Bedijkte Maas SMART RIVERS - REVIEWDOCUMENT ONTWERPKWALITEIT RIVIERPROJECTEN. Leidende principes voor dit riviertraject

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Bedijkte Maas SMART RIVERS - REVIEWDOCUMENT ONTWERPKWALITEIT RIVIERPROJECTEN. Leidende principes voor dit riviertraject"

Transcriptie

1 Bedijkte Maas SMART RIVERS - REVIEWDOCUMENT ONTWERPKWALITEIT RIVIERPROJECTEN Leidende principes voor dit riviertraject 1 Is er een logische en consequente keuze gemaakt tussen een ontwerp gericht op lage dynamiek in de oude boogmeanders (geïsoleerde meanders in relatief grote uiterwaarden) en beperkte dynamiek in de Lelyzone (hoogwatergeulen); 2 Wordt maximaal ingespeeld op het gestuwde en laagdynamische karakter van dit riviertraject, en wordt rekening gehouden met de subtiele verschillen in waterstanden en in de hoogte van de zandondergrond binnen het stuwpand op het traject Grave-Lith? Algemene leidende principes (alle riviertrajecten) Hydrologisch/hydraulische principes 3 Is optimale en logische manier gebruik gemaakt van (eventueel) uittredend grondwater en (rivier)kwel? 4 Is op juiste en consequente wijze invulling gegeven aan het principe: hoogwater moet stromen? (geen dwarsdammen bijvoorbeeld) Morfologische principes 5 Wordt bij de aanleg van geulen en weerdverlagingen het historisch-morfologische patroon gevolgd? Wordt er gegraven conform het onderliggende reliëf (reliëfvolgend ontkleiien)? 6 Houdt het ontwerp voldoende rekening met behoud/inspelen op gave morfologische patronen? 7 Wordt bij het afgraven of ontkleien zo goed mogelijk het onder liggend zand/grind (reliëf) aangesneden/blootgelegd? 8 Is het kleidek en voedselrijke bouwvoor over een (zo) groot (mogelijk) areaal verwijderd? 9 Wordt naast een eventuele geul, ook het omliggende, droge deel van de uiterwaard optimaal (en reliefvolgend) heringericht/afgegraven? 10 Worden er geen (diepe) zandplassen of andere systeemvreemde structuren/wateren opgeleverd? 11 Worden bestaande, systeemvreemde plassen op een logische wijze opgevuld/versmald tot geul? Verbeterd dit het landschappelijk en ecologisch DNA van het gebied? En worden processen van grondwater en overstroming daarbij optimaal benut? (Landschaps)ecologische principes 12 Is in het ontwerp een interventiekaart/vegetatiekaart ingebouwd met voldoende hydraulische overruimte; 13 Is hierbij rekening gehouden met een reële vegetatieontwikkeling en reële aanzandingsprocessen na herinrichting? 14 Is er een gekoppeld beheerverhaal dat hier voldoende op aansluit? 15 Is er (voldoende) rivierhout in het water en op de oevers aangebracht? 16 Zijn bestaande natuurwaarden op logische (bij het systeem passende) wijze ingepast? 17 Is op een logische manier geprobeerd ecologische relaties te verbeteren, zowel in de lengterichting van de rivier als in de dwarsrichting, bijvoorbeeld met binnendijkse moerasgebieden of hoge zandgronden (Veluwe)? Detailleringsprincipes 18 Worden de geulen niet dieper dan nodig/passend bij dit riviertraject? 19 Worden de geulen niet breder dan nodig/passend bij dit riviertraject? 20 Zijn oevers in binnenbochten steil en in buitenbochten flauwer? Geulen in het laagdynamische gebied kunnen grotendeels flauwe oevers hebben. 21 Zijn overige aangelegde structuren (denk aan hoogwatervluchtplaatsen en eilanden/zandbanken in geulen) morfologisch goed uitlegbaar/passend bij de Bedijkte Maas? SCORE Groen (in grote lijnen) logisch en doordacht ontwerp op basis van systeemkenmerken (DNA) van het betreffende riviertraject, evt. aandachtspunten voor ruimtelijke en landschapsecologische kwaliteit. Oranje Constatering van tekortkoming(en) met impact op ruimtelijke kwaliteit die met beperkte/overzichtelijke aanpassingen te herstellen zijn. Rood Constateringen van aanzienlijke tekortkomingen, grote impact op de ruimtelijke kwaliteit en/of moeilijk te verhelpen oorzaken; tekortkomingen op fundamenteel niveau, bijvoorbeeld door DNA-vreemde ontwerpkeuzes. Tijdens de review wordt tussen ontwerpteam en reviewteam besproken wat mogelijkheden zijn om oranje en rode scores te verbeteren/op te volgen. TOELICHTING

2 SMART RIVERS - REVIEWDOCUMENT ONTWERPKWALITEIT BEDIJKTE MAAS Toelichtingen bij de ontwerpprincipes Toelichting bij 1 Bij de inrichting van uiterwaarden langs de Bedijkte Maas kan in hoofdlijnen worden gekozen uit twee varianten: 1 Laagdynamisch variant, waarbij bij voorkeur een geïsoleerde meander wordt hersteld. Het heeft op dit traject de voorkeur uit te gaan van het realiseren van niet aangetakte meanders, waar laagdynamische natuur zich kan ontwikkelen. Hier zijn twee goeden redenen voor: Het is de natuurlijke staat van afgesneden boogmeanders: als een meander door de rivier wordt verlaten t.b.v. een nieuwe loop, sedimenteert de verbinding tussen de meander en de rivier doorgaans snel dicht. Dit betekent dat dit in korte tijd laagdynamische verlandingsmoerassen worden. Het Bedijkte-Maassysteem is inmiddels sterk verstuwd. Daarmee zijn alle kansen voor meer hoogdynamische natuur in deze meanders verdwenen; een open verbinding zorgt ervoor dat laagdynamische natuur zich minder goed kan ontwikkelen, zonder dat er hoogdynamische elementen voor in de plaats komen. Evt. kan ervoor worden gekozen om de meanderbogen op te delen in compartimenten met natuurlijke drempels. Het uitgraven van meanders kan tot op de oorspronkelijke diepte (zandbodem), maar kan in relatie tot lokale stuwpeil (zie punt 2 en 3) ook minder diep (kleibodem). 2 Een beperkt-dynamische variant waarbij sprake is van een hoogwatergeul die enkele dagen per jaar kan meestromen. Dit zijn nieuwe en niet perse systeemeigen elementen op dit riviertraject, maar ze kunnen wel bijdragen aan het behalen van waterstandsdaling op dit traject en ecologische ontwikkeling van het gebied. Bij de kanalisatie en normalisatie van de Maas is door Ir. C. Lely weerdverlaging toegepast op een ca 100 tot 250m brede zone langs de rivier (zie bijv. hoogtekaart op traject Demen-Oijen). Aanbevolen wordt om de hoogwateringrepen te beperken tot deze Lelyzone. Toelichting bij 2 Bij hoogwatergeulen dient de bodemligging en de maatvoering zich te verhouden tot de hoogwaterstand (zie grafiek). Waterstanden op het traject Grave-Lith (Bedijkte Maas) met kans op voorkomen De kronkelwaarden zijn vooral opgeslibd in de periode voor de kanalisatie en normalisatie van de Maas in de jaren 20 en 30. Door de enorme waterstandsdaling (bij hoogwater) die is opgetreden door deze werkzaamheden (waarbij de Maas veel breder en dieper is geworden), liggen de kronkelwaarden als het ware 1,5-2m te hoog ten opzichte van de huidige overstromingsfrequentie (soort Lely-terras). Door het reliëf volgend afpellen van de kleilaag tot op de zandige ondergrond op deze delen, krijgt het proces van rivierdynamiek bij hoogwater hier weer meer de ruimte. Belangrijk aandachtspunt is de hoogte van de zandondergrond t.o.v. het stuwpeil. Toelichting bij 5 Evt. omputlocaties dienen bij voorkeur te worden gesitueerd in de Lelyzone om het reliëf in de ondergrond elders in de uiterwaard te sparen. Deze reviewdocumenten zijn een gezamenlijk product van de leden van het expertteam rivierprojecten van het ministerie van LNV/kennisplatform Smart Rivers. Ze geven een aantal leidende principes voor de kwaliteit van hoogwater-, natuur- en delfstofwinprojecten in het Nederlandse rivierengebied, die voortkomen uit de specifieke landschapsecologische kenmerken (landschappelijk DNA) van de verschillende riviertrajecten. De documenten zijn via de website vrij beschikbaar voor iedereen die werkt aan de kwaliteit van uiterwaardprojecten en riviersystemen.

3 Gelderse Poort SMART RIVERS - REVIEWDOCUMENT ONTWERPKWALITEIT RIVIERPROJECTEN Leidende principes voor dit riviertraject 1 Is er een logische en consequente keuze gemaakt tussen een ontwerp gericht op hoge dynamiek (bv rivierkwelgeul; lokaal een stromende nevengeul) of lage dynamiek (geul/moeras in bekade zomerpolder)? 2 Is op juiste en consequente geprobeerd om het principe van rivierkwel te benutten? Is rivierkwel leidend gemaakt bij de aanleg van eenzijdig (benedenstrooms) aangetakte geulen? 3 Is er alles aan gedaan om de zandmotor aan te zetten, zowel op oeverwallen (stimuleren oeverwalvorming bv) als in geulen? Algemene leidende principes (alle riviertrajecten) Hydrologisch/hydraulische principes 4 Is optimale en logische manier gebruik gemaakt van (eventueel) uittredend grondwater en (rivier)kwel? 5 Is op juiste en consequente wijze invulling gegeven aan het principe: hoogwater moet stromen? (geen dwarsdammen bijvoorbeeld) Morfologische principes 6 Wordt bij de aanleg van geulen en weerdverlagingen het historisch-morfologische patroon gevolgd? Wordt er gegraven conform het onderliggende reliëf (reliëfvolgend ontkleiien)? 7 Houdt het ontwerp voldoende rekening met behoud/inspelen op gave morfologische patronen? 8 Wordt bij het afgraven of ontkleien zo goed mogelijk het onder liggend zand/grind (reliëf) aangesneden/blootgelegd? 9 Is het kleidek en voedselrijke bouwvoor over een (zo) groot (mogelijk) areaal verwijderd? 10 Wordt naast een eventuele geul, ook het omliggende, droge deel van de uiterwaard optimaal (en reliefvolgend) heringericht/afgegraven? 11 Worden er geen (diepe) zandplassen of andere systeemvreemde structuren/wateren opgeleverd? 12 Worden bestaande, systeemvreemde plassen op een logische wijze opgevuld/versmald tot geul? Verbeterd dit het landschappelijk en ecologisch DNA van het gebied? En worden processen van grondwater en overstroming daarbij optimaal benut? (Landschaps)ecologische principes 13 Is in het ontwerp een interventiekaart/vegetatiekaart ingebouwd met voldoende hydraulische overruimte; 14 Is hierbij rekening gehouden met een reële vegetatieontwikkeling en reële aanzandingsprocessen na herinrichting? 15 Is er een gekoppeld beheerverhaal dat hier voldoende op aansluit? 16 Is er (voldoende) rivierhout in het water en op de oevers aangebracht? 17 Zijn bestaande natuurwaarden op logische (bij het systeem passende) wijze ingepast? 18 Is op een logische manier geprobeerd ecologische relaties te verbeteren, zowel in de lengterichting van de rivier als in de dwarsrichting, bijvoorbeeld met binnendijkse moerasgebieden of hoge zandgronden (Veluwe)? Detailleringsprincipes 19 Worden de geulen niet dieper dan nodig/passend bij dit riviertraject? 20 Worden de geulen niet breder dan nodig/passend bij dit riviertraject? 21 Zijn oevers in binnenbochten steil en in buitenbochten flauwer? 22 Zijn overige aangelegde structuren (denk aan hoogwatervluchtplaatsen en eilanden/zandbanken in geulen) morfologisch goed uitlegbaar/passend bij het Waal-Rijnsysteem? SCORE Groen (in grote lijnen) logisch en doordacht ontwerp op basis van systeemkenmerken (DNA) van het betreffende riviertraject, evt. aandachtspunten voor ruimtelijke en landschapsecologische kwaliteit. Oranje Constatering van tekortkoming(en) met impact op ruimtelijke kwaliteit die met beperkte/overzichtelijke aanpassingen te herstellen zijn. Rood Constateringen van aanzienlijke tekortkomingen, grote impact op de ruimtelijke kwaliteit en/of moeilijk te verhelpen oorzaken; tekortkomingen op fundamenteel niveau, bijvoorbeeld door DNA-vreemde ontwerpkeuzes. Tijdens de review wordt tussen ontwerpteam en reviewteam besproken wat mogelijkheden zijn om oranje en rode scores te verbeteren/op te volgen. TOELICHTING

4 SMART RIVERS - REVIEWDOCUMENT ONTWERPKWALITEIT GELDERSE POORT Toelichtingen bij de ontwerpprincipes Toelichting bij 1 Bij de inrichting van uiterwaarden in de Gelderse Poort kan in hoofdlijnen worden gekozen uit twee hoofdprincipes: 1 Hoogdynamisch waarbij bv sprake is van een hoogwater- of nevengeul. Specifiek voor de Gelderse Poort zijn benedenstrooms aangetakte rivierkwelgeulen kenmerkend (type Millingerwaard); in sommige gevallen kan gekozen worden voor een permanent stromende nevengeul (zie poster). De keuze voor hoogdynamisch ontwerpvariant is te verkiezen als er geen sprake is van een zomerkade die behouden moet worden. 2 Laagdynamisch variant, waarbij bv een stagnante geul (strang) of een moerasgebied achter een zomerkade ligt (type Oude Waal bij Nijmegen). Voor een ontwerp gericht op lage dynamiek wordt gekozen: indien men zomerkades wil behouden of niet kan verwijderen, en de minimale hoogte van de kade zo hoog is dat de meeste zomerhoogwaters niet direct over de kade stromen, maar winterhoogwaters wel, of in grote uiterwaarden, waar veel ruimte is en de stromingsdynamiek tijdens hoogwater gering is. Aanvullende criteria: A Rivierkwelgeul: Bij de keuze voor de aanleg van een rivierkwelgeul: 1 Is een rivierkwelgeul alleen benedenstrooms aangetakt? 2 Is de geul maximaal gemiddeld 1 maand/jaar meestromend? 3 Is de beschikbare ruimte benut om een zo lang mogelijke geul te maken? Toelichting: Bij kwelgeulen geldt doorgaans dat de hoeveelheid rivierkwel groter wordt naarmate het verhang tussen de bovenstroomse zijde en benedenstroomse (aangetakte) zijde van de geul groter is; het principe werkt dus sterker bij een langere geul (vgl. doortrekken kwelgeul Millingerwaard tot aan Erlecomse waard). Hierbij moet wel rekening worden gehouden met verdrogende effecten in en rond de uiterwaard, door een mogelijke daling van gemiddelde waterstanden in de geul. 4 Is de aanleg van een drempel achterwege gebleven, of indien onverhoopt noodzakelijk, is deze op de juiste plek in de geul gepositioneerd? Toelichting: bij voorkeur geen drempel om kwelproces te optimaliseren, indien toch drempel nodig is dan zo veel mogelijk bovenstrooms om droogval te voorkomen. Hierbij moet de nuance geplaatst worden dat met name in situaties met een diep ingesneden zomerbed, een drempel in een natuurlijke vorm (aanzandingsdrempel bv) toch gewenst kan zijn omdat anders waterstanden erg naar beneden getrokken worden; ook dan dient gekeken te worden hoe deze drempel het rivierkwelproces zo weinig mogelijk blokkeert. 5 Zijn er blokkades (geïntroduceerd) voor de bovenstroomse kwelstroom? Toelichting: Belangrijk is dat de bovenstroomse kwelstroom niet wordt geblokkeerd door bijvoorbeeld een kunstmatige kleiberging. B Stromende nevengeul: 1 is de geul minimaal 10 maanden per jaar meestromend? Toelichting: Bij de keuze voor een hoogdynamische inrichting betekent een systeem dat meer dan 10 maanden per jaar meestroomt daadwerkelijk iets voor rheofiele soorten. 2 Daarbij is rivierhout in dergelijke geulen ook van groot belang als aanhechtingsplaats voor rheofiele macrofauna. 3 Wordt droogval over de volle lengte/vitale delen van de geul voorkomen? C Laagdynamisch uiterwaardmoeras ( kommoerasvariant ) 1 Is de hoogte van de kade/oeverwal zodanig dat s winters inundaties op kunnen treden, dwz niet te hoog. Uitgangspunt is een 75% kans op een inundatie (dwz lager dan een stand die overeenkomt met een Bovenrijnafvoer van 5200 m 3 /s) 2 Is de hoogte van de kade/oeverwal zodanig dat zomerinundaties geminimaliseerd zijn? Bij een inundatiehoogte die overeenkomt met bovenstaande afvoer van 5200 m 3 /s is de kans op een zomerinundatie kleiner dan 10%. 3 Wordt een kunstmatig versnelde afvoer (bv via een open sluisje bv.) van hoogwater voorkomen? 4 Is er nagedacht over het vasthouden van water na overstroming? 5 Is gekozen voor een benedenstroomse inlaat van hoogwater t.b.v. waterretentie in het voorjaar? 6 Toelichting: benedenstroomse aantakking voorkomt overmatige slibinstroom Toelichting bij 6, 7 en 8 Toelichting: Het reliëfvolgend afpellen van de kleilaag in de uiterwaarden, die door het vastleggen van de rivier versneld is afgezet en niet meer op natuurlijke wijze verdwijnt, tot op de zandige ondergrond is vrijwel altijd een positieve maatregel. Onder het kleidek van in veel rivieruiterwaarden ligt doorgaans een zand- of grindlandschap van oude geulen, stroomruggen en rivierafzettingen (Terrassenmaas soms uitgezonderd); het vrijgraven van deze oude zanden levert landschappelijk een logisch verhaal op, maar laat ook ecologisch een veel betere uitgangssituatie achter ten opzichte van een uitgangssituatie met veel van het bestaande kleidek (met bouwvoor) nog intact. Het verwijderen van bouwvoor/voedselrijke kleilagen is niet alleen een goede richtlijn voor de aanleg van geulen, maar zeker ook voor het omliggende landschap van drogere stroomruggen en andere hoger gelegen delen in de overstromingsvlakte. Ook daar kunnen oude zanden/minerale grond vrijgegraven worden? Derhalve niet alleen kijken naar de aanleg van een geul, maar de herinrichting van het hele omringende gebied. Toelichting bij 14 Toelichting: zijn bijvoorbeeld hoge zomerkades verlaagd of verwijderd op plekken waar zandoverslag richting uiterwaard is te verwachten enis de hoeveelheid kunstmatige verharding geminimaliseerd aan rivieroevers, kribvakken of bij in- en uitstroomopeningen van geulen? Zanddynamiek is kenmerkend voor dit traject en een van de belangrijkste motoren voor ecologisch herstel in de uiterwaarden. Het verlagen of verwijderen van hoge zomerkades is een gunstige maatregel om de zandoverslag richting de uiterwaard te vergroten. Daar waar oevers/kribvakken nog in stortsteen liggen, is het verwijderen ervan een nuttige maatregel om zand bloot te leggen. Toelichting bij 19 toelichting: Er dient rekening gehouden te worden met de insnijding van dit Rijn-Waaltraject met 1 2cm per jaar, dwz inmiddels 1,5-2m gedurende de afgelopen 1,5 eeuw. Toelichting bij 20 toelichting: Bij de aanleg van geulen geldt dat zo veel mogelijk het historisch-morfologisch patroon wordt gevolgd. De breedte van de geul kan in principe uit de ondergrond worden afgeleid. De geulen dienen zeker niet breder te worden dan ca. de helft van de huidige Waal (ca. 250 m) en hebben bij voorkeur een breedte van maximaal 1/3 van de breedte van de Waal. Er dient rekening gehouden te worden met de effecten op de stroomsnelheid mede (richtlijn stroomsnelheid ca. 1 m/s bij hoogwater, breedte van maximaal 170 m). Toelichting bij 22 HVP s: Hoge structuren/hoogwatervluchtplaatsen zijn soms gewenst vanuit het beheer; het heeft hierbij de voorkeur ze niet als harde, systeemvreemde elementen in het landschap aan te leggen, maar te kijken of ze, logische onderdelen van het gebied kunnen worden, passend in de morfologie van het terrein; bijvoorbeeld als natuurlijk ogende stroomrug op hogere delen, die glooiend afloopt in de rest van het landschap. Als ervoor gekozen wordt om eilanden of onderwaterstructuren worden aangelegd, kan het helpen om de vraag te stellen of deze ook spontaan door de rivier ontstaan zouden kunnen zijn. Zo ja, dan zijn het vaak logische elementen. Deze reviewdocumenten zijn een gezamenlijk product van de leden van het expertteam rivierprojecten van het ministerie van LNV/kennisplatform Smart Rivers. Ze geven een aantal leidende principes voor de kwaliteit van hoogwater-, natuur- en delfstofwinprojecten in het Nederlandse rivierengebied, die voortkomen uit de specifieke landschapsecologische kenmerken (landschappelijk DNA) van de verschillende riviertrajecten. De documenten zijn via de website vrij beschikbaar voor iedereen die werkt aan de kwaliteit van uiterwaardprojecten en riviersystemen.

5 Gestuwde Nederrijn en Lek SMART RIVERS - REVIEWDOCUMENT ONTWERPKWALITEIT RIVIERPROJECTEN Leidende principes voor dit riviertraject 1 Is er een goed doordachte keuze gemaakt tussen een ontwerp gericht op lage rivierdynamiek (bekaad, laagdynamische geulen en plassen, gestuwde situaties) of op (middel)hoge dynamiek (onbekaad, met geulen)? 2 Vaak heeft de keuze voor de ontwikkeling van laagdynamische natuur de voorkeur, vanwege het gestuwde karakter van dit riviertraject, behalve bijvoorbeeld rond stuwen. 3 Is met name langs de Nederrijn aandacht besteed aan het benutten van eventueel optredende stuwwalkwel? 4 Zijn vrij eroderende / zandige rivieroevers gerealiseerd, zodat meer zand beschikbaar komt vrije uitwisseling tussen het zomerbed en de uiterwaarden. Is, voor zover mogelijk, oeverwalvorming gestimuleerd? Algemene leidende principes (alle riviertrajecten) Hydrologisch/hydraulische principes 5 Is optimale en logische manier gebruik gemaakt van (eventueel) uittredend grondwater en (rivier)kwel? 6 Is op juiste en consequente wijze invulling gegeven aan het principe: hoogwater moet stromen? (geen dwarsdammen bijvoorbeeld) Morfologische principes 7 Wordt bij de aanleg van geulen en weerdverlagingen het historisch-morfologische patroon gevolgd? Wordt er gegraven conform het onderliggende reliëf (reliëfvolgend ontkleiien)? 8 Houdt het ontwerp voldoende rekening met behoud/inspelen op gave morfologische patronen? 9 Wordt bij het afgraven of ontkleien zo goed mogelijk het onder liggend zand/grind (reliëf) aangesneden/blootgelegd? 10 Is het kleidek en voedselrijke bouwvoor over een (zo) groot (mogelijk) areaal verwijderd? 11 Wordt naast een eventuele geul, ook het omliggende, droge deel van de uiterwaard optimaal (en reliefvolgend) heringericht/afgegraven? 12 Worden er geen (diepe) zandplassen of andere systeemvreemde structuren/wateren opgeleverd? 13 Worden bestaande, systeemvreemde plassen op een logische wijze opgevuld/versmald tot geul? Verbeterd dit het landschappelijk en ecologisch DNA van het gebied? En worden processen van grondwater en overstroming daarbij optimaal benut? (Landschaps)ecologische principes 14 Is in het ontwerp een interventiekaart/vegetatiekaart ingebouwd met voldoende hydraulische overruimte; 15 Is hierbij rekening gehouden met een reële vegetatieontwikkeling en reële aanzandingsprocessen na herinrichting? 16 Is er een gekoppeld beheerverhaal dat hier voldoende op aansluit? 17 Is er (voldoende) rivierhout in het water en op de oevers aangebracht? 18 Zijn bestaande natuurwaarden op logische (bij het systeem passende) wijze ingepast? 19 Is op een logische manier geprobeerd ecologische relaties te verbeteren, zowel in de lengterichting van de rivier als in de dwarsrichting, bijvoorbeeld met binnendijkse moerasgebieden of hoge zandgronden (Veluwe)? Detailleringsprincipes 20 Worden de geulen niet dieper dan nodig/passend bij dit riviertraject? 20 Worden de geulen niet breder dan nodig/passend bij dit riviertraject? 21 Zijn oevers in binnenbochten steil en in buitenbochten flauwer? 22 Zijn overige aangelegde structuren (denk aan hoogwatervluchtplaatsen en eilanden/zandbanken in geulen) morfologisch goed uitlegbaar/passend bij de Gestuwde Nederrijn en Lek? SCORE Groen (in grote lijnen) logisch en doordacht ontwerp op basis van systeemkenmerken (DNA) van het betreffende riviertraject, evt. aandachtspunten voor ruimtelijke en landschapsecologische kwaliteit. Oranje Constatering van tekortkoming(en) met impact op ruimtelijke kwaliteit die met beperkte/overzichtelijke aanpassingen te herstellen zijn. Rood Constateringen van aanzienlijke tekortkomingen, grote impact op de ruimtelijke kwaliteit en/of moeilijk te verhelpen oorzaken; tekortkomingen op fundamenteel niveau, bijvoorbeeld door DNA-vreemde ontwerpkeuzes. Tijdens de review wordt tussen ontwerpteam en reviewteam besproken wat mogelijkheden zijn om oranje en rode scores te verbeteren/op te volgen. TOELICHTING

6 SMART RIVERS - REVIEWDOCUMENT ONTWERPKWALITEIT GESTUWDE NEDERRIJN EN LEK Toelichtingen bij de ontwerpprincipes Toelichting bij 1: Keuze hoog - laagdynamisch Kies in eerste instantie als regel voor de ontwikkeling van laagdynamische riviernatuur voor dit gestuwde riviertraject. Hierbij passen vooral natte ecotopen als geïsoleerde geulen, moerassen en plas-dras-graslanden zijn hier zeer kansrijk. Deze ecotopen liggen in de regel in bekade zomerpolders of achter oeverwallen. Dynamische riviernatuur in de vorm van aangetakte rivierkwelgeulen en met name stromende nevengeulen zijn in dit gestuwde traject in de regel weinig effectief, met uitzondering van de stuwpassages en de bovenstroomse delen van de 3 stuwpanden, waar nog substantiële stromingsdynamiek aanwezig is. Kenmerkende ecotopen voor de gestuwde Nederrijn en Lek zijn hoogwatergeulen, moerassen, natte graslanden en hardhoutooibossen, zie onderstaande figuur. Hoogwatergeulen zijn stagnante, dus nietpermanent stromende geulen. Voor dit riviertraject onderscheiden we de volgende vormen van hoogwatergeulen: geïsoleerde geulen, aangetakte rivierkwelgeulen en geulen gevoed door stuwwalkwel. Geïsoleerde geulen liggen achter zomerkaden of oeverwallen. Ze worden gevoed door een mix van regenwater, grondwater en inundatiewater. Daarbij geldt: hoe hoger de kade, hoe langer het duurt alvorens de uiterwaard overstroomd. Bij een hoge kade kan het rivierpeil nog geruime tijd stijgen, waardoor het potentiaalverschil steeds verder toeneemt en de kwelstroom dus steeds intensiever wordt. Aan de voet van de stuwwallen van de Veluwe en de Utrechtse heuvelrug treedt lange kwel (gerijpt grondwater) uit, dat kansen biedt voor de ontwikkeling van kwelgeulen. Wel eerst goed de potenties voor het benutten van stuwwalkwel (3A) verkennen middels een gedegen systeemanalyse (zie ook bij 4). De praktijk leert dat aan de voet van een stuwwal vaak oude geulrelicten liggen, die zijn opgevuld hoogwatergeul laag dynamisch moeras Een rivierkwelgeul watert geleidelijk benedenstrooms op de rivier af. Verder is het belangrijk dat de rivierkwel toegankelijk is: dus de bodem van de geulen en moerassen moet zoveel mogelijk de zandige ondergrond aansnijden. Tot slot: maak een rivierkwelgeul zo lang mogelijk, dit om scheepvaarteffecten te minimaliseren, anders ontstaan zgn hotse-klotsgeulen met verhoogde troebelheid. Toelichting bij 3. Zandige rivieroevers De beschikbaarheid van zand in rivieroevers kan bijvoorbeeld verbeterd worden door het verwijderen oeverbestortingen en he realiseren van vrij eroderende, zandige rivieroevers. Deze natuurlijke oevers met strandjes en oeverwallen zijn vooral kansrijk bij wisselende waterstanden, zoals die in de bovenstroomse delen van de stuwpanden voorkomen. In grote delen is oeverwalvorming nog maar beperkt kansrijk door verstuwing van het zomerbed. Toelichting bij 6. Afgraven Met het afgraven van het kleidek en andere voedselrijke, verstoorde of opgebrachte bodemlagen komt de zandondergrond boven te liggen. Zandige bodems, zowel droog als nat, zijn altijd een goed vertrekpunt voor natuurontwikkeling. Het is daarbij wenselijk dat, naast de aanleg van een geul, ook het naastliggende droge deel van de uiterwaard optimaal wordt afgegraven. Toelichting bij 4. Rivierkwel Bij rivierkwelgeulen en -moerassen geldt het principe dat de hoeveelheid kwel groter wordt naarmate verhang op de rivier groot is en de kwelgeul zo lang mogelijk is. Gestuwde riviertrajecten zijn, zeker in het benedenstroomse deel van het stuwpand, dus minder kansrijk aangezien het verhang meestentijd niet groot is. Voor de Nederrijn en Lek geldt zo n 10 maanden per jaar een stabiel peil. Rivierkwelgeulen en moerassen zijn vooral kansrijk in onbekade uiterwaarden. Uitzonderingen hierop vormen kwelgeulen die liggen in uiterwaarden: met onderbemaling; ter plekke van stuwpassages, waar de monding van de kwelgeul benedenstrooms van de stuw ligt. In beide situaties betreft het bekade uiterwaarden, met een (kunstmatig) groot peilverschil tussen de rivier en de uiterwaard. Hier kan rivierkwel rijkelijk toestromen. natuurlijke oevers kwelgeul laag dynamisch moeras plas-dras grasland kade mv met een meters dik kleipakket dat nauwelijks voor kwelwater doorstroombaar is. Eveneens zeer kenmerkend voor een gestuwde rivier zijn grootschalige moerassen. Op daarvoor geschikte locaties kunnen de moerassen gevoed worden door rivierkwel of stuwwalkwel. Eveneens kenmerkend zijn plas-drasgraslanden en hardhoutooibossen met zoom- en mantelvegetatie, vooral aan de voet van de stuwwallen. zomerbed hardhoutooibos plas-dras grasland kwel moeras kade mv Toelichting bij 16. Rivierhout Vooral in eenzijdig en tweezijdig aangetakte geulen is het van belang om dood hout in de geul aan te brengen, liefst in de vorm van bomen met een wortelkluit en een kruin. Rond deze elementen vinden vissen beschutting en daarnaast vormt hout een aanhechtingsplaats voor bijzondere macrofauna. Toelichting bij 18. Ecologische relaties Ruim zoveel mogelijk barrières op die de migratie van dieren in de lengterichting van de rivier belemmeren, zoals dwarswegen en loswallen. Kenmerkend is de ligging van de Neder-Rijn tegen de hoge gronden aan de noordkant van de rivier, namelijk het Veluwe Massief en de Utrechtse Heuvelrug. Deze ruimtelijke relatie schept mogelijkheden voor de uitwisseling van dieren tussen de stuwwallen en de uiterwaarden. Daarnaast stromen diverse beken in dit riviertraject op de rivier uit. Benut de mogelijkheden voor het vernatuurlijken van de beekmondingen en de daarmee de optrekbaarheid voor vissen. Toelichting bij 22 HVP s: Hoge structuren/hoogwatervluchtplaatsen zijn soms gewenst vanuit het beheer; het heeft hierbij de voorkeur ze niet als harde, systeemvreemde elementen in het landschap aan te leggen, maar te kijken of ze, logische onderdelen van het gebied kunnen worden, passend in de morfologie van het terrein; bijvoorbeeld als natuurlijk ogende stroomrug op hogere delen, die glooiend afloopt in de rest van het landschap. Als ervoor gekozen wordt om eilanden of onderwaterstructuren worden aangelegd, kan het helpen om de vraag te stellen of deze ook spontaan door de rivier ontstaan zouden kunnen zijn. Zo ja, dan zijn het vaak logische elementen. stuwwal mv kleilaag zand ondergrond lokaal rivierkwel lange kwel Ontwerpprincipes Nederrijn en gestuwde Lek Deze reviewdocumenten zijn een gezamenlijk product van de leden van het expertteam rivierprojecten van het ministerie van LNV/kennisplatform Smart Rivers. Ze geven een aantal leidende principes voor de kwaliteit van hoogwater-, natuur- en delfstofwinprojecten in het Nederlandse rivierengebied, die voortkomen uit de specifieke landschapsecologische kenmerken (landschappelijk DNA) van de verschillende riviertrajecten. De documenten zijn via de website vrij beschikbaar voor iedereen die werkt aan de kwaliteit van uiterwaardprojecten en riviersystemen.

7 Getijdenlek SMART RIVERS - REVIEWDOCUMENT ONTWERPKWALITEIT RIVIERPROJECTEN Leidende principes voor dit riviertraject 1 Speelt het ontwerp voldoende in op de unieke eigenschappen van dit riviertraject als overgang van een zandrivier naar een zoetwatergetijdenrivier? Wordt er met andere woorden op een logische en consequente manier een keuze gemaakt tussen de structuren van een zandrivier (meestromende nevengeulen, hoogwatergeulen), en die van een getijdenrivier (Getijdengeulen en krekenstelsels, Natte getijdenvlakten). 2 Besteedt het ontwerp voldoende aandacht aan het benutten van zowel zanddynamiek (oeverwalvorming bv.) als getijdendynamiek? Algemene leidende principes (alle riviertrajecten) Hydrologisch/hydraulische principes 3 Is optimale en logische manier gebruik gemaakt van (eventueel) uittredend grondwater en (rivier)kwel? 4 Is op juiste en consequente wijze invulling gegeven aan het principe: hoogwater moet stromen? (geen dwarsdammen bijvoorbeeld) Morfologische principes 5 Wordt bij de aanleg van geulen en weerdverlagingen het historisch-morfologische patroon gevolgd? Wordt er gegraven conform het onderliggende reliëf (reliëfvolgend ontkleiien)? 6 Houdt het ontwerp voldoende rekening met behoud/inspelen op gave morfologische patronen? 7 Wordt bij het afgraven of ontkleien zo goed mogelijk het onder liggend zand/grind (reliëf) aangesneden/blootgelegd? 8 Is het kleidek en voedselrijke bouwvoor over een (zo) groot (mogelijk) areaal verwijderd? 9 Wordt naast een eventuele geul, ook het omliggende, droge deel van de uiterwaard optimaal (en reliefvolgend) heringericht/afgegraven? 10 Worden er geen (diepe) zandplassen of andere systeemvreemde structuren/wateren opgeleverd? 11 Worden bestaande, systeemvreemde plassen op een logische wijze opgevuld/versmald tot geul? Verbeterd dit het landschappelijk en ecologisch DNA van het gebied? En worden processen van grondwater en overstroming daarbij optimaal benut? (Landschaps)ecologische principes 12 Is in het ontwerp een interventiekaart/vegetatiekaart ingebouwd met voldoende hydraulische overruimte; 13 Is hierbij rekening gehouden met een reële vegetatieontwikkeling en reële aanzandingsprocessen na herinrichting? 14 Is er een gekoppeld beheerverhaal dat hier voldoende op aansluit? 15 Is er (voldoende) rivierhout in het water en op de oevers aangebracht? 16 Zijn bestaande natuurwaarden op logische (bij het systeem passende) wijze ingepast? 17 Is op een logische manier geprobeerd ecologische relaties te verbeteren, zowel in de lengterichting van de rivier als in de dwarsrichting, bijvoorbeeld met binnendijkse moerasgebieden of hoge zandgronden (Veluwe)? Detailleringsprincipes 18 Worden de geulen niet dieper dan nodig/passend bij dit riviertraject? 19 Worden de geulen niet breder dan nodig/passend bij dit riviertraject? 20 Zijn oevers in binnenbochten steil en in buitenbochten flauwer? 21 Zijn overige aangelegde structuren (denk aan hoogwatervluchtplaatsen en eilanden/zandbanken in geulen) morfologisch goed uitlegbaar/passend bij de Getijdenlek? SCORE Groen (in grote lijnen) logisch en doordacht ontwerp op basis van systeemkenmerken (DNA) van het betreffende riviertraject, evt. aandachtspunten voor ruimtelijke en landschapsecologische kwaliteit. Oranje Constatering van tekortkoming(en) met impact op ruimtelijke kwaliteit die met beperkte/overzichtelijke aanpassingen te herstellen zijn. Rood Constateringen van aanzienlijke tekortkomingen, grote impact op de ruimtelijke kwaliteit en/of moeilijk te verhelpen oorzaken; tekortkomingen op fundamenteel niveau, bijvoorbeeld door DNA-vreemde ontwerpkeuzes. Tijdens de review wordt tussen ontwerpteam en reviewteam besproken wat mogelijkheden zijn om oranje en rode scores te verbeteren/op te volgen. TOELICHTING

8 SMART RIVERS - REVIEWDOCUMENT ONTWERPKWALITEIT GETIJDENLEK Toelichtingen bij de ontwerpprincipes Toelichting bij 1 en 2: Uniek riviertraject met twee werkzame hoofdprocessen Tussen de stuw bij Hagestein en Krimpen a/d Lek ondergaat de Lek een hydrologische en morfologische gedaantewisseling: dat van een zandrivier naar een zoetwatergetijdenrivier. Vooral in het bovenstroomse deel van dit traject, zo vanaf de Stuw Hagestein tot aan Schoonhoven, zijn processen werkzaam die zowel kenmerkend zijn voor een vrij afstromende zandrivier als van een zoetwatergetijdenrivier. Stroomafwaarts van Schoonhoven is de dynamiek, die kenmerkend is voor een zandrivier bij gemiddelde rivierafvoeren goeddeels uitgedempt, en overheerst het proces van de dagelijkse getijdebeweging van zoet water. Een goede systeemanalyse biedt de basis voor het treffen van de juiste inrichtingsmaatregelen. Daarbij past het volgende onderzoeksprogramma: Bestudeer de geomorfogenese: zoek de restgeulen op; besef dat bestaande bodem- en geologische en geomorfologische kaarten vaak slechts een beperkt beeld geven van de ligging van restgeulen en de zandondergrond. Een aanvullend boorprogramma is altijd noodzakelijk; De morfodynamiek: bepaal op basis van de luchtfoto s na de hoogwaterperiodes de plaatsen waar actieve opzanding bij hoogwaters en daarmee oeverwalvorming optreedt; De hydrodynamiek: bepaal de overstromingsduren van de uiterwaard bij verschillende rivierafvoeren en besteed daarbij vooral aandacht aan de ligging van de intergetijdenzone (zone tussen de gemiddelde eb- en vloedstand). vochtige ruigte riet met getijdesoorten dominant riet Kenmerkende ecotopen die inspelen op patronen en processen van een zandrivier zijn: meestromende nevengeulen. Geschikte locaties voor de aanleg van meestromende zijn restgeulen in de ondergrond, die vaak nog goed in het landschap herkenbaar zijn. Zoek vooral naar locaties in de buitenbocht van de Lek. Maak een meestromende nevengeul zo lang mogelijk, dit om scheepvaarteffecten te minimaliseren, anders ontstaan zgn hotse-klotsgeulen! Gebruik het rivierkundig maximaal toegestane debiet dat door de geul mag stromen, zorg dat de geul dat meer dan 10 maanden per jaar meestroomt en voorkom droogval. hoogwatergeulen, voor dit riviertraject vooral uitgevoerd als geïsoleerde geul, gelegen achter zomerkaden of oeverwallen. Deze geulen worden gevoed door een mix van regenwater, grondwater en inundatiewater. Daarbij geldt: hoe hoger de kade, hoe langer het duurt alvorens de uiterwaard overstroomd. Bij een hoge kade kan het rivierpeil nog geruime tijd stijgen, waardoor het potentiaalverschil steeds verder toeneemt en er sprake is van een substantiële rivierkwelstroom. kleiputten aan de teen van de bandijk. Hoewel niet echt passend bij een natuurlijk rivierbeeld, zijn kleiputten erg kenmerkend voor de dijkzone van de uitwaarden op de noordoever van de Lek. Daarnaast hebben kleiputten een (beperkte) meerwaarde voor natuur (amfibieën!) en zijn ze ook vanuit cultuurhistorisch oogpunt van belang. Stroomdalgraslanden op oeverwallen en rivierduinen, vooral op plaatsen met actieve opzanding tijdens hoogwaters. slik met mattenbies of driekantige bies onbegroeid slik Kenmerkende ecotopen van een zoetwatergetijdenrivier zijn: Getijdengeulen en krekenstelsels. Getijdengeulen takken benedenstrooms op de Lek aan. Krekenstelsels kenmerken zich door een boomvormige structuur. Voor het ontwerp: geulen en kreken afgraven tot ongeveer 1 meter beneden de gemiddelde ebstand, met zeer flauwe oevers, oplopend tot tenminste gemiddeld vloedniveau. Natte getijdenvlakten. Zoetwatergetijdenmilieus kenmerken zich door geleidelijke overgangen van laag naar hoog. Deze gradiënten maken het mogelijk dat een breed scala aan levensgemeenschappen kan voorkomen, afhankelijk van de overstromingsduur, zie onderstaande afbeelding. Het ontgravingsniveau van een dergelijke zone ligt tussen de gemiddelde eben vloedstand. In de getijdenvlakten kunnen spontaan kreken ontstaan door insnijding van het wegstromende (eb)water. Met maaiveldverlaging en het verwijderen van zomerkaden kunnen hoog opgeslibde gorzen weer worden gereset tot actieve zoetwatergetijdennatuur. Toelichting bij 17: Ecologische relaties Ruim zoveel mogelijk barrières op die de migratie van dieren in de lengterichting van de rivier belemmeren, zoals dwarswegen en loswallen. Kenmerkend is de ligging van de Lek in het veenweidengebied. Dit biedt aanknopingspunten voor het versterken van de relatie tussen de uiterwaarden en de binnendijkse bestaande en beoogde moerasgebieden, zoals de Zouweboezem, de moerasgebieden bij Kinderdijk en de toekomstige natte natuur in de bijv. de Krimpenerwaard. getijdegeul wilgen vloedbos zachthout ooibos gemiddelde vloedlijn 20% overschrijdingsduur 50% overschrijdingsduur 80% overschrijdingsduur gemiddelde eblijn Vegetatiezonering zoetwatergetijdennatuur Deze reviewdocumenten zijn een gezamenlijk product van de leden van het expertteam rivierprojecten van het ministerie van LNV/kennisplatform Smart Rivers. Ze geven een aantal leidende principes voor de kwaliteit van hoogwater-, natuur- en delfstofwinprojecten in het Nederlandse rivierengebied, die voortkomen uit de specifieke landschapsecologische kenmerken (landschappelijk DNA) van de verschillende riviertrajecten. De documenten zijn via de website vrij beschikbaar voor iedereen die werkt aan de kwaliteit van uiterwaardprojecten en riviersystemen.

9 Getijdenmaas SMART RIVERS - REVIEWDOCUMENT ONTWERPKWALITEIT RIVIERPROJECTEN Leidende principes voor dit riviertraject 1 Is er een logische en consequente keuze gemaakt voor een passend type geul: zowel stromende als eenzijdig aangetakte, en lokaal zelfs niet aangetakte geulen, zijn kenmerkend voor dit riviertraject (maar niet elk type is daarmee overal logisch); in afgesneden delen zoals rond Alem en de Afgedamde Maas liggen specifieke kansen voor laagdynamische geulen/wateren; 2 Zijn op een goede manier de (beperkte) getijdendynamiek benut, die zich manifesteert bij lage Maasafvoeren, voor de ontwikkeling van slikplaten en intergetijdengeulen? En is stroomafwaarts van Hedikhuizen/Ammerzoden ingespeeld op de kansen voor rietgorzen? 3 Is er alles aan gedaan om de zandmotor aan te zetten, met name ook om oeverwalvorming te stimuleren? Dit traject kent goede kansen voor oeverwalherstel/versterking. 4 Is hierbij rekening gehouden met/ingespeeld op de soms overstromingsvrije hoogteligging van veel oeverwallen, als gevolg van insnijding van het zomerbed en het verdwijnen van Waalinvloeden? 5 Is op een logische en kansrijke manier rekening gehouden met de goede kansen voor hardhoutooibos, met name in de grote stroomluwe delen rond Alem en de Afgedamde Maas? Algemene leidende principes (alle riviertrajecten) Hydrologisch/hydraulische principes 6 Is optimale en logische manier gebruik gemaakt van (eventueel) uittredend grondwater en (rivier)kwel? 7 Is op juiste en consequente wijze invulling gegeven aan het principe: hoogwater moet stromen? (geen dwarsdammen bijvoorbeeld) Morfologische principes 8 Wordt bij de aanleg van geulen en weerdverlagingen het historisch-morfologische patroon gevolgd? Wordt er gegraven conform het onderliggende reliëf (reliëfvolgend ontkleiien)? 9 Houdt het ontwerp voldoende rekening met behoud/inspelen op gave morfologische patronen? 10 Wordt bij het afgraven of ontkleien zo goed mogelijk het onder liggend zand/grind (reliëf) aangesneden/blootgelegd? 11 Is het kleidek en voedselrijke bouwvoor over een (zo) groot (mogelijk) areaal verwijderd? 12 Wordt naast een eventuele geul, ook het omliggende, droge deel van de uiterwaard optimaal (en reliefvolgend) heringericht/afgegraven? 13 Worden er geen (diepe) zandplassen of andere systeemvreemde structuren/wateren opgeleverd? 14 Worden bestaande, systeemvreemde plassen op een logische wijze opgevuld/versmald tot geul? Verbeterd dit het landschappelijk en ecologisch DNA van het gebied? En worden processen van grondwater en overstroming daarbij optimaal benut? (Landschaps)ecologische principes 15 Is in het ontwerp een interventiekaart/vegetatiekaart ingebouwd met voldoende hydraulische overruimte; 16 Is hierbij rekening gehouden met een reële vegetatieontwikkeling en reële aanzandingsprocessen na herinrichting? 17 Is er een gekoppeld beheerverhaal dat hier voldoende op aansluit? 18 Is er (voldoende) rivierhout in het water en op de oevers aangebracht? 19 Zijn bestaande natuurwaarden op logische (bij het systeem passende) wijze ingepast? 20 Is op een logische manier geprobeerd ecologische relaties te verbeteren, zowel in de lengterichting van de rivier als in de dwarsrichting, bijvoorbeeld met binnendijkse moerasgebieden of hoge zandgronden (Veluwe)? Detailleringsprincipes 21 Worden de geulen niet dieper dan nodig/passend bij dit riviertraject? 22 Worden de geulen niet breder dan nodig/passend bij dit riviertraject? 23 Houdt het ontwerp rekening met (zeer) flauwe oevers in de intergetijdenzone? 24 Zijn meer stroomopwaarts oevers in binnenbochten steil en in buitenbochten flauwer? 25 Zijn overige aangelegde structuren (denk aan hoogwatervluchtplaatsen en eilanden/zandbanken in geulen) morfologisch goed uitlegbaar/passend bij de Getijdenmaas? SCORE Groen (in grote lijnen) logisch en doordacht ontwerp op basis van systeemkenmerken (DNA) van het betreffende riviertraject, evt. aandachtspunten voor ruimtelijke en landschapsecologische kwaliteit. Oranje Constatering van tekortkoming(en) met impact op ruimtelijke kwaliteit die met beperkte/overzichtelijke aanpassingen te herstellen zijn. Rood Constateringen van aanzienlijke tekortkomingen, grote impact op de ruimtelijke kwaliteit en/of moeilijk te verhelpen oorzaken; tekortkomingen op fundamenteel niveau, bijvoorbeeld door DNA-vreemde ontwerpkeuzes. Tijdens de review wordt tussen ontwerpteam en reviewteam besproken wat mogelijkheden zijn om oranje en rode scores te verbeteren/op te volgen. TOELICHTING

10 SMART RIVERS - REVIEWDOCUMENT ONTWERPKWALITEIT GETIJDENMAAS Toelichtingen bij de ontwerpprincipes Toelichting bij 1 Dit traject kent verschillende soorten geulstructuren, maar niet elk type is daarmee overal logisch; er dient op basis van een gedegen systeemanalyse gekeken te worden wat terplekke logische structuren en kansrijke processen (stromend water, zandafzetting, getijdenwerking, afgesneden laagdynamische omstandigheden) zijn. Er zijn een aantal aspecten waarmee rekening gehouden kan worden: Geulen kunnen op verschillende plekken rond oude middelwaarden (historische zandplaten) aangelegd worden; De unieke mogelijkheid om de uiterwaarden van de Benedenmaas te verlagen tot de zandondergrond, welke (in tegenstelling tot de gestuwde Maas) hoger ligt dan het mediane peil; De mogelijkheid om oude restgeulenvan de voormalige meer dynamische Maas te benutten (Empel, Hoenzadriel, Afgedamde Maas) als nevengeul, oevergeul of moeraszone. De kans voor de ontwikkeling van grotere laagdynamische geulen en flankerende moerassen in stroomluwe uiterwaarden met de lage stromingsdynamiek (Alem, Hedelse Bovenwaard, gehele Afgedamde Maas). Toelichting bij 20 Benut dan wel anticipeer het ontwerp op het herstel c.q. de versterking van de ecologische, hydraulische en zo mogelijk zelfs de morfologische samenhang van de Getijdenmaas met: de Waal in de omgeving van Heerewaarden/ Sint Andries (herstel Waal-Maas connectie); de uitmonding van de Brabantse rivieren (Dieze, Dommel, Aa) (optrekbaarheid) en weteringen (Hertogswetering, Blauwe sluis); de (historische) overloopgebieden rondom Den Bosch (Maaskant, Vlijmens Ven, Bokhovense overlaat, Hedikhuizer Maas, Overdiepse Polder); de Waal en Boven-Merwede in de omgeving van Poederoijen (Munnikenland, Loevesteijn). Toelichting bij 21 Door de onnatuurlijk hoge ligging van de uiterwaarden (de Getijdenmaas heeft zich orde 2 meter ingesneden) is deze potentie te benutten bij de aanleg van geulen, weerdverlagingen en in de oeverzone van de rivier. Toelichting bij 2 Naast de getijdendynamiek (0,20 tot 0,5 m) is ook de in stroomafwaartse richting toenemende stromingsdynamiek (versnelde afstroom bij eb, stagnatie bij vloed) wellicht benutbaar. Toelichting bij 3 De unieke kans voor de ontwikkeling van nieuwe oeverwalgraslanden op de lage en verlaagde uiterwaarden op de relatief lichte, zavelige en nog steeds kalkhoudende bodems, grotendeels bestaande uit door de Waal aangevoerd zand (o.a. kribvak aanwassen Koornwaard). Het verwijderen van oeverbestorting kan bijdragen aan de beschikbaarheid van zand voor oeverwalvorming. Toelichting bij 4 Met name veel oudere oeverwalgraslanden (bv. Koornwaard, Bokhovense waard, Mussenwaard) zijn vroeger gevormd door overstromingen en zandaanvoer vanuit de Waal, en liggen door insnijding van de Getijdenmaas en het verdwijnen van Waalinvloeden, tegenwoordig vaak boven het niveau waarop ze nog overstromen. Versterking of herstel van dit soort oeverwallen kan dus betekenen dat ze (lokaal) verlaagd of afgeplagd moeten worden. Toelichting bij 5 Er liggen bijzondere kansen voor ontwikkeling hardhoutooibos in de grote stroomluwe (bergende) uiterwaarden (rond Alem, de hele Afgedamde Maas, omgeving Hedel). Deze ontwikkeling is kansrijk door de zeer laagfrequente overstromingskans van de uiterwaarden en de relatief lichte, zavelige en nog steeds kalkhoudende bodems, grotendeels bestaande uit door de Waal aangevoerd zand. Deze reviewdocumenten zijn een gezamenlijk product van de leden van het expertteam rivierprojecten van het ministerie van LNV/kennisplatform Smart Rivers. Ze geven een aantal leidende principes voor de kwaliteit van hoogwater-, natuur- en delfstofwinprojecten in het Nederlandse rivierengebied, die voortkomen uit de specifieke landschapsecologische kenmerken (landschappelijk DNA) van de verschillende riviertrajecten. De documenten zijn via de website vrij beschikbaar voor iedereen die werkt aan de kwaliteit van uiterwaardprojecten en riviersystemen.

11 Grensmaas SMART RIVERS - REVIEWDOCUMENT ONTWERPKWALITEIT RIVIERPROJECTEN Leidende principes voor dit riviertraject 1 Is op een logische en consequente manier een grindlandschap blootgelegd, door de kleilaag en eventueel een (beperkt) deel van het grind weg te graven? 2 is er sprake van een morfologisch goed doordachte verhouding tussen hoog afgewerkte en laag afgewerkte grindmilieus, passend bij de afvoerkarakteristieken en de grind/zandbeschikbaarheid van de Grensmaas? Hierbij dient extra aandacht te zijn voor het behoud van hoger gelegen grindmilieus (niveau weerdverlaging en hoge weerd). Zie toelichting. 3 Hier hierbij op een morfologisch goed doordachte manier ingespeeld op oude/waardevolle structuren, zoals oude eilanden en terrasranden (zonder dat dit leidt tot een statisch streefbeeld na inrichting)? 4 Is er nagedacht over optimaliseren/stimuleren van morfologische processen na inrichting en het stimuleren van variatie in grind/zandfracties? 5 Zijn eventuele kleibergingen op een landschappelijk logische manier op de hogere delen richting de flanken van het dal aangelegd (zone hoge weerd )? 6 Is met de aanleg van een eventuele kleiberging op een doordachte manier geprobeerd kwel te stimuleren en grondwater te benutten, door de grondwater-stuwende werking van de berging? 7 Zijn eventuele kleibergingen grindig en schraal afgewerkt? Algemene leidende principes (alle riviertrajecten) Hydrologisch/hydraulische principes 8 Is optimale en logische manier gebruik gemaakt van (eventueel) uittredend grondwater en (rivier)kwel? 9 Is op juiste en consequente wijze invulling gegeven aan het principe: hoogwater moet stromen? (geen dwarsdammen bijvoorbeeld) Morfologische principes 10 Wordt bij de aanleg van geulen en weerdverlagingen het historisch-morfologische patroon gevolgd? Wordt er gegraven conform het onderliggende reliëf (reliëfvolgend ontkleiien)? 11 Houdt het ontwerp voldoende rekening met behoud/inspelen op gave morfologische patronen? 12 Wordt bij het afgraven of ontkleien zo goed mogelijk het onder liggend zand/grind (reliëf) aangesneden/blootgelegd? 13 Is het kleidek en voedselrijke bouwvoor over een (zo) groot (mogelijk) areaal verwijderd? 14 Wordt naast een eventuele geul, ook het omliggende, droge deel van de uiterwaard optimaal (en reliefvolgend) heringericht/afgegraven? 15 Worden er geen (diepe) zandplassen of andere systeemvreemde structuren/wateren opgeleverd? 16 Worden bestaande, systeemvreemde plassen op een logische wijze opgevuld/versmald tot geul? Verbeterd dit het landschappelijk en ecologisch DNA van het gebied? En worden processen van grondwater en overstroming daarbij optimaal benut? (Landschaps)ecologische principes 17 Is in het ontwerp een interventiekaart/vegetatiekaart ingebouwd met voldoende hydraulische overruimte; 18 Is hierbij rekening gehouden met een reële vegetatieontwikkeling en reële aanzandingsprocessen na herinrichting? 19 Is er een gekoppeld beheerverhaal dat hier voldoende op aansluit? 20 Is er (voldoende) rivierhout in het water en op de oevers aangebracht? 21 Zijn bestaande natuurwaarden op logische (bij het systeem passende) wijze ingepast? 22 Is op een logische manier geprobeerd ecologische relaties te verbeteren, zowel in de lengterichting van de rivier als in de dwarsrichting, bijvoorbeeld met binnendijkse moerasgebieden of hoge zandgronden (Veluwe)? Detailleringsprincipes 23 Zijn overige aangelegde structuren (denk aan hoogwatervluchtplaatsen en eilanden/zandbanken in geulen) morfologisch goed uitlegbaar/passend bij het Grensmaassysteem? SCORE Groen (in grote lijnen) logisch en doordacht ontwerp op basis van systeemkenmerken (DNA) van het betreffende riviertraject, evt. aandachtspunten voor ruimtelijke en landschapsecologische kwaliteit. Oranje Constatering van tekortkoming(en) met impact op ruimtelijke kwaliteit die met beperkte/overzichtelijke aanpassingen te herstellen zijn. Rood Constateringen van aanzienlijke tekortkomingen, grote impact op de ruimtelijke kwaliteit en/of moeilijk te verhelpen oorzaken; tekortkomingen op fundamenteel niveau, bijvoorbeeld door DNA-vreemde ontwerpkeuzes. Tijdens de review wordt tussen ontwerpteam en reviewteam besproken wat mogelijkheden zijn om oranje en rode scores te verbeteren/op te volgen. TOELICHTING

12 SMART RIVERS - REVIEWDOCUMENT ONTWERPKWALITEIT GRENSMAAS Toelichtingen bij de ontwerpprincipes Toelichting bij 1 De Grensmaas is in de laatste ca 3 eeuwen door een combinatie van normalisatie/oeververdediging, daaropvolgende beddingerosie en grindwinning steeds dieper in haar landschap komen te liggen. Tegelijkertijd zorgde het vastleggen van de rivier voor een snelle opslibbing van de omliggende weerden. Dit heeft in het verleden geleid tot een smal, diep ingesneden zomerbed, geflankeerd door een hooggelegen overstromingsvlakte. Morfologische krachten in de bedding zijn extreem geworden, terwijl ze uit grote delen van het winterbed juist verdwenen zijn. Een deel van de natuurlijke karakteristieken (incl. grindmilieus) kunnen worden teruggekregen door verbreding van de zone waarbinnen de rivier weer meer in de breedte actief kan worden. Dit kan door een combinatie van weerdverlaging en stroomgeulverbreding (figuur 1). Hierbij wordt doorgaans de klei/leemlaag verwijderd, Het zomerbed, de stroomgeulverbredingen en de weerdverlagingen dienen grindig en zo mogelijk grofzandig afgewerkt te worden, niet lemig, kleiig of venig. De Hoge Weerd kan (incl. kleibergingen) ook lemig of met een leem-grindmengsel (stol) afgewerkt worden. Toelichting bij 2 Het is van belang dat grote arealen laag afgewerkt terrein voorkomen worden. Juist de hogere grindmilieus zijn ecologisch zeer waardevol zowel in (stroomdal)flora als fauna. Bovendien leiden grote arealen frequent overstroomd gebied, tot te veel stilstaand of zeer langzaam stromend water en daardoor tot veel slibsedimentatie? Dit geldt langs de Grensmaas extra omdat de voorraad grof zand en (fijn) grind in het systeem beperkt is (de rivier vult het dus niet op met grind, maar met slib). Het stimuleert vervolgens ook ruigte- en bosontwikkeling. Met name het bewaken van voldoende areaal van niveau weerdverlaging (ca m 3 /s) is cruciaal. De verschillende afwerkingsniveaus langs de Grensmaas kunnen grofweg worden ingedeeld in 4 hoogteniveaus, die te definiëren zijn op basis van afvoer (zie ook figuur 1): 1 zomerbed: m 3 s-zone; grote delen van het jaar watervoerend, s zomers droogvallende oevergronden; belangrijk voor aquatische flora en fauna (reofiele vissen, macrofauna, Vlottende waterranonkel) 2 stroomgeulverbreding (lage grindbanken): tussen de m 3 /s 1 -zone, gemiddeld minimaal 300 m 3 /s-niveau. Zone met aanzienlijke waterstandschommelingen door het jaar. Grindafzetting, maar langs de actuele Grensmaas ook slibafzetting; zone voor o.a. pioniersnatuur met steltlopers, plevieren en pionierplanten, maar ook voor zachthoutooibos. 3 Weerdverlaging (droge grindmilieus): tussen de m 3 /s 1 -zone, gemiddeld minimaal m 3 /s 1 -niveau; niveau van zomerdroge grindmilieus, met beperkte slibafzetting; alleen bij extreem hoogwater grindtransport; ecologisch rijke zone met stroomdalflora, rijke insectenwereld (Blauwvleugelsprinkhaan, Koninginnepage) en hardhoutooibos 4 Hoge Weerd: > 1500 m 3 /s 1 -zone. Hoog afgewerkte (bv. kleibergingen) en onvergraven terreindelen zonder afgraving van de leemlaag; belangrijk voor hardhoutooibos, bloemrijke struweelgraslanden, veel zangvogels, rijke insectenwereld en sommige stroomdal/zoomplanten als Wilde marjolein en Borstelkrans; Zeker zo belangrijk is de oppervlakte van verschillende afwerkingsniveaus. Is de verhouding tussen de arealen passend bij wat de Grensmaas zelf ook vormt of in stand kan houden, rekening houdend met zijn huidige afvoerkarakteristieken en sedimentbeschikbaarheid? Een paar aandachtspunten kunnen hierbij richtinggevend zijn: A Maak het zomerbed en de stroomgeulverbreding niet te breed, niet veel breder dan 1,5 maal de oude (ingesnoerde, genormaliseerde) breedte. Het realiseren van stromend water over grind staat centraal. Deze zone wordt snel te breed; het Grensmaassysteem heeft weinig grind over voor morfologische processen/vormgeving/ opvulling, waardoor snel stilstaand water of slibsedimentatie kunnen optreden. B Maak het niveau weerdverlaging ( m 3 ) voldoende groot; dit is ecologisch misschien wel het meest waardevolle terrein en de druk om hier kosten te drukken door extra grindwinning is vaak groot. Dit is tevens van belang voor de grindbeschikbaarheid in het systeem. C De areaalgrootte van de hoge weerd kan sterk variëren, afhankelijk van de breedte van het beschikbare winterbed terplekke. Probeer bij onvergraven natuur zoveel mogelijk de toplaag van oude landbouwgronden te verwijderen (afvoeren of verwerken in lokale kleibergingen); dit verbetert in hoge mate de uitgangssituatie voor natuur (stroomdalflora, hardhoutooibossoorten, minderverruiging). Toelichting bij 4 Het Grensmaassysteem kent door uitspoeling vooral een gebrek aan fijne grindfracties en grove zandfracties; het stimuleren van de beschikbaarheid van deze fracties is positief voor zowel de morfologische als ecologische ontwikkeling van het Grensmaassysteem. Toelichting bij 5 Bij het vrijgraven van een grindlandschappen langs de Grensmaas komen grote hoeveelheden leem en klei vrij. Niet al dit materiaal is doorgaans vermarktbaar. Het kan op een kosteffectieve manier verwerkt worden door het onder te brengen in lokale kleibergingen, waarbij ook extra grind gewonnen wordt. De aanleg van kleibergingen dient echter beperkt te blijven tot de op hogere delen richting de flanken van het dal (zone hoge weerd ). Daar interfereren kleibergingen niet met morfologische processen dicht langs de rivier. Kleibergingen direct tegen het zomerbed of in lage zones in het gebied, leiden ertoe dat het grindlandschap wordt vervangen door een kleilandschap en dat morfologische processen met grind en zand onvoldoende kans krijgen. Daarmee samenhangend is het belangrijk dat kleibergingen hoog afgewerkt worden (geen bergingen in bergingen in de lage zones zoals bij Geulle a/d de Maas). Toelichting bij 6 Doordat kleibergingen veel minder doorlatend zijn dan grind, hebben ze doorgaans een opstuwende werking op grondater dat vanaf de hogere plateaus naar de Maas stroomt. Dit opstuwende effect kan zo groot zijn dat lokaal helder kwelwater aan de oppervlakte kan komen. Dit biedt extra kansen voor natuur, en kan benut worden en kleine kwelmoerasjes en kwelbeekjes rond en op de kleibergingen. Figuur 1 Dwarsdoorsnede van het winter- en zomerbed van de Grensmaas met verschillende afwerkingsniveaus. Toelichting bij 7 Door afwerking van kleibergingen zo schraal mogelijk uit te voeren (bv grind-leemmengsels), worden ze ecologisch veel waardevoller en beter aansluitend bij een grindrivierenlandschap. Deze reviewdocumenten zijn een gezamenlijk product van de leden van het expertteam rivierprojecten van het ministerie van LNV/kennisplatform Smart Rivers. Ze geven een aantal leidende principes voor de kwaliteit van hoogwater-, natuur- en delfstofwinprojecten in het Nederlandse rivierengebied, die voortkomen uit de specifieke landschapsecologische kenmerken (landschappelijk DNA) van de verschillende riviertrajecten. De documenten zijn via de website vrij beschikbaar voor iedereen die werkt aan de kwaliteit van uiterwaardprojecten en riviersystemen.

13 Maasplassengebied SMART RIVERS - REVIEWDOCUMENT ONTWERPKWALITEIT RIVIERPROJECTEN Leidende principes voor dit riviertraject 1 Bij de inrichting van weerden in het Maasplassengebied hebben we op hoofdlijnen met twee typen inrichting te maken: de herinrichting van bestaande grote plassen of de (her)inrichting van onvergraven of eerder opgevulde gebieden. 2 Voor niet-ontgrinde weerden (bijv. Meggelveld, Linnerweerd, Horn-Beegden-Heel, Vuilbemden, Buggenumse Veld, Biesweerd) gelden op hoofdlijnen de principes van de Terrassenmaas. Vaak betreft het grondwatergevoede relictgeulen langs (hoge) terrasranden. 3 Is bij de herinrichting van bestaande plassen een beargumenteerde en consequente keuze gemaakt tussen het vergroten van rivierdynamiek of juist het versterken van laagdynamische kwaliteiten in de plas, incl. het benutten van (rivier)kwel? 4 Wordt er bij de opvulling van een plas op een doordachte manier ingespeeld op lokale kansen en kansrijke processen, waaronder het benutten van zowel rivierkwel als lange kwel, de aanleg van grind/zandriffen en baaien, het lokaal behouden van diepe delen als dat meerwaarde heeft (bijvoorbeeld als slibsink) en het compartimenteren van plassen? Ook het verminderen van blauwalgproblematiek door opslibbing kan worden meegenomen bij herinrichting. Algemene leidende principes (alle riviertrajecten) Hydrologisch/hydraulische principes 5 Is optimale en logische manier gebruik gemaakt van (eventueel) uittredend grondwater en (rivier)kwel? 6 Is op juiste en consequente wijze invulling gegeven aan het principe: hoogwater moet stromen? (geen dwarsdammen bijvoorbeeld) Morfologische principes 7 Wordt bij de aanleg van geulen en weerdverlagingen het historisch-morfologische patroon gevolgd? Wordt er gegraven conform het onderliggende reliëf (reliëfvolgend ontkleiien)? 8 Houdt het ontwerp voldoende rekening met behoud/inspelen op gave morfologische patronen? 9 Wordt bij het afgraven of ontkleien zo goed mogelijk het onder liggend zand/grind (reliëf) aangesneden/blootgelegd? 10 Is het kleidek en voedselrijke bouwvoor over een (zo) groot (mogelijk) areaal verwijderd? 11 Wordt naast een eventuele geul, ook het omliggende, droge deel van de uiterwaard optimaal (en reliefvolgend) heringericht/afgegraven? 12 Worden er geen (diepe) zandplassen of andere systeemvreemde structuren/wateren opgeleverd? 13 Worden bestaande, systeemvreemde plassen op een logische wijze opgevuld/versmald tot geul? Verbeterd dit het landschappelijk en ecologisch DNA van het gebied? En worden processen van grondwater en overstroming daarbij optimaal benut? (Landschaps)ecologische principes 14 Is in het ontwerp een interventiekaart/vegetatiekaart ingebouwd met voldoende hydraulische overruimte; 15 Is hierbij rekening gehouden met een reële vegetatieontwikkeling en reële aanzandingsprocessen na herinrichting? 16 Is er een gekoppeld beheerverhaal dat hier voldoende op aansluit? 17 Is er (voldoende) rivierhout in het water en op de oevers aangebracht? 18 Zijn bestaande natuurwaarden op logische (bij het systeem passende) wijze ingepast? 19 Is op een logische manier geprobeerd ecologische relaties te verbeteren, zowel in de lengterichting van de rivier als in de dwarsrichting, bijvoorbeeld met binnendijkse moerasgebieden of hoge zandgronden (Veluwe)? Detailleringsprincipes 18 Worden de geulen niet dieper dan nodig/passend bij dit riviertraject? 19 Worden de geulen niet breder dan nodig/passend bij dit riviertraject? 20 Houdt het ontwerp rekening met (zeer) flauwe oevers in de intergetijdenzone? 21 Zijn meer stroomopwaarts oevers in binnenbochten steil en in buitenbochten flauwer? 22 Zijn overige aangelegde structuren (denk aan hoogwatervluchtplaatsen en eilanden/zandbanken in geulen) morfologisch goed uitlegbaar/passend bij het Maasplassengebied? SCORE Groen (in grote lijnen) logisch en doordacht ontwerp op basis van systeemkenmerken (DNA) van het betreffende riviertraject, evt. aandachtspunten voor ruimtelijke en landschapsecologische kwaliteit. Oranje Constatering van tekortkoming(en) met impact op ruimtelijke kwaliteit die met beperkte/overzichtelijke aanpassingen te herstellen zijn. Rood Constateringen van aanzienlijke tekortkomingen, grote impact op de ruimtelijke kwaliteit en/of moeilijk te verhelpen oorzaken; tekortkomingen op fundamenteel niveau, bijvoorbeeld door DNA-vreemde ontwerpkeuzes. Tijdens de review wordt tussen ontwerpteam en reviewteam besproken wat mogelijkheden zijn om oranje en rode scores te verbeteren/op te volgen. TOELICHTING

14 SMART RIVERS - REVIEWDOCUMENT ONTWERPKWALITEIT MAASPLASSENGEBIED Toelichtingen bij de ontwerpprincipes Toelichting bij 3 Bij vergroten rivierdynamiek (met name morfodynamiek) dienen barrières zoals kunstmatige hoge oeverdammen te worden verlaagd en met stortsteen vastgelegde oevers te worden ontsteend tot iets beneden stuwpeil, waardoor sedimentoverslag kan plaatsvinden. Bij de keuze om de laagdynamische component te ontwikkelen, is het cruciaal effectief mogelijk (rivier)kwel te benutten. Hiertoe kunnen verschillende inrichtingsprincipes worden ingezet waaronder het opwerpen van eilandriffen en compartimentering om kwel op te stuwen of het verleggen van openingen tussen de plas en de Maas naar de benedenstroomse kant van de plas. Deze reviewdocumenten zijn een gezamenlijk product van de leden van het expertteam rivierprojecten van het ministerie van LNV/kennisplatform Smart Rivers. Ze geven een aantal leidende principes voor de kwaliteit van hoogwater-, natuur- en delfstofwinprojecten in het Nederlandse rivierengebied, die voortkomen uit de specifieke landschapsecologische kenmerken (landschappelijk DNA) van de verschillende riviertrajecten. De documenten zijn via de website vrij beschikbaar voor iedereen die werkt aan de kwaliteit van uiterwaardprojecten en riviersystemen.

15 Noordelijke IJssel SMART RIVERS - REVIEWDOCUMENT ONTWERPKWALITEIT RIVIERPROJECTEN Leidende principes voor dit riviertraject 1 Is er een logische en consequente keuze gemaakt tussen een ontwerp gericht op hoge dynamiek (stromende nevengeul, eenzijdig aangetakte nevengeul) of lage dynamiek (niet aangetakte hanken, moerasvlakten)? 2 Is op juiste en consequente geprobeerd om het principe van (rivier)kwel te benutten? Is rivierkwel leidend gemaakt bij de aanleg van eenzijdig (benedenstrooms) aangetakte geulen? 3 Is er alles aan gedaan om de zandmotor aan te zetten, o.a. op oeverwallen en in geulen? Zijn in dit verband vrij eroderende, zandige rivieroevers aanwezig/gerealiseerd zodat zand beschikbaar is/komt voor oeverwalvorming en vrije uitwisseling tussen het zomerbed en de geulen in de uiterwaarden. Algemene leidende principes (alle riviertrajecten) Hydrologisch/hydraulische principes 4 Is optimale en logische manier gebruik gemaakt van (eventueel) uittredend grondwater en (rivier)kwel? 5 Is op juiste en consequente wijze invulling gegeven aan het principe: hoogwater moet stromen? (geen dwarsdammen bijvoorbeeld) Morfologische principes 6 Wordt bij de aanleg van geulen en weerdverlagingen het historisch-morfologische patroon gevolgd? Wordt er gegraven conform het onderliggende reliëf (reliëfvolgend ontkleiien)? 7 Houdt het ontwerp voldoende rekening met behoud/inspelen op gave morfologische patronen? 8 Wordt bij het afgraven of ontkleien zo goed mogelijk het onder liggend zand/grind (reliëf) aangesneden/blootgelegd? 9 Is het kleidek en voedselrijke bouwvoor over een (zo) groot (mogelijk) areaal verwijderd? 10 Wordt naast een eventuele geul, ook het omliggende, droge deel van de uiterwaard optimaal (en reliefvolgend) heringericht/afgegraven? 11 Worden er geen (diepe) zandplassen of andere systeemvreemde structuren/wateren opgeleverd? 12 Worden bestaande, systeemvreemde plassen op een logische wijze opgevuld/versmald tot geul? Verbeterd dit het landschappelijk en ecologisch DNA van het gebied? En worden processen van grondwater en overstroming daarbij optimaal benut? (Landschaps)ecologische principes 13 Is in het ontwerp een interventiekaart/vegetatiekaart ingebouwd met voldoende hydraulische overruimte; 14 Is hierbij rekening gehouden met een reële vegetatieontwikkeling en reële aanzandingsprocessen na herinrichting? 15 Is er een gekoppeld beheerverhaal dat hier voldoende op aansluit? 16 Is er (voldoende) rivierhout in het water en op de oevers aangebracht? 17 Zijn bestaande natuurwaarden op logische (bij het systeem passende) wijze ingepast? 18 Is op een logische manier geprobeerd ecologische relaties te verbeteren, zowel in de lengterichting van de rivier als in de dwarsrichting, bijvoorbeeld met binnendijkse moerasgebieden of hoge zandgronden (Veluwe)? Detailleringsprincipes 19 Worden de geulen niet dieper dan nodig/passend bij dit riviertraject (niet dieper dan 1,5-2 m bij gemiddelde waterstand)? 20 Worden de geulen niet breder dan nodig/passend bij dit riviertraject? 21 Zijn oevers in binnenbochten steil en in buitenbochten flauwer? Geulen in het laagdynamische gebied kunnen grotendeels flauwe oevers hebben. 22 Zijn overige aangelegde structuren (denk aan hoogwater vluchtplaatsen en eilanden/zandbanken in geulen) morfologisch goed uitlegbaar/passend bij de Noordelijke IJssel? SCORE Groen (in grote lijnen) logisch en doordacht ontwerp op basis van systeemkenmerken (DNA) van het betreffende riviertraject, evt. aandachtspunten voor ruimtelijke en landschapsecologische kwaliteit. Oranje Constatering van tekortkoming(en) met impact op ruimtelijke kwaliteit die met beperkte/overzichtelijke aanpassingen te herstellen zijn. Rood Constateringen van aanzienlijke tekortkomingen, grote impact op de ruimtelijke kwaliteit en/of moeilijk te verhelpen oorzaken; tekortkomingen op fundamenteel niveau, bijvoorbeeld door DNA-vreemde ontwerpkeuzes. Tijdens de review wordt tussen ontwerpteam en reviewteam besproken wat mogelijkheden zijn om oranje en rode scores te verbeteren/op te volgen. TOELICHTING

16 SMART RIVERS - REVIEWDOCUMENT ONTWERPKWALITEIT NOORDELIJKE IJSSEL Toelichtingen bij de ontwerpprincipes Toelichting bij 1 Een belangrijke keuze bij de inrichting van uiterwaarden langs het Noordelijke traject van de IJssel is de mate waarin de rivierdynamiek toegang krijgt tot de locatie. Dat geldt zowel voor de mate waarin doorstroming plaats gaat vinden door (nieuw aan te leggen) nevengeulen als voor de mate waarin de uiterwaard bij hoge rivierafvoeren kan inunderen (hoogwatergeulen, hanken). Belangrijke argumenten om voor meer of minder dynamiek te kiezen zijn de volgende: Voor het bieden van meer ruimte aan dynamiek pleit: De IJssel is een vrij afstromende rivier en variatie in waterpeilen en stroomsnelheden is daarom een van de kwaliteiten van dit traject; Doordat de rivier is vastgelegd zijn de natuurlijke processen waardoor ondiepe stromende milieus ontstaan zo sterk aan banden gelegd dat ze niet meer ontstaan en daarom heeft het zomerbed inmiddels een sterk uniform karakter gekregen. Door het vastleggen van de oevers met steen is ook de aanvoer van zand naar de oeverwalen grotendeels stilgevallen. Voor het beperken van de dynamiek pleit : Een aantal IJsseluiterwaarden herbergt laagten (vaak historische geulen) met een bijzondere moerasvegetatie of andere natuurwaarden (amfibieën). Deze soorten profiteren van de vochtige omstandigheden, die eigen zijn aan de lagere delen in het rivierengebied, maar zijn slecht bestand tegen al te regelmatige inundaties, met name als deze in het groeiseizoen optreden. Vergraving van deze bijzondere biotopen is ongewenst, of hoogstens ten behoeve van het uitdiepen van laagten die in de loop der tijd zijn opgevuld of volgeslibd en daardoor onherkenbaar zijn geworden. Ook is het niet wenselijk dat de inundatiefrequentie van deze uiterwaarden hoger wordt dan zij historisch gezien was. In het traject van de Noordelijke IJssel liggen enkele tientallen uiterwaarden en er is ruimte voor beide benaderingen. Bij het maken van een keuze voor meer of minder dynamiek is het belangrijk dat eerste een goede systeembeschrijving van de betreffende uiterwaard wordt gemaakt, waarin de actuele situatie wordt onderzocht en de veranderingen die in de loop de eeuwen hebben plaatsgehad op een rij worden gezet. Verspreid over het traject van de Noordelijke IJssel is er behoefte aan een keten van meer dynamische uiterwaarden met ruimte voor stromende milieus, afgewisseld door minder dynamische uiterwaarden die alleen bij hoge afvoeren inunderen. Aanvullende eisen gelden t.a.v. eenzijdig aangetakte nevengeulen, hanken en stromende nevengeulen: Hanken Hanken zijn hoogwatergeulen die aan beide zijden zijn afgesloten van de rivier. Het zijn vaak oude systemen die al enige tijd geleden al van de rivier geïsoleerd zijn geraakt. Soms hebben oude kleiwinningen het karakter van een laagdynamische hank. Ze inunderen pas bij stijgende waterstanden. De mate van inundatie is een belangrijke factor voor te verwachten natuurwaarden. Eenzijdig aangetakte nevengeulen In een natuurlijke situatie zal iedere nevengeul van de rivier uiteindelijk door sedimentatie afgesneden raken van de rivier. Het eerst gebeurt dat doorgaans aan de bovenstroomse zijde. De benedenstroomse zijde blijft dan nog langer open en veel nevengeulen in het rivierengebied zijn daarom eenzijdig aangetakt. Aanvullende voorwaarden: de geul is bovenstrooms van de rivier afgesloten door een natuurlijke drempel (oeverwal); de hoogte van de drempel bepaalt de instroomfrequentie en is naar keuze. benedenstrooms is de nevengeul uitgegraven tot onder het laagste waterpeil van de rivier. In stroomopwaartse richting kan de geul geheel tot onder deze laagste waterlijn worden Stromende nevengeul Omdat ondiepe permanent stromende milieus niet meer vanzelf ontstaan in het zomerbed en in de uiterwaarden is aanleg gewenst. Voorwaarden hierbij zijn dat: De geul is zo veel mogelijk dagen per jaar stromend is; voor een ecologisch goed functionerende geul eigenlijk 365 dagen per jaar (en niet 10 maanden zoals nog wel eens in andere documentatie staat; veel reofiele macrofauna is volledig intolerant voor het verdwijnen van de stroming. de geuldiameter is zo ontworpen dat de stroomsnelheid bij gemiddelde afvoeren rond de gemiddelde stroomsnelheid over het profiel van de geul op ca. 50 cm/s ligt en bij lage afvoeren niet verder terugloopt dan gemiddeld 30 cm/s. Bij hoge rivierafvoeren kan de stroomsnelheid oplopen tot 1 m/sec. Door variatie binnen de geul treden bij iedere waterstand andere stromingspatronen op. lokale dieptes voorkomen dat droogval over de volle lengte/vitale delen van de geul optreedt. Toelichting bij 2 Vanwege het verhang in de rivier treedt rivierkwel op in nevengeulen die benedenstrooms zijn aangetakt aan de rivier en bovenstrooms lager liggen dan de waterstand ter plaatse in de rivier. De drempel aan de bovenzijde zo hoog is dat de geul maximaal 1 maand/jaar meestromend is tijdens hoogwater, bij voorkeur nog wat minder. Stroomafwaarts van Zwolle is het verhang in de IJssel een groot deel van het jaar te laag voor de ontwikkeling van rivierkwelgeulen. Door de opslibbing van de uiterwaarden zijn veel nevengeulen in de loop der tijd een steeds groter deel van het jaar buiten het bereik komen te liggen van rivierkwel. Toelichting bij 3 Zanddynamiek is kenmerkend voor dit vrij afstromende riviertraject en een van de belangrijkste motoren voor ecologisch herstel in de oeverzone van de uiterwaarden. Door het vastleggen van de oever met breuksteen en de aanleg van zomerkades is het zandtransport tussen de rivier en de oeverwal sterk gereduceerd. Herstel van dit zandtransport is gewenst, bv door: het verwijderen van de harde oeverbescherming op plaatsen waar deze niet nodig is voor bescherming van infrastructuur en dijken het verlagen, verwijderen of terugzetten van hoge zomerkades op plekken waar zandoverslag richting uiterwaard is te verwachten Toelichting bij 5 Vanwege de aanleg van zomerkades inunderen de uiterwaarden langs de IJssel minder vaak dan in een natuurlijke situatie. Maatregelen die de inundatiefrequentie verhogen, zoals het verlagen/ wegnemen van zomerkades, zijn daarom wenselijk omdat de inundatiefrequentie dan beter aansluit bij het natuurlijk karakter van de uiterwaarden. Extra uitgangspunten hierbij zijn: het is daarbij wenselijk dat na een inundatie het water lokaal kan blijven staan en vervolgens langzaam uit kan zakken. in uiterwaarden met waardevolle moerasvegetaties of rivierkwel is een toename van de inundatiefrequentie tot boven de historische frequentie niet gewenst. Ook moet voorkomen worden dat zomerinundaties vaker optreden dan eens per max jaar. Dit komt overeen met een hoogte die overstroomt bij een Bovenrijnafvoer van m 3 /s. bij uiterwaarden waar een zomerkade blijft bestaan is het wenselijk dat de inundatie in eerste instantie plaats vindt vanaf benedenstrooms, om sterke slibafzetting te beperken. Toelichting bij 4 Tot aan het moment dat de IJssel werd vastgelegd met kribben en andere oeverwerken was de rivier morfologisch actiever dan nu. De nevengeulen, ruggen en oeverwallen in de uiterwaarden herinneren uit deze periode. In uiterwaarden waar dit historische patroon nog aanwezig is, is het wenselijk om bij vergravingen dit reliëf leidend te laten zijn. Toelichting bij 6, 7, 8 In een groot deel van de uiterwaarden van de IJssel is het oorspronkelijke hoofdzakelijk zandige landschap van oude geulen en stroomruggen bedekt geraakt door een meer of minder dikke kleilaag. Door het vastleggen van de rivier en de aanleg van zomerkades is het tempo waarin klei wordt afgezet verder verhoogd, met name in de geulvormige laagtes. Het vrijgraven van deze oude zandige geulen en ruggen levert landschappelijk een logisch verhaal op, maar laat ook ecologisch een veel betere uitgangssituatie achter ten opzichte van een uitgangssituatie met veel van het bestaande kleidek (met bouwvoor) nog intact. Het reliëfvolgend afpellen van deze kleilaag in de uiterwaarden, tot op de zandige ondergrond is daarom vrijwel altijd een positieve maatregel. Voor het herstel van rivierkwel is een verlaging van de bodem in de nevengeulen tot maximaal 1 m onder de oorspronkelijke top van het zand mogelijk. Toelichting bij 17 De geulen dienen zeker niet breder te worden dan ca. de helft van de huidige IJssel (ca. 50 m). Daarnaast dient rekening te worden gehouden met punten onder toelichting op 1. Deze reviewdocumenten zijn een gezamenlijk product van de leden van het expertteam rivierprojecten van het ministerie van LNV/kennisplatform Smart Rivers. Ze geven een aantal leidende principes voor de kwaliteit van hoogwater-, natuur- en delfstofwinprojecten in het Nederlandse rivierengebied, die voortkomen uit de specifieke landschapsecologische kenmerken (landschappelijk DNA) van de verschillende riviertrajecten. De documenten zijn via de website vrij beschikbaar voor iedereen die werkt aan de kwaliteit van uiterwaardprojecten en riviersystemen.

17 Terrassenmaas SMART RIVERS - REVIEWDOCUMENT ONTWERPKWALITEIT RIVIERPROJECTEN Leidende principes voor dit riviertraject 1 Is het benutten van grondwater leidend gemaakt bij de aanleg van geulen? 2 Is er alles aan gedaan om inrichting binnen de specifieke structuren van het oude terrassenlandschap te laten plaatsvinden? Zijn oude terrasranden, relictgeulen, fossiele stroomruggen en verschillende terrasniveaus gerespecteerd? Zijn terrassen niet overmatig verlaagd (bv tot het niveau van een lager gelegen terras) en zijn geulen passend voor het betreffende terrasniveau? 3 Is bovenop de werking van het grondwater, op een logische manier ruimte geboden aan invloeden van rivierhoogwater, met name op het laagste terras, de recente overstromingsvlakte (figuur 1)? 4 Zijn eventuele kleibergingen in schaal en positie zo aangelegd dat ze geen afbreuk doen aan het terrassenlandschap en geen grondwaterstromen onderbreken (zie toelichting)? Zijn ze zo aangelegd dat ze kwelwerking in geulen stimuleren (figuur 2)? Algemene leidende principes (alle riviertrajecten) Hydrologisch/hydraulische principes 5 Is optimale en logische manier gebruik gemaakt van (eventueel) uittredend grondwater en (rivier)kwel? 6 Is op juiste en consequente wijze invulling gegeven aan het principe: hoogwater moet stromen? (geen dwarsdammen bijvoorbeeld) Morfologische principes 7 Wordt bij de aanleg van geulen en weerdverlagingen het historisch-morfologische patroon gevolgd? Wordt er gegraven conform het onderliggende reliëf (reliëfvolgend ontkleiien)? 8 Houdt het ontwerp voldoende rekening met behoud/inspelen op gave morfologische patronen? 9 Wordt bij het afgraven of ontkleien zo goed mogelijk het onder liggend zand/grind (reliëf) aangesneden/blootgelegd? 10 Is het kleidek en voedselrijke bouwvoor over een (zo) groot (mogelijk) areaal verwijderd? 11 Wordt naast een eventuele geul, ook het omliggende, droge deel van de uiterwaard optimaal (en reliefvolgend) heringericht/afgegraven? 12 Worden er geen (diepe) zandplassen of andere systeemvreemde structuren/wateren opgeleverd? 13 Worden bestaande, systeemvreemde plassen op een logische wijze opgevuld/versmald tot geul? Verbeterd dit het landschappelijk en ecologisch DNA van het gebied? En worden processen van grondwater en overstroming daarbij optimaal benut? (Landschaps)ecologische principes 14 Is in het ontwerp een interventiekaart/vegetatiekaart ingebouwd met voldoende hydraulische overruimte; 15 Is hierbij rekening gehouden met een reële vegetatieontwikkeling en reële aanzandingsprocessen na herinrichting? 16 Is er een gekoppeld beheerverhaal dat hier voldoende op aansluit? 17 Is er (voldoende) rivierhout in het water en op de oevers aangebracht? 18 Zijn bestaande natuurwaarden op logische (bij het systeem passende) wijze ingepast? 19 Is op een logische manier geprobeerd ecologische relaties te verbeteren, zowel in de lengterichting van de rivier als in de dwarsrichting, bijvoorbeeld met binnendijkse moerasgebieden of hoge zandgronden (Veluwe)? Detailleringsprincipes 20 Is bij de aanleg van kwelgeulen voldoende gelet op het openhouden van kwelvensters, het aanleggen van logische drempelniveaus en, eventueel een landschappelijk logische compartimentatie van kwelgeulen? 21 Worden de geulen niet dieper dan nodig/passend bij dit riviersysteem? Goed functionerende kwelgeulen zijn altijd beperkt van diepte (max. 0,7 tot 1 m) 22 Worden de geulen niet breder dan nodig/passend bij dit riviersysteem? Kwelgeulen hebben doorgaans beperkte dimensies (orde grootte max. 10 a 30 m); 23 Zijn overige aangelegde structuren (denk aan hoogwatervluchtplaatsen en eilanden/zandbanken in geulen) morfologisch goed uitlegbaar/passend bij het terrassenmaaslandschap? SCORE Groen (in grote lijnen) logisch en doordacht ontwerp op basis van systeemkenmerken (DNA) van het betreffende riviertraject, evt. aandachtspunten voor ruimtelijke en landschapsecologische kwaliteit. Oranje Constatering van tekortkoming(en) met impact op ruimtelijke kwaliteit die met beperkte/overzichtelijke aanpassingen te herstellen zijn. Rood Constateringen van aanzienlijke tekortkomingen, grote impact op de ruimtelijke kwaliteit en/of moeilijk te verhelpen oorzaken; tekortkomingen op fundamenteel niveau, bijvoorbeeld door DNA-vreemde ontwerpkeuzes. Tijdens de review wordt tussen ontwerpteam en reviewteam besproken wat mogelijkheden zijn om oranje en rode scores te verbeteren/op te volgen. TOELICHTING

18 SMART RIVERS - REVIEWDOCUMENT ONTWERPKWALITEIT TERRASSENMAAS Toelichtingen bij de ontwerpprincipes Toelichting bij 1 Kwelgeulen Op het laagterras en hogere terrasniveaus van de Terrassenmaas zijn fossiele, grondwatergevoede relictgeulen kenmerkend. Grondwater is leidend boven de sporadische invloeden van rivierwater (tijdens overstromingen). Uitgangspunt is derhalve de aanleg van ondiepe (kwel)geulen (max 0,8-0,5 m onder GLG). Kwelgeulen zijn doorgaans relatief kleine geulsystemen, vaak niet breder dan 20 m; een logische breedte kan worden afgeleid uit het reliefvolgend in het terrein tot bovengenoemde geuldieptes. Grotere hoogwatergeulen of nevengeulen passen niet in het huidige terrassenmaasgebied en gaan praktisch altijd ten koste van de unieke terrasstructuur, incl. oude terrasranden en waardevolle grondwaterstromen. Kwelgeulen functioneren hoe dan ook alleen als ze niet rechtstreeks zijn aangetakt op de rivier; wel is het goed als grondwater geleidelijk kan afstromen naar de rivier (via drempelzones of via de ondergrond). Soms kan het meerwaarde hebben grote kwelgeulsystemen gecompartimenteerd aan te leggen (conform natuurlijke verlandingssituaties), zodat verschillen in grondwaterniveaus en verschillen in waterkwaliteit gaan ontstaan. Stimuleer (bijna) continue verversing en voorkom volledige stagnatie waarde op zich. Ze zijn doorgaans niet meer gevormd door de Maas van nu, maar door een Maas uit het verleden met andere karakteristieken en een beduidend hogere ligging ten opzichte van het omringende landschap (insnijdingsrivier). Geulstructuren, terrasranden en oude stroomruggen zijn dus veel meer fossiele, niet-dynamische elementen geworden. Orden derhalve originele terrasranden, stroomruggen en (kwel)geulrelicten gerespecteerd en op een logische manier ingepast of heringericht? Blijven overgangen tussen terrasniveaus op een logische manier herkenbaar in het landschap? En worden oude terrassen niet overmatige verlaagd en dynamisch gemaakt? Toelichting bij 3 Op het laagste terrasniveau, de recente overstromingsvlakte, is rivierwater doorgaans dominant boven het grondwater; daarboven (laagterras, middenterras en hoger) is grondwater dominant boven de effecten van rivierwater. Toelichting bij 4 De aanleg van kleine kleibergingen is mogelijk, echter alleen kleinschalig en als droge variant op de droge terrasgronden (dus geen geul midden in een kleiberging). De kleiberging wordt afgewerkt op het originele terrasniveau en blokkeert geen grondwaterstromen richting de kwelgeul. Onder deze voorwaarden ligt de berging doorgaans tussen de (kwel)geul en de rivier in (zie figuur 2). deelgeulen aan te leggen, die gescheiden zijn door natuurlijke drempels ( verlandingen ) ontstaan verschillende waterniveaus en verschillende waterkwaliteit tussen deelgeulen; bij voldoende kwelwerking kunnen geulen via kleine kwelbeekjes in elkaar overlopen. Toelichting bij 19 en 20 Kwelgeulen langs de Terrassenmaas altijd beperkt in diepte en breedte; vaak is het afpellen van de toplaag in combinatie met het dichtzetten van een afwateringssloot al voldoende. Ze zorgen dus zelden voor grote waterstandsdalingen; daarentegen zijn ze goed te combineren met speciewinning voor de aanleg van nieuwe dijken. Toelichting bij 21 HVP s: Hoge structuren/hoogwatervluchtplaatsen zijn soms gewenst vanuit het beheer; het heeft hierbij de voorkeur ze niet als harde, systeemvreemde elementen in het landschap aan te leggen, maar te kijken of ze, logische onderdelen van het gebied kunnen worden, passend in de morfologie van het terrein; bijvoorbeeld als natuurlijk ogende stroomrug op hogere delen, die glooiend afloopt in de rest van het landschap. Als ervoor gekozen wordt om eilanden of onderwaterstructuren worden aangelegd, kan het helpen om de vraag te stellen of deze ook spontaan door de rivier ontstaan zouden kunnen zijn. Zo ja, dan zijn het vaak logische elementen. Figuur 1 Dwarsdoorsnede van het Maasterrassengebied, met verschillende terrasniveaus. Hoogwatergeultjes rond eilanden Er zijn een klein aantal specifieke locaties waar de recente overstromingsvlakte in het verleden net breed genoeg was voor de vorming van kleine eilanden, zoals bij Blerick en Grubbenvorst. Op die locaties bevindt zich dus een smalle zone waarin een kleine hoogwatergeul kenmerkend is. Ook deze kleine geulen, waarin rivierwater dominant is, kan grondwater nog steeds benut worden. Door verstuwing en scheepvaartgolven heeft aantakking van deze kleine hoogwatergeultjes slechts beperkte meerwaarde (geen waterstandswisselingen, slikoevers). Vanuit ecologische kansrijkdom en optimalisatie van waterkwaliteit wordt geadviseerd ze derhalve in de regel niet rechtstreeks aan te takken op het zomerbed (voorkomen van een troebele hotse-klots-geul, maximalisatie grondwatereffect/ waterkwaliteit), ook niet (enkel) benedenstrooms. De instroomzijde (zuidzijde) van dit type hoogwatergeulen blijft relatief hoog, op het niveau van de doorlopende oeverwal tussen de geul en het zomerbed. De uitstroomzijde kan wat lager aangelegd worden. Toelichting bij 2 Het Maasterrassengebied is een veel ouder overstromingslandschap dan de andere Nederlandse riviertrajecten; de rivierstructuren vertegenwoordigen veel meer een historisch-morfologisch Toelichting bij 6 Het gaat hier bij de Terrassenmaas nadrukkelijk om hoogwatersituatie (ruim boven bankfull). Bij laag water zijn juist langs de terrassenmaas veel grondwatergevoede systemen die niet stromen. Toelichting bij 8 Soms zit het zand te diep om succesvol aan te snijden (althans, de geul zou dan te diep worden t.o.v. stuwpeil); in dat geval kan een geul toch in relatief kleiige bodems aangelegd worden, maar wordt geprobeerd toch lokale leem en zandlenzen op te zoeken waarlangs kwelwater kan uittreden. Toelichting bij 9 Het (reliefvolgend) verwijderen van de toplaag over een veel grotere oppervlakte dan alleen de geul, zorgt voor het bloot leggen van meer minerale, niet bemeste gronden en daarmee voor een veel betere uitgangssituatie voor natuur (betere kansen stroomdalflora, insectenfauna etc.) en een beter te beheren gebied (ook hydraulisch). De laag- en middenterrassen van de Terrassenmaas zijn relatief zandig, wat deze maatregel extra gunstig maakt. Het reliefvolgend afgraven van de toplaag over een zo groot mogelijk areaal van de omringende terrasgronden met ca. 0,30 tot 0,5 m lijkt een goede richtlijn. Veel grotere verlagingen hebben doorgaans niet de voorkeur, omdat dan de kenmerkende hoge ligging van de droge terrasgronden in het geding komt. Toelichting bij 18 Natuurlijke kwelgeulen bestaand vaak door verlanding uit losse eenheden; dit idee kan ook verwerkt worden bij de aanleg van kwelgeulen. Door losse Bart Peters, Bureau Drift Bart Peters, Bureau Drift Figuur 2 Inrichtingsprincipe en positionering van kleinschalige kleibergingen rond kwelgeulen langs de Terrassenmaas. Deze reviewdocumenten zijn een gezamenlijk product van de leden van het expertteam rivierprojecten van het ministerie van LNV/kennisplatform Smart Rivers. Ze geven een aantal leidende principes voor de kwaliteit van hoogwater-, natuur- en delfstofwinprojecten in het Nederlandse rivierengebied, die voortkomen uit de specifieke landschapsecologische kenmerken (landschappelijk DNA) van de verschillende riviertrajecten. De documenten zijn via de website vrij beschikbaar voor iedereen die werkt aan de kwaliteit van uiterwaardprojecten en riviersystemen.

19 Waal SMART RIVERS - REVIEWDOCUMENT ONTWERPKWALITEIT RIVIERPROJECTEN Leidende principes voor dit riviertraject 1 Is er een logische en consequente keuze gemaakt tussen een ontwerp gericht op hoge dynamiek (stromende nevengeulen, zanddynamiek) of lage dynamiek (bekade situaties, benedenstrooms gelegen strangen)? 2 Is er alles aan gedaan om de aanleg van permanent stromende nevengeulen mogelijk te maken (ook als die later eventueel verzanden)? Zie ook punt Is er alles aan gedaan om de zandmotor aan te zetten, zowel op oeverwallen (oeverwalvorming) als in geulen? Algemene leidende principes (alle riviertrajecten) Hydrologisch/hydraulische principes 4 Is optimale en logische manier gebruik gemaakt van (eventueel) uittredend grondwater en (rivier)kwel? 5 Is op juiste en consequente wijze invulling gegeven aan het principe: hoogwater moet stromen? (geen dwarsdammen bijvoorbeeld) Morfologische principes 6 Wordt bij de aanleg van geulen en weerdverlagingen het historisch-morfologische patroon gevolgd? Wordt er gegraven conform het onderliggende reliëf (reliëfvolgend ontkleiien)? 7 Houdt het ontwerp voldoende rekening met behoud/inspelen op gave morfologische patronen? 8 Wordt bij het afgraven of ontkleien zo goed mogelijk het onder liggend zand/grind (reliëf) aangesneden/blootgelegd? 9 Is het kleidek en voedselrijke bouwvoor over een (zo) groot (mogelijk) areaal verwijderd? 10 Wordt naast een eventuele geul, ook het omliggende, droge deel van de uiterwaard optimaal (en reliefvolgend) heringericht/afgegraven? 11 Worden er geen (diepe) zandplassen of andere systeemvreemde structuren/wateren opgeleverd? 12 Worden bestaande, systeemvreemde plassen op een logische wijze opgevuld/versmald tot geul? Verbeterd dit het landschappelijk en ecologisch DNA van het gebied? En worden processen van grondwater en overstroming daarbij optimaal benut? (Landschaps)ecologische principes 13 Is in het ontwerp een interventiekaart/vegetatiekaart ingebouwd met voldoende hydraulische overruimte; 14 Is hierbij rekening gehouden met een reële vegetatieontwikkeling en reële aanzandingsprocessen na herinrichting? 15 Is er een gekoppeld beheerverhaal dat hier voldoende op aansluit? 16 Is er (voldoende) rivierhout in het water en op de oevers aangebracht? 17 Zijn bestaande natuurwaarden op logische (bij het systeem passende) wijze ingepast? 18 Is op een logische manier geprobeerd ecologische relaties te verbeteren, zowel in de lengterichting van de rivier als in de dwarsrichting, bijvoorbeeld met binnendijkse moerasgebieden of hoge zandgronden (Veluwe)? Detailleringsprincipes 19 In hoeverre is geprobeerd stromende geulen optimaal te laten functioneren, o.a. door voldoende debiet, variatie in diepte en kansen op stilvallen van stroming te minimaliseren? 20 Worden de geulen niet dieper dan nodig/passend bij dit riviertraject? 21 Worden de geulen niet breder dan nodig/passend bij dit riviertraject? 22 Zijn oevers in binnenbochten steil en in buitenbochten flauwer? 23 Zijn overige aangelegde structuren (denk aan hoogwatervluchtplaatsen en eilanden/zandbanken in geulen) morfologisch goed uitlegbaar/passend bij het Waalsysteem? SCORE Groen (in grote lijnen) logisch en doordacht ontwerp op basis van systeemkenmerken (DNA) van het betreffende riviertraject, evt. aandachtspunten voor ruimtelijke en landschapsecologische kwaliteit. Oranje Constatering van tekortkoming(en) met impact op ruimtelijke kwaliteit die met beperkte/overzichtelijke aanpassingen te herstellen zijn. Rood Constateringen van aanzienlijke tekortkomingen, grote impact op de ruimtelijke kwaliteit en/of moeilijk te verhelpen oorzaken; tekortkomingen op fundamenteel niveau, bijvoorbeeld door DNA-vreemde ontwerpkeuzes. Tijdens de review wordt tussen ontwerpteam en reviewteam besproken wat mogelijkheden zijn om oranje en rode scores te verbeteren/op te volgen. TOELICHTING

20 SMART RIVERS - REVIEWDOCUMENT ONTWERPKWALITEIT WAAL Toelichtingen bij de ontwerpprincipes Toelichting 1 Door hoge waterstandsschommelingen en insnijding van het zomerbed zijn met name bovenstroomse delen van het Waalsysteem niet erg geschikt meer voor laagdynamische natuur buitendijks. Pas benedenstrooms van (ongeveer) Varik worden waterstandsschommelingen langzaamaan minder en nemen kansen voor bv laagdynamische strangen weer toe. Toelichting bij 2 en 16 De Waal is bij uitstek het riviertraject voor stromende nevengeulen in Nederland. Overal liggen relicten van oude nevengeulen, zandplaten en eilanden die op een logische manier vrijgegraven kunnen worden. Omdat de realisatie van stromende nevengeulen in Nederland langs veel riviertrajecten moeilijk of onmogelijk is (verstuwing, niet systeemeigen), ligt er langs de Waal een extra verantwoordelijkheid om de aanleg ervan te stimuleren, mede gelet op de grote ecologische effectiviteit en landschappelijk aantrekkelijkheid van deze geulsystemen. Stromende nevengeulen zullen ook langs dit traject in de loop van de tijd kunnen verzanden. Dit is niet bij voorbaat een proces om ten koste van alles te voorkomen; immers, er ontstaan hierdoor ook weer (tijdelijke) verzandingslandschappen die ook van grote waarde zijn en passen binnen het DNA van dit systeem. Er dient wel rekening gehouden te worden met hydraulische overruimte voor dit soort aanzandingsprocessen. Richtlijnen voor een stromende nevengeul: Omdat ondiepe permanent stromende milieus niet meer vanzelf ontstaan in het zomerbed en in de uiterwaarden is aanleg gewenst. Voorwaarden hierbij zijn dat: De geul is zo veel mogelijk dagen per jaar stromend is; voor een ecologisch goed functionerende geul eigenlijk 365 dagen per jaar (en niet 10 maanden zoals nog wel eens in andere documentatie staat; veel reofiele macrofauna is volledig intolerant voor het verdwijnen van de stroming. Aanvullende aandachtspunten: de geuldiameter is zo ontworpen dat de stroomsnelheid bij gemiddelde afvoeren rond de gemiddelde stroomsnelheid over het profiel van de geul op ca. 50 cm/s ligt en bij lage afvoeren niet verder terugloopt dan gemiddeld 30 cm/s. Bij hoge rivierafvoeren kan de stroomsnelheid oplopen tot 1 m/sec. Door variatie binnen de geul treden bij iedere waterstand andere stromingspatronen op. lokale dieptes voorkomen dat droogval over de volle lengte/vitale delen van de geul optreedt. het verlagen, verwijderen of terugzetten van hoge zomerkades op plekken waar zandoverslag richting uiterwaard is te verwachten Toelichting bij 6 Bij veel projecten worden alleen de geulstructuren uitgegraven en blijven omliggende uiterwaardgronden vaak onaangeroerd (soms kostenaspect, soms omdat belang ervan wordt onderschat). Zeker langs de Waal heeft het grote meerwaarde als het volledige zandlandschap over grotere arealen (dan alleen een geul), reliefvolgend wordt vrij gegraven. Ook op droge delen in de uiterwaarden, zoals op komgraslanden, stroomruggen en oeverwallen is de uitgangssituatie voor natuur veel beter als deze start op het onderliggend zand, in plaats van op klei met een intensief agrarische beheergeschiedenis. Bedenk dat het oude waalsysteem ook een gebied van eindeloze zandplaten, zandige oeverwallen en constante zanddynamiek was. Toelichting bij 16 De breedte en diepte van de geul is van invloed op de stroming; zeker bij een gelimiteerd debiet op de nevengeul dient er rekening mee gehouden te worden dat een te diepe of te brede geul snel zijn stroming verliest; dit kan deels ondervangen worden door zandplaten in de geul te laten ontstaan (in te calculeren) of aan te leggen, die droogvallen bij dalende waterstanden. Toelichting bij 17 toelichting: Er dient rekening gehouden te worden met de insnijding van dit Waaltraject, met name in het bovenstroomse deel. Toelichting bij 18 toelichting: Bij de aanleg van geulen geldt dat zo veel mogelijk het historisch-morfologisch patroon wordt gevolgd. De breedte van de geul kan in principe uit de ondergrond worden afgeleid. De geulen dienen zeker niet breder te worden dan ca. de helft van de huidige Waal (ca. 250 m) en hebben bij voorkeur een breedte van maximaal 1/3 van de breedte van de Waal. Er dient rekening gehouden te worden met de effecten op de stroomsnelheid mede (richtlijn stroomsnelheid ca. 1 m/s bij hoogwater). Toelichting bij 20 HVP s: Hoge structuren/hoogwatervluchtplaatsen zijn soms gewenst vanuit het beheer; het heeft hierbij de voorkeur ze niet als harde, systeemvreemde elementen in het landschap aan te leggen, maar te kijken of ze, logische onderdelen van het gebied kunnen worden, passend in de morfologie van het terrein; bijvoorbeeld als natuurlijk ogende stroomrug op hogere delen, die glooiend afloopt in de rest van het landschap. Als ervoor gekozen wordt om eilanden of onderwaterstructuren worden aangelegd, kan het helpen om de vraag te stellen of deze ook spontaan door de rivier ontstaan zouden kunnen zijn. Zo ja, dan zijn het vaak logische elementen. Principeschets voor het reliefvolgend vrijgraven van het zandlandschap onder de uiterwaardenklei langs de Waal. Toelichting bij 3 Zanddynamiek is kenmerkend voor dit vrij afstromende riviertraject en een van de belangrijkste motoren voor ecologisch herstel in de oeverzone van de uiterwaarden. Door het vastleggen van de oever met breuksteen en de aanleg van zomerkades is het zandtransport tussen de rivier en de oeverwal sterk gereduceerd. Herstel van dit zandtransport is gewenst, bv door: het verwijderen van de harde oeverbescherming op plaatsen waar deze niet nodig is voor bescherming van infrastructuur en dijken Deze reviewdocumenten zijn een gezamenlijk product van de leden van het expertteam rivierprojecten van het ministerie van LNV/kennisplatform Smart Rivers. Ze geven een aantal leidende principes voor de kwaliteit van hoogwater-, natuur- en delfstofwinprojecten in het Nederlandse rivierengebied, die voortkomen uit de specifieke landschapsecologische kenmerken (landschappelijk DNA) van de verschillende riviertrajecten. De documenten zijn via de website vrij beschikbaar voor iedereen die werkt aan de kwaliteit van uiterwaardprojecten en riviersystemen.

Elk riviertraject zijn eigen aanpak. Succesfactor voor uiterwaardinrichting:

Elk riviertraject zijn eigen aanpak. Succesfactor voor uiterwaardinrichting: Succesfactor voor uiterwaardinrichting: Systeemeigen uiterwaardinrichting Ontwerpen vanuit de eigenheid van een riviersysteem Bart Peters Bureau Drift De succesvolste projecten leggen structuren en processen

Nadere informatie

Het groeiende beek concept

Het groeiende beek concept Het groeiende beek concept Een ontwikkelingsstrategie voor de Wilderbeek Aanleiding In juni 07 is de Wilderbeek verlegd ten behoeve van de aanleg van de A73. De Wilderbeek kent over het traject langs de

Nadere informatie

Notitie Visie op ruimtelijke kwaliteit Zomerbedverdieping. Bosch Slabbers d.d. 16 december 2011

Notitie Visie op ruimtelijke kwaliteit Zomerbedverdieping. Bosch Slabbers d.d. 16 december 2011 Notitie Visie op ruimtelijke kwaliteit Zomerbedverdieping Bosch Slabbers d.d. 16 december 2011 1. Inleiding Aanleiding Het RvdR-project Zomerbedverlaging Beneden IJssel moet leiden tot verlaging van de

Nadere informatie

Kansen voor waterplanten langs de Rijntakken. 18 oktober 2012 Gerben van Geest Deltares

Kansen voor waterplanten langs de Rijntakken. 18 oktober 2012 Gerben van Geest Deltares Kansen voor waterplanten langs de Rijntakken 18 oktober 2012 Gerben van Geest Deltares Opbouw presentatie - Achtergrond; - Vergelijking situatie jaren vijftig met recente jaren; - Verschillen in peildynamiek;

Nadere informatie

Gendtse Waard - Presentatie

Gendtse Waard - Presentatie Gendtse Waard - Presentatie Gebiedsbeschrijving, analyse en variantenstudie herinrichting J.M.A. van den Hurk D. Emond februari 2016 In opdracht van: K3Delta In samenwerking met: Rodruza & Staatsbosbeheer

Nadere informatie

Het rivierklei-landschap

Het rivierklei-landschap Het rivierklei-landschap Kaart rivierlandschap in Het huidige rivierengebied omvat de stroomgebieden van de Maas en de Rijn. De Rijn vertakt vrijwel direct na binnenkomst in ons land bij Lobith in een

Nadere informatie

notitie Grondbank GMG 1. INLEIDING

notitie Grondbank GMG 1. INLEIDING notitie Witteveen+Bos van Twickelostraat 2 postbus 233 7400 AE Deventer telefoon 0570 69 79 11 telefax 0570 69 73 44 www.witteveenbos.nl onderwerp project opdrachtgever projectcode referentie opgemaakt

Nadere informatie

Resultaten van 20 jaar natuurontwikkeling MeerMaas, een initiatief van Natuurmonumenten

Resultaten van 20 jaar natuurontwikkeling MeerMaas, een initiatief van Natuurmonumenten Resultaten van 20 jaar natuurontwikkeling MeerMaas, een initiatief van Natuurmonumenten presentie symposium biodiversiteit & leefgebieden provincie Noord-Brabant 2016 4 november 2016 Fons Mandigers beheereenheid

Nadere informatie

Opbouw presentatie. Kansen voor waterplanten langs de Rijntakken. 15 december 2011 Gerben van Geest Deltares. - Achtergrond;

Opbouw presentatie. Kansen voor waterplanten langs de Rijntakken. 15 december 2011 Gerben van Geest Deltares. - Achtergrond; Opbouw presentatie - Achtergrond; Kansen voor waterplanten langs de Rijntakken - Sturende factoren voor waterplanten; - Uitleg KRW-tool. 15 december 11 Gerben van Geest Deltares Achtergrond: Maatregelen

Nadere informatie

: KRW Bentinckswelle : Aanvulling op aanvraag watervergunning LW-AF20122221

: KRW Bentinckswelle : Aanvulling op aanvraag watervergunning LW-AF20122221 HaskoningDHV Nederland B.V. Logo MEMO Aan : Waterschap Vallei en Veluwe Van : Esther van den Akker Kopie : Dossier : BA7927-101-100 Project : KRW Bentinckswelle Betreft : Aanvulling op aanvraag watervergunning

Nadere informatie

Maascollege. Waterstanden in de Maas, verleden, heden, toekomst

Maascollege. Waterstanden in de Maas, verleden, heden, toekomst Maascollege Waterstanden in de Maas, verleden, heden, toekomst Inhoud presentatie kararkteristiek stroomgebied waar komt het water vandaan hoogwater en lage afvoer hoogwaterbescherming De Maas MAAS RIJN

Nadere informatie

Natuurverkenning Grote Rivieren. bijlagenrapport

Natuurverkenning Grote Rivieren. bijlagenrapport Natuurverkenning Grote Rivieren bijlagenrapport Inhoud NAGW verkenning grote rivieren 3 Tabellen deeltrajecten Deze publicatie is tot stand gekomen in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken

Nadere informatie

Weghalen van oeverbestortingen grote impuls voor natuur langs de IJssel

Weghalen van oeverbestortingen grote impuls voor natuur langs de IJssel Persbericht 11 augustus 2010 De IJssel kan weer een echte rivier worden Weghalen van oeverbestortingen grote impuls voor natuur langs de IJssel Het verwijderen van breuksteen bestortingen lijkt één van

Nadere informatie

Hierdense Beek: building with nature in een Veluws beeksysteem. Peter van Beers Waterschap Vallei en Veluwe 3 maart 2016

Hierdense Beek: building with nature in een Veluws beeksysteem. Peter van Beers Waterschap Vallei en Veluwe 3 maart 2016 Hierdense Beek: building with nature in een Veluws beeksysteem Peter van Beers Waterschap Vallei en Veluwe 3 maart 2016 Overzicht presentatie Overzicht presentatie: 1. Systeem & gebied 2. Wat speelt er

Nadere informatie

Ecologische doelstelling

Ecologische doelstelling Nevengeulen langs de grote rivieren Leren van de praktijk Margriet Schoor Oost Nederland Platform beek- en rivierherstel Vreugderijkerwaard, oktober 2009 14 december 2011 Waarom nevengeulen? Hoofdgeul

Nadere informatie

Bijlandse Waard. Herinrichting voor veiligheid, natuur en beleving

Bijlandse Waard. Herinrichting voor veiligheid, natuur en beleving Bijlandse Waard Herinrichting voor veiligheid, natuur en beleving Mogelijkheden voor recreatie Het centrale deel van de Bijlandse Waard wordt een stil gebied om flora en fauna te beschermen. De randen

Nadere informatie

Naar een veilige en aantrekkelijke (bedijkte) Maas voor iedereen! Belangrijkste kenmerken van de potentiële voorkeurstrategie voor de bedijkte Maas (van Heumen/Katwijk tot aan Geertruidenberg), december

Nadere informatie

Cyclische Verjonging Ewijkse Plaat

Cyclische Verjonging Ewijkse Plaat Cyclische Verjonging Ewijkse Plaat Inrichtingsplan Bart Peters m.m.v. Heleen Vreugdenhil, E. Kater & W. Helmer 15 december 2004 POP-Project Cyclische Verjonging, Radboud Universiteit Nijmegen, Staatsbosbeheer,

Nadere informatie

Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch

Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch Inleiding In deze notitie worden verscheidene scenario s berekend en toegelicht ter ondersteuning van de bepaling van inrichtingsmaatregelen voor de EVZ Ter Wisch.

Nadere informatie

Winterbedverruiming in de Maascorridor

Winterbedverruiming in de Maascorridor verkennende studie in de deelgebieden maasbree en horst Winterbedverruiming in de Maascorridor Rivierverruiming gecombineerd met natuurontwikkeling in de stedelijke context van Venlo en buurgemeenten.

Nadere informatie

Vlijmens ven, Moerputten & Bossche Broek. De geschiedenis van een overstromingsvlakte in de Langstraat

Vlijmens ven, Moerputten & Bossche Broek. De geschiedenis van een overstromingsvlakte in de Langstraat Vlijmens ven, Moerputten & Bossche Broek De geschiedenis van een overstromingsvlakte in de Langstraat Vragen in het kader van fitnesscheck N2000 - Wat zijn de kenmerken van het landschaps`ecologisch systeem

Nadere informatie

VAN BRON TOT DELTA. Paul de Kort. een studie naar landschapskunst in de Blaricummermeent. Eemmeer. Eem. Amersfoort.

VAN BRON TOT DELTA. Paul de Kort. een studie naar landschapskunst in de Blaricummermeent. Eemmeer. Eem. Amersfoort. Eemmeer een studie naar landschapskunst in de Blaricummermeent Eem VAN BRON TOT DELTA Amersfoort Gelderse vallei Paul de Kort Utrechtse heuvelrug stuw gemaal Een Deltarivier in De Blaricummermeent De rivier

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 15058 5 juni 2015 Besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 4 juni 2015, nr. IENM/BSK-2015/101689 tot

Nadere informatie

Samenvatting. Inleiding

Samenvatting. Inleiding Samenvatting Inleiding Deze samenvatting hoort bij de rapportage Notitie Kansrijke Oplossingsrichtingen (NKO) voor het project Dijkversterking Tiel Waardenburg en Rivierverruiming Varik - Heesselt. Werken

Nadere informatie

Witteveen+Bos, RW /torm/027 definitief d.d. 26 maart 2012, toelichting aanvraag watervergunning

Witteveen+Bos, RW /torm/027 definitief d.d. 26 maart 2012, toelichting aanvraag watervergunning 2 Witteveen+Bos, RW1809-303-20/torm/027 definitief d.d. 26 maart 2012, toelichting aanvraag watervergunning BIJLAGE O1-4 PROJECTBESCHRIJVING 1. PROJECTBESCHRIJVING 1.1. Aanleiding De hoogwatersituaties

Nadere informatie

Spiegelplas en Ankeveense plassen

Spiegelplas en Ankeveense plassen Spiegelplas en Ankeveense plassen Stand van de natuur en herstelmaatregelen Gerard ter Heerdt Bart Specken Jasper Stroom Floor Speet Winnie Rip Een tienminuten gesprek. Hoe staan onze kinderen er voor?

Nadere informatie

Zandhonger. Kerend Tij Innovatie Competitie Hydrodynamische innovatie van de stormvloedkering Oosterschelde. 19 september 2002

Zandhonger. Kerend Tij Innovatie Competitie Hydrodynamische innovatie van de stormvloedkering Oosterschelde. 19 september 2002 Zandhonger Kerend Tij Innovatie Competitie Hydrodynamische innovatie van de stormvloedkering Oosterschelde 19 september 2002 Zandhonger, Gaat de Oosterschelde kopje onder? De Deltawerken veranderden de

Nadere informatie

a) Getijdenwerking en overstromingen op de Schelde

a) Getijdenwerking en overstromingen op de Schelde EXCURSIEPUNT DE SCHELDEVALLEI Hoogte = Ter hoogte van het voormalige jachtpaviljoen, De Notelaar, gelegen aan de Schelde te Hingene (fig. 1 en 2), treffen we een vrij groot slikke- en schorregebied aan,

Nadere informatie

Fauna in het rivierengebied: morfodynamiek in de Millingerwaard biedt kansen voor veel diersoorten. 1 juni 2013, Marieke de Lange

Fauna in het rivierengebied: morfodynamiek in de Millingerwaard biedt kansen voor veel diersoorten. 1 juni 2013, Marieke de Lange Fauna in het rivierengebied: morfodynamiek in de Millingerwaard biedt kansen voor veel diersoorten 1 juni 2013, Marieke de Lange Met dank aan Projectteam Jinze Noordijk Marijn Nijssen Gilbert Maas Sabine

Nadere informatie

DE BANEN NAAR EEN HOGER PEIL

DE BANEN NAAR EEN HOGER PEIL DE BANEN NAAR EEN HOGER PEIL Bekijk op https://www.youtube.com/watch?v=pgyczqy-krm voor het herinirichtingplan Sarsven en De Banen. Begin vorige eeuw kwamen plantenliefhebbers uit het hele land al naar

Nadere informatie

Advies bij ruimtelijk plannen en ontwerpen voor de Kaderrichtlijn Water W.M.Liefveld

Advies bij ruimtelijk plannen en ontwerpen voor de Kaderrichtlijn Water W.M.Liefveld Handreiking uiterwaardinrichting Maas Advies bij ruimtelijk plannen en ontwerpen voor de Kaderrichtlijn Water W.M.Liefveld Handreiking uiterwaardinrichting Maas Advies bij ruimtelijk plannen en ontwerpen

Nadere informatie

Bestuurlijke samenvatting. Laatste onderzoeksresultaten De Groote Meer op de Brabantse Wal

Bestuurlijke samenvatting. Laatste onderzoeksresultaten De Groote Meer op de Brabantse Wal Bestuurlijke samenvatting Laatste onderzoeksresultaten De Groote Meer op de Brabantse Wal De Groote Meer, deels gevuld met water De Brabantse Wal: een afwisselend natuurgebied met een grote variatie aan

Nadere informatie

Bronnen aan de basis van een goede natuurkwaliteit Over herstelbeheer in bronsystemen

Bronnen aan de basis van een goede natuurkwaliteit Over herstelbeheer in bronsystemen Veldwerkplaats 16 mei 2012 Bronnen aan de basis van een goede natuurkwaliteit Over herstelbeheer in bronsystemen Rob van Dongen, Waterschap Regge en Dinkel & Marcel Horsthuis, Unie van Bosgroepen Bronnen

Nadere informatie

Natte Natuurparel Nemerlaer 1 20-10-2011

Natte Natuurparel Nemerlaer 1 20-10-2011 Overzicht situatie en maatregelen per perceel NNP Project: NNP = Perceel is op orde voor realisatie AmbitieNatuurbeheertype = AmbitieNatuurbeheertype is haalbaar door uitvoering maatregelen = AmbitieNatuurbeheertype

Nadere informatie

Gemeente Zwolle. Morfologisch gevoeligheidsonderzoek Westenholte. Witteveen+Bos. Willemskade postbus 2397.

Gemeente Zwolle. Morfologisch gevoeligheidsonderzoek Westenholte. Witteveen+Bos. Willemskade postbus 2397. Gemeente Zwolle Morfologisch gevoeligheidsonderzoek Westenholte Willemskade 19-20 postbus 2397 3000 CJ Rotterdam telefoon 010 244 28 00 telefax 010 244 28 88 Gemeente Zwolle Morfologisch gevoeligheidsonderzoek

Nadere informatie

ADVIES MEANDERENDE MAAS Dijktraject Ravenstein-Lith

ADVIES MEANDERENDE MAAS Dijktraject Ravenstein-Lith ADVIES MEANDERENDE MAAS Dijktraject Ravenstein-Lith 7 februari 2019 Uitgebracht aan: In afschrift aan: het College van Gedeputeerde Staten Noord-Brabant t.a.v. Mevrouw N. Wester, programmamanager Milieu

Nadere informatie

Ruimte voor de Waal Nijmegen Achtergrondrapport Morfologie

Ruimte voor de Waal Nijmegen Achtergrondrapport Morfologie Ruimte voor de Waal Nijmegen Gemeente Nijmegen 1 oktober 2010 Definitief rapport 9V0718.06 HASKONING NEDERLAND B.V. KUST & RIVIEREN Barbarossastraat 35 Postbus 151 6500 AD Nijmegen (024) 328 42 84 Telefoon

Nadere informatie

BEEKDALHERSTEL & VERWEVEN MENS EN NATUUR

BEEKDALHERSTEL & VERWEVEN MENS EN NATUUR BEEKDALHERSTEL & VERWEVEN MENS EN NATUUR vastgoedconcep- INHOUD 1. INLEIDING 2. HUIDIGE SITUATIE 3. ONTWIKKELING BEEKDAL 4. LANDSCHAP 5. MENS EN NATUUR 6. GEBOUW 7. DUURZAAM vastgoedconcep- BEEKDALHERSTEL

Nadere informatie

De grote modderkruiper uitgepeild. Jan Kranenbarg & Arthur de Bruin

De grote modderkruiper uitgepeild. Jan Kranenbarg & Arthur de Bruin De grote modderkruiper uitgepeild Jan Kranenbarg & Arthur de Bruin Karakteristieken grote modderkruiper Lang flexibel lichaam (max lengte circa 30 cm) Darm ademhaling, larven hebben uitwendige kieuwen

Nadere informatie

Kwabaal Gelderland Kansen voor herstel

Kwabaal Gelderland Kansen voor herstel Kwabaal Gelderland Kansen voor herstel Frank Spikmans Zaltbommel, 7 september 2017 Kwabaal Gelderland Ecologie & verspreiding Oorzaken achteruitgang Actuele toestand leefgebieden Kansen herstel Leefgebied

Nadere informatie

Niet de enige laag, Wel de belangrijkste

Niet de enige laag, Wel de belangrijkste Natuur en hoogwaterveiligheid in het Maasdal: Een coalitie op het dunne koord Kwaliteit van rivier- en inrichtingsprojecten Hoe definieer je de Ruimtelijke Kwaliteit in Rivierprojecten? Wat is de specifieke

Nadere informatie

Om in aanmerking te komen voor een beoordeling op basis van Artikel 6d moet de verlaging van waterstanden ten minste 1 cm bedragen.

Om in aanmerking te komen voor een beoordeling op basis van Artikel 6d moet de verlaging van waterstanden ten minste 1 cm bedragen. Afgedrukt: 21 februari 2014 Project : Ontwerp landgoederen Ossenwaard Datum : 17 februari 2014 Onderwerp : Resultaten van de berekeningen Van : Anne Wijbenga; Joana Vieira da Silva Aan : M. van Berkel

Nadere informatie

Nevengeulen als kraamkamer voor vis Onderzoeksresultaten

Nevengeulen als kraamkamer voor vis Onderzoeksresultaten Nevengeulen als kraamkamer voor vis Onderzoeksresultaten 2000-2010 Martijn Schiphouwer (i.p.v. Jan Kranenbarg) Vreugderijkerwaard, 18-10-2012 Opbouw presentatie 1. ON-onderzoek 2009: nevengeulen & uiterwaardwateren

Nadere informatie

Kwabaal aan een zijden draadje Geschreven door Frank Spikmans (RAVON), Jan Kranenbarg (RAVON) en Anja Baks (Provincie Gelderland)

Kwabaal aan een zijden draadje Geschreven door Frank Spikmans (RAVON), Jan Kranenbarg (RAVON) en Anja Baks (Provincie Gelderland) Kwabaal aan een zijden draadje Geschreven door Frank Spikmans (RAVON), Jan Kranenbarg (RAVON) en Anja Baks (Provincie Gelderland) Samenvatting De kwabaal is de enige zoetwaterkabeljauw en tevens de meest

Nadere informatie

Inrichting Straelensbroek/ Straelens Schuitwater

Inrichting Straelensbroek/ Straelens Schuitwater Uitgangssituatie Algemeen Inrichting Straelensbroek/ Straelens Schuitwater Projectnummer: 2008_009 Projectnaam: Inrichting Straelensbroek/Straelens Schuitwater PMJP: B1 Inrichting verworven EHS Natuurdoel:

Nadere informatie

analyse GGOR Voor verdere informatie (zoals ligging verschillende natuurdoeltypen) wordt verwezen naar de beschrijving en kaarten van het AGOR.

analyse GGOR Voor verdere informatie (zoals ligging verschillende natuurdoeltypen) wordt verwezen naar de beschrijving en kaarten van het AGOR. analyse GGOR afweging en uitgangspunten Het GGOR voor Alm&Biesbosch richt zich op het realiseren van de gewenste peilen ten behoeve van de geambieerde natuurdoeltypen van de provincie Noord-Brabant voor

Nadere informatie

Zwart Water_Inrichting Schaapsen Diepbroek incl. sanering stortlocaties

Zwart Water_Inrichting Schaapsen Diepbroek incl. sanering stortlocaties Uitgangssituatie Algemeen Zwart Water_Inrichting Schaapsen Diepbroek incl. sanering stortlocaties Projectnummer: 2009_015 Projectnaam: Zwart Water_Inrichting Schaaps- en diepbroek incl sanering stort 1

Nadere informatie

De kracht van verbeeldend ontwerpen bij de Adaptieve Uitvoeringsstrategie Maas. Presentatie Klimaatconferentie 27 juni Eindhoven

De kracht van verbeeldend ontwerpen bij de Adaptieve Uitvoeringsstrategie Maas. Presentatie Klimaatconferentie 27 juni Eindhoven De kracht van verbeeldend ontwerpen bij de Adaptieve Uitvoeringsstrategie Maas Presentatie Klimaatconferentie 27 juni Eindhoven Koers / bestuurlijke voorkeur Ruimtelijk Perspectief Maas Maatregelpakketten

Nadere informatie

AK samenvatting H4. Het stroomstelsel is de hoofdrivier met alle zijtakken, het bestaat uit drie delen:

AK samenvatting H4. Het stroomstelsel is de hoofdrivier met alle zijtakken, het bestaat uit drie delen: AK samenvatting H4 Paragraaf 2 Het stroomstelsel is de hoofdrivier met alle zijtakken, het bestaat uit drie delen: Bovenloop (hoog in de bergen, snelle rivierstroom) Middenloop (door een dal met ingesneden

Nadere informatie

Natte en Vochtige bossen. Hydrologisch herstel van natte en vochtige bossen: welke kansen liggen er?

Natte en Vochtige bossen. Hydrologisch herstel van natte en vochtige bossen: welke kansen liggen er? Natte en Vochtige bossen Hydrologisch herstel van natte en vochtige bossen: welke kansen liggen er? Indeling Landschappelijke positie natte en vochtige bossen Verdroging Waar liggen de kansen? Hoe te herkennen

Nadere informatie

Beek of beekmoeras? Water stroomt waar het gaan kan, en anders niet. Veldwerkplaats Beekdallandschap Verslag Geeserstroomgebied, Gees, 13 mei 2008

Beek of beekmoeras? Water stroomt waar het gaan kan, en anders niet. Veldwerkplaats Beekdallandschap Verslag Geeserstroomgebied, Gees, 13 mei 2008 Beek of beekmoeras? Water stroomt waar het gaan kan, en anders niet Veldwerkplaats Beekdallandschap Verslag Geeserstroomgebied, Gees, 13 mei 2008 Inleiders: Rients Hofstra, DLG en Piet Verdonschot, Alterra

Nadere informatie

Bart Peters Gijs Kurstjens. Rijn in Beeld. Deel 2: Inrichting, beheer en beleid langs grote rivieren

Bart Peters Gijs Kurstjens. Rijn in Beeld. Deel 2: Inrichting, beheer en beleid langs grote rivieren Bart Peters Gijs Kurstjens Rijn in Beeld Deel 2: Inrichting, beheer en beleid langs grote rivieren Rijn in Beeld Deel 2 Inrichting, beheer en beleid langs grote rivieren Rijn in Beeld Deel 2: Inrichting,

Nadere informatie

Natuurvriendelijke oevers langs de Lek

Natuurvriendelijke oevers langs de Lek Natuurvriendelijke oevers langs de Lek Evaluatie van 6 jaar monitoring SAMENVATTING W.M. Liefveld A. Bak In opdracht van Rijkswaterstaat Samenvatting Momenteel stellen de waterbeheerders hun maatregelenprogramma

Nadere informatie

Demonstrator Gidsmodellen Nederlandse steden.

Demonstrator Gidsmodellen Nederlandse steden. Demonstrator Gidsmodellen Nederlandse steden. Wim Timmermans, Giilbert Maas, Vincent Grond Probleem 1. Steden staan niet los van hun omgeving. Als je een kuststad als Haarlem vergelijkt met Apeldoorn op

Nadere informatie

Kernboodschap: Waterbeheerders houden rekening met aanhoudende droogte

Kernboodschap: Waterbeheerders houden rekening met aanhoudende droogte Watermanagementcentrum Nederland Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) Droogtebericht 26 april 2011 Nummer 2011-03 Kernboodschap: Waterbeheerders houden rekening met aanhoudende droogte

Nadere informatie

Herinrichting Hagmolenbeek Meer berging, meer stroming, meer fauna

Herinrichting Hagmolenbeek Meer berging, meer stroming, meer fauna Herinrichting Hagmolenbeek Meer berging, meer stroming, meer fauna Rob van Dongen, Waterschap Vechtstromen Met dank aan Pieter Jelle Damsté & Friso Koop Inhoud presentatie 1. Opgave Hagmolenbeek 2. Korte

Nadere informatie

Memo WSR c.c.: Noël Geilen Tom Buijse Luc Jans Emiel van Velzen

Memo WSR c.c.: Noël Geilen Tom Buijse Luc Jans Emiel van Velzen Memo WSR 2004-029 Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat Aan Frank Kok c.c.: Noël Geilen Tom Buijse Luc Jans Emiel van Velzen Van ir. M.H.I. Schropp Datum 17 december 2004 Onderwerp Ontwerpwaarden

Nadere informatie

- Sint Jansberg: ligt voor het grootste deel buiten het projectgebied en daarnaast is er geen oppervlaktewater aanwezig.

- Sint Jansberg: ligt voor het grootste deel buiten het projectgebied en daarnaast is er geen oppervlaktewater aanwezig. V.1. Natura 2000 gebieden Er liggen 3 Natura 2000 gebieden in of in nabijheid van het projectgebied (zie afbeelding 9 in bijlage V): - Gelderse Poort: de Groenlanden en Ooijsche Graaf liggen binnen het

Nadere informatie

Assetmanagement van nevengeulen

Assetmanagement van nevengeulen Assetmanagement van nevengeulen Kennisdag Platform Beek- en Rivierherstel 15 november 2016 Luc Jans Oost-Nederland Assets; wat zijn dat? Bezittingen, eigendommen, onderdelen, objecten In de wegeninfrastructuur

Nadere informatie

Modelleren bij Beekherstel

Modelleren bij Beekherstel Modelleren bij Beekherstel Overbodige luxe of noodzakelijk kwaad Eisse Wijma Juni 2008 Niet het doel maar het middel Beekherstel Kleine Beerze Zuid Bron: WS de Dommel 1 Onze Visie Modelleren draagt bij

Nadere informatie

Hoofdvraag: Hoe kan een gebied of een landschap milieuaantasting door verdroging optreden en hoe kan dit worden tegengegaan?

Hoofdvraag: Hoe kan een gebied of een landschap milieuaantasting door verdroging optreden en hoe kan dit worden tegengegaan? Praktische-opdracht door een scholier 1523 woorden 16 januari 2006 6,4 18 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde Wereldwijs Stap 1: De onderzoeksvraag Hoofdvraag: Hoe kan een gebied of een landschap

Nadere informatie

Hoogwatergeul Varik Heesselt

Hoogwatergeul Varik Heesselt MIRT2-Verkenning Hoogwatergeul Varik Heesselt Bepaling bandbreedte Klankbordgroep d.d. 5 februari 2014 Wat ga ik u vertellen Wat is onze opdracht en aanpak? Waar moet u aan denken bij een hoogwatergeul?

Nadere informatie

1 Kwel en geohydrologie

1 Kwel en geohydrologie 1 Kwel en geohydrologie 1.1 Inleiding Grondwater in de omgeving van de grote rivieren in Nederland wordt door verschillen in het peil sterk beïnvloed. Over het algemeen zal het rivierpeil onder het grondwatervlak

Nadere informatie

hydraulische, morfologische en scheepvaarteffecten dijkversterking BR636-1 BR636-1/smei/147 ir. A. Zoon

hydraulische, morfologische en scheepvaarteffecten dijkversterking BR636-1 BR636-1/smei/147 ir. A. Zoon memo Witteveen+Bos Postbus 2397 3000 CJ Rotterdam telefoon 010 244 28 00 telefax 010 244 28 88 hydraulische, morfologische en scheepvaarteffecten dijkversterking BR636-1 BR636-1/smei/147 ir. A. Zoon datum

Nadere informatie

Van mais naar vochtig schraalland, de teletijdmachine van Blues in the marshes

Van mais naar vochtig schraalland, de teletijdmachine van Blues in the marshes Van mais naar vochtig schraalland, de teletijdmachine van Blues in the marshes Veldwerkplaats Herstel van vochtig schraalland 14 juli 2016 Fons Mandigers Natuurmonumenten Ecologische Hoofdstructuur (Natte

Nadere informatie

Figuur 1: Hoogteligging plangebied ( AHN, Rijkswaterstaat)

Figuur 1: Hoogteligging plangebied ( AHN, Rijkswaterstaat) 2.6 Geohydrologie 2.6.1 Algemeen Ten behoeve van het ontwerp van de locatie dient inzicht te worden verkregen in de opbouw van de bodem, de heersende grondwaterregimes en de terreingesteldheid. In deze

Nadere informatie

Bodems in een veranderend(natuur) landschap

Bodems in een veranderend(natuur) landschap Bodems in een veranderend(natuur) landschap door de ogenvan eengeograaf Erik Meijles Rijksuniversiteit Groningen Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen& Kenniscentrum Landschap e.w.meijles@rug.nl Foto: Koopman

Nadere informatie

Ruimte voor rivier en bever in De Schellen, deel II

Ruimte voor rivier en bever in De Schellen, deel II Ruimte voor rivier en bever in De Schellen, deel II Notitie met aanvullingen op een eerder mitigatieplan 2011, Vilmar Dijkstra Rapport van de Zoogdiervereniging In opdracht van Waterschap Groot Salland

Nadere informatie

Watermanagement en het stuwensemble Nederrijn en Lek. Voldoende zoetwater, bevaarbare rivieren

Watermanagement en het stuwensemble Nederrijn en Lek. Voldoende zoetwater, bevaarbare rivieren Watermanagement en het stuwensemble Nederrijn en Lek Voldoende zoetwater, bevaarbare rivieren Rijkswaterstaat beheert de grote rivieren in Nederland. Het stuwensemble Nederrijn en Lek speelt hierin een

Nadere informatie

Nut en noodzaak fosfaatonderzoek natuurinrichting WaalenBurg

Nut en noodzaak fosfaatonderzoek natuurinrichting WaalenBurg Nut en noodzaak fosfaatonderzoek natuurinrichting WaalenBurg HASKONINGDHV NEDERLAND B.V. RIVERS, DELTAS & COASTS Aan : Provincie Noord-Holland Van : Joost Rink en Tom van den Broek Datum : 9 januari 2015

Nadere informatie

AK HF SE 2 'Wonen in NL' hoofdstuk 1

AK HF SE 2 'Wonen in NL' hoofdstuk 1 Balgstuw Opblaasbare dam in de rivier. Bij Kampen bedoeld om te voorkomen dat water van het IJsselmeer de IJssel in wordt gestuwd door de wind. Als dit wel gebeurd kan dat leiden tot hoge waterstanden

Nadere informatie

De Biesbosch gelegen tussen de verstedelijkte Randstad en de Brabantse Stedenrij.

De Biesbosch gelegen tussen de verstedelijkte Randstad en de Brabantse Stedenrij. e Biesbosch gelegen tussen de verstedelijkte Randstad en de Brabantse Stedenrij. Merwedes e Waal voert het grootste deel van de Rijnafvoer af (ongeveer zestig procent). Vanaf Slot Loevesteijn komt het

Nadere informatie

1. Ecologisch streefbeeld 2. Systeemkenmerken kwelgraslanden

1. Ecologisch streefbeeld 2. Systeemkenmerken kwelgraslanden 1. Ecologisch streefbeeld Kwelgraslanden zijn vochtige tot natte graslanden die onder invloed van lokale of regionale kwel staan. Ze zijn afhankelijk van hoge grondwaterstanden en een geringe tot matig

Nadere informatie

Ooibossen zijn bossen die op natuurlijke wijze zijn ontstaan en langs rivieren groeien.

Ooibossen zijn bossen die op natuurlijke wijze zijn ontstaan en langs rivieren groeien. Ooibossen Definitie Ooibossen zijn bossen die op natuurlijke wijze zijn ontstaan en langs rivieren groeien. Ooi is een oud woord voor nat terrein nabij een rivier Deze bossen worden voortdurend blootgesteld

Nadere informatie

Ontwikkelingen ontwerp Koeweide/Trierveld. Overleg 12 maart 2019 Klankbordgroep Koeweide - Trierveld

Ontwikkelingen ontwerp Koeweide/Trierveld. Overleg 12 maart 2019 Klankbordgroep Koeweide - Trierveld Ontwikkelingen ontwerp Koeweide/Trierveld Overleg 12 maart 2019 Klankbordgroep Koeweide - Trierveld Wat er speelt Uitvoering Koeweide/Trierveld vordert gestaag: Stroomgeulverbreding deels gereed Trierveld

Nadere informatie

Projectplan (ontwerpbesluit) Aanpassen Heelsumse beek

Projectplan (ontwerpbesluit) Aanpassen Heelsumse beek Projectplan (ontwerpbesluit) Aanpassen Heelsumse beek 1 Projectbeschrijving 1.1 Wat wordt aangelegd of gewijzigd? Dit Projectplan gaat over het aanpassen van de Heelsumse beek vanaf de N225 tot aan de

Nadere informatie

Natuurlijke Klimaatbuffer Ooijen-Wanssum. Natte natuur voor droge voeten

Natuurlijke Klimaatbuffer Ooijen-Wanssum. Natte natuur voor droge voeten Natuurlijke Klimaatbuffer Ooijen-Wanssum Natte natuur voor droge voeten Marcel Vermeulen projectleider / projectcoördinator Staatsbosbeheer regio Zuid Projectenbureau initiëren, begeleiden, uitvoeren extern

Nadere informatie

Samen werken aan waterkwaliteit. Voor schoon, voldoende en veilig water

Samen werken aan waterkwaliteit. Voor schoon, voldoende en veilig water Samen werken aan waterkwaliteit Voor schoon, voldoende en veilig water D D Maatregelenkaart KRW E E N Z D E Leeuwarden Groningen E E W A IJSSELMEER Z Alkmaar KETELMEER ZWARTE WATER MARKER MEER NOORDZEEKANAAL

Nadere informatie

Dynamische kustecosystemen op de Waddeneilanden. Op reis naar de Boschplaat, symposium 30/31 mei 2017 Evert Jan Lammerts, Staatsbosbeheer

Dynamische kustecosystemen op de Waddeneilanden. Op reis naar de Boschplaat, symposium 30/31 mei 2017 Evert Jan Lammerts, Staatsbosbeheer Dynamische kustecosystemen op de Waddeneilanden Op reis naar de Boschplaat, symposium 30/31 mei 2017 Evert Jan Lammerts, Staatsbosbeheer Sturende dynamische processen Stroming van zoet en zout oppervlakte-

Nadere informatie

Rijkswaterstaat Ministerie van tnftastructuur en Milieu

Rijkswaterstaat Ministerie van tnftastructuur en Milieu Rijkswaterstaat Ministerie van tnftastructuur en Milieu M.E.R.-BEOORDELINGSNOTITIE STROOMLI]N MAAS, FASE 3, TRANCHE $ Deelgebied Lithse Ham Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu Datum

Nadere informatie

Jan de Brouwer, Piet Verdonschot en Anna Besse

Jan de Brouwer, Piet Verdonschot en Anna Besse Beekdalbreed hermeanderen Technieken om dood hout in te brengen Jan de Brouwer, Piet Verdonschot en Anna Besse Jan.debrouwer@wur.nl Piet.verdonschot@wur.nl nl Anna.besse@wur.nl team zoetwaterecologie Piet

Nadere informatie

Addendum op RAAP-rapport 1254: Plangebied Winssense Waarden / zandtransportzone in het kader van vergunningverlening plan Geertjesgolf

Addendum op RAAP-rapport 1254: Plangebied Winssense Waarden / zandtransportzone in het kader van vergunningverlening plan Geertjesgolf 1 Addendum op RAAP-rapport 1254: Plangebied Winssense Waarden / zandtransportzone in het kader van vergunningverlening plan Geertjesgolf Eckhart Heunks 01-10-2012 1. Inleiding Een onderdeel van het plan

Nadere informatie

Werkplaats Smakterbroek toekomst voor het gebied Vierlingsbeek Smakt/Holthees Maashees Erik Opdam - Procesmanager

Werkplaats Smakterbroek toekomst voor het gebied Vierlingsbeek Smakt/Holthees Maashees Erik Opdam - Procesmanager Werkplaats Smakterbroek toekomst voor het gebied Vierlingsbeek Smakt/Holthees Maashees Erik Opdam - Procesmanager Inhoud Video bestuurders, eerste werkplaats en veldbezoek kavelruil bekeken? Zie www.aaenmaas.nl/smakterbroek

Nadere informatie

1. Status. 2. Kenschets. 3. Definitie. H91F0 versie 1 sept 2008.doc. Habitatrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1994).

1. Status. 2. Kenschets. 3. Definitie. H91F0 versie 1 sept 2008.doc. Habitatrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1994). Dit profiel dient gelezen, geïnterpreteerd en gebruikt te worden in combinatie met de leeswijzer, waarin de noodzakelijke uitleg van de verschillende paragrafen vermeld is. Gemengde oeverformaties met

Nadere informatie

Herstel sprengen en Grift in Apeldoorn

Herstel sprengen en Grift in Apeldoorn Verslag excursie subgroep Realisatie op de ALV-dag 21 april 2009 Herstel sprengen en Grift in Apeldoorn Met medewerking van Wim Vilsteren en Diederik Brem (Waterschap Veluwe) Op het programma staat een

Nadere informatie

Aanmeldingsnotitie MER-beoordeling

Aanmeldingsnotitie MER-beoordeling Aanmeldingsnotitie MER-beoordeling Aan: Provincie Utrecht, Trix Buurman en Dennis Keeman Van: Gebiedscoöperatie O-gen, Maarten van den Berg Onderwerp: m.e.r.-beoordeling Datum: 8 januari 2016 1 Inleiding

Nadere informatie

Samenvatting PlanMER, obstakelverwijdering Elst

Samenvatting PlanMER, obstakelverwijdering Elst 2 21 mei 2012 versie 1a Document historie Revisienummer. Revisie datum Aanpassingen 0a 13 april 2012 Eerste concept 1a 21 mei 2011 Alle opmerkingen verwerkt 3 21 mei 2012 versie 1a 1 Samenvatting Voor

Nadere informatie

1 Verslag 2 effectbepaling Rivierkundige effecten Via15 Depots Scherpekamp

1 Verslag 2 effectbepaling Rivierkundige effecten Via15 Depots Scherpekamp 1 Verslag 2 effectbepaling Rivierkundige effecten Via15 26/08/15 06-83 98 30 64 claus@uflow.nl www.uflow.nl Hoenloseweg 3 8121 DS Olst Aan: Mevr. I. Dibbets, Dhr. F. Berben Cc Mevr. S. Malakouti Rijkswaterstaat

Nadere informatie

1 Rivierkundige Toetsing Definitief 1 Verbreding invaart Haaften

1 Rivierkundige Toetsing Definitief 1 Verbreding invaart Haaften 1 Rivierkundige Toetsing Definitief 1 27/05/2016 Rijkswaterstaat Oost Nederland Afdeling SLU p.a. K. Kroese, A.H. Thielking Postbus 25 6200 MA Maastricht Geachte lezer, Inleiding Op 18 april j.l. heeft

Nadere informatie

ffi PROVIN CIE :: UTRECHT

ffi PROVIN CIE :: UTRECHT ffi PROVIN CIE :: UTRECHT Gebiedscoöperatie O-gen, t.a.v. Anne Jansen, Postbus 125, 3925 A Scherpenzeel. DATUM NUMMER UW BRIEF VAN UW NUMMER BIJLAGE 15 februari2016 817D0381 1 TEAM REFERENTIE DOORKIESNUMMER

Nadere informatie

Ontwerp Weelde in de Beuningse uiterwaarden 2015

Ontwerp Weelde in de Beuningse uiterwaarden 2015 Ontwerp Weelde in de Beuningse uiterwaarden 2015 Ontwerp Weelde in de Beuningse uiterwaarden 2015 Inleiding In dit boekje leest u in hoofdlijnen hoe het ontwerp van de Beuningse uiterwaarden er uit ziet.

Nadere informatie

Burgemeester en wethouders van Venlo, ter attentie van de heer L. Rooden, Postbus 3434, 5902RK Venlo

Burgemeester en wethouders van Venlo, ter attentie van de heer L. Rooden, Postbus 3434, 5902RK Venlo Burgemeester en wethouders van Venlo, ter attentie van de heer L. Rooden, Postbus 3434, 5902RK Venlo Betreft zienswijze i.v.m. NRD MER Integrale Verkenning Meer Maas Meer Venlo. Geachte heer Rooden, Arcen

Nadere informatie

grondwater doorgrond wat kunt u doen tegen grondwateroverlast?

grondwater doorgrond wat kunt u doen tegen grondwateroverlast? grondwater doorgrond wat kunt u doen tegen grondwateroverlast? grondwater doorgrond Grondwater bestaat uit regenwater en oppervlaktewater dat in de bodem is weg gezakt en kwelwater dat onder druk uit lager

Nadere informatie

Gijs Kurstjens Bart Peters. Rijn in Beeld. Deel 1: Ecologische resultaten van 20 jaar natuurontwikkeling langs de Rijntakken

Gijs Kurstjens Bart Peters. Rijn in Beeld. Deel 1: Ecologische resultaten van 20 jaar natuurontwikkeling langs de Rijntakken Gijs Kurstjens Bart Peters Rijn in Beeld Deel 1: Ecologische resultaten van 20 jaar natuurontwikkeling langs de Rijntakken Rijn in Beeld Deel 1 Ecologische resultaten van 20 jaar natuurontwikkeling langs

Nadere informatie

RENHEIDE OP PEIL Doel pilot Beoogde effecten Maatregelen

RENHEIDE OP PEIL Doel pilot Beoogde effecten Maatregelen Doel pilot GGOR: Gewogen Grondwater- en Oppervlaktewater Regime Verbetering waterhuishouding voor zowel landbouw als natuur Betere stuurbaarheid waterpeil in Buulder Aa Natuurlijker peilverloop (winter

Nadere informatie

Gebiedsontwikkeling Demen-Dieden Kleiwinning als drager voor natuurontwikkeling en rivierverruiming

Gebiedsontwikkeling Demen-Dieden Kleiwinning als drager voor natuurontwikkeling en rivierverruiming Gebiedsontwikkeling Demen-Dieden Kleiwinning als drager voor natuurontwikkeling en rivierverruiming Najaar 2017 PROGRAMMA MEERMAAS In de Maasuiterwaarden werken verschillende partijen samen aan natuurontwikkeling

Nadere informatie

Datum 14 december Herstel Meander Lunterse Beek Scherpenzeel. Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Vallei en Veluwe

Datum 14 december Herstel Meander Lunterse Beek Scherpenzeel. Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Vallei en Veluwe PROJECTPLAN WATERWET Datum 14 december 2015 Projectnummer P205508 Onderwerp Herstel Meander Lunterse Beek Scherpenzeel Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Vallei en Veluwe besluit het

Nadere informatie

Planstudie herinrichting Heesseltsche Uiterwaarden. Ruimtelijk kwaliteitskader

Planstudie herinrichting Heesseltsche Uiterwaarden. Ruimtelijk kwaliteitskader Planstudie herinrichting Heesseltsche Uiterwaarden Ruimtelijk kwaliteitskader Planstudie herinrichting Heesseltsche Uiterwaarden Ruimtelijk Kwaliteitskader Planstudie herinrichting Heesseltsche Uiterwaarden

Nadere informatie

Reactienota gewijzigde aanleg Inlaatsysteem IJsseldijk. 26 april 2017

Reactienota gewijzigde aanleg Inlaatsysteem IJsseldijk. 26 april 2017 Reactienota gewijzigde aanleg Inlaatsysteem IJsseldijk 26 april 2017 Inhoudsopgave I. Onderwerp... 3 II. Toelichting... 3 III. Zienswijze en beantwoording... 4 IV. Ambtshalve wijzigingen... 8 IV. Bijlage...

Nadere informatie

Zomerbedverlaging Beneden-IJssel

Zomerbedverlaging Beneden-IJssel Zomerbedverlaging Beneden-Jssel Passende beoordeling tbv vergunningsaanvraag ex art. 19d en art. 16 Natuurbeschermingswet 1998 Programmadirectie Ruimte voor de Rivier mei 2013 definitief Zomerbedverlaging

Nadere informatie