Oefenstof voor aquamove:

Transcriptie

1 Oefenstof voor aquamove: De oefenstof wordt opgedeeld in vijf verschillende onderdelen nl.: loopoefeningen, oefeningen in het ondiepe gedeelte, oefeningen in het diepe gedeelte, partneroefeningen en spelvormen. Ter verduidelijking van de uitleg zit er achteraan deze bundel een DVD met beeldmateriaal over de verschillende oefeningen. Vooraleer we de oefenstof aanbrengen gaan we eerst een kijkje nemen naar de looptechniek voor het aquajoggen: Looptechniek: De looptechniek in het water is niet dezelfde techniek als deze op het droge. Lopen in het water is vooral "drijvend" lopen. De benen beschrijven een cyclische asynchrone beweging waarbij de voeten de hele tijd naar boven gehouden worden (dus niet met gestrekte voeten). Goed: Slecht: - Het ene been is gebogen onder een hoek van ±90. - De voeten zijn omhoog getrokken en dus niet gestrekt. - Het been is te gestrekt waardoor je eerder een crawl-beenbeweging krijgt i.p.v. een loopbeweging. - De voeten zijn gestrekt waardoor je stuwing verliest en dus minder goed gaat bovenblijven.

2 1. Loopoefeningen: De loopoefeningen worden uitgevoerd met een drijfgordel rond de heup (tenzij de sporter de oefeningen zonder kan, maar dit is enkel voor gevorderden). De sporter loopt gewoon in het water volgens de hierboven vermelde techniek. Let op dat de armen en de benen een gekruiste coördinatie hebben. (video 1) De sporter loopt in het water maar maakt grote arm- en beenbewegingen. (video 2) De loper maakt een brede beenbeweging en draait ondertussen zijn onderarmen rond elkaar (Sporter beweegt voorwaarts). (video 3) Tijdens het lopen gaat de sporten zijn hielen heffen tot tegen het zitvlak. (video 4) Tijdens het lopen heft de sporten de knieën hoog (skippings). (video 5) De aquajogger loopt met kleine pasjes maar doet deze heel snel. (video 6) De loper gaat de gewone looptechniek toepassen maar in plaats van deze beweging met de armen te begeleiden gaat de loper de armen in de nek houden. (video 7) De loper gaat nu zigzaggend lopen met de normale looptechniek. (video 8) De aquajogger loopt eerst tegen 50% van zijn kunnen, nadien tegen 75% en als laatste level tegen 100%. Tijdens dat de aquajogger aan het lopen is tikt hij met zijn elleboog zijn knie (gekruiste coördinatie). (video 9) 2. Oefeningen in het diepe gedeelte zonder materiaal: De sporten ligt zo horizontaal mogelijk in het water terwijl hij met zijn armen wrikt. (video 10) De sporter loopt volgens de gewone looptechniek maar hij tikt telkens zijn handen tegen elkaar onder de geheven knie. (video 11) De loper maakt een brede beenbeweging en draait ondertussen zijn onderarmen rond elkaar (Sporter beweegt ter plaatse). (video 3)

3 3. Oefeningen in het diepe gedeelte met materiaal: Halters: De sporter staat in spreidstand met de armen naast het lichaam om nadien de benen te sluiten en de armen met de halters in de handen zijwaarts te heffen. De sporter herhaalt deze oefening een aantal keer. (video 12) De sporter loopt volgens de gewone looptechniek maar hij tikt telkens de halters tegen elkaar onder de geheven knie. (video 13) Noodle: De sporter houdt de noodle achter zijn rug en zijn benen zijn horizontaal gestrekt. Vervolgens plooit hij beide benen gelijktijdig zijn benen en beweegt hij zijn romp naar voor zodat hij met de noodle zijn beide voeten kan tikken. Nadien neemt hij terug zijn beginhouding aan. (video 14) De sporter neemt dezelfde beginhouding aan als de vorige oefening, maar gaat nu met zijn linker hand zijn rechter enkel proberen tikken, nadien terug de beginhouding aannemen en dan met zijn rechten hand de linker enkel tikken. (video 15) De persoon houdt de noodle naar beneden en zet één been voor de noodle en één been achter de noodle (m.a.w., voorlingse spreidstand met de noodle tussen de benen). Nadien gaat hij de benen tegelijkertijd heffen en van zijde verwisselen. (video16) De sporter gaat met zijn knieën op de noodle zitten, en draait zijn heup van links naar rechts. (video 17) De persoon houdt de noodle naar beneden en gaat verticaal achter de noodle hangen. Nadien plooit hij beide benen gelijktijdig en heft deze over de noodle. Vervolgens strekt de sporten de benen horizontaal. Nu doet hij de oefening omgekeerd terug: hij plooit zijn benen, heft ze over de noodle en strekt ze nadien verticaal achter de noodle. (video 18) De sporten houdt de noodle horizontaal aan het wateroppervlak en neemt een verticale houding aan. Met zijn bovenlichaam gaat de sporten naar links en rechts bewegen terwijl hij met zijn onderlichaam net het tegenovergestelde doet. (video 19)

4 Voetstukken: De sporter gaat met de voetstukken aan ter plaatse lopen. (video 20) De sporter begint met zijn benen in een zijdelingse spreidstand. Vervolgens sluit hij zijn benen gelijktijdig om ze dan weer te openen. (video 21) 4. Oefeningen in het ondiepe gedeelte zonder materiaal: De sporten zet zich tot aan de schouders in het water en gaat dan zijn onderarmen snel rond elkaar draaien. Deze beweging kan hij voorwaarts maar ook achterwaarts uitvoeren. (video 22) De persoon start in spreidstand met zijn armen op schouderhoogte. Vervolgens sluit hij zijn benen terwijl hij zijn armen naar het lichaam brengt en vervolgens voorwaarts duwt. Nadien doen hij de beweging in omgekeerde volgorde. (video 23) De sporter zet zich tot aan de schouders in het water. Vervolgens plaats hij zijn ene been gebogen voorwaarts en duwt hij met het hand van dezelfde zijde het water voorwaarts terwijl hij met zijn ander been een achterwaartse kick-beweging maakt en deze ook ondersteunt door dezelfde armbeweging. (video 24) De persoon staat recht in het water in een kleine voorlingse spreidstand. Hij gaat de benen snel van plaats verwisselen terwijl hij met de armen deze beweging ondersteunt door deze ook voor- en achterwaarts te bewegen. (video 25) De sporten ligt zo horizontaal mogelijk in het water terwijl hij met zijn armen wrikt. (video 26)

5 5. Oefeningen in het ondiepe gedeelte met materiaal: Halters: De sporter staat in spreidstand zodat hij tot aan zijn schouders in het water staat. Hij houdt de halters naast zijn lichaam om te beginnen. Dan gaat hij afwisselend met zijn linker en rechter arm een voorwaartse kick-beweging maken. (video 27) De persoon neemt dezelfde houding aan als bij de vorige oefening maar gaat nu i.p.v. een voorwaartse kick-beweging te doen, een neerwaartse kickbeweging uitvoeren. (video 28) De persoon gaat tot aan de schouders in het water staan en houdt zijn armen gestrekt op zijn rug. Vervolgens gaat hij zijn armen openen en nadien terug sluiten tot de halters tegen elkaar tikken. (video 29) De sporten haat in spreidstand staan tot als hij met zijn schouders in het water staat. Hij houdt zijn armen horizontaal en gaat deze vervolgens gelijktijdig sluiten en weer openen. (video 30) De sporten zet zich tot aan de schouders in het water en gaat dan de halters snel rond elkaar draaien. Deze beweging kan hij voorwaarts maar ook achterwaarts uitvoeren. (video 31) Noodle: De sporter staat tot schouderhoogte in het water. Hij houdt een noodle op borsthoogte en gaat vervolgens een pompbeweging uitvoeren. (video 32) De persoon staat in dezelfde positie als hiervoor maar gaat nu i.p.v. een pompbeweging een draaiende beweging uitvoeren. Deze kan hij zowel voorwaarts als achterwaarts doen. (video 33) De sporter staat in spreidstand in het water. Hij houdt de noodle met gestrekte armen voor zich en gaat deze afwisselend van links naar rechts bewegen. Let op dat enkel het bovenlichaam beweegt. (video 34) De sporter staat recht in het water en plaatst zijn ene voet op de noodle. Vervolgens plooit hij rustig het been en nadien strekt hij dit terug. Na een paar keer doe je dezelfde oefening met je ander been. (video 35) De persoon gaat zich hurken en de noodle verticaal houden. Vervolgens gaat hij met beide benen tegelijkertijd over de noodle springen en terug. (video 36)

6 6. Partneroefeningen: Paard en ruiter: Het paard houdt twee noodles aan het ene uiteinde vast terwijl de ruiter horizontaal achter het paard hangt met de andere twee uiteinden van de noodles. Het paard loopt terwijl de ruiter buikspieroefeningen doet. Na één lengte wisselen de personen van functie. Paard en ruiter nemen beide de uiteinden van de noodles vast en staan met hun rug naar elkaar. Op signaal van de leerkracht beginnen beide deelnemers te lopen. Wanneer er één van de twee sporters over de middenlijn getrokken wordt, is da andere gewonnen.

7 Het paard loopt terwijl de ruiter gewoon aan het paard hangt. Na één lengte wisselen de personen van functie. Beide sporters staan aan een zijkant van het zwembad (links of rechts). Op signaal van de leerkracht lopen ze beide om ter snelst naar de overzijde. Wanneer ze elkaar in het midden kruisen moeten ze een opdracht uitvoeren (= high five, ). 7. Spelvormen: Bij de spelvormen kan de leerkracht zijn creativiteit loslaten. Bij aquamove is er zeer veel mogelijk. Zo kan je (zelfs met volwassenen) een eenvoudig tikspel geven vb.: "Dikke Berta", " gewoon tikkertje", maar je kan ook teamspelen geven zoals "tienbal", "waterpolo",