gestrekt teruggevoerd Geplooide en symmetrische doorhaal van de armen bij vlinderslag, hoofd in neutrale positie 5. Het inademen gebeurt tijdens het einde van het uitduwen en het begin van de terugvoerbeweging van de armen, het uitademen onder water Om te ademen wordt de romp licht opgericht, waardoor het hoofd (bij voorkeur tot aan de mond) uit het water komt. De golving van het lichaam maakt het inademen mogelijk, niet het opduwen van lichaam of hoofd met de armen Meer weten? De volledige leerlijnen voor het aanleren van de genormeerde zwemslagen zijn beschikbaar als DVD, te bekomen via het Publicatiefonds van de Vlaamse Trainersschool Sport Vlaanderen sportwetenschappelijke-ondersteuning/ondersteuning-nodig-bij-het-lesgeven/ P.24 HANDLEIDING ISB-ZWEMBREVETTEN

25 Waterveilig WATERVAARDIG - 100M BASIS EN PLUS

26 WATERVAARDIG 100 METER BASIS EN PLUS Algemeen De brevetten watervaardig 100m basis en watervaardig 100m plus zijn de vervolgbrevetten op de Orka - zwembadveilig 50m. Deze brevetten kaderen in de stapsgewijze opbouw naar méér waterveiligheid (watersafety) en zijn een belangrijke stap naar méér veiligheid bij (open) waterrecreatie en watersporten. De brevetten zijn echter geen bewijs of verzekering tegen ongevallen en ontlasten niemand van hun verantwoordelijkheid. Waterveiligheid kan enkel gerealiseerd worden door een totaal aan maatregelen in, op en rond het water, inclusief signalisatie, reglementering, supervisie en bewustmaking. Op deze brevetten kan je kiezen voor een stijgende moeilijkheidsgraad door 1. Moeilijkere vaardigheden van brevet Basis naar brevet Plus 2. Aanpassing van de kledij: we maken een onderscheid tussen - badkledij = normale situatie (in meer of zee) of thermisch pak (watersporten) - zomerkledij (T-shirt en short) = bij onverwachte val in het water - winterkledij (trui en lange broek) = bij onverwachte val in het water De gekozen moeilijkheidsgraad (=kledij) kan je aankruisen op het gekozen brevet. Watervaardig 100m basis Ik kan 100 meter zwemmen met de volgende vaardigheden in het water: Lengte 1: Na een achterwaartse val 5 meter onder water zwemmen, gevolgd door zwemmen in buiklig Lengte 2: Een halve lengte zwemmen in ruglig, 10 seconden watertrappen en wuiven met 1 hand, en verder zwemmen in ruglig Lengte 3: Een halve lengte zwemmen in buiklig, een koprol voorwaarts uitvoeren, en verder zwemmen in buiklig Lengte 4: Een lengte zwemmen in ruglig of zijlig met 1 hand boven water BREVET Waterveilig Doel: Inoefenen van uithouding en aanleren van vaardigheden als voorbereiding op eigen veiligheid bij waterrecreatie en watersporten Waterdiepte: diep Watervaardig 100m basis Instructie: Algemeen: - De vaardigheden bij de combinatietest worden na elkaar uitgevoerd zonder stoppen. - De test wordt afgelegd in een zwemstijl naar keuze, de stijl moet niet gescoord worden. - De test wordt in stijgende moeilijkheidsgraad afgelegd in badkledij, met zomerkledij (T-shirt & short) of met winterkledij (trui en lange broek). P.26 HANDLEIDING ISB-ZWEMBREVETTEN

27 WATERVAARDIG 100 METER BASIS EN PLUS Combinatietest Ik kan 100 meter aaneensluitend zwemmen in een zwemstijl naar keuze met volgende vaardigheden: OEFENING/ACTIE A Achterwaartse val, onmiddellijk gevolgd door 5 meter onder water zwemmen B De lengte verder zwemmen in buiklig (met arm- en beenbeweging), ongeveer 20 meter TOELICHTING Leren oriënteren na een onverwachte val is belangrijk. Waterdiepte voor de achterwaartse val: minimum 2 meter. Baken een begin- en eindpunt af voor de 5 meter, bijv. via een dwarse vlotterlijn Je kan ook onder een plank laten doorzwemmen. In stijl naar keuze Kant of koord niet raken Duidelijke been- en armstuwing Mét aquatische ademhaling, dus hoofd gaat Onder water om uit te blazen C 25 meter zwemmen in ruglig Koord of kant niet raken Duidelijke been- en armstuwing D Halverwege de lengte 10 seconden watertrappen en tegelijkertijd met 1 hand zwaaien Blijft gedurende 10 ter plaatse (vraag om te tellen tot 20) en kan om hulp roepen Bij voorkeur voeten in gehoekte positie zoals bij schoolslag Hoofd (mond) blijft boven water, zwaaiende hand bevindt zich boven het hoofd Nadien verder zwemmen in ruglig E 25 meter zwemmen in buiklig Arm- en beenbeweging naar keuze in buiklig met aquatische ademhaling Kant of koord niet raken F G Halverwege de lengte een koprol voorwaarts uitvoeren 25 meter zwemmen in ruglig of zijlig: de helft met linkerhand boven water, de helft met rechterhand boven water Door uit te ademen tijdens de koprol vermijd je dat je water in de neus krijgt. In stijl naar keuze - mag in ruglig of in zijlig Kant of koord niet raken Geef de zwemmer een pullbuoy of blokje in zijn hand De test wordt in stijgende moeilijkheidsgraad afgelegd in badkledij, met zomerkledij (T-shirt & short of met winterkledij (trui en lange broek). P.27 HANDLEIDING ISB-ZWEMBREVETTEN

28 WATERVAARDIG 100 METER BASIS EN PLUS Watervaardig 100m plus Ik kan 100 meter aaneensluitend zwemmen in een zwemstijl naar keuze met volgende vaardigheden: Lengte 1: Na een duik in diep water 10 meter onder water zwemmen, gevolgd door zwemmen in buiklig Lengte 2: Een halve lengte zwemmen in ruglig, 30 seconden watertrappelen en wuiven met 1 hand, en verder zwemmen in ruglig Lengte 3: Een halve lengte zwemmen in buiklig, een koprol voorwaarts uitvoeren, onmiddellijk gevolgd door een koprol achterwaarts, en dan verder zwemmen in buiklig Lengte 4:Een lengte zwemmen in een zijwaartse houding, met 1 hand boven water, zowel links als rechts BREVET Waterveilig Watervaardig 100m plus Doel: Inoefenen van uithouding en aanleren van vaardigheden als voorbereiding op eigen veiligheid bij waterrecreatie en watersporten. Waterdiepte: diep (voor de duik: minimum 2 meter) Instructie: De vaardigheden bij de combinatietest worden na elkaar uitgevoerd zonder stoppen. De test wordt afgelegd in een zwemstijl naar keuze, de stijl dient niet gescoord te worden. Combinatietest: Ik kan 100 meter aaneensluitend zwemmen in een zwemstijl naar keuze met volgende vaardigheden: A OEFENING/ACTIE Duiken in het water, onmiddellijk gevolgd door 10 meter onder water zwemmen TOELICHTING Minimumdiepte om te duiken: 2 meter Duiken als vaardigheid omdat ondersteboven in het water terecht komen weer extra vaardigheden aanleert. Na het duiken onmiddellijk verder zwemmen (niet eerst boven water komen). B De lengte verder zwemmen in buiklig (met arm- en beenbeweging), ongeveer 15 meter Baken een begin- en eindpunt af voor de 10 meter, bvb via een dwarse vlotterlijn Arm- en beenbeweging naar keuze in buiklig met aquatische ademhaling Kant of koord niet raken C 25 meter zwemmen in ruglig Koord of kant niet raken Duidelijke been- en armstuwing P.28 HANDLEIDING ISB-ZWEMBREVETTEN

29 WATERVAARDIG 100 METER BASIS EN PLUS D Halverwege de lengte 30 seconden watertrappen en tegelijkertijd met 1 hand zwaaien Blijft gedurende 30 ter plaatse (vraag om te tellen tot 60) en kan om hulp roepen, bij voorkeur voeten in gehoekte positie zoals bij schoolslag. Hoofd (mond) blijft boven water, zwaaiende hand bevindt zich boven het hoofd Nadien verder zwemmen in ruglig E 25 meter zwemmen in buiklig Arm- en beenbeweging naar keuze in buiklig met aquatische ademhaling Kant of koord niet raken F Halverwege een koprol voorwaarts, onmiddellijk gevolgd door een koprol achterwaarts G 25 meter zwemmen in zijlig: de helft met linkerhand boven water, de helft met rechterhand boven water Uitademen tijdens de koprol In stijl naar keuze in zijlig (zowel arm als beenbeweging) Kant of koord niet raken Geef de zwemmer een pullbuoy of blokje in zijn hand dat boven water is De test wordt in stijgende moeilijkheidsgraad afgelegd in badkledij, met zomerkledij (T-shirt & short) of met winterkledij (trui en lange broek). P.29 HANDLEIDING ISB-ZWEMBREVETTEN

30 Reddend zwemmen REDDEND ZWEMMEN 1-2-3

31 REDDEND ZWEMMEN Algemeen Hier ligt de focus zowel op jezelf redden in moeilijke situaties, als op het redden van anderen. Op deze brevetten worden verschillende proeven afgelegd die kinderen en jongeren bewust maken van hun eigen kennis om, ook in gevaarlijke situaties, de juiste beslissing te nemen in het water. Daarnaast stimuleren de proefjes het besef dat, zelfs met kleine inspanningen, je ook een hulp kan zijn voor anderen in nood. Brevet Reddend zwemmen 1 Ik kan met een redderssprong in het diepe water gaan gevolgd door 50 meter zwemmen in losse kledij met het hoofd boven water. Doel: met het hoofd boven water zwemmen Vaardigheid: veilig het water betreden, verplaatsen in het water Waterdiepte: Startdiepte: meer dan 1,5 meter BREVET Reddend zwemmen 1 Instructie: A B Ik ga met een redderssprong in het diepe water Ik zwem met de ogen boven water 50 meter in losse kledij De persoon draagt losse kledij voor deze proef. Redderssprong: De armen zijn zijwaarts gespreid. Kijk vooruit. Neem een grote voorwaartse spreidsprong. De romp neigt 45 voorwaarts. Vanaf het ogenblik dat de benen contact maken met het water: benen krachtig sluiten en beide armen voor- en neerwaarts drukken tegen het water. Houd het hoofd boven water Een zwemslag naar keuze Door met het hoofd boven water te zwemmen behoud je steeds oogcontact met het slachtoffer en kan je hem toespreken om rustig te blijven Niet vergeten! Controleer de klaarheid en de diepte van het water voor je springt : springen doe je enkel wanneer het water meer dan 1,5 meter diep is Ik kan 10 meter onder water zwemmen door een hindernissenparcours gevolgd door 15 meter op mijn rug zwemmen met mijn polsen boven water Doel: oriënteren in en onder water Vaardigheid: onder water bewegen, oriënteren, verplaatsen in het water Waterdiepte: minstens 1 meter P.31 HANDLEIDING ISB-ZWEMBREVETTEN

32 REDDEND ZWEMMEN Instructie: A B 10 meter onder water zwemmen door een hindernissenparcours 15 meter op mijn rug zwemmen met mijn polsen boven water Het kind staat in het water met zijn rug tegen de zijkant van het bad. Hij stoot krachtig af van de zijkant en verplaatst zich onder water doorheen het hindernissenparcours met een zwemslag naar keuze. Het hindernissenparcours bestaat uit 3 hoepels die geschrankt opgesteld staan met ongeveer 3 meter tussen. Na 10 meter onder water zwemmen komt het kind aan het wateroppervlak Het kind draait zich om de lengteas tot op de rug en zwemt de volgende 15 meter in ruglig met een krachtige beenslag en de polsen boven water. Ik kan een persoon op een drijvend voorwerp redden (Combinatietest) Doel: een ander redden in het water Vaardigheid: veilig het water betreden, verplaatsen in het water, redding uitvoeren Waterdiepte: Startdiepte: meer dan 1,5 meter Instructie: Plaats het slachtoffer op een drijvend voorwerp (bijv. een drijvende, grote mat) dat zich op 10 meter van de kant bevindt. Het kind gaat veilig te water op een manier naar keuze, maar houdt hierbij oogcontact en spreekt het slachtoffer toe. Het kind zwemt met het hoofd boven water naar het slachtoffer in een zwemslag naar keuze, grijpt het voorwerp stevig vast met één of twee handen en vervoert het voorwerp naar de dichtstbijzijnde kant. Het kind laat het slachtoffer veilig op de kant komen. Niet vergeten! Controleer de klaarheid en de diepte van het water voor je springt: springen doe je enkel wanneer het water meer dan 1,5 meter diep is. Ik ben gekwetst geraakt en red mezelf uit het water (Combinatietest) Doel: overleven in het water Vaardigheid: veilig het water betreden, verplaatsen in het water, oriënteren Waterdiepte: Startdiepte: meer dan 1,5 meter Instructie: Het kind springt in het water, neemt de kuit vast met één hand en probeert zich zo in het water te verplaatsen over een afstand van minstens 10 meter (zwemmen, drijven, wrikken,.). Voeten mogen niet aan de grond gezet worden. Het kind gaat veilig uit het water. Duid aan hoe ver 10 meter is met een kegel langs de kant of een dwarslijn. Niet vergeten! Controleer de klaarheid en de diepte van het water voor je springt : springen doe je enkel wanneer het water meer dan 1,5 meter diep is P.32 HANDLEIDING ISB-ZWEMBREVETTEN

33 REDDEND ZWEMMEN Brevet Reddend zwemmen 2 Ik kan duiken in het diepe water en na 15 meter onder water zwemmen een voorwerp opduiken in ondiep water, gevolgd door 10 meter zwemmen in ruglig met het voorwerp en mijn polsen boven water. Doel: oriënteren in en onder water Vaardigheid: veilig het water betreden, onder water bewegen, oriënteren, verplaatsen in het water Waterdiepte: Startdiepte: meer dan 1,5 meter BREVET Reddend zwemmen 2 Instructie: A Duiken in het diepe water Het kind staat op de startblok en duikt in het water (start met de tenen over de rand en de knieën licht gebogen op de startblok, stoot krachtig af met beide voeten, duik in het water met beide armen langs het hoofd). B 15 meter onder water zwemmen Het kind verplaatst zich onder water met een zwemslag naar keuze. C Een voorwerp opduiken in ondiep water Voorwerp ligt op de bodem op 1.5 meter diepte. Grijp het voorwerp stevig vast, stoot krachtig af met beide benen van de bodem van het zwembad en kom naar het oppervlak. Er is normaal geen ademhaling tussen de zwemafstand en het opduiken van het voorwerp. D 10 meter zwemmen in ruglig met het voorwerp en mijn polsen boven water Het kind draait zich om de lengteas en legt de volgende 10 meter af met een rugwaartse verplaatsing (krachtige beenslag en met beide handen het voorwerp boven water houden). Niet vergeten! Controleer de klaarheid en de diepte van het water voor je springt : springen doe je enkel wanneer het water meer dan 1,5 meter diep is Combinatietest: Ik kan een persoon in het diepe water redden: Ik ga met een redderssprong in het diepe water Ik zwem met de ogen boven water en een hulpmiddel naar een persoon in het diepe water, op 5 meter van de kant. De persoon grijpt het hulpmiddel stevig vast. Ik vervoer de persoon met het hulpmiddel naar de kant zodat de persoon veilig naar de kant geraakt. Doel: een ander redden in het water Vaardigheid: veilig het water betreden, verplaatsen in het water, redding uitvoeren Waterdiepte: Startdiepte: meer dan 1,5 meter P.33 HANDLEIDING ISB-ZWEMBREVETTEN

34 REDDEND ZWEMMEN Instructie: A B Ik ga met een redderssprong in het diepe water Ik zwem met de ogen boven water en een hulpmiddel naar een persoon in het diepe water, op 5 meter van de kant. Redderssprong: De armen zijn zijwaarts gespreid. Kijk vooruit. Neem een grote voorwaartse spreidsprong. De romp neigt 45 voorwaarts. Vanaf het ogenblik dat de benen contact maken met het water: benen krachtig sluiten en beide armen voor- en neerwaarts drukken tegen het water. Houd het hoofd boven water Hou oogcontact en spreek het slachtoffer toe. De persoon bevindt zich tussen de 5 meter en de 10 meter van de kant. Zet een kegel als referentiepunt. Een zwemslag naar keuze C Reik het hulpmiddel aan. De persoon grijpt het hulpmiddel stevig vast Het slachtoffer werkt dus mee en grijpt het hulpmiddel stevig vast met één of twee handen. D Ik vervoer de persoon met het hulpmiddel naar de kant zodat de persoon veilig naar de kant geraakt. Zoek de dichtstbijzijnde kant om het slachtoffer aan de kant te brengen. Laat het slachtoffer veilig op de kant komen. Door met het hoofd boven water te zwemmen behoud je steeds oogcontact met het slachtoffer en kan je hem toespreken om rustig te blijven Niet vergeten! Controleer de klaarheid en de diepte van het water voor je springt: springen doe je enkel wanneer het water meer dan 1,5 meter diep is Ik ben oververmoeid en red mezelf uit het water door van mijn kledij een drijfmiddel te maken en terug te zwemmen (Combinatietest) Doel: overleven in het water Vaardigheid: veilig het water betreden, verplaatsen in het water, oriënteren Waterdiepte: startdiepte: meer dan 1,5 meter Instructie: Het kind springt met kledij in het water en zwemt 10 meter in een stijl naar keuze. Daarna trekt hij zijn broek uit en maakt er een luchtzak van. Met dit zelfgemaakt drijfmiddel verplaatst hij zich dan naar de dichtstbijzijnde kant. Gooi de kledij op de kant en ga veilig uit het water. Niet vergeten! Controleer de klaarheid en de diepte van het water voor je springt: springen doe je enkel wanneer het water meer dan 1,5 meter diep is P.34 HANDLEIDING ISB-ZWEMBREVETTEN

35 REDDEND ZWEMMEN Brevet Reddend zwemmen 3 Ik kan duiken in het diepe water en 25 meter onder water zwemmen Doel: oriënteren onder water Vaardigheid: veilig het water betreden, onder water bewegen, oriënteren, verplaatsen in het water Waterdiepte: startdiepte: meer dan 1,5 meter BREVET Reddend zwemmen 3 Instructie: A Duiken in diep water Duik van de startblok (sta met de tenen over de rand en de knieën licht gebogen op de startblok, stoot krachtig af met beide voeten, duik in het water met beide armen langs het hoofd). B 25 meter onder water zwemmen Een zwemslag naar keuze. Zowel armals beenbeweging mogen hierbij ingezet worden. Niet vergeten! Controleer de klaarheid en de diepte van het water voor je springt : springen doe je enkel wanneer het water meer dan 1,5 meter diep is Ik kan een drenkeling in het diepe water redden (Combinatietest): Ik ga met een redderssprong in het diepe water Ik zwem naar een pop in het diepe water op 5 meter van de kant Ik voer een eendenduik uit Ik grijp de pop vast en vervoer ze naar de kant zodat de pop veilig op de kant geraakt Doel: een ander redden in het water Vaardigheid: veilig het water betreden, verplaatsen in het water, redding uitvoeren Waterdiepte: minstens 1,5 meter Instructie: A B Ik ga met een redderssprong in het diepe water Ik zwem naar een pop in het diepe water op 5 meter van de kant Redderssprong: De armen zijn zijwaarts gespreid. Kijk vooruit. Neem een grote voorwaartse spreidsprong. De romp neigt 45 voorwaarts. Vanaf het ogenblik dat de benen contact maken met het water: benen krachtig sluiten en beide armen voor- en neerwaarts drukken tegen het water. Houd het hoofd boven water Zwem naar het slachtoffer in een zwemslag naar keuze (hoofd moet niet permanent boven water zijn). P.35 HANDLEIDING ISB-ZWEMBREVETTEN

36 REDDEND ZWEMMEN C Ik voer een eendenduik uit Duik met het hoofd eerst. Duw op dat moment eerst met je armen en benen naar beneden en laat de benen dan gestrekt boven water komen. Je gaat vanzelf naar de bodem. D Ik grijp de pop vast en vervoer ze naar de kant De pop ligt op de bodem (1.5m diepte). Grijp het slachtoffer vast onder de oksels Kom naar het oppervlak en vervoer het slachtoffer naar de dichtstbijzijnde kant. E zodat de pop veilig op de kant geraakt Haal het slachtoffer samen met een helper veilig uit het water. Wanneer het slachtoffer zich onder water bevindt, moet je niet met het hoofd boven water zwemmen. Niet vergeten! Controleer de klaarheid en de diepte van het water voor je springt: springen doe je enkel wanneer het water meer dan 1,5 meter diep is Ik ben gevallen en red mezelf uit het water (Combinatietest): Ik kruip op een drijvend voorwerp Ik val achterwaarts van het voorwerp (zoals een duiker van zijn boot) Ik oriënteer me door te watertrappelen Ik draai me om met mijn rug naar het voorwerp en zwem naar de kant van het zwembad Doel: overleven in het water Vaardigheid: oriënteren, verplaatsen in het water Waterdiepte: Startdiepte: meer dan 1,5 meter Instructie: A Ik kruip op een drijvend voorwerp Kruip op een drijvend voorwerp op minstens 10 meter van de kant (kegel langs de kant zetten als referentiepunt) B Ik val achterwaarts van het voorwerp (zoals een duiker van zijn boot) C Ik oriënteer me door te watertrappelen Neem eventueel het drijvend voorwerp vast om te ondersteunen D Ik draai me om met mijn rug naar het voorwerp en zwem naar de kant van het zwembad Draai je om met de rug naar het voorwerp en zwem in een zwemslag naar keuze naar de dichtstbijzijnde kant Ga veilig uit het water P.36 HANDLEIDING ISB-ZWEMBREVETTEN

37 Baantjes zwemmen VAN 3 KM TOT 50 KM

38 BAANTJES ZWEMMEN - VAN 3 KM TOT 50 KM Algemeen Als je graag lange afstanden zwemt, dan krijg je een nieuwe uitdaging. Je spaart voor een brevet van verschillende kilometers, verspreid over verschillende zwembeurten. Dit is ook een ideale opstap na of naast de Start to Swim lessenreeksen. Van 3 km tot 50 km De zwemmer legt per zwembeurt een afstand af naar keuze. Als de totaalafstand is bereikt, dan kan je een brevet uitreiken. Doel: levenslang zwemmen Vaardigheid: uithouding, eventueel verbeterde zwemtechniek Instructie: Er is geen minimum of maximum per dag af te leggen. Er zijn geen kwaliteitseisen op vlak van zwemstijl. De verantwoordelijke in het lokale zwembad noteert telkens de afgelegde afstand bv in een excelbestandje of op een formulier per persoon. Hierbij krijgt de zwemmer het vertrouwen dat hij een correcte afstand doorgeeft, want het is niet haalbaar om alle afstanden zelf mee te tellen. Niet vergeten! Sommige zwembaden koppelen hier hun start-to-swimlessen aan, of doen een specifiek aanbod naar baantjeszwemmers en koppelen hier ook 1 keer per jaar brevetjes aan. Check voor meer info over Start to Swim en Start to Crawl P.38 HANDLEIDING ISB-ZWEMBREVETTEN

39 ISB ZWEM BREVETTEN Verzamel alle brevetten met Fred Brevet Spaar voor kilometers Een waterveilige waterrat? Red jezelf of red een ander! Zwem een afstand in een officiele zwemslag 3000m 5000m 10000m 25000m 50000m Watervaardig 100m basis plus Reddend zwemmen m 50m 100m 200m 400m 800m 1000m 1500m