Ontwerp Planologische Kernbeslissing-plus Project Mainportontwikkeling Rotterdam

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Ontwerp Planologische Kernbeslissing-plus Project Mainportontwikkeling Rotterdam"

Transcriptie

1 Ontwerp Planologische Kernbeslissing-plus Project Mainportontwikkeling Rotterdam Deel 1 Milieu-effectrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand Samenvatting Hoofdrapport Deelnota MER Ministerie van Verkeer en Waterstaat Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij Ministerie van Economische Zaken Ministerie van Financiën 750 ha natuuren Den Haag, mei

2 Inhoudsopgave 1 Inleiding Achtergrond Leeswijzer Inspraakwijzer Aard en inhoud van de PKB-plus Inspraak op Ontwerp-PKB/MER Mainportontwikkeling Rotterdam Nadere informatie en inzien van de PKB Vervolg Visie en probleemvaststelling Visie en ambities De functies van de mainport Rotterdam Ambities van het kabinet voor mainportontwikkeling Ruimtelijke visie op de Rotterdamse regio Problemen van haven en leefomgeving bij ongewijzigd beleid Het ruimteprobleem in de haven Problemen voor de kwaliteit van de leefomgeving Probleemvaststelling Beleidskeuze Mainportontwikkeling Rotterdam Hoofdlijnen van het beleidsvoornemen Bestaand Projecten voor intensivering en optimalisering van het ruimtegebruik Projecten voor een verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving Landaanwinning Beslissingen Randvoorwaarden Zandwinning Mitigatie en compensatie hectare natuur- en Inleiding Zuidflank Rotterdam

3 Inhoudsopgave Noordflank Rotterdam Realisering Kader voor afweging van het kabinetsvoornemen Afwegingskader uit de Habitatrichtlijn Reikwijdte van de milieu-effectrapportages Reikwijdte van de kosten-batenanalyses Relatie tussen MER en KBA Probleemvaststelling Ontwikkelingen van economische sectoren Containers Distributie Chemie Overige economische ontwikkelingen Het ruimteprobleem in de haven De kwaliteit van de leefomgeving Probleemvaststelling Doelstelling en werkwijze Doelstelling Project Mainportontwikkeling Rotterdam Kader voor besluitvorming over Mainportontwikkeling Rotterdam Beleidskader Mijlpalen Project Mainportontwikkeling Rotterdam Werkwijze Partners in het PMR-traject Ruimtelijke-ordeningsspoor en projectontwikkelingsspoor Alternatieven voor Mainportontwikkeling Rotterdam Inleiding Alternatieven bij het oplossen van het ruimtetekort Mogelijkheden in bestaand Rotterdams gebied Mogelijkheden in Zuidwest-Nederland Maatregelen bij het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving Maatregelen in bestaand Rotterdams gebied Aanleg van 750 hectare natuur- en Uitwerking beleidskeuze Bestaand Doelstelling Uitwerking en beoogde effecten Landaanwinning Doelstelling Dwingende redenen van groot openbaar belang Planologische kernbeslissing Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Deel A Deel B Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren 3

4 9.2.3 Uitwerking Effecten van een landaanwinning Mitigatie en compensatie hectare natuur- en Inleiding Milieu-effectrapportage Kosten-batenanalyse Inrichting van Midden-IJsselmonde Aan natuur en recreatie gerelateerde functies Groene verbinding over A15 en Betuwelijn Inrichting Schiezone en Schiebroekse- en Zuidpolder Realisering Toetsing van de dubbele doelstelling Inleiding Toetsing beleidsvoornemen aan de dubbele doelstelling Conclusie Juridisch kader en vervolgprocedures Internationaal wettelijk kader Internationaal beleid Europees beleid Conclusie PKB-plus en milieu-effectrapportage Vervolgprocedures Bijlage 1: Begrippenlijst Bijlage 2: Literatuurlijst

5 Inhoudsopgave Deelnota MER 750 ha natuuren Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B 5

6 1 Inleiding 1.1 Achtergrond Het kabinet wil de ruimtelijke voorwaarden scheppen voor een impuls in de economie en de leefomgeving van de Rotterdamse regio om de dubbele doelstelling te realiseren, zoals die in de startnotitie Mainportontwikkeling Rotterdam (3) 1 is verwoord: versterken van de positie van de mainport Rotterdam en een kwaliteitsverbetering van de leefomgeving in Rijnmond. Met de onderhavige PKB-plus wordt deze doelstelling uitgewerkt. Onder de mainport Rotterdam wordt verstaan (3): De haven van Rotterdam en daaraan functioneel verbonden locaties, die samen optimale kansen bieden voor de verwerking van havengerelateerde goederenstromen en de daaraan verwante handels-, logistieke en industriële activiteiten, met als doel het creëren van inkomen (bijdrage aan het Bruto Nationaal Product) en werkgelegenheid in de regio Rijnmond en de rest van Nederland. Mainportontwikkeling Rotterdam 1 Verwijzing naar literatuurlijst 6

7 Hoofdstuk 1 Inleiding Milieu-effectrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Milieuvriendelijk vervoer Samenvatting Hoofdrapport Het kabinet acht, zoals verwoord in de nota Het economisch belang van de mainport Rotterdam (43), de economische betekenis van de mainport Rotterdam voor burgers en bedrijven in de nationale economie substantieel. De mainport Rotterdam fungeert als knooppunt in internationale transport- en productienetwerken en in nationale, Europese en intercontinentale transportketens. Mede door de goede ligging en de goede verbindingen met het achterland heeft de haven zich kunnen ontwikkelen tot een efficiënte en grootschalige locatie voor havenen industriële activiteiten. recreëren, maar ook betekenis voor het genereren van inkomen en werkgelegenheid in de rest van het land en in Europa. Het grootschalige karakter maakt bovendien bundeling van goederenstromen mogelijk, die met relatief milieuvriendelijke vervoermiddelen (binnenvaart, kustvaart, trein en pijpleiding) naar Nederlandse bestemmingen en economische centra elders in Noordwest-Europa vervoerd kunnen worden. Het economisch belang van het geheel van functies in de mainport Rotterdam reikt verder dan het havencomplex zelf. De haven maakt Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand Kennisontwikkeling en innovaties hebben de deel uit van een internationaal en nationaal efficiency verder versterkt. Door het grootschalige karakter vormt de mainport Rotterdam een belangrijke vestigingsplaats voor clusters van (internationaal georiënteerde) industrie en dienstverlening in de haven en de stad. Deze clusters versterken elkaar onderling en trekken nieuwe bedrijvigheid aan. Hierdoor heeft industrieel en logistiek netwerk. Het zijn de omvang en diversiteit, die leiden tot een belangrijke economische kracht met een groot innovatiepotentieel en een goed toekomstperspectief. De economische functie die de mainport Deelnota MER 750 ha natuuren Rotterdam niet alleen betekenis als grootstede- Rotterdam vervult, vraagt ruimte en legt druk lijk centrum, waar burgers wonen, werken en op het milieu. Haven en industrie leggen, 7

8 Overslag samen met de functies wonen, werken en infrastructuur, een fors beslag op de ruimte in de regio Rotterdam. Dat onderstreept het belang van het zoeken naar kansen om industrie en wegverkeer zo efficiënt en zo milieuvriendelijk mogelijk te maken. Voor de balans in de Rotterdamse regio tussen economische vitaliteit en leefbaarheid is daarnaast een impuls in de kwaliteit van de leefomgeving zeer gewenst. Deze moet mede voorzien in de toenemende behoefte van burgers aan natuur- en en de regio Rotterdam als gebied een betere uitstraling geven. Het kabinet voorziet bij een bestendige en hoge economische groei en het achterwege blijven van extra inspanningen in de nabije toekomst een tekort aan ruimte in het huidige haven- en industriegebied van Rotterdam. Dit geldt met name voor de sectoren deepsea containers en daarvan afgeleide distributie en voor de chemie. Het kabinet wil daarom komen tot een integraal pakket van maatregelen dat de positie van de mainport Rotterdam versterkt door het ruimtetekort voor haven- en industriële activiteiten dat in het Rotterdamse havengebied is gesignaleerd, in Rijnmond en/of in Zuidwest-Nederland op te lossen en de kwaliteit van de leefomgeving in Rijnmond verbetert door de mogelijkheden te benutten die het oplossen van het ruimtetekort biedt. (3) Deze PKB-plus is tot stand gekomen in nauw overleg met de betrokken maatschappelijke organisaties en de overheden verzameld in het zogeheten Overleg Niet-Rijkspartijen (ONR). In dit overleg hebben zitting, vertegenwoordigers van de ANWB, Consept (samenwerkingsverband van regionale natuur- en milieu-organisaties), de FNV, Nederland Distributieland, Stichting Natuur en Milieu, Unie van Waterschappen, Vereniging Natuurmonumenten, VNO-NCW, de provincie Zuid-Holland, de Stadsregio Rotterdam en de gemeente Rotterdam. Ten behoeve van de voorbereiding van de PKB heeft het ONR twee gezamenlijke, unanieme adviezen uitgebracht (42). Over deze adviezen hebben de verantwoorde- 8

9 Hoofdstuk 1 Inleiding NOORDZEE Rotterdam Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Moerdijk Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport Vlissingen Terneuzen ZOEKGEBIEDEN OPLOSSINGSRICHTINGEN bestaand Rotterdams gebied en landaanwinning ZOEKGEBIEDEN DEELPROJECTEN 750 ha natuur- en bestaand Rotterdams gebied 0 15 km Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand Zuid-West Nederland landaanwinning probleemgebied plangebied Figuur 1 Plangebied PKB - plus Mainportontwikkeling Rotterdam zandwinning Deelnota MER 750 ha natuuren 9

10 lijke ministers overleg gevoerd met de ONRpartners in het Topberaad PMR. 1.2 Leeswijzer Na de inleiding in hoofdstuk 1 volgt in hoofdstuk 2 de inspraakwijzer, waarin wordt aangegeven wat de status is van deel 1 van de PKB-plus Mainportontwikkeling Rotterdam en op welke wijze inspraak mogelijk is. Daarna valt de PKB-plus uiteen in twee delen: de Ontwerp PKB-plus Mainportontwikkeling Rotterdam: Visie en besluiten (hoofdstuk 3 en 4); de Nota van Toelichting bij de Ontwerp PKBplus Mainportontwikkeling Rotterdam (hoofdstuk 5 tot en met 11). Visie en besluiten In hoofdstuk 3 wordt de kabinetsvisie op de mainport Rotterdam gepresenteerd, waarbij wordt ingegaan op de positie van de mainport binnen de Nederlandse samenleving en de ruimtelijke visie op de regio Rotterdam. Vervolgens worden visie en ambities vergeleken met wat er in de regio gebeurt bij ongewijzigd beleid. Uit de kloof tussen ambities en autonome ontwikkeling op het gebied van economie en leefbaarheid volgt de vaststelling van het probleem, voor de oplossing waarvan het kabinet de randvoorwaarden wil scheppen. In hoofdstuk 4 wordt het beleidsvoornemen gepresenteerd. Na de hoofdlijn van het beleidsvoornemen worden de afzonderlijke deelprojecten Bestaand, Landaanwinning en 750 hectare natuur- en gepresenteerd. Deze heeft het kabinet na een langdurig selectieproces gekozen en uitgewerkt tot een integraal en samenhangend besluit. Nota van Toelichting op de PKB-plus Mainportontwikkeling Rotterdam: in hoofdstuk 5 wordt het kader gepresenteerd, dat is gehanteerd voor de afweging van het kabinetsvoornemen. Dit valt uiteen in de voorwaarden van de afweging uit de Habitatrichtlijn, kosten en baten en milieueffecten. hoofdstuk 6 bevat de probleemanalyse, met als onderdelen: - ontwikkelingen in de verschillende economische sectoren - het ruimteprobleem in de Rotterdamse haven - problemen voor de kwaliteit van de leefomgeving in Rijnmond; - de vaststelling van het probleem. In hoofdstuk 7 komen aan de orde: - de dubbele doelstelling van het Project Mainportontwikkeling Rotterdam; - het beleidskader; - de werkwijze van het PKB-plus-traject. In hoofdstuk 8 worden alternatieven, zowel voor het oplossen van het ruimtetekort als voor het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving, op hoofdlijnen tegen elkaar afgewogen. De belangrijkste afweging met betrekking tot het ruimtetekort in de Rotterdamse haven is in hoeverre dit kan worden opgelost door het beter benutten van het bestaande havengebied en door het benutten van andere havens in Zuidwest- Nederland. Daarnaast worden alternatieven voor de gewenste kwaliteitsverbetering van de leefomgeving op hoofdlijnen tegen elkaar afgewogen. De afweging leidt tot een keuze voor drie deelprojecten, waarmee het kabinet de dubbele doelstelling voor Mainportontwikkeling Rotterdam wil realiseren. In hoofdstuk 9 worden de deelprojecten van het beleidsvoornemen nader uitgewerkt. 10

11 Hoofdstuk 1 Inleiding In hoofdstuk 10 vindt de toetsing van het beleidsvoornemen aan de dubbele doelstelling plaats. Hoofdstuk 11 gaat in op het juridisch kader en de vervolgprocedures. Als bijlagen zijn een begrippenlijst en een literatuurlijst opgenomen. Literatuurverwijzingen in de tekst vinden plaats door in de tekst tussen haakjes het corresponderende documentnummer uit de literatuurlijst op te nemen. Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Gepresenteerde figuren Figuur 1 Plangebied PKB-plus Mainportontwikkeling Rotterdam Figuur 2 Het Rijnmondgebied Figuur 3 Synthese Haven, Stad, Delta 2010 Figuur 4 Plangebied landaanwinning Figuur 5 Zoekgebied zandwinning Figuur 6 Overzicht compensatiemaatregelen Figuur 7a Plangebied Midden-IJsselmonde Figuur 7b Plangebied Schiezone, Zuid- en Schiebroekse Polder Figuur 8 Afwegingskader van artikel 6 van de Habitatrichtlijn Figuur 9 Projectactiviteiten ter vermindering van het ruimtetekort in Bestaand Figuur 10 Projectactiviteiten ter verbetering van de leefomgevingskwaliteit in Bestaand Figuur 11 Referentie-ontwerpen en varianten daarop Figuur 12 Beschermde natuurgebieden Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand Gepresenteerde tabellen Tabel 1 Globale resultaten van de KBA landaanwinning Tabel 2 Netto contante waarden kosten en baten (in 2003) Tabel 3 Overzicht vervolgprocedures landaanwinning en zandwinning Deelnota MER 750 ha natuuren 11

12 2 Inspraakwijzer 2.1 Aard en inhoud van de PKB-plus Voor u ligt de Ontwerp Planologische Kernbeslissing-plus (PKB-plus) over Mainportontwikkeling Rotterdam. Dit beleidsvoornemen bevat de kabinetsvoorstellen om het ruimtetekort voor haven- en industriële activiteiten in de mainport Rotterdam op te lossen en de kwaliteit van de leefomgeving in de regio Rijnmond te verbeteren. Dit deel 1 bestaat uit twee gedeelten: de onderhavige ontwerp PKB-plus, met als ondertitel Visie en besluiten en de Nota van toelichting. In deze PKB-plus worden over de volgende onderwerpen voorstellen gedaan: uitbreiding van de haven door middel van een landaanwinning met bijbehorende zandwinning; mitigatie en compensatie in verband met de landaanwinning; intensivering van het ruimtegebruik, alsmede verbetering van de leefbaarheid in het bestaande Rotterdams haven- en industriegebied; het bevorderen van ruimtelijke kwaliteit, waaronder duurzaam ruimtegebruik; het ontwikkelen van nieuwe natuur- en en; het verminderen van de milieubelasting. Ruimte voor stad en haven 12

13 Hoofdstuk 2 Inspraakwijzer De PKB-plus is een met waarborgen omklede procedure. Het doel van de PKB-plus-procedure is om de ruimtelijke ingrepen, die nodig zijn om de kabinetsvoorstellen vorm te geven, planologisch mogelijk te maken. Daarnaast worden in de PKB-plus de randvoorwaarden op het gebied van inpassing, milieu, leefbaarheid en economie vastgelegd. Het uiteindelijke besluit over deze ruimtelijke ingrepen valt aan het eind van de procedure en wordt weergegeven in PKB-plus, deel 4. Daarnaast is de PKBplus een geëigend instrument om te komen tot een integrale besluitvorming over de drie deelprojecten die samen het Project Mainportontwikkeling Rotterdam vormen, te weten: Bestaand ; Landaanwinning; 750 hectare natuur- en. In deze PKB-plus formuleert het kabinet: de bestuurlijke bereidheid om deze projecten mogelijk te maken; de randvoorwaarden waaronder deze projecten tot stand kunnen komen; de bijbehorende ruimtelijke reserveringen. De feitelijke realisering laat het kabinet over aan het overleg tussen alle belanghebbende partijen, waaronder het rijk, de provincie Zuid- Holland, de betreffende gemeenten (met name de gemeente Rotterdam) en private partijen. De PKB-plus leidt niet tot besluitvorming over de operationele uitvoering van de projecten en evenmin tot besluitvorming over de financiering. Het in deze PKB-plus geformuleerde beleid is gebaseerd op de voor de drie bovengenoemde deelprojecten uitgevoerde milieu-effectrapportages alsmede op de kosten-batenanalyses, die voor landaanwinning en 750 hectare natuuren zijn uitgevoerd. De PKB-plus procedure ex artikel 39 Wet op de ruimtelijke ordening (WRO) is een PKB-procedure voor besluitvorming over concrete beleidsbeslissingen ten behoeve van grote projecten van nationaal belang. Mainportontwikkeling Rotterdam is zo n project, waarvan het belang en het schaalniveau het lokale en regionale niveau overschrijdt. Bij het formele en het externe voorbereidingsproces van dit beleidsvoornemen zijn dan ook vele partijen betrokken geweest. In de Nota van Toelichting wordt hier in meer detail op ingegaan. Sommige uitspraken in de PKB-plus binden andere overheden direct in de ruimtelijke lijn: streekplan, structuurplan, bestemmingsplan. Dat zijn de concrete beleidsbeslissingen in de zin van artikel 2a, eerste lid van de Wet op de ruimtelijke ordening. De plusstatus van de PKB-plus betekent dat de concrete beleidsbeslissingen, die erin zijn opgenomen, niet alleen rechtstreeks en direct in de ruimtelijke ordening doorwerken. Zij moeten ook door de rijksoverheid en andere bestuursorganen in acht worden genomen bij het nemen van sectorale vervolgbesluiten. Zo kan bijvoorbeeld bij vergunningverlening de essentie van de concrete beleidsbeslissing niet meer ter discussie worden gesteld. Ten aanzien van de vervolgbesluiten is het Kabinet voornemens om op de verschillende uitvoeringsbesluiten voor de landaanwinning de uitvoeringsmodule van de rijksprojectenprocedure uit de Wet op de ruimtelijke ordening toe te passen 2. De minister van Verkeer en Planologische kernbeslissing Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Deel A Deel B Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren 2 Deze uitspraak anticipeert op de aanpassing van de WRO op het punt van de rijksprojectenprocedure (ontwerp van wet, nr ), die thans in voorbereiding is. 13

14 Waterstaat zal als projectminister optreden en de ministeriële verantwoordelijkheid dragen voor de toepassing van de uitvoeringsmodule van de rijksprojectenprocedure. De concrete beleidsbeslissingen zijn als volgt in deze PKB-plus aangegeven: de term concrete beleidsbeslissing aan begin van de tekst; de gehele tekst is vetgedrukt en omkaderd. Concrete beleidsbeslissingen worden aangemerkt als besluiten in de zin van artikel 1.3 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat er sprake is van een door het kabinet volledig afgewogen beslissing, waarbij het beoogde gebied en de beoogde activiteit of ingreep voldoende concreet zijn aangegeven. Deze PKB-plus bevat concrete beleidsbeslissingen over de volgende onderwerpen: de landaanwinning en de zandwinning; de demarcatielijn; de 750 hectare natuur- en. De overige uitspraken in deze PKB-plus dragen een indicatief karakter. Provincie en gemeenten zullen met deze uitspraken rekening moeten houden in hun ruimtelijke plannen en kunnen worden gevraagd het beleid te concretiseren, waarbij zij een zekere mate van vrijheid hebben om daar zelf uitwerking aan te geven. Een aantal van die uitspraken is voor de rijksoverheid van zodanig gewicht, dat zij de status van beslissingen van wezenlijk belang hebben gekregen. Beslissingen van wezenlijk belang zijn beslissingen, die voor de rijksoverheid een grote mate van zelfbinding inhouden. Dergelijke beslissingen zijn voor het beleid van de PKB-plus en de doorwerking van het beleid van zodanig wezenlijk belang dat afwijking ervan alleen mogelijk is door middel van een herziening van de PKB-plus. Aan deze beslissingen van wezenlijk belang, als bedoeld in artikel 3, tweede lid van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening, zijn andere overheden niet rechtstreeks gebonden. Zij kunnen er gemotiveerd van afwijken. Ten aanzien van bovengenoemde indicatieve uitspraken beschikt de minister van VROM over een instrumentarium in de WRO (aanwijzings- en vervangingsbesluit) om zo nodig andere overheden alsnog te kunnen dwingen bepaalde beslissingen na te leven. In de tekst zijn de beslissingen van wezenlijk belang als volgt aangegeven: de tekst begint met Beslissing van wezenlijk belang ; de tekst is vetgedrukt. De planhorizon van de PKB-plus Mainportontwikkeling Rotterdam is 2020, met een doorkijk naar Tien jaar na het van rechtskracht worden van de PKB-plus zal in een tussentijdse evaluatie worden bezien of deze onveranderd kan worden verlengd, dan wel zal worden aangepast. 2.2 Inspraak op Ontwerp-PKB/MER Mainportontwikkeling Rotterdam De PKB-plus Mainportontwikkeling Rotterdam doorloopt een inspraakprocedure volgens artikel 2a, tweede lid, van de Wet op de ruimtelijke ordening. Conform artikel 7.2 Wet milieubeheer gaat deze PKB-plus vergezeld van een milieu-effectrapport (MER). De inspraakprocedures van de PKB-plus en het MER zijn geïntegreerd. In het hierna volgende wordt de procedure uiteen gezet. Tevens zijn ten behoeve van de PKB-plus kosten-batenanalyses (KBA) opgesteld, waarin de kosten en baten van de voorstellen in het beleidsvoornemen zijn berekend. Voor de KBA bestaat geen formele inspraakprocedure. Wel zal de KBA ter informatie beschikbaar zijn tijdens de inspraakprocedure voor de PKB-plus en het MER. 14

15 Hoofdstuk 2 Inspraakwijzer Het inspraakmoment start na de gelijktijdige bekendmaking van de ter inzage legging van deel 1 van de PKB-plus (bestaande uit de ontwerp PKB-plus en de Nota van Toelichting), de MER (bestaande uit een samenvatting, een hoofdrapport en drie deelrapporten) en de KBA op 28 mei Deze bekendmaking vindt plaats in de landelijke en regionale media. De stukken liggen gedurende negen weken ter inzage. De inspraaktermijn sluit op 27 juli Iedereen kan reageren op de inhoud van deel 1 van PKB-plus en het MER. U wordt uitgenodigd om schriftelijk te reageren. Uw schriftelijke reacties kunt u nog tot en met 27 juli 2001 indienen bij: Inspraakpunt Verkeer en Waterstaat PKB-plus Mainportontwikkeling Rotterdam Kneuterdijk EN Den Haag of via inspraakpunt.pmr@raden.cend.minvenw.nl U kunt uw reactie ook inzenden via de internetsite Op deze site treft u een speciaal reactieformulier aan. U kunt desgewenst vragen om een vertrouwelijke behandeling van uw persoonlijke gegevens. Dit dient u dan bij uw reactie aan te geven. 2.3 Nadere informatie en inzien van de PKB De PKB-plus, het MER en de KBA liggen vanaf 28 mei tot en met 27 juli 2001 tijdens werkuren ter inzage op de volgende plaatsen: de hoofdvestiging van de openbare bibliotheken in de regio Rotterdam, in Goedereede en Westvoorne; de gemeentehuizen in de regio Rotterdam, Goedereede en Westvoorne; het provinciehuis van Zuid-Holland. Informatie-avonden en hoorzittingen Om u zo goed mogelijk te informeren wordt tussen 18 juni en 27 juni 2001 een viertal informatiebijeenkomsten en hoorzittingen gehouden, te weten: een bijeenkomst aan de noordrand en een bijeenkomst aan de zuidrand van Rotterdam; een bijeenkomst in de gemeente Westvoorne; een bijeenkomst in het centrum van Rotterdam. Tijdens deze bijeenkomsten wordt algemene informatie verstrekt, is er gelegenheid tot het stellen van vragen, kan mondeling worden gereageerd en kunnen schriftelijk ingediende reacties worden toegelicht. Voor meer informatie over de ter inzage legging, de inspraak en de hoorzittingen kunt u terecht op of bij de projectdirectie PMR, Antwoordnummer 93054, 2509 VB Den Haag, tel of pmr@dgg.minvenw.nl. 2.4 Vervolg Alle reacties op de PKB-plus en de MER worden verwerkt in een hoofdlijnenrapport. Daarin worden de resultaten van de inspraak opgenomen en wordt aangegeven wat het kabinet met de inspraakreacties heeft gedaan; Over de ontwerp PKB-plus, het MER en de KBA wordt advies bij de adviesraden ingewonnen en wordt bestuurlijk overleg gevoerd. De resultaten van de inspraak, de adviezen en het bestuurlijk overleg worden samengevat in PKB-plus, deel 2; Na de inspraak komt er een advies van de commissie MER, waarin de opmerkingen uit de inspraak en de wettelijk geregelde adviezen worden meegenomen; Planologische kernbeslissing Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Deel A Deel B Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren 15

16 Naar verwachting zal in december 2001 het definitieve kabinetsstandpunt met de bijbehorende Nota van Toelichting gereed zijn (PKB-plus deel 3). Daarna zal de Tweede en Eerste Kamer instemming over het kabinetsstandpunt worden gevraagd. Na behandeling in de Tweede Kamer en Eerste Kamer en verkregen instemming zal PKB-plus deel 4 worden gepubliceerd; De PKB-plus treedt in werking de dag volgende op de ter inzage legging van PKBplus deel 4. Uitsluitend tegen de concrete beleidsbeslissingen in PKB-plus deel 4 staat beroep open bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De beroepstermijn bedraagt zes weken. Aan de Europese Commissie zal advies worden gevraagd in verband met de Vogel- en Habitatrichtlijnen. Het is niet bekend hoeveel tijd de Commissie hier voor zal willen nemen. De Commissie wordt van het vervolg van de PKB-procedure en de daarin verschijnende delen op de hoogte gehouden. 16

17 Hoofdstuk 2 Inspraakwijzer Deelnota MER 750 ha natuuren Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B 17

18

19 Ontwerp Planologische Kernbeslissing-plus Project Mainportontwikkeling Rotterdam Visie en besluiten Deelnota MER Milieu-effectrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B 750 ha natuuren Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand Samenvatting Hoofdrapport 19

20 3 Visie en probleemvaststelling In dit hoofdstuk komen aan de orde: de visie van het kabinet op de mainportontwikkeling en de bijbehorende ruimtelijke ontwikkeling van de regio Rotterdam; de ontwikkelingen op het gebied van economie en leefbaarheid, die in de regio Rotterdam zijn te verwachten in de komende decennia; de vaststelling van de aard en de omvang van het probleem, dat het kabinet zich voorneemt om op te lossen met onderhavige PKB-plus. 3.1 Visie en ambities In het regeerakkoord van 1998 is opgenomen: De positie van de mainport Rotterdam zal worden versterkt samen met een verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving in Rijnmond. In de Tweede Voortgangsnota Zeehavenbeleid (11) heeft het Kabinet het zeehavenbeleid geformuleerd. In de Mainportnotitie Het economische belang van de mainport Rotterdam (43) heeft het kabinet de ambities voor het mainportbeleid als volgt geformuleerd: versterk de positie van Nederland als internationaal haven- en industrieland door uit te gaan van de sterke punten van de Nederlandse economie. De mainport Rotterdam vormt daar een belangrijk onderdeel van; creëer de voorwaarden voor nieuwe, kansrijke clusters onder meer voortbouwend op bestaande clusters; kies voor een duurzame ontwikkeling en schenk blijvende aandacht aan de verbetering van de leefomgeving, in het bijzonder in het Rijnmondgebied. Op grond van het regeerakkoord en genoemde beleidsdocumenten worden in deze paragraaf eerst de functies van de mainport benoemd. Daarna worden de ambities geformuleerd vanuit algemeen maatschappelijk perspectief. In paragraaf is verwoord hoe de ambities van het kabinet passen binnen de ruimtelijke plannen van de regio. Mainportontwikkeling is aan de orde op diverse schaalniveaus. Zowel mondiaal, Europees, nationaal en regionaal heeft de mainport Rotterdam een belangrijke rol. In de paragrafen hierna wordt de mainport Rotterdam steeds vanuit het op dat moment relevante schaalniveau belicht De functies van de mainport Rotterdam De mainport Rotterdam vervult drie, onderling samenhangende, economische functies: 20

21 Hoofdstuk 3 Visie en probleemvaststelling Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Mede door de ontwikkeling van het havengebied is Rijnmond uitgegroeid tot een grootstedelijk gebied. De functie als knooppunt in transportketens Mede door de comparatieve voordelen, zoals de ligging en de goede verbindingen met het achterland, heeft de haven van Rotterdam zich kunnen ontwikkelen tot een plek, waar efficiënt en grootschalig een breed scala van open overslagvoorzieningen wordt geëxploiteerd. Kennisontwikkeling en innovaties hebben de efficiency en diversiteit van de dienstverlening versterkt. Het grootschalig karakter maakt een bundeling van zeegaande goederenstromen mogelijk die met relatief (milieu)efficiënte vervoermiddelen (binnenvaart, kustvaart, trein en pijpleiding) verplaatst kunnen worden naar en vanuit het achterland. De in Rotterdam overgeslagen goederen hebben deels het Rijnmondgebied zelf of andere Nederlandse centra als herkomst of bestemming, of worden in Nederland bewerkt. Een ander deel wordt doorgevoerd naar economische centra in Noordwest-Europa en vice versa. De functie van vestigingsplaats voor clusters van industrie en dienstverlening en van grootstedelijk centrum Mede door de beschikbaarheid van goede transportmogelijkheden zijn in en om de haven clusters van industriële bedrijvigheid en daarmee samenhangende diensten ontstaan. Deze clusters versterken elkaar onderling (o.a. door kennisuitwisseling) en trekken op hun beurt nieuwe bedrijvigheid aan door synergie-effecten. Met de ontwikkeling van het havengebied is Rijnmond uitgegroeid tot een grootstedelijk gebied waarin veel mensen wonen en werken, met een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor velerlei economische functies. Dit vormt mede de basis voor de groei van de stadsregio Rotterdam tot sociaal en cultureel centrum. De functie van knooppunt in internationale productienetwerken De functie van knooppunt legt de nadruk op de nationale en internationale betekenis van de regio. De clusters van bedrijvigheid in Rijnmond maken deel uit van internationale productienetwerken. Deze positie is te danken aan het relatief gunstige vestigingsklimaat in dit gebied (synergie-effecten, pluriformiteit, etc.). Het knooppunt Rijnmond draagt op zijn beurt weer bij aan de concurrentiekracht van bedrijvigheid elders in het land en daarbuiten. Het integrale economische belang van het geheel van functies in de mainport Rotterdam reikt verder dan cijfers over toegevoegde waarde en werkgelegenheid van het haven- en industrieel complex in Rijnmond kunnen aange- Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER 21 Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren

22 ven. Het is juist de omvang en de verwevenheid met de Nederlandse economie, die leidt tot een belangrijke economische kracht. Keerzijde: milieu- en ruimtebeslag De keerzijde van de economische betekenis van de mainport Rotterdam is het milieu- en ruimtebeslag dat, vooral op regionale schaal, aanzienlijk is. In het Rijnmondgebied legt het haven- en industrieel complex samen met de ontsluitende infrastructuur een fors beslag op de beschikbare ruimte. Ook de milieulasten, voornamelijk veroorzaakt door industrie en wegverkeer, leggen een grote druk op de kwaliteit van de leefomgeving Ambities van het kabinet voor mainportontwikkeling Het kabinet streeft ernaar om de sterke positie van Nederland in de mondiale economie te behouden en de comparatieve voordelen van Nederland zoveel mogelijk uit te buiten. Daarbij staan het kabinet de volgende ambities voor ogen: versterk de positie van Nederland als internationaal handels- en industrieland door uit te gaan van de sterke punten van de Nederlandse economie; creëer voorwaarden voor nieuwe kansrijke clusters, onder meer voortbouwend op bestaande clusters; kies voor een duurzame ontwikkeling en schenk blijvende aandacht aan de verbetering van de leefomgeving, in het bijzonder in het Rijnmondgebied; Wacht niet af maar speel pro-actief in op vernieuwing. Versterk de positie van Nederland als internationaal handels- en industrieland door uit te gaan van de sterke punten van de Nederlandse economie De internationale handelstraditie is het historisch fundament van de Nederlandse positie als internationaal handelscentrum. Deze positie vraagt om behoud en versterking ten behoeve van welvaart en werkgelegenheid. De handel tussen wereldmarkten en Europa heeft geleid tot een groeiende goederenstroom via de Nederlandse zeehavens. Dit betreft zowel import, doorvoer als export van goederen. De handel in en het verwerken van goederen leveren werkgelegenheid en inkomen op en bieden kansen voor andere vormen van bedrijvigheid, zoals de (innovatieve) bedrijvigheid in de procesindustrie in de zeehavens, logistieke dienstverlening, distributie- en servicecentra, secundaire productiecentra, kenniscentra en zakelijke dienstverlening in Nederland. De optimale bereikbaarheid van Nederland in het algemeen en meer specifiek van de mainport Rotterdam is een belangrijke voorwaarde voor het goed kunnen functioneren van de mainport binnen de nationale economie. Een optimale bereikbaarheid zal hand in hand moeten gaan met een duurzame ontwikkeling van het goederenvervoer. Landen, regio s, steden, havens en bedrijventerreinen opereren op een markt met een scherpe internationale concurrentie waarin het vestigingsklimaat een doorslaggevende rol speelt. Dit impliceert dat er beperkte sturingsmogelijkheden zijn voor de overheden om bedrijfsvestiging af te dwingen. De sturingsmogelijkheden binnen de ruimtelijke ordening op dit vlak beperken zich tot het toelaten en verbieden van activiteiten. De inspanningen van overheden zullen zich vooral moeten richten op de randvoorwaarden die bedrijven stellen aan het kiezen van een vestigingslocatie. Kwaliteit van wonen, werken, recreëren, ruimte en natuur vormen belangrijke vestigingsvoorwaarden. Omdat bedrijven in een internationaliserende wereld met steeds meer onzekerheden worden 22

23 Hoofdstuk 3 Visie en probleemvaststelling Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Recreatie. Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand geconfronteerd, is een stabiel en voorspelbaar overheidsoptreden een steeds belangrijker element in het vestigingsklimaat. Creëer voorwaarden voor nieuwe kansrijke clusters, onder meer voortbouwend op bestaande clusters Nederland wil meer waarde halen uit goederenstromen door rond bepaalde transportketens de ontwikkeling te stimuleren van waardetoevoegende activiteiten zoals servicediensten en kennisdiensten. Servicediensten zijn bijvoorbeeld distributiecentra, waar lading wordt gegroepeerd, wordt opgeslagen of overgeslagen en eventueel kan worden behandeld. Ook wordt hieronder begrepen aanvullende dienstverlening door inzet van informatie- en communicatietechnologie. Kennisdiensten betreffen researchcentra en zakelijke dienstverlening op het vlak van logistiek, procesindustrie, transporttechnologie en duurzame energie. De voorhoedepositie van de mainport Rotterdam, het opleidings- en kennisniveau, de flexibiliteit van de arbeidsmarkt en internationale oriëntatie van Nederland bieden hiervoor goede aanknopingspunten. Kies voor een duurzame ontwikkeling en verbetering van de leefomgeving De Nederlandse overheid streeft naar een duurzame ontwikkeling: een ontwikkeling die voorziet in de behoefte van de huidige generatie zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheid in gevaar te brengen ook in hun behoeften te voorzien. Dit betekent verantwoord omgaan met grondstoffen, energie, water, biodiversiteit, mobiliteit en ruimte. Duurzaamheid betekent ook kiezen voor werkgelegenheid, gericht op de toekomst. Het kabinet kiest voor een beter evenwicht tussen economie en milieu. In de mondiale concurrentie kan Nederland zich juist met deze kwaliteit onderscheiden van anderen. De kwaliteit van de leefomgeving is een belangrijke ontwikkelingsfactor. Verpauperende wijken, gebieden met achterblijvende woon- en recreatiemogelijkheden en overlast in de vorm van geluid, stof en stank zijn maatschappelijk en economisch ongewenst. Steden dienen vitaal en levend te zijn met een gezonde en weerbare sociaal-economische structuur. De directe stedelijke omgeving dient voldoende ruimte en kwaliteit te bieden voor groen, natuur, landschap, recreatie en ontspanning. Een kwalitatief aantrekkelijke leefomgeving is ook een voorwaarde voor duurzame bedrijfsvestigingen. Juist hier gaan duurzaamheid en de economische ontwikkeling hand in hand. Daarnaast zijn in het kader van mainportontwik- 750 ha natuuren 23

24 Den Haag Zoetermeer Maasgeul Noorderdam Delft Pijnacker Bleiswijk Maasvlakte Hoek van Holland Berkel en Rodenrijs Slufter Oostvoorne Rockanje Nieuwe Waterweg Delftse Schie A13 Voordelta Duinen van Goeree Duinen van Voorne Suurhoffbrug Beerdam Brielse meer Oostvoornse meer Stenen Baakplein N496 N57 Brielle Dintelhavenbrug N15 Hellevoetsluis Europoort Voorne-Putten Maassluis Rozenburg Calandbrug Hart elkanaal N218 Bernisse A20 Nieuwe Maas Botlek Midden Delfland Vlaardingen Beneluxtunnel Botlekspoortunnel Hartelbrug Spijkenisse Rotterdam Schiedam Merwehaven Park bij Euromast Vierhavens A4 Eemhaven Waalhaven Beneluxplein Botlektunnel Hoogvliet Albrandswaard Oude Maas Polder Schieveen A15 Rhoonse grienden Klein Profijt Zuiderpark De Rotte Kralingse bos Van Brienenoordbrug Portland Carnisselande Carnisse grienden Ridderster Barendrecht A20 A16 Haringvliet Spui A29 Vlissingen Antwerpen 0 5km Figuur 2 Het Rijnmondgebied keling beïnvloeding van de modal split en het gebruik van efficiënte vervoerwijzen belangrijke richtingen. Wacht niet af maar speel pro-actief in op vernieuwing Een passieve, afwachtende houding leidt op zijn best tot reactie. In de huidige, dynamische samenleving is dat onvoldoende. Flexibel inspelen op vernieuwingen en gebruik maken van de voorhoedepositie van de mainport Rotterdam zijn een vereiste. Een dergelijke houding mag worden verwacht van zowel de overheid als van het bedrijfsleven en van de betrokken maatschappelijke organisaties. Om tot duurzame, marktgerichte en maatschappelijk verantwoorde oplossingen te komen is een goed samenspel vereist tussen bedrijfsleven, maatschappelijke groeperingen en overheden. Dit samenspel vraagt van elk van deze partijen betrokkenheid en inzet van middelen Ruimtelijke visie op de Rotterdamse regio Bovenstaande ambities en de daarmee samenhangende investeringen passen in de ruimtelijke visie die de regio Rotterdam zelf voor de ontwikkeling van Rijnmond heeft opgesteld. Deze visie (35) heeft als uitgangspunt het samenspel van de systemen stad, haven en (Rijn-Maas-)delta. Dit samenspel heeft in sterke mate de ontwikkeling van de regio bepaald. De trend is dat de fysieke scheiding tussen de systemen stad en haven steeds strikter wordt. De haven maakt onderdeel uit van mondiale logistieke en productienetwerken, de stad maakt deel uit van de Deltametropool. Het watersysteem van de delta is cruciaal voor zowel de ontwikkeling van de stad als voor de haven. In de door de regio uitgewerkte visie voor de ruimtelijke ontwikkeling is aangegeven hoe de ambitie voor de haven en de ambities 24

25 Hoofdstuk 3 Visie en probleemvaststelling Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren Samenvatting Hoofdrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Rotterdam Centraal Station als toplocatie, de zone haven-stad als broedplaats voor nieuwe stedelijke economische activiteiten voor de stad en de delta samen kunnen gaan havengebied de voorkeur boven een uitbreiding met een landaanwinning. Bij een lage (35). Uitgangspunt daarbij is dat de systemen elkaar nodig hebben. In goede onderlinge groei en nieuwe klanten die geen grote kavels afstemming kunnen voor de regio Rotterdam nodig hebben, is het mogelijk om de ruimtebehoefte van de mainport geheel in bestaand meerdere ambities tegelijk bereikt worden. Rotterdams havengebied te faciliteren. Bij een Ambitie voor de mainportontwikkeling hoge economische groei en bij klanten die Ten aanzien van de mainport sluiten de grote kavels nodig hebben, is dit echter niet ambities van de regio aan op de ambities van mogelijk en wenselijk. Voor deepsea-activiteiten het Kabinet. Naast het belang dat de mainport is het wenselijk ruimte te hebben in het heeft voor de (inter)nationale productienetwerken en voor de nationale economie is de main- invulling die zich beperkt tot inbreidingen kan westelijk deel van de haven. Een ruimtelijke port ook een belangrijke pijler voor de ertoe leiden dat de stedelijke ontwikkeling regionale economie. Een verdere versterking langs de rivier niet van de grond kan komen van de Mainport door oplossingen te bieden vanwege de beperkingen door een toename voor het ruimteprobleem is dan ook een integraal onderdeel van de ruimtelijke visie die de van de milieudruk. regio voor het gebied heeft. Vanuit het oogpunt van optimaal ruimtegebruik heeft intensief ruimtegebruik binnen het bestaand Rotterdams 25

26 Ambitie voor de stedelijke ontwikkeling De ambitie voor de stad is een meer complete Europese stad te zijn binnen de Deltametropool. De aanwezigheid van de mainport, de hogesnelheidslijn en Rotterdam Airport bieden voor Rotterdam de condities om zich als centrum van het Zuidvleugelnetwerk binnen de Deltametropool te ontwikkelen. De mainport is daarnaast een belangrijke economische motor voor de Zuidvleugel. Teneinde een meer complete stad te zijn zal de economische structuur zich moeten verbreden naar een meer divers profiel. Naast havenstad wil Rotterdam ook kennisstad, dienstenstad en toeristenstad zijn. Rotterdam Centraal Station als toplocatie, de zone haven-stad als broedplaats voor nieuwe stedelijke economieën en de zuidzijde van de regio voor havengerelateerde bedrijvigheid bieden ruimtelijke mogelijkheden daartoe. Daarnaast zijn een goede bereikbaarheid en de aanwezigheid van hoogwaardige woon-, werken voorzieningenmilieus belangrijke condities. De kwaliteit van het woonmilieu en de groene kwaliteit zijn belangrijke aandachtspunten voor de toekomst. Ambities voor de delta Om de leefbaarheid van de regio Rotterdam te versterken en de regio verder te ontwikkelen als een gewilde vestigingsplaats voor nieuwe bewoners en bedrijven is aandacht nodig voor de ontwikkeling van de groene ruimte: de natuur- en en in de delta. De delta kent vele gezichten : de Noordzee en de Voordelta (zout water), de grote rivieren en (afgesloten) zeearmen, en de Zuidhollandse eilanden (zoetwaterpolders). Deze gezichten bieden goede uitgangspunten om unieke suburbane woonmilieus te realiseren. De delta vormt tevens een schakel tussen de Zeeuwse en Hollandse kust en tussen de Noordzee en de Biesbosch. Deze schakelfunctie moet worden benut en versterkt. Een verdere ambitie op dit vlak is om versnippering van de groenstructuur tegen te gaan. In de huidige gevolgde aanpak - groene ruimte handhaven als bufferzone of als agrarisch gebied - wordt daarom een omslag nagestreefd. De inzet zal zijn om drie robuuste regioparken binnen het stedelijke complex van de Zuidvleugel te realiseren en om natuurgebieden te ontwikkelen die gekoppeld zijn aan de grote wateren van de delta. De maatregelen, die met onderhavig besluit als pakket mogelijk worden gemaakt, ondersteunen op het gebied van landaanwinning, aanleg van natuur- en en en diverse projecten in het bestaande Rotterdamse havengebied, bovenstaande ambities in diverse opzichten: Groei van de haven schept op termijn kansen voor de westzijde van het stedelijk gebied De ruimtelijke dynamiek in het haven- en industriegebied die tot stand zal kunnen komen, kan samen met verbetering van de bereikbaarheid (Beneluxmetro en -tunnel) aan de westkant van de stad mogelijkheden bieden voor stedelijke ontwikkelingen aan het water. In eerste instantie wordt voorzien in de transformatie van de Waalhaven-Oost (zie ook hoofdstuk 4.2.1). Voor de langere termijn (na 2020) wordt de mogelijkheid opengehouden voor transformatie van de resterende Waalhaven en het Merwehaven/Vierhavengebied; Verbreding achterlandverbindingen benutten om barrièrewerking van de infrastructuur te verminderen Achterlandverbindingen, die noodzakelijk zijn voor het functioneren van de haven, kunnen negatieve effecten hebben: - versnippering van het stedelijk gebied; - barrièrevorming in de relatie tussen stad en omliggend landschap; 26

27 Hoofdstuk 3 Visie en probleemvaststelling Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B De ontwikkeling van de Voordelta. - in een aantal gevallen problemen voor de leefbaarheid in aanliggende woonwijken. In de Ruimtelijke Visie wordt voorgesteld de infrastructurele ingrepen zodanig uit te voeren dat de barrièrewerking van de infrastructuur voor het stedelijk functioneren vermindert. Transformatie in haven benutten om leefbaarheid in grenszone stad - haven te verbeteren Het creëren van nieuwe ruimte verruimt de Naast regioparken aan de randen van de stad is het ook de opgave om natuur te ontwikkelen in de natte delta aan de buitenkant van de regio: de ontwikkeling van de Voordelta, het ontwikkelen van brak watergetijdenmilieus en het ontwikkelen van het Groene Hart. In de Ruimtelijke Visie is per deelgebied globaal de richting van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling weergegeven. Welke maatregelen Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand mogelijkheden om milieuhinderlijke bedrij- precies nodig zijn en op welke termijn verschilt ven uit de grenszone tussen haven en stad te verplaatsen naar locaties in de haven waar ze minder overlast veroorzaken. De milieukwaliteit in aanliggende buurten en wijken kan dan verbeteren. Benutten van de potenties van de delta Om als vestigingsmilieu mee te spelen in de per deelgebied. Uiteraard dienen de geschetste ontwikkelingen in het oostelijk havengebied te passen in het hierboven genoemde transformatieproces van haven- naar stedelijke functies. Globaal bezien kent de huidige mainport in het oostelijk deel relatief meer kleinschalige en arbeidsintensieve bedrijvigheid en het westelijk Deelnota MER 750 ha natuuren (inter-)nationale concurrentiestrijd zijn forse deel relatief meer grootschalige en arbeids- investeringen in het landschap noodzakelijk. extensieve bedrijvigheid. Door de ontwikkeling 27

28 in het westelijk deel te richten op activiteiten die diep vaarwater nodig hebben en arbeidsextensief van aard zijn, wordt deze structuur versterkt. Op gebiedsniveau zijn de ontwikkelingen van de haven als volgt te duiden: de Waal/Eemhaven biedt ruimte om in te spelen op marktontwikkelingen in de stukgoedsector; het gebied Vierhavens/ Merwehaven is gereserveerd voor het speerpunt fruit en voedsel; de Vondelingenplaat, Botlek en Europoort zijn beheersgebieden voor de olie- en chemiesector; de bestaande en toekomstige Maasvlakte worden bestemd voor de ontwikkeling van de groeisectoren. Op het moment dat elders in de haven de benodigde ruimte voor het verplaatsen van bedrijvigheid beschikbaar is, kan het transformatieproces van de gebieden op de scheidslijn tussen stad en haven (oostelijk havengebied, Vlaardingen, Schiedam) worden voortgezet. Gezien de benodigde ruimtelijke ingrepen die daarvoor ook elders in het havengebied nodig zijn, zijn de effecten op de transformatiegebieden op zijn vroegst na 2020 waarneembaar. Met een transformatie naar minder havengerelateerde en niet-milieuhinderlijke bedrijvigheid treedt in de nabijgelegen (woon)gebieden een verbetering van de leefomgevingskwaliteit op, bijv. door de vermindering van de geluidsbelasting. Aangezien een voortduren of zelfs nog verergeren van de situatie in het licht van de dubbele doelstelling niet wenselijk is, zal ook in de periode tot 2020 een gericht beleid met het oog op verbetering van de leefomgeving nodig zijn. 3.2 Problemen van haven en leefomgeving bij ongewijzigd beleid Bij de voorbereiding van de besluitvorming zijn diverse studies uitgevoerd naar mogelijke toekomstige ontwikkelingen van zowel de economie als de leefomgeving. Daarbij is rekening gehouden met verschillende omgevingsscenario s voor de economische groei op lange termijn Het ruimteprobleem in de haven Naar de vraag naar ruimte zijn diverse economische (sector)analyses uitgevoerd (o.a. 36, 46). Daarnaast zijn bedrijven in het kader van de marktconsultatie over Mainportontwikkeling Rotterdam (7) gevraagd naar hun belangstelling voor ruimte op een eventuele Tweede Maasvlakte. Deepsea containers en daaraan gerelateerde distributie Mede door de aanhoudende economische groei is de containeroverslag de laatste jaren gemiddeld genomen sterk gegroeid. Dit bepaalt in grote mate de ruimtelijke ontwikkeling van de haven, vooral gericht op het accommoderen van de gewenste groei en het bieden van ruimte voor de containersector. Ruimte voor uitbreiding en voor nieuwe vestigingen is in beperkte mate beschikbaar in het bestaande havengebied van Rotterdam. Uit de genoemde studies is gebleken dat de containersector verreweg de grootste ruimtevraag kent, waarvoor grote aan diep vaarwater gelegen terreinen nodig zijn. Dit signaal over het ruimtetekort in de Rotterdamse haven komt ook uit de marktconsultatie, die over Mainportontwikkeling in Rotterdam is gehouden. Bij diverse marktpartijen in de containersector is in de marktconsultatie belangstelling gebleken voor nieuwe ruimte. Het gaat hierbij op korte termijn mogelijk om enkele honderden hectaren, die niet alle in het 28

29 Hoofdstuk 3 Visie en probleemvaststelling Planologische kernbeslissing Deel A Deel B PMR-projecten uitbreiding haven (Maasvlakte 2) verbetering en intensivering bestaand havengebied 750 ha natuur en recreatie: regiopark Midden IJsselmonde groene loper Noordrand/ Groenblauwe slinger Figuur 3 Synthese Haven, Stad, Delta 2010 Synthese haven, stad, delta bestaande haven- en industriegebied geaccommodeerd kunnen worden. De ontwikkeling van distributie-activiteiten hangt grotendeels samen met de ontwikkeling van de containeroverslag. Bij distributie kan een onderscheid worden gemaakt tussen het groeperen en laden/lossen van lading in of uit containers en de opslag en/of behandeling van goederen. De ruimteproductiviteit van de eerste activiteiten zal geen belangrijke verandering ondergaan, die van de laatste wel omdat de opslagintensiteit door technologische ontwikkelingen verder zal toenemen. Er is een toekomstige ruimtevraag voor distributie-activiteiten. Deze is echter minder groot dan die van de sectoren containers, chemie en overige industrie. uitbreiding haven benutten om economische impuls aan de westzijde regio te geven verbreding en aanleg achterlandverbindingen benutten om barrièrewerking infrastructuur te verminderen transformatie haven benutten om leefbaarheid in grenszone stadshaven te verbeteren herstructurering havengebied benutten om waterfronten te ontwikkelen Chemie In de chemiesector is de ontwikkeling vooral gericht op fusies, schaalvergroting, consolidatie, en vestiging van gelijksoortige en aanvullende bedrijfsactiviteiten in elkaars nabijheid ( co-siting ). Bij een verdere clustering van de chemische bedrijven en een versterking van bestaande chemische clusters zullen ontbrekende en/of nieuwe schakels aan de productieketen worden toegevoegd. Hiervoor is aanvullend ruimte nodig. Uit studies komt naar voren dat de chemiesector na de containersector de grootste ruimtevrager is. Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand Overige ruimtevragers Naast de reeds benoemde ruimtevragers zijn andere ontwikkelingen gaande, die ruimtelijke consequenties hebben. Daarbij kan het gaan om geheel nieuwe ontwikkelingen of om reeds in gang gezette ontwikkelingen, 6 km 750 ha natuuren 29

30 waarvan de ruimtelijke consequenties nog moeilijk voorspelbaar zijn. De vraag naar nieuwe ruimte of terreinen die dit met zich meebrengt is dan ook moeilijk voorspelbaar. Belangrijke ontwikkelingen op dit vlak zijn grondstoffenvoorbehandeling, industriële ecologie en (andere) innovatieve bedrijvigheid in de procesindustrie. Belangrijke kansen op dit vlak zijn onder meer: de toenemende rol van Liquid Natural Gas (LNG) en waterstof bij (industriële) energievoorziening; grootschalige kolenvergassing; een biomassaterminal; DRI-productie (direct-reduced iron); ontwikkelingen op het gebied van chemiemetallurgie; sterke mondiale groei van de recyclingindustrie; intensivering van de secundaire bouwstoffenindustrie (waste to products); ontwikkelingen in de off-shore industrie. Niet alle sectoren groeien en van sommige bestaande economische activiteiten wordt verwacht dat zij in volume en ruimtebeslag afnemen. Daarbij kan gedacht worden aan raffinage en tankopslag. Ruimtetekort De omvang van het te verwachten ruimtetekort voor het Rotterdamse haven- en industriële complex in 2020 en daarna tot 2035 laat zich moeilijk met zekerheid ramen. Verschillen in de omgeving van ons land, zoals weergegeven in de door het CPB opgestelde lange termijn scenario s, geven verschillende beelden voor de ontwikkeling van de bevolking en de Nederlandse economie. De bandbreedte in de veronderstelde groei van de wereldhandel ligt tussen de 4 en 7,5%. Deze verschillen hebben repercussies voor de ramingen van de aan-, afen doorvoer via de Rotterdamse haven. Naast deze verschillen in macro-economische ontwikkelingen leiden verschillen in veronderstellingen over de concurrentiepositie van de haven, te bereiken en/of gewenste ruimteproductiviteit, ruimte voor de stad, ruimte voor milieu enz. tot verschillen in ramingen van de ruimtebehoefte voor de haven en het ruimtetekort. De individuele vestigingsplaatskeuze van grote internationaal opererende bedrijven, met name in de chemie en de containersector kan op zichzelf weer van invloed zijn op de vraag naar ruimte, het ruimtegebruik en de momenten waarop de vragers zich melden. De in deze PKB-plus vermelde cijfers met betrekking tot het ruimtetekort kennen derhalve grote onzekerheden, die niet door nader onderzoek verminderd kunnen worden. Dit leidt tot de volgende beelden voor het havengebied in 2020 en daarna: Bij lage economische groei kan worden volstaan met het huidige gebied van rond 4900 hectare; Bij bestendige hoge economische groei kan de vraag naar ruimte in het havengebied oplopen van 5300 hectare in 2020 (36) tot 6000 hectares in 2035 (46). Het te verwachten gebruik van de landaanwinning in 2020 is afhankelijk van de vestigingsvoorwaarden, de marktvraag en de vestigingsplaatskeuze van de bedrijven. Gegeven ook de marktconsultatie wordt verwacht dat rond 2020 verschillende containerterminals op de landaanwinning operationeel kunnen zijn en dat verschillende ondernemingen een optie op terreinen zullen willen hebben. De vraag naar terreinen op een landaanwinning in 2020 door deepsea-gebonden bedrijven kan bij hoge groei variëren van 350 hectare (46) tot 700 hectare (48). Hierbij is aangenomen dat geluidshinder ook aan het gebruik van de huidige Maasvlakte restricties oplegt. 30

31 Hoofdstuk 3 Visie en probleemvaststelling Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B De containersector Bij de ramingen in de KBA is rekening gehouden met vraaguitval, die zal optreden door realisatie van containerterminals in Vlissingen en Amsterdam. De bandbreedtes die zowel volgen uit de diverse sectoranalyses als de kosten-batenanalyse laten zien dat de besluitvorming ten aanzien van de landaanwinning met veel onzekerheden is omgeven. Dit is in meer algemene zin een kenmerk van infrastructuur Problemen voor de kwaliteit van de leefomgeving Milieu Haven- en industriële activiteiten en het door deze activiteiten gegenereerde verkeer over weg, rail en water zijn de belangrijkste bronnen voor de milieuverontreiniging in Rijnmond. Zij leiden ook tot een groeiend ruimtebeslag. Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand projecten, die een lange terugverdientermijn Onder invloed van technologische ontwikke- Deelnota MER 750 ha natuuren kennen. lingen, inspanningen van bedrijven en het milieubeleid van de overheden zal de verontreiniging (verder) kunnen worden teruggedrongen. Een deel van deze milieuwinst zal echter teniet worden gedaan door de verwachte groei van productie, op- en overslag en mobiliteit en door een verdere intensivering binnen het bestaande havengebied. In sommige gevallen ontstaat een negatief saldo: de groei van 31

32 productie, op- en overslag en mobiliteit overtreft de effecten van technologie en beleid. Dit treedt met name op bij de milieu-aspecten: geluid: hinder door de industrie en het verkeer (weg) en het aantal woningen dat door geluid is belast; de emissie van broeikasgassen en NOx door de groei van het energiegebruik; luchtkwaliteit: de hinder van stank en stof en de concentratie van fijn stof in de woonomgeving. bied ervaren de oprukkende verstedelijking richting het landelijk gebied als bedreiging; er is een gebrek aan natuur en aan kwalitatief hoogwaardige recreatiegelegenheid dichtbij de stad. Ruimtelijke kwaliteit De ruimtedruk op het oostelijk deel van de haven zal in de autonome ontwikkeling toenemen. De transitie van verouderde haventerreinen naar stedelijk gebied is een proces dat reeds langer gaande is en zich in de toekomst zal voortzetten. Zonder aanvullende maatregelen blijven de emissiereducties achter bij de gestelde doelen. Daardoor zullen lokale milieuproblemen optreden, vooral op plaatsen waar het haven- en industriegebied direct grenst aan woon- en en en langs drukke verkeerswegen. Milieukwaliteitseisen zijn vastgelegd in nationale regelgeving. In het kader van ROM- Rijnmond zijn deze kwaliteitseisen nader ingevuld voor geluid, enkele luchtverontreinigende componenten en het energiegebruik. Natuur en recreatie In de huidige situatie hebben niet alle natuurgebieden in de regio voldoende omvang en kwaliteit om de erin voorkomende planten en dieren gezonde populaties te kunnen laten vormen. Ook ontbreekt een groot deel van de benodigde verbindingzones tussen bijvoorbeeld de groene terreinen in het havengebied en de natuurgebieden in de stad. Recreatieve voorzieningen hebben een gebrek aan kwaliteit als gevolg van de toename aan commerciële functies en het ontbreken van de aansluiting bij veranderende behoeften. In de autonome ontwikkeling staat de kwaliteit van natuur- en en onder druk door toenemende versnippering, verdroging en teruglopende biodiversiteit. De omwonenden van het haven- en industriege- Het intensieve ruimtegebruik en de bundeling van verschillende activiteiten die zich in de autonome ontwikkeling zullen voordoen, bieden ook kansen voor duurzame industrie, duurzaam transport en efficiënt ruimtegebruik, kansen om problemen met een nieuwe aanpak op te lossen en kansen voor nieuwe stedelijke gebieden. De kwaliteit van de leefomgeving is een steeds belangrijkere factor bij investeringsbeslissingen van zowel overheid als private partijen. Versterking van natuurwaarden en het wegnemen van milieuproblemen dragen bij aan een gunstig vestigingsklimaat voor bedrijven uit economische sectoren die toegevoegde waarde en werkgelegenheid opleveren. Sociaal-economisch staat de regio Rotterdam er minder goed voor. Met name Rotterdam-Zuid kent een hoge werkloosheid, een zwakke sociaal-economische structuur, een lage opleidingsgraad en een hoog aandeel allochtone bevolking. Sociaal-economische factoren en de kwaliteit van het woon- en leefklimaat voor (potentiële) werknemers zijn vestigingsplaatsfactoren die in belang toenemen in de zich snel ontwikkelende diensteneconomie (vooral diensten gerelateerd aan logistiek, chemie en handel). Rotterdam moet de concurrentie op stedelijke kwaliteit aankunnen. Dat vraagt 32

33 Hoofdstuk 3 Visie en probleemvaststelling Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren Samenvatting Hoofdrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B De oprukkende verstedelijking richting het landelijk gebied om een aantrekkelijke woonomgeving, een bijbehorend ideeën om het stedelijke gebied in de toekomst niveau van entertainment en cultuur en om natuur, rust en ruimte dichtbij huis. in westelijke richting verder uit te bouwen. 3.3 Probleemvaststelling Voor het verwezenlijken van de mainportambities In de Rotterdamse regio zijn binnen afzienbare termijn met het huidige beleid en zonder extra inspanningen geen oplossingen voor dit van het kabinet en van de ruimtelijke visie van de regio is het creëren van ruimte een belangrijke conditie. Indien extra inspanningen achterwege blijven ontstaat in de toekomst een tekort aan ruimte in het huidige haven- en industriegebied in Rijnmond voor de sectoren deepsea containers, de daarvan afgeleide distributie en de chemie. Bij het trekken van deze conclusie is nog nauwelijks rekening gehouden met: de ruimtebehoefte voor de overige industrie en nieuwe economische sectoren het verminderen van de mogelijkheden om havengebieden die in het grensgebied tussen stad en haven liggen ten volle te benutten; ruimtetekort te verwachten. Hoewel nu wellicht nog niet voor iedereen fysiek en/of visueel merkbaar, is het oplossen van het ruimtetekort in hoge mate urgent. Zeker ook gelet op de duur van de besluitvormingsprocedure van 6-9 jaar. Reeds nu leidt het ruimtetekort tot problemen bij de inrichting van het havengebied. Uitgangspunt van het kabinet is dat ook bij hoge economische groei ruimte dient te worden geboden aan de haven binnen de bestaande milieuwetgeving. Reeds in Op Koers (5) heeft het kabinet de voorlopige constatering gedaan, dat in het bestaand Rotterdams haven- en industriegebied in combinatie met de havens van Zuidwest- 33

34 Ruimte creëren voor de haven en de kwaliteit van de leefomgeving in de regio Rijnmond verbeteren Nederland de ruimtevraag niet kan worden opgelost. Met onderhavig besluit trekt het kabinet definitief deze conclusie, die wordt onderbouwd in hoofdstuk 8. De essentie van dit hoofdstuk is als volgt: In het bestaand haven- en industriegebied zijn met name voor de containersector nog maar beperkte mogelijkheden voor fysieke uitbreiding en voor intensivering op bestaande terreinen. Ook de terreinen in Zuidwest-Nederland (Moerdijk, Vlissingen en Terneuzen) bieden in samenhang hiermee onvoldoende mogelijkheden voor het oplossen van het ruimtetekort in de Rotterdamse haven op het gebied van containers. Wat betreft de groei van de chemie moet de groei van de reeds gevestigde chemie onderscheiden worden van vestiging van nieuwe grootschalige activiteiten. Voor de groei van de chemie kunnen de bestaande chemieclusters in Rotterdam, Terneuzen en Moerdijk voorzien in de geconstateerde ruimtebehoefte. In geval er een vraag is naar extra ruimte voor een nieuwe grootschalige chemievestiging in Rotterdam of nieuwe innovatieve industriële activiteiten, is daarvoor nu geen ruimte beschikbaar. Naar de aard van de bedrijvigheid in de distributiesector kan hiervoor ruimte worden gevonden in haven, stad of achterland. Slechts in uitzonderingsgevallen is vestiging van de distributie in de fysieke nabijheid van de terminals noodzakelijk, teneinde onnodige vervoerstromen te voorkomen. Een belangrijke opgave voor de mainportontwikkeling is het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving in Rijnmond. Een goede kwaliteit van de leefomgeving is niet alleen noodzakelijk om een aantrekkelijk woon-, werk- en leefmilieu voor de bevolking te verzekeren. Het is mede een wervende vestigingsfactor bij vestiging van bedrijven. Met name voor kennisintensieve bedrijven 34

35 Hoofdstuk 3 Visie en probleemvaststelling die niet noodzakelijk gebonden zijn aan het kerngebied Rotterdam is de kwaliteit van de leefomgeving een belangrijke onderscheidende vestigingsfactor. Een verbeterde leefomgeving draagt bij aan de uitstraling en het imago van Rotterdam als wereldstad en vestigingsplaats. Het kabinet constateert dat de kwaliteit van de leefomgeving thans achterblijft bij de ambities, zowel wat de milieukwaliteit betreft als op het gebied van natuur- en recreatiemogelijkheden. Milieu-effectrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Deelnota MER 750 ha natuuren Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand Samenvatting Hoofdrapport 35

36 4 Beleidskeuze Mainportontwikkeling Rotterdam 4.1 Hoofdlijnen van het beleidsvoornemen Uitgangspunt voor het beleidsvoornemen van het kabinet is de dubbele doelstelling voor het Project Mainportontwikkeling Rotterdam. In de Startnotitie (3) van het project geeft het kabinet daarover aan tot een besluit te willen komen over een integraal pakket van maatregelen dat: de positie van de mainport Rotterdam versterkt door het ruimtetekort voor haven- en industriële activiteiten dat in het Rotterdamse havengebied is gesignaleerd in Rijnmond en/of Zuidwest-Nederland op te lossen; de kwaliteit van de leefomgeving in Rijnmond verbetert door de mogelijkheden te benutten die het oplossen van het ruimtetekort biedt. Uit de dubbele doelstelling blijkt dat de maatregelen en projecten uit onderhavige PKB een deel van de problematiek van het Rijnmondgebied omvatten. Het samenwerkingsverband ROM-Rijnmond bestrijkt de volle breedte van de problematiek. De aanleiding voor het Project Mainportontwikkeling Rotterdam is een tekort aan ruimte voor de sector deepsea containers en voor een eventuele nieuwe grootschalige chemievestiging. Het kabinet stelt vast dat het huidige haven- en industriegebied van Rotterdam en/of Zuidwest-Nederland niet in deze ruimtebehoefte kan voorzien en acht een uitbreiding van het haven- en industriegebied door landaanwinning noodzakelijk. Het kabinet vindt het oplossen van het ruimtetekort door landaanwinning in het licht van de geformuleerde visie en ambities van groot openbaar dwingend belang. Het kabinet geeft invulling aan de dubbele doelstelling van het Project Mainportontwikkeling Rotterdam door het ruimtelijk mogelijk maken van drie deelprojecten: Bestaand ; Landaanwinning; 750 hectare natuur- en. Het deelproject Bestaand Rotterdams Gebied bevat een pakket van maatregelen die een efficiënte benutting van de ruimte en een verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving opleveren. Het deelproject Landaanwinning levert extra ruimte op voor haven en industrie. Bij juiste timing en gefaseerde aanleg zal de landaanwinning bij een bestendige hoge economische groei voor de Nederlandse economie een batig saldo laten zien (46). Dat wil zeggen dat het project dan rendabeler is dan een reële rente van vier procent. Op West-Europese schaal is dit batig saldo groter. Het kabinet is zich bewust 36

37 Hoofdstuk 4 Beleidskeuze Mainportontwikkeling Rotterdam van blijvende onzekerheden en heeft hier rekening mee gehouden bij haar besluit om deze PKB uit te brengen. Het kabinet verwacht dat Nederland met deze keuze, wat ruimte in de Rotterdamse haven betreft, zijn positie als mainport zal kunnen behouden. De kosten-batenanalyse voor landaanwinning geeft aan dat bij hoge groei en indien geluid een beperkende factor is in bestaand Rotterdams gebied, er gemiddeld genomen in 2007 met de landaanwinning moet zijn begonnen. Bij een realisatieperiode van vier jaar kan dan in 2011 het eerste schip aan de kade worden behandeld. Een en ander kan eerder of later zijn, afhankelijk van de marktomstandigheden. Wanneer geluid geen beperkende factor is, dan ligt het aanlegmoment drie jaar later. Uit de marktconsultatie (7) is gebleken dat partijen, die als eerste klant kunnen worden beschouwd, de eerste vraag naar ruimte ruim voor 2010 verwachten. In de rapportage van de werkgroep Moerman 2 (48) wordt uitgegaan van de start van de eerste fase van de landaanwinning in De benodigde tijd voor aanbesteding en bouw van een eerste fase is afhankelijk van het soort publiek-private samenwerking en de keuze voor de haveningang. Alle onderzochte varianten van het project 750 ha natuur en recreatie blijken een positief kosten-batensaldo te hebben (47). Hieraan kan de conclusie verbonden worden dat de 750 ha natuur en recreatie maatschappelijk gezien een gewenst project is. De subvarianten met getijdenwerking hebben in de KBA een positiever resultaat dan subvarianten zonder getijdenwerking. De risico s die verbonden zijn aan getijdenwerking, zijn echter nog niet geheel te overzien; ook lijkt er op dit moment geen maatschappelijk draagvlak te bestaan voor een dergelijke invulling van het project. Voorlopig wordt daarom een ontwikkeling richting getijdengebied niet in gang gezet. De KBA voor het project 750 ha natuur en recreatie is gebaseerd op gegevens uit het MER. De voorkeursvariant die in de PKB is opgenomen, wijkt af van de onderzochte varianten. De voorkeursvariant is een samenstelling van componenten uit diverse onderzochte varianten. Alles bijeen genomen zijn er voldoende gronden om de besluiten in deze PKB-plus nu vast te stellen, om tijdig ruimte te bieden voor de realisering van landaanwinning. Het vaststellen van onderhavige PKB-plus is daarbij voor de vragende marktpartijen een belangrijk strategisch signaal. Deze PKB-plus betreft een integraal en samenhangend besluit over de drie deelprojecten. Het kabinet vindt dat de drie deelprojecten integraal moeten worden gerealiseerd en wil de onderlinge samenhang van de projecten waarborgen door: Gelijktijdige besluitvorming over alle drie de deelprojecten in deze PKB-plus. Het prevaleren van de vestiging van bedrijven in het bestaand haven- en industriegebied boven vestiging op de landaanwinning. Eerst moet worden bezien of er voor de groeisectoren mogelijkheden in bestaand gebied zijn, voordat tot vestiging op de landaanwinning wordt overgegaan. Hieronder valt ook nadrukkelijk te bezien of terreinen waarop een optie bestaat niet in aanmerking komen voor vestiging. Overeenstemming over de financiering (die niet in deze PKB-plus wordt bepaald) van de drie deelprojecten. Op basis van de fysieke omvang, de geraamde kosten en de aard van het beschreven pakket met voorkeursopties voor compensatie is het kabinet van mening dat de compensatie niet in mindering wordt gebracht op de 750 hectare natuur- en. Als van dit voorkeurspakket wordt afgeweken, Planologische kernbeslissing Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Deel A Deel B Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren 37

38 Bestaand dan zal de samenhang opnieuw worden bezien. Wanneer aan deze onderlinge samenhang is voldaan, geldt voor elk van de deelprojecten een eigen realiseringstraject. Bij landaanwinning zal dit traject in belangrijke mate worden bepaald door een fasering, gebaseerd op de vraag uit en participatie door de markt. Voor het deelproject 750 hectare natuur- en zullen andere karakteristieken, zoals de grondverwerving, bepalend zijn. 4.2 Bestaand Het deelproject Bestaand Rotterdams Gebied richt zich op de havens van de gemeenten Rotterdam, Schiedam en Vlaardingen en hun invloed op de directe omgeving. Beslissing van wezenlijk belang: De projectactiviteiten in het bestaande havengebied moeten een impuls geven aan het oplossen van het ruimtetekort en aan het verbeteren van de milieukwaliteit, aan het aanbod en de kwaliteit van natuur- en en aan de ruimtelijke kwaliteit van de regio Rotterdam. Met de uit te voeren maatregelen en projecten worden de volgende effecten beoogd: Uitbreiding van de ruimte in het havengebied door intensivering en optimalisering van het ruimtegebruik. Hierdoor komt in de toekomst in de bestaande haven meer ruimte beschikbaar voor economische activiteiten en eventueel voor stedelijke functies op de randen van de stad en de haven. Vermindering van het toekomstig aantal door verkeers- en industrielawaai belaste woningen. 38

39 Hoofdstuk 4 Beleidskeuze Mainportontwikkeling Rotterdam Beperking van het aantal decibellen bij geluidsemissie van nieuwe bedrijven en van groeiende bestaande bedrijven. Vermindering van toekomstige lozingen van warmte en CO 2. Een gebiedsgerichte verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving voor het gebied rondom de haventerreinen. De voortgang en effecten van de Bestaand Rotterdam Gebied-projecten worden jaarlijks gevolgd en beoordeeld door het samenwerkingsverband ROM -Rijnmond Projecten voor intensivering en optimalisering van het ruimtegebruik Een betere benutting van de bestaande haven kan bereikt worden door dempingen, optimalisatie van de tankopslagcapaciteit en raffinageterreinen, stimulering van een hogere ruimteproductiviteit in de containersector en aanscherping van het uitgiftebeleid. Daarnaast vergroot de versnelde sanering van vervuilde bodems de gebruikswaarde van de grond in het bestaande haven- en industriegebied en kan de vrijkomende ruimte sneller hergebruikt worden. Hiervoor wordt een pakket met stimulerende maatregelen samengesteld. Een van de maatregelen is een bodemsaneringsfonds, waaruit de kosten van bodemsanering voorgefinancierd kunnen worden. Bij het intensiveren en optimaliseren van het ruimtegebruik vormen de wettelijke milieueisen en de huidige milieu-afspraken de belangrijkste randvoorwaarden. Een verdere benutting en gebruik van de ruimte in het bestaande haven- en industriegebied vergt nauwkeurig maatwerk. Uitgangspunt is dat bestaande havenactiviteiten worden geïntensiveerd zonder dat geluid- en risicocontouren worden overschreden. Hierbij kan het in clusters plaatsen van activiteiten worden gehandhaafd, waardoor ook op langere termijn een efficiënt ruimtegebruik plaatsvindt. De 200 hectare, die door intensivering kan vrijkomen (42), zal voor een beperkt deel gebruikt kunnen worden voor verschillende groeisectoren. Vestigingsmogelijkheden voor de sector deepsea containers zal het echter niet opleveren, omdat hiervoor grootschalige aaneengesloten terreinen nodig zijn en omdat milieu-afspraken de gebruiksmogelijkheden van vrijkomende terreinen beperken. Ook stedelijke activiteiten vragen in de toekomst ruimte. Het verdient de voorkeur deze verstedelijking zoveel mogelijk te laten aansluiten bij de bestaande stad, omdat hierdoor: het beslag op open ruimten elders - bijvoorbeeld het Groene Hart - kan worden beperkt; het draagvlak voor bestaande stedelijke voorzieningen (onderwijs, gezondheidszorg, winkels) wordt versterkt; er gunstige voorwaarden voor het gebruik van het openbaar vervoer ontstaan. Het oostelijke deel van de haven komt op termijn in aanmerking voor een functieverandering van havengebied naar stedelijk gebied. Dit is overigens een proces dat reeds lang gaande is in de Rotterdamse agglomeratie. Uiteraard moet er voor de, thans in het oostelijk havengebied aanwezige, havengerelateerde bedrijven elders ruimte beschikbaar te zijn. Bovendien moet door een zorgvuldig ruimtelijk ontwerp nieuwe probleemsituaties (hinder in woongebieden door havenactiviteiten) worden vermeden. Het project Toekomstvisie Waalhaven-Oost heeft als doel te onderzoeken in hoeverre op termijn (na 2020) de transformatie van het gebied Waalhaven-Oost tot een stedelijk gebied mogelijk is. In het gebied zijn kansen voor minder-milieubelastende en arbeidsintensieve Planologische kernbeslissing Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Deel A Deel B Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren 39

40 bedrijvigheid, waarmee de economische veerkracht in Rijnmond wordt versterkt. Tevens zal een dergelijke transformatie bijdragen aan een verbetering van het milieu (met name de geluidssituatie) in de aangrenzende, bestaande woonomgeving. Over Waalhaven-Oost is in de Vijfde nota ruimtelijke ordening (12) opgenomen: De Waalhaven-Oost biedt mogelijkheden voor binnenstedelijke functies en is daarmee een belangrijk project voor de transformatie van de regio. Het is van zodanige omvang en betekenis dat het de status krijgt van rijksproject. Wat wil zeggen dat dit project vanwege het strategische karakter door het rijk wordt gesteund Projecten voor een verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving Aanpak van geluidhinder van verkeer en bedrijven zal de overlast voor omwonenden verminderen. Een Kenniscentrum Geluid zal zich bezighouden met het reduceren van de geluidsproductie. Het Kenniscentrum Geluid bundelt daarvoor de aanwezige technische kennis over geluidreducerende maatregelen (bij industrie en transport) en verricht nader onderzoek naar de (technische) mogelijkheden voor het bevorderen van de stand der techniek. Het Kenniscentrum zal onderzoeken welke verdergaande maatregelen technisch mogelijk zijn, wat de huidige belemmeringen zijn en hoe deze kunnen worden opgelost. Het stimuleren van technologische ontwikkeling en nieuwe concepten ter vermindering van de geluidsproductie en het in beeld brengen van de effecten van de technische mogelijkheden behoort ook tot het takenpakket van het Kenniscentrum Geluid. De daadwerkelijke implementatie van dergelijke bronmaatregelen en nieuwe concepten heeft aanzienlijke (financiële) consequenties en zullen hierdoor, met name op de langere termijn, tot een afname van de geluidsproductie leiden. Uit onderzoek naar de beleving van de omgeving blijkt dat de bevolking naast industrielawaai de meeste hinder ervaart van het verkeerslawaai. Dit probleem staat grotendeels los van de mainportontwikkeling. De groei van de haven is niet de grootste oorzaak van verkeerslawaai, maar draagt er wel in zekere mate aan bij. In de regio loopt reeds een groot aantal projecten om de geluidhinder als gevolg van het verkeer te reduceren. Om deze projecten een extra impuls te geven, zijn in het deelproject Bestaand ook projecten voorzien op dit terrein. Het betreft maatregelen voor een geluidsreductie van de Calandspoorbrug, het selectief plaatsen van geluidschermen en het gericht toepassen van dubbellaags Zeer Open Asfaltbeton (ZOAB). In deel 3 van deze PKB zal ten aanzien van de te bereiken effecten een inspanningsverplichting worden geformuleerd. Naast deze activiteiten wordt een eerste stap gezet in een nieuwe richting om de bovenlocale milieukwaliteit te verbeteren door de stikstofoxide (NO x )- en kooldioxide (CO 2 )-uitstoot te reduceren. Het project Industriële ecologie heeft tot doel de huidige voorzieningen bij individuele bedrijven (o.a. de bestaande luchtkoeling) te vervangen door een energie-efficiënt multi-utilitycentrum met bijbehorende infrastructuur. Dit leidt tevens tot een vermindering van de geluidsbelasting. Het project moet resulteren in een voorstel voor een pilot. Overige projectactiviteiten die bijdragen aan de verbetering van de leefomgevingskwaliteit zijn: het realiseren van rivierparken bij Delfshaven, Tarwewijk, Oud-Charlois en Wielewaal, Heijplaat en Pernis; het groen inrichten van de landtong Rozenburg; het openen van het Oostvoornse Meer middels een doorbraak van de Brielse 40

41 Hoofdstuk 4 Beleidskeuze Mainportontwikkeling Rotterdam Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B De landtong Rozenburg Gatdam; er wordt een onderzoek ingesteld naar de wenselijkheid van deze activiteit; het verbeteren van de (toeristisch-recreatieve) bereikbaarheid door het ontwikkelen van veerverbindingen over de Nieuwe Waterweg. In een aantal gebieden in Rijnmond is sprake van een combinatie van knelpunten in de leefomgevingskwaliteit, die om een oplossing vragen. Gelet op de aard van de knelpunten kunnen deze niet via generiek (milieu)beleid worden opgelost. Zij vragen om een aanpak op maat : via een Modernisering Instrumentarium Geluidhinder (MIG) Afspraken over de uitvoering van projecten Het bovengenoemde uit te voeren pakket aan projectactiviteiten vormt een realistische set van maatregelen. De inspanning is er op gericht deze projecten uit te voeren. Het daadwerkelijk realiseren van de projecten is afhankelijk van randvoorwaarden, zoals financiering, de inpasbaarheid in andere ruimtelijke plannen (zoals bijv. woningbouwplannen in de buurt Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand gebiedsgerichte benadering. Dit houdt een defini- Deelnota MER 750 ha natuuren van de haven), de milieuwetgeving en het ëring in van de gewenste kwaliteit van de leefomgeving per gebied. Om de gewenste kwaliteiten ook daadwerkelijk te realiseren, zal per gebied een samenhangend pakket van maatregelen en uitvoeringsprojecten worden geformuleerd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van methoden en aanpakken als Stad en Milieu, maatschappelijk draagvlak. Tevens kunnen projectactiviteiten die voorgesteld worden afhankelijk zijn van de medewerking van zittende en nieuwe bedrijven, gepland zijn op het grondgebied van andere gemeenten of onder de bevoegdheid vallen van andere organisaties dan de gemeente Rotterdam. Milieu op z n Plek (voor de Haven) en 41

42 Voor de uitvoering van deze projecten is de gemeente Rotterdam eerstverantwoordelijk. ROM-Rijnmond treedt op als programmamanager ten behoeve van de coördinatie en medewerking van andere partijen en overheden, die bij de uitvoering zijn betrokken. Met het oog op de uitvoering van het BRG-pakket zal het samenwerkingsverband ROM-Rijnmond worden verlengd tot Partijen binnen ROM-Rijnmond streven naar een versterking van de programmadirectie met als doel te komen tot verbetering van het programma en tot een effectievere inzet van instrumenten en middelen om tot daadwerkelijke uitvoering van de projecten te komen. Daarnaast worden onder meer jaarlijks afspraken gemaakt over de bedragen die op de begroting van ROM-Rijnmond zullen worden opgenomen voor ROM-Rijnmond-projecten. ROM-Rijnmond geeft hiertoe gekwalificeerde adviezen aan de partners. De in hoofdstuk 3 gepresenteerde (ruimtelijke) visie vraagt om een uitwerking in de vorm van een breed gedragen ruimtelijke regionale strategie gericht op duurzaamheid op lange termijn. Deze zal binnen ROM-Rijnmond worden opgesteld. De projecten worden door het samenwerkingsverband ROM-Rijnmond gemonitord op voortgang en effecten. Indien, gezien het voorgaande, projecten niet of onvoldoende tot uitvoering kunnen komen dan wel niet (of onvoldoende) tot de beoogde effecten leiden, zullen vervangende projecten met dezelfde ambitie worden gedefinieerd. Formulering van nieuwe (alternatieve) projecten gebeurt in het kader van ROM-Rijnmond, deze alternatieve projecten kunnen eventueel buiten het PMRdomein liggen. De formulering van de alternatieve projecten gebeurt door de betrokken overheden, het bedrijfsleven (ondernemers en vakbeweging) en natuur- en milieu-organisaties. Met het oog op de opstelling van een optimaal totaalpakket van ROM-Rijnmond-activiteiten is de inspanning erop gericht om nog vóór de publikatie van deel 3 van de PKB-plus een evaluatie (incl. prioriteitstelling) plaats te laten vinden van het totale pakket (dus inclusief BRGprojecten) van ROM-Rijnmond-projecten. Ook hierbij zullen natuur- en milieu-organisaties en de vakbeweging, die thans geen deel uitmaken van ROM-Rijnmond, worden betrokken. Bij de genoemde evaluatie kan gebruik worden gemaakt van de 13 politieke afwegingscriteria uit Op Koers (5). De resultaten van de evaluatie zullen worden opgenomen in een herijkt convenant van de ROM-Rijnmond-partners. Er wordt naar gestreefd om ook de herijking vóór deel 3 gereed te hebben. 4.3 Landaanwinning Beslissingen Concrete beleidsbeslissing: Het beoogde resultaat van het deelproject Landaanwinning is een nieuw haven- en industrieterrein in de Noordzee van ten hoogste hectare netto uitgeefbaar haven- en industrieterrein, aansluitend op het bestaande havengebied (de Maasvlakte). Een landaanwinning ten behoeve van haven- en industrieterrein wordt mogelijk gemaakt in het gebied dat begrensd wordt door de Euro-Maasgeul in het noorden, de verlengde demarcatielijn in het zuiden en in het westen door de lijn zoals aangeduid op Figuur 4. 42

43 Hoofdstuk 4 Beleidskeuze Mainportontwikkeling Rotterdam De bruto oppervlakte van de landaanwinning beslaat ongeveer hectare. Dit is de totale areaal vermindering van het zeegebied als gevolg van de landaanwinning. Deze hectare bruto zijn opgebouwd uit: hectare haven- en industrieterrein; 750 hectare havenbekkens; 500 hectare zeewering; 250 hectare infrastructuur, wanneer 1,25 wordt gehanteerd als bruto/nettoverhouding voor het terreinoppervlak. Dit betekent dat voor iedere hectare uitgeefbaar terrein circa 0,25 hectare extra nodig is voor infrastructuur. Gezien de onzekerheden die gepaard gaan met infrastructuurprojecten die een lange terugverdientermijn kennen, acht het Kabinet een tussentijdse evaluatie wenselijk. Deze evaluatie vindt plaats na de aanleg van circa 500 ha of 10 jaar na het van kracht worden van deze PKB-plus conform de gebruikelijke herzieningsc.q. verlengingstermijn van de PKB-plus (zie hoofdstuk 2.1). In PKB deel 3 zal hiertoe een evaluatiekader worden opgenomen. Deze evaluatie zal worden benut om na te gaan of recht wordt gedaan aan de met de Planologische Kernbeslissing beoogde integraliteit en kwaliteit van de ontwikkeling van haven, stad en natuur. De evaluatie beoogt tussentijds te kunnen constateren: of de economie (bijvoorbeeld ten aanzien van de marktvraag naar deep-sea ruimte) en de omgeving (bijvoorbeeld met betrekking tot benutting bestaand gebied) zich ontwikkelen zoals in de PKB verondersteld; of de kwaliteit van de haven (bijvoorbeeld diversificatie van economische activiteiten) en van het omliggende stedelijke gebied (bijvoorbeeld realisering 750 ha nieuwe natuur) zich ontwikkelen zoals in de PKB beoogd; of de natuureffecten zich voordoen als voorzien en de mitigatie- en compensatiemaatregelen het beoogde effect sorteren. hoe de ruimtelijke economische ontwikkeling in Zuidwest-Nederland zich voltrekt. De tussentijdse evaluatie, het moment waarop en de vorm waarin deze plaatsvindt dienen geen juridische belemmeringen op te leveren voor het planologisch besluit (concrete beleidsbeslissing) in de PKB over de 1000 ha (netto). De uitkomst van de evaluatie kan worden gebruikt om na te gaan wat er eventueel extra moet gebeuren om de dubbele impuls van de PKB naderbij te brengen. Concrete beleidsbeslissing: De huidige demarcatielijn zal - conform het vigerend Streekplan Rijnmond - in west-zuidwestelijke richting worden verlengd (zie Figuur 4), hetgeen betekent dat in de Haringvlietmond direct ten zuiden van deze lijn geen landaanwinning voor een haven- en industrieterrein is toegestaan Randvoorwaarden Bij de voorbereiding van deze PKB-plus zijn als mogelijke voorbeelden twee referentie-ontwerpen gemaakt. Deze zijn behulpzaam bij het voorspellen van effecten van een landaanwinning. Deze ontwerpen dienen na nadere nautische toetsing als referentie voor de uiteindelijke ontwerpen. In het navolgende zijn randvoorwaarden geformuleerd, die ruimtelijk aan een landaanwinning worden gesteld. Daarnaast moet een landaanwinning bij daadwerkelijke aanleg uiteraard aan allerlei technisch-operationele eisen, bijvoorbeeld op het gebied van nautische veiligheid, voldoen. Deze eisen worden ten behoeve van de projectontwikkeling vastgelegd in een publiek programma van eisen (zie hierover hoofdstuk 7.3.2). Planologische kernbeslissing Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Deel A Deel B Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren 43

44 EUROGEUL M AASGEUL Noorderdam Hoek van Holland MOT - terrein Yangtzehaven Maasvlakte Europoort Slufter Oostvoornse Meer Brielse Meer demarcatielijn Oostvoorne Voorne Ouddorp Goeree Haringvliet Hellevoetsluis Figuur 4 Plangebied landaanwinning 44

45 Hoofdstuk 4 Beleidskeuze Mainportontwikkeling Rotterdam Beslissing van wezenlijk belang: De landaanwinning biedt ruimte aan deepsea verbonden activiteiten, zoals met name grootschalige container op- en overslag en deepsea gerelateerde distributieactiviteiten. Daarnaast biedt de landaanwinning eventueel ruimte voor grootschalige chemie. In die gevallen waarin rondom een grootschalige chemievestiging een industrieel ecologisch cluster kan worden bereikt, zal aan bedrijvigheid die tot dat cluster behoort, ook ruimte worden geboden. Beslissing van wezenlijk belang: Niettemin moet het mogelijk blijven dat onder bijzondere omstandigheden en op basis van een zorgvuldige afweging vestiging van andere dan de hiervoor genoemde activiteiten op de landaanwinning plaatsvindt. Dit kan het geval zijn wanneer er geen alternatieve locaties beschikbaar zijn of wanneer vestiging op de landaanwinning een belangrijke winst voor de kwaliteit van de leefomgeving elders oplevert, bijvoorbeeld bij grootschalige milieubelastende bedrijven. De uitgangspunten van het Kabinet zijn dat dit niet ten koste gaat van deep-seagebonden activiteiten en dat voor niet deep-seagebonden activiteiten de integrale kostprijs van vestiging op de landaanwinning in rekening wordt gebracht 3. Beslissing van wezenlijk belang: De landaanwinning wordt ingericht, geëxploiteerd en beheerd volgens de principes van een duurzaam bedrijventerrein. Aspecten die een rol spelen bij het principe van een duurzaam bedrijventerrein zijn: intensief ruimtegebruik, een zo groot mogelijk aandeel van schonere vervoerswijzen in de modal split, het beperken van de (interne) transportstromen, clustering van activiteiten, het toepassen van industriële ecologie, het zo efficiënt mogelijk omgaan met de benodigde energie en vestiging van het juiste bedrijf op de juiste plek. Bedrijven die zich op de landaanwinning vestigen, moeten voor wat hun energieverbruik betreft, voldoen aan de eisen die de Wet milieubeheer daaraan stelt. Aan die eisen is in ieder geval voldaan, wanneer een bedrijf is toegetreden tot het Convenant Benchmarking energie-efficiency of de meerjarenafspraak Energie-efficiency 2. Voor de landaanwinning dient op grond van de Wet geluidhinder bij de vaststelling van het bestemmingsplan een geluidzone te worden vastgesteld waarin maximaal toegestane geluidwaarden worden bepaald voor woongebieden en voor natuur- en. Er moet voldoende ruimte worden gereserveerd voor een goede aansluiting van de landaanwinning op de bestaande infrastructuur van de zeevaart, binnenvaart, spoor, weg en pijpleidingen. Doelstelling voor de landaanwinning ten aanzien van modal split is een daling van de belasting van het milieu per transport kilometer en het verbeteren van de bereikbaarheid gemeten als modal shift ten gunste van het vervoer met short sea shipping, pijpleiding, spoor en binnenvaart ten opzichte van de autonome ontwikkeling zonder landaanwinning. Andere vereisten op het gebied van transport zijn een heldere ruimtelijke structuur van de vaarwegen met een daarop toegesneden verkeersbegeleiding en snelle toegang voor de te verwachten diepstekende containerschepen. De landaanwinning zal zodanig ontworpen moeten worden dat een snelle afwikkeling van goederen per spoor mogelijk is. Daar waar aan de orde, krijgt vervoer per spoor of water voorrang boven wegvervoer. Planologische kernbeslissing Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Deel A Deel B Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren 3 Als het om een overheidsactiviteit zou gaan, komt dit tot uitdrukking op de overheidsbegroting. 45

46 Beslissing van wezenlijk belang: De negatieve milieu-effecten van het uiteindelijke ontwerp voortvloeiend uit het projectenspoor moeten kleiner zijn dan (of gelijk zijn aan) de milieueffecten van de referentie-ontwerpen, zoals geïnventariseerd in het MER. Beslissing van wezenlijk belang: Voor de toegang voor de zeevaart en de verbinding voor de binnenvaart naar het achterland wordt zodanig ruimte gereserveerd en zodanig maatregelen genomen dat de huidige veilige en vlotte afwikkeling van de scheepvaart voor de nieuwe havengebieden wordt geëvenaard. Beslissing van wezenlijk belang: Er dient te worden gestreefd naar maximale flexibiliteit van de uitvoering van de landaanwinning. Door fasering van de landaanwinning kan worden ingespeeld op de feitelijke ontwikkeling van de vraag naar terreinen. Gefaseerd aanleggen is een strategie om bewust om te gaan met onzekerheden. Het volgen van de feitelijke ontwikkeling voorkomt leegstand van terreinen en stelt aantasting van natuurwaarden zo lang mogelijk uit. Bij het uiteindelijke ontwerp moet een toekomstige uitbreiding technisch niet onmogelijk worden gemaakt. De vraag wanneer het ruimtetekort in het Rotterdamse haven- en industriegebied zich zal voordoen, is afhankelijk van diverse factoren. Het moment van aanleg is onder meer van deze factoren afhankelijk en nog onderwerp van nader onderzoek bij de uitwerking van het project Zandwinning Concrete beleidsbeslissing: Op Figuur 5 is het gebied aangegeven waar het voor de landaanwinning benodigde ophoogzand kan worden gewonnen. De zeewaartse begrenzing van het gebied voor zandwinning wordt gevormd door een straal van 30 km vanuit het midden van de zuidrand van de referentieontwerpen voor een landaanwinning. De landwaartse begrenzing wordt gevormd door de 2 km lijn zeewaarts van de doorgaande -20 m NAP dieptelijn. Bij het bepalen van de zandwinlocatie bij de uitwerking van het project zal aan de volgende aspecten extra aandacht worden besteed: delen van de zandwinlocatie kunnen, door aanwezigheid van onder andere belangrijke natuurwaarden, platforms, kabels en pijpleidingen en visserij, tijdelijk of permanent uitgesloten worden voor zandwinning; rekening zal worden gehouden met het voorkomen van beton- en metselzand, omdat het winnen van ophoogzand in de bovenste laag van de zeebodem het winnen van beton- en metselzand in de dieper gelegen lagen mogelijk kan maken. Als de aanwezigheid van beton- en metselzand wordt aangetoond, zal bij de locatiekeuze rekening gehouden moeten worden met het economische en ecologisch belang van de winning van beton- en metselzand op zee; bij de zandwinning zal rekening moeten worden gehouden met reeds verleende zandwinconcessies en andere doeleinden van zandwinning, zoals winning van zand ten behoeve van kustsuppleties en winning van ophoogzand. Voor de landaanwinning en het bouwrijp maken van het nieuwe haven- en industrieterrein zijn grote hoeveelheden zand nodig. 46

47 Hoofdstuk 4 Beleidskeuze Mainportontwikkeling Rotterdam Noordwijk Den Haag Rotterdam Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Goeree Voorne 0 10 km Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport zoekgebied zandwinning leidingstroken; zandwinning is hier niet toegestaan buffer van 2 km t.o.v. NAP -20m lijn (doorgaand) Figuur 5 Zoekgebied zandwinning Beslissing van wezenlijk belang: Voor grootschalige zandwinning (>10 miljoen m 3 ) is geen maximale ontgrondingsdiepte vastgesteld. Ten behoeve van de vergunningverlening wordt een uitvoerings-mer opgesteld, waarbij extra aandacht wordt besteed aan de mogelijkheid van 30 km van landaanwinning 12 mijlsgrens NAP -20m lijn (doorgaand) NAP -20m lijn (werkelijk) Verdieping, verlegging of verbreding van de vaargeulen naar het havengebied kan uit nautisch oogpunt noodzakelijk zijn. De gevolgen van de zandwinning (en de landaanwinning zelf) voor het ecosysteem en kustverdediging zullen beperkt moeten worden. Resterende sig- Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand combinatie met de winning van grof zand ten nificante effecten dienen door de initiatiefnemer behoeve van de bereiding van beton- en metselzand. Onderzocht wordt waar het grof zand zich binnen het gebied voor zandwinning bevindt. De ontgrondingsdiepte, de winlocaties en de uitvoeringstechniek voor de grootschalige zandwinning worden vastgesteld in de ontgrondingsvergunning. gecompenseerd te worden Mitigatie en compensatie Landaanwinning wordt ruimtelijk mogelijk gemaakt in een gebied, waar belangrijke natuurwaarden aanwezig zijn (de Voordelta). Deelnota MER 750 ha natuuren Het gebied is aangemeld als Habitatgebied, ligt in de nabijheid van een Vogelrichtlijngebied en 47

48 Kustontwikkeling maakt deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (zie hoofdstuk 5). Bij aanleg van een landaanwinning dient, als onderdeel van het afwegingskader van artikel 6 van de Habitatrichtlijn te worden aangetoond dat er sprake is van een dwingende reden van groot openbaar belang. Wanneer dit is aangetoond, dienen optredende significante negatieve effecten op beschermde natuurwaarden gemitigeerd te worden door de initiatiefnemer. De niet-mitigeerbare significante effecten dienen te worden gecompenseerd. De aanleg van een landaanwinning heeft, naast het ruimtebeslag en het bijbehorende directe verlies aan beschermde natuur in de Voordelta, mogelijk significante effecten op de duinen van Voorne en Goeree. Als gevolg van de zandwinning zal in ieder geval tijdelijk verstoring van zeenatuur optreden. Als onderdeel van de twee referentie-ontwerpen voor de landaanwinning, die om redenen van mitigatie een noordelijke ligging hebben gekregen, zijn de onderstaande mitigerende maatregelen in termen van randvoorwaarden geformuleerd. Beslissing van wezenlijk belang: Mitigerende maatregelen: mitigatie van de afname van de lengte ondiepe zeeoever door aanleg van minimaal overeenkomstige lengte zachte zeewering inclusief onderwateroever aan de landaanwinning; mitigatie van de mogelijke afname van de invloed van de zeedynamiek op de duinen bij Voorne en Goeree door niet toe te staan dat het operationele ontwerp voor de landaanwinning een groter negatief effect op de duinen heeft dan de referentieontwerpen. Dit zal middels een effectenstudie aangetoond moeten worden; mitigatie van de zandwinning door zand dat vrijkomt bij de verdieping, verlegging en verbreding van de vaargeul volledig te 48

49 Hoofdstuk 4 Beleidskeuze Mainportontwikkeling Rotterdam Den Haag 1 2 A Goeree B Voorne Rotterdam Planologische kernbeslissing Deel A Deel B 0 15 km COMPENSATIE ZEENATUUR COMPENSATIE DUINNATUUR A zoekgebied zeereservaat voor Haringvlietmond 1 duingebied voor Delflandse kust B Oostvoornse Meer 2 duingebied aan binnenzijde Delflandse kust 3 strandhaak Haringvlietmond 4 oostduinen Goeree 5 landbouwgebied de Enden op Goeree 6 duingebied op de 'Kop van de Brouwersdam' Figuur 6 Overzicht compensatiemaatregelen benutten. Bij zandwinning buiten de vaargeul zullen nieuwe wintechnieken worden getroffen moeten worden. Het gaat om de volgende effecten: ingezet, zodat vertroebeling van het zeemilieu zeenatuur: afname areaal met circa 2500 zoveel mogelijk wordt voorkomen en de zeenatuur zich kan herstellen. hectare. Dit effect kan mogelijk groter zijn (max ha.). Bepaalde delen van de onderwateroever van de landaanwinning Het operationele ontwerp voor de landaanwinning uit het projectenspoor zal binnen deze mitigerende randvoorwaarden moeten blijven. Bovendien zal voor het operationele ontwerp onverminderd van kracht blijven om binnen deze randvoorwaarden te streven naar zo mogelijk verdergaande mitigerende maatregelen. zullen mogelijk dusdanig frequent gesuppleerd moeten worden, dat deze delen weinig waarde hebben voor het mariene ecosysteem. Nader onderzoek zal hierover uitsluitsel geven. Indien het negatieve effect afwijkt van het berekende effect bij de 2500 ha dan zal de compensatieopgave in PKB deel 3 hierop worden afgestemd. Voorts is De voorgestelde mitigerende maatregelen kunnen niet voorkomen dat er significante effecten op beschermde natuurwaarden resteren, waarvoor compenserende maatregelen er sprake van verstoring door zandwinning ten behoeve van de aanleg (tijdelijk effect) en eventueel bij het onderhoud (permanent effect). In het kader van de procedure voor Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren 49

50 de ontgrondingsvergunning wordt hier verder aandacht aan geschonken. duinen: afname invloed zeedynamiek waardoor in de duinen en zeereep op Voorne en Goeree mogelijk een kwaliteitsverlies zal optreden. Op een oppervlakte tussen de 0 ha en 26 ha zal dit mogelijke kwaliteitsverlies kunnen resulteren in significante effecten, die gecompenseerd dienen te worden. Beslissing van wezenlijk belang: Conform de nationale en Europese regelgeving zullen de beschermde natuurwaarden, die significante negatieve effecten ondervinden van de aanleg van de landaanwinning en de zandwinning worden gecompenseerd. Het tijdstip van de daadwerkelijke compensatie zal gerelateerd zijn aan het tijdstip van de ingreep. In PKB-plus deel 1 is een aantal denkbare compensatieopties opgenomen. Een aantal van deze opties is aangereikt door de natuur- en milieuorganisaties. De compensatieopties zullen in de periode tot PKB-plus deel 3 nader onderzocht worden. Op basis hiervan wordt nagegaan of ze voldoen aan de nationale en Europese regelgeving. Dit onderzoek zal gebeuren door de deelprojecttrekker van de landaanwinning, de gemeente Rotterdam, in overleg met de relevante maatschappelijke actoren. Op basis van de onderzoeksresultaten zal het Kabinet een keuze maken voor het compensatiepakket. De maatregelen, die deel uitmaken van dit pakket worden in PKB-plus deel 3 als beleidskeuze aangegeven. Het kabinet heeft het voornemen om deze maatregelen ook als concrete beleidsbeslissing te benoemen. Gezien de periode die in het geding is voor de realisering van de landaanwinning en hieraan gekoppeld de compensatie, blijft het mogelijk dat op termijn op grond van nieuwe inzichten andere compensatiemaatregelen, die aan de regelgeving voldoen, in beeld komen en uiteindelijk gerealiseerd zullen worden. De compensatiemaatregelen, die uitgevoerd worden, zullen onderdeel uitmaken van het uiteindelijke ontwerp voor de landaanwinning. Het rijk zal de mogelijkheid bezien om de compensatiegebieden na realisering als natuurbeschermingswetgebieden aan te wijzen. Het verlies aan zeenatuur wordt door het kabinet bij voorkeur gecompenseerd middels het realiseren van een zeereservaat van circa ha voor de Haringvlietmond. In het zeereservaat worden specifieke activiteiten, die significante effecten hebben op mariene natuurwaarden verboden of beperkt. Hierdoor kunnen de overwinterings- en fourageerfunctie van de Voordelta voor de kustvogels worden versterkt en kunnen de ecosystemen zich meer ongestoord ontwikkelen. Het betreft extra maatregelen in het kader van de nationale en internationale regelgevingen op het gebied van de natuurbescherming. Bij de bepaling van de omvang van het zeereservaat is ervan uitgegaan dat per oppervlakte-eenheid reservaat een ecologische winst van circa 10% is te bereiken. Naast het zeereservaat zal in de periode tot PKB-plus deel 3 het openstellen van het Oostvoornse Meer (230 ha) als mogelijke compensatiemaatregel voor de zeenatuur worden bestudeerd. Het openstellen van het Oostvoornse Meer biedt andere natuurwaarden dan de natuurwaarden, die verloren gaan door de landaanwinning. Echter het openstellen zou een belangrijke kwaliteitsimpuls voor het ecosysteem van de Voordelta kunnen betekenen. Naar deze kwaliteitsimpuls zal nog een nader onderzoek gedaan worden. Voor de duinen is een tweetal voorkeursopties voor compensatie opgenomen. Hiernaast is een viertal andere opties in beeld. 50

51 Hoofdstuk 4 Beleidskeuze Mainportontwikkeling Rotterdam Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Natuurontwikkeling Om het negatieve effect op de duinen en zeereep te compenseren wordt een reservering gemaakt voor duinontwikkeling op de Kop van de Brouwersdam (100 ha) of duinontwikkeling aan de buitenzijde van de Delflandse kust (100 ha). Beide voorkeursopties worden gekoppeld aan beleid dat in ontwikkeling is in kader van respectievelijk landschapsvisie Brouwersdam en Hollandse kustvisie (kustveiligheid). De verwachte natuurkwaliteiten van de duinontwikkeling bij Brouwersdam en buitenzijde Delflandse landaanwinning. Compensatie van de tijdelijke effecten van de zandwinning wordt in de opzet van het zeereservaat meegenomen. Bij de uitwerking van de zandwinning zal de omvang van de permanente effecten bepaald worden. De mogelijke compensatieopgave, die samenhangt met deze permanente effecten, zal gekoppeld worden aan het zeereservaat. De realisatie van de duincompensatie is aan de orde op het moment dat de landaanwinning een dusdanige omvang krijgt, dat significante Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand kust komen overeen met de waarden, die op negatieve effecten (afname saltspray) op de Voorne en Goeree verloren kunnen gaan. Reservelocaties voor duincompensatie zijn landbouwgebied de Enden (9 ha), de binnenzijde van de huidige Delflandse kust (50 ha), maatregelen in de Oostduinen van Goeree en de ontwikkeling van een strandhaak in Haringvlietmond (100 ha). duinen worden verwacht. Om aan de Europese en nationale regelgeving te kunnen voldoen, zal mitigatie en compensatie van de daadwerkelijke optredende effecten op natuur moeten plaatsvinden. Om dit te kunnen vaststellen worden de effecten van landaanwinning en van het mitigatie- en com- Deelnota MER 750 ha natuuren Het tijdstip van realisatie van het zeereser- pensatieplan gemeten. Ten behoeve van dit vaat zal gerelateerd zijn aan realisatie van de meetprogramma zal een soort- en functiegerichte 51

52 Natura 2000 ecosysteembeschrijving worden opgesteld. Dit biedt een inzichtelijk beeld van de relevante variabelen en de effecten op de natuur en de compensatiedoelen, zodat op transparante wijze getoetst kan worden. Beslissing van wezenlijk belang: De deelprojecttrekker landaanwinning zal een monitoringsprogramma uitvoeren gericht op de compensatieplicht. Als uit het programma blijkt, dat er sprake is van afwijkende effecten ten opzichte van de huidige inzichten, dan zullen gedurende de aanleg van de landaanwinning de mitigatieen compensatiemaatregelen worden bijgesteld hectare natuur- en Inleiding Het kabinet wil een impuls geven aan de leefbaarheid van de Rotterdamse regio door het realiseren van een liefst zo veel mogelijk aaneengesloten natuur- en met een forse omvang, dat goed bereikbaar is vanuit de stad. De mogelijkheden om de bevolking van het stedelijk gebied rust, ruimte, natuur en groen te bieden zullen daarmee substantieel worden vergroot. Het natuur- en levert tevens een bijdrage aan de gewenste versterking van bestaande ecologische structuren in de Rotterdamse regio en kan wellicht op termijn ruimte bieden voor gebiedsspecifieke en op landelijke en internationale schaal bezien - unieke natuurwaarden gekoppeld aan de Delta. natuur- en recreatiestructuren, een belangrijke extra impuls aan de leefbaarheid in deze regio Zuidflank Rotterdam Aan de zuidflank van Rotterdam zal een groot aaneengesloten natuur- en op Midden IJsselmonde worden gesitueerd. Concrete beleidsbeslissing: In het gebied Midden-IJsselmonde wordt binnen de begrenzing die is aangegeven op Figuur 7a, een openbaar toegankelijk natuur- en gerealiseerd met een oppervlak van circa 600 hectare. Het gebied ten zuiden van de Essendijk gelegen zal de hoofdfunctie robuuste natte natuur met recreatief medegebruik krijgen. Het gebied gelegen tussen de Essendijk en de leidingenstraat zal de hoofdfunctie parkbos met natuurwaarden worden gegeven. Bij Parkbos kan enerzijds worden gedacht aan een natuurlijk bosbeeld, bestaande uit bospercelen afgewisseld met open plekken. Anderzijds kan door aansluiting bij bestaande cultuurhistorische elementen ook een karakter van bosachtig stadslandgoed worden nagestreefd. In alle gevallen zal er sprake zijn van tenminste 60% bos. In het parkbos wordt een divers recreatief programma ondergebracht. De 750 ha natuur- en worden verdeeld over IJsselmonde (circa 600 ha) en een drietal gebieden in de noordflank van Rotterdam (circa 150 ha). Het gebied op IJsselmonde geeft inhoud aan het streven naar een natuur- en met een forse omvang. De 150 ha in de noordflank geeft, als aanvulling op aldaar bestaande en geplande 52

53 Hoofdstuk 4 Beleidskeuze Mainportontwikkeling Rotterdam Rotterdam Pendrecht A 15 Rhoon Essendijk polder het buitenland van Rhoon Koedood zone Koedood Portland - Carnisselande Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Zegenpolder Rhoonse grienden Klein Profijt Molenpolder Portlandpolder Essen d Oude Maas ij k Carnisse grienden m Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport begrenzing conctrete beleidsbeslissing robuuste natte natuur met recreatief medegebruik parkbos met natuurwaarden natuur en recreatie bepalend, aan natuur en recreatie gerelateerde functies en stedelijke functies mogelijk golfbaan Oude Maas leidingenstraat groene verbinding Figuur 7a Plangebied Midden-IJsselmonde Het gebied zal getransformeerd worden van Beslissing van wezenlijk belang: In het een open agrarisch landschap tot een vrij toegankelijk recreatie- en natuurgebied. Bij de zoals dat op Figuur 7a met een arcering is aan- Noordwestelijke deel van Midden-IJsselmonde, transformatie van het totale gebied op Midden- geduid, is de ontwikkeling als recreatie- en IJsselmonde zullen de bestaande landschappelijke en cultuurhistorische elementen zo veel omgeving is als ondergeschikte ontwikkeling natuurgebied richtinggevend. In deze groene mogelijk behouden blijven. de vestiging van hoogwaardige stedelijke functies mogelijk. De nadere invulling van het gearceerde gebied en de besluitvorming hierover Bij de nadere uitwerking van de inrichting van Midden-IJsselmonde zal aandacht worden zullen in het kader van de herziening van het besteed aan de vraag of het toelaten van getijden in het thans binnendijks gelegen zuidelijke streekplan plaatsvinden. gedeelte in de toekomst tot de mogelijkheden Het betreft uitsluitend functies, die bijdragen behoort. aan de kwaliteit van het gebied en op een financiële wijze gerelateerd zijn aan de toekomstige natuur- en recreatiefuncties van Midden- Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren 53

54 IJsselmonde. De financiële koppeling kan zowel betrekking hebben op investeringen in de ontwikkeling van het natuur- en als een bijdrage leveren aan de instandhouding ervan. De hoogwaardige stedelijke functies betreffen bedrijfsvestigingen, woningbouw en horeca-aangelegenheden. De bedrijvigheid wordt beperkt tot ondernemingen, waarvoor de aanwezigheid van het natuur- en een belangrijke vestigingsconditie vormt, bijvoorbeeld kennisintensieve ondernemingen. Beslissing van wezenlijk belang: Het rijk dringt er bij de provincie op aan dat in het kader van de streekplanherziening wordt nagegaan of het mogelijk is om de bestaande golfbaan langs de Oude Maas binnen Midden- IJsselmonde te verplaatsen en tegelijkertijd uit te breiden. Hierbij zal ook nader onderzoek plaats vinden in hoeverre de huidige locatie van de golfbaan omgevormd kan worden tot een getijdengebied. Een groene relatie tussen de bestaande parken in Rotterdam en de aanwezige en nog te realiseren groenstructuur ten zuiden van de A15 inclusief Midden-IJsselmonde ontbreekt nu. Ook vormt de infrastructuurbundel A15/Betuwelijn een barrière voor de bereikbaarheid van Midden-IJsselmonde voor langzaam verkeer vanuit Rotterdam-Zuid. Beslissing van wezenlijk belang: Teneinde de barrière die gevormd wordt door de infrastructuurbundel zo veel mogelijk op te heffen zal voor langzaam verkeer en openbaar vervoer tussen Midden-IJsselmonde en het stedelijk gebied van Rotterdam-Zuid een groene verbinding worden gerealiseerd. De wijze, waarop dit wordt vormgegeven en landschappelijk wordt ingepast, is onderwerp van nadere studie. In dit onderzoek zal nagegaan worden op welke wijze de bereikbaarheid van het natuur- en op IJsselmonde gekoppeld kan worden aan andere initiatieven die samenhangen met ontwikkelingen rondom: de infrastructuurbundel A15, waarbij geldt dat de groene verbinding zodanig veilig dient te zijn dat het geen belemmering vormt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen; het realiseren van een samenhangende groenstructuur; de zuidflank van Rotterdam. Tezamen dient dit te leiden tot een integrale oplossing Noordflank Rotterdam In de noordflank van Rotterdam zal op een drietal locaties een deel van de 750 ha gesitueerd worden. De drie gebieden -Schiezone, Schiebroekse- en Zuidpolder- zijn enerzijds belangrijke, maar kwalitatief en kwantitatief nog onvoldoende sterke schakels in ecologische en recreatieve verbindingen. Anderzijds zijn deze gebieden belangrijk als groene buffers tussen de verstedelijkte gebieden in de noordflank. Concrete beleidsbeslissing: Zoals op Figuur 7b staat aangegeven zal in de Schiebroekse- en de Zuidpolder, een openbaar toegankelijk natuur- en met een oppervlakte van circa 100 hectare worden gerealiseerd. In de Schiezone wordt overeenkomstig Figuur 7b circa 50 hectare openbaar toegankelijk natuur- en gerealiseerd. Beslissing van wezenlijk belang: De Schiezone zal een inrichting krijgen als recreatief uitloopgebied en als recreatieve verbinding tussen het stedelijk gebied van Rotterdam en de Groenblauwe slinger. De Schiezone zal een dusdanige inrichting krijgen dat het karakter van deze landgoederenzone wordt versterkt. 54

55 Hoofdstuk 4 Beleidskeuze Mainportontwikkeling Rotterdam Ackerdijkse plassen Berkel en Rodenrijs Oude Lee A13 SCHIEZONE polder Schieveen ZUIDPOLDER EN SCHIEBROEKSE POLDER Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Rotterdam Schiebroek Oost-Abtspolder Delftsche Schie Rotterdam Overschie Airport Rotterdam Bergsche plassen m Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport begrenzing conctrete beleidsbeslissing natuur en recreatie Figuur 7b Plangebied Schiezone, Zuid- en Schiebroekse polder De bestaande waardevolle cultuurhistorische elementen zoals bijvoorbeeld de rand van sportvelden in die mate toegestaan, dat 100 ha ve voorzieningen, waaronder volkstuinen en de droogmakerij dienen gerespecteerd te worden. openbaar groen gerealiseerd kan worden Realisering Beslissing van wezenlijk belang: De Schiebroekse- en de Zuidpolder zullen worden De realisering van de 750 hectare natuur- en ingericht als recreatief uitloopgebied en als kent een dynamiek die wordt ecologische verbindingszone tussen de bepaald door de eigen karakteristieken van het Groenblauwe Slinger en het Rottemerengebied, project. De realisatiedynamiek van dit natuuren wordt onder meer bepaald waarbij de infrastructurele barrières die gevormd worden door de N470, de Hoge door het tempo van grondverwerving en de Snelheidslijn en de toekomstige railverbinding financieringsmogelijkheden. Gezien het belang, tussen Rotterdam en Zoetermeer zullen worden ingepast. van dit gebied, zullen alle bestuurlijke instru- dat gehecht wordt aan het tot stand brengen menten, die nodig zijn, ingezet worden om een De aanwezige bebouwingslinten en kaden voorspoedige ontwikkeling ervan te kunnen dienen bij de inrichting gerespecteerd te worden. In deze polders is vestiging van realiseren. recreatie- Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren 55

56

57 Ontwerp Planologische Kernbeslissing-plus Project Mainportontwikkeling Rotterdam Nota van Toelichting Deelnota MER Milieu-effectrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B 750 ha natuuren Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand Samenvatting Hoofdrapport 57

58 5 Kader voor afweging van het kabinetsvoornemen Deze PKB-plus bevat een integrale belangenafweging ten aanzien van de deelprojecten. Deze afweging is onder meer gebaseerd op milieu-effectrapportages en kosten-batenanalyses. De kosten-batenanalyses hebben betrekking op de deelprojecten Landaanwinning en 750 ha natuur- en. Er is een MER gemaakt voor maatregelen in bestaand Rotterdams gebied, 750 ha natuur- en en landaanwinning. De Vogel- en Habitatrichtlijn is bij de landaanwinning van toepassing en stelt speciale eisen aan de te maken afweging. Zowel het MER als de KBA leveren bouwstenen voor deze afweging. Hierna worden Vogel- en Habitatrichtlijn, de milieu-effectrapportages en de kosten-batenanalyses nader toegelicht. 5.1 Afwegingskader uit de Habitatrichtlijn Voor het deelproject Landaanwinning, dat onderdeel is van het beleidsvoornemen Mainportontwikkeling Rotterdam van het kabinet, is het afwegingskader van artikel 6 van de Europese Habitatrichtlijn van toepassing. De beoogde landaanwinning vormt een ingreep in een Habitatgebied en in de Ecologische Hoofdstructuur en in de nabijheid van een Vogelrichtlijngebied. Hierdoor ontstaat de kans op significante effecten op natuurlijke (prioritaire) kenmerken die onder de bescherming van de richtlijn vallen. Dit betekent dat een passende beoordeling in het kader van artikel 6.3 en 6.4 van de Habitatrichtlijn dient plaats te vinden met meeweging van de artikelen 6.1 en 6.2. Deze beoordeling in de zin van de Vogel- en Habitatrichtlijn komt grotendeels overeen met de afweging die nodig is in het kader van het Structuurschema Groene Ruimte (13). De afweging in het kader van het SGR zal daarom niet apart worden behandeld. De volgende stappen dienen te worden doorlopen en te worden gedocumenteerd om conform het afwegingskader van de Vogel- en Habitatrichtlijn te besluiten. I) Beschrijving van het project of plan. In de eerste stap moet het project worden beschreven aan de hand van de projectdoelstelling, de gevolgen die het project zou kunnen hebben voor de Vogel- of Habitatgebieden, en de termijn waarop die gevolgen zullen optreden. Stap I is terug te vinden in de hoofdstukken 6, 7 en 9. II) Het onderzoeken van de gevolgen van het project voor de beschermde natuurlijke kenmerken. Door middel van een effectrapportage moeten de significante gevolgen voor de natuurlijke kenmerken van het gebied worden beschreven. Met natuurlijke kenmerken worden de soorten bedoeld die vermeld zijn in de bijlagen van de Vogel- en Habitatrichtlijnen en de ecologische 58

59 Hoofdstuk 5 Kader voor afweging van het kabinetsvoornemen zie PKB+ deel 1 Hoofdstuk 6, 7 en 9 zie MER Hoofdrapport: H3.4 Deelnota Landaanwinning: H2, H3 stap 1 Beschrijving project / plan Landaanwinning zie PKB+ deel 1 Hoofdstuk 9 zie MER Hoofdrapport: H4.7 Deelnota Landaanwinning: H6 zie PKB+ deel 1 Hoofdstuk 8 en 9 zie MER Hoofdrapport: H3.4 Deelnota Landaanwinning: H2, H3 zie PKB+ deel 1 Hoofdstuk zie MER Hoofdrapport: H2.2 stap 2 stap 3 stap 4 Onderzoeken gevolgen project voor beschermde natuurlijke kenmerken Bepalen van de reële alternatieven met mitigatie en compensatie Aantonen van dringende reden van groot openbaar belang Planologische kernbeslissing Milieu-effectrapport Deel A Deel B Samenvatting Hoofdrapport vervolgstap na verschijnen van PKB deel 1 en MER stap 5 Figuur 8 Afwegingskader van artikel 6 van de Habitatrichtlijn functies die zij vervullen in het kader van het door de richtlijnen nagestreefde ecologisch netwerk Natura Of de effecten significant zijn, moet in dit stadium zo objectief mogelijk worden bepaald. Dit betekent dat de aantasting van de natuurlijke waarden moet worden afgewogen tegen de doelstellingen om het gebied in stand te houden. Voor landaanwinning betekent dit dat de gevolgen van aanleg en gebruik moeten worden afgezet tegen de doelstellingen voor het instandhouden van de duinen van Voorne en Goeree en van de Voordelta. Bij dit onderzoek is het voorzorgsbeginsel van bijzonder belang. Wanneer bepaalde effecten vermoed worden, Inwinnen advies Europese Commissie moet het risico dat deze zich voordoen in kaart worden gebracht en moet er gehandeld worden alsof deze effecten zich zullen voordoen. Stap II is terug te vinden in de milieu-effectrapportage Mainportontwikkeling Rotterdam, waaraan in onderhavige teksten op relevante plekken wordt gerefereerd. Een samenvatting hiervan is opgenomen in hoofdstuk 9. III) Het bepalen van alternatieven. In deze stap moeten de volgende vragen worden beantwoord: Zijn er alternatieve oplossingen mogelijk met minder schade? Een alternatieve oplossing is een alternatief dat aansluit bij de projectdoelstelling. Bij deze projectdoelstelling (als beschreven bij I) kunnen Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren 59

60 sociaal-economische overwegingen een rol spelen. Wanneer er meerdere alternatieve oplossingen zijn, moeten deze worden beoordeeld op zuiver ecologische aspecten. De ecologisch meest gunstige alternatieve oplossing moet dan worden gekozen. Bij de alternatieven moeten ook reeds mitigerende maatregelen en mogelijke compenserende maatregelen worden beschreven. Wanneer er slechts één reëel alternatief is, dat wel significante effecten heeft op de natuurlijke kenmerken, moeten verzachtende maatregelen (in SGR-termen mitigerende maatregelen) worden beschreven. Voor resterende effecten moeten compenserende maatregelen worden beschreven. Stap III komt aan de orde in hoofdstuk 8 en 9. IV) Het bepalen van de dwingende reden van groot openbaar belang. Wanneer bij de afweging in de vorige stap toch de voorkeur wordt gegeven aan een oplossing met significante effecten op natuurlijke kenmerken, moet daarvoor een groot openbaar dwingend belang worden aangegeven. Bij een groot openbaar belang gaat het om publieke doelstellingen op lange termijn. Het bevoegd gezag beoordeelt de dwingende reden van groot openbaar belang. De afweging van de dwingende reden van groot openbaar belang vindt plaats in hoofdstuk 9. V) Inwinnen van advies van de Europese Commissie indien er sprake is van effecten op prioritaire soorten; het informeren van de Europese Commissie indien het gaat om andere soorten dan gespecificeerd in de Vogel- of Habitatrichtlijn. Als er een vermoeden bestaat dat het project significante effecten heeft op prioritaire soorten of een prioritaire habitat moet de Europese Commissie advies worden gevraagd om te bepalen of de dwingende reden van groot openbaar belang voldoende is aangetoond, alvorens nationaal een besluit te nemen. Dit is bij een landaanwinning het geval, aangezien in een bepaalde fase wordt verwacht dat er effecten zijn op de prioritaire habitats open droog duin en zeereep. Het advies van de Europese Commissie is niet juridisch bindend. Bij afwijking dient dit wel in het nationale besluit vermeld te worden en kan de Commissie andere maatregelen nemen op basis van artikel 246 van het verdrag, die wel juridisch bindende gevolgen hebben. Indien geen effecten op prioritaire soorten of habitats verwacht worden, moet de Commissie geïnformeerd worden. Voor het inwinnen van het advies bij de Commissie en voor het informeren van de Commissie moet informatie over mitigerende en compenserende maatregelen beschikbaar zijn. 5.2 Reikwijdte van de milieu-effectrapportages Voor een aantal activiteiten in de PKB-plus moet de m.e.r.-procedure worden doorlopen. Het gaat hierbij om activiteiten in het kader van de deelprojecten Landaanwinning en 750 ha natuur- en. De activiteiten van het deelproject Bestaand zijn - met uitzondering van het openen van het Oostvoornse Meer - niet m.e.r.-plichtig. Deze activiteiten worden echter wel in het MER beschreven om inzicht te geven in de bijdrage van deze projecten aan de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving in en rond de haven. Voor de aanleg van een landaanwinning moeten grote hoeveelheden zand worden gewonnen. Voor het bepalen van de locatie en omvang van de zandwinning zal een aparte m.e.r.-procedure worden opgestart. Deze m.e.r. zal worden doorlopen voor het verlenen van een ontgrondingsvergunning. In het MER voor 60

61 Hoofdstuk 5 Kader voor afweging van het kabinetsvoornemen deze PKB-plus komt zandwinning echter ook aan bod. Het onderdeel zandwinning vormt de onderbouwing vanuit milieu-oogpunt voor de beslissing in de PKB-plus over het gebied waarbinnen de zandwinning zal moeten plaatsvinden. De initiatiefnemers van de m.e.r. zijn de bewindslieden van Verkeer en Waterstaat, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Economische Zaken en Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. De minister van Verkeer en Waterstaat is coördinerend projectminister. In de m.e.r.-procedure treedt het kabinet op als het bevoegd gezag. 5.3 Reikwijdte van de kosten-batenanalyses Voor landaanwinning en 750 ha natuur- en is een welvaartseconomische afweging gemaakt door middel van een maatschappelijke kosten-batenanalyse (KBA). Ontwikkelingen in het Bestaand Rotterdams Gebied zijn bij de KBA voor de landaanwinning betrokken voor zover deze van invloed zijn op de uitkomsten daarvan. Deze analyses zijn uitgevoerd door het Centraal Planbureau (CPB), NEI b.v. en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM). In een maatschappelijke KBA wordt de situatie met project vergeleken met de situatie zonder het project, om zo alle effecten die met het project zijn gemoeid in beeld te krijgen. Dit betreft effecten voor de exploitant(en), gebruikers en externe effecten, waaronder die op natuur en milieu. De uitgevoerde studies bevatten alle directe effecten van de projecten. Indirecte effecten, zoals bijvoorbeeld netwerkeffecten en regionale effecten, zijn buiten beschouwing gelaten. Voor de landaanwinning is deze vergelijking gemaakt bij drie economische groeiscenario s voor de lange termijn, de periode Daarbij zijn twee varianten uitgewerkt. Reden hiervoor is dat nog onduidelijk is in hoeverre geluidsproblemen van invloed zijn op de capaciteit in het huidige gebied. De eerste variant betreft een situatie waarbij een inschatting is gemaakt van de technische en operationele mogelijkheden om de bestaande ruimte verder te benutten, zonder dat de vastgestelde geluidsnormen effectieve beperkingen opleggen aan de gebruiksmogelijkheden in het westelijk havengebied. De tweede variant betreft een situatie waarbij is uitgegaan van een opgave van de gevolgen van geluidsrestricties uit het rapport Vervolgstappen BRG (42). Voor de 750 ha natuur en recreatie is volstaan met één scenario voor de tijdsperiode Het accent heeft erop gelegen om op basis van gegevens uit het MER de kosten en baten van de varianten voor 750 ha natuur- en te analyseren. De bandbreedtes in de KBA-resultaten voor de landaanwinning laten zien dat een besluit tot de aanleg van land met veel onzekerheden is omgeven. Dit is een gegeven voor infrastructuurprojecten met een lange terugverdientermijn. Deze onzekerheid wordt gereduceerd door de reeds beoogde fasering van een eventuele landaanwinning. 5.4 Relatie tussen MER en KBA Bij het opstellen van de KBA zijn de gegevens uit het MER voor de beschrijving en waardering van de externe effecten zoveel mogelijk als uitgangspunt genomen. Dit geldt zowel voor de KBA voor de landaanwinning als voor de KBA voor de 750 ha natuur en recreatie. De laatste heeft ook gebruik gemaakt van het MER om te bepalen wat de projectvarianten zijn en wat het potentiële gebruik daarvan zou kunnen zijn. In de KBA landaanwinning is Planologische kernbeslissing Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Deel A Deel B Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren 61

62 tevens rekening gehouden met het voor de landaanwinning opgestelde compensatie- en mitigatieplan. Externe effecten zijn onbedoelde en ongeprijsde welvaartsveranderingen door het project bij derden. Het betreft veelal effecten op natuur, landschap, milieu en veiligheid. Het één-op-één overnemen van de gegevens uit het MER in de KBA bleek met name voor de landaanwinning op specifieke punten niet mogelijk. Reden hiervoor is dat de KBA en het MER in hun opzet verschillende analyse-instrumenten zijn. De voornaamste punten van verschil die bij het project Landaanwinning tot uitdrukking komen zijn de volgende: het MER beschrijft de effecten van het project ten opzichte van een gekozen autonome ontwikkeling voor één steekjaar (2020), waarbij ervan wordt uitgegaan dat de landaanwinning maximaal (1.000 ha) is gevuld. Het MER volgt daarbij, conform de richtlijnen m.e.r. (10), vanuit het oogpunt van milieu en natuur een worst case -benadering. In de KBA worden de milieu- en natuureffecten van de landaanwinning beschreven bij drie economische groeiscenario s met ieder een bijbehorend nulalternatief. Dit gebeurt niet voor één steekjaar maar voor de periode (conform de richtlijnen voor de KBA). In de KBA wordt derhalve niet uitgegaan van een worst case voor één steekjaar (vanuit milieu-oogpunt), maar wordt van jaar tot jaar voor drie scenario s een schatting gemaakt van de invulling van de haven- en transportactiviteiten in de project- en nulvariant, ofwel de situatie met en zonder landaanwinning. Deze invullingen verschillen van de ontwikkeling van ha havenactiviteiten in het MER. De invullingen van de terreinen in de KBA vormen de basis van de inschatting van de externe projecteffecten in de KBA. Om toch zoveel mogelijk aan te sluiten bij het MER zijn waar mogelijk de milieukengetallen (bijvoorbeeld uitstoot per hectare chemie of per TEU containeroverslag) uit het MER gehanteerd. De KBA veronderstelt dat in de nulvariant van de landaanwinning - de situatie dus waarbij geen landaanwinning plaatsvindt - bepaalde projecten in bestaand Rotterdams gebied zullen worden gerealiseerd onder invloed van het feit dat het ruimtetekort niet via landaanwinning wordt opgelost. In de referentiesituatie van het MER worden de projecten in bestaand Rotterdams gebied niet tot de referentiesituatie gerekend. In het MER en de KBA voor de landaanwinning worden de externe effecten op een andere ruimtelijke schaal geanalyseerd. De KBA richt zich op nationale schaal, terwijl het MER zich op regionale schaal richt. Dit geldt niet voor de 750 ha natuur en recreatie, aangezien in de KBA voor dat project de schattingen van de externe effecten uit het MER zijn overgenomen. 62

63 Hoofdstuk 5 Kader voor afweging van het kabinetsvoornemen Deelnota MER 750 ha natuuren Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B 63

64 6 Probleemvaststelling In dit hoofdstuk komt eerst het ruimteprobleem in de haven aan de orde tegen de achtergrond van ontwikkelingen van economische sectoren. Vervolgens wordt ingegaan op de problemen met de kwaliteit van de leefomgeving. Tot slot vindt de probleemvaststelling plaats. 6.1 Ontwikkelingen van economische sectoren Het Project Mainportontwikkeling Rotterdam richt zich conform de projectbeslissing (1) primair op drie groeisectoren: deepsea containers, de hieraan gerelateerde distributie en chemie. Daarnaast moet bij de ontwikkeling van de vraag naar ruimte in de haven van Rotterdam ook rekening worden gehouden met krimpsectoren en andere, wellicht geheel nieuwe ruimtevragers. Hierna worden de belangrijkste, toekomstige ontwikkelingen per sector besproken die uit de diverse uitgevoerde (sector)studies naar voren komen. Daarbij is rekening gehouden met verschillende omgevingsscenario s voor de economische groei op de lange termijn Containers Op internationaal niveau heeft het deepsea containervervoer zich ontwikkeld tot een netwerk met een beperkt aantal knooppunten dat met een uitgebreid en fijnmazig net van verbindingen het achterland bedient. Een belangrijke ontwikkeling in de containersector op dit moment is een schaalvergroting van schepen, die ertoe leidt dat er minder havens worden aangedaan. In de toekomst zijn een nog verdere toename van het aantal TEU s per schip en een toename van de diepgang van de schepen denkbaar. Rotterdam is een centraal knooppunt in het Europese en intercontinentale netwerk van containerstromen en richt zich daarin vooral op de oost-west as richting Duitsland en Midden-Europa. Deze functie is met name gekoppeld aan activiteiten op de Maasvlakte. De kwaliteit van de haven wordt vooral bepaald door een hoog frequent netwerk van verbindingen van spoor, weg en binnenvaart en door de nabijheid van een volwaardig cluster van zakelijke dienstverlening. Concentratie van activiteiten is daarbij onontbeerlijk om voldoende massa te behouden. Mede door de aanhoudende economische groei is de containeroverslag de laatste jaren sterk gegroeid. Deze groei bepaalt in grote mate de ruimtelijke ontwikkeling van de haven, die vooral gericht is op het accommoderen van de gewenste groei en het herstructureren van bestaande activiteiten in de containersector. Ruimte voor uitbreiding en voor nieuwe vestigingen is nog in zeer beperkte mate beschikbaar in het bestaande havengebied van Rotterdam. Uit de verrichte studies blijkt dat de containersector verreweg de grootste ruimte- 64

65 Hoofdstuk 6 Probleemvaststelling Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren Samenvatting Hoofdrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Mede door de aanhoudende economische groei is de containeroverslag de laatste jaren sterk gegroeid ontwikkeling kent. Uitkomst van de marktconsultatie van het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (7) is eveneens dat de containersector behoefte heeft aan ruimte in de haven van Rotterdam, zowel voor uitbreiding van bestaande terminals als voor nieuwe terminals. Ruime kavels ( hectare), voldoende diepgang en goede achterlandverbindingen vormen daarbij belangrijke voorwaarden. In totaal gaat het op korte termijn mogelijk om enkele honderden hectaren die niet allemaal in het bestaand Rotterdams gebied aanwezig zijn. effect hebben en daarmee de hubfunctie op de langere termijn versterken. Bij distributie kan een onderscheid worden gemaakt tussen het groeperen, laden/lossen van lading in/uit een container en het opslaan en/of behandelen van goederen. De haven van Rotterdam speelt al een belangrijke rol bij het bundelen van overzeese exportstromen vanuit bijvoorbeeld Duitsland en Midden-Europa (oost-westas). Voor wat de import betreft is bij een verdere uitbouw van de distributiesector de aandacht vooral gericht op de werving van Europese distributiecentra Distributie van grote verladers, waar vaak activitei- ten plaatsvinden die waarde toevoegen aan de goederen. Bij de locatiekeuze hiervoor spelen De afhandeling en verwerking van de groeiende containerstromen vragen om voldoende vestigingsruimte voor de distributiesector. De ontwikkeling van distributieactiviteiten hangt grotendeels samen met de ontwikkeling van de containeroverslag. Verder is het belang van distributieactiviteiten dat zij een ladingbindend logistieke voordelen en de geografische positie ten opzichte van de afzetmarkt een doorslaggevende rol. Europese distributiecentra die veel van zee-zeetransport afhankelijk zijn, vestigen zich bij voorkeur direct nabij een terminal om onnodig transport te vermijden. De benodigde ruimte per bedrijf bedraagt ongeveer 10 hectare. 65

66 Distributie van goederen De ruimtevraag van het groeperen en laden/lossen van lading in/uit een container zal geen belangrijke verandering ondergaan, die van de opslag en/of behandeling van goederen wel, omdat de opslagintensiteit door technologische ontwikkelingen verder zal toenemen. Er is een toekomstige ruimtevraag voor distributieactiviteiten, deze is echter minder groot dan die van de sectoren containers, chemie en overige industrie Chemie van nieuwe bedrijven. De vraag van de chemiesector richt zich vooral op uitbreiding van bestaande, reeds in de Rotterdamse haven gevestigde bedrijven. De ruimtevraag van deze bedrijven kan door technologische vernieuwingen en gerichte samenwerking met andere bedrijven worden beperkt. Afzonderlijke productie-units hebben meestal kavels van ongeveer 5-10 hectare nodig. De verwachte vraag naar ruimte zal daarom vaak door interne herstructureringen op eigen terrein kunnen worden opgevangen. In de chemiesector is de ontwikkeling vooral gericht op fusies, schaalvergroting, consolidatie en vestiging van gelijksoortige en aanvullende bedrijfsactiviteiten in elkaars nabijheid ( co-siting ). Uit onderzoek (46) is gebleken dat de chemiesector na de containersector de grootste ruimtevrager is. Deze vraag kan worden verdeeld in ruimtevraag van bestaande chemiebedrijven en ruimtevraag Bij een verdere clustering van chemische bedrijven en een versterking van dit cluster zullen ontbrekende en/of nieuwe schakels aan de productieketen worden toegevoegd. Hiervoor is aanvullend ruimte nodig. Deze ruimte kan soms op interne locaties worden gevonden. Indien dit niet het geval is, is er ruimte benodigd in de directe nabijheid van de huidige vestigingsplaats. Op dit moment worden door 66

67 Hoofdstuk 6 Probleemvaststelling Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Chemie enkele chemische bedrijven op eigen terrein hectaren verhuurd voor co-siting. Voor eventuele nieuwe vestigingen oriënteren grote spelers op de wereldmarkt zich niet specifiek op Rotterdam. Zij beschouwen het totale chemische cluster van Antwerpen - Terneuzen/Moerdijk - Rotterdam als één van de mogelijke alternatieven. Voor nieuwe vestigingen, die geen binding hebben met bestaande clusters, wordt een locatie in de haven van Rotterdam het meest gunstig geacht, met name Overige economische ontwikkelingen Niet alle sectoren groeien echter, van enkele sectoren wordt verwacht dat de bestaande economische activiteiten in volume en ruimtebeslag afnemen. Daarbij kan gedacht worden aan raffinage en tankopslag. Voor de analyses van de hierboven en hiervoor beschreven sectoren is uitgegaan van de ontwikkeling van de bestaande bedrijvigheid bij verschillende omgevingsscenario s voor de economische groei op de lange termijn. Geheel Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand vanwege de daar aanwezige voorzieningen. nieuwe vormen van bedrijvigheid of geheel Belangrijke vestigingsplaatseisen voor een nieuw chemisch complex zijn: kavels van hectare, mogelijkheden voor co-siting en voor clustering binnen de sector. Voor deze grootschalige ontwikkelingen zijn in het bestaande havengebied thans geen kavels Deelnota MER 750 ha natuuren andere productiewijzen kunnen leiden tot meer en ander ruimtegebruik. Daarbij kan gedacht worden aan: de toenemende rol van Liquid Natural Gas (LNG) en waterstof bij (industriële) energievoorziening; meer beschikbaar. grootschalige kolenvergassing; een biomassa-terminal; 67

68 vernieuwing van productiemethoden in de chemie; DRI-productie (direct-reduced iron); ontwikkelingen op het gebied van hydrometallurgie; sterke mondiale groei van de recyclingindustrie; intensivering van de secundaire bouwstoffenindustrie (waste-to-products); nieuwe technieken van voorbehandeling van grondstoffen; ontwikkelingen in de off-shore industrie. Schaalvoordelen en zogenaamde economies of scope (mogelijkheden voor diversiteit en specialisatie) zijn van oudsher belangrijke stimulerende factoren voor de Rotterdamse haven. Bovendien vormen mondiale aanscherping van milieueisen en toenemende eisen aan de ruimtelijke inpassing van economische bedrijvigheid een voedingsbodem voor innovatieve technologieën en innovatieve industrieën op het gebied van energie, chemie, staalindustrie, metallurgie, recycling, secundaire bouwstoffen en grondstoffenvoorbehandeling. Deze sectoren kunnen in de Rotterdamse haven slim inspelen op de aanwezigheid van grote hoeveelheden grondstoffen, een goed ontsloten zeehaven en de wens om verantwoord met energie, grondstoffen en het milieu om te gaan. Bedoelde sectoren bieden de mogelijkheid om relatief meer toegevoegde waarde te genereren tegen een relatief geringere milieubelasting. Naast deze nieuwe technologieën zijn industrieel-ecologische clusters van bedrijven in opkomst, waarbij bedrijven elkaars reststoffen gebruiken als brandstof of grondstof. Deze bedrijvenclusters moeten in samenhang worden ontwikkeld, omdat de exploitatie van individuele onderdelen van een cluster minder rendabel is. Binnen de chemie is deze ontwikkeling reeds in gang gezet. Op korte termijn zijn daarnaast ferroclusters (recycling/metaal) en agroclusters (agrosector/biochemie) denkbaar. Deze voorbeelden zijn kennisintensieve vormen van bedrijvigheid, waarmee veel toegevoegde waarde te behalen valt. Ze zijn gericht op bevordering van de energie-efficiëntie, vermindering van grondstoffengebruik, optimalisering van de logistiek en het zoveel mogelijk hergebruiken van afval in de productieketen. De meeste van de gesignaleerde voorbeelden zijn industriële innovaties, waarbij nog geen inzicht is in de ruimtelijke consequenties. De bandbreedte voor het ruimtebeslag waaraan gedacht moet worden, bedraagt enkele honderden hectare bij een grootschalige toepassing (36). Daarentegen kan bij bestaande activiteiten de ontwikkeling van het ruimtebeslag geringer zijn. De onzekerheid over de werkelijke ontwikkeling is derhalve groot. 6.2 Het ruimteprobleem in de haven De confrontatie tussen de ontwikkeling van de vraag naar en het aanbod van ruimte in het Rotterdamse haven- en industriegebied geeft inzicht in het ruimteprobleem en het moment waarop behoefte ontstaat aan extra ruimte. Een aandachtspunt bij het bepalen van het moment waarop het ruimtetekort optreedt is dat ruim voordat de urgentie van het ruimtetekort fysiek voelbaar en zichtbaar wordt, zich al ruimtelijke knelpunten kunnen voordoen. Deze komen voort uit het feit dat naast de ruimte die daadwerkelijk voor activiteiten in gebruik is, ook ruimte benodigd is om economische groei op te vangen of als uitwijkmogelijkheid bij herstructurering van terreinen of gebieden. Naarmate de vrije ruimte afneemt is er steeds minder ruimte beschikbaar om verplaatsing van bedrijven binnen het havengebied mogelijk te maken. Hierdoor kan het dagelijks functioneren van de haven in de knel komen. 68

69 Hoofdstuk 6 Probleemvaststelling De omvang van het te verwachten ruimtetekort voor het Rotterdamse haven- en industriële complex in 2020 en daarna tot 2035 laat zich moeilijk met zekerheid ramen. Verschillen in de omgeving van ons land, zoals weergegeven in de door het CPB opgestelde lange termijnscenario s (38) geven verschillende beelden voor de ontwikkeling van de bevolking en de Nederlandse economie. De bandbreedte in de veronderstelde groei van de wereldhandel ligt tussen de 4 en 7,5%. Deze verschillen hebben repercussies voor de ramingen van de aan-, af- en doorvoer via de Rotterdamse haven. Naast deze verschillen in macro-economische ontwikkelingen leiden verschillen in veronderstellingen over de concurrentiepositie van de haven, te bereiken en/of gewenste ruimteproductiviteit, ruimte voor de stad, voor milieu, tot verschillen in ramingen van de ruimtebehoefte voor de haven en het ruimtetekort. De individuele vestigingsplaatskeuze van grote internationaal opererende bedrijven, met name in de chemie en de containersector kan op zichzelf weer van invloed zijn op de vraag naar ruimte, het ruimtegebruik en de momenten waarop de vragers zich melden. Dit alles leidt tot bandbreedtes in de cijfers uit de diverse analyses die zijn uitgevoerd. De in deze PKB vermelde cijfers met betrekking tot het ruimtetekort kennen derhalve grote onzekerheden, die niet door nader onderzoek verminderd kunnen worden. Bovenstaande leidt tot de volgende beelden voor het havengebied in 2020 en daarna: Bij lage economische groei kan worden volstaan met het huidige gebied van rond hectares; Bij bestendige hoge economische groei kan de vraag naar ruimte in het havengebied oplopen van hectares in 2020 (36) tot hectares in 2035 (46). Het te verwachten gebruik van de landaanwinning in 2020 is afhankelijk van de vestigingsvoorwaarden, de marktvraag en de vestigingsplaatskeuze van de bedrijven. Gegeven ook de marktconsultatie wordt verwacht dat rond 2020 verschillende containerterminals op de landaanwinning operationeel kunnen zijn en dat verschillende ondernemingen een optie op terreinen zullen willen hebben. De vraag naar terreinen op een landaanwinning voor deepsea gebonden bedrijven kan in 2020 bij hoge groei variëren van 350 ha (46) tot 700 ha (48). Hierbij is aangenomen dat geluidshinder aan het gebruik van de huidige Maasvlakte restricties oplegt. Vertaald naar een urgentie laten de diverse analyses eveneens een bandbreedte zien. Zo hebben het CPB c.s in de kosten-batenanalyse voor landaanwinning berekend dat bij een hoge economische groei, waar in deze PKB-plus van wordt uitgegaan, tussen 2007 en 2010 met de aanwinning van land moet worden begonnen, of zoveel eerder of later als de marktomstandigheden aangeven. Doorvertaald naar wanneer dan het eerste schip voor de kade van de landaanwinning (eerste call) wordt verwacht is dit 2011 (met een onzekerheidsmarge). Door de werkgroep Moerman 2 (48) wordt uitgegaan van de start van de eerste fase van de landaanwinning in Kijkend naar de marktconsultatie (7) kan worden geconcludeerd dat partijen die als mogelijke eerste klant worden beschouwd, hebben aangegeven ruim voor 2010 behoefte te hebben aan extra ruimte. De bandbreedtes in de vraagverwachtingen die zowel volgen uit de diverse sectoranalyses als de kosten-batenanalyse voor landaanwinning laten zien dat de besluitvorming met veel onzekerheden omgeven is. Dit is in meer algemene zin een kenmerk van infrastructuurprojecten die een lange terugverdientermijn kennen. Planologische kernbeslissing Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Deel A Deel B Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren 69

70 6.3 De kwaliteit van de leefomgeving Het Project Mainportontwikkeling Rotterdam richt zich voor wat betreft de leefomgeving in de regio Rijnmond op de fysieke leefomgeving. Het vraagstuk van de leefomgeving is gekoppeld aan ruimtelijke vraagstukken over inrichting en kwaliteit. Bij de kwaliteit van de leefomgeving speelt een drietal aspecten een rol: de milieukwaliteit, waarbij het gaat om het verminderen van het beslag op sleutelvoorraden en het terugdringen van emissies; ruimtelijke kwaliteit, waarbij het gaat om de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van ruimte; de beschikbaarheid en de kwaliteit van natuur- en en, uitgedrukt in het oppervlakte natuurgebied en de kwaliteit van ecosystemen. Voor elk van deze drie aspecten kan gekeken worden naar leefbaarheid (beleving) en duurzaamheid (instandhouding op lange termijn). Er is sprake van een verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving indien het saldo van wijzigingen in de hiervoor genoemde aspecten positief is. Om te kunnen bepalen of er sprake is van een verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving als gevolg van de uitgevoerde projecten is in het MER de situatie na uitvoering van het project vergeleken met de huidige situatie en met de referentiesituatie in gedaan door de verwachte groei van productie, op- en overslag en mobiliteit en door verdere intensivering van activiteiten binnen het bestaande havengebied. In sommige gevallen ontstaat een negatief saldo: de groei van bedrijvigheid overtreft de effecten van technologie en milieubeleid. Bij de verwachte ontwikkeling zijn enkele trends te signaleren die in samenhang leiden tot druk op het beschikbare areaal voor havenen industriële activiteiten: de afnemende acceptatie door de omgeving van hinder en overlast, waardoor de beleving negatief wordt beïnvloed; de 24-uurs economie (continu geluid, ook s nachts); intensivering van het gebruik van het bestaande haven- en industriegebied leidt tot meer milieubelasting op specifieke locaties. Milieukwaliteitseisen zijn vastgelegd in nationale regelgeving. In het kader van het samenwerkingsverband ROM-Rijnmond zijn deze kwaliteitseisen nader ingevuld als ROM- Rijnmonddoelen. Zo moet het aantal ernstig door geluid gehinderde woningen in 2010 fors gereduceerd zijn. In het Beleidsconvenant ROM-Rijnmond van 1998 (26) is een aantal projecten gedefinieerd om deze doelen te realiseren. Milieukwaliteit De havenactiviteiten, de vestigingen van zware industrie (raffinaderijen, op- en overslagbedrijven) en chemische complexen en het bijbehorende verkeer over weg, rail en water zijn de belangrijkste bronnen voor de milieuverontreiniging in Rijnmond. Onder invloed van technologische ontwikkelingen en het milieubeleid zullen deze verontreinigingen (verder) kunnen worden teruggedrongen. Daar staat tegenover dat een deel van deze milieuwinst teniet wordt Hieronder worden de huidige knelpunten op het gebied van milieu weergegeven: CO 2 -emissies nemen toe, terwijl een daling zou moeten worden ingezet; de depositie van verzurende stoffen (SO 2, NO x ) zit boven de richtwaarde en neemt maar zeer langzaam af; op het gebied van NO 2 en fijn stof vinden op verschillende plaatsen in Rijnmond overschrijdingen plaats; omdat naar verwachting de norm voor NO 2 en fijn stof zal worden 70

71 Hoofdstuk 6 Probleemvaststelling Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B De combinatie van functies in stedelijk gebied aangescherpt, zal dit knelpunt toenemen; het aantal door stank gehinderden ligt momenteel boven de doelstelling; de hinder van stank door verkeer neemt toe; het aantal door stof gehinderden ligt momenteel boven de doelstelling, maar neemt geleidelijk af; door de huidige maatregelen neemt het verkeerslawaai nauwelijks af; zonder aanvullende maatregelen worden de beoogde reductiedoelstellingen ten aanzien van railverkeerslawaai niet gehaald; Belangrijkste knelpunten voor de periode tot de eerste helft van de periode waarvoor deze PKB-plus geldt - zijn luchtkwaliteit en geluid. Om in de autonome ontwikkeling aan de milieunormen voor geluid te voldoen moeten bedrijven rekening houden met aanzienlijke gebruiksbeperkingen. Zolang aanvullende bronmaatregelen niet mogelijk zijn, beperkt dit de mogelijkheden voor intensivering van grondgebruik. Ruimtelijke kwaliteit Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand het aantal door geluid belaste woningen Ruimtelijke kwaliteit heeft betrekking op de Deelnota MER 750 ha natuuren daalt niet overeenkomstig de doelstelling van het Nationaal Milieubeleidsplan; bodemverontreiniging vormt mogelijk een belemmering voor flexibel grondgebruik; voor waterverontreiniging wordt voor de meeste stoffen niet voldaan aan de streefwaarde en voor een aantal niet aan de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van ruimte. Knelpunten zijn onder meer: de ruimtelijke samenhang tussen haven, stad en delta; bodemverontreiniging; te geringe flexibiliteit van het grondgebruik; grenswaarde. bereikbaarheid; 71

72 de strijd tussen functies op de grens van stedelijk gebied en havengebied. Op de grens tussen stad en haven is zowel voor woningen als voor droge bedrijventerreinen behoefte aan een kwaliteitsverbetering. In de Integrale verkenningen 2020 (37) van het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam is met het oog hierop rekening gehouden met een transformatie van ongeveer 40 hectare haventerrein. Een aantal verouderde terreinen zal op termijn mogelijk hun functie verliezen ten gunste van de stad. Natuur- en en Belangrijkste knelpunten bij natuur- en en zijn: dreigende verstarring van het Rijn- Maasestuarium; gebrek aan dynamiek van de duinkust; tekort aan recreatief aanbod nabij Rijnmond; ontsluiting van de kust. In de autonome ontwikkeling staat de kwaliteit van natuur- en en onder druk door onder meer toenemende versnippering, verdroging en teruglopende biodiversiteit. Dit verergert de onbalans die in de afgelopen decennia reeds is ontstaan tussen enerzijds de sterk groeiende stad en de sterk groeiende haven en anderzijds de ontwikkeling van natuur- en, die hierbij is achtergebleven, zoals wordt onderbouwd in de Ruimtelijke visie van de regio Rotterdam (35). Naast de haven en de stad hebben daarom ook de groene en blauwe elementen in Rijnmond behoefte aan een kwaliteitsimpuls. het behoud van de natuurwaarde van de gebieden, die behoren tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS); het ontwikkelen van groen binnen de stedelijke omgeving (stadsparken); de beschikbaarheid van middelen voor investeringen in natuur- en en; de landschappelijke effecten van de ontwikkeling van haven- en industriegebied. 6.4 Probleemvaststelling Gelet op bovenstaande informatie stelt het kabinet vast dat er sprake is van een probleem, zowel op het gebied van ruimte voor de Rotterdamse haven als op het gebied van de kwaliteit van de leefomgeving in Rijnmond. Het kabinet heeft de ambitie met deze Planologische Kernbeslissing-plus de ruimtelijke reserveringen en randvoorwaarden vast te stellen voor projecten die, passend binnen de doelstellingen van het Project Mainportontwikkeling Rotterdam, bijdragen aan het oplossen van dit probleem. Aandachtspunten voor een kwaliteitsverbetering zijn: de beschikbaarheid van voldoende areaal natuur- en ; de kwaliteit en de bereikbaarheid van de natuur- en en; 72

73 Hoofdstuk 6 Probleemvaststelling Deelnota MER 750 ha natuuren Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B 73

74 7 Doelstelling en werkwijze In dit hoofdstuk komen aan de orde: de doelstellingen ten aanzien van Mainportontwikkeling Rotterdam; de mijlpalen van het project; de partijen die bij het project betrokken zijn; en de aanpak langs twee sporen: de ruimtelijke ordening en de projectontwikkeling. 7.1 Doelstelling Project Mainportontwikkeling Rotterdam De dubbele doelstelling van het Project Mainportontwikkeling Rotterdam is in de Startnotitie PKB-plus/m.e.r. (1998, 3) geformuleerd als: komen tot een besluit over een integraal pakket van maatregelen dat: de positie van de mainport Rotterdam versterkt door het ruimtetekort voor havenen industriële activiteiten, dat in het Rotterdams havengebied is gesignaleerd in Rijnmond en/of Zuidwest-Nederland op te lossen; de kwaliteit van de leefomgeving in Rijnmond verbetert door mogelijkheden te benutten die het oplossen van het ruimtetekort biedt. Beide delen van deze dubbele doelstelling zijn nevengeschikt en onlosmakelijk met elkaar verbonden. De visie, waarop deze projectdoelstelling is gebaseerd, is verwoord in hoofdstuk Kader voor besluitvorming over Mainportontwikkeling Rotterdam Het kader voor besluitvorming over het Project Mainportontwikkeling Rotterdam wordt gevormd door het staand regeringsbeleid en de voorafgaande stappen in de besluitvorming over het project. Deze twee aspecten worden in de volgende twee subparagrafen behandeld Beleidskader In deze paragraaf wordt het nationaal beleidskader voor Mainportontwikkeling Rotterdam geschetst. Naast het nationale beleid is ook het internationale beleidskader en daaruit voortvloeiende wet- en regelgeving relevant. Dit wordt in hoofdstuk 11 behandeld. Natuurbescherming Met het Structuurschema Groene Ruimte (SGR, 13) wordt de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van Nederland beschermd. Tot de EHS behoren onder andere het Noordzeegebied en het duingebied (18). Bij een landaanwinning en zandwinning ter uitbreiding van de Rotterdamse haven, moet dus tevens aan de bepalingen van het SGR worden voldaan. Wanneer voldaan is aan de voorwaarden die de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn stelt aan ingrepen in beschermde natuur, is daarmee ook voldaan aan de bepalingen uit het SGR. De pro- 74

75 Hoofdstuk 7 Doelstelling en werkwijze cedure die voor de Europese richtlijn wordt doorlopen, zal daarom tevens voor het SGR gelden. Binnen de invloedssfeer van het studiegebied van PMR ligt een aantal beschermde natuurmonumenten, die aangewezen zijn onder de tot 1998 geldige Natuurbeschermingswet. Alle handelingen die schadelijk kunnen zijn voor de wezenlijke kenmerken en waarden van de aangewezen beschermde staatsnatuurmonumenten zijn vergunningplichtig. Daarnaast is aanwijzing van de volgende beschermde natuurmonumenten binnen de invloedssfeer van de landaanwinning in voorbereiding: de Voordelta, de duinen van Voorne en de duinen van Goeree. Voor beschermde natuurmonumenten die zijn aangewezen op basis van de (nieuwe) Natuurbeschermingswet van 1998 (19) geldt een vergunningplicht voor activiteiten binnen het aangewezen gebied. Voor activiteiten buiten een beschermd gebied is alleen een vergunning nodig als deze zijn benoemd in de limitatieve opsomming, die is opgenomen in het aanwijzingsbesluit. De aanwijzing van Voordelta en de duinen van Voorne en Goeree tot beschermde natuurmonumenten is inhoudelijk gekoppeld aan de besluitvorming over Mainportontwikkeling Rotterdam. Milieu Het nationale milieubeleid is vastgelegd in het derde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP 3, 17). Een van de zeven lijnen van het NMP3 is: Centraal stellen van de kwaliteit van de omgeving. Met deze beleidslijn wordt bedoeld: Het milieubeleid meer dan voorheen inbedden in een integraal omgevingsbeleid om zo het draagvlak voor en de betrokkenheid bij het milieubeleid te vergroten. Het streven naar een schoon milieu is een belangrijk onderdeel van het streven naar een leefbare omgeving. De mainportontwikkeling Rotterdam richt zich mede op de uitwerking van deze beleidslijn. Op uitvoeringsniveau is een van de centrale aspecten het doen van extra inspanningen, gericht op klimaatveranderingen (broeikasgassen) en verkeer (NOx en geluid). In het kader van Mainportontwikkeling Rotterdam kan aan de verbetering van deze aspecten een bijdrage worden geleverd. Ruimtelijke ordening In de Vijfde nota ruimtelijke ordening (12) zijn als ambities voor de Rotterdamse haven drie speerpunten opgenomen: versterking van de positie als internationaal handels- en industrieland; creëren van voorwaarden voor nieuwe kansrijke clusters; een duurzame ontwikkeling met blijvende aandacht voor de verbetering van de leefomgeving, in het bijzonder in het Rijnmondgebied. De hernieuwde beleidsstrategie, die hiervoor nodig is, wordt momenteel uitgewerkt in het kader van het Bestuurlijk Overleg Mainport Rotterdam (BOM). Voor de concrete besluitvorming over Mainportontwikkeling Rotterdam verwijst de nota naar de PKB-plus Mainportontwikkeling Rotterdam. Daarnaast wordt de Waalhaven-Oost aangemerkt als rijksproject, waar in de komende decennia een belangrijk stedelijk transformatieproces zal plaatsvinden. In de Tweede Voortgangsnota Zeehavenbeleid (11) is over de ruimtelijke ordening van havenontwikkelingen opgenomen: Het beleid ten aanzien van de zeehavens - en het internationale logistieke en industriële netwerk van transportassen en inlandterminals, waartoe zij behoren - is gericht op duurzame economische versterking, werkgelegenheid en toegevoegde waarde. De overheid toetst de mainportontwikkeling aan vastgestelde milieu- en veiligheidsgrenzen en aan gevolgen voor de ruimtelijke ontwikkelingen in de betreffende gebieden en gevolgen voor de hoofdtransportsystemen. Planologische kernbeslissing Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Deel A Deel B Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren 75

76 Daarbij weegt mee of met het oog op duurzame ontwikkeling in en rond lucht- en zeehavengebieden een kwaliteitsverbetering kan worden gerealiseerd. De financiële betrokkenheid van het rijk bij investeringen zal afhangen van het bredere maatschappelijk belang ervan. Verkeer en vervoer In het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan (NVVP, 14) wordt op het gebied van Mainportontwikkeling Rotterdam verwezen naar de Tweede Voortgangsnota Zeehavenbeleid en de notitie Het economisch belang van de mainport Rotterdam, bekend onder de naam Mainportnotitie (43). In de Tweede Voortgangsnota Zeehavenbeleid (11) heeft het kabinet als ambities geformuleerd: betere bereikbaarheid van de zeehavens en hun havenindustriële complexen, met name in de randstad; betere kwaliteit van de leefbaarheid in de zeehavenregio s; grotere commerciële slagkracht van de mainport Rotterdam, de haven van Amsterdam en de overige zeehavens; intensievere samenwerking binnen het goederenvervoernetwerk. Deze ambities dragen eraan bij dat de zeehavens, met de mainport Rotterdam als belangrijkste exponent, blijvend functioneren als schakel in internationale netwerken van productie en consumptie. In de Mainportnotitie Rotterdam zet het kabinet het belang van de mainport Rotterdam nader uiteen. Hier zijn de ambities voor de mainport Rotterdam geformuleerd als: versterk de positie van Nederland als internationaal haven- en industrieland door uit te gaan van de sterke punten van de Nederlandse economie. De mainport Rotterdam vormt daar een belangrijk onderdeel van; creëer de voorwaarden voor nieuwe, kansrijke clusters onder meer voortbouwend op bestaande clusters; kies voor een duurzame ontwikkeling en schenk blijvende aandacht aan de verbetering van de leefomgeving, in het bijzonder in het Rijnmondgebied. Deze ambities worden in de Mainportnotitie nader uitgewerkt. Als belangrijke aandachtspunten voor de mainportontwikkeling noemt het NVVP, gebaseerd op de Mainportnotitie, onder meer: voldoende ruimte voor bestaande en nieuwe activiteiten; minder ruimtegebruik door efficiëntere inrichting van havengebieden; bevordering van toegevoegde waarde en werkgelegenheid; bevordering van verdere verzelfstandiging van zeehavenbeheerders en stimulering van samenwerking van zeehavenbeheerders, zonder dat dit ten koste gaat van gezonde concurrentie tussen commerciële havenactiviteiten; verbetering van de bereikbaarheid van zeehavens over land en over zee, in het bijzonder in en om de mainport Rotterdam; versterking van het gebruik van intermodale vervoermogelijkheden in samenwerking met verladers en vervoerders; bevordering van de leefbaarheid in en om de zeehavenregio s; het voorkomen van oneerlijke concurrentie en marktverstoring op Europees niveau. Zandwinning De centrale beleidsdocumenten voor zandwinning op zee zijn het Structuurschema Oppervlakte Delfstoffen (SOD, 15) en het Regionaal Ontgrondingenplan Noordzee (RON, 16). In de reguliere herziening van het RON worden randvoorwaarden gesteld aan het gebied, waar zandwinning plaatsvindt. Een 76

77 Hoofdstuk 7 Doelstelling en werkwijze Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Gebruik van intermodale vervoermogelijkheden meer landwaartse zandwinning wordt niet toegestaan vanwege een negatief effect op de kustveiligheid. Daarnaast geldt er een voorkeur voor zandwinning door overdimensionering van de Euro- en Maasgeul in of buiten dit gebied. Bij het opstellen van de plannen voor het Project Mainportontwikkeling Rotterdam is hiermee rekening gehouden. Regionaal beleid Al vanaf de jaren zestig spannen verschillende overheden in Rijnmond zich in voor het ver- ste economische ontwikkeling van de mainport en verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving in de regio. Eén van de projecten en maatregelen van ROM-Rijnmond was de studie naar de mogelijkheden om de Maasvlakte uit te breiden. Daarnaast is in ROM-Rijnmondverband vastgesteld dat er in Rijnmond behoefte is aan hectare natuur. In 1998 is een geactualiseerd ROM-Rijnmondconvenant vastgesteld (26), waarbij bovenstaande elementen zijn gehandhaafd. Met het uitvoeren van een groot deel van de projecten is inmiddels een verbete- Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand beteren van de milieukwaliteit in dit gebied. ring van de milieusituatie bereikt. Dit geldt Deze inspanningen zijn sinds 1993 gebundeld in het project ROM-Rijnmond. In dit project, dat een dubbele doelstelling van milieu en economie nastreeft, zijn doelstellingen geformuleerd voor de leefkwaliteit in Voor het bereiken van deze doelstellingen zijn projecten en maatregelen opgesteld. In het Plan van Aanpak vooral voor de luchtkwaliteit, de kwaliteit van de rijkswateren en de waterbodem, de CO 2 -uitstoot en het verkeerslawaai. Stank, geluidhinder in de woonomgeving en CO 2 -uitstoot zijn nog aandachtspunten. Activiteiten gericht op het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving in Bestaand Rotterdams gebied die Deelnota MER 750 ha natuuren ROM-Rijnmond (1993, 26) is gekozen voor een voortvloeien uit deze PKB-plus integrale, evenwichtige aanpak van de gewen- Mainportontwikkeling Rotterdam, zijn aanvul- 77

78 lend op de activiteiten die in ROM- Rijnmondverband plaatsvinden. Het vigerende Streekplan Rijnmond (27) verwijst voor het beleid voor de mainportfunctie van Rotterdam naar het Plan van Aanpak ROM- Rijnmond. Op regionaal niveau is een aantal doelstellingen geformuleerd voor het natuurbeleid. Zo voorziet het regionale Groenstructuurplan van de stadsregio Rotterdam (28) in een uitbreiding van het natuur- en in de regio met tot ha. Dit regionale plan geeft aan dat bij een eventuele uitbreiding van de Maasvlakte de mogelijkheden voor een natuurlijke kustontwikkeling moeten worden benut door een mede daarop gerichte situering, dimensionering en vormgeving Mijlpalen Project Mainportontwikkeling Rotterdam Naast het beleidskader, dat de beleidsmatige contouren schept voor de mainportontwikkeling Rotterdam, is het voortraject van de onderhavige besluitvorming relevant. In een aantal opeenvolgende documenten is de inhoudelijke voortgang van het project beschreven. Deze documenten zijn te beschouwen als mijlpalen in de voorbereiding van de besluitvorming: bestaand havengebied als een eventuele uitbreiding - en de haven- en industrieterreinen in Moerdijk en Vlissingen en Terneuzen in aanmerking om aan de vraag naar ruimte te voldoen; uitbreiding van de Maasvlakte biedt een belangrijke kans voor de aanleg van 750 hectare natuur- en. De projectbeslissing Mainportontwikkeling Rotterdam (1) signaleert een toekomstig ruimtetekort voor de sectoren deepsea containers, de hieraan gerelateerde distributie en chemie. Het kabinet spreekt in de projectbeslissing het voornemen uit tijdig en op een kwalitatief goede manier in de hieruit voortvloeiende capaciteitsvraag te voorzien. De dubbele doelstelling, die eerder in ROM-Rijnmondverband is geformuleerd, wordt toegespitst op het ruimtetekort in de Rotterdamse haven en de hiermee samenhangende vraagstukken op het gebied van leefbaarheid. Gericht op deze dubbele doelstelling besluit het kabinet tot een vervolgprocedure in de vorm van een PKB-plus/m.e.r.-procedure. Hiervoor is het Project Mainportontwikkeling Rotterdam opgericht. De te onderzoeken oplossingsrichtingen voor dit project zijn het beter benutten van het bestaande Rotterdams havengebied, een landaanwinning ter uitbreiding van de Maasvlakte en het benutten van haven- en industriegebieden elders in Zuidwest- Nederland. In de Verkenning Ruimtetekort Mainport Rotterdam is in de periode het ruimtetekort in de Rotterdamse haven breed verkend. Over de omvang en de urgentie van het ruimtetekort liepen bij de verkenning de meningen uiteen. De conclusies van de verkenning waren: er is sprake van een zeker ruimtetekort, met hectare als indicatie voor de omvang van de benodigde extra ruimte; van de onderzochte havengebieden komen alleen het Rotterdamse havengebied - zowel In mei 1998 is de Startnotitie PKB-plus/m.e.r. Mainportontwikkeling Rotterdam (3) verschenen. In de startnotitie zijn als oplossingsrichtingen gedefinieerd: beter benutten van de bestaande haven- en industrieterreinen in het Rotterdamse havengebied; benutten van de bestaande en voorziene haven- en industrieterreinen in Zuidwest- Nederland (Vlissingen, Terneuzen en Moerdijk); 78

79 Hoofdstuk 7 Doelstelling en werkwijze Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren Samenvatting Hoofdrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Het zoekgebied voor 750 hectare natuur- en landaanwinning voor een nieuw haven- en mainportontwikkeling ruimtelijk afbakent industriegebied in de vorm van uitbreiding middels figuren en/of beschrijvingen van het van de Maasvlakte (inclusief de realisatie probleemgebied, het zoekgebied voor havenontwikkeling en het gebied, waar 750 hectare van 750 hectare natuur- en ). natuur- en dient plaats te vinden. De dubbele doelstelling van PMR, zoals vermeld in de startnotitie, is om te komen tot een integraal pakket van maatregelen dat: In het Studieproject Private Betrokkenheid de positie van de mainport Rotterdam versterkt door het ruimtetekort voor haven- en lijkheden onderzocht om gezamenlijk plannen zijn door publieke en private partijen de moge- industriële activiteiten dat in het op te stellen voor Mainportontwikkeling Rotterdamse havengebied is gesignaleerd, Rotterdam. Als oplossing is in het eindrapport in Rijnmond en/of in Zuidwest-Nederland op Samen aan Boord (4) het zogenaamde combinatiemodel gepresenteerd: een aanpak om te lossen; de kwaliteit van de leefomgeving in deelname door private partijen aan de planvorming te combineren met de PKB-plus-procedu- Rijnmond verbetert door de mogelijkheden te benutten, die het oplossen van het re die het project doorloopt. Op basis van dit ruimtetekort biedt; rapport is door het kabinet besloten om het Deze doelstelling geeft de reikwijdte aan van combinatiemodel te volgen. PMR bij het realiseren van een kwaliteitsimpuls voor economie en leefomgeving (2). De startnotitie heeft als belangrijke functie, dat het de ge naar de Tweede Kamer is gestuurd, geeft In Op Koers (5), dat als voortgangsrapporta- het 79

80 kabinet aan nog twee mogelijke oplossingsrichtingen voor het ruimtetekort te zien: betere benutting van het bestaande havengebied van Rotterdam en een landaanwinning ter uitbreiding van de huidige Maasvlakte. Bij de aanleg van de landaanwinning zal de vraag in de markt worden gevolgd. De natuurontwikkeling die het kabinet wil koppelen aan een landaanwinning, moet vanwege de beoogde kwaliteitsverbetering van de leefomgeving zoveel mogelijk plaatsvinden nabij het stedelijk gebied. Voor Zuidwest-Nederland concludeert het kabinet voorlopig dat deze regio geen alternatief is voor het oplossen van het ruimtetekort in de haven van Rotterdam. Dit geldt zowel voor de chemiesector als voor deepsea containers. Wel zal het gebied een belangrijke eigen plaats innemen in de mainport en zich als zodanig autonoom ontwikkelen. In Op Koers meldt het kabinet tevens bij het Project Mainportontwikkeling Rotterdam te streven naar samenwerking met private partijen. Binnen deze samenwerking is het doel om maximale private investeringen te verkrijgen bij het oplossen van het ruimtetekort. Per brief aan de Tweede Kamer (8) licht het kabinet op juli 2000 de verdere werkwijze en organisatie van het project toe. De organisatie wordt gescheiden in een ruimtelijke-ordeningsspoor en een projectontwikkelingsspoor. Deze scheiding wordt verder behandeld in paragraaf Het kabinet legde met de brief vast dat het combinatiemodel van publiek-private samenwerking is vervangen door een parallel model langs de twee genoemde sporen. Op 25 januari 2001 hebben de minister van Verkeer en Waterstaat en vertegenwoordigers van de bewindslieden van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Economische Zaken, Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en Financiën, alsmede regionale bestuurders procesafspraken ondertekend. In deze Procesafspraken-PMR (9) zijn rollen en verantwoordelijkheden, werkafspraken en inhoudelijke uitgangspunten voor de verschillende deelprojecten van PMR vastgelegd, voorzover nodig om met de voorbereiding van projecten voortgang te kunnen boeken. De nadruk ligt daarbij op afspraken over het proces dat doorlopen zal worden en op de taakverdeling tussen de PMR-partners. 7.3 Werkwijze Partners in het PMR-traject Bij het PMR-proces is een groot aantal partijen betrokken. Hierna wordt dit proces toegelicht. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar het formele besluitvormingstraject en het externe proces, waaraan een groot aantal organisaties intensief deelneemt. Het formele besluitvormingstraject De minister van Verkeer & Waterstaat treedt namens het kabinet op als projectminister. De projectminister coördineert het besluitvormingstraject en bewaakt de integraliteit. In overleg met de bewindslieden van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Economische Zaken en Financiën is de projectminister verantwoordelijk voor de voortgang van de besluitvorming over het Project Mainportontwikkeling Rotterdam en voor de diverse rapportages over de effecten van de besluitvorming. In het besluitvormingstraject wordt het kabinet zowel inhoudelijk als procesmatig ondersteund door verschillende organen: De Begeleidingscommissie PMR beoordeelt de aanpak en het verloop van het project, alsmede de betrokkenheid van maatschap- 80

81 Hoofdstuk 7 Doelstelling en werkwijze pelijke partijen en de communicatie tussen het rijk en andere overheden. De Adviesraad kosten-batenanalyses bij PMR beoordeelt de professionaliteit en de wetenschappelijke verantwoording van de aanpak, de werkwijze en de uiteindelijke resultaten van de kosten-batenanalyses. Deze analyses zijn voor het project opgesteld door het Centraal Planbureau B, in samenwerking met het RIVM en het NEI. Betrokkenheid van externe partijen bij de besluitvorming In het besluitvormingstraject over Mainportontwikkeling Rotterdam hebben naast rijksoverheidspartijen ook andere overheden en maatschappelijke organisaties geparticipeerd. Op cruciale momenten hebben deze partijen steeds een belangrijke bijdrage aan de besluitvorming geleverd via het Overleg Niet- Rijkspartijen (ONR) en het Topberaad. In het Overleg Niet-Rijkspartijen (ONR) participeren, onder onafhankelijk voorzitterschap van Commissaris van de Koningin van Groningen: de provincie Zuid-Holland, de gemeente Rotterdam, de stadsregio Rotterdam, VNO-NCW, FNV, de vereniging Nederland Distributieland (NDL), ANWB, de Vereniging Natuurmonumenten, de Stichting Natuur en Milieu, het samenwerkingsverband van natuur- en milieuorganisaties Consept en de Unie van Waterschappen. In het ONR zijn, voorafgaand aan mijlpalen in het besluitvormingsproces, adviezen aan het kabinet voorbereid. Het ONR heeft hiermee een belangrijke bijdrage geleverd aan de meningsvorming. In het Topberaad overlegt een kabinetsdelegatie, voorafgaand aan momenten van politieke besluitvorming, met ONR-deelnemers over het project. Dit heeft geleid tot een uitwisseling van inzichten, waardoor de uiteindelijk genomen besluiten zijn verrijkt Ruimtelijke-ordeningsspoor en projectontwikkelingsspoor Bij het voorbereiden van de besluitvorming over Mainportontwikkeling Rotterdam zijn twee sporen gevolgd: het ruimtelijke-ordeningsspoor voor het project als geheel; het projectontwikkelingsspoor voor de verschillende deelprojecten. Ruimtelijke-ordeningsspoor De ruimtelijke besluitvorming voor het project wordt geregeld door de rijksoverheid in de PKB-plus-procedure, waarvan onderhavig document deel uitmaakt. Hierin formuleert de rijksoverheid randvoorwaarden op het gebied van inpassing, milieu, leefbaarheid en economie, waarbinnen de projecten kunnen worden ontwikkeld, die het kabinet wenselijk acht. De randvoorwaarden bakenen het speelveld af, terwijl er voldoende ruimte blijft voor een creatieve inbreng van derden op projectniveau. Het gaat bij de ruimtelijke ordening nadrukkelijk niet om besluitvorming over de uitvoering van de projecten zelf, maar om het bepalen van de voorwaarden, waaronder het oplossen van het ruimtetekort en het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving in Rijnmond is toegestaan. De PKB-plus-procedure maakt de deelprojecten ruimtelijk mogelijk, die worden uitgewerkt in hoofdstuk 9. Projectontwikkelingsspoor: uitvoering van deelprojecten Het projectontwikkelingsspoor betreft het ontwerp, een eventuele aanbesteding en de uitvoering van drie deelprojecten om het ruimtetekort van de Rotterdamse haven op te lossen en de kwaliteit van de leefomgeving in Rijnmond te verbeteren. De verantwoordelijkheid voor het projectontwikkelingsspoor ligt bij publieke partijen, te weten: Planologische kernbeslissing Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Deel A Deel B Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren 81

82 bij de gemeente Rotterdam voor het deelproject Bestaand (BRG); bij de gemeente Rotterdam voor het deelproject Landaanwinning; bij de provincie Zuid-Holland voor het deelproject 750 hectare natuur- en. Bij de projectontwikkeling zoeken gemeente en provincie samenwerking met private partijen die risicodragend willen deelnemen. Voor elk van de drie deelprojecten Landaanwinning, 750 ha natuur- en en Bestaand wordt een PPVE opgesteld. De PPVE s hebben geen functie in het aanbestedingstraject van projecten. Een PPVE is geen bidbook voor aanbesteding. Belangrijke bouwstenen voor de verdere ontwikkeling van de projecten zijn de Publieke Programma s van Eisen (PPVE) voor de projecten. De PPVE s zijn de inhoudelijke afspraken over de projecten tussen de publieke PMR-partners: de leden van het Bestuurlijk Overleg Mainport Rotterdam. De PPVE s worden conform de Procesafspraken PMR (9) opgesteld door de projecttrekkers in overleg met de andere partners uit het BOM. Het BOM stelt de PPVE s vast. De PPVE s vormen de basis voor een te sluiten package-deal voor het gehele PMR-project. De PPVE s omvatten inhoudelijke afspraken over projecten voorzover die nog niet opgenomen zijn in de PKB-plus. Aan de besluiten uit de PKB-plus zijn de partners al gebonden op grond van de Wet op de ruimtelijke ordening c.a. In de PPVE s worden geen afspraken opgenomen die door andere wettelijke regelingen of vergunningen worden afgedekt. De PPVE s worden na het sluiten van de package-deal openbaar. De inhoudelijke afspraken in de PPVE s worden afgeleid uit het gewenste beleid van een of meerdere partners met betrekking tot de ontwikkeling van de projecten. De afspraken hebben betrekking op ontwerp (randvoorwaarden, zoals veiligheid), inrichting (milieu en ruimte, verkeer en vervoer), beheer, uitvoering/aanleg, gebruik (bereikbaarheid) etc. 82

83 Hoofdstuk 7 Doelstelling en werkwijze Deelnota MER 750 ha natuuren Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B 83

84 8 Alternatieven voor Mainportontwikkeling Rotterdam 8.1 Inleiding In hoofdstuk 6 is vastgesteld dat er sprake is van een ruimtetekort in de Rotterdamse haven en van een behoefte aan een betere kwaliteit van de leefomgeving in Rijnmond. Het is de doelstelling van het kabinet om met onderhavig besluit een bijdrage te leveren aan de oplossing van deze problemen. In paragraaf 8.2 worden de drie alternatieven behandeld die als oplossing voor het ruimtetekort zijn onderzocht: beter benutten van bestaande haven- en industrieterreinen in het Rotterdams havengebied; benutten van bestaande en voorziene haven- en industrieterreinen in Zuidwest- Nederland (Moerdijk, Vlissingen en Terneuzen); een landaanwinning voor een nieuw havenen industriegebied in de vorm van uitbreiding van de Maasvlakte. De belangrijkste vraag bij het onderzoek was in hoeverre het gesignaleerde ruimtetekort in zijn geheel kan worden opgelost in bestaand Rotterdams havengebied of in de havens van Zuidwest-Nederland, als alternatieven voor een landaanwinning. Hiermee wordt invulling gegeven aan stap 2 van de afweging uit artikel 6 van de Habitatrichtlijn. In paragraaf 8.3 komt de beoogde kwaliteitsverbetering van de leefomgeving in Rijnmond aan de orde. Hiervoor zijn twee mogelijkheden onderzocht: projecten in bestaand Rotterdams gebied om de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren; de aanleg van 750 hectare natuur- en. De belangrijkste vraag bij dit onderzoek was of en zo ja, op welke wijze en onder welke condities kan worden voldaan aan de doelstellingen op het gebied van de kwaliteit van de leefomgeving. 8.2 Alternatieven bij het oplossen van het ruimtetekort Mogelijkheden in bestaand Rotterdams gebied Inbreiden en intensiveren Het bestaand Rotterdams gebied omvat de haven- en industriegebieden van de gemeenten Rotterdam, Schiedam en Vlaardingen. Met een betere benutting van dit gebied kan een deel van de toekomstige ruimtevraag opgevangen worden. De ruimtelijke dynamiek van havenactiviteiten biedt daartoe aanknopingspunten. Bij deze dynamiek staat op hoofdlijnen een ruimtelijke structuur voor ogen van arbeidsintensieve activiteiten dichtbij de stedelijke gebieden. 84

85 Hoofdstuk 8 Alternatieven voor Mainportontwikkeling Rotterdam Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Opslag van goederen Verder van de stedelijke gebieden zullen de activiteiten steeds arbeidsextensiever zijn, maar veelal ook een grotere milieubelasting kennen. Globaal beschouwd is in het havengebied van oost naar west een ontwikkeling te zien van herstructurering (oostelijke havengebieden) via structuurversterking (o.a. chemie op de Vondelingenplaat en in het Botlek- en Europoortgebied) naar verdere ontwikkeling (containers op de (uitgebreide) Maasvlakte) van het havengebied. Clustering van elkaar verster- wikkelingen binnen het bestaande havengebied in te breiden en het ruimtegebruik te intensiveren (30). Uitbreiding landinwaarts van de haven- en industriegebieden in zuidelijke of noordelijke richting is daarbij bewust niet met enige diepgang in beschouwing genomen, omdat de haven dan direct tegen woongebieden aan zou komen te liggen. Gelet op de kwaliteit van de leefomgeving is dit zeer onwenselijk. De resultaten van het onderzoek leiden tot Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand kende activiteiten vormt hierbij de leidraad de conclusie dat de ruimtevraag niet volledig voor de totale ontwikkeling van het havengebied. Naast allerlei operationele en bedrijfseconomische voordelen biedt clustering tevens (beperkte) mogelijkheden voor het terugdringen van de milieuhinder. In het kader van Mainportontwikkeling kan worden opgevangen door inbreiding en intensivering van het bestaande havengebied. In diverse studies (30, 42) zijn mogelijke maatregelen in het bestaande Rotterdams gebied geconcretiseerd. Hieruit blijkt dat op korte termijn, bovenop de intensivering die het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam in Deelnota MER 750 ha natuuren Rotterdam zijn de mogelijkheden verkend om Verkenningen 2020 aangeeft, nog maximaal tegen de achtergrond van deze ruimtelijke ont- 200 hectare extra ruimte in het bestaande 85

86 Het Waal-/ Eemhavengebied havengebied kan worden gevonden, waarvan enkele tientallen hectaren door intensivering van de containersector. Door dempingen, herstructurering van olieopslagterreinen, intensivering van de krimpsector raffinage en enkele voorwaardenscheppende maatregelen zijn enkele extra locaties aan het havenareaal toe te voegen of terug te winnen. Deze extra locaties zijn kleinschalig en liggen veelal verspreid over het gehele bestaande havengebied. Aan essentiële vestigingsplaatseisen van met name de containersector (zeer ruime kavels van 60 tot 100 hectare en ligging aan diep vaarwater) kan met deze locaties niet worden voldaan. Naast inbreiden en intensiveren wordt conform de visie op de ontwikkeling van het havengebied een clustering van activiteiten nagestreefd. Wanneer bijvoorbeeld een terrein in het Europoortgebied door herstructurering weer beschikbaar komt, zal dat door zijn ligging binnen het chemiecomplex niet bestemd worden voor containers. Chemische bedrijven bevinden zich op dit moment vooral op de Vondelingenplaat en in de Botlek en de Europoort, in welke gebieden gezocht wordt naar een structuurversterking. Containers De op- en overslag van containers vindt momenteel hoofdzakelijk plaats in de Waal- /Eemhaven (met name shortsea) en op de Maasvlakte (met name deepsea). De Maasvlakte biedt op dit moment nagenoeg geen mogelijkheden meer voor de vestiging van nieuwe containerterminals. Hoewel de Maasvlakte op een aantal kleinere locaties nog redelijk leeg lijkt, zijn diverse terreinen in optie bij bedrijven uit de containersector en de chemie. De vraag naar grote locaties neemt snel toe. In mei 2000 is één van de laatste grote kavels verhuurd voor de vestiging van een 86

87 Hoofdstuk 8 Alternatieven voor Mainportontwikkeling Rotterdam Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Co-siting nieuwe containerterminal. Aan sommige bedrijven uit de containersector (ook in het Waal-/ Eemhavengebied) die zich willen vestigen op de Maasvlakte wordt daarom door het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam op dit moment al nee verkocht. Intensivering van de containersector, als mogelijkheid om de vraag naar ruimte te beperken, vindt op dit moment reeds plaats in het havengebied van Rotterdam. ICT-ontwikkelingen en nieuwe technieken kunnen in de toekomst een bijdrage leveren het totale havencluster in Rotterdam. Dit is nog eens bevestigd in de marktconsultatie en rondetafelgesprekken, waarin aan dit onderwerp aandacht is besteed (6, 7). Ook hebben zich bij de marktconsultatie nieuwe bedrijven gemeld, die interesse hebben voor investeringen in containeroverslag in de Rotterdamse haven. Omdat in de huidige situatie sprake is van een vraagmarkt, is deze voorkeur een bepalende factor voor de haalbaarheid van alternatieven voor de mainportontwikkeling. Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand aan een vergroting van de ruimteproductiviteit, De reden dat containerbedrijven en rederij- maar de volumegroei is naar verwachting groter dan de toename van de ruimteproductiviteit. In het Waal-/Eemhavengebied ondervinden containerbedrijven op dit moment al gebruiksbeperkingen (gericht op geluid), waardoor verdere intensivering niet voor de hand ligt. en, die zich richten op de grote internationale containerstromen, zich juist in Rotterdam willen ontwikkelen is dat Rotterdam niet alleen door de vestigingsfactoren een zeer gunstig gelegen haven is, maar daarnaast ook als spil opereert in een complex van logistieke en ICT-ontwikkelingen. Containers vormen een belangrijke Deelnota MER 750 ha natuuren Bestaande containerbedrijven in de exponent van deze ontwikkelingen. Verdere ont- Rotterdamse haven willen doorgroeien binnen wikkeling tot een vernieuwend intermodaal 87

88 knooppunt is dan ook het meest kansrijk in Rotterdam. Andere redenen voor de voorkeur voor Rotterdam zijn: het schaalvoordeel: de beschikbaarheid van voldoende goederenstromen om een frequent netwerk van verbindingen over de weg, per spoor of per binnenvaart te onderhouden; de mogelijkheden om te profiteren van de relatie met stedelijke ontwikkelingen, waaronder de aanwezigheid van een volwaardig cluster van (zakelijke) dienstverleners in het zuidelijke deel van de Randstad. Chemie Aan de ruimtevraag van de bestaande chemiesector kan op korte termijn worden voldaan in het bestaande Rotterdams gebied. Door clustering van chemiebedrijven en het bieden van mogelijkheden voor co-siting kan het ruimtegebruik van de sector worden geoptimaliseerd. Industriële ecologie kan bijdragen aan een verlaging van de milieudruk. Bij uitbreiding van de bedrijvigheid van de chemiesector binnen het bestaande gebied, vormen de milieugebruiksruimte en eisen aan de kwaliteit van de leefomgeving belangrijke factoren. Voor de middellange en lange termijn kan er bij uitbreiding van de chemie een knelpunt ontstaan. Door investeringen van bestaande bedrijven zal het Botlekgebied volledig benut raken en zal vrije ruimte op de Maasvlakte in gebruik worden genomen. Rotterdam, met mondiaal gezien een groot chemisch complex, scoort goed als vestigingsplaats voor nieuwe bedrijven. De vele ankerbedrijven, de (interne) pijpleidingen en de aanwezigheid van de haven maken het een interessante locatie. Daarnaast streven de locale bedrijven, samen met het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam, naar een betere toegankelijkheid tot ethyleen en propyleen. Momenteel zijn zij voor de aanlevering daarvan afhankelijk van Moerdijk. Daarom wordt het voor het cluster van groot belang gevonden om behalve een openbare ethyleenpijplijn, ook een (nafta)kraker binnen te halen. Dit zal een versterking van het bestaande cluster betekenen. Voor een nieuwe grootschalige chemische vestiging is er echter geen plaats in het bestaande havengebied van Rotterdam. Conclusie over bestaand Rotterdams gebied Aan de uitbreidingsvraag van de bestaande chemiesector kan op korte termijn worden voldaan in bestaand Rotterdams gebied: de groei van de bestaande bedrijvigheid kan door inbreidings- en intensiveringsmaatregelen worden opgelost. Bij de afweging van deze maatregelen zullen nadrukkelijk de milieugebruiksruimte en de kwaliteit van de leefomgeving worden meegenomen. Voor de eventuele vestiging van nieuwe grootschalige chemie biedt het bestaande haven- en industriegebied geen mogelijkheid. Daarvoor zal elders ruimte moeten worden gevonden. Het ruimtetekort in het bestaande Rotterdamse havengebied doet zich vooral voor in de containersector. Er zijn onvoldoende mogelijkheden om dit tekort binnen de bestaande ruimte op te lossen. De ruimtevraag van de containersector komt vooral van bedrijven, die reeds in de haven van Rotterdam zijn gevestigd en in hetzelfde gebied willen uitbreiden en investeren in nieuwe terminals. Voor de containersector is het ruimtetekort voor enkele bedrijven op dit moment al manifest. Met een voortgaande uitgifte van de laatste grote kavels op de Maasvlakte wordt op korte termijn ook voor andere reeds gevestigde containerbedrijven en nieuwe ruimtevragers het ruimtetekort zichtbaar. Extra intensiveringsmaatregelen leiden tot extra ruimte op korte en middellange termijn, maar dit zijn kleinschalige en verspreide locaties die voor de containersector nauwelijks bruikbaar zijn. Voor het ruimtetekort in zijn geheel biedt bestaand Rotterdams gebied geen oplossing. 88

89 Hoofdstuk 8 Alternatieven voor Mainportontwikkeling Rotterdam Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Moerdijk Mogelijkheden in Zuidwest-Nederland Met Zuidwest-Nederland worden de bestaande en voorziene haven- en industrieterreinen van Moerdijk, Vlissingen en Terneuzen bedoeld. Deze havens hebben elk hun eigen sterkte en zijn in hun regio belangrijke economische zwaartepunten. Daarnaast zijn ze aangesloten op de haven- en industrieterreinen van zowel Antwerpen als Rotterdam. Het kabinet wil de potentie van deze gebieden optimaal benutten en daarbij gebruik maken van de dynamiek systeem en aan het verplaatsen van activiteiten naar de havens van Zuidwest-Nederland. Per sector is voor deze locaties onderzocht in welke mate zij een alternatief vormen voor het oplossen van het ruimtetekort in het bestaande Rotterdamse haven- en industriegebied. Deepsea containers De havens van Terneuzen, Moerdijk en Vlissingen zijn onderzocht als alternatieve vestigingslocatie voor de activiteiten die in de Rotterdamse haven plaatsvinden op het gebied Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand in het gebied tussen Rotterdam en Antwerpen. van deepsea containers. Hierbij gaat het om Voor Zuidwest-Nederland is onderzocht in hoeverre het verwachte ruimtetekort in de haven van Rotterdam voor de sectoren deepsea containers, hieraan verbonden distributie en chemie geheel of gedeeltelijk in dit gebied kan worden opgelost. Hierbij moet worden gedacht goederenstromen die op continenten slechts enkele mainports aandoen. Moerdijk Het accommoderen van deepsea containers in Moerdijk (zowel in het bestaande gebied, Moerdijkse Hoek als Moerdijk-West) is vanwege Deelnota MER 750 ha natuuren aan het stimuleren van economische activitei- de te geringe waterdiepte niet kansrijk als alter- ten, het bevorderen van een adequaat logistiek natief voor Rotterdam. Het verdiepen van deze 89

90 havens stuit op een groot aantal obstakels, in de vorm van een vijftal verkeerstunnels (Botlektunnel, Metrotunnel RET, eerste en tweede Heinenoordtunnel, Kiltunnel) en drie leidingtunnels. Daarnaast kruisen twee tunnels voor de aan te leggen HSL-Zuid de vaarroute. Het aanpassen van deze kunstwerken is zeer kostbaar; de kosten worden voorlopig geschat op 2 tot 3 miljard gulden. Verdieping van de havens wordt daarom weinig realistisch geacht. Dit leidt tot de conclusie dat ook Moerdijk geen potentiële oplossing is voor het ruimtetekort van Rotterdam op het gebied van deepsea containers. Terneuzen Uit onderzoek blijkt dat de haven van Terneuzen nautisch minder geschikt is voor de overslag van deepsea containers. Terneuzen ligt verder van zee en is slechter bereikbaar dan bijvoorbeeld Vlissingen als gevolg van de geringere waterdiepte en de gebondenheid aan getijden. Dit blijft ook na de huidige verdieping van de Westerschelde het geval. Voor de vereiste bereikbaarheid zou een aanvullende verdieping van de Westerschelde nodig zijn. Daarnaast zijn de achterlandontsluitingen via weg en spoor in Terneuzen slechter dan in Vlissingen. Tenslotte is er ook onvoldoende ruimte met ligging aan open water beschikbaar en ontbreekt de logistieke dienstverlening. Dit leidt tot de conclusie dat Terneuzen geen potentiële oplossing is voor het ruimtetekort van Rotterdam op het gebied van deepsea containers. Vlissingen In Vlissingen is voor het oplossen van het ruimtetekort van Rotterdam op het gebied van deepsea containers voornamelijk gekeken naar mogelijkheden in de haven van Vlissingen-Oost. Overslag van containers in Vlissingen is op dit moment beperkt, maar er liggen ontwikkelingskansen voor deze sector. Aan het benutten van deze kansen wordt momenteel reeds gewerkt. Uit het onderzoek blijkt dat in de haven van Vlissingen op relatief korte termijn (1 jaar) en tegen relatief lage kosten één kavel van 135 hectare (Quarlesterminal) fysiek geschikt kan worden gemaakt om deepsea containers te accommoderen. Kenmerken zoals nautische toegankelijkheid, een goede geografische positie, beschikbare ruimte en (grotendeels congestievrije) achterlandverbindingen zijn aanwezig of kunnen relatief eenvoudig worden verkregen. Daarnaast kan - tegen relatief lage kosten - door middel van een havenuitbreiding en een beperkte landaanwinning, op korte termijn (twee jaar proceduretijd en twee jaar aanlegtijd) een cluster van ruim 210 hectare worden ontwikkeld, bestaande uit twee kavels van respectievelijk 60 hectare (Nieuwlandterminal) en 150 hectare (Westerscheldeterminal). In Zuidwest- Nederland kunnen dus op relatief korte termijn in totaal ongeveer 350 hectare worden ontwikkeld voor de vestiging van containerterminals. Kenmerken zoals nautische toegankelijkheid, een goede geografische positionering, beschikbare ruimte en goede achterlandverbindingen over de weg zijn hier aanwezig. Er zijn goede mogelijkheden voor de aanleg van nieuwe terminals, terwijl bestaande terminals zonder grote problemen geschikt te maken zijn voor schepen met een diepgang van 13 meter. Dit betekent dat de schepen met de grootste diepgang hier niet kunnen komen, maar marktpartijen hebben desalniettemin reeds aangegeven geïnteresseerd te zijn in een Westerscheldeterminal. Deze optie wordt nu uitgewerkt. Uit de sectorstudie voor deepsea containers (36) blijkt dat de rederijen, die zich met name richten op de grote intercontinentale containerstromen, Vlissingen niet zien als alternatief voor 90

91 Hoofdstuk 8 Alternatieven voor Mainportontwikkeling Rotterdam Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Deepsea containers Rotterdam. Naast de argumenten die zij hebben voor Rotterdam, spelen de kwaliteit van de achterlandverbindingen (met name spoor en binnenvaart), de efficiency van grote vervoerstromen en de kwaliteit van de dienstverlening een belangrijke rol. Voor de opvang van bepaalde niches uit de containermarkt (met name shortsea) biedt Vlissingen echter wel kansen. Op de genoemde sectorstudie heeft het Centraal Planbureau (CPB) een contra-expertise (39) verricht. Deze bevestigt de conclusies van de sectorstudie naar containers (36). gen van Rotterdam. Dit standpunt is onderschreven door de provincie Zeeland. De kansen voor Vlissingen liggen vooral op de relatief kleinschalige containerstromen en op het transport op de noord-zuidas (Nederland- België-Frankrijk). De tunnel onder de Westerschelde wordt een belangrijke schakel, omdat deze mogelijkheden biedt voor een snelle verbinding met het Belgische en Noord- Franse achterland. Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand De autonome ontwikkeling van Vlissingen Partijen zien mogelijkheden om de potenties van de Vlissingse haven in een aantal segmenten van de deepsea containersector gezamenlijk te ontwikkelen. Dit moet worden gezien als het stimuleren van een autonome ontwikkeling die de concurrentiepositie van Nederland in de containersector zal versterken. Vlissingen is in en meer in het algemeen van het Scheldegebied acht het kabinet van groot belang. Het stimuleren daarvan is echter geen potentiële oplossing voor het ruimtetekort van Rotterdam. Daarom maakt het geen onderdeel uit van onderhavige besluitvorming en zal Vlissingen-Oost als mogelijke locatie voor het Deelnota MER 750 ha natuuren dat geval echter geen alternatief voor de accommoderen van deepsea containers in de bestaande activiteiten en beoogde ontwikkelin- verdere procedure niet worden meegenomen. 91

92 Conclusie over containers in Zuidwest-Nederland De onderzochte locaties in Zuidwest- Nederland hebben een eigen volwaardige positie in het netwerk van de mainport. Ze zijn door hun kenmerken voornamelijk complementair aan elkaar en aan de Rotterdamse haven. Deze complementariteit versterkt de concurrentiepositie van het totale mainportnetwerk (Rotterdam, Vlissingen/Terneuzen en Moerdijk/Dordrecht) in de Hamburg-Le Havre range. In zowel Rotterdam als Vlissingen liggen kansen voor ontwikkelingen in de containersector. Samenwerking vergroot deze kansen. Zuidwest-Nederland biedt echter maar voor een beperkt deel een oplossing voor het ruimtetekort in de Rotterdamse haven. Investeringen in de havens van Zuidwest- Nederland worden gericht op het eigen toekomstperspectief, waardoor ze niet concurrerend, maar aanvullend zijn en bijdragen aan de kwaliteit van het mainportnetwerk. Rotterdam hoeft dan immers alleen te investeren in nieuwe ruimte voor die segmenten waarin zij zelf sterk is. Omgekeerd biedt het opgerichte samenwerkingsverband tussen het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam en Zeeland Seaports goede kansen voor een verdere ontwikkeling van de haven van Vlissingen. Chemie In Zuidwest-Nederland zijn reeds grote chemische clusters aanwezig. Uit onderzoek (32) is gebleken dat er in de markt aantoonbare interesse is voor deze locaties. Ook in de praktijk blijkt dat het bedrijfsleven fors investeert in nieuwe chemische activiteiten in Zuidwest- Nederland. Met name de havens en industrieterreinen van Terneuzen en Moerdijk zijn - door de bestaande industriële clusters, beschikbare ruimte en ontsluiting - beloftevolle locaties om groei in de sector chemie te accommoderen. Moerdijk In de haven van Moerdijk zijn als opties het bestaande havengebied van Moerdijk onderzocht en twee nieuw aan te leggen terreinen: de Moerdijkse Hoek en Moerdijk-West. In het bestaande havengebied van Moerdijk is de enige vrije grote kavel in eigendom van een groot chemisch bedrijf, dat te kennen heeft gegeven de beschikbare ruimte in principe te gebruiken voor de eigen expansie en voor de vestiging van gelieerde bedrijven. Door herstructurering van het bestaande havengebied in combinatie met de mogelijke aanleg van een extra terrein in de Moerdijkse Hoek ( oksel A16/A17 ) kan naar verwachting een ruimte van ongeveer 300 hectare worden gevonden voor chemie. Uit onderzoek blijkt dat dit terrein in potentie is uit te breiden tot 800 hectare. Dit is een droog terrein (inlandlocatie), eventueel nat te ontsluiten met pijpleidingen of door het doortrekken van de Rode Vaart. Vanwege deze mogelijkheden zou Moerdijkse Hoek in samenhang met het bestaande havengebied van Moerdijk een potentiële oplossing kunnen bieden. Uit onderzoek blijkt echter dat de ontwikkelingstijd van het gebied vanwege de vele ingrijpende infrastructurele maatregelen een lange periode in beslag neemt (10 tot 20 jaar). Regionale partijen zijn bovendien sterk gekant tegen de ontwikkeling van Moerdijkse Hoek als vestigingslocatie voor chemie. Argumenten tegen deze locatie zijn: Regionale overheden achten dit terrein ongeschikt voor een chemisch cluster en hebben de ambitie er andersoortige bedrijvigheid te huisvesten. Het gebied is nodig voor de opvang van de autonome ontwikkeling van de regio. Bij aanwijzing van het terrein als opvang voor het tekort van Rotterdam zal de autonome ontwikkeling in het gedrang komen. De regio is van mening dat uitbreiding van 92

93 Hoofdstuk 8 Alternatieven voor Mainportontwikkeling Rotterdam het areaal de leefbaarheid ernstig zal aantasten door te grote nabijheid van chemie bij stedelijk gebied, wat mede een onaanvaardbare maatschappelijke druk in het gebied tot gevolg heeft. Wat betreft de herstructurering van het bestaande havengebied, dus los van Moerdijkse hoek, heeft de regio (gemeente Moerdijk, havenschap etc.) aangegeven dat dit slechts kleine, verspreid liggende percelen oplevert, die niet geschikt zijn voor chemieclusters. Een uitbreiding van Moerdijk naar het westen is niet aantrekkelijk. Een dergelijke ingreep laat zich moeilijk verenigen met de nagestreefde dubbele doelstelling voor Mainportontwikkeling Rotterdam. Een dergelijke uitbreiding zou ten koste gaan van waardevolle natuur (de Buitengorzen, Riet- en Biezenveld, de Tonnekreek) en van en. Hierop is het afwegingskader van artikel 6 van de Habitatrichtlijn en het Structuurschema Groene Ruimte van toepassing. Dit impliceert dat een ingreep alleen mogelijk is als er geen alternatieven voorhanden zijn. Naast de natuur wordt ook de kwaliteit van de leefomgeving in de regio sterk aangetast. Door de aanwezigheid van bestaande woonkernen (Klundert, Noordschans, Tonnekreek) zou een versnipperd industriegebied ontstaan met de woonkernen daartussen. Het alternatief zou zijn het amoveren van enkele honderden huizen in de woonkernen in combinatie met forse investeringen in infrastructuur. De locatie Moerdijk-West is in een eerder stadium door de provincie Noord-Brabant op basis van onderzoek verworpen als mogelijke optie voor haven- en industrieterreinen (32, 33, 45). Naast voornoemde nadelen is er geen (regionaal) maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak voor de ontwikkeling van Moerdijk- West. Dit leidt tot de conclusie Moerdijk-West niet verder in beschouwing te nemen. Terneuzen In de haven van Terneuzen is het terrein de Mosselbanken een geschikte locatie (100 hectare) 4. Deze locatie, die in eigendom is van een private partij, is direct beschikbaar voor chemische bedrijvigheid. Het terrein is bovendien uitbreidbaar met terreinen op de westelijke kanaaloever, de Axelse vlakte en in de Autrichepolder (300 hectare netto). De kosten van deze ontwikkeling zijn ongeveer 110 miljoen gulden voor een cluster van totaal 245 hectare. Deze kosten omvatten de verwerving van gronden, de aankoop en sloop van opstallen, het bouwrijp maken van het terrein en de aanleg van ontsluitende infrastructuur. De realisatietijd bedraagt 2,5 tot 3,5 jaar. Deze terreinen zullen voornamelijk voor de autonome ontwikkeling worden gebruikt. Vlissingen In de haven van Vlissingen zijn diverse chemische bedrijven gevestigd. Deze vormen geen samenhangend geheel (cluster). De beschikbaarheid van grondstoffen is hier een knelpunt. De haven van Vlissingen biedt ruimte, maar is als locatie voor chemie fysiek minder geschikt dan de genoemde terreinen bij Terneuzen en Moerdijk. Vlissingen wordt daarom niet als een potentiële oplossing gezien voor het ruimtetekort van Rotterdam op het gebied van chemie. Conclusie over chemie in Zuidwest-Nederland Uit het onderzoek blijkt dat geschikte locaties voor de chemie te vinden zijn in Moerdijk en Terneuzen. Tevens blijkt dat de chemie, zeker Planologische kernbeslissing Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Deel A Deel B Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren 4 Uit onderzoek (32, 33) komt naar voren dat er 110 ha beschikbaar is. Inmiddels is er 10 ha in optie uitgegeven. 93

94 in het Global Competition-scenario van het CPB, sterk autonoom groeit. Clusters in Terneuzen (rond DOW), Moerdijk (rond Shell) en Rotterdam (verschillende clusters) zullen gezamenlijk een belangrijk deel van de groei voor hun rekening nemen en als anker fungeren voor toeleverende en afnemende bedrijven. Deze autonome groei zal voor een belangrijk deel plaatsvinden op de terreinen die de genoemde concerns reeds in hun bezit hebben. De terreinen Moerdijk en Terneuzen zullen door de autonome ontwikkeling volledig benut worden. Daarnaast is reeds aangegeven dat Rotterdamse bedrijven voor uitbreiding van bestaande vestigingen en nieuwe vestigingen uitsluitend naar Rotterdam kijken. Om deze reden kunnen Terneuzen en Moerdijk geen alternatief zijn voor Rotterdam. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat locaties in Zuidwest-Nederland voor de chemische sector, zeker voor wat betreft de uitbreiding van reeds in Rotterdam gevestigde bedrijvigheid, geen alternatief zijn voor het oplossen van het ruimtetekort van de haven van Rotterdam. Daarom hebben Vlissingen, Terneuzen en Moerdijk als mogelijke locatie voor het oplossen van het ruimtetekort van de Rotterdamse haven niet de voorkeur van het kabinet. 8.3 Maatregelen bij het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving Maatregelen in bestaand Rotterdams gebied In eerste instantie is verkend welke maatregelen voor een kwaliteitsverbetering van de leefomgeving mogelijk zijn in bestaand Rotterdams gebied. Zoals in hoofdstuk 6 is aangegeven wordt onder leefomgeving de fysieke leefomgeving verstaan. Bij de kwaliteit van de leefomgeving speelt een drietal aspecten een rol: de milieukwaliteit; de ruimtelijke kwaliteit; de beschikbaarheid en de kwaliteit van natuur- en en. Bij het zoeken naar verbeteringen gaat het zowel om meetbare effecten als om verbeteringen in de beleving van inwoners van het gebied. In de projectdoelstelling zijn verbeteringen in de kwaliteit van de leefomgeving gekoppeld aan ruimte en ruimtelijke vraagstukken. Dit betekent dat allerlei aspecten, die doorgaans onder leefbaarheid vallen in dit bestek buiten beschouwing blijven. Sociale veiligheid en het voorzieningenniveau zijn bijvoorbeeld op zichzelf belangrijke aspecten. Deze worden echter gedekt door andere beleidsterreinen, zoals onder meer grote stedenbeleid, economisch structuurbeleid, vestigingsbeleid. De belangrijkste aandachtspunten, zowel in de zin van meetbare effecten als in de beleving van de inwoners, voor milieukwaliteit, ruimtelijke kwaliteit en natuur en recreatie zijn: Ten aanzien van milieu gaat de meeste aandacht uit naar geluid, NO x en CO 2. De essentie van het milieubeleid is om binnen bestaande grens-waarden te blijven en in de toekomst te streven naar verbetering. De mogelijkheden om met behulp van ruimtelijke maatregelen een bijdrage te leveren aan de gewenste verbetering van het milieu zijn beperkt. Een voorbeeld hiervan is dat naarmate meer inspanningen worden gedaan om intensivering van het gebruik van haventerreinen te bewerkstelligen zonder extra bronmaatregelen, op enig moment de geluidsproblematiek in een gebied buitenproportioneel toeneemt; Voor het bestaande Rotterdams gebied is een belevingswaardenonderzoek (30) uitgevoerd naar de kwaliteit van de woon- en 94

95 Hoofdstuk 8 Alternatieven voor Mainportontwikkeling Rotterdam Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren Samenvatting Hoofdrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B De veiligheid van haven- en industriële activiteiten leefomgeving. In dit onderzoek worden met beeld worden gedacht aan een grootschalige bedrijvigheid met een zekere milieube- name aspecten als belangrijk aangemerkt, die direct ingrijpen op de woonomgeving lasting. Het is mogelijk dat vestiging hiervan van mensen. Daarnaast wijst het onderzoek op de landaanwinning een winst voor het uit dat luchtkwaliteit, de veiligheid van leefklimaat elders oplevert; haven- en industriële activiteiten en met Ten aanzien van de natuur zijn er twee typen name ook verkeersgeluid knelpunten zijn. behoeften: grootschalige en goed bereikbare Maatregelen, die direct ingrijpen op de als natuurgebieden met een regionale functie, meest hinderlijk ervaren knelpunten, sorteren het meeste effect. Een voorbeeld van gen zijn. Daarnaast is er behoefte aan groen waar grootschalige recreatieve voorzienin- zo n maatregel is het reduceren van de in de directe leefomgeving, zoals stadsparken. Voor grootschalige natuurgebieden is geluidhinder die het treinverkeer over de Calandspoorbrug veroorzaakt;. binnen de stadsgrenzen geen ruimte. Toename van activiteiten in de haven, hetzij Maatregelen gericht op stedelijk groen zijn door intensivering van het ruimtegebruik in wel mogelijk. het bestaande haven- en industriegebied, hetzij door landaanwinning, betekent in alle Conclusie over leefomgevingskwaliteit in gevallen ook een toename van de milieubelasting. Toch kan indirect de landaanwinning In en om de bestaande haven- en industrie- bestaand Rotterdams gebied in sommige gevallen een bijdrage leveren terreinen in Rotterdam moet een aantal problemen worden opgelost op het gebied van aan een kwaliteitsverbetering voor de leefomgeving in de regio. Hierbij kan bijvoor- milieu, ruimtelijke kwaliteit en natuur. In het 95

96 volgende hoofdstuk wordt ingegaan op projecten en maatregelen in het bestaande Rotterdams gebied, die bijdragen aan een kwaliteitsverbetering van de leefomgeving in de regio. De landaanwinning zal de milieubelasting uiteraard doen toenemen, maar kan daarnaast een bijdrage leveren aan de leefbaarheid in bestaand Rotterdams haven- en industriegebied door onder voorwaarden bedrijvigheid op de landaanwinning toe te staan, die de leefomgeving van Rijnmond onnodig zou belasten Aanleg van 750 hectare natuur- en De regio Rotterdam heeft zich in de afgelopen decennia ruimtelijk sterk ontwikkeld. Met name economische functies en woonfuncties hebben een sterke groei doorgemaakt (35). De ontwikkeling van natuur en recreatie is bij de ontwikkeling van economische activiteiten en woonlocaties achtergebleven. Conclusie over 750 hectare natuur- en Het kabinet wil bij realisatie van een landaanwinning dichtbij de stad 750 hectare natuuren realiseren. Dit gebied moet goed bereikbaar en goed ontsloten zijn. Aanleg van 750 hectare natuur- en betekent een kwaliteitsimpuls voor de regio en levert een belangrijke bijdrage aan de kwaliteit van de leefomgeving en het vestigingsklimaat in en rond de haven. In het volgende hoofdstuk wordt nader op dit project ingegaan. Zuidwest-Nederland Omdat Zuidwest-Nederland niet wordt meegenomen bij de oplossing van het ruimtetekort, is aan de leefomgeving in dit gebied geen verdere aandacht besteed in onderhavig document. Deze lacune is onder meer erkend in het Plan van Aanpak en Beleidsconvenant ROM- Rijnmond (26), waarin is vastgelegd dat in Rijnmond hectare nieuw natuur- en nodig is. Hiervan is ha ingevuld door het Groenstructuurplan Rijnmond (28). De resterende 750 hectare is gekoppeld aan de mainportontwikkeling in Rotterdam. Voor de situering van de 750 hectare natuur- en is afgewogen in hoeverre dit gebied dichtbij de landaanwinning dan wel dichtbij het stedelijk gebied moet worden aangelegd. Omwille van een verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving van het stedelijk gebied, wil het kabinet de natuur in en om de stad realiseren op een locatie, die goed bereikbaar en goed ontsloten is. 96

97 Hoofdstuk 8 Alternatieven voor Mainportontwikkeling Rotterdam Deelnota MER 750 ha natuuren Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B 97

98 9 Uitwerking beleidskeuze Het kabinet kiest voor een integraal en samenhangend besluit over drie deelprojecten: Bestaand ; Landaanwinning; 750 hectare natuur- en. In dit hoofdstuk komt per deelproject aan de orde: de doelstelling in termen van bijdrage van het deelproject aan de dubbele doelstelling voor Mainportontwikkeling Rotterdam; uitwerking van het deelproject; de effecten van realisering van het deelproject. Op basis van de uitwerking van de deelprojecten wordt aan het eind van het hoofdstuk het beleidsvoornemen van het kabinet gepresenteerd. Dit beleidsvoornemen wordt in het volgende hoofdstuk getoetst aan de dubbele doelstelling van het Project Mainportontwikkeling Rotterdam. 9.1 Bestaand andere organisaties dan de gemeente. De gemeente Rotterdam neemt een inspanningsverplichting op zich voor het uitvoeren van de BRG-projecten Doelstelling Met de BRG-projecten worden de volgende doelen nagestreefd: uitbreiding van de ruimte in het havengebied van maximaal 200 hectare, waarvan enkele tientallen hectaren door intensivering van de containersector. vermindering van het aantal door verkeeren industrielawaai belaste woningen; beperking van het aantal decibellen bij geluidemissie van nieuwe en groeiende bestaande bedrijven; vermindering van lozingen van warmte en CO 2 ; het gebiedsgericht verbeteren van de leefomgevingskwaliteit voor het gebied rondom de haventerreinen. Het project Bestaand (BRG) richt zich op de havens van de gemeente Rotterdam, Schiedam en Vlaardingen en hun invloed op de directe omgeving. De voorgestelde projectactiviteiten kunnen echter ook gepland zijn op het grondgebied van andere gemeenten of onder de bevoegdheid vallen van 98

99 Hoofdstuk 9 Uitwerking beleidskeuze Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand Bestaand Het is mogelijk dat de projecten die uiteindelijk gerealiseerd worden andere zijn dan de projecten, die hierna worden genoemd. Het daadwerkelijk realiseren van de projecten is afhankelijk van veel randvoorwaarden, zoals: financiering en kosteneffectiviteit; medewerking van betrokken partijen, (zittende en nieuwe bedrijven, regionale overheden etc.); inpasbaarheid in andere ruimtelijke plannen; milieuwetgeving; maatschappelijk draagvlak. In paragraaf 4.2 zijn de afspraken over de uitvoering van projecten opgenomen en is de relatie tussen BRG en ROM-Rijnmond beschreven. Hierna worden de thans voorziene projectactiviteiten in bestaand Rotterdams gebied beschreven en hun invloed op de volgende aspecten: verbetering van het ruimtegebruik; verbetering van de leefomgevingskwaliteit, bestaande uit de milieukwaliteit, natuur en recreatie en ruimtelijke kwaliteit; belevingswaarde. Indicatief overzicht van projecten in bestaand Rotterdams gebied Projecten voor intensivering en optimalisering van het ruimtegebruik Demping van de 4 e Petroleumhaven en het Hartelkanaal-West Optimalisatie tankopslagcapaciteit en raffinageterreinen Stimulering van een hogere ruimteproductiviteit in de containersector Aanscherping van het uitgiftebeleid Maatregelen gericht op bodemsanering (w.o. bodemsaneringsfonds) Toekomstvisie Waalhaven-Oost Projecten voor verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving Kenniscentrum geluid Lokale vermindering van de geluidsbelasting van verkeer Industriële ecologie Rivierparken Groene inrichting van de landtong Rozenburg Opening van het Oostvoornse meer Veerverbindingen Gebiedsgerichte benadering 750 ha natuuren 99

100 hogere ruimteproductie containersector demping intensivering olie-opslag intensivering olie-opslag intensivering olie-opslag intensivering olie-opslag demping intensivering olie-opslag intensivering olie-opslag intensivering raffinage ontwikkelen toekomstvisie WH-oost Figuur 9 Projectactiviteiten ter vermindering van het ruimtetekort in Bestaand Uitwerking en beoogde effecten Projecten voor intensivering en optimalisering van het ruimtegebruik Door het Samenwerkingsverband Bestaand (SBRG) zijn diverse maatregelen onderzocht om het ruimtetekort in het gebied op te lossen en de leefomgevingskwaliteit te verbeteren. In opdracht van het Bestuurlijk Overleg Mainport Rotterdam (BOM) en de gemeenteraad van Rotterdam heeft het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam (GHR) in samenwerking met milieu-organisaties de uitkomsten van het SBRG-onderzoek beoordeeld en haalbare maatregelen verder geconcretiseerd (42). Er is onderzocht in hoeverre extra intensiveringsmaatregelen bovenop de maatregelen uit de Integrale verkenningen 2020 van het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam (37), al dan niet in de vorm van innovatieprojecten, in het gebied mogelijk zijn. De maatregelen zijn geanalyseerd op: juridische en maatschappelijke haalbaarheid; de mate waarin de ruimte geschikt is voor de groeisectoren containers, distributie en chemie; tijdige beschikbaarheid; kosten en rendement; consequenties voor de milieuruimte en de leefbaarheid. Als gevolg van deze analyse zijn de volgende intensiveringsmaatregelen afgevallen: distributieactiviteiten in hoogbouw; ondergrondse olieopslag; een onderwater-stortgoedterminal; demping van de 5 e Petroleumhaven en de Geulhaven. Op basis van het onderzoek zijn de volgende projecten en maatregelen geselecteerd voor intensivering van het ruimtegebruik: Demping van de 4 e Petroleumhaven en het Hartelkanaal-West. In totaal komt hiermee 55 hectare terrein beschikbaar. De aanwezige geluidsruimte is maatgevend voor de mogelijkheden van het toekomstig gebruik. Een deel van het terrein kan gebruikt worden voor chemie (4 e Petroleumhaven). 100

101 Hoofdstuk 9 Uitwerking beleidskeuze Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Optimalisatie tankopslagcapaciteit De rest van de terreinen is geschikt voor de opslag van chemicaliën. Het terrein dat beschikbaar komt na demping van een deel van het Hartelkanaal is geschikt voor distributie, ro/ro, empty depots en ferry s. Optimalisatie tankopslagcapaciteit en raffinageterreinen. Door een efficiëntere benutting van de opslagcapaciteit in de 4 e, 5 e en 7 e Petroleumhaven kan een ruimtewinst behaald worden van 60 hectare. Een deel van de vrijkomende terreinen ligt aan diep water en is geschikt voor activiteiten in de grootschalig en aan water gelegen, middenin een raffinage- en chemiecluster. Hierdoor is het terrein fysiek zeer geschikt voor de sector chemie in verband met de vele mogelijkheden voor synergie. De aanwezige geluidsruimte beperkt de mogelijkheden tot maximaal 40 hectare. De overige 20 hectare is geschikt voor tankopslag of kleinschalige inpandige activiteiten. Stimulering van een hogere ruimteproductiviteit in de containersector. Op de Maasvlakte wordt door de bedrijven zelf een Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand chemische sector of voor de overslag van ruimtewinst behaald van circa 70 hectare. droog of nat massagoed. De overige ruimte kan gebruikt worden voor droge bedrijvigheid, roll on/roll off-activiteiten, kleinschalige industriële dienstverlening, tankopslag of soortgelijke niet-milieuhinderlijke bedrijvigheid. Door de beëindiging van de raffinageactiviteiten in Pernis komt 60 hectare terrein Deze ruimtewinst betreft geen fysieke ruimte, maar een intensivering van de bestaande ruimte. Door deze intensivering wordt als het ware 70 hectare bedrijventerrein elders uitgespaard. Extra intensivering is vanwege de beperkte overslagcapaciteit aan de kade en de capaciteitsproblemen bij de aan- en Deelnota MER 750 ha natuuren vrij. Hiervan is reeds 30 hectare opgenomen afvoer aan de landzijde niet haalbaar. ICT- in de autonome ontwikkeling. Het terrein is ontwikkelingen en nieuwe technieken kun- 101

102 nen in de toekomst mogelijk bijdragen aan een verdere vergroting van de ruimteproductiviteit. Om deze reden is deze activiteit als onderdeel van het deelproject BRG opgenomen. Aanscherping van het uitgiftebeleid. Dit betreft met name het vestigingsbeleid (strengere uitgifte, co-siting, clustering, weigeren van nieuwe niet-havengebonden activiteiten), het grondprijsbeleid en het optiebeleid. In het verleden is het uitgiftebeleid van het GHR al aanzienlijk aangescherpt. Zo zijn prijzen verhoogd, veel terreinen teruggevraagd en is een programma voor co-siting opgezet. Per 1 januari 2000 is tevens het optiebeleid verder aangescherpt. De mogelijkheid om aanvullende ruimtewinst te behalen wordt bij voortduring nader bekeken. Maatregelen voor bodemsanering: Dit betreft een pakket stimulerende maatregelen, die kunnen leiden tot een betere inpassing van bodemsanering in de ruimtelijke planning en bedrijfsvoering. Een van de onderdelen is een bodemsaneringsfonds. Hierdoor kan bodemsanering van haventerreinen worden gefaciliteerd om vrijkomende ruimte sneller beschikbaar te krijgen voor hergebruik. Naar verwachting kunnen door de stimulerende maatregelen de hiervoor beschreven intensiveringsprojecten versneld worden. Het uiteindelijke resultaat zal bijdragen aan een kwalitatief hoogwaardig en vitaal havengebied. Bij het intensiveren en optimaliseren van het ruimtegebruik vormen de wettelijke milieueisen en bestaande milieu-afspraken een belangrijke randvoorwaarde. Uitgangspunt is dat ook bij intensiever gebruik van de haven de hinder binnen de vastgestelde milieunormen moet blijven. Zoals eerder is aangegeven vormt geluid het grootste knelpunt voor het verder ontwikkelen van het bestaande haven- en industriegebied. Om aan de bestaande afspraken te voldoen, moeten bedrijven bij de autonome ontwikkeling van de haven al rekening houden met gebruiksbeperkingen en komt een substantieel aantal hectaren haventerrein in aanmerking voor overschakeling naar minder belastende functies. Extra intensiveringsmaatregelen zijn daarom beperkt mogelijk. Hierdoor is van de maximaal 200 hectare ruimte, die met de bovengenoemde voorstellen kan worden gevonden binnen het bestaande haven- en industriegebied, slechts een deel geschikt voor de groeisectoren. De overige hectaren kunnen gebruikt worden voor niet-hinderlijke bedrijvigheid, zoals tankopslag of kleinschalige, inpandige activiteiten. Hierbij wordt opgemerkt dat de uitvoering van enkele intensiveringsactiviteiten (bijvoorbeeld het intensiveren van de containerbedrijven) zonder aanvullende bronmaatregelen kan leiden tot aanvullende gebruiksbeperkingen aan aangrenzende terreinen. In het rapport Visie en Durf (40), opgesteld door de gemeente Rotterdam in samenwerking met natuur- en milieuorganisaties, is becijferd dat ongeveer 150 van de 200 hectare voor 2006 kan worden gerealiseerd. Op de langere termijn kunnen nieuwe technische inzichten, ontwikkelingen op het gebied van informatie- en communicatietechnologie en economische ontwikkelingen wellicht extra hectaren terrein opleveren. De toepassing van informatie- en communicatietechnologie wordt bevorderd om in de haven vroegtijdig informatie over containerstromen te verkrijgen, wat de ruimteproductiviteit in de haven bevordert. De impact van deze ontwikkelingen is moeilijk in te 102

103 Hoofdstuk 9 Uitwerking beleidskeuze schatten. Door het uitvoeren van bovenstaande projecten neemt de prikkel tot zuinig ruimtegebruik door bedrijven toe, zonder dat de totale lasten en daarmee de concurrentiepositie van de Rotterdamse haven verslechtert. Behalve ruimte voor de economische groei van het haven- en industriegebied vraagt ook de stad de nodige ruimte. Indien hiervoor ruimte nodig is in het bestaande havengebied, dient elders ruimte beschikbaar te zijn voor de verplaatsing van de aanwezige, havengerelateerde bedrijven. Tevens mag het schuiven van de grens tussen haven en stad niet leiden tot nieuwe problemen. Het is niet wenselijk dat de bewoners van nieuwe woningen dezelfde leefomgevingsproblemen ondervinden als de bewoners van de woningen op de huidige grens tussen haven en stad. Om die reden wordt een project gestart om te onderzoeken in hoeverre een verschuiving van de grens tussen haven en stad mogelijk is en of het eindbeeld het gewenste resultaat en geen nieuwe problemen oplevert. Aspecten, die hierbij meewegen zijn: de eigen dynamiek van het havenproces; de beleving van milieuhinder en wettelijke milieunormen; de kostenspreiding van bodemsanering. Dit project beperkt zich tot het gebied Waalhaven-Oost. Bij de transformatie van dit haven- en industriegebied vormt met name de leefomgevingskwaliteit bij de bestaande woonomgeving een belangrijk aandachtspunt. Het project biedt tevens kansen voor het oplossen van het ruimtetekort in de stad voor stedelijk functies en gaat niet ten koste van de economische ontwikkeling in de rest van het haven- en industriegebied. De ontwikkeling van stedelijke activiteiten waaronder woningbouw in Waalhaven-Oost kan ruimte uitsparen in het buitengebied. Dit gebied was anders daarvoor nodig geweest. Het inpassen van woningen en bedrijven in het bestaand Rotterdams gebied betekent dat meer gebieden in de directe omgeving van Rotterdam groen kunnen blijven. De haalbaarheid van een intensiever ruimtegebruik, zowel ten behoeve van de economische groei van het haven- en industriegebied als ten behoeve van de stad, wordt vergroot door per deelgebied tot een aanpak te komen waarin tegelijkertijd wordt ingespeeld op autonome ontwikkelingen en actieve bedrijfsverplaatsingen. Een dergelijke gebiedsgerichte benadering kan een gebied een aantrekkelijk perspectief bieden voor het verhogen van de economische waarde, het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving en een duurzame relatie tussen haven en stad. In het project Gebiedsgerichte benadering worden de diverse mogelijkheden nader onderzocht. Uitgangspunt daarbij is dat de bestaande bedrijven in het haven- en industriegebied ook op korte en middellange termijn kunnen blijven functioneren. Projecten voor een verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving In deze paragraaf worden de BRG-projecten ter verbetering van de leefomgevingskwaliteit beschreven naar drie aspecten: milieukwaliteit, ruimtelijke kwaliteit en natuur en recreatie. Tevens wordt aandacht besteed aan de invloed van de beoogde BRG-projecten op de belevingswaarde van de leefomgeving. Milieukwaliteit De BRG-projecten ter verbetering van de milieukwaliteit zijn gericht op geluid en kwaliteit van de lucht, omdat gebleken is dat dit de belangrijkste knelpunten zijn in het bestaande haven- en industriegebied. Planologische kernbeslissing Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Deel A Deel B Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren 103

104 Hoek van Holland, veerverbinding Landtong Rozenburg Heijplaat, rivierpark Delfshaven, rivierpark Oostvoornse Meer geluidreductie Calandspoorbrug Heijplaat, veerverbinding Tarwewijk, rivierpark Pernis, rivierpark Oud Charlois / Wielewaal, rivierpark Figuur 10 Projectactiviteiten ter verbetering van de leefomgevingskwaliteit in Bestaand De volgende projectactiviteiten moeten bijdragen aan een vermindering van de geluidsbelasting in het gebied: Kenniscentrum Geluid. Het Kenniscentrum Geluid, waarin diverse belanghebbenden vertegenwoordigd zijn, bundelt de aanwezige technische kennis omtrent geluidsreducerende maatregelen (bij industrie en transport) en verricht nader onderzoek naar de (technische) mogelijkheden voor het bevorderen van de stand der techniek. Het Kenniscentrum zal onderzoeken welke verdergaande maatregelen technisch mogelijk zijn, welke belemmeringen er zijn en hoe deze kunnen worden opgelost. Het stimuleren van technologische ontwikkeling en nieuwe concepten ter vermindering van de geluidsproductie en het in beeld brengen van de effecten van de technische mogelijkheden behoort ook tot het takenpakket van het Kenniscentrum Geluid. Lokale vermindering van de geluidsbelasting van verkeer. Doel van dit project is de geluidsbelasting te reduceren door het treffen van maatregelen aan de Calandspoorbrug, het selectief plaatsen van geluidsschermen en selectief toepassen van dubbellaags ZOAB. De Calandbrug veroorzaakt in de omgeving van Rozenburg aanzienlijke geluidsoverlast, met name ten gevolge van het spoorverkeer. Doel van het project is met de diverse betrokkenen de geluidsproblematiek van de brug aan te pakken. Naar verwachting resulteren de beoogde maatregelen in een reductie van de geluidsbelasting in Rozenburg met circa 6 db(a). Een dergelijke significante verbetering van de geluidssituatie zal ingrijpende (technische) maatregelen vereisen aan de brug, die niet op korte termijn getroffen kunnen worden. De projecten voor het plaatsen van geluidsschermen, de aanleg van geluidwerende beplanting bij (spoor)wegen en mogelijk het toepassen van dubbellaags ZOAB op de weg, kunnen in theorie lokaal leiden tot een afname van de geluidsbe- 104

105 Hoofdstuk 9 Uitwerking beleidskeuze Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Calandspoorbrug lasting met 2 tot 5 db(a). Maatregelen zullen worden uitgevoerd na een integrale afweging van de kosten en baten. De barrièrewerking en visuele hinder van de geluidsschermen vormen belangrijke aandachtspunten. De genoemde projecten sluiten aan bij al lopende projecten, zoals het Deltaplan Geluid en het Deltaplan Wegverkeer. Bij de uitwerking van het project zal nader aangegeven worden op welke locaties de maatregelen haalbaar zijn. De maatregelen zullen op de middellange ter- huidige voorzieningen bij individuele bedrijven door een energie-efficiënt multi-utilitycentrum met bijbehorende infrastructuur resulteert in een vermindering van de CO 2 -uitstoot. Daarnaast is een vermindering mogelijk van de geluidsbelasting, de NO x -uitstoot en van de thermische lozingen (bijvoorbeeld door hergebruik van het koelwater als verwarming voor de woonomgeving). Het project resulteert in een voorstel voor een pilot in een deel van het Botlekgebied voor een optimale utiliteitsvoorziening voor een cluster bedrijven. Een derge- Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand mijn uitgevoerd kunnen worden. lijke voorziening kan pas op lange termijn In het bestaande haven- en industriegebied blijft de bovenlocale milieukwaliteit (met name de CO 2 -uitstoot) een belangrijk aandachtspunt. Binnen het BRG-programma is een project voorzien, waarmee gepoogd wordt op de lange termijn de bovenlocale milieukwaliteit te verbe- Deelnota MER 750 ha natuuren geïmplementeerd worden. Natuur, recreatie en landschap Een belangrijke opgave op het gebied van natuur en recreatie is vergroting van de oppervlakte en verbetering van de kwaliteit van natuur- en en. De volgende teren. In het project Industriële ecologie staat maatregelen leveren hieraan een bijdrage: de gedachte centraal dat de vervanging van de 105

106 Rivierparken. Bedoeling van dit project is om in de wijken Delfshaven, Tarwewijk, Oud- Charlois en Wielewaal, Heijplaat en Pernis zogenaamde rivierparken te realiseren. De parken vergroten het groene karakter van de buurt, scheppen recreatiemogelijkheden vlakbij de woonomgeving, verbeteren het aanzicht van het haven- en industriegebied en dempen in enkele gevallen het geluid. Landtong Rozenburg. Het beoogde resultaat van dit project is een verbetering van de natuurwaarde en recreatieve mogelijkheden op de landtong Rozenburg. In de directe omgeving van Rozenburg ligt hierbij het accent op recreatie. Openen van het Oostvoornse meer. Dit project betreft het openen van het Oostvoornse meer door middel van een doorbraak van de Brielse Gatdam. Doel is om daarmee de leefbaarheid in Westvoorne te verbeteren. Het openen van het Oostvoornse meer gaat echter ten koste van de huidige natuur- en recreatievoorzieningen. Om deze reden is vooralsnog niet duidelijk in hoeverre dit project per saldo daadwerkelijk voldoende bijdraagt aan een verbetering van de leefomgevingskwaliteit. Indien de resultaten van de inventarisatie negatief zijn, wordt naar andere projecten gezocht om de leefbaarheid in Westvoorne te verbeteren. Het realiseren van de rivierparken en de groene inrichting van de landtong bij Rozenburg vergroot het aanbod van natuur en recreatie in de directe woonomgeving. Tevens dragen deze projectactiviteiten bij aan het verbeteren van de verbinding tussen de diverse natuurgebieden en indirect tot een verbetering van de kwaliteit van de natuur in de regio Rijnmond. Enkele van deze projectactiviteiten kunnen mogelijk ten koste gaan van het aanbod aan industrieterreinen en vergroten hierdoor het ruimtetekort van de haven. Wat landschap betreft liggen de belangrijkste knelpunten in Rijnmond op het gebied van de openheid, identiteit en continuïteit van het landschap. Het deelproject BRG voorziet niet in het oplossen van deze knelpunten. Ruimtelijke kwaliteit Voor het aspect ruimtelijke kwaliteit is de belangrijkste opgave om zowel de gebruikswaarde, als de belevings- en toekomstwaarde van de ruimte in de regio te verbeteren. De belangrijkste knelpunten zijn de bereikbaarheid van woon-, recreatie- en natuurgebieden en de bodemkwaliteit. Het BRG-programma voorziet niet in het oplossen van deze knelpunten. Het realiseren van veerverbindingen voor langzaam verkeer over de Nieuwe Waterweg kan de bereikbaarheid tussen de verschillende deelgebieden in de regio aanzienlijk verbeteren. Tevens dragen de veerverbindingen bij aan de gebruiks- en toekomstwaarde van met name de woongebieden in het haven- en industriegebied. Het project betreft een onderzoek naar de mogelijkheden om veerverbindingen tussen Hoek van Holland, de landtong Rozenburg en de huidige Maasvlakte en tussen Heijplaat en de rechter Maasoever te realiseren, die een extra ontsluiting van het gebied opleveren en de recreatieve route versterken. De veerverbinding bij Hoek van Holland zal een grote bijdrage aan de leefomgevingskwaliteit in Hoek van Holland leveren, aangezien zich aan de nu nog onbereikbare overkant aantrekkelijke en verder te ontwikkelen en bevinden. Deze verbinding vormt tevens een schakel in de bestaande langeafstandsfiets- en wandelroute langs de Noordzeekust. De veerverbinding bij Heijplaat zal met name verlichting van de verkeersdruk op de (enige) toegangsweg door de haven naar Heijplaat geven. Door de veerverbindingen liggen de woongebieden relatief minder geïsoleerd en worden de diverse en beter bereikbaar. Dit kan bijdragen aan een beperking van het aantal autokilometers en de daarmee gepaard gaande milieubelasting in het gebied. 106

107 Hoofdstuk 9 Uitwerking beleidskeuze Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B De veerverbindingen De veerverbindingen en ook de eerder genoemde rivierparken dragen tevens bij aan een betere samenhang en relatie tussen het haven- en industriegebied en de (stedelijke) omgeving en vergroten daarmee de belevingswaarde van de ruimte. De diverse projecten om de bestaande ruimte beter te benutten, verhogen het ruimtegebruik en dragen aldus bij aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Tevens vergroot de versnelde sanering van vervuilde bodems de BRG-projecten en de belevingswaarde van de leefomgeving Wanneer de intensiveringsprojecten in het bestaande havengebied leiden tot een toename van de chemie bij de woonomgeving, kan dit resulteren in een verslechtering in de beleving van de leefomgeving. De aanwezigheid van chemie geeft de inwoners een gevoel van onveiligheid, een gevoel van toename van de stankoverlast en een gevoel van toename van de risico s voor de gezondheid. Duidelijke voorlichting en communicatie zijn de belangrijkste Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand gebruikswaarde van de grond in het bestaande maatregelen om dit probleem op te lossen. Deelnota MER 750 ha natuuren haven- en industriegebied. Een aantal van deze projecten leidt echter tot een verhoging van de geluidsbelasting, dan wel een vergroting van de gebruiksbeperkingen op andere terreinen, en draagt, indien aanvullende bronmaatregelen niet mogelijk zijn, aldus Gezien de geluidsproblematiek is het echter niet waarschijnlijk dat veel nieuwe chemieterreinen in het bestaande haven- en industriegebied beschikbaar zullen komen. Indien het veiligheidsbeleid in de toekomst strenger wordt, is wellicht een BRG-project nodig om aan de strengere eisen te voldoen. in negatieve zin bij aan de gebruiks- en toekomstwaarde van de ruimte. 107

108 Van de projecten die een verbetering van de leefomgevingskwaliteit beogen, zullen met name de rivierparken en de groene inrichting van de landtong Rozenburg een positieve bijdrage leveren aan de beleving van de inwoners van het studiegebied, omdat deze projecten een directe verbetering van het groene karakter van de leefomgeving inhouden. Ook van de veerverbindingen wordt een positieve invloed verwacht omdat zij de recreatieve route door het gebied verbeteren en de afstanden tot recreatiemogelijkheden verkleinen. Er moet tijdig worden voorzien in kwalitatief goede ruimte voor haven- en industriële activiteiten in de haven van Rotterdam door de aanleg van nieuw land ten westen, ofwel zeewaarts, van de bestaande Maasvlakte waarop een aaneengesloten haven- en industrieterrein met een omvang van ten hoogste ha netto kan worden gerealiseerd. Er moet een bijdrage worden geleverd aan de kwaliteit van de leefomgeving in de regio Rijnmond. De projecten Gebiedsgerichte benadering en Toekomstvisie Waalhaven-Oost houden nadrukkelijk rekening met de beleving van de inwoners en leiden door het toepassen van maatwerk (per deelgebied) tot een verbetering van de leefomgevingskwaliteit. Het algemene doel van het project Gebiedsgerichte benadering is tot uitvoeringsprojecten te komen die leiden tot een verbetering van de leefomgevingskwaliteit in het gehele gebied rondom de haventerreinen. Het resultaat van dit project is een beschrijving van de gewenste milieukwaliteit in brede zin voor het gebied rondom de haventerreinen, waarbij rekening gehouden wordt met de havenactiviteiten en de verkeersbewegingen van en naar de haven. De gewenste milieukwaliteit zal afgezet worden tegen de bestaande kwaliteit. De methode Milieu op z n Plek (voor de Haven) en het milieubelevingswaardenonderzoek zijn belangrijke uitgangspunten bij het beschrijven van de gewenste milieukwaliteit. 9.2 Landaanwinning Doelstelling De dubbele doelstelling voor het Project Mainportontwikkeling Rotterdam is voor een landaanwinning als volgt uitgewerkt: Dwingende redenen van groot openbaar belang Bij een landaanwinning is er kans op significante effecten op beschermde natuurwaarden. Daarom heeft het kabinet, conform nationale en Europese regelgeving, afgewogen of er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang om een dergelijke ingreep te doen. Mede om deze afweging mogelijk te maken heeft het kabinet een kosten-batenanalyse (KBA) voor de landaanwinning laten opstellen. De totale omvang van de huidige beschikbare ruimte bedraag circa ha. Daarvan is 3900 ha reeds in gebruik voor haven- en industriedoeleinden. Er is dus nog 1000 ha te gebruiken. Deze is echter grotendeels reeds belegd met opties en interne reserves bij bedrijven. De ruimte om nieuwe klanten voor grote kavels te bedienen is dus uiterst beperkt. De berekeningen in de KBA landaanwinning (46) laten zien dat er een ruimtetekort ontstaat in de haven van Rotterdam. Ook andere studies (36) laten zien dat er in de toekomst een ruimteprobleem ontstaat. In de KBA landaanwinning wordt de potentiële ruimtevraag bij een bestendige hoge economische groei geraamd op ha voor de periode 2000 tot Bij een confrontatie tussen vraag naar en aanbod van terreinen zal, eveneens bij een bestendige hoge 108

109 Hoofdstuk 9 Uitwerking beleidskeuze economische groei, in 2035 de landaanwinning gemiddeld voor 800 ha gevuld zijn. Hierbij is verondersteld dat geluidsnormen in BRG geen effectieve beperking van de capaciteit geven. Indien dit wel het geval is, is de landaanwinning in 2035 met nog ha extra gevuld (46). Daarnaast is in deze berekeningen rekening gehouden met stedelijke ontwikkelingen van ongeveer 10 ha. Het is wenselijk dat dit proces zich ook op langere termijn kan voortzetten. Daarmee kan een paar honderd ha gemoeid zijn. Aangezien analyses met een dergelijk tijdsbestek omgeven zijn met onzekerheden zijn voor de KBA meerdere simulaties uitgevoerd. De simulatieberekeningen laten zien dat de landaanwinning in 2035 met minder dan 800 ha gevuld kan zijn, maar ook dat in sommige simulaties in 2035 niet meer aan alle vraag kan worden voldaan bij een beperking van de landaanwinning tot ha. Op grond hiervan is reservering van hectares zeker benodigd. Wanneer alle kosten van de landaanwinning op basis van de huidige (uitgifte)prijzen worden doorberekend in de regio, dan zal de regio worden geconfronteerd met een belangrijk exploitatietekort. Voor de exploitant is er geen direct financieel belang bij de landaanwinning. De lading zal verschuiven naar andere havens met vanuit milieu-oogpunt mogelijk een ongunstige modal split en de belasting van omrijden. Bij het niet vestigen van milieuhinder veroorzakende bedrijven in het Rijnmondgebied zullen deze naar verwachting elders in Nederland of Europa komen, zodat per saldo geen winst geboekt wordt zonder ten opzichte van de situatie met de landaanwinning. In nationaal en internationaal kader bezien is een positief rendement mogelijk, op grond waarvan het kabinet na afweging van de in het geding zijnde belangen tot de conclusie komt dat landaanwinning wenselijk is. De berekeningen in de kosten-batenanalyse landaanwinning (46) laten zien dat bij hoge economische groei de uitkomsten positief zijn. In de KBA is voor wat betreft de mogelijke ontwikkeling van stedelijke activiteiten, zoals wonen en werken, in het bestaande haven- en industriegebied rekening gehouden met een onttrekking van een tiental hectares. Een ruimere ontwikkeling van deze stedelijke activiteiten in een substantiële omvang zal de druk op het gebruik van open ruimten rond het stedelijk gebied verminderen en aanzienlijke baten (als gevolg van wonen en werkgelegenheid) kunnen opleveren. Bij de landaanwinning gaat de kost voor de baat uit, terwijl ook de kans op significante negatieve effecten op natuur in de laatste fasen het grootst is. Een gefaseerde realisering van landaanwinning gebaseerd op de daadwerkelijke marktvraag beperkt de hiermee gemoeide risico s. In Tabel 1 zijn globaal de resultaten van de KBA Landaanwinning opgenomen (46). Het kabinet vindt een landaanwinning van maximaal hectare uitgeefbaar haven- en industrieterrein een wenselijk en aantrekkelijk project, omdat: een gunstige kosten-batenverhouding mogelijk is, zowel op nationaal niveau als op Europees niveau, waardoor een bijdrage wordt geleverd aan de welvaartsstijging in Nederland en Europa; er mogelijkheden bestaan om het proces van stedelijke herstructurering en stedelijke ontwikkeling in de Rotterdamse agglomeratie te continueren, waardoor de druk op open ruimte rond het stedelijk gebied kan worden afgeleid ; de mainportontwikkeling en in het bijzonder de ontwikkeling van deepsea containeroverslag schaal- en efficiencyvoordelen biedt die ook ten behoeve van duurzaamheid kunnen worden benut; Planologische kernbeslissing Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Deel A Deel B Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren 109

110 GC-scenario EC-scenario DE-scenario veel a weinig b veel a weinig b veel a weinig b Mediaan aanleg fase na (mld NLG, prijzen 2000) Aanleg en exploitatie -1,8-1,4-1,2-1,3-0,2-0,5 Overige effecten 1,4 5,3 0,3 2,2 0 0 Geluid nnb c nnb c nnb c nnb c nnb c nnb c Subtotaal tot ,4 3,9-0,9 0,9-0,2-0,4 Restwaarde na ,1 4,7 0,5 2,1-0,0-0,0 Totaal 1,7 8,6-0,4 3,0-0,2-0,4 a Veel capaciteit binnen de geluidnormen, met name op MV1 b Weinig capaciteit binnen de geluidnormen, met name op MV1 c Nog niet bekend Tabel 1 Globale resultaten van de KBA landaanwinning, contante waarde 2003 (x mrd gulden) De cijfers in de tabel betreffen nationale resultaten. Bron: (46) de extra ruimte van de landaanwinning de mogelijkheden vergroot voor herstructurering en efficiënter gebruik van het bestaande haven- en industriegebied. De huidige economische ontwikkeling laat een groeipad zien dat overeenkomt met het GC-scenario van het CPB (44), waarvoor het Kabinet gesteld wil staan, als het zich voordoet. Het kabinet is zich bewust van blijvende onzekerheden. Zo blijft het groeipad van de economie op langere termijn onzeker en is het uiteindelijke ontwerp van de landaanwinning en daarmee de bijbehorende effecten onder andere op de natuurwaarden nog onvoldoende bekend. Op grond van het voorgaande acht Kabinet een dwingende reden van openbaar belang aanwezig om medewerking te verlenen aan initiatieven om te komen tot landaanwinning. Het Kabinet reserveert met het oog daarop ruimte voor een landaanwinning van maximaal 1000 ha uitgeefbaar haven- en industrieterrein. De aanleiding voor de aanleg is daarbij gelegen in het tekort aan ruimte voor deepsea-verbonden activiteiten, in het bijzonder containers en direct gerelateerde distributie. De Landaanwinning biedt primair ruimte aan deepsea-verbonden activiteiten. Daarnaast biedt de landaanwinning eventueel ruimte voor grootschalige chemie en daaraan verbonden chemische bedrijvigheid. Onder bijzondere omstandigheden en op basis van een zorgvuldige afweging dient het mogelijk te zijn dat vestiging van andere dan de hiervoor genoemde activiteiten op de landaanwinning plaatsvindt. Tien jaar na het van rechtskracht worden van deze PKB-plus zal in een tussentijdse evaluatie worden bezien of deze onveranderd kan worden verlengd, dan wel zal worden aangepast. 110

111 Hoofdstuk 9 Uitwerking beleidskeuze Uitwerking Resultaat en plangebied Het beoogde resultaat van het deelproject Landaanwinning is een nieuw haven- en industrieterrein in de Noordzee, aansluitend op het bestaande havengebied (de Maasvlakte). Een landaanwinning wordt mogelijk gemaakt in een gebied dat als volgt is begrensd: In het noorden door de Euro-Maasgeul. In het zuiden door de verlengde demarcatielijn. De huidige demarcatielijn wordt verlengd in west-zuidwestelijke richting, zoals ook reeds is gebeurd in het vigerende Streekplan Rijnmond. Dit betekent dat ten zuiden van deze verlengde demarcatielijn geen haven- en industrieontwikkelingen zijn toegestaan. Natuurontwikkeling direct ten zuiden van de demarcatielijn is wel toegestaan. In het oosten door de Maasvlakte. In het westen zijn de referentieontwerpen, die hierna worden behandeld, gebruikt om tot een afbakening te komen van het plangebied. Vanaf het meest zuidwaartse punt van de Zuiderdam bij de vaargeul loopt een lijn in zuidwestelijke richting. Vanaf de demarcatielijn is een lijn getrokken in noordwestelijke richting; het beginpunt van deze lijn wordt bepaald aan de hand van een variant van de referentieontwerpen. Het kruispunt van beide lijnen bepaalt het meest westelijke punt van het plangebied. Binnen het plangebied zijn veel verschillende ontwerpen voor een landaanwinning mogelijk. Demarcatielijn Het ontstaan, de geschiedenis, de ligging en de (bestuurlijk-juridische) betekenis van de demarcatielijn zijn in een groot aantal (beleids)studies en beleidsplannen aan de orde geweest zoals het Structuurschema Zeehavens, het plan voor de aanleg van de Slufter, het Integrale Beleidsplan Voordelta en de Vierde nota ruimtelijke ordening extra. In al deze plannen gaat het kabinet uit van een verlenging van de demarcatielijn in west-zuidwestelijke richting. Met veel van deze plannen heeft de Tweede Kamer expliciet ingestemd. Formeel is er nooit een besluit genomen over de verlenging van de demarcatielijn in west-zuidwestelijk richting, zoals deze werd mogelijk gemaakt bij brief van 12 december 1969 van de minister van VROM. Wel is reeds in een brief van de minister van VROM aan de Tweede Kamer (d.d. 26 februari 1987) in het kader van de besluitvorming over de slufter het volgende vermeld: Meer in bijzonder voor wat betreft de zuidelijke begrenzing van de zeewaartse uitbreiding van de Maasvlakte, heeft de regering in de afgelopen jaren zich bij concrete beleidsbeslissingen laten leiden door het standpunt dat deze grenslijn in het verlengde ligt van de huidige demarcatielijn. In een brief van 7 maart 1994 heeft de minister van VROM aangegeven dat in het kader van de aanleg van een landaanwinning over de gewenste ligging en betekenis van de demarcatielijn zal worden gerapporteerd. Inmiddels is in het vigerende Streekplan Rijnmond de in west-zuidwestelijke richting verlengde demarcatielijn als zodanig op de plankaart opgenomen. Bij de paragraaf Concrete beleidsbeslissingen is onder punt 6 vermeld: De mogelijkheden voor haven en industrie dienen in ieder geval gevonden te worden ten noorden van de in west-zuidwestelijke richting doorgetrokken demarcatielijn. Planologische kernbeslissing Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Deel A Deel B Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren 111

112 EUROGEUL MAASGEUL EUROGEUL nieuwe Zuiderdam verlengde Noorderdam MAASGEUL nieuwe Zuiderdam Noorderdam Hoek van Holland Noorderdam Hoek van Holland MOT - terrein Yangtzehaven MOT - terrein Yangtzehaven Maasvlakte Europoort Maasvlakte Europoort Slufter Oostvoornse Meer Brielse Meer Slufter Oostvoornse Meer Brielse Meer demarcatielijn Oostvoorne demarcatielijn Oostvoorne Voorne Voorne Hellevoetsluis Haringvliet Haringvliet Hellevoetsluis Ouddorp Goeree Ouddorp Goeree referentieontwerp I referentieontwerp II E U R O G E U L E U R O G E U L nieuwe Zuiderdam verlengde Noorderdam M A A S G E U L nieuwe Zuiderdam verlengde Noorderdam M A A S G E U L Noorderdam Noorderdam Hoek van Holland Hoek van Holland MOT - terrein Yangtzehaven MOT - terrein Yangtzehaven Maasvlakte Europoort Maasvlakte Europoort Slufter Oostvoornse Meer Brielse Meer Slufter Oostvoornse Meer Brielse Meer demarcatielijn Oostvoorne demarcatielijn Oostvoorne Voorne Voorne Ouddorp Goeree Hellevoetsluis Ouddorp Goeree Haringvliet Haringvliet Hellevoetsluis referentieontwerp II, variant zuid meest milieuvriendelijke variant Figuur 11 Referentieontwerpen en varianten daarop 112

113 Hoofdstuk 9 Uitwerking beleidskeuze Ook de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in de uitspraak over het bestemmingsplan Maasvlakte-West d.d geconcludeerd dat er voldoende grond bestaat voor het oordeel dat aan de demarcatielijn, zoals in 1969 door de regering is vastgesteld, geen materiële betekenis toekomt en dat deze feitelijk is verlengd in zuidwestelijke richting. Met de concrete beleidsbeslissing in deel A wordt de doortrekking in west-zuidwestelijke richting formeel vastgelegd en wordt bevestigd dat er geen haven- en industriële activiteiten ten zuiden van die lijn zijn en worden toegestaan. Referentieontwerpen Voor de landaanwinning zijn twee referentieontwerpen gemaakt als mogelijke invulling van de ruimtelijke opgave. Deze referentieontwerpen vervullen verschillende functies: Bundelen en vastleggen van bestaande kennis. Bron voor het op te stellen publiek programma van eisen. Bron voor toetsing van plannen van private partijen en in meer algemene zin toetsing van eventuele publiek-private samenwerkingsverbanden. De twee ontwerpen dienen als referentie voor de aanbesteding van de landaanwinning, die parallel met deze Planologische Kernbeslissing-plus wordt voorbereid. Basis voor kostenramingen en exploitatieberekeningen. Uitgangspunt voor de milieu-effectrapportage en de kosten-batenanalyse. De referentieontwerpen worden nog nader getoetst op nautische aspecten. Deze ontwerpen worden, indien de nautische toetsing een gunstig resultaat oplevert, in deel 3 van de PKB-plus meegenomen en dienen dan als referentie bij het vervolgtraject. Hoofdvraag bij de nautische toetsing is of de ontwerpen uit veiligheidsoptiek aanvaardbaar zijn of op een aanvaardbaar niveau kunnen worden gebracht. De referentieontwerpen zijn gebaseerd op de volgende ontwerpeisen: voorzien in hectare netto uitgeefbaar haven- en industrieterrein; geschikt voor de deepsea containersector, de daaraan gelieerde distributie en voor grootschalige chemische industrie; uitstekende bereikbaarheid voor alle modaliteiten; goede aansluiting op de bestaande haven; realiseerbaar in fasen; uitbreidbaarheid op termijn niet onmogelijk. Bij de referentieontwerpen is er rekening gehouden met de mogelijkheid om de laatste fase niet naar het westen te realiseren maar naar het zuiden. Hierdoor ontstaat er een langgerekte landaanwinning die in het zuiden tot de demarcatielijn wordt doorgetrokken. De vooren nadelen van deze variant op de referentieontwerpen zullen op hoofdlijnen worden weergegeven. Bij het samenstellen van de referentieontwerpen zijn aanvullend de volgende uitgangspunten gehanteerd: Voor de bruto-nettoverhouding van het terreinoppervlak is 1,25 gehanteerd conform de eerder verschenen Integrale Projectnota Landaanwinning (31). Dat betekent dat voor elke hectare uitgeefbaar terrein ongeveer 0,25 hectare extra nodig is voor openbare ruimte en infrastructuur. Deze verhouding is van belang voor de te bepalen omvang van de landaanwinning en voor de kostenberekening; Het benodigde zand voor de landaanwinning kan mogelijk voor een deel worden gewonnen door verbreding en/of verdieping van de Euro-Maasgeul. Hierop wordt verder ingegaan bij de toelichting op de zandwinning. Planologische kernbeslissing Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Deel A Deel B Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren 113

114 Beschrijving van de referentieontwerpen: Referentieontwerp I: een ontwerp waarbij de landaanwinning door middel van een doorsteek via de bestaande Maasvlakte bereikbaar is voor de zeevaart. Dit heeft als voornaamste consequenties, dat er geen nieuwe haventoegang hoeft te worden aangelegd en dat alle schepen via de huidige Maasvlakte moeten varen. Referentieontwerp II: een ontwerp met een verlengde havenmond, die een directe toegang voor de zeescheepvaart biedt. Dit kan door de huidige haventoegang met de landaanwinning mee zeewaarts te verschuiven. Dat betekent een (kostbare) verplaatsing van waterstaatkundige werken in de Noordzee. Bij het verleggen van de Euro-Maasgeul voor referentieontwerp II, wordt er vanuit gegaan dat de afmetingen in principe hetzelfde zijn als die van het huidige vaargeulstelsel. Daarbij mag de totale vaargeul 5 meter extra worden uitgediept en wordt alleen uitgegaan van een mogelijke verbreding van de Eurogeul (dus niet de Maasgeul) naar een bodembreedte van 300 meter. Er zijn twee uitvoeringen mogelijk: geheel zeewaarts verleggen van de vaargeul of het maken van een nieuwe knik in de vaargeul. Een stroomverlammingskuil mag alleen aangelegd worden indien dit in verband met nautische bereikbaarheidscriteria noodzakelijk is. De grootte van deze kuil staat niet vast, deze is afhankelijk van de behoefte. Tot nu toe is gedacht aan een lengte van 10 kilometer, een breedte van 2,3 kilometer en een diepte van NAP -40 meter. Met deze twee ontwerpen worden twee principieel verschillende oplossingen gepresenteerd voor de bereikbaarheid en ontsluiting van het nieuwe haven- en industriegebied. De fasering van de beide ontwerpen komt overeen: vijf fasen van gemiddeld genomen 200 hectare netto, met een laatste fase van ongeveer 300 hectare. Hoewel de situering van de haven- en industrieterreinen en de fasering van beide ontwerpen overeenkomen, lopen de kosten door de verschillende zee-ontsluitingen uiteen. Voor referentieontwerp I variëren de kosten tussen 3,5 en 3,9 miljard gulden. Voor referentieontwerp II liggen de kosten rond de 5,1 miljard gulden. Deze bedragen zijn exclusief BTW en grondverwervingskosten, die te maken hebben met de zeehavendoorsteek, en kennen een onzekerheidsmarge van 20%. De aanlegkosten van de Zuidelijke variant zijn enigszins lager; vanwege de effecten op natuur en landschap (zie paragraaf 9.2.4) zijn de kosten van de compensatiemaatregelen echter hoger. Randvoorwaarden 1. De landaanwinning biedt ruimte aan deepsea gebonden activiteiten: grootschalige container op- en overslag, deepsea gerelateerde distributie-activiteiten en mogelijk een grootschalige chemievestiging. Hiermee wordt invulling gegeven aan het uitgangspunt dat de landaanwinning ruimte moet bieden met internationale vestigingskwaliteit voor deepsea activiteiten. Niettemin moet het mogelijk blijven dat onder bijzondere omstandigheden en op basis van een zorgvuldige afweging vestiging van niet aan deepsea gebonden activiteiten op de landaanwinning plaatsvindt. Dit kan het geval zijn wanneer er geen alternatieve locaties beschikbaar zijn en vestiging op de landaanwinning een belangrijke winst voor de leefomgevingskwaliteit elders oplevert (bijvoorbeeld bij grootschalige milieubelastende bedrijven). Het uitgangspunt is dat dit niet ten koste gaat van deepsea gebonden activiteiten en dat voor niet-deepsea activiteiten de kosten van vestiging op de landaanwinning in rekening worden gebracht. Voor de afweging over de activiteiten, die op de landaanwinning daadwerkelijk 114

115 Hoofdstuk 9 Uitwerking beleidskeuze worden toegestaan, dient bij de verdere ontwikkeling van het project een afwegingskader te worden gemaakt door de havenbeheerder van de landaanwinning. De bestemmingsplanprocedure is hiervoor het geëigende instrument. 2. De landaanwinning moet worden ingericht als duurzaam bedrijventerrein. Op een dergelijk terrein spelen clustering van activiteiten, het toepassen van industriële ecologie, het juiste bedrijf op de juiste plek, een duurzame gebiedsinrichting en een gunstige modal split een belangrijke rol. De nieuwe generatie havenactiviteiten en industrie op de landaanwinning moet als gevolg van de technologische ontwikkelingen en de strengere eisen schoner en stiller zijn, minder emissies opleveren, minder reststoffen overhouden en minder energie gebruiken dan de bestaande generatie. Aan de beoogde duurzame inrichting van de landaanwinning zal bij de ontwikkeling van het project invulling worden gegeven. Om een optimale modal split te kunnen realiseren moet de landaanwinning direct bereikbaar zijn voor zeegaande schepen en beschikken over voorzieningen voor de binnenvaart en over optimale achterlandverbindingen voor spoor, binnenvaart, pijpleidingen en weg. 3. De zeewaartse begrenzing van de landaanwinning zal een recreatieve en ecologische functie vervullen. De invulling van deze functies zal gestuurd en gestimuleerd worden door rijk, provincie en gemeenten. 4. De uitvoering van een landaanwinning, waarvan de aanleg een groot aantal jaren beslaat, moet een maximale flexibiliteit kennen. Door fasering van de landaanwinning, inclusief fasering van de zeewering, kan worden ingespeeld op de feitelijke ontwikkeling van de vraag naar terreinen. Dit heeft twee voordelen. Het braak liggen van terreinen wordt voorkomen, zodat er geen of minder renteverliezen optreden. Daarnaast worden de duinen van Voorne en Goeree niet eerder belast dan nodig is. Dit is een positief, maar tijdelijk effect voor deze gebieden. Een aandachtspunt voor een flexibele aanleg is de toegankelijkheid van de haven, die in elke fase gewaarborgd dient te zijn. Ten aanzien van fasering geldt hetgeen reeds is opgenomen in een brief van het kabinet aan de Tweede Kamer, gedateerd 11 juli 2001: In zijn algemeenheid moet worden gestreefd naar maximale fasering en flexibiliteit in de uitvoering van een project dat menige jaren beslaat. Een sterk gefaseerde aanleg van een landaanwinning van 1000 ha in bijvoorbeeld vijf fasen van elk 200 ha blijkt technisch mogelijk en is bedrijfseconomisch beduidend voordeliger dan aanleg van twee maal 500 ha. Indien snelle aanleg van de onderscheiden fasen mogelijk is, kan bij de aanleg in beginsel de vraag vanuit de markt worden gevolgd. Dat betekent dat wordt gewacht met de aanleg van een nieuwe fase tot zich een klant aandient. Er wordt in principe niet op voorraad land aangewonnen. Of gelet op de concurrentieverhoudingen en de aard van de marktvraag dit inderdaad mogelijk is, staat voor het kabinet nog niet onomstotelijk vast. Dit zal nog onderwerp zijn van nader onderzoek. Indien het niet mogelijk blijkt om met de aanleg van nieuw terrein de vraag te volgen zonder dat de potentiële klant vanwege een te lange wachttijd zijn belangstelling verliest, biedt een sterk gefaseerde aanleg de mogelijkheid om relatief eenvoudig in een strategische reserve te voorzien, bijvoorbeeld door steeds een fase meer aan te leggen dan op dat moment voor de vraag nodig is. Planologische kernbeslissing Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Deel A Deel B Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren 115

116 De vraag wanneer het ruimtetekort zich in de Rotterdamse haven zal voordoen is afhankelijk van diverse veronderstellingen. Het moment van aanleg is afhankelijk van een aantal factoren. Dit komt aan de orde bij de verdere ontwikkeling van het project. 5. Als technische ontwerpeis geldt dat uitbreidbaarheid van de landaanwinning niet onmogelijk wordt gemaakt. Dat betekent niet dat het kabinet rekening houdt met uitbreiding van de landaanwinning. In de concrete beleidsbeslissing over landaanwinning is immers besloten dat de landaanwinning ten hoogste hectare netto uitgeefbaar terrein omvat. Het is evenwel een gebruikelijke eis bij grote werken om niet te treden in toekomstige besluitvorming. Daarbij komt dat bijvoorbeeld een zachte zeewering, die nadrukkelijk tot de uitvoeringsmogelijkheden van de landaanwinning behoort, per definitie uitbreidbaarheid niet onmogelijk maakt. Zandwinning De landaanwinning wordt aangelegd door het aanbrengen van zand op de bodem voor de kust van de bestaande Maasvlakte. Hoeveel zand hiervoor nodig is, hangt af van de grootte en de vorm van de landaanwinning. Voor beide referentieontwerpen is bruto ongeveer 450 miljoen m 3 zand nodig. Hierbij is rekening gehouden met het gegeven dat een deel van het zand tijdens het aanbrengen weer zal wegvloeien en door de stroming zal worden verplaatst. Bij het aanleggen van de landaanwinning komt er ook zand vrij door interne zandwinning, onder andere bij de verbreding, verdieping en/of verlegging van de bestaande vaargeulen en bij het maken van de doorsteek door de huidige Maasvlakte. De externe zandwinning vindt plaats op de Noordzee door de bovenste laag zand van de zeebodem op te zuigen. De zeewaartse begrenzing van het gebied waar zandwinning zal plaatsvinden, wordt gevormd door een straal van 30 kilometer vanuit het midden van de zuidrand van de referentie-ontwerpen voor een landaanwinning; winning op grotere afstand is uit kostenoverweging niet reëel. De landwaartse begrenzing wordt gevormd door de 2 km-lijn zeewaarts van de doorgaande -20 m NAP dieptelijn (zie Figuur 5). Een deel van de externe zandwinning vindt mogelijk plaats bij de graafwerkzaamheden, die nodig zijn om de stroming en de stroomsnelheid van en naar een landaanwinning te kunnen beheersen. In de kader van de procedure voor de ontgrondingsvergunning zal nader onderzoek plaatsvinden naar de effecten van het operationele plan voor de zandwinning. Als gevolg van de zandwinning zal in ieder geval tijdelijke verstoring van zeenatuur optreden. De compensatie van deze tijdelijke effecten wordt gekoppeld aan de compensatieopgave voor het areaalverlies zeenatuur als gevolg van de landaanwinning. Bij het bepalen van de exacte locatie van de zandwinning spelen onder meer de volgende aspecten een rol: Delen van de zandwinlocatie kunnen, door aanwezigheid van onder andere belangrijke natuurwaarden, platforms, kabels en pijpleidingen en van visserij tijdelijk of permanent uitgesloten worden van zandwinning. Het mogelijk vóórkomen van beton- en metselzand: vanuit ecologisch perspectief moet zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van ophoogzand dat vrijkomt bij de winning van beton- en metselzand. In het Structuurschema Oppervlaktedelfstoffen (II) en het Regionaal Ontgrondingenplan Noordzee (II) is opgenomen dat zoveel mogelijk beton- en metselzand op zee gewonnen moet gaan worden. Het gebied waar zand zal worden gewonnen valt binnen 116

117 Hoofdstuk 9 Uitwerking beleidskeuze Planologische kernbeslissing Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand Deel A Deel B Een landaanwinning moet goed bereikbaar zijn voor de verschillende vervoersmodaliteiten het gebied dat is aangewezen voor de en verdieping van de Euro-Maasgeul over een mogelijke winning van beton- en metselzand. Voor het winnen van dit zand zijn joen m 3 zand worden gewonnen. Dit levert lengte van 30 kilometer kan nog eens 180 mil- diepe putten noodzakelijk en bij deze winning komt ook veel zogenaamd ophoogzand sing van de Maasmond zoveel zand op dat refe- samen met het zand dat vrijkomt bij de aanpas- vrij. Dit ophoogzand kan gebruikt worden bij rentieontwerp I in zijn geheel zou kunnen het aanleggen van de landaanwinning. worden aangelegd zonder dat zandwinning Bij de zandwinning moet rekening worden elders nodig is. gehouden met reeds verleende zandwinconcessies en andere belangen, zoals Uit de milieu-effectrapportage trekt het kabinet de conclusie dat de zandwinning voor de zandwinning ten behoeve van kustsuppleties en winning van ophoogzand voor toepassing op het land. zonder onacceptabele gevolgen voor het milieu. landaanwinning met zand uit zee mogelijk is Voor de uitvoering van allerlei activiteiten, Voor de reguliere zandwinning geldt een zowel aan de landkant (ontsluitingen) als aan maximale ontgrondingsdiepte van 2 meter, in de zeekant (zandwinning, aanleg buitenring) is vaargeulen van 5 meter. Voor grootschalige aanvullend op de milieu-effectrapportage voor zandwinning (>10 miljoen m 3 ) is geen maximale ontgrondingsdiepte vastgesteld. Het verbre- waarin concrete ontwerpen en uitvoeringswij- de landwinning een uitvoerings-m.e.r. nodig, den, verdiepen en/of verleggen van de zen inclusief de bijbehorende effecten met vaargeulen buiten het zandwingebied worden elkaar vergeleken worden. Deze uitvoeringsm.e.r. maakt deel uit van het projectontwikke- afhankelijk gesteld van de vraag of dit uit nautisch oogpunt functioneel is. Tevens spelen de lingsspoor (zie hoofdstuk 7). In dit effecten op het ecosysteem en de gebruiksfuncties, waaronder met name de kustverdediging, voor mitigatie en compensatie van de effecten uitvoerings-m.e.r. komen ook de mogelijkheden een belangrijke rol. Door een extra verbreding van de zandwinning nader aan de orde. 750 ha natuuren 117

118 9.2.4 Effecten van een landaanwinning In deze paragraaf worden op basis van het milieu-effectrapport de effecten van de referentie-ontwerpen voor een landaanwinning op hoofdlijnen beschreven. Aan het eind van deze paragraaf is bovendien een korte effectbeschouwing van referentieontwerp II, variant zuid opgenomen. De effecten zijn beschreven ten opzichte van de autonome ontwikkeling. De beoordeling is gebaseerd op een oordeel van inhoudelijk deskundigen van de veelal kwantitatieve onderzoeksresultaten. Nadere onderbouwing van de effecten is terug te vinden in het milieu-effectrapport Mainportontwikkeling Rotterdam. Kust en zee Met betrekking tot de kustlijnhandhaving is er bij beide referentieontwerpen een aanzienlijke toename van het kustonderhoud. Het zand verplaatst zich bij beide referentieontwerpen deels in de richting van de Haringvlietmond en deels in noordelijke richting. Aanzanding vindt plaats nabij de zuidelijke dam van de havenmond. Op de overige Nederlandse kustvakken heeft de landaanwinning geen significante invloed. Voor kustveiligheid is als ontwerpeis geformuleerd dat het veiligheidsniveau voor de Nederlandse kust niet wijzigt. De referentieontwerpen scoren neutraal op het aspect nautische toegankelijkheid havengebied en vaargeul. Het downtimepercentage - de tijd dat de haven door o.a. weersomstandigheden niet toegankelijk is - zal voor moderne binnenvaartschepen licht toenemen. Het downtimepercentage voor zeeschepen zal niet wijzigen. De nautische veiligheid van de haven kan in zijn algemeenheid altijd op het gewenste niveau worden gebracht. Referentieontwerp II is nautisch even veilig als de huidige haventoegang. Uitgangspunt is dat referentieontwerp I met operationele maatregelen kan voldoen aan de veiligheidsnormen. Deze maatregelen beïnvloeden mogelijk de vlotheid van de verkeersafwikkeling in de haven. In hoeverre een aanvaardbare nautische veiligheid kan worden gerealiseerd in combinatie met een aanvaardbare vlotheid van de verkeersafwikkeling is op dit moment nog in onderzoek. Er is een groot verschil tussen de referentieontwerpen in effecten op onderhoudsbaggerwerk. Referentieontwerp I zorgt voor een zeewaartse afbuiging van het slibtransport uit het zuiden waardoor de aanslibbing, en daarmee het onderhoudsbaggerwerk in de haven, zal verminderen. Referentieontwerp II zal naar verwachting een flinke toename van het onderhoudsbaggerwerk met zich meebrengen. Dit komt doordat het waterbekken wordt vergroot door de uitgebouwde havenmond en door een veranderd patroon van in- en uitstromend zout en zoet water, toegenomen slibconcentraties en een hoger bezinkingspercentage. Slib is tevens een belangrijke ecologische factor in de kustzone van de Noordzee en in getijdengebieden. Aanleg van een landaanwinning heeft mogelijk effect op het slibtransport langs de kust. Het lopende onderzoek hiernaar biedt vooralsnog geen uitsluitsel over mogelijke effecten hiervan en daarmee over eventuele voor- of nadelen van de beide referentieontwerpen of over te nemen beperkende maatregelen. In hoeverre veranderingen in het kustwater een effect op de slibbalans van de Waddenzee hebben, is nog onzeker. Tijdens een bespreking over dit aspect hebben deskundigen aangegeven dat er onvoldoende kennis is om goede uitspraken te doen over de gevolgen hiervan voor de ecologie. Een eventuele vertaling van veranderingen in de slibbalans 118

119 Hoofdstuk 9 Uitwerking beleidskeuze Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Kust en zee van de Waddenzee naar effecten op natuurwaarden stuit op leemten in kennis ten aanzien van kwantitatieve ecologische relaties tussen slibgehalten en het voorkomen van bodemdieren, vissen en schorontwikkeling. De deskundigen hebben echter tevens aangegeven dat er geen sprake zal zijn van een groot negatief effect op de ecologie van de kustzone en de Waddenzee. Daarbij moet worden opgemerkt dat uit de berekeningen die zijn uitgevoerd voor de landaanwinning blijkt, dat verandering van het sluisbeheer in de Haringvliet eveneens een negatieve effect overschaduwt het positieve effect dat de ontwerpen hebben op de natuurtypen platen en schorren. De natuurtypen zijn voor een beoordeling ingedeeld in drie categorieën: minder belangrijk, belangrijk en zeer belangrijk. De afname in de categorie minder belangrijk is dermate omvangrijk voor beide referentie-ontwerpen, dat de winst in de beide overige categorieën dit effect niet meer goedmaakt. Saltspray is een belangrijke factor voor het Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand invloed kan hebben op de slibconcentraties behoud van de natuurwaarden in de duinen voor de kust en in de Waddenzee. Natuur De landaanwinning vindt plaats in een gebied dat deel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur. De landaanwinning legt beslag op een groot oppervlak van de kustzone, waar- van Voorne en Goeree. Het areaal van natuurtypen die mede van de saltspray afhankelijk zijn, is in de afgelopen decennia afgenomen en wordt thans door beheersmaatregelen in de duinen in stand gehouden. Als gevolg van de aanleg van een landaanwinning wordt verwacht dat de hoeveelheid saltspray zal afnemen. Deelnota MER 750 ha natuuren bij vooral natuurtypen open zee, (on)diepe kust- Bij compensatie van natuurwaarden in het zone, geulen en slikken afnemen. Dit significant kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn wordt 119

120 uitgegaan van een worst case benadering, een afname van 26 hectaren ecologisch belangrijke natuurtypen ten gevolge van de saltspray vermindering. Daarnaast is het netto verlies aan oppervlakte natuur relevant. Dit bedraagt bij beide varianten circa hectaren. De invloed van de referentieontwerpen op de in het gebied voorkomende soorten is als neutraal beoordeeld. Er is een negatief effect op aantallen foeragerende vogels door een afname van het areaal slikken. Er is een positief effect op het voorkomen van de zeehond, het aantal vindplaatsen van hogere planten en aantal paren broedvogels. Dit wordt veroorzaakt door een toename van het areaal schorren. Uitgangspunt bij natuur is dat compensatie leidt tot een neutraal effect op natuurwaarden. Compensatie wordt voor de effecten van de landaanwinning nader uitgewerkt. De compensatie komt aan de orde in paragraaf Recreatie De referentieontwerpen voor de landaanwinning leiden tot een toename van de recreatiemogelijkheden ten opzichte van de autonome ontwikkeling, maar hebben tegelijkertijd een licht negatief effect op de autobereikbaarheid van de landaanwinning. Wanneer wordt gekeken vanuit de invalshoek van de verschillende deelgebieden in de regio, kan worden geconcludeerd dat de referentieontwerpen alleen effect hebben op het strandbezoek. Bij Rockanje op de Kop van Voorne en in mindere mate op Goeree en in Hoek van Holland zal het strandbezoek toenemen. Transport en logistiek Het transport van goederen en personen in het Rotterdamse havengebied zal bij de autonome ontwikkeling verder groeien. Het gebruik van de landaanwinning zal extra verkeer met zich meebrengen. Wanneer de landaanwinning geheel in gebruik is, zal het effect hiervan op de bereikbaarheid zeker merkbaar, maar beperkt zijn. Oorzaak hiervan is dat het verkeer dat de landaanwinning genereert beperkt is ten opzichte van de autonome groei van het overige verkeer op de achterlandverbindingen. Bij de berekeningen van de bereikbaarheid over de weg is de verkeersintensiteit, in een situatie met een volledig gevulde landaanwinning (inclusief de autonome ontwikkeling), afgezet tegen de capaciteit van het wegennet zoals die wordt verwacht in Hierbij is er van uit gegaan dat de A15 wordt verbreed conform de tracénota/mer A15 uit Uit de berekening blijkt dat zich naar verwachting als gevolg van gebruik van de landaanwinning geen grote knelpunten zullen voordoen in de bereikbaarheid over de weg. Het gebruik van de landaanwinning veroorzaakt geen bereikbaarheidsproblemen per spoor. Met name het gedeelte van de havenspoorlijn vanaf de Botlektunnel naar het oosten heeft ruim voldoende capaciteit om het treinverkeer van en naar de landaanwinning op te vangen. Ook de toename van het vervoer per binnenvaartschip als gevolg van het gebruik van de landaanwinning kan ruim worden opgevangen binnen de capaciteit van de vaarwegen. De vestiging van container- en distributiebedrijven op de landaanwinning zal een verschuiving van de modal split van de haven als geheel in de richting van meer wegverkeer met zich meebrengen. Wel biedt de landaanwinning mogelijkheden voor een verschuiving van de modal split van het containervervoer naar meer milieuvriendelijke vervoerswijzen. Dit komt door de mogelijkheden die de vestiging van grootschalige containerbedrijvigheid op landaanwinning biedt om vervoersstromen te bundelen en de container- 120

121 Hoofdstuk 9 Uitwerking beleidskeuze Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Recreatie afhandeling verder te optimaliseren Zo kan beter gebruik worden gemaakt van containervervoer per spoor en per binnenschip. Milieukwaliteit De toekomstige milieukwaliteit wordt sterk bepaald door de autonome ontwikkeling. Bij geluid wordt in de autonome ontwikkeling een verslechtering van de situatie verwacht. De bedrijven op de landaanwinning leveren geen significante bijdrage aan de geluidbelasting in woongebieden. Het wegverkeer Er is van uitgegaan dat de (achtergrond)- kwaliteit van water en lucht in de autonome ontwikkeling flink verbetert. De bedrijven op de landaanwinning veroorzaken (extra) emissies. Door de afstand tot leefgebieden leiden de verwachte (extra) emissies slechts tot een marginale verslechtering van de luchtkwaliteit in de woongebieden. Er wordt geen structurele geurhinder door bedrijven op de landaanwinning verwacht. De landaanwinning kan, afhankelijk van het soort chemie dat zich hier vestigt, bij incidenten leiden tot een locaal lichte toename van het aan- Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand is de belangrijkste geluidbron. Met name het tal stankklachten. Vestiging van chemie zal leiden railverkeer van en naar de landaanwinning zorgt voor een verslechtering van de geluidsituatie gemeten in zowel aantal geluidbelaste woningen (>55 db(a)), aantal geluidgehinderden (>50 db(a)) als oppervlakte stiltegebied dat aan een geluidsbelasting groter dan 40 db(a) wordt blootgesteld. De belasting Deelnota MER 750 ha natuuren tot toename van de CO 2 -emissies. Deze moet binnen Nederland gecompenseerd worden op grond van het Kyoto-protocol dat de terugdringing van de mondiale uitstoot van broeikasgassen ten doel heeft. Dit geldt overigens niet alleen voor vestiging op de landaanwinning, maar ook voor vestiging in bestaand Rotterdams door industrielawaai en verkeerslawaai samen gebied. neemt dan ook toe. 121

122 Milieukwaliteit De referentieontwerpen zorgen voor een toename van de emissies van verontreinigende stoffen naar water. Ten opzichte van de totale vracht aan verontreinigingen in de Nieuwe Waterweg in de autonome ontwikkeling, is de toename zeer klein. De concentraties aan verontreinigingen in het water zullen bij gebruik van de landaanwinning niet afwijken van de concentraties zoals die zich in de autonome ontwikkeling zullen voordoen. De bedrijven op de landaanwinning en de diverse transportstromen van en naar de landaanwinning leiden niet tot een zodanige verhoging van het individueel risico in de bebouwde omgeving van het havengebied dat daardoor knelpunten ontstaan. Het huidige knelpunt met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen, gelet op de norm voor individueel risico, (ter hoogte van Hoogvliet) blijft bestaan. Dit knelpunt wordt niet beïnvloed door de landaanwinning. De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt overschreden door het transport per buisleiding. De mate waarin de buisleidingen zullen bijdragen aan het risico voor de omwonenden is afhankelijk van de bedrijfscondities van de leidingen en de ligging van de leiding ten opzichte van de kwetsbare bestemmingen. Knelpunten kunnen dus niet worden uitgesloten maar zijn te voorkomen door een goede inpassing van de buisleidingen. Door de nabijheid van de industrie kunnen in het risico s ontstaan, tenzij met de nabijheid van de recreatie bij de uitgifte van terreinen rekening wordt gehouden. Voor de referentieonwerpen is globaal berekend welk gedeelte van de landaanwinning vrij beschikbaar is voor de meest risicovolle stationaire chemische installaties. Dit blijkt voor beide referentieontwerpen ongeveer 40% te zijn van het deel van de inrichting dat nu voor de chemie is gereserveerd. 122

123 Hoofdstuk 9 Uitwerking beleidskeuze Voor het transport van gevaarlijke stoffen geldt dat de ligging van de transportroute nog niet exact bekend is, maar zolang voor het transport van gevaarlijke stoffen een afstand van 200 m wordt aangehouden ten opzichte van de strandrecreatie aan de zuidzijde van de landaanwinning en het recreatief centrum is de veiligheid van de recreanten gewaarborgd en is de aanwezigheid van zowel de strandrecreatie als het centrum geen probleem. Ten opzichte van de extensieve recreatievormen gelden geen afstandseisen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Landschap De vooruitgeschoven ligging van de landaanwinning in zee zorgt bij beide referentieontwerpen voor een zichtbaarheid vanuit het zuiden. Door de uitbreiding van de havenmond bij referentieontwerp II is de ervaring van de openheid langs de kust minder dan bij referentieontwerp I. Referentieontwerp II is voor wat betreft de aspecten structuur en samenhang en identiteit en imago het beste referentieontwerp. De reden hiervoor ligt met name in de eigen haventoegang van referentieontwerp II, waar dit ontwerp in tegenstelling tot referentieontwerp I over beschikt. Door de eigen haventoegang blijft de logica van de haventoegang vanaf zee behouden en krijgt de landaanwinning een sterke havenuitstraling. Ruimtelijke kwaliteit De ruimtelijke kwaliteit van de landaanwinning wordt bepaald door de daadwerkelijke toekomstige inrichting en het gebruik ervan. Voor de referentieontwerpen zijn ontwerpeisen opgesteld om te bereiken dat de randvoorwaarden voor een goede ruimtelijke kwaliteit aanwezig zijn. Een effectvergelijking ten opzichte van de autonome ontwikkeling - het gebied blijft dan zee - is derhalve niet uitgevoerd. Wel is aangeven wat de absolute bijdrage is aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. De gebruikswaarde van beide referentieontwerpen is gelijk. Beide ontwerpen voldoen aan de ruimtelijke en infrastructurele vestigingsplaatseisen voor containeroverslag, distributie en chemische industrie. Door de schaalgrootte van de landaanwinning hebben uitgeefbare kavels voldoende afmetingen om verschillende inrichtingen en functies mogelijk te maken. De toekomstwaarde van beide referentieontwerpen is goed. Kavelafmetingen maken toekomstige functieveranderingen mogelijk. Beide ontwerpen zijn faseerbaar en uitbreiding is niet onmogelijk gemaakt. Afhankelijk van de mate waarin de groei van met name de chemie plaats vindt op de landaanwinning, is er een toename van het energieverbruik. Nieuwbouw van installaties op de landaanwinning levert wel efficiencyverbeteringen op ten opzichte van het gebruik van bestaande installaties. Zuidelijke variant Een uitgebreidere effectbeschouwing van de zuidelijke variant, is opgenomen in het milieu-effectrapport Landaanwinning. In het algemeen kan worden geconstateerd dat een zuidelijke variant minder goed scoort dan de referentie-ontwerpen, vooral door de minder goede beoordeling voor natuur en landschap. Dit heeft met name te maken met de ligging in ondieper water en de afschermende werking voor saltspray op de duinen van Voorne. De winst- en verliesrekening voor natuurtypen valt hierdoor bij de zuidelijke variant slechter uit dan bij de beide referentieontwerpen. Dit werkt deels door in de diversiteit van dier- en plantensoorten. Voor op de zee georiënteerde diersoorten zou de zuidelijke variant gunstiger kunnen uitpakken. Planologische kernbeslissing Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Deel A Deel B Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren 123

124 Een zuidelijke variant heeft als bijkomende consequentie dat deze dichter bij Voorne komt dan de referentieontwerpen. Door de ligging wordt de beleving van openheid van de Noordzee, gezien vanaf Voorne, veel negatiever beïnvloed dan bij de referentieontwerpen Mitigatie en compensatie Het mitigatie- en compensatieplan vormt een onderdeel van de afweging in het kader van artikel 6 van de Habitatrichtlijn. Het mitigatie- en compensatieplan is een van de vereisten voor de landaanwinning en zandwinning om te voldoen aan artikel 6 van de Vogel/Habitatrichtlijn en de afwegingsformule van het Structuurschema Groene Ruimte. Basisprincipes mitigatie en compensatie Significante negatieve effecten van de landaanwinning en zandwinning op de beschermde natuur moeten worden gemitigeerd en, waar dit niet voldoende is, worden gecompenseerd. Hiervoor gelden vanuit de vigerende regelgeving de volgende principes: de mitigatie- en compensatiemaatregelen moeten gericht zijn op vervanging van overeenkomstige natuurwaarden, die verloren gaan door de ingreep. Er dient sprake te zijn van soort-, functie- en Natura 2000 gerichte compensatie; het voorzorgsbeginsel: indien effecten als gevolg van de ingreep redelijkerwijs vermoed worden, wordt ervan uitgegaan dat deze zich zullen voordoen en zullen de mitigatie- en compensatiemaatregelen hierop moeten zijn afgestemd; significante effecten zullen zoveel mogelijk moeten worden gemitigeerd; vervolgens dienen de resterende negatieve effecten te worden gecompenseerd; de compensatie moet in verhouding staan tot de kwaliteit en kwantiteit van het verlies. Het instandhouden van de gespecificeerde soorten en habitats van de Europese richtlijnen is belangrijker dan de exacte vervanging van het aantal verstoorde hectares; de compensatie mag ook buiten het natuurgebied, waar schade optreedt, plaatsvinden, mits dezelfde natuurwaarde vervangen wordt en de samenhang van Natura 2000 in stand blijft; het tijdstip van de daadwerkelijke compensatie moet gerelateerd zijn aan het tijdstip van de ingreep. het compensatieplan moet rekening houden met eventuele effecten van dit plan op andere beschermde natuurwaarden. Als andere beschermde natuurwaarden door de compensatie schadelijke effecten ondervinden, dan zal dit vervolgens ook gecompenseerd dienen te worden (domino-effect); de regelgeving sluit uitgevoerd beleid, uitvoering van lopend beleid, dat bestuurlijk geaccordeerd en financieel gedekt is of autonome ontwikkelingen uit als op te voeren compensatiemaatregel. Wel kunnen compensatievoorstellen worden gekoppeld aan nieuw beleid of beleid dat financieel niet gedekt is. Significante negatieve effecten op beschermde natuurwaarden Voor het bepalen van de negatieve effecten op beschermde natuurwaarden is uitgegaan van de referentieontwerpen van de landaanwinning. Deze ontwerpen hebben een indicatief karakter. De significante effecten van de referentieontwerpen zijn zover mogelijk door diverse onderzoeken in kaart gebracht. Aangezien de aanwezige natuursystemen complex van aard zijn, is eveneens gebruik gemaakt van een tweetal expert-judgements met betrekking tot de effecten op duinen en zeemilieu. 124

125 Hoofdstuk 9 Uitwerking beleidskeuze Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Duinen Voorne en Goeree De referentie-ontwerpen hebben op basis van huidige inzichten de volgende significante effecten op de Europees en nationaal beschermde natuurwaarden: Afname zeeoever met een lengte van circa 4 km; Afname zeenatuur met een bruto oppervlakte van ha (opgebouwd uit ha bedrijventerrein, 750 ha havenbekkens, 500 ha zeewering en 250 ha infrastructuur); Dit effect kan mogelijk groter zijn (max ha.) Bepaalde delen van de onderwateroe- en het onderhoud (permanent effect). In het kader van de procedure voor de ontgrondingsvergunning wordt hier verder aandacht aan geschonken. Mogelijke reductie invloed zeedynamiek (o.a. afname saltspray) op duinen van Voorne en Goeree, waarbij de prioritaire habitats open droog duin en zeereep uit de Europese regelgeving in het geding zijn. De duinen (max. 16 ha) en de zeereep (max. 10 ha) zullen over een oppervlakte tussen de 0 ha en 26 ha aan kwaliteit ver- Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand ver van de landaanwinning zullen mogelijk minderen. Door de landaanwinning zal de dusdanig frequent gesuppleerd moeten worden, dat deze delen weinig waarde hebben voor het mariene ecosysteem. Nader onderzoek zal hierover uitsluitsel geven. Indien het negatieve effect afwijkt van de 2500 ha dan zal de compensatieopgave in PKB deel 3 hierop worden afgestemd. Voorts natuurlijkheid van de duinen mogelijk afnemen. Afname en verstoring van zeenatuur als gevolg van de verbreding van de vaargeul en eventuele overige zandwinning voor aanleg en onderhoud van de landaanwinning. Deelnota MER 750 ha natuuren is sprake van verstoring door zandwinning De Natuurbeschermingsorganisaties zijn van ten behoeve van de aanleg (tijdelijk effect) mening dat over een groter areaal kwaliteitsver- 125

126 lies van kwetsbare duinvegetaties mogelijk is. Het mogelijke kwaliteitsverlies kan resulteren in significante effecten, die gecompenseerd dienen te worden. Gezien de waardevolle duinnatuur, die in het geding is, heeft uitgebreid en diepgaand onderzoek naar de mogelijke effecten op de duinen en zeereep plaatsgevonden. Uit dit onderzoek blijkt dat de mogelijk omvang van significante effecten op duinen en zeereep zich zal uitstrekken over een oppervlakte tussen de 0 en 26 ha. Gezien de gevoeligheid van dit onderwerp zijn de uitkomsten van het onderzoek in samenspraak met de natuur- en milieuorganisaties voorgelegd aan een panel van onafhankelijke wetenschappelijke experts. Dit expertjudgement heeft de uitkomst van het onderzoek bevestigd. Op basis van het voorzorgprincipe conform de Vogel- en Habitatrichtlijn wordt uitgegaan van een compensatieopgave van 26 hectare voor de duinen en zeereep. Om enige onzekerheid te ondervangen is een zeer ruime multiplier geïntroduceerd en wordt een oppervlakte van 100 ha zeereep en duin als compensatiemaatregel gehanteerd. Ondanks de verificatie van het effect door het expertjudgement en de zeer ruime compensatieomvang via de multiplier houden de natuur- en milieuorganisaties hun twijfels bij de omvang van het effect en hieraan verbonden de omvang van de compensatieopgave. Zij zijn van mening dat over een groter areaal kwaliteitsverlies van kwetsbare duinvegetaties mogelijk is. Middels het monitoringsprogramma, dat in kader van de compensatie opgezet zal worden, zullen de effecten van de ingreep op de duinen gemeten worden. Mocht uit dit programma blijken dat de effecten afwijken van de inzichten waarop de omvang van de compensatieopgave is bepaald, dan zal dit kunnen leiden tot bijstelling van de compensatiemaatregelen. Behalve significante negatieve effecten op de natuur worden ook positieve effecten van de ingreep op de natuur verwacht. Zo zal aan de zuidzijde van de landaanwinning het schorrenen platengebied zich verder uitbreiden. Dit zijn in het algemeen hoog gewaardeerde ecosystemen die vergelijkbaar zijn met systemen in de Waddenzee. Deze positieve effecten zijn voor de natuurcompensatie echter niet relevant. De regelgeving richt zich op het behoud van bestaande natuurwaarden en niet op de ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden. Uitgangspunt van de regelgeving is dat overeenkomstige natuurwaarden gecompenseerd dienen te worden. Saldering met andere nieuwe natuurwaarden is niet aan de orde in kader van de Europese regelgeving. Mitigatiemaatregelen Overeenkomstig de regelgeving wordt eerst gestreefd naar maximale mitigatie van de significante effecten op de beschermde natuur. Het betreft de volgende mitigerende maatregelen: mitigatie afname lengte ondiepe zeeoever door aanleg minimaal overeenkomstige lengte zachte zeewering inclusief onderwateroever aan de landaanwinning; mitigatie mogelijke reductie invloed zeedynamiek op duinen van Voorne en Goeree middels het niet toestaan dat het operationele ontwerp voor de landaanwinning een groter negatief effect op de duinen heeft dan de referentieontwerpen (dit zal middels een effectenstudie vooraf moeten worden aangetoond); mitigatie zandwinning door de verdieping en verbreding van de vaargeul hiervoor zoveel mogelijk te benutten en zandwinning buiten de vaargeul zoveel mogelijk te beperken. Bij de zandwinning wordt gebruik gemaakt van nieuwe technieken die vertroebeling van het zeemilieu zoveel mogelijk voorkomen en zodat de mariene ecosystemen buiten de vaargeul zich kunnen herstellen. 126

127 Hoofdstuk 9 Uitwerking beleidskeuze Voorne Den Haag Rotterdam Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Goeree Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport studiegebied thema natuur deelproject landaanwinning ecologische hoofdsctructuur (EHS) EHS-gebied en aangemeld habitatrichtlijngebied EHS-gebied en aangemeld habitatrichtlijngebied en aangewezen vogelrichtlijngebied Figuur 12 Beschermde natuurgebieden De mitigerende maatregelen met betrekking randvoorwaarden te streven naar zo mogelijk tot de landaanwinning zijn geïntegreerd in de verdergaande mitigerende maatregelen. referentieontwerpen voor de landaanwinning. De noordelijke ligging van de referentieontwerpen zorgt bij een omvang van ha bedrij- op basis van de referentieontwerpen is dat geen Het resultaat van de mitigerende maatregelen venterrein voor een zo beperkt mogelijk aanvullende compenserende maatregelen voor negatief effect op de duinen. De mitigerende de zeeoever noodzakelijk zijn en het mogelijke maatregelen zijn vertaald in beslissingen van negatieve effect op de duinen van Voorne en wezenlijk belang in de PKB-plus en vormen Goeree tot een minimum beperkt blijft. In de duinen kan een kwaliteitsverlies optreden als gevolg aldus randvoorwaarden voor het projectenspoor. Binnen deze kaders is er zoekruimte voor van de mogelijke afname van onder meer saltspray, die tot significante effecten zal leiden over het operationele ontwerp voor de landaanwinning en de zandwinning. Bovendien zal voor een oppervlakte tussen 0 en 26 ha hoogwaardig het operationele ontwerp onverminderd van duin en zeereep. Conform het voorzorgbeginsel kracht blijven om binnen de geformuleerde zal dit gecompenseerd dienen te worden. Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren 127

128 Een extra denkbare mitigerende maatregel voor de duinen, die niet is opgenomen, is een harde zuidelijke zeewering van de landaanwinning. De veronderstelling daarbij is dat een harde zeewering in vergelijking tot een zachte zeewering mogelijk een minder negatief effect op de saltspray heeft. Deze mitigerende maatregel is op grond van twee argumenten niet opgenomen: de maatregel staat op gespannen voet met de mitigerende maatregel voor de zeeoever; de maatregel vormt een onnatuurlijk object in een omgeving, die door natuurlijke processen transformeert richting een platen- en schorrengebied. Tot slot is het mogelijk dat nog enig effect van de zandwinning voor zowel de aanleg van de landaanwinning (tijdelijk effect) als voor het permanent suppleren van de zachte zeewering en de verbreding van de vaargeul (blijvend effect) moet worden gecompenseerd. Deze compensatie wordt gekoppeld aan de compensatie voor het areaalverlies zeenatuur als gevolg van de landaanwinning. In het kader van de procedure voor de ontgrondingsvergunning zal nader onderzoek plaatsvinden naar de effecten van het operationele plan voor de zandwinning. Compensatiemaatregelen Na aftrek van de mitigerende maatregelen zullen de significante negatieve effecten op de volgende natuurtypen gecompenseerd moeten worden: zeenatuur (afname areaal met circa hectare landaanwinning en verbreding vaargeul en verstoring zeenatuur door zandwinning); duinen (afname invloed zeedynamiek waardoor bij de duinen op Voorne en Goeree over een oppervlakte van maximaal 16 ha een zeker kwaliteitsverlies kan optreden en de zeereep bij Voorne en Goeree over een oppervlakte van maximaal 10 ha een zeker kwaliteitsverlies kan optreden). In het onderstaande worden de compensatiemaatregelen voor de zee en de duinen toegelicht. De compensatiemaatregelen zullen conform de regelgeving gekoppeld moeten worden aan de realisering van de ingreep. Dit betekent dat bij de aanleg van de landaanwinning een begin gemaakt moet worden met het realiseren van compensatiemaatregelen voor de zeenatuur. De realisatie van de compensatie voor de duinen is gekoppeld aan de realisering van die delen van de landaanwinning die een mogelijk negatief effect op de duinen zullen veroorzaken (o.a. afname saltspray). Voor zowel de duinen als de zeenatuur zijn voorkeursopties en reserve-opties voor compensatie opgenomen. In de periode tot PKB deel 3 zal nagegaan worden welke van deze opties in het compensatiepakket opgenomen zullen worden. Om aan de compensatieopgave te voldoen zijn combinaties van opties denkbaar. Voor de gerealiseerde compensatiegebieden zal worden nagegaan of deze onder de Natuurbeschermingswet gebracht kunnen worden. Voorkeursoptie compensatie zeenatuur: zeereservaat In een zeereservaat geldt een aantal beperkingen voor menselijke ingrepen, zodat natuurlijke processen zich ongestoord kunnen ontplooien. Het betreft extra beperkingen en maatregelen boven op de verplichting tot instandhouding conform de Vogel- en Habitatrichtlijn, die voor dit gebied van toepassing zijn en het vigerend beleid voor de Voordelta. Gedacht wordt onder meer aan beperkingen voor de visserijsector (bodemberoerende visserij, vissen met staand wand), delfstofwinning, vormen van recreatief gebruik, windmolens en zendmasten. Bij de opzet van het reservaat zullen de ecologische functies, die door de landaanwinning worden aangetast (bijvoorbeeld overwinterings- en fourageerfunctie van kustvogels) worden versterkt. Dit wordt in het projectenspoor nader uitgewerkt. Hierbij zal 128

129 Hoofdstuk 9 Uitwerking beleidskeuze ook met nadruk aandacht besteed worden aan de batenkant voor de visserijsector (bijvoorbeeld kraamkamerfunctie, toename visbestanden, selectieve vistechnieken). Het zeereservaat is gesitueerd voor de Haringvlietmond. In het gebied is een zoet - zout gradiënt van het Haringvliet en de gradiënt ondiepe kust diepe zee aanwezig. In verband met de internationale regelgeving voor de visserij, wordt overwogen het zeereservaat binnen de drie mijlszone te situeren. In deze zone zijn alleen Nederlandse en Belgische vissers actief en middels nationale regelgeving aan restricties te binden. Op basis van het huidig functioneren van het ecologisch systeem voor de Haringvlietmond is de verwachting dat per oppervlakte eenheid een verbetering van circa 10% haalbaar is. Op grond hiervan kunnen de effecten van de landaanwinning en de zandwinning gecompenseerd worden met een zeereservaat van circa hectare. Het zeereservaat zal de komende periode nader uitgewerkt worden. Bij deze uitwerking zal nagegaan worden welke activiteiten toegestaan, beperkt toegestaan of verboden worden. Op basis hiervan zal nagegaan worden of de veronderstelling van 10% ecologische winst haalbaar en uitvoerbaar is. Afhankelijk hiervan en op basis van een monitoringsprogramma zal nagegaan worden of een bijstelling van de omvang van het zeereservaat gewenst of noodzakelijk is. Compensatie-optie: Oostvoornse Meer Het openstellen van het Oostvoornse meer betekent een uitbreiding van het areaal zeenatuur met circa 230 ha. Het type zeenatuur, dat kan ontstaan, wijkt af van het type dat conform de Europese richtlijn gecompenseerd dient te worden. Aangezien het openstellen echter een kwaliteitsimpuls voor het ecosysteem van de Voordelta kan betekenen, sluit de regelgeving een dergelijke maatregel als compensatie niet op voorhand uit. In de periode tot PKB-plus deel 3 zullen de mogelijkheden voor het openstellen nader onderzocht worden. Bij dit onderzoek zal betrokken worden dat het Oostvoornse meer is aangewezen als beschermd in het Structuurschema Groene Ruimte. Ook zal nagegaan worden wat de invloed van het openstellen van het meer is op het habitat van de Noordse woelmuis in dit gebied. De Noordse woelmuis is een prioritaire soort op grond van de Europese richtlijn. Voorkeursoptie compensatie duinen: kop van Brouwersdam Aanvullend op de plannen van Rijkswaterstaat Zeeland voor strandontwikkeling bij de Brouwersdam (met eigen besluitvormingstraject) kan duincompensatie plaatsvinden op de kop van de Brouwersdam. De situatie is geschikt voor jonge dynamische duintypes. Deze duinen zijn waardevol en kunnen zich ontwikkelen tot het type, dat volgens de regelgeving gecompenseerd dient te worden. De potentiële ecologische winst bestaat onder meer uit dynamische zeereep, open droog duin en natte duinvallei. Deze maatregel die aanvullend is op het traject van de plannen van Rijkswaterstaat Zeeland, wordt getroffen in een bestaand Vogel- en Habitatrichtlijngebied. De maatregel heeft echter de potentie het systeem te versterken. Indien er significante effecten worden verwacht op natuurlijke kenmerken, is een passende beoordeling nodig. De verwachting van deskundigen is dat de nieuwe duinterreinen na 20 jaar circa 20% van de kwaliteiten zullen bevatten in vergelijking tot een overeenkomstige oppervlakte (maximaal 16 ha kwaliteitsverlies) in de duinen van Voorne en Goeree. Op grond hiervan zal de compensatie voor duinen en zeereep circa 100 ha omvatten. Voorkeursoptie compensatie duinen: duingebied voor Delflandse kust De maatvoering van de duinenrij tussen Planologische kernbeslissing Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Deel A Deel B Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren 129

130 Hoek van Holland en Ter Heijde is dermate gering dat de komende decennia maatregelen nodig zijn voor verbetering van de kustveiligheid. Dit wordt uitgewerkt in het project Hollandse Kustvisie door de provincies Zuid Holland en Noord Holland en is opgenomen in de Vijfde nota ruimtelijke ordening. Het project heeft een eigen besluitvormingstraject. Een van de voorstellen is de aanleg van een strandvlakte voor de huidige kust. De landaanwinning maakt van deze strook een luw kustgebied. Dit maakt een zeewaartse duinuitbreiding in combinatie met natuurontwikkeling mogelijk. Op deze toekomstige strandvlakte kunnen nieuwe duinen worden gecreëerd, waarin natuurtypes zeereep, open droog duin en vochtige duinvalleien voorkomen. Deze natuurwaarden komen overeen met de natuurwaarden, die gecompenseerd dienen te worden. Dit nieuwe duingebied heeft als extra kwaliteit de potentie van stepping stone tussen de rijke duingebieden Meyendel bij Den Haag en de duinen op Voorne. De realisering van deze maatregel wordt niet in het Project Mainportontwikkeling Rotterdam ter hand genomen; er zal aansluiting worden gezocht bij initiatieven die gericht zijn op een realisering van een ecologisch belangrijk duingebied. Om de kwaliteit van het duingebied in balans te brengen met de compensatieopgave zal een duingebied van circa 100 ha gecreëerd moeten worden. Compensatieoptie duinen: de Enden De regeneratie van het landbouwgebied De Enden tot duingebied levert 9 ha nieuw duingebied op. Het betreft afwijkende duintypes die volgens de regelgeving gecompenseerd dienen te worden. Het indirecte effect van deze maatregel strekt zich uit tot omliggende duingebieden, waar overeenkomstige duintypes voorkomen die volgens de regelgeving gecompenseerd dienen te worden. In deze gebieden kan de natuurlijke hydrologische situatie zich herstellen. Het omliggende duingebied wordt hierdoor minder kwetsbaar en de natuurlijkheid neemt toe. De omvang van de maatregel is toereikend om aan een deel aan de totale compensatieopgave te voldoen. De omzetting van dit landbouwgebied in duingebied is een reeds lang bestaande beleidswens, die financieel marginaal gedekt is. Diverse pogingen om het gebied in duingebied om te zetten zijn hierdoor afgeketst. Compensatieoptie duinen: duingebied binnenzijde huidige Delflandse kust Het Integraal Ontwikkelingsplan Westland (IOPW, 29) voorziet in duinontwikkeling van 50 hectare aan de binnenzijde van de huidige zeereep bij s Gravezande. Voor deze duinontwikkeling zal een aantal glastuinbouwbedrijven verplaatst moeten worden. De verwachting is dat de waarden, die zich in dit gebied kunnen ontwikkelen voor een deel kunnen opwegen tegen de waarden die mogelijk verloren gaan. De mate van natuurlijkheid zal in het gebied en het aansluitende duingebied kunnen toenemen. Het gebied heeft de potentie van stepping stone tussen de duingebieden Meyendel bij Den Haag en de duinen op Voorne. De omvang van de maatregel is toereikend om aan een deel van de totale compensatieopgave te voldoen. Compensatieoptie duinen: Oostduinen Goeree De Oostduinen van Goeree zijn momenteel in gebruik voor waterwinning door NV Delta Nutsbedrijven. Het waterwinbedrijf voert in overleg met de provincie Zuid-Holland een optimalisatieplan uit voor de waterwinning. Hierbij wordt met nadruk rekening gehouden met de ecologische potenties van dit duingebied. In het kader van PMR zal worden nagegaan of aanvullend op deze plannen extra maatregelen in de infrastructuur van de (voormalige) waterwinning mogelijk zijn zodat de ecologische potenties van de Oostduinen optimaal benut worden. Deze maatregelen zullen moeten aansluiten op de compensatieopgave voor de landaanwinning. 130

131 Hoofdstuk 9 Uitwerking beleidskeuze Compensatieoptie duinen: strandhaak Haringvlietmond Een mogelijkheid voor compensatie is het stimuleren van de ontwikkeling van het intergetijdengebied in de monding van de Haringvliet. De omvang van het intergetijdengebied wordt mede bepaald door de omvang van de luwe plekken binnen de Haringvlietmond. Het oppervlakte aan luwe gebieden kan worden vergroot door een noord-zuid georiënteerde strandhaak te ontwikkelen. Deze strandhaak kan gekoppeld worden aan de strandhaak die zich op dit moment spontaan ontwikkelt ten zuiden van de Slufter. De nieuwe strandhaak kan bestaan uit een hoge zandplaat, waarop jonge dynamische duinen tot ontwikkeling worden gebracht. Deze maatregel veroorzaakt een mogelijk verdergaande reductie van de zee-invloed op de duinen van Voorne. In plaats van een maximaal negatief effect van 26 ha zou de omvang van dit effect 32 ha kunnen zijn. Hier tegenover staat dat een dergelijke maatregel een bijzondere kwaliteitsimpuls voor het gehele ecosysteem van de Voordelta zou kunnen betekenen. Afgevallen opties Naast de beschreven opties zijn andere mogelijkheden voor de compensatie van zeenatuur en duinen bestudeerd. Om diverse redenen zijn deze opties niet opgenomen. Constante hierin is dat de maatregelen onvoldoende tegemoet komen aan de vereisten van de Europese en of nationale regelgevingen. Tot de overwogen opties behoren onder meer: uitbreiding binnenduinrand van Voorne en Goeree - niet opgenomen omdat andere duintypes gecreëerd worden die op grond van de compensatieopgave vereist zijn; verondieping onderwateroever voor Delfland - niet opgenomen vanwege de relatief hoge kosten voor het regelmatig suppleren van zand ten opzichte van de beperkte natuurwinst (kosteneffectiviteit). Monitoring Met onderzoeken en expertmeetings zijn de effecten van de landaanwinning en zandwinning op beschermde natuurwaarden op basis van de huidige stand van de wetenschap zo goed mogelijk geanalyseerd. Om de effecten van de landaanwinning op de beschermde natuurwaarden (bijvoorbeeld saltspray) en de effecten van de mitigatie- en compensatiemaatregelen te meten tijdens het uitvoeringstraject wordt een monitoringsprogramma opgesteld. Als tijdens de uitvoering van dit programma blijkt dat er sprake is van afwijkende effecten ten opzichte van de huidige inzichten, dan zal dit gedurende de gefaseerde aanleg van de landaanwinning kunnen leiden tot nieuwe of bijstelling van genoemde mitigatie en/of compensatiemaatregelen. Ten behoeve van dit meetprogramma zal een soort- en functiegerichte Natura 2000 ecosysteembeschrijving worden opgesteld. Dit biedt een inzichtelijk beeld van de relevante variabelen en effecten op de natuur en de compensatiedoelen, zodat op transparante wijze getoetst kan worden. Conclusies ten aanzien van mitigatie en compensatie De negatieve effecten van de landaanwinning en zandwinning op beschermde natuurwaarden lijken op basis van huidige inzichten gemitigeerd en gecompenseerd te kunnen worden conform de richtlijnen van de Europese en nationale regelgevingen. Deze maatregelen omvatten: afname lengte huidige zeeoever vervangen door aanleg van minimaal een overeenkomstige lengte zachte zeewering inclusief onderwateroever aan de landaanwinning; geen groter negatief effect op de duinen van Voorne en Goeree toestaan dan het effect op grond van de referentie-ontwerpen; zandwinning zoveel mogelijk uit de Maasgeul of combineren met verbreding met de vaar- Planologische kernbeslissing Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Deel A Deel B Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren 131

132 geul en inzet zandwintechnieken die vertroebeling zoveel mogelijk voorkomen; duincompensatie wordt voorzien op de Kop van de Brouwersdam of voor de kust bij Delfland. Overige opties zijn het landbouwgebied de Enden op Goeree, het duingebied aan de binnenzijde van de huidige Delflandse kust, maatregelen in de Oostduinen van Goeree en ontwikkeling strandhaak in Haringvlietmond; compensatie van de zeenatuur is voorzien middels het instellen van een zeereservaat van circa ha voor de monding van het Haringvliet. Hiernaast zal het openstellen van het Oostvoornse Meer als compensatie voor de zeenatuur nader onderzocht worden hectare natuur- en Inleiding In het ROM-project Rijnmond, Plan van Aanpak en Beleidsconvenant (1993) is, in het kader van de dubbele doelstelling van dit project, vastgelegd dat er in het Rijnmondgebied behoefte bestaat aan hectare extra natuur en recreatie. In het zogenoemde Groenakkoord (27) zijn vervolgens afspraken vastgelegd over de uitvoering van ha daarvan. Afgesproken is dat de besluitvorming met betrekking tot de overige 750 hectare natuur en gekoppeld wordt aan de besluitvorming over de Tweede Maasvlakte. De transformatie van de 750 ha tot natuur- en sluit in principe andere daarmee in strijd zijnde functies uit. Daar waar dit niet strijdig is met de natuur- en recreatiefunctie kunnen bestaande woningen gehandhaafd worden Milieu-effectrapportage Het project 750 ha is in de vorm van een concrete beleidsbeslissingen verankerd in deze PKB-plus. Deze concrete beleidsbeslissingen vormen een m.e.r.-plichtig besluit. Uitgaande van een groot aantal locaties (het ging hierbij onder meer om de in het door de gemeente en de Stadsregio Rotterdam opgestelde rapport Buiten Binnen Bereik (34) genoemde regioparken Stad aan de Groenblauwe slinger, Stad aan de Rotte en Stad aan de Delta) waar de 750 ha in principe gerealiseerd zouden kunnen worden, is in het MER voor de 750 ha natuur- en recreatie gekomen tot een drietal hoofdvarianten welke in het MER vervolgens nader zijn onderzocht. Het MER heeft geleid tot inzicht in de milieueffecten van de ontwikkelde varianten. In het MER is voorts onderzocht op welke wijze de varianten kunnen bijdragen aan de leefbaarheidsdoelstelling, zoals die in de richtlijnen is uitgewerkt in drie aspecten: verbeteren van het milieu; verbeteren van de natuur en de recreatie; verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. Op basis van de informatie in het MER is een Meest Milieuvriendelijk Alternatief (MMA) gedefinieerd. Dit MMA is de variant die maximaal bijdraagt aan de leefbaarheidsdoelstelling. In het MMA wordt ervan uitgegaan dat er op Midden-IJsselmonde 750 ha natuur en recreatie gerealiseerd wordt en dat in het zuidelijk deel van dit gebied sprake zal zijn van het toelaten van getijden. Naast het MMA is ten behoeve van deze PKB een voorkeursvariant geformuleerd. Deze voorkeursvariant is de variant waarbij naast de bijdrage die door de 750 ha aan de beoogde verbetering van de leefbaarheid geleverd wordt, ook andere aspecten worden mee gewogen, zoals bestuurlijk draagvlak, kosten en gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in de Rotterdamse regio. De voorkeursvariant komt overeen met de inhoud van de concrete beleidsbeslissingen zoals die beschreven zijn in deze PKB en zijn samengesteld uit elementen van de in het MER onderzochte hoofdvarianten. 132

133 Hoofdstuk 9 Uitwerking beleidskeuze Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Schiezone, Schiebroekse- en Zuidpolder Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand Het in het kader van de m.e.r. uitgevoerde onderzoek geeft aan dat een belangrijke impuls aan de leefbaarheid kan worden gegeven door Midden-IJsselmonde (het thans nog bij de landbouw in gebruik zijnde gebied dat wordt omsloten door Rhoon, de VINEX locatie Portland/Carnisselanden, de A15 en de Oude Maas) in zijn geheel te transformeren tot een gebied met als hoofdfuncties natuur en recreatie. Dit gebied ligt vlak bij de stad, sluit goed aan bij bestaande groene structuren, biedt de mogelijkheid om te voorzien in een lacune in recreatieve voorzieningen en heeft daarmee een goede uitgangssituatie om te worden omgevormd tot een gebied met belangrijke natuur- en recreatiewaarden. Midden- IJsselmonde dient daarbij op een goede manier te worden verbonden met het stedelijk gebied van de stad Rotterdam, waarbij met name het opheffen van de barrière die gevormd wordt door de infrastructuurbundel A15-Betuwelijn veel aandacht behoeft. Op grond van het onderzoek dat in het kader van het MER is uitgevoerd en na consultatie van de regio heeft het kabinet het voornemen met betrekking tot het deelproject 750 ha natuur- en om te komen tot een zogenaamde gedeelde impuls voor de leefbaarheid. De 750 ha natuur- en worden hierbij verdeeld over het gebied Midden-IJsselmonde circa 600 ha, (zie Figuur 7a) en een drietal gebieden aan de noordzijde van Rotterdam (zie Figuur 7b). Door het inzetten van een beperkt deel van de 750 ha in de noordflank van Rotterdam kan daar als aanvulling op aldaar bestaande en geplande natuur- en recreatiestructuren - eveneens een belangrijke impuls aan de leefbaarheid worden gegeven. De drie gebieden - Schiezone, Schiebroekse- en Zuidpolder - zijn enerzijds belangrijke, maar kwalitatief en kwantitatief nog onvoldoende sterke schakels in groene en recreatieve verbindingen, en zijn anderzijds belangrijk als groene buffers tussen verstedelijkte gebieden. Aangezien de natuuren recreatiefuncties bepalend zullen zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling van geheel Midden- IJsselmonde zal de op de voorziene wijze gedeelde leefbaarheidsimpuls een even grote, zo niet een grotere bijdrage aan de leefbaarheid van de Rotterdamse regio geven, dan wanneer deze geconcentreerd in één gebied gerealiseerd zou worden. Het MER leidt tot de conclusie dat alle onderzochte varianten een belangrijke impuls voor de leefbaarheid zullen betekenen. De in deze planologische kernbeslissing in de vorm van concrete beleidsbeslissingen opgenomen 750 ha natuuren 133

134 ruimtelijke ontwikkeling bevat elementen uit de varianten die in het MER zijn onderzocht. De effecten op het milieu en de bijdrage aan de leefbaarheid van deze variant vallen derhalve binnen de bandbreedte van de effecten van de varianten zoals die zijn beschreven in het MER. De op de bovengenoemde wijze samengestelde variant heeft als kenmerk dat de sterke punten van de gedeelde impuls kunnen worden gerealiseerd, terwijl tegelijkertijd de relatief zwakke punten van de in het MER onderscheiden derde variant (afstand tot de stad, ongewisse ruimtelijke ontwikkelingen in het noordelijk deel van IJsselmonde) worden opgeheven Kosten-batenanalyse In de kosten-batenanalyse voor de 750 ha natuur en recreatie (47) zijn de kosten en baten van in totaal tien projectvarianten geanalyseerd (op basis van de gegevens uit het MER). Hierbij zijn vijf varianten onderscheiden: 1 Een aaneengesloten gebied van 750 ha op één locatie; 2a 600 ha in het noorden en westen van IJsselmonde en 150 ha ten noorden van Rotterdam op de locaties ten westen en ten oosten van de Polder Schieveen; 2b 600 ha in het noorden en westen van IJsselmonde en 150 ha in de Eendragtspolder in de gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle; 3a 600 ha in het westen en oosten van IJsselmonde en 150 ha ten noorden van Rotterdam op de locaties ten westen en ten oosten van de Polder Schieveen; 3b 600 ha in het westen en oosten van IJsselmonde en 150 ha in de Eendragtspolder in de gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle. Voor alle varianten is gekeken naar de ontwikkeling met en zonder het toelaten van een getijdenwerking van de Oude Maas in het thans binnendijks gelegen gebied, zodat uiteindelijk tien varianten zijn geanalyseerd. De onderzochte varianten betreffen niet de voorkeursvariant zoals opgenomen in deze PKB. De baten van de 750 ha bestaan uit de componenten gebruikswaarde voor omwonenden en gebruikers uit de regio en de bestaanswaarde (de waardering voor de aanwezigheid van natuurgebieden in het algemeen). De kosten van de 750 ha zijn opgebouwd uit de investeringen voor verwerving en inrichting en de kosten voor instandhouding van het gebied (zie tabel 2). De bestaanswaarde van natuur is niet in guldens uitgedrukt. De schatting van een prijs voor natuur is met grote onzekerheden omgeven. Gezien het bijzondere karakter van getijdennatuur hebben de voorstellen met getijdennatuur een hogere bestaanswaarde dan de andere varianten, zie de tabel. Voor geen van de onderzochte varianten geldt dat het saldo van de gebruikswaarde en de kosten positief is. Echter, als de bestaanswaarde van de nieuwe natuur op een bedrag in de orde van gulden per hectare per jaar kan worden gewaardeerd dan is dat genoeg om op te wegen tegen het negatieve saldo van de gebruikswaarde en kosten. In Nederland zijn enkele studies uitgevoerd naar de bestaanswaarde van verschillende natuurtypen zoals het Voorns duin, zoutwatergetijdegebied en de Oostvaardersplassen. De uitkomsten van deze studies naar de betalingsbereidheid van burgers voor natuur liggen in een range van tot gulden per hectare per jaar. Hiermee vergeleken zal bij een bescheiden waardering van de bestaanswaarde van de voorgestelde natuurvarianten het kosten-batensaldo van alle varianten, in het bijzonder de varianten met getijdennatuur, positief uitvallen. De kosten van een groene verbinding zijn meegenomen in de analyse. Het is echter nog 134

135 Hoofdstuk 9 Uitwerking beleidskeuze Varianten I II a II b III a III b Mg Zg Mg Zg Mg Zg Mg Zg Mg Zg Baten Gebruikswaarde w.v. omwonenden Overige gebruikers regio Totaal gebruikswaarde Kosten Investeringen Onderhoud en beheer Externe effecten p.m p.m p.m p.m p.m p.m p.m p.m p.m p.m Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Totaal kosten Saldo gebruikswaarde en kosten (t/m 2035) Bestaanswaarde Mg = Met getijdenwerking Zg= Zonder getijdenwerking Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport Tabel 2: Netto contante waarde kosten en baten (in 2003) (x mln gulden) Bron: (47) niet duidelijk op welke wijze de barrièrewerking van de infrastructuurbundel tussen Rotterdam en IJsselmonde wordt opgeheven. De kosten zullen slechts ten dele samenhangen met het project Mainportontwikkeling Rotterdam. Een dergelijke ontwikkeling kan echter in het gebied vooralsnog niet rekenen op voldoende maatschappelijk draagvlak en vergt het doen van omvangrijke investeringen (aanleggen van een nieuwe, dan wel aanpassen van de Inrichting van Midden-IJsselmonde bestaande waterkering, grondverzet). Vooralsnog zal bij de inrichting van het plangebied de bestaande primaire waterkering behouden Met betrekking tot de toekomstige inrichting van het in Figuur 7a aangegeven gebied geldt, dat het gebied tussen de Essendijk en de huidige hoofdwaterkering de hoofdfunctie robuuste natte natuur met recreatief medegebruik zal krijgen. blijven. Nader onderzoek naar de mogelijkheden om het areaal getijdengebied in Midden-IJsselmonde te vergroten zal moeten uitwijzen in hoeverre op termijn haalbare oplossingsrichtingen kunnen worden ontwikkeld die kunnen rekenen op voldoende maatschappelijk Het binnenlaten van getijden in dit deel van het plangebied, onder handhaving van het wettelijk vereiste beschermingsniveau tegen overstromingen, zou een belangrijke meerwaarde kunnen hebben voor de voorgenomen natuuren recreatiefunctie van Midden-IJsselmonde. draagvlak. Ten Noorden van de Essendijk is er ruimte voor recreatieve functies en voorzieningen, die moeten passen bij de kwaliteit van het natuuren. Aansluitend aan de zogenoemde Koedoodzone is er ruimte voor meer Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren 135

136 intensieve groene recreatieve voorzieningen. Op deze wijze kan op Midden IJsselmonde een natuur- en worden gerealiseerd van 600 hectare. Langs de Oude Maas ligt, buiten het door de concrete beleidsbeslissing bestreken gebied, een golfbaan die op een voormalige stortlocatie voor havenslib is gesitueerd. Deze golfbaan komt, indien de plannen verwezenlijkt worden op de manier zoals die nu is voorzien, te liggen tussen de bestaande zoetwatergetijdennatuur van de Oude Maas en de natte natuur ten noorden van de huidige hoofdwaterkering. Bovendien geldt dat er plannen bestaan om tot een uitbreiding van deze golfbaan te komen. Deze uitbreiding zal alleen mogelijk zijn indien tot verplaatsing van de bestaande golfbaan wordt overgegaan. Het verplaatsen van de golfbaan zal het op zijn beurt mogelijk maken om de natuurwaarden langs de Oude Maas te versterken. Het hier gestorte havenslib kan bovendien eventueel in de toekomst worden verwijderd, waardoor het aan de werking van de getijden blootgestelde gebied vergroot wordt. Een dergelijke ontwikkeling zou goed passen binnen de aan het project Delta Natuur ten grondslag liggende doelstellingen. Omdat de Startnotitie en de richtlijnen voor de m.e.r. alleen ingaan op de leefbaarheidsimpuls en gezien het feit dat de bestaande golfbaan bij de Oude Maas buiten de in het MER beschreven (hoofd)varianten is gehouden, zijn evenwel alleen de beoogde natuur- en recreatiefuncties in de concrete beleidsbeslissing ruimtelijk vastgelegd. Zowel het verplaatsen (en het tegelijkertijd uitbreiden) van de golfbaan, als het bieden van ruimte aan stedelijke functies zal in streekplankader nader afgewogen worden. Dergelijke functies zijn, anders dan de op Midden-IJsselmonde te realiseren 600 ha natuur en recreatie zelf, strijdig met het vigerende streekplan Aan natuur en recreatie gerelateerde functies Bij de in deel 1a opgenomen indicatie over het noord-westelijke deel van Midden IJsselmonde, zoals dat in Figuur 7a met een arcering is aangegeven, is de ontwikkeling als recreatie- en natuurgebied richtinggevend. Hiernaast kan in dit gearceerde gebied aan stedelijke functies gedacht worden zoals hoogwaardige bedrijfs- en woningbouwbestemmingen voorzover die passen bij de natuur- en recreatiefunctie van de rest van Midden- IJsselmonde. Hierbij kan o.a. gedacht worden aan horeca-gelegenheden, luxe woningbouw en bedrijfsvestigingen in groene setting, waarbij het gaat om kennisintensieve bedrijvigheid, waarvoor de aanwezigheid van het natuur- en een belangrijke vestigingsconditie vormt. Hierbij zal voorop staan, dat de te ontwikkelen stedelijke functies in algemene zin een bijdrage dienen te leveren aan zowel de kwaliteit als de financiering van de natuur- en recreatiefunctie. Dergelijke functies zijn strijdig met de in het vigerende streekplan aan dit gebied toegekende functie. Een nadere uitwerking en afweging hiervan dient in streekplankader plaats te vinden. Hierbij zal voorop staan dat de te ontwikkelen stedelijke functies een financiële bijdrage dienen te leveren aan de ontwikkeling van de natuur- en recreatiefunctie van Midden-IJsselmonde of dat zij bijdragen aan de instandhouding van de beoogde natuuren recreatiefuncties. De benodigde ruimte voor het verplaatsen en daarbij uitbreiden van de bovengenoemde golfbaan kan geheel of gedeeltelijk gevonden worden in het in Figuur 7a met een arcering aangegeven gebied. 136

137 Hoofdstuk 9 Uitwerking beleidskeuze Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Inpassing van de A Groene verbinding over A15 en Betuwelijn Het in Midden-IJsselmonde te realiseren natuur en dient goed bereikbaar te zijn voor de bewoners van Rotterdam. Deze problematiek vraagt om een geïntegreerde benadering met andere ontwikkelingen in deze regio. Hierbij dient gestreefd te worden naar een voorziening, die bijdraagt aan: de verbetering van de groene kwaliteit in een stadsrand, waarin het leefklimaat onder gebied en het in Midden-IJsselmonde te realiseren natuur- en. Nader onderzoek zal uit moeten wijzen welke vorm en plaats het meest in aanmerking komt. Hierbij is het van belang dat dit vraagstuk onderdeel uitmaakt van de Trajectnota/MER A15. In het kader van de na te streven transformatie van Midden- IJsselmonde is voorts van belang dat er een verbindingsweg zal worden aangelegd tussen de Groene Kruisweg en de VINEX locatie Portland. Bij het ontwikkelen van de plannen voor deze weg, die ook wel wordt aangeduid Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand druk staat; als Rhoonse baan, zal rekening gehouden moe- Deelnota MER 750 ha natuuren de inpassing van de A15; de bereikbaarheid van Midden IJsselmonde. Een met groen in te richten verbinding over de A15 en Betuwelijn van voldoende omvang is daarvoor een adequate voorziening. Een dergelijk element, dat landschappelijk in zijn omge- ten worden met het belang van de toekomstige natuur- en recreatiefunctie van Midden- IJsselmonde. ving wordt ingepast, voorziet in een aantrekkelijke verbinding tussen het stedelijk 137

138 9.3.7 Inrichting Schiezone en Schiebroekse- en Zuidpolder Met betrekking tot de toekomstige inrichting van de in Figuur 7b aangegeven gebieden geldt dat deze als uitloop- en ontwikkelingszone en als schakels die deel uit maken van een groter verband gezien moeten worden. Ze verbinden de Groen Blauwe Slinger met de Rottewig, respectievelijk met het stedelijk gebied van Rotterdam. Er zal aansluiting gezocht moeten worden bij bestaande en reeds geplande groengebieden zoals het Lage Bergsche Bosch, het natuurpark Schieveen, het natuurgebied Ackerdijk, Midden Delfland en het groen in Rotterdam. Dit deel van de leefbaarheidsimpuls moet leiden tot een gedifferentieerd geheel. Binnen die differentiatie zal het accent liggen op een groene ruimte met recreatieve mogelijkheden in combinatie met natuurwaarden. Naast doorgaande verbindingen voor recreanten zijn verbindingen naar de directe omgeving van belang voor de toegankelijkheid daarvan. De Schiebroekse- en de Zuidpolder worden grotendeels ingericht als goed toegankelijke vochtige natuurterreinen met daarnaast recreatieve voorzieningen. De aanwezige bebouwingslinten en kaden dienen hierbij gerespecteerd te worden. Er zal voorts voor een passende ontsluiting gezorgd worden. De barrièrewerking voor mens en dier van de in dit gebied geplande infrastructuur (de Hoge Snelheidslijn, de N470 en de toekomstige raillijn tussen Rotterdam en Zoetermeer) zal zo veel mogelijk ondervangen worden door het treffen van inpassingsmaatregelen. Bij de uitwerking van de inrichting van deze gebieden zal rekening worden gehouden met de adviezen die door de gebiedscommissie Oude Leede zijn geformuleerd in haar interim-advies aan het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid- Holland (april 2000). Door deze commissie is geadviseerd om voor dit gebied een aantal inrichtingsvarianten te ontwikkelen waarbij het realiseren van een ecologische en recreatieve verbindingszone met een breedte van 100 tot 400 meter steeds een randvoorwaarde is. In deze inrichtingsvarianten dient volgens dit advies onder meer in meerdere en mindere mate ruimte geboden te worden voor sportvelden en volkstuinen, waarbij het ecologisch functioneren van de verbindingszone steeds maatgevend is. In de Schiezone bestaat de toevoeging aan het hier al bestaande groen (Overschiese Plasjes, Landgoederen de Tempel, Rodenrijs en Hofwijck) uit openbaar toegankelijke bossen en velden. Daarbij dienen bestaande waardevolle cultuurhistorische elementen zoals bijvoorbeeld de rand van de droogmakerij gerespecteerd te worden. Zowel de verbindingen voor mens en dier tussen gebieden binnen deze zone, als tussen de Schiezone en de omgeving daarvan, zullen worden verbeterd Realisering De impuls aan de leefbaarheid in de vorm van de 750 ha natuur- en heeft een eigenstandig belang en noodzaak. Anders dan bij de landaanwinning is er bij de 750 ha natuur- en sprake van de noodzaak om gronden in eigendom te verwerven alvorens deze kunnen worden getransformeerd tot de beoogde natuur- en en. Onder andere daaraan gerelateerd kan de feitelijke inrichting plaatsvinden. Er wordt daarom afgezien van het leggen van een koppeling tussen het tempo waarin de 750 ha wordt gerealiseerd enerzijds en het tempo waarin de landaanwinning tot stand wordt gebracht anderzijds. Ook uit het oogpunt van zorgvuldigheid en duidelijkheid voor de betrokkenen is het van belang om op korte termijn te starten 138

139 Hoofdstuk 9 Uitwerking beleidskeuze Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Rottewig Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand met de te doorlopen procedures ten behoeve van de 750 ha natuur- en. De provincie Zuid-Holland zal gevraagd worden om hierbij het initiatief te nemen en om de betrokken gemeenten en de Stadsregio Rotterdam hierbij nauw te betrekken. In het met betrekking tot de 750 ha te volgen ontwikkelingstraject zullen de eigenaren/bewoners en andere belanghebbenden benaderd en geïnformeerd worden. Op basis hiervan zal een zorgvuldig overlegproces gestart worden ten einde te verzekeren dat aan de belangen van alle betrokkenen recht gedaan wordt. In deel 4 van de PKB-plus/PMR zal nader ingegaan worden op de uitkomsten van dit proces en op de hierbij gemaakte afwegingen. Het minnelijk verwerven van de betrokken gronden en gebouwen vormt vooralsnog het uitgangspunt. Indien dit tot onvoldoende resultaat blijkt te leiden zal gebruik gemaakt worden van het onteigeningsinstrumentarium. De basis hiervoor wordt gevormd door het door de gemeente op te stellen bestemmingsplan. 750 ha natuuren 139

140 10 Toetsing van de dubbele doelstelling 10.1 Inleiding In dit hoofdstuk geeft het kabinet aan in welke mate het beleidsvoornemen Mainportontwikkeling Rotterdam tegemoet komt aan de eerder geformuleerde politieke afwegingscriteria (5). Deze criteria vormen de toets die gebruikt wordt om te bezien in hoeverre voldaan wordt aan de dubbele doelstelling die aan PMR ten grondslag ligt. Zij zijn dominant bij de politieke afweging en de verdere besluitvorming in het kader van PMR. Hieronder worden de criteria opgesomd. Criteria voor toetsing van de dubbele doelstelling: 1. De mate waarin economische groei kan worden gerealiseerd, te bepalen in termen van toegevoegde waarde en werkgelegenheid (directe en indirect en gespecificeerd naar Rijnmond en de rest van Nederland). 2. Het verbeteren van de bereikbaarheid, gemeten als de kansen voor een verschuiving in de vervoerwijze van goederen ten gunste van het vervoer per pijpleiding, spoor, kust- en binnenvaart (modal shift). 3. De mate van intensief en zuinig ruimtegebruik. 4. De mate, waarin kansen worden geboden voor sociale en economische ontwikkeling van de stadsregio Rotterdam. 5. De verbetering van de totale milieukwaliteit van de woon- en leefomgeving waarbij stof, stank, emissies en geluidhinder centraal staan. 6. De mate van innovatief en zuinig gebruik van grondstoffen en energie (inclusief toepassing van industriële ecologie). 7. De ontwikkeling van de kwaliteit en de bereikbaarheid van regionale recreatiemogelijkheden. 8. De mate van aantasting van natuur- en landschapswaarden dan wel van het behoud en de ontwikkeling van omvang en kwaliteit van de natuur. 9. De mate waarin de veiligheid (bescherming tegen overstromingen), de waterkwaliteit, de veerkracht en de natuurlijke processen van de watersystemen in het probleem- en studiegebied, worden beïnvloed. Gezien de grote hoeveelheid zand, die nodig is voor een landaanwinning, wordt hieronder nadrukkelijk zandwinning begrepen. 10. De mate waarin publiek-private samenwerking kan worden gerealiseerd. Daarbij gaat het om het commitment van partijen aan publiek-private samenwerking: het aandeel van partijen in investeringsvolume en de risico s die private partijen bereid zijn te dragen. 140

141 Hoofdstuk 10 Toetsing van de dubbele doelstelling Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Soms liggen stad en haven dicht bij elkaar 11. Flexibiliteit: de mate waarin kosten gefaseerd en beperkt kunnen worden met het oog op de onzekerheden over vraag en aanbod waarmee het ruimteprobleem is omgeven en de termijn waarop de investering is gerealiseerd. 12. Bestuurlijk draagvlak met het oog op tijdige besluitvorming en implementatie. 13. De mate van flexibiliteit van de oplossingsrichtingen Toetsing beleidsvoornemen aan de de deelprojecten landaanwinning en 750 hectare natuur- en geven in kwantitatieve en kwalitatieve zin een onderbouwing en waardering van de effecten van het beleidsvoornemen. Gelet op het feit dat de besluitvorming omtrent Mainportontwikkeling Rotterdam is gesplitst in een ruimtelijke ordeningsspoor, waarin het gaat om het ruimtelijk mogelijk maken van de deelprojecten, en een projectontwikkelingsspoor, waarin de realisatie van de deelprojecten geregeld wordt, valt de toetsing aan enkele afwegingscriteria deels buiten deze Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand dubbele doelstelling PKB-plus. In het ruimtelijke ordeningsspoor In deze paragraaf geeft het kabinet per criterium aan op welke manier het beleidsvoornemen bijdraagt aan het realiseren van de in de criteria opgenomen doelstellingen. In deze toetsing wordt de situatie met project (de deelprojecten van Mainportontwikkeling Rotterdam) worden de randvoorwaarden vastgesteld. Zij vormen de kaders voor het projectontwikkelingsspoor. De randvoorwaarden die het kabinet wil stellen aan de realisatie van de diverse projectactiviteiten worden opgenomen in de publieke programma s van eisen. Deelnota MER 750 ha natuuren vergeleken met de situatie zonder project. Het MER en de analyses van kosten en baten van 141

142 Criterium 1: De mate waarin economische groei kan worden gerealiseerd, te bepalen in termen van toegevoegde waarde en werkgelegenheid (directe en indirect en gespecificeerd naar Rijnmond en de rest van Nederland). Het kabinet wil de ruimtelijke voorwaarden scheppen om bij hoge economische groei havengebonden bedrijven te kunnen accommoderen in de Rotterdamse haven. Deze PKB-plus geeft hiervoor de ruimtelijke voorwaarden. De BRG-intensiveringsprojecten en de landaanwinning lossen het ruimtetekort voor de Rotterdamse mainport op. De ruimte die op de landaanwinning beschikbaar komt, biedt mogelijkheden om in de deepsea containersector capaciteit voor overslag te ontwikkelen, verdere schaalvergroting in de overslag en in het zeevervoer mogelijk te maken, concurrentie te stimuleren en de aan het afhandelen van deepsea containers gebonden distributie-activiteiten mogelijk te maken. De landaanwinning en de projecten in het bestaand Rotterdams gebied bieden mogelijkheden tot verdere clustervorming en tot intensief ruimtegebruik en een hogere ruimteproductiviteit in het bestaande en toekomstige haven- en industriegebied. Door de mainportfunctie van Rotterdam als knooppunt in internationale productienetwerken draagt het accommoderen van de economische groei in de mainport Rotterdam ook bij aan de concurrentiekracht van bedrijvigheid elders in het land. Tevens dragen de projectactiviteiten ter verbetering van de leefomgevingskwaliteit in en rond het bestaande haven- en industriegebied en de realisatie van 750 hectare natuur- en nabij het stedelijke gebied bij aan het verbeteren van het woon-, leef- en vestigingsklimaat in de regio Rijnmond; dit zijn ook belangrijke voorwaarden voor de economische groei. De mate waarin de projecten daadwerkelijk bijdragen aan de groei van de werkgelegenheid en aan het realiseren van meer toegevoegde waarde in Rijnmond en de rest van Nederland, is afhankelijk van het gehanteerde economische scenario voor de ontwikkelingen in de economische groei, ontwikkelingen in de concurrentie tussen de Noordwest-Europese havens en de wijze van de realisatie van deze projecten. De afweging van kosten en baten laat zien dat van de landaanwinning in elk geval bij hoge economische groei een positieve bijdrage aan de welvaart mag worden verwacht, zeker op West- Europese schaal. Criterium 2: Het verbeteren van de bereikbaarheid, gemeten als de kansen voor een verschuiving in de vervoerswijze van goederen ten gunste van het vervoer per pijpleiding, spoor en binnenvaart (modal shift) Het beleidsvoornemen bevordert een verschuiving in de modal split, doordat de landaanwinning wordt ingericht, geëxploiteerd en beheerd volgens de principes van een duurzaam bedrijventerrein. Op een dergelijk terrein speelt de modal shift in de richting van schonere vervoerswijzen en de realisering van multimodale voorzieningen een belangrijke rol. Om de gewenste modal split te kunnen realiseren moet voldoende ruimte worden geboden voor een goede aansluiting op de bestaande infrastructuur van de zeevaart, binnenvaart, spoor, weg en pijpleidingen. Daarnaast zijn een heldere ruimtelijke structuur van de vaarwegen met een daarop toegesneden verkeersbegeleiding en snelle toegang voor de te verwachten diepstekende containerschepen nodig. Voor de toegang voor de zeevaart en de verbinding voor de binnenvaart naar het achterland wordt zoveel ruimte gereserveerd en worden zodanige maatregelen genomen, dat de huidige veilige en snelle afwikkeling van de scheepvaart voor de nieuwe havengebieden wordt geëvenaard. 142

143 Hoofdstuk 10 Toetsing van de dubbele doelstelling Door de uitbreiding van de ruimte zullen de goederenstromen die via de achterlandverbindingen lopen, verder toenemen. Hierdoor nemen de mogelijkheden voor bundeling van vervoersstromen toe en worden de kansen voor rail en binnenvaart vergroot. De goede bereikbaarheid per spoor en binnenvaart van de mainport wordt hierdoor optimaal benut. Er ontstaat tevens een kritische massa voor technologische en logistieke innovaties, die bij kunnen dragen aan het bereiken van een duurzamer transportsysteem. Door deze randvoorwaarden (duurzaam bedrijventerrein en eisen aan de ontsluiting) wordt de bereikbaarheid van het huidige niveau gewaarborgd en worden de kansen voor een verschuiving in de modal split benut. Criterium 3: De mate van intensief en zuinig ruimtegebruik De PKB is mede gericht op het realiseren van een efficiënter, intensiever en zuiniger gebruik van (schaarse) grond in het bestaande haven- en industriegebied. Door de landaanwinning gefaseerd, conform de marktvraag en niet op voorraad, aan te leggen kan naar de mening van het kabinet ook op de landaanwinning op een efficiënte en zorgvuldige manier met de beschikbare ruimte worden omgegaan. Op de landaanwinning zullen gelijksoortige, dan wel elkaar aanvullende industriële activiteiten geconcentreerd worden (clustering). Bij de inrichting en het gebruik van de landaanwinning staan het faciliteren van deze concentratieprocessen en het realiseren van een duurzaam bedrijventerrein centraal. Aspecten die hierbij een rol spelen zijn: intensief ruimtegebruik, een zo groot mogelijk aandeel van schonere vervoerswijzen in de modal split, het beperken van (interne) transportstromen, clustering van activiteiten, het toepassen van industriële ecologie, het zo efficiënt mogelijk omgaan met de benodigde energie en vestiging van het juiste bedrijf op de juiste plek. De concrete invulling van het duurzame bedrijventerrein hangt nauw samen met de aard van de activiteiten die zich op de landaanwinning zullen vestigen. Aan de andere kant levert de intensivering van het ruimtegebruik in het bestaande havenen industriegebied ook spanning op met de milieunormen en gemaakte milieu-afspraken. Uitgangspunt hierbij is, dat ook bij een intensiever gebruik van het haven- en industriegebied de door de bedrijven veroorzaakte hinder en emissies binnen de overeengekomen (en op de landaanwinning nog overeen te komen) normen en afspraken blijven. Om deze reden acht het kabinet aanvullende intensivering van havengebonden en industriële activiteiten in het bestaande haven- en industriegebied (bovenop de in deze PKB-plus vermelde intensivering) niet gewenst. De KBA laat zien dat bij een juiste fasering en timing landaanwinning de voorkeur heeft. Criterium 4: De mate, waarin kansen worden geboden voor sociale en economische ontwikkeling van de stadsregio Rotterdam Het kabinet is van mening dat de diverse projecten in deze PKB-plus kansen bieden voor de ontwikkeling van de haven, de stad en de delta. Met de landaanwinning en het beter benutten van het bestaande haven- en industriegebied kunnen de door de Rotterdamse haven behandelde goederenstromen groeien, waardoor de in de regio gevestigde bedrijven toegevoegde waarde kunnen creëren. De aanwezigheid van de landaanwinning maakt op langere termijn een schuifproces in het bestaande haven- en industriegebied mogelijk. Dit is een voorwaarde voor transformatie van het oostelijk havengebied naar stedelijke functies. Planologische kernbeslissing Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Deel A Deel B Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren 143

144 Met de transformatie van Waalhaven-Oost krijgt op termijn de stad de ruimte om zich verder te ontwikkelen. Tot slot zullen investeringen in de leefomgevingskwaliteit en natuur en recreatie rond het bestaand Rotterdams gebied op hun beurt bijdragen aan het verbeteren van het vestigingsklimaat. Dit is noodzakelijk om de bedrijven behorend bij de diensteneconomie aan te kunnen trekken. De regio kan zich ontwikkelen als diensten- en toeristenstad, waardoor de sociaal-economische structuur zich kan verbreden. Door gebruik van oude havengebieden voor stedelijke ontwikkelingen wordt bovendien minder druk uitgeoefend op open ruimten, zoals het Groene Hart. Hierbij wordt opgemerkt dat het kabinet de landaanwinning primair bestemt voor structuurversterking van de bedrijfstakken deepsea containers, hieraan gerelateerde distributie en de chemie, en alleen onder voorwaarden en na een zorgvuldige afweging vestiging van bijvoorbeeld milieuhinderlijke bedrijven afkomstig uit het bestaande haven- en industriegebied op de landaanwinning toe wil laten. Criterium 5: De verbetering van de totale milieukwaliteit van de woon- en leefomgeving waarbij stof, stank, emissies en geluidhinder centraal staan In de situatie zonder project verslechtert de milieukwaliteit, met name de geluidbelasting in de omgeving, ten opzichte van de huidige situatie aanzienlijk. Dit is het gevolg van het feit dat de bestaande milieu-afspraken in de regio ruimte bieden voor een toename van de geluidsbelasting; de afgesproken geluidcontour mag opgevuld worden. Het beleidsvoornemen levert door het realiseren van diverse projecten gericht op de reductie van de geluidsproductie en -belasting met name in het bestaande haven- en industriegebied een bijdrage aan de verbetering van deze toekomstige situatie. De omvang van deze verbetering is aan de hand van de huidige projectspecificaties vooralsnog niet aan te geven. Bovendien zullen deze activiteiten pas op langere termijn leiden tot een beperking van de geluidbelasting. Op sommige aspecten leiden aanleg, inrichting en gebruik van de landaanwinning tot een negatieve bijdrage aan de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Met name het railverkeer van en naar de landaanwinning zorgt voor een toename van de geluidsbelasting ten opzichte van de situatie zonder project. De landaanwinning zorgt voor een geringe verslechtering van de luchtkwaliteit in de woongebieden. Op een aantal andere aspecten is per saldo sprake van een neutrale beoordeling, bijvoorbeeld bij geurhinder en externe veiligheid. De landaanwinning kan echter ook ruimte bieden aan milieuhinderlijke bedrijven uit het bestaande haven- en industriegebied en aldus een schuifproces in het bestaande haven- en industriegebied op gang brengen. Door dit schuifproces kunnen niet alleen oostelijk gelegen havengebieden naar stedelijke functies transformeren maar kan ook de milieukwaliteit in de nabijgelegen woon- en leefomgeving verbeteren. De inrichting van 750 hectare natuur- en en de daaraan gekoppelde terugtreding van de landbouw beperken de emissie van nutriënten en bestrijdingsmiddelen naar het grond- en oppervlaktewatersysteem. De waterkwaliteit zal hierdoor verbeteren. Een negatief effect op de milieukwaliteit (vooral geluid) kan zich mogelijk op drukke dagen lokaal voor gaan doen door gemotoriseerd verkeer van en naar de nieuwe natuur- en en. De balans opmakend verwacht het kabinet dat het beleidsvoornemen ten opzichte van de situatie zonder project een positieve bijdrage levert aan de verbetering van de milieukwaliteit, met name de geluidbelasting in de woonen leefomgeving. 144

145 Hoofdstuk 10 Toetsing van de dubbele doelstelling Criterium 6: De mate van innovatief en zuinig gebruik van grondstoffen en energie Het kabinet is van mening dat dit beleidsvoornemen een bescheiden positieve bijdrage levert aan dit criterium. De nieuwe bedrijvigheid, met name de chemie, op de landaanwinning leidt op zichzelf tot een toename van het energieverbruik in de regio. Hierbij wordt evenwel aangetekend dat een deel van de hiermee samenhangende emissies zich waarschijnlijk ook zonder aanleg en gebruik van de landaanwinning zouden voordoen, omdat deze industriële groei dan elders, maar buiten Nederland en wellicht minder duurzaam opgezet, zou worden geaccommodeerd. Op de landaanwinning wordt, door het inrichten van het gebied als een duurzaam bedrijventerrein, industriële ecologie toegepast en worden activiteiten geclusterd. Hierdoor worden het energieverbruik van bedrijven en het energieverbruik voor intern transport en achterlandvervoer verminderd. De projectactiviteit Industriële Ecologie levert een positieve bijdrage in het bestaande haven- en industriegebied. Op langere termijn zal dit project een bijdrage leveren aan het terugdringen van emissies en het verminderen van het beslag op grondstoffen en energie. Ten opzichte van de totale emissies en het grondstof- en energiegebruik in het bestaande havenen industriegebied zal deze bijdrage echter beperkt zijn. De zandwinning benodigd voor de landaanwinning, kost energie en leidt tot een beslag op niet-vernieuwbare grondstoffen. Deze negatieve aspecten kunnen gemitigeerd worden door het voor de landaanwinning benodigde zand zo dicht mogelijk bij de plek waar het nodig is, te winnen en door daarbij zo veel mogelijk gebruik te maken van zand dat bij het uitdiepen en verlengen van vaargeulen beschikbaar komt. Gefaseerde aanleg van de landaanwinning maakt dit goed mogelijk. Criterium 7: De ontwikkeling van de kwaliteit en de bereikbaarheid van regionale recreatiemogelijkheden Het beleidsvoornemen levert met name door de realisatie van 750 hectare natuur- en nabij het stedelijk gebied een belangrijke impuls aan de ontwikkeling van de kwaliteit van de regionale recreatiemogelijkheden. De bereikbaarheid van dit speelt een belangrijke rol, waarbij met name de verbinding met het stedelijk gebied door het opheffen van de barrière die gevormd wordt door de infrastructuurbundel A15-Betuweroute veel aandacht behoeft. Daarnaast vergroten de rivierparken en de groene inrichting van de landtong Rozenburg het aanbod van recreatie in de nabije woonomgeving. De realisering van veerverbindingen over de Nieuwe Waterweg geeft een impuls aan havengebonden recreatie en vergroot de bereikbaarheid van een aantal en. Omdat de landaanwinning ten koste gaat van de bestaande recreatievoorzieningen (strand) op de huidige Maasvlakte vindt het kabinet het van belang dat op de landaanwinning nieuw gecreëerd wordt door de realisatie van een zachte zeewering. Deze nieuwe voorzieningen komen echter verder van het stedelijk gebied af te liggen dan de huidige, waardoor deze recreatiemogelijkheden minder goed bereikbaar zijn vanuit de regio. In het beleidsvoornemen is als projectactiviteit opgenomen het openen van het Oostvoornse meer met als doel het verbeteren van de leefomgevingskwaliteit in Westvoorne door verhoging van de natuurwaarden en vergroting van de recreatieve mogelijkheden. Aangezien het openen ten koste gaat van de huidige natuurwaarden en recreatievoorzieningen, is vooralsnog niet duidelijk in hoeverre deze projectactiviteit daadwerkelijk bijdraagt aan een verbetering van de natuur- en recreatiemogelijkheden als onderdeel van de leefomgevingskwaliteit in Westvoorne. Planologische kernbeslissing Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Deel A Deel B Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren 145

146 Criterium 8: De mate van aantasting van natuur- en landschapswaarden dan wel van het behoud en de ontwikkeling van omvang en kwaliteit van de natuur De realisatie van 750 hectare natuur- en, de realisatie van rivierparken en de groene inrichting van de landtong Rozenburg voegen niet alleen areaal toe, maar dragen ook positief bij aan de verbetering van de verbinding tussen natuurgebieden en daarmee indirect aan verbetering van de natuur in Rijnmond. Door de realisering van 750 ha natuur- en neemt de variatie in het landschapsbeeld toe. Inrichting van 750 ha natuur- en vormt een aanvulling op de Ecologische Hoofdstructuur en draagt bij aan versterking daarvan. De inrichting van 750 ha natuur- en heeft ook negatieve effecten voor dit criterium. Afhankelijk van de inrichting kunnen de openheid van het landschap en andere (landschaps)waarden afnemen. Bij de aanleg en inrichting zal zoveel mogelijk aantasting van archeologische, historisch/geografische en/of bouwkundige elementen worden voorkomen. De landaanwinning wordt ruimtelijk mogelijk gemaakt in een belangrijk natuurgebied. De aanleg ervan leidt tot een afname van de arealen open zee, ondiepe en diepe kustzone en slikken; hierdoor wordt de functie van het systeem als doortrek- en overwinteringsgebied voor watervogels beperkt. Bovendien zullen waarschijnlijk door veranderingen in de saltspray effecten optreden op de duinen van Voorne en Goeree. Deze negatieve effecten van de landaanwinning zullen worden gemitigeerd en gecompenseerd. Ook de voor de landaanwinning benodigde zandwinning kan gepaard gaan met negatieve effecten op het zee-ecosysteem ter plaatse. Deze effecten zijn in het algemeen groter bij winning dichtbij de kust. De aantasting van het zee-ecosysteem door zandwinning kan beperkt en tijdelijk zijn. Om deze reden is het waarschijnlijk niet nodig om compensatiemaatregelen te treffen. Er zullen wel mitigatiemaatregelen worden uitgevoerd. Tijdens de zandwinning zal een monitoringsprogramma worden uitgevoerd. Als hieruit blijkt, dat er sprake is van afwijkende effecten ten opzichte van de huidige inzichten, dan zullen de noodzakelijke mitigatie- en compensatiemaatregelen worden genomen. Voor het bepalen van de locatie en de omvang van de zandwinning zal een aparte m.e.r.-procedure worden opgestart. Deze m.e.r. zal worden doorlopen voor het verlenen van een ontgrondingsvergunning. Het kabinet is van mening dat de landaanwinning ook positief bijdraagt aan dit criterium. Een positief effect van landaanwinning is dat in de Haringvlietmond een verschuiving optreedt naar meer waardevolle en soortenrijke ecosystemen. Dit levert een toename van de oppervlakte ondiepe kustzones, platen, geulen en ondiepten en schorren op met als gevolg een versterking van het functioneren van het kustsysteem. Bovendien sluit het opnemen van een zachte zeewering in het ontwerp van de landaanwinning aan bij het natuurlijke kustsysteem. Criterium 9: De mate waarin de veiligheid (bescherming tegen overstromingen), de waterkwaliteit veerkracht en de natuurlijke processen van de watersystemen in het probleem- en het studiegebied worden beïnvloed. Gezien de grote hoeveelheid zand, die voor een zandwinning benodigd is, wordt hieronder nadrukkelijk zandwinning begrepen De veiligheid van de kust- en de zeewering verandert niet door aanleg van de landaanwinning. Ook de zandwinning ten behoeve van de landaanwinning heeft geen effect op de kustveiligheid. De effecten van de zandwinning zullen beperkt en tijdelijk van aard zijn en gemitigeerd worden, zoals bij het vorige criterium is aangegeven. 146

147 Hoofdstuk 10 Toetsing van de dubbele doelstelling De landaanwinning zelf zal de natuurlijke processen wel beïnvloeden. Zo biedt de zachte kustlijn van de landaanwinning kansen voor natuurlijke duinvorming. Deze kustlijn zal als gevolg van de zeestroming eroderen, waardoor het zand ten dele in de Haringvlietmonding wordt afgezet. Hierdoor neemt het oppervlak met ondiep water, platen en schorren toe. Ook het gebied tussen de Slufter en Voorne zal verondiepen door afzetting van het geërodeerde zand. Deze ontwikkeling is positief voor de natuur. Het is vooralsnog onzeker in welke mate het slibtransport langs de kust en in de Waddenzee wordt beïnvloed door de landaanwinning, en of een eventuele verandering positieve of negatieve effecten op het ecosysteem zal hebben. Additioneel onderzoek moet hierover verder uitsluitsel geven. Tijdens een bespreking over dit aspect hebben deskundigen aangegeven dat er geen sprake zal zijn van een groot negatief effect op de ecologie van de kustzone en de Waddenzee. De inrichting van 750 hectare natuur- en en de daaraan gekoppelde terugtreding van de landbouw beperken, zoals reeds genoemd, de emissie van nutriënten en bestrijdingsmiddelen naar het grond- en oppervlaktewatersysteem. De waterkwaliteit zal hierdoor verbeteren. De bescherming van Midden-IJsselmonde tegen overstromingsgevaar zal door het inrichten van de 750 hectare natuur- en niet negatief worden beïnvloed. Bij de inrichting van 750 hectare natuur- en verandert de natuurlijkheid van het watersysteem niet. De waterberging in het systeem neemt toe en daarmee de kansen voor een duurzamer regionaal waterbeheer. Criterium 10: de mate waarin publiek-private samenwerking kan worden gerealiseerd. Daarbij gaat het om commitment van partijen aan publiek-private samenwerking: het aandeel van partijen in investeringsvolume en de risico- s die private partijen bereid zijn te dragen De PKB-plus biedt mogelijkheden om projecten in publiek-private samenwerking te realiseren. De meeste besluiten in deze PKBplus hebben met het oog op deze samenwerking een globaal karakter ten einde ruimte te houden voor creatieve en innovatieve ontwikkelingen. Er worden nu geen besluiten over de uitvoering van een concreet project genomen om PPS-creativiteit een kans te geven. Definitieve besluitvorming over de mate en de vorm waarin sprake zal zijn van PPS vindt in een later stadium plaats. Criterium 11: Flexibiliteit: de mate waarin kosten gefaseerd en beperkt kunnen worden met het oog op de onzekerheden over vraag en aanbod waarmee het ruimteprobleem is omgeven en de termijn waarop de investering is gerealiseerd Het kabinet streeft naar maximale flexibiliteit bij het uitvoeren van de landaanwinning. Het kabinet is van mening dat er niet meer terreinen door landaanwinning mogen worden gerealiseerd dan noodzakelijk zijn om aan de groei tegemoet te kunnen komen. Door fasering van de realisering van de landaanwinning en de bijbehorende zeewering kan worden ingespeeld op de feitelijke ontwikkelingen van de vraag naar terreinen. Het moment van aanleg en de omvang zijn afhankelijk van de vraag uit de markt. Bovendien worden door het toepassen van fasering de kosten van de landaanwinning gespreid in de tijd. Planologische kernbeslissing Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Deel A Deel B Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren 147

148 Criterium 12: bestuurlijk draagvlak met het oog op tijdige besluitvorming en implementatie De PKB-plus wordt namens het kabinet ondertekend door de vier initiatief nemende bewindslieden. Hoewel het rijk formeel verantwoordelijk is voor de PKB-plus en het bijbehorende MER, zijn PKB-plus en MER tot stand gekomen in nauwe samenwerking met de provincie Zuid-Holland, de Stadsregio Rotterdam en de gemeente Rotterdam. Deze overheden hebben de visie van het rijk op de mainport Rotterdam aangevuld met een ruimtelijke visie op de regio Rotterdam die een plaats heeft gekregen in de PKB-plus. De provincie Zuid- Holland en de gemeente Rotterdam hebben voorts het trekkerschap op zich genomen voor de verdere plan- en projectontwikkeling van 750 hectare natuur- en, respectievelijk de landaanwinning en projecten in bestaand Rotterdams gebied. Zij hebben op hun beurt zorg gedragen voor draagvlak bij de Stadsregio Rotterdam, de betrokken gemeenten en bij een aantal niet-overheidspartijen. Het kabinet heeft gemeend dat voor PMR breed maatschappelijk draagvlak nodig is. Maatschappelijke organisaties hebben via het Overleg Niet-Rijkspartijen en het Topberaad geparticipeerd in de invulling van PMR in het algemeen en in de ontwikkeling van de deelprojecten in het bijzonder. maatregelen voor bodemsanering voorzien, waardoor de bodemsanering van haventerreinen gefaciliteerd kan worden, vrijkomende ruimte sneller beschikbaar komt voor hergebruik en de BRG-intensiveringsprojecten naar verwachting met enkele jaren versneld kunnen worden. De flexibiliteit van het gebruik van de vrijgekomen ruimte in het bestaande havenen industriegebied is echter beperkt en wordt grotendeels bepaald door de milieunormen en -afspraken. Het beleidsvoornemen voorziet ook in het fasegewijs aanleggen van de landaanwinning. De concrete beleidsbeslissing met betrekking tot de landaanwinning is zodanig dat daarbinnen tot uiteenlopende ontwerpen gekomen zal kunnen worden. De kavels van de aan te leggen landaanwinning zijn tevens voldoende groot dat deze, binnen de in deze PKB-plus gegeven randvoorwaarden, op uiteenlopende wijze ingevuld kunnen worden. Bij de aanleg van de landaanwinning kan tenslotte worden ingespeeld op de feitelijke ontwikkeling van de vraag uit de markt naar terreinen, doordat de zachte zeewering gemakkelijk te verplaatsen is ten behoeve van een gewijzigde behoefte. Ook de aanleg van een eigen haveningang voor de landaanwinning kan naar behoefte op verschillende momenten in de tijd worden gerealiseerd. Criterium 13: De mate van flexibiliteit in omvang, inrichting en gebruik van de oplossingen Het kabinet is van mening dat de diverse deelprojecten van het beleidsvoornemen in grote mate bijdragen aan dit criterium. Het pakket BRG-projecten vertegenwoordigt een flexibel en faseerbaar uit te voeren pakket van enerzijds concrete inrichtingsmaatregelen (bijvoorbeeld: demping havenbekkens) en anderzijds beleidsvoornemens (bijvoorbeeld: gebiedsgerichte benadering). Tevens worden De noodzaak van en de mogelijkheden tot fasering van 750 hectare natuur- en hangen vooral af van het tempo van grondverwerving en de financieringsmogelijkheden. Anders dan bij de landaanwinning is er bij de 750 hectare natuur- en sprake van een noodzaak om gronden in eigendom te verwerven alvorens deze kunnen worden getransformeerd tot de beoogde natuur- en en. Onder andere daaraan gerelateerd kan de feitelijke inrichting plaatsvinden. 148

149 Hoofdstuk 10 Toetsing van de dubbele doelstelling 10.3 Conclusie Het beleidsvoornemen kan niet alle huidige en toekomstige knelpunten oplossen. Zo zal het transport van goederen en personen in het Rotterdamse haven- en industriegebied in de toekomst verder groeien. Dit effect zal groter zijn als het ruimtegebruik in het bestaande haven- en industriegebied geïntensiveerd wordt en als de landaanwinning in gebruik wordt genomen. Om de effecten voor de leefomgevingskwaliteit die gepaard gaan met deze toename te beperken, zijn in het beleidsvoornemen projectactiviteiten opgenomen die een lokale vermindering van de geluidbelasting veroorzaakt door het verkeer beogen. De diverse intensiveringsprojecten in het bestaande haven- en industriegebied en de bedrijven op de landaanwinning zullen de wettelijke milieunormen en de gemaakte milieuafspraken met betrekking tot industrielawaai niet overschrijden. Tevens is een projectactiviteit voorzien die op de lange termijn een reductie van de geluidsproductie van bedrijven beoogt. Het beleidsvoornemen voorziet, bij een hoge economische groei, in het oplossen van het geconstateerde ruimtetekort in het bestaande haven- en industriegebied door de realisatie van intensiveringsprojecten en de landaanwinning ruimtelijk mogelijk te maken. De landaanwinning wordt echter ruimtelijk mogelijk gemaakt in een belangrijk natuurgebied met bijbehorende negatieve effecten en gaat ten koste van de huidige recreatievoorziening op de huidige Maasvlakte. Deze effecten zullen worden gemitigeerd en gecompenseerd. De landaanwinning leidt ook tot positieve effecten op de natuur, doordat in de Haringvlietmond een verschuiving optreedt naar meer waardevolle en soortenrijke ecosystemen. De realisatie van 750 hectare natuuren levert een belangrijke impuls aan het verbeteren van de natuur- en recreatievoorzieningen voor het nabijgelegen stedelijke gebied. De vestiging van bedrijven op de landaanwinning en op de vrijkomende ruimte in het bestaande haven- en industriegebied zal leiden tot een toename van de emissies (o.a. CO 2 ) in de regio Rijnmond. Een deel van deze emissies zou zich waarschijnlijk ook zonder realisatie van de intensiveringsprojecten en de aanleg en het gebruik van de landaanwinning voordoen, omdat de industriële groei dan naar verwachting elders, maar buiten Nederland en wellicht minder duurzaam opgezet, zou worden geaccommodeerd. Het gebruik van de landaanwinning biedt daarentegen kansen voor realisatie van een duurzaam bedrijventerrein met bijbehorende kansen voor intensief ruimtegebruik, verschuiving in de modal split naar een zo groot mogelijk aandeel van schonere vervoerswijzen, het beperken van (interne) transportstromen, clustering van activiteiten, het toepassen van industriële ecologie, zuinig gebruik van grondstoffen en energie en vestiging van het juiste bedrijf op de juiste plek. Het handhaven van de huidige veilige en snelle toegang van schepen en van de afhandeling van goederen op de landaanwinning vormt hiervoor een belangrijke randvoorwaarde. Tevens kan de landaanwinning ruimte bieden aan milieuhinderlijke bedrijven uit het bestaande haven- en industriegebied, waardoor zowel de leefomgevingskwaliteit in het bestaande gebied kan verbeteren als een transformatie van in het oosten gelegen havengebied naar stedelijke functies mogelijk wordt, hetgeen bijdraagt aan de sociale en economische ontwikkeling van de stadsregio Rotterdam. Het kabinet is van mening dat het beleidsvoornemen, bestaande uit het pakket BRG-projectactiviteiten, landaanwinning en 750 hectare natuur- en, alles overziende vol- Planologische kernbeslissing Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Deel A Deel B Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren 149

150 doet aan de dubbele doelstelling. Met betrekking tot criterium 10 van de afwegingscriteria kan in dit beleidsvoornemen geen definitief oordeel worden gegeven. Om aan dit criterium te kunnen voldoen zullen in het projectontwikkelingsspoor tussen kabinet en de PMR-partners nadere randvoorwaarden worden gesteld en afspraken worden gemaakt. 150

151 Hoofdstuk 10 Toetsing van de dubbele doelstelling Deelnota MER 750 ha natuuren Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B 151

152 11 Juridisch kader en vervolgprocedures In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het juridisch kader en de bestuurlijk-juridische aspecten van de PKB-plus Mainportontwikkeling Rotterdam, inclusief de vervolgprocedures. Het volgende komt aan de orde: Paragraaf 11.1 beschrijft de internationale wettelijke bepalingen, die de randvoorwaarde vormen voor de PKB-plus. Hierbij gaat het met name om internationale verdragen en EU-regelgeving. Paragraaf 11.2 gaat in op de PKB-plus zelf, die samen met het milieu-effectrapport (MER) het ruimtelijk kader vormt, waarbinnen de deelprojecten mogelijk worden gemaakt. In paragraaf 11.3 zijn de besluiten aan de orde, volgend op PKB-plus en MER, die nodig zijn voordat er kan worden overgegaan tot de uitvoering van deelprojecten Internationaal beleid Wetlandsverdrag (20) Krachtens dit verdrag zijn ecologische en biologische criteria geformuleerd op grond waarvan een wetland als gebied van internationale betekenis voor watervogels dient te worden aangemerkt. Op grond hiervan heeft Nederland de Voordelta, Voornes Duin, diverse buitendijkse gebieden van het Haringvliet en het Haringvliet zelf aangewezen als wetlandgebieden. Bij de besluitvorming over Mainportontwikkeling Rotterdam zijn de verplichtingen voortvloeiend uit het Wetlandsverdrag samengebundeld met de verplichtingen in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn (21) Internationaal wettelijk kader De landaanwinning vindt plaats in een zeegebied met diverse internationale functies en in de nabijheid van internationaal en Europees beschermde natuurwaarden. Hierdoor zijn diverse internationale en Europese verdragen en Europese richtlijnen, voorzover nog niet vertaald in nationale wetgeving, en verordeningen van toepassing op de mainportontwikkeling. Een deel van deze regelgeving schept verplichtingen bij de besluitvorming en de gevolgen die deze heeft. OSPAR-verdrag (22) De OSPAR-conventie is een verdrag voor de bescherming van het marine milieu van de Noord-Atlantische wateren. De Oslo-Paris Commission ziet toe op de uitvoering van dit verdrag. Ook het internationale beleid voor de winning van zand en grind op de Noordzee wordt ontwikkeld in het kader van dit verdrag. In het kader van Annex V van het OSPAR-verdrag dienen voornemens tot grootschalige ingrepen in het zeemilieu gemeld te worden aan OSPAR. Een melding ten aanzien van 152

153 Hoofdstuk 11 Juridisch kader en vervolgprocedures Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand 750 ha natuuren Samenvatting Hoofdrapport Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Een deel van deze regelgeving schept verplichtingen bij de besluitvorming en de gevolgen die deze heeft Mainportontwikkeling Rotterdam aan de Espoo-verdrag (23) Biodiversity Commission (BCD) van OSPAR In 1997 is de oorspronkelijke EU-MER-richtlijn (85/337/EEC) geamendeerd middels richtlijn heeft plaatsgevonden op 21 november /11/EEC ten aanzien van het omgaan met International Maritime Organization (IMO) grensoverschrijdende effecten (inwerkingtreding maart 1999). Grensoverschrijdende effec- De zorg voor de veiligheid en vrije doorgang van schepen is een van de taken van de IMO. In ten moeten tijdig gemeld worden aan de relevante instanties in de betrokken lidstaten. de IMO Maritime Safety Committee (MSC), die toeziet op het internationaal vastgestelde Ships Alhoewel er geen sprake is van effecten op het Routing Systems, moeten wijzigingen of hinder territoriale (vis)grondgebied van omringende van internationale vaarroutes, bijvoorbeeld in lidstaten, kunnen er wel effecten zijn op de visserijactiviteiten van deze landen door bijvoor- verband met landaanwinningswerken, aangemeld worden voor internationale goedkeuring beeld geplande compenserende maatregelen. en adoptie door de organisatie. Afhankelijk van Wat betreft een mogelijk zeereservaat zal het het ontwerp van de landaanwinning en de wijze hier vooral gaan om gevolgen voor Belgische van uitvoering zullen wijzigingen tijdig bij het vissers indien het zeereservaat binnen de 3- IMO worden ingebracht. Dit zal gebeuren onder mijlszone blijft (zie zonering onder verantwoordelijkheid van het Directoraat- Zeerechtverdrag), maar ook voor buitenlandse Generaal Goederenvervoer van het Ministerie vissers indien het zeereservaat zich ook zal uitstrekken tussen de 3- en de van Verkeer en Waterstaat. 12-mijlszone. 153

PKB-plus Mainportontwikkeling Rotterdam

PKB-plus Mainportontwikkeling Rotterdam PKB-plus Mainportontwikkeling Rotterdam Deel 3: Kabinetsstandpunt 21 december 2001 ... Colofon Uitgegeven door: Project Mainportontwikkeling Rotterdam Informatie: Postbus 20904 2500 EX Den Haag Bezoekadres:

Nadere informatie

Project Mainportontwikkeling Rotterdam Procedurewijzer

Project Mainportontwikkeling Rotterdam Procedurewijzer Project Mainportontwikkeling Rotterdam Procedurewijzer meer ruimte voor haven verbetering kwaliteit leefomgeving 2 Projecten voor haven en leefomgeving procedures voor de uitvoering Het Project Mainportontwikkeling

Nadere informatie

Deel 3 PKB PMR (2006) Kabinetsstandpunt Project Mainportontwikkeling Rotterdam

Deel 3 PKB PMR (2006) Kabinetsstandpunt Project Mainportontwikkeling Rotterdam Deel 3 PKB PMR (2006) Kabinetsstandpunt Project Mainportontwikkeling Rotterdam PKB PMR (2006) Deel 3: Kabinetsstandpunt juni 2006 2 PKB PMR deel 3 (2006) Inhoudsopgave........................................................................................

Nadere informatie

BIJLAGE 3: Toetsingskader

BIJLAGE 3: Toetsingskader BIJLAGE 3: Toetsingskader In dit toetsingskader geven partijen een nadere invulling en uitwerking aan de kaders die in de PKB Plus PMR met betrekking tot het deelproject 750 hectare natuur en recreatie

Nadere informatie

Doel Verbeteren van de ontsluiting van Mainport Rotterdam door verbreding van de A15 Maasvlakte - Vaanplein

Doel Verbeteren van de ontsluiting van Mainport Rotterdam door verbreding van de A15 Maasvlakte - Vaanplein Ontsluiting Mainport Rotterdam (A15 MaVa) Doel Verbeteren van de ontsluiting van Mainport Rotterdam door verbreding van de A15 Maasvlakte - Vaanplein Camiel Eurlings, de minister van Verkeer en Waterstaat

Nadere informatie

Rotterdam Stadshavens

Rotterdam Stadshavens Rotterdam Stadshavens Nota Ruimte budget 31 miljoen euro Planoppervlak 1000 hectare (1600 hectare inclusief wateroppervlak) Trekker Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Nadere informatie

Planologische Kernbeslissing Project Mainportontwikkeling Rotterdam (2006) Deel 4: Definitieve tekst na parlementaire instemming

Planologische Kernbeslissing Project Mainportontwikkeling Rotterdam (2006) Deel 4: Definitieve tekst na parlementaire instemming Planologische Kernbeslissing Project Mainportontwikkeling Rotterdam (2006) Deel 4: Definitieve tekst na parlementaire instemming .- Ministerie van Verkeer en Waterstaat de voorzitter van de Tweede Kamer

Nadere informatie

Project Mainportontwikkeling Rotterdam. Zienswijzer

Project Mainportontwikkeling Rotterdam. Zienswijzer Project Mainportontwikkeling Rotterdam Zienswijzer Project Mainportontwikkeling Rotterdam Zienswijzer Mogelijkheden voor inbreng in procedures Maasvlakte 2 Ontwerp-besluiten voor aanleg Maasvlakte 2 mogelijkheid

Nadere informatie

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2006-II

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2006-II Vervoer en ruimtelijke inrichting Opgave 4 Het Project Mainportontwikkeling Rotterdam bron 4 Den Haag Rotterdam Legenda: zandwinningsgebied landaanwinningsgebied (Tweede Maasvlakte) haven- en industriegebied

Nadere informatie

MIRT - Verkenning Antwerpen Rotterdam VISIE

MIRT - Verkenning Antwerpen Rotterdam VISIE MIRT - Verkenning Antwerpen Rotterdam VISIE 2010-2020 POSITIONERING DELTALANDSCHAP 2010 BESTAANDE TOEKOMST DELTALANDSCHAP 2010-2020 STRUCTUURBEELD DELTALANDSCHAP 2020 POSITIONERING STEDELIJKE DELTA 2010

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 158 Besluit van 29 april 2008, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 108, eerste lid, van de Wet

Nadere informatie

Veelgestelde vragen Transformatie Schieoevers-Noord

Veelgestelde vragen Transformatie Schieoevers-Noord Veelgestelde vragen Transformatie Schieoevers-Noord Wat is het plan voor Schieoevers? In 2010 heeft het college van B&W van de gemeente Delft de gebiedsvisie Schieoevers 2030 vastgesteld. De gebiedsvisie

Nadere informatie

Analyse ontwikkeling van vraag en aanbod logistiek terreinen in de regio Schiphol

Analyse ontwikkeling van vraag en aanbod logistiek terreinen in de regio Schiphol Analyse ontwikkeling van vraag en aanbod logistiek terreinen in de regio Schiphol Hoofdrapport 4 maart 2013 Inhoudsopgave 1. Aanleiding en context pagina 3 3. Geografische afbakening pagina 4 4. Ontwikkeling

Nadere informatie

Aanbieden notitie A16 corridor en Rotterdam University Business District. De VVD, CDA en Leefbaar Rotterdam verzoeken het college daarom:

Aanbieden notitie A16 corridor en Rotterdam University Business District. De VVD, CDA en Leefbaar Rotterdam verzoeken het college daarom: Verzoek VVD, CDA en Leefbaar Rotterdam Aanbieden notitie A16 corridor en Rotterdam University Business District De A16 is voor de Metropoolregio en de Randstad een belangrijke verbinding met Antwerpen,

Nadere informatie

Reactienota zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan Klaver 6a

Reactienota zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan Klaver 6a Reactienota zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan Klaver 6a Gemeente Horst aan de Maas Datum: 26 januari 2015 ACHTERGROND Beoogde ontwikkeling Op het bedrijventerrein TradePortWest zijn verschillende bedrijven

Nadere informatie

Duurzaam groeien. Agro, fresh, food en logistics

Duurzaam groeien. Agro, fresh, food en logistics Nota Ruimte budget Klavertje 25,9 miljoen euro (waarvan 3 miljoen euro voor glastuinbouwgebied Deurne) Planoppervlak 908 hectare (waarvan 150 hectare voor glastuinbouwgebied Deurne) (Greenport Trekker

Nadere informatie

Nieuwe bedrijvigheid. Flevokust Lelystad. unieke multimodale situering. Lokale ontwikkeling. 115 hectare havengebonden bedrijventerrein

Nieuwe bedrijvigheid. Flevokust Lelystad. unieke multimodale situering. Lokale ontwikkeling. 115 hectare havengebonden bedrijventerrein Flevokust Lelystad Nieuwe bedrijvigheid Flevokust spoorverbinding Filevrij Lelystad synergie unieke multimodale situering groen milieucategorie 5 transportmodaliteiten Bereikbaarheid flexibiliteit in kavelgrootte

Nadere informatie

Nieuwe hoogspanningsverbinding vanuit Borssele. Zuid West

Nieuwe hoogspanningsverbinding vanuit Borssele. Zuid West Zuid West Nieuwe hoogspanningsverbinding vanuit Borssele De ministeries van Economische Zaken en VROM werken samen met TenneT TSO B.V. aan de Zuid-West 380 kv-verbinding. De landelijk netbeheerder TenneT

Nadere informatie

Vanuit deze benadering is door partijen een ambitieus en samenhangend pakket maatregelen geformuleerd.

Vanuit deze benadering is door partijen een ambitieus en samenhangend pakket maatregelen geformuleerd. Visie en durf Rapportage ten behoeve van het Bestuurlijk Overleg Mainport naar aanleiding van de gesprekken in de periode oktober 1999/ mei 2000 gevoerd zijn tussen Gemeente Rotterdam, de Stichting Natuur

Nadere informatie

Eindexamen vwo aardrijkskunde 2012 - I

Eindexamen vwo aardrijkskunde 2012 - I Leefomgeving Opgave 7 Proefproject Zandmotor langs de Delflandse kust Bestudeer de bronnen 1 tot en met 3 uit het bronnenboekje die bij deze opgave horen. 1p 25 Hoe wordt het type kustbeheer genoemd waarvan

Nadere informatie

Beleidskader windenergie

Beleidskader windenergie Bijlage 1 Beleidskader windenergie Europese richtlijn 2009/28/EG De Europese richtlijn 2009/28/EG verplicht Nederland om in 2020 14 procent van het totale bruto-eindverbruik aan energie afkomstig te laten

Nadere informatie

1. Nota van antwoord. Eindstand 2055 reacties door 3036 personen/instanties.

1. Nota van antwoord. Eindstand 2055 reacties door 3036 personen/instanties. 1. Nota van antwoord Eindstand 2055 reacties door 3036 personen/instanties. Daarnaast zijn enkele petities/handtekeningenacties gevoerd: Petitie Voordorp 975 handtekeningen Petitie NMU meer dan 19.000

Nadere informatie

Startnotitie partiële wijziging Verordening ruimte 2014 en Programma ruimte inzake windenergie

Startnotitie partiële wijziging Verordening ruimte 2014 en Programma ruimte inzake windenergie Startnotitie partiële wijziging Verordening ruimte 2014 en Programma ruimte inzake windenergie 1. Aanleiding In de Verordening ruimte 2014 en het Programma ruimte, onderdeel van de Visie ruimte en mobiliteit

Nadere informatie

Reconnecting Rotterdam Port Samenvatting

Reconnecting Rotterdam Port Samenvatting Reconnecting Rotterdam Port Samenvatting Aart de Koning, april 2010 De aanleiding: de concurrentiepositie van de haven van Rotterdam staat onder druk De haven van Rotterdam is altijd sterk verankerd geweest

Nadere informatie

Gemeente Houten Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening

Gemeente Houten Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening ** Vastgesteld oktober 2014 Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening Visie verplaatsing nietagrarische bedrijven binnen het buitengebied Status: vastgesteld door de gemeenteraad van Houten d.d.

Nadere informatie

Hengelo, Hart van Zuid

Hengelo, Hart van Zuid Hengelo, Hart van Zuid Nota Ruimte budget 14,5 miljoen euro Planoppervlak 50 hectare Trekker Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ROC van Twente Internationale potentie

Nadere informatie

Brainport Eindhoven/ A2-zone (Brainport Avenue)

Brainport Eindhoven/ A2-zone (Brainport Avenue) Brainport Eindhoven/ A2-zone (Brainport Avenue) Nota Ruimte budget 75 miljoen euro voor Brainport Eindhoven en 6,8 miljoen voor ontwikkeling A2-zone Planoppervlak 3250 hectare (Brainport Eindhoven) Trekker

Nadere informatie

Alternatieve locaties Hoeksche

Alternatieve locaties Hoeksche Alternatieve locaties Hoeksche Waard Nieuw Reijerwaard / Westelijke Dordtse Oever Nota Ruimte budget 25 miljoen euro (11 miljoen euro voor Nieuw Reijerwaard en 14 miljoen euro voor Westelijke Dordtse Oever)

Nadere informatie

de Kortsluitroute. Dit nieuw aan te leggen spoortracé verbindt de Havenspoorlijn met de Betuweroute (hier ook wel de verlegde

de Kortsluitroute. Dit nieuw aan te leggen spoortracé verbindt de Havenspoorlijn met de Betuweroute (hier ook wel de verlegde De Kortsluitroute Een onderdeel van het project Betuweroute is het aanleggen van de Kortsluitroute. Dit nieuw aan te leggen spoortracé verbindt de Havenspoorlijn met de Betuweroute (hier ook wel de verlegde

Nadere informatie

Bijgaand doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen gesteld door de leden Jacobi en Cegerek (beiden PvdA) over waterveiligheid in het kustgebied.

Bijgaand doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen gesteld door de leden Jacobi en Cegerek (beiden PvdA) over waterveiligheid in het kustgebied. > Retouradres Postbus 20901 2500 EX Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Plesmanweg 1-6 2597 JG Den Haag Postbus 20901 2500 EX Den Haag T 070-456

Nadere informatie

achtergrond hoofdstuk 1 Structuurvisie 2020 keuzes van visie naar uitvoering inbreng samenleving achtergrond ruimtelijk en sociaal kader bijlagen

achtergrond hoofdstuk 1 Structuurvisie 2020 keuzes van visie naar uitvoering inbreng samenleving achtergrond ruimtelijk en sociaal kader bijlagen 28 hoofdstuk 1 achtergrond Structuurvisie 2020 keuzes samenvatting achtergrond ruimtelijk en sociaal kader inbreng samenleving thematisch van visie naar uitvoering bijlagen zones 1 2 3 4 5 6 7 29 1.1 Inleiding

Nadere informatie

Omgevingsvisie Westvoorne 2030 #WVN2030. Commissie Grondgebied - 12 mei 2015 team Gebiedsontwikkeling, Henk Jan Solle

Omgevingsvisie Westvoorne 2030 #WVN2030. Commissie Grondgebied - 12 mei 2015 team Gebiedsontwikkeling, Henk Jan Solle Omgevingsvisie Westvoorne 2030 #WVN2030 Commissie Grondgebied - 12 mei 2015 team Gebiedsontwikkeling, Henk Jan Solle Opzet presentatie moment in het proces terugblik dialoogavonden toelichting uitwerking

Nadere informatie

COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND

COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND 1. INLEIDING Aanleiding De gemeente Schagen is voornemens om het bedrijventerrein Kolksluis langs de Koning Willem II-weg in t Zand

Nadere informatie

Nijmegen Waalfront Trekker Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Nijmegen Waalfront Trekker Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Nota Ruimte budget 25 miljoen euro Planoppervlak 33 hectare Nijmegen Waalfront Trekker Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Synergie tussen stad en water De directe ligging

Nadere informatie

Omgevingsvisie Westvoorne 2030 #WVN2030. Jeugdraad Westvoorne - 27 mei 2015 team Gebiedsontwikkeling, Henk Jan Solle

Omgevingsvisie Westvoorne 2030 #WVN2030. Jeugdraad Westvoorne - 27 mei 2015 team Gebiedsontwikkeling, Henk Jan Solle Omgevingsvisie Westvoorne 2030 #WVN2030 Jeugdraad Westvoorne - 27 mei 2015 team Gebiedsontwikkeling, Henk Jan Solle Opzet presentatie moment in het proces terugblik gesprekken waar zijn we nu mee bezig?

Nadere informatie

Mainport en blueports: samenwerken aan multimodaal netwerk

Mainport en blueports: samenwerken aan multimodaal netwerk Mainport en blueports: samenwerken aan multimodaal netwerk Jaarcongres Nederlandse Vereniging van Binnenhavens, Venlo, 5 oktober 2012 Hans Smits, CEO Havenbedrijf Rotterdam N.V. 1 Haven Rotterdam in cijfers

Nadere informatie

Concept-GS-besluit: Voortgaande groei luchtvaart alléén binnen harde randvoorwaarden

Concept-GS-besluit: Voortgaande groei luchtvaart alléén binnen harde randvoorwaarden 15 mei 1997 97-000635 strategische luchtvaartontwikkeling Concept-GS-besluit: Voortgaande groei luchtvaart alléén binnen harde randvoorwaarden Gedeputeerde Staten van Noord-Holland (GS) stellen harde randvoorwaarden

Nadere informatie

Notitie Nieuwe Westelijke Oeververbinding (NWO)

Notitie Nieuwe Westelijke Oeververbinding (NWO) Notitie Nieuwe Westelijke Oeververbinding (NWO) Verkeerskundige varianten- en effectanalyse Blankenburgtunnel/Oranjetunnel In het Masterplan Rotterdam Vooruit (december 2009) zijn twee tracés aangegeven

Nadere informatie

Verstedelijking & Infrastructuur Ruimteconferentie 2013

Verstedelijking & Infrastructuur Ruimteconferentie 2013 Verstedelijking & Infrastructuur Ruimteconferentie 2013 1 PBL project Verstedelijking & Infrastructuur Analyseren van verwachte knelpunten en kansen bij afstemming verstedelijking en infrastructuur Samenhang

Nadere informatie

De Rotterdamse haven en het achterland. Havenvisie 2030 en achterlandstrategie. Ellen Naaykens

De Rotterdamse haven en het achterland. Havenvisie 2030 en achterlandstrategie. Ellen Naaykens De Rotterdamse haven en het achterland Havenvisie 2030 en achterlandstrategie Ellen Naaykens Havenbedrijf Rotterdam N.V. Movares symposium 29 november 2011 Inhoud Profiel haven Rotterdam Ontwerp Havenvisie

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20011 2500 EA Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Ministerie van Turfmarkt 147 Den Haag Postbus 20011 2500 EA Den Haag

Nadere informatie

s t r u c t u u r v i s i e G o o r Goor 202

s t r u c t u u r v i s i e G o o r Goor 202 VISIEKAART 8 9 s t r u c t u u r v i s i e G o o r 2 0 2 5 structuu Goor 202 rvisie 5 1. Structuurvisie Goor 2025 2. Analyse 3. Visie en ambitie: Goor in 2025 4. Ruimtelijke kwaliteit 5. Wonen 6. Economie

Nadere informatie

STRUCTUURVISIE DEN HAAG ZUIDWEST

STRUCTUURVISIE DEN HAAG ZUIDWEST concept DECEMBER 2003 GEMEENTE DIENST STEDELIJKE ONTWIKKELING CONCEPT versie december 2003 1 Gemeente Den Haag, Dienst Stedelijke Ontwikkeling Met medewerking van: Dienst Stadsbeheer Ingenieursbureau Den

Nadere informatie

Betere bereikbaarheid door een robuust wegennetwerk in de regio Arnhem-Nijmegen. Startnotitie

Betere bereikbaarheid door een robuust wegennetwerk in de regio Arnhem-Nijmegen. Startnotitie Betere bereikbaarheid door een robuust wegennetwerk in de regio Arnhem-Nijmegen Startnotitie Het probleem Er is een bereikbaarheidsprobleem in de regio Arnhem Nijmegen na 2020. Het Rijk, de provincie en

Nadere informatie

Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE

Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING 1.1. Algemeen 1.2. Aanleiding en doel 1.3. Plangebied 1.4. Leeswijzer 2. PLANBESCHRIJVING 2.1. Bestaande situatie 2.2. Gewenste

Nadere informatie

Ontwerp-MER Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer

Ontwerp-MER Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer Ontwerp-MER Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer Portefeuillehouder: A. van den Berg Vergaderdatum: 2 maart 2010 Agendapunt: Beleidsveld: 150 Kenmerk D&H: 840252 Aard voorstel: Besluitvormend Kenmerk VV: Steller:

Nadere informatie

Startdocument Schuytgraaf Veld 17b. juni 2013

Startdocument Schuytgraaf Veld 17b. juni 2013 Startdocument Schuytgraaf Veld 17b juni 2013 1 Inleiding In mei 2012 heeft de gemeente Arnhem het project Schuytgraaf overgenomen van de GEM (Grondexploitatie maatschappij). De gemeente heeft nu de leiding

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten Generaal

Tweede Kamer der Staten Generaal Tweede Kamer der Staten Generaal 2 Vergaderjaar 1987-1988 20 490 Vierde nota over de Ruimtelijke Ordening Nr. 4 BRIEF VAN DE MINISTER EN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN

Nadere informatie

Procedurewijzer. Voor het ontwerpwijzigingsbesluit Solleveld & Kapittelduinen. #99 Solleveld & Kapittelduinen

Procedurewijzer. Voor het ontwerpwijzigingsbesluit Solleveld & Kapittelduinen. #99 Solleveld & Kapittelduinen Procedurewijzer Voor het ontwerpwijzigingsbesluit Solleveld & Kapittelduinen #99 Solleveld & Kapittelduinen Inhoud Procedurewijzer 2 Wat is Natura 2000? 2 Aanwijzingsbesluit 3 Zienswijze indienen (ontwerpwijzigingsbesluit

Nadere informatie

Deltapoort. Wat is dat? Waarom programma Deltapoort?

Deltapoort. Wat is dat? Waarom programma Deltapoort? Deltapoort. Wat is dat? Binnen de Zuidvleugel behoort Deltapoort - de zuidoostelijke toegang tot de Zuidvleugel van de Randstad - tot de meest dynamische gebieden. De stedelijke en economische functies

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG. Datum 16 september 2013 Betreft Rijksprogramma SMASH

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG. Datum 16 september 2013 Betreft Rijksprogramma SMASH > Retouradres Postbus 20901 2500 EX Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Plesmanweg 1-6 2597 JG Den Haag Postbus 20901 2500 EX Den Haag T 070-456

Nadere informatie

containerisatie Wat is het?

containerisatie Wat is het? Wat is het? Stimuleren van containeroverslag in de bestaande haven, op het knooppunt van zee- en binnenvaart. Beoogd wordt dat zowel in het Sloegebied als in de Zeeuws-Vlaamse Kanaalzone het aantal overgeslagen

Nadere informatie

Genodigde en niet aanwezige organisaties: VNO-NCW West, Staatsbosbeheer, Woningbouwvereniging Binnenmaas, Zuid Hollandse Milieufederatie.

Genodigde en niet aanwezige organisaties: VNO-NCW West, Staatsbosbeheer, Woningbouwvereniging Binnenmaas, Zuid Hollandse Milieufederatie. Inhoudelijk verslag van de bijeenkomst met vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties over het onderzoek naar de optimale omvang van een bovenregionaal bedrijventerrein voor droge havengerelateerde

Nadere informatie

Geachte mevrouw Dekker,

Geachte mevrouw Dekker, Datum 16 mei 2006 Ons kenmerk PNH: 2006 7382 PZH: DRM/ARW/06/4369 Onderwerp Eindrapportage Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer Bollenstreek Bezoekadres Houtplein 33 Haarlem Aan: de minister van VROM, mevrouw

Nadere informatie

Statenvoorstel. Startnotitie Partiële wijziging 2018 Visie ruimte en mobiliteit, Programma ruimte en Verordening ruimte

Statenvoorstel. Startnotitie Partiële wijziging 2018 Visie ruimte en mobiliteit, Programma ruimte en Verordening ruimte Statenvoorstel vergadering september 2017 nummer 7029 Onderwerp Startnotitie Partiële wijziging 2018 Visie ruimte en mobiliteit, Programma ruimte en Verordening ruimte Vergaderdatum GS: 4 juli 2017 Portefeuillehouder:

Nadere informatie

HOOFDSTUK 3 Beleid. 3.2 Rijksbeleid. 3.3 Provinciaal beleid

HOOFDSTUK 3 Beleid. 3.2 Rijksbeleid. 3.3 Provinciaal beleid HOOFDSTUK 3 Beleid 3.1 Inleiding De beleidscontext voor het plangebied wordt gevormd door (Europese,) landelijke, provinciale, en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante (Europees-,)

Nadere informatie

de haven, en maatregelen die uit dit Masterplan volgen direct een MIRT-planstudie (of vergelijkbaar proces) kan starten.

de haven, en maatregelen die uit dit Masterplan volgen direct een MIRT-planstudie (of vergelijkbaar proces) kan starten. RANDSTADURGENT REGIO ROTTERDAM EN HAVEN: DUURZAAM BEREIKBAAR (MIRT-VERKENNING RUIT ROTTERDAM) DOEL Het project REGIO ROTIERDAM EN HAVEN: DUURZAAM BEREIKBAAR (MIRT-Verkenning Ruit Rotterdam) heeft 2 doelen.

Nadere informatie

Aanwijzing art. 3.8, lid 6, Wro, bestemmingsplan Bedrijventerrein Nijverhei 2009

Aanwijzing art. 3.8, lid 6, Wro, bestemmingsplan Bedrijventerrein Nijverhei 2009 De gemeenteraad van Rucphen Postbus 9 4715 ZG RUCPHEN Brabantlaan 1 Postbus 90151 5200 MC s-hertogenbosch Telefoon (073) 681 28 12 Fax (073) 614 11 15 info@brabant.nl www.brabant.nl Bank ING 67.45.60.043

Nadere informatie

Inspraakwijzer Startnotitie

Inspraakwijzer Startnotitie Inspraakwijzer Startnotitie Rijksweg 13/16 Rotterdam Samenvatting van de Startnotitie Rijksweg 13/16 Rotterdam en informatie over de inspraakprocedure. November 2005 1. Kaart van het onderzoeksgebied 2.

Nadere informatie

VNG. 9 maart 2017 T.E.P.A. Lam

VNG. 9 maart 2017 T.E.P.A. Lam VNG 9 maart 2017 T.E.P.A. Lam Kerntaken provincies Duurzame ruimtelijke ontwikkeling (o.a. waterbeheer) Milieu, energie en klimaat Vitaal platteland, natuurbeheer en ontwikkeling natuurgebieden Regionale

Nadere informatie

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - AARDRIJKSKUNDE OPDRACHTEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - AARDRIJKSKUNDE OPDRACHTEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2 NATUUR EN MILIEU LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - AARDRIJKSKUNDE De haven van Rotterdam is de grootste haven van Europa. Steeds meer spullen die je in de winkel koopt, komen per schip in

Nadere informatie

Slim. Zakelijk. Dynamisch. Maasterras Drechtsteden. Kansen voor Duurzaamheid

Slim. Zakelijk. Dynamisch. Maasterras Drechtsteden. Kansen voor Duurzaamheid Slim Maasterras Drechtsteden Zakelijk Kansen voor Duurzaamheid Dynamisch Voorbeeld van hoogwaardig functioneel groen in stedelijke context Boston Children s Museum Plaza, Boston Michael van Valkenburg

Nadere informatie

Veiligheidscontour/ Externe veiligheid Westvoorne

Veiligheidscontour/ Externe veiligheid Westvoorne 6 november 2013 Veiligheidscontour/ Externe veiligheid Westvoorne Irma Dorsman Stedelijke Ontwikkeling Rotterdam 8-11-2013 Inhoud presentatie externe veiligheid Kader havenbestemmingsplannen Doel veiligheidscontouren

Nadere informatie

Stedelijke ontwikkeling Overamstel, Amsterdam

Stedelijke ontwikkeling Overamstel, Amsterdam Stedelijke ontwikkeling Overamstel, Amsterdam Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 22 augustus 2013 / rapportnummer 2564 58 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) De gemeente Amsterdam

Nadere informatie

Wat is de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (Rli)

Wat is de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (Rli) www.rli.nl Wat is de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (Rli) Adviesraad van de Regering Adviseert Regering en Parlement over fysieke leefomgeving landbouw, milieu, natuur, ruimtelijke ordening,

Nadere informatie

Beleidsplan Ruimte Vlaanderen Werkgroep Logistiek Netwerk. Partnerforum Gent 18 oktober 2016

Beleidsplan Ruimte Vlaanderen Werkgroep Logistiek Netwerk. Partnerforum Gent 18 oktober 2016 Beleidsplan Ruimte Vlaanderen Werkgroep Logistiek Netwerk Partnerforum Gent 18 oktober 2016 Ruimtebeslag in Vlaanderen 33% Prognose VITO: kan oplopen tot 50% in 2050 Ruimtebeslag = Ruimte ingenomen door

Nadere informatie

Komen overeen zich in te spannen dat de volgende stappen genomen worden: 1. standpunt Bevoegd Gezag (ministers van VROM en VenW) 2009

Komen overeen zich in te spannen dat de volgende stappen genomen worden: 1. standpunt Bevoegd Gezag (ministers van VROM en VenW) 2009 1. A4 Delft-Schiedam doel Doel van het project A4 Delft-Schiedam is de problemen rond bereikbaarheid, leefbaarheid (inclusief externe veiligheid) en verkeersveiligheid tussen Rotterdam en Den Haag zo veel

Nadere informatie

De Rotterdamse haven en het achterland. Havenvisie 2030 en achterlandstrategie

De Rotterdamse haven en het achterland. Havenvisie 2030 en achterlandstrategie De Rotterdamse haven en het achterland Havenvisie 2030 en achterlandstrategie Ellen Naaykens Havenbedrijf Rotterdam N.V. ALV ELC, Venlo 30 november 2011 Inhoud Profiel haven Rotterdam Ontwerp Havenvisie

Nadere informatie

Waterdunen. Nota Ruimte budget 18 miljoen euro. Planoppervlak 350 hectare

Waterdunen. Nota Ruimte budget 18 miljoen euro. Planoppervlak 350 hectare Waterdunen Nota Ruimte budget 18 miljoen euro Planoppervlak 350 hectare Trekker Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Stabiele kust, stevige economie De Zeeuwse kust biedt

Nadere informatie

Visie op Zuid-Holland Ontwikkelen met schaarse ruimte

Visie op Zuid-Holland Ontwikkelen met schaarse ruimte Visie op Zuid-Holland Ontwikkelen met schaarse ruimte Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland is de meest dichtbevolkte provincie van Nederland, met 3,5 miljoen mensen en veel economische bedrijvigheid.

Nadere informatie

Statenvoorstel. Perspectief Groene Hart Bestuurlijke samenvatting van het voorstel

Statenvoorstel. Perspectief Groene Hart Bestuurlijke samenvatting van het voorstel Statenvoorstel Vergaderdatum GS: 13 juni 2017 Portefeuillehouder: Bom - Lemstra, AW Uiterlijke beslistermijn: n.v.t. Behandeld ambtenaar : mw L.G.J van Westbroek E-mailadres: lgj.van.westbroek@pzh.nl Telefoonnummer:

Nadere informatie

Samenvatting ... 7 Samenvatting

Samenvatting ... 7 Samenvatting Samenvatting... Concurrentie Zeehavens beconcurreren elkaar om lading en omzet. In beginsel is dat vanuit economisch perspectief een gezond uitgangspunt. Concurrentie leidt in goed werkende markten tot

Nadere informatie

Strategische Milieubeoordeling bij Deel 3 PKB PMR (2006) Project Mainportontwikkeling Rotterdam

Strategische Milieubeoordeling bij Deel 3 PKB PMR (2006) Project Mainportontwikkeling Rotterdam Strategische Milieubeoordeling bij Deel 3 PKB PMR (2006) Project Mainportontwikkeling Rotterdam Strategische Milieubeoordeling bij Deel 3 PKB PMR (2006) Juni 2006 2 Strategische Milieubeoordeling Inhoudsopgave........................................................................................

Nadere informatie

Montferland. Voorwoord

Montferland. Voorwoord Montferland R U I M T E V O O R O N D E R N E M E N! Rob Visser, wethouder Economische Zaken Voorwoord De gemeente Montferland beschouwt werkgelegenheid als de motor van onze maatschappij. Het scheppen

Nadere informatie

Wereldklasse doen! Havenbedrijf Rotterdam. Henk de Bruijn 25 september 2013. Copyright - Port of Rotterdam

Wereldklasse doen! Havenbedrijf Rotterdam. Henk de Bruijn 25 september 2013. Copyright - Port of Rotterdam Wereldklasse doen! Havenbedrijf Rotterdam Henk de Bruijn 25 september 2013 1 Haven- en industriegebied + 2 Havengebieden Maasvlakte Waal-/Eemhaven Europoort Botlek 3 Haven in cijfers Rotterdamse haven

Nadere informatie

IJsselsprong Zutphen. Nota Ruimte budget 20 miljoen euro. Planoppervlak 160 hectare

IJsselsprong Zutphen. Nota Ruimte budget 20 miljoen euro. Planoppervlak 160 hectare Nota Ruimte budget 20 miljoen euro Planoppervlak 160 hectare IJsselsprong Zutphen Trekker Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Waterveiligheid als motor Bescherming tegen

Nadere informatie

Projectformat Agenda van Twente, jaarschijf 2010 Aanvrager: gemeente Almelo Project : Transitiestrategie Noordflank Bijlagen:

Projectformat Agenda van Twente, jaarschijf 2010 Aanvrager: gemeente Almelo Project : Transitiestrategie Noordflank Bijlagen: Projectformat Agenda van Twente, jaarschijf 2010 Aanvrager: gemeente Almelo Project : Transitiestrategie Noordflank Bijlagen: Algemene informatie over het project Aanleiding voor het project Het Almelose

Nadere informatie

PERSMEDEDELING VAN DE VLAAMSE OVERHEID 7 november 2012 VLAAMSE REGERING KIEST VOOR BREED OVERLEG BIJ UITVOERING PLANNEN HAVEN VAN ANTWERPEN

PERSMEDEDELING VAN DE VLAAMSE OVERHEID 7 november 2012 VLAAMSE REGERING KIEST VOOR BREED OVERLEG BIJ UITVOERING PLANNEN HAVEN VAN ANTWERPEN PERSMEDEDELING VAN DE VLAAMSE OVERHEID 7 november 2012 VLAAMSE REGERING KIEST VOOR BREED OVERLEG BIJ UITVOERING PLANNEN HAVEN VAN ANTWERPEN Centraal Netwerk geïnstalleerd Vandaag werd in Antwerpen het

Nadere informatie

Havenvisie 2030 Drechtsteden 5 april 2011

Havenvisie 2030 Drechtsteden 5 april 2011 Havenvisie 2030 Drechtsteden 5 april 2011 1 Doel Havenvisie 2030 Richting geven aan de verdere ontwikkeling van de Rotterdamse mainport. Zekerheid en perspectief bieden aan klanten, burgers, overheden

Nadere informatie

Ons kenmerk: Z / mevrouw M.A. de Jong, de heer H. de Rijk

Ons kenmerk: Z / mevrouw M.A. de Jong, de heer H. de Rijk Notitie Ons kenmerk: Z-2015-15661 / 15945 Behandeld door: mevrouw M.A. de Jong, de heer H. de Rijk Onderwerp: Aantal pag. 5 Bijlagen: Concept notitie reikwijdte en detailniveau planmer Structuurvisie Ondergrond

Nadere informatie

MER Regionaal Bedrijventerrein Twente Samenvatting

MER Regionaal Bedrijventerrein Twente Samenvatting MER Regionaal Bedrijventerrein Twente Samenvatting MER Regionaal Bedrijventerrein Twente Samenvatting Van zoekgebieden naar inrichting oktober 2004 Adecs Oost bv oktober 2004 MER Regionaal Bedrijventerrein

Nadere informatie

Ontwerp - Partiële herziening BESTEMMINGSPLAN MAASVLAKTE 81

Ontwerp - Partiële herziening BESTEMMINGSPLAN MAASVLAKTE 81 Ontwerp - Partiële herziening BESTEMMINGSPLAN MAASVLAKTE 81 Januari 2008 2 INHOUDSOPGAVE 1 TOELICHTING 4 2 GELUID 5 2.1 Wet- en regelgeving 6 2.2 Industrielawaai 6 2.3 Methodiek 9 3 PLANOPZET 9 4 INSPRAAK

Nadere informatie

Op welke gronden deze briefî/waarom nu voorgelegd?

Op welke gronden deze briefî/waarom nu voorgelegd? Gemeente Rotterdam College van Burgemeester en Wethouders Bezoekadres: Stadhuis Coolsingel 40 3011 AD Rotterdam Postadres: Postbus 70012 3000 KP Rotterdam Website: www.rotterdam.nl E-mail: bbo@rotterdam.nl

Nadere informatie

ECONOMIC BOARD VOORNE-PUTTEN DE ECONOMIE VAN. Ruimte voor wonen, werken, innovatie, recreatie & Toerisme en natuur

ECONOMIC BOARD VOORNE-PUTTEN DE ECONOMIE VAN. Ruimte voor wonen, werken, innovatie, recreatie & Toerisme en natuur ECONOMIC BOARD VOORNE-PUTTEN DE ECONOMIE VAN VOORNE-PUTTEN Ruimte voor wonen, werken, innovatie, recreatie & Toerisme en natuur INHOUD Inleiding 5 De kracht van Voorne-Putten 6 Thema 1: duurzame en bereikbare

Nadere informatie

Toelichting. Bestemmingsplan. 'Geluidzone industrieterrein Sliedrecht' Gemeente Dordrecht Fase: vaststelling - 1 -

Toelichting. Bestemmingsplan. 'Geluidzone industrieterrein Sliedrecht' Gemeente Dordrecht Fase: vaststelling - 1 - Toelichting Bestemmingsplan 'Geluidzone industrieterrein Sliedrecht' Gemeente Dordrecht Fase: vaststelling - 1 - - 2 - Inhoudsopgave toelichting HOOFDSTUK 1 Inleiding 5 HOOFDSTUK 2 Plangebied 6 HOOFDSTUK

Nadere informatie

Ondernemen in. Moerdijk

Ondernemen in. Moerdijk Ondernemen in Moerdijk Colofon Gemaakt in opdracht van gemeente Moerdijk, d.d. maart 2009 Tekst: gemeente Moerdijk Ontwerp, opmaak en lay-out: afdeling Informatievoorziening en Facilitair, cluster Repro,

Nadere informatie

Datum 9 november 2018 Betreft Beantwoording vragen over Alibaba en de mogelijke vestiging van een distributiecentrum in Nederland

Datum 9 november 2018 Betreft Beantwoording vragen over Alibaba en de mogelijke vestiging van een distributiecentrum in Nederland > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag Postadres Postbus 20401

Nadere informatie

Reactienota. Behorende bij de Structuurvisie "Wernhout 2025"

Reactienota. Behorende bij de Structuurvisie Wernhout 2025 Reactienota Behorende bij de Structuurvisie "Wernhout 2025" 1. Inleiding De ontwerp structuurvisie "Wernhout 2025" is op dinsdag 22 oktober 2013 gepresenteerd aan de bewoners en de Dorpsraad van Wernhout.

Nadere informatie

Graag informeren wij u hierbij dat wij op 8 februari 2005 jl. het. voorontwerp streekplanuitwerking Bedrijventerrein Amstelveen Zuid

Graag informeren wij u hierbij dat wij op 8 februari 2005 jl. het. voorontwerp streekplanuitwerking Bedrijventerrein Amstelveen Zuid Gedeputeerde Staten Datum Ons kenmerk 2005 4448 Onderwerp voorontwerp streekplanuitwerking Bedrijventerrein Amstelveen Zuid Bezoekadres Houtplein 33 Provinciale Staten van Noord Holland T.a.v. de Statengriffier,

Nadere informatie

Westflank Haarlemmermeer

Westflank Haarlemmermeer Nota Ruimte budget 48 miljoen euro Planoppervlak 1500 hectare Trekker Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Westflank Haarlemmermeer Westflank Haarlemmermeer is een Randstad Urgent - project.

Nadere informatie

Station Nieuwe Meer Het internationale & inclusieve woon- en werkgebied van Nieuw West

Station Nieuwe Meer Het internationale & inclusieve woon- en werkgebied van Nieuw West Station Nieuwe Meer Het internationale & inclusieve woon- en werkgebied van Nieuw West 2030 Station Nieuwe Meer is niet alleen een nieuwe metrostation verbonden met Schiphol, Hoofddorp, Zuidas en de Amsterdamse

Nadere informatie

Wat is er tot nu toe gedaan en waar staan we nu?

Wat is er tot nu toe gedaan en waar staan we nu? Wat is er tot nu toe gedaan en waar staan we nu? In 2013 is de planstudie voor het project Duinpolderweg gestart. Na een tussenstap in 2015 en 2016 hebben de provincies Noord- en Zuid-Holland onlangs besloten

Nadere informatie

behandeld door/ M. van Zeventer

behandeld door/ M. van Zeventer gemeente Capelle aan den IJssel De leden van de raad van de gemeente CAPELLE AAN DEN IJSSEL datum 3 februari 2017 onderwerp informatie week 5/2017 kenmerk S32/864221 uw kenmerk/brief van behandeld door/e-mail

Nadere informatie

Samenvatting ... 7 Samenvatting

Samenvatting ... 7 Samenvatting Samenvatting... In rapporten en beleidsnotities wordt veelvuldig genoemd dat de aanwezigheid van een grote luchthaven én een grote zeehaven in één land of regio, voor de economie een bijzondere meerwaarde

Nadere informatie

Camiel Eurlings, minister van Verkeer en Waterstaat en Bas Verkerk, regiobestuurder van het Stadsgewest Haaglanden

Camiel Eurlings, minister van Verkeer en Waterstaat en Bas Verkerk, regiobestuurder van het Stadsgewest Haaglanden Capaciteitsuitbreiding spoor Den Haag - Rotterdam Doel Baanvak Den Haag Rotterdam geschikt maken om te voldoen aan de toenemende vraag naar spoorvervoer en tegelijkertijd het aanbod aan openbaar vervoer

Nadere informatie

Samen Ontwikkelen. Stuurgroep Nationaal Landschap Groene Hart i.o. 19 september 2012 / concept

Samen Ontwikkelen. Stuurgroep Nationaal Landschap Groene Hart i.o. 19 september 2012 / concept Samen Ontwikkelen Stuurgroep Nationaal Landschap Groene Hart i.o. 19 september 2012 / concept Samen Ontwikkelen 2. Water Bodem & Gebruik 3. Het Groene Hart, met zijn veenweiden, Over de realisatie van

Nadere informatie

voorstel aan de raad Bestemmingsplan Hart van De Meern Noord Scheijven, S. (Stijn) Kenmerk Raadsvoorstellen weekoverzicht

voorstel aan de raad Bestemmingsplan Hart van De Meern Noord Scheijven, S. (Stijn) Kenmerk Raadsvoorstellen weekoverzicht voorstel aan de raad Opgesteld door Ontwikkelorganisatie Ruimte Scheijven, S. (Stijn) Kenmerk 4224645 Vergadering Vergaderdatum 2 juli 2017 Jaargang en nummer Geheim Portefeuille Raadsvoorstellen weekoverzicht

Nadere informatie

Milieu-effectrapport Project Mainportontwikkeling Rotterdam

Milieu-effectrapport Project Mainportontwikkeling Rotterdam Milieu-effectrapport Project Mainportontwikkeling Rotterdam Deelnota 750 ha natuur- en Ministerie van Verkeer en Waterstaat Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Ministerie

Nadere informatie

Visie toerisme en recreatie Noordoost Fryslân

Visie toerisme en recreatie Noordoost Fryslân 1 Visie toerisme en recreatie Noordoost Fryslân 1 ste stakeholdersbijeenkomst Dinsdag 27 november 2018 Programma 2 Welkom Korte toelichting op proces en resultaten tot nu toe Aanpak SWOT, ambitie en strategische

Nadere informatie