BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. 1. Verloop van de procedure

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. 1. Verloop van de procedure"

Transcriptie

1 Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 5968/141 Betreft zaak: Bezwaar OCI AFA VoF (voorheen DSM AFA VoF)/GasTerra B.V. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op het bezwaar tegen het besluit van 26 juni 2009, met kenmerk 5968/11 (afwijzing van de aanvraag tot toepassing van artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet). 1. Verloop van de procedure 1. In haar brief van 22 januari 2007 heeft de Vereniging van Kunstmestproducenten (hierna VKP ) verzocht om toepassing van de Mededingingswet (hierna Mw ). De aanvraag betrof een klacht over misbruik van een economische machtspositie door GasTerra B.V. (hierna GasTerra ). 2. Naar aanleiding van de klacht heeft de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna de NMa ) een onderzoek ingesteld, in het bijzonder naar de mogelijkheid dat GasTerra voor de levering van gas buitensporig hoge prijzen in rekening brengt. 3. In december 2007 heeft de NMa onderzoeksbureau Frontier Economics (hierna Frontier Economics ) ingeschakeld om een deel van het onderzoek uit te voeren. Frontier Economics stelde in oktober 2008 zijn eindrapportage op Pricing of wholesale gas in the Netherlands, een studie naar de prijzen van GasTerra over de jaren Gezien de resultaten van het onderzoek besloot de Raad van Bestuur van de NMa (hierna de Raad ) op 26 juni 2009 om de aanvraag af te wijzen. Het besluit is op de website van de NMa geplaatst, evenals de Frontier Economicsstudie. Bij de publicatie van de studie over de jaren 2001 tot en met 2007 heeft de NMa aangekondigd dat dit onderzoek gevolgd zal worden door een onderzoek naar de ontwikkeling van de gasprijzen van GasTerra in de jaren 2008 en Openbaar

2 5. Op 7 augustus 2009 maakte de vennootschap onder firma, DSM AFA VoF 1, tijdig bezwaar tegen genoemd besluit van 26 juni Op 15 september 2009 verzocht de NMa DSM AFA VoF schriftelijk om bij de aanvulling van het bezwaarschrift ook in te gaan op de belanghebbendheid. Op 20 oktober 2009 is het bezwaarschrift door DSM AFA VoF aangevuld Op 11 juni 2010 vond ten kantore van de NMa een hoorzitting plaats. GasTerra zag af van het geven van een mondelinge zienswijze. Na de hoorzitting zijn schriftelijke vragen aan haar gesteld. Een afschrift van de antwoorden met bijlagen 4 is verstrekt aan DSM AFA VoF. 5 Van de hoorzitting is een verslag 6 opgemaakt dat aan de betrokkenen is toegezonden op 20 augustus In oktober 2010 rapporteerde Frontier Economics de resultaten van het vervolgonderzoek dat het in opdracht van de NMa uitvoerde over de jaren 2008 en In januari 2011 is deze rapportage toegevoegd aan het dossier en zijn de betrokkenen in de gelegenheid gesteld om er een reactie op te geven. 2. Betrokken partijen 2.1 Klaagster 8. De VKP is een vereniging naar Nederlands recht, die statutair gevestigd is in s-gravenhage. De vereniging heeft tot doel de algemene, immateriële en materiële belangen van haar leden te behartigen. Lid van de vereniging kan iedere natuurlijke of rechtspersoon zijn die op één of meer in Nederland gelegen vestigingsplaatsen kunstmeststoffen fabriceert. 2.2 Indienster bezwaarschrift 9. OCI AFA VoF (hierna OCI ) is een vennootschap onder firma, voorheen genaamd DSM AFA VOF. Zij bestaat sinds 22 december 2000 en zij is gevestigd in Geleen. De vennootschap onder firma kent twee vennoten, die ieder voor vijftig percent participeren in de vennootschap. 10. Limburgs Scheepvaartkantoor B.V., (hierna LSK ) is de ene vennoot in OCI. Zij heeft haar statutaire zetel in Maasbracht en haar doel is het beheren van vermogen. Kunstmesthandel 1 Deze vennootschap onder firma draagt thans de naam OCI AFA VoF. 2 Brief d.d. 6 augustus 2009, 5968/17, dossiernummer Brief d.d. 19 oktober 2009, 5968/62, dossiernummer Brief GasTerra aan de NMa d.d. 19 juli 2010, 5968/ Brief NMa aan OCI d.d. 20 augustus / Verslag hoorzitting 11 juni 2010, 5968/ Frontier Economics Pricing of Wholesale gas in the Netherlands update , October 2010, 5968/ Openbaar

3 Van Breen B.V. (hierna Van Breen ), met statutaire zetel Rotterdam, is de andere vennoot. Zij heeft tot doel het verwerven, administreren en vervreemden van onroerende goederen, effecten en alle andere vermogensbestanddelen en het deelnemen in en het voeren van de directie over andere ondernemingen. Beide vennootschappen handelen vanuit Geleen. Bij het ontstaan van DSM AFA VoF is als beheerder aangewezen de directeur van DSM Agro B.V. 11. Op 30 maart 2010 werd besloten om de aandelen LSK en Van Breen met terugwerkende kracht tot 1 januari 2010 over te dragen aan Orascom Construction Industries. De daadwerkelijke overname vond op 1 juni 2010 plaats. Bij deze overdracht is ook de vennootschap onder firma DSM AFA VoF overgegaan naar Orascom Construction Industries. Om die reden is de naam DSM AFA Vof gewijzigd in OCI AFA VoF. 12. OCI exploiteert twee ammoniakfabrieken, AFA 2 en AFA 3, die ieder ongeveer een half miljoen ton ammoniak per jaar kunnen produceren. Voor deze productie vormt hoogcalorischgas de grondstof. De geproduceerde ammoniak wordt deels gebruikt voor de productie van meststoffen, deels voor de productie van melamine en acrylonitrile en deels voor de productie van diverse nylons. OCI is geen lid van de VKP Beklaagde 13. GasTerra is een vennootschap naar Nederlands recht, die ontstond na de juridische splitsing op 1 juli 2005 van handels- en transportonderneming N.V. Nederlandse Gasunie in twee afzonderlijke ondernemingen. Het handelsdeel, ten behoeve van de in- en verkoop van gas, werd na de splitsing voortgezet door een nieuw opgerichte vennootschap, Gasunie Trade & Supply B.V., die haar naam op 1 september 2006 heeft gewijzigd in GasTerra B.V. GasTerra is actief in de inkoop en verkoop van aardgas en bijbehorende diensten. 3. Inhoud van de klacht 14. De klacht van 22 januari 2007 richtte zich tegen de navolgende gedragingen van GasTerra, die zowel in onderling verband als ieder individueel, misbruik van een economische machtspositie zouden opleveren: a. het bedingen van een contractueel recht om de prijsformule te wijzigen; b. het daadwerkelijk eenzijdig wijzigen van de prijsformule, met name op 1 januari 2007, en als gevolg daarvan, het opleggen c.q. hanteren van onbillijke verkoopprijzen; c. de discriminatoire behandeling van VKP-leden in vergelijking met andere afnemers; d. het opleggen c.q. hanteren van andere onbillijke contractuele voorwaarden, met name de 8 Verklaring tijdens hoorzitting, 11 juni 2010, 5968/ Openbaar

4 uiterst beperkte termijn die afnemers wordt gegund om, in geval van een wijziging van de prijsformule, te zoeken naar een alternatieve leverancier. 4. Het bestreden besluit 15. De Raad was van oordeel dat de onderzochte gedragingen niet misbruikelijk waren in de zin van artikel 82 van het EG-verdrag 9 of artikel 24 Mw. De Raad liet in het midden of GasTerra over een economische machtspositie beschikt op de relevante markt(en) voor de levering van aardgas en aanverwante diensten. 4.1 Wijziging prijsformule (a) en termijn voor contractbeëindiging (d) 16. De Raad overwoog dat het legitiem is om bij een langjarig contract te bedingen dat prijzen kunnen worden aangepast aan de gewijzigde kosten of marktomstandigheden en hij vergeleek dit met het sluiten van achtereenvolgende contracten van kortere duur. Ook dan is er immers de mogelijkheid om per contract andere voorwaarden overeen te komen. Het bezwaar van de VKP zag niet zozeer op de mogelijkheid voor GasTerra om de gasprijs te variëren (naar boven en naar beneden), maar op de verhoging van de prijs naar een niveau dat ligt boven het niveau van de eerdere gasprijsformule. 17. Het gunnen van een langere termijn om na de wijziging van de prijsformule het contract te beëindigen, zou naar het oordeel van de Raad niet leiden tot een wezenlijk andere situatie. De VKP-leden hadden immers naar eigen zeggen geen reële mogelijkheid om over te stappen naar een andere gasleverancier, omdat geen enkele binnenlandse of buitenlandse aanbieder van gas de gewenste volumes zou kunnen leveren. 4.2 Onbillijke verkoopprijzen (b) 18. Omdat de Nederlandse gasmarkt in de jaren 2001 tot en met 2007 niet geheel open en competitief was, besloot de NMa tot een onderzoek waarbij de tarieven van GasTerra vergeleken zouden worden met benchmarktarieven, zoals ze waarschijnlijk in een concurrerende markt zouden gelden. De NMa heeft Frontier Economics de opdracht gegeven: to develop an estimate of (hypothetical) competitive benchmark prices for the products and services delivered by GasTerra for the periods 2001 to 2007 and to explore whether or not the observed prices charged by GasTerra exceed the estimated benchmark prices Vanaf 1 december 2009, artikel 102, Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). 10 Frontier Economics, Pricing of wholesalegas in the Netherlands, October 2008, pag Openbaar

5 19. Alle leden van de VKP behoren tot de categorie grootverbruikers. 11 De studie door Frontier Economics leverde geen zorgwekkend beeld op wat betreft de prijzen van GasTerra. Bij de randnummers 47 en volgende van dit besluit wordt dit nader toegelicht. 20. De Raad concludeerde uit de studie van Frontier Economics dat GasTerra niet een prijsbeleid ten aanzien van grootverbruikers heeft gehanteerd dat resulteerde in prijzen die systematisch boven de competitieve benchmarks lagen. Ook in 2007 lag het gemiddelde grootverbruikerstarief van GasTerra niet aanzienlijk boven de (belangrijkste) benchmarks. 21. Op basis van bevindingen uit dit onderzoek concludeerde de Raad dat GasTerra in de periode 2001 tot en met 2007 geen excessieve tarieven heeft gehanteerd en de Raad wees de klacht op dit punt af. 4.3 Discriminatoire voorwaarden (c) 22. Voor de veronderstelling dat GasTerra excessieve tarieven voor sommige afnemers uitmiddelt met te lage tarieven voor andere afnemers ontbreken aanwijzingen. 23. De Raad overwoog dat de NMa veel klachten ontvangt en dat de NMa over beperkte tijd en middelen beschikt om onderzoek te doen. Daarom is de Raad genoodzaakt om te prioriteren De Raad achtte de kans om een overtreding vast te kunnen stellen onvoldoende groot. Om redenen van doelmatigheid en de doeltreffendheid besloot hij af te zien van onderzoek naar de gestelde discriminatoire voorwaarden. 5. Bezwaargronden van OCI 25. OCI heeft drie bezwaargronden aangevoerd. 13 OCI is van oordeel dat de Raad ten onrechte, dan wel onvoldoende gemotiveerd, heeft besloten: - dat het contractuele beding waarbij GasTerra tussentijds eenzijdig de prijsformule kan wijzigen niet misbruikelijk is in de zin van artikel 82 EG-Verdrag 14 of artikel 24 Mw; - dat de wijzigingen in de prijsformule niet hebben geleid tot excessieve prijzen; 11 Bij een grotere afname dan m³ per jaar is sprake van een grootverbruiker. 12 De NMa heeft daarvoor op 23 januari 2004 in de NMa-agenda 2004 de volgende criteria vastgesteld: economische importantie, het belang voor de consument, de ernst van de vermoedelijke overtreding en de doeltreffendheid en doelmatigheid van het optreden van de NMa. Deze criteria zijn gehandhaafd in de NMa-agenda 2005, pag Aanvulling gronden van bezwaar, brief d.d. 19 oktober 2009, 5968/62, dossiernummer Supra, voetnoot 9. 5 Openbaar

6 - om geen onderzoek te doen naar misbruikelijke prijsdiscriminatie. Bij de beoordeling van de gronden van bezwaar door de Raad wordt dit nader toegelicht. 6. Beoordeling door de Raad 6.1 Ontvankelijkheid OCI Juridisch kader 26. De Algemene wet bestuursrecht (hierna Awb ) 15 bepaalt de voorwaarden voor belanghebbendheid. Er dient tevens procesbelang aanwezig te zijn Belanghebbendheid: standpunt OCI 27. OCI is van oordeel dat zij met betrekking tot het bestreden besluit als belanghebbende moet worden aangemerkt. Zij voert daartoe aan dat OCI lid van de VKP is via haar gevolgmachtigde DSM Agro B.V Naar haar oordeel onderscheidt OCI zich om diverse redenen van iedere andere afnemer van aardgas. De eerste reden is dat OCI ammoniak produceert en dat zij hiervoor aardgas als grondstof gebruikt. Ammoniak wordt vervolgens onder andere gebruikt voor de productie van kunstmest. 29. De kostprijs voor de productie van kunstmest wordt voor 80 tot 85 percent bepaald door de inkoopprijs van aardgas. Een exorbitante stijging van de aardgasprijs leidt tot een grote stijging van de kosten voor de productie van ammoniak. Andere afnemers, die minder aardgas voor hun productieproces gebruiken dan OCI, worden relatief minder zwaar getroffen door een prijsstijging. Zij nemen minder gas af en de kosten voor gas vertegenwoordigen een geringer deel van hun totale kosten. OCI kan de gestegen kosten niet doorgeven omdat zij actief is op een internationale markt. 30. OCI stelt zulke hoeveelheden gas af te nemen dat zij geen reële mogelijkheid heeft om over te stappen naar een andere gasleverancier. Zij is genoodzaakt om haar gas van GasTerra te betrekken. OCI zegt geen gas te kunnen betrekken van buitenlandse leveranciers omdat het overgrote deel van de importcapaciteit reeds voor veel jaren is volgeboekt. 31. Ten slotte merkt OCI op dat er binnen de VKP drie kunstmestproducenten zijn die kunstmest kopen van verschillende chemische samenstelling en dit mengen tot een 15 Dit is geregeld in de artikelen 1:2 en 7:1, eerste lid, Awb. 16 DSM Agro B.V. thans OCI Agro B.V. geheten. 6 Openbaar

7 eindproduct. 17 Ten opzichte van deze kunstmestproducenten verbruikt OCI significant grotere hoeveelheden gas Belanghebbendheid van OCI: oordeel van de Raad 32. Verwijzend naar hetgeen is opgemerkt bij randnummer 5 van dit besluit stelt de Raad vast dat OCI tijdig een bezwaarschrift heeft ingediend en dat zij dit later heeft aangevuld met de gronden van bezwaar. 33. De VKP heeft haar klacht ingediend, als collectief belangenbehartiger van haar leden, omdat er op de voor die leden relevante markt sprake zou kunnen zijn van misbruik van een economische machtspositie door GasTerra. De collectieve belangen die de VPK placht te behartigen omvatten echter niet de belangen van OCI, omdat OCI geen lid is van de VKP. 34. Om OCI als belanghebbende in bezwaar bij het bestreden besluit te kunnen aanmerken dient zij, conform artikel 1:2 van de Awb, over een actueel en een individueel of persoonlijk belang bij dit besluit te beschikken. Hiertoe is vereist dat zij rechtstreeks in haar belang wordt geraakt en zij zich hierbij in voldoende mate onderscheidt van anderen, op basis van de relevante feiten en omstandigheden. De Raad overweegt ten aanzien van deze cumulatieve voorwaarden voor belanghebbendheid het volgende. 35. De klacht van de VKP zag onder meer op onbillijke contractsvoorwaarden; door het eenzijdig bepalen en opleggen van prijsformules door GasTerra, met name in 2007, zouden onbillijk hoge prijzen berekend zijn. De Raad acht voor het oordeel van de belanghebbendheid van OCI derhalve allereerst van belang of er contracten over de koop en verkoop van gas zijn gesloten tussen OCI en GasTerra. 36. Er is door OCI slechts een aantal facturen tot betaling van GasTerra aan OCI verstrekt. Noch de onderliggende contracten, noch de daarop betrekking hebbende betalingsbewijzen zijn door OCI overgelegd. 37. GasTerra verstrekte informatie waaruit blijkt dat er voor het eerst een contract tussen Gas- Terra en OCI is gesloten voor de levering van gas in De tweede overeenkomst waarbij OCI betrokken was, betreft het contract dat DSM Utility Support Group B.V., OCI en GasTerra 19 hebben getekend, respectievelijk in juli en in september Aanvulling gronden van bezwaar, brief d.d. 19 oktober 2009, randnummer 18, 5968/62, dossiernummer Contract [VERTROUWELIJK], getekend door Gasunie Trade & Supply B.V. op 29 maart 2006, 5968/ Het 28 e aanhangsel bij contract [VERTROUWELIJK], 5968/ Openbaar

8 38. Omdat OCI gas in 2006 gas heeft afgenomen bij GasTerra is de Raad van oordeel dat er sprake kan zijn van een rechtstreeks belang van OCI bij de prijsbepaling door GasTerra. 39. De Raad heeft voorts beoordeeld of er sprake is van een individueel belang. OCI voert daartoe aan dat zij te scharen is onder de groep van kunstmestproducenten. OCI veronderstelt dat zij daarmee gelijkgesteld dient te worden en dat ze om die reden belanghebbende is. 40. De Raad is van oordeel dat OCI niet te scharen is onder de groep van kunstmestproducenten. OCI produceert in grote hoeveelheden ammoniak. In tegenstelling tot vroeger wordt ammoniak niet meer gebruikt als kunstmest, maar vormt daar slechts een grondstof voor. Slechts een deel van de door OCI geproduceerde ammoniak wordt verwerkt tot kunstmest door andere onderdelen van het concern waartoe OCI behoort. OCI heeft naar het oordeel van de Raad noch een van de kunstmestproducenten afgeleid belang, noch een eigen individueel belang. 41. De vraag is of het feit dat OCI grote volumes gas als grondstof voor de productie van ammoniak gebruikt haar voldoende onderscheidt van andere grootverbruikers van gas. De Raad beantwoordt deze vraag ontkennend. 42. Tot de groep van afnemers van grote volumes gas bij GasTerra rekent de Raad niet alleen kunstmestproducenten, maar ook andere afnemers van grote volumes gas, zoals distributiebedrijven voor gas (retailers). Aangezien voor al deze grootverbruikers gas een productiemiddel is, acht de Raad het afnemen van grote volumes gas als grondstof voor ammoniak geen onderscheidend criterium. Gas is ook voor OCI een productiemiddel. Op dit punt onderscheidt OCI zich naar het oordeel van de Raad niet rechtens relevant van andere grootverbruikers van gas. 43. Nu OCI zich niet voldoende mate onderscheidt van andere grootverbruikers van gas, acht de Raad OCI niet belanghebbend en derhalve niet-ontvankelijk in haar bezwaar tegen het bestreden besluit Ambtshalve beoordeling 44. De Raad acht het van belang dat behalve in het separate besluit in zaak 5720, dat gelijktijdig met het onderhavige besluit wordt genomen, ook in de onderhavige procedure op de inhoud van de zaak wordt ingegaan, zodat een compleet beeld van de bevindingen uit het door de NMa verrichte onderzoek naar de prijsstelling van GasTerra wordt gegeven. De Raad zal derhalve in het hierna volgende de materiële bezwaargronden van OCI ambtshalve beoordelen. 6.2 De gronden van bezwaar Juridisch kader 8 Openbaar

9 45. Artikel 24, eerste lid, van de Mw, bepaalt dat het ondernemingen verboden is om misbruik te maken van een economische machtspositie. Indien door misbruik van een economische machtspositie de handel tussen de lidstaten ongunstig kan worden beïnvloed, is tevens artikel 102 van het VWEU 20 van toepassing. 46. Voor de toepassing van dit verbod is de beschikkingenpraktijk van de Europese Commissie (hierna: de Commissie ) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna het Hof ) en het Gerecht van de Europese Unie richtinggevend De resultaten van de studies van Frontier Economics 47. Frontier Economics heeft studies verricht naar de prijsstelling van groot- en kleinverbruikers; over de jaren 2001 tot en met 2007 en over de jaren 2008 en In deze onderzoeken zijn twee typen benchmarks opgesteld. In de eerste worden concurrerende prijzen berekend door na te gaan wat voor drie verschillende hypothetische potentiële concurrenten van GasTerra bij benadering de kosten zouden zijn om de groepen afnemers te beleveren met een gelijksoortig afnameprofiel als de afnemers van GasTerra. 49. Als hypothetische concurrenten is gekozen voor een Duits gasbedrijf, een gashandelaar en een Nederlandse nieuwkomer op de groothandelsmarkt. Elementen van de kostprijs zijn bijvoorbeeld de inkoopprijzen van gas uit het buitenland, de Kleine Velden of op een gasbeurs, transportkosten en kosten voor het gebruik van opslag om de benodigde capaciteit te kunnen leveren. 50. Voor de tweede benchmark is een merit order model opgesteld. Deze methode houdt in dat aan de aanbodzijde alle mogelijke aanbieders worden gerangschikt op basis van oplopende marginale kosten. De kosten van de laatste aanbieder die nodig is om aan de (gegeven) totale marktvraag te voldoen bepalen de geschatte competitieve prijs. Vervolgens worden hierbij de kosten opgeteld die moeten worden gemaakt om het aanbod van gas te structureren (flexibiliteit) en af te leveren aan de verbruiker (transport). Wegens de beschikbaarheid van data over de jaren 2005 tot en met 2009 is deze benchmark berekend over die jaren. 51. De leden van de VKP en OCI zijn grootgebruikers. Om die reden worden alleen de gegevens voor die categorie van afnemers hierna weergegeven. Grootverbruikers 20 Supra, voetnoot Zie: MvT bij de Mededingingswet, Tweede Kamer , nr. 3, p. 9; Tweede Kamer , nr. 6, p Openbaar

10 52. De tabellen 1 en 2 geven de uitkomsten weer van de beide hierboven beschreven benchmarks. Hierin wordt het percentage weergegeven dat de gemiddelde prijs die GasTerra in het betreffende jaar voor grootverbruikers heeft gehanteerd boven (+) of onder (-) de betreffende benchmark lag. Tabel 1 Prijs GasTerra t.o.v. Duits gasbedrijf -18,6% -16,7% -6,0% -10,1% -11,8% -7,4% +4,4% -5,2% -8,1% Gashandelaar +8,9% +16,9% +11,0% -6,8% -2,7% -17,1% -19,4% -8,6% +13,6 % Nederlandse toetreder -22.0% -19,2% -10,0% -10,8% -12,5% -14,5% -2,9% -14,1% -14,2% Tabel 2 Merit order analyse Prijs GasTerra t.o.v. benchmark -10% -5% +6% -3% -5% 53. Gemiddeld over de geanalyseerde jaren en over de verschillende benchmarks lagen GasTerra s tarieven voor grootverbruikers onder de berekende benchmarkprijzen. Zo lagen GasTerra s prijzen voor grootverbruikers in alle onderzochte jaren (2001 tot en met 2009) onder de prijzen van een Nederlandse toetreder. Ditzelfde gold, met als enige uitzondering 2007, ook voor de prijzen van GasTerra vergeleken met die van een Duits gasbedrijf. Slechts in 2001 tot en met 2003, en in 2009, lagen de prijzen van GasTerra boven de benchmarkprijs voor de gashandelaar. 54. Uit de merit order analyse blijkt dat de marginale bron van gas in de jaren 2005 tot en met 2009 steeds import via Duitsland is (de laatste bron in de merit order die nodig is om aan de totale marktvraag te voldoen). Op basis daarvan kan worden geconcludeerd dat de meest relevante potentiële concurrent voor GasTerra in het eerst type benchmarks het Duitse gasbedrijf is. Op grond van het voorgaande kan worden beargumenteerd dat het Duitse gasbedrijf en de merit order analyse de belangrijkste benchmarks leveren. De gemiddelde grootverbruikersprijs van GasTerra lag in 2005, 2006, 2008 en 2009 onder deze benchmarkprijzen, en slechts in 2007 lag haar prijs daarboven. 55. De Raad concludeert dat de prijzen van GasTerra ten aanzien van grootverbruikers niet systematisch boven de competitieve benchmarks lagen. In 2007, het jaar waarin de wijziging van de formule in de prijzen tot uitdrukking kwam, lag het gemiddelde grootverbruikerstarief 10 Openbaar

11 van GasTerra niet aanzienlijk boven de (belangrijkste) benchmarks (merit order analyse en Duits gasbedrijf) Eenzijdig vaststellen prijsformule en excessieve prijzen Mededingingsrechtelijk kader: handhavingspraktijk 56. Misbruik van een economische machtspositie kan zich op verschillende wijzen manifesteren, zoals uitsluitings- of uitbuitingsmisbruik. Zowel de Commissie als de NMa leggen zich bij de handhaving vooral toe op het bestrijden van uitsluiting, als vorm van verstoring van het mededingingsproces In de onderhavige zaak is beweerdelijk sprake van uitbuiting. Het optreden tegen beweerdelijk te hoge prijzen door het opleggen van boetes kan het risico met zich brengen van verstoring van de markt, waardoor bijvoorbeeld geplande investeringen kunnen worden gefrustreerd. 58. Uit de praktijk van de Commissie en de NMa blijkt dat er niet lichtvaardig toe wordt overgegaan om met behulp van sancties lagere prijzen af te dwingen op grond van het (ex-post) misbruiktoezicht. Van een noodzaak in te grijpen in excessieve tarieven kan pas sprake zijn wanneer de prijzen duurzaam en structureel niet in verhouding staan tot de economische waarde van de geleverde prestaties. 59. De Raad merkt daarbij op dat de uitkomsten van een vergelijking met de benchmarks, hoewel onder de gegeven omstandigheden de beste manier om een mogelijk excessieve prijsstelling op het spoor te komen, met de nodige voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd. Allereerst zijn de benchmarks gebaseerd op veronderstelde inkoopstrategieën die door GasTerra in haar specifieke situatie niet één op één kunnen worden gevolgd. Daarenboven geven de benchmarks slechts beperkt inzicht in de uitkomsten die een reëel bestaande competitieve situatie, waarin aanbieders ook op elkaar reageren, zou opleveren. Een en ander betekent tevens, dat omgekeerd de benchmarkprijzen niet zonder meer dwingend aan GasTerra zouden kunnen worden voorgeschreven, als waren het billijke of gereguleerde prijzen waartegen zij haar klanten moet beleveren. Duurzaam en Structureel : bezwaar van OCI en oordeel van de Raad 60. OCI is van mening dat een eenzijdige verhoging van de prijs als gevolg van een eenzijdige wijziging van de prijsformule noodzakelijkerwijs leidt tot een excessief hoge prijs en daarmee tot een inbreuk op de Mw. OCI stelt dat de uit die gewijzigde prijsformule resulterende tarieven voor de VKP-leden excessief zijn Richtsnoeren betreffende de handhavingsprioriteiten van de Commissie bij de toepassing van artikel 82 van het EG- Verdrag op onrechtmatig uitsluitingsgedrag door ondernemingen met een machtspositie (2009/C 45/02). 23 Aanvulling gronden van bezwaar, d.d. 19 oktober 2009, pag. 12, randnummer 60, 5968/ Openbaar

12 61. De Raad overweegt hierover het volgende. Dat GasTerra tussentijdse prijsaanpassingen doorvoert, ligt besloten in het type contract waarvoor afnemers opteren. De Raad ziet voorts geen reden waarom dit gegeven op zichzelf al tot excessieve prijzen zou moeten leiden. Van misbruik van een economische machtspositie is sprake wanneer de degene die over een economische machtspositie beschikt de mogelijkheden van die positie benut om handelsvoordelen te behalen, die hij in een situatie van normale en voldoende daadwerkelijke mededinging niet zou hebben gehad. 62. In de nationale en Europese jurisprudentie is niet een concrete norm geformuleerd met betrekking tot de duur van deze niet normale situatie. Naar het oordeel van de Raad bestaat daartoe geen noodzaak, omdat de waardering en beoordeling afhankelijk zijn van de feiten van de betreffende casus en de markt. 63. In de United Brandsuitspraak 24 heeft het Hof zijn oordeel gegeven over de vaststelling van een excessieve prijs, waarbij het Hof het prijsbeleid dat over een reeks van jaren was gehanteerd, tot maatstaf voor de beoordeling nam. 64. Ook in de zaken waarin de Raad besluiten heeft genomen over de vraag of sprake was van excessieve tarieven, betrof het telkenmale een beoordeling over een langere periode. 25 Voor de Raad is maatgevend voor de beoordeling of er sprake is van excessieve prijzen, dat er duurzaam aanzienlijk hogere prijzen gevraagd worden. Dit betekent immers dat een op uitsluiting gerichte strategie houdbaar en lonend is, en dat deze niet gecorrigeerd zal worden door (dreigende) toetreding. 65. De voor de Raad door Frontier Economics uitgevoerde eerste studie besloeg de jaren 2001 tot en met Dit was een periode waarin de gasmarkt geliberaliseerd werd. De door Frontier Economics uitgevoerde studie leidde niet tot de conclusie dat er structureel en duurzaam te hoge gasprijzen zijn berekend door GasTerra. 66. De Raad hechtte er aan om de ontwikkeling op de gasmarkt en om de prijsontwikkeling in de jaren na 2007 te volgen. Om die reden had de Raad na het eerste onderzoek al besloten om een vervolgonderzoek te doen. De Raad heeft Frontier Economics de opdracht gegeven om ook de prijzen in de jaren 2008 en 2009 te onderzoeken. Ook de prijsontwikkeling in de jaren 2008 en 2009 is niet zodanig dat de prijzen van GasTerra in alle gebruikte benchmarks hoger uitkomen dan die van de aanbieders waarmee de prijzen vergeleken zijn. 24 HvJEG, C-27/76 United Brands Company v Commissie (1978) ECR Zaak 2910, Interpay, en de zaken 3528 en 3588 UPC en Casema. 12 Openbaar

13 67. Op basis van de nu beschikbare gegevens is de Raad van oordeel dat er geen sprake is van een situatie waarin de prijzen van GasTerra duurzaam en structureel te hoog zijn. Methode van onderzoek en de onderzoeksresultaten: bezwaar van OCI en oordeel van de Raad 68. OCI is het niet eens met het ongegrond verklaren van de klacht aan de hand van een verkenning van globale algemene tarieven van GasTerra. OCI merkt op dat het Frontier Economicsonderzoek zich vooral heeft gericht op het vinden van een benchmark ter bepaling van een gemiddelde marktprijs en op de vraag of de gemiddelde prijs in overeenstemming was met de benchmark. Dit terwijl de klacht nu juist betrekking heeft op het feit dat contractueel een marktprijsindexformule was overeengekomen, zodat een eenzijdige verhoging van de prijs als gevolg van een eenzijdige wijziging van de formule noodzakelijkerwijs leidt tot een excessief hoge prijs. 69. Naar de mening van OCI was er geen reden bij het onderzoek door de NMa een nieuwe benchmark te ontwikkelen, omdat er al een benchmark bestond in de vorm van de koppeling van de gasprijs aan de marktprijs voor olieproducten. 26 Ook werpt OCI ten aanzien van het onderzoek en de rapportage door Frontier Economics op dat gebruik is gemaakt van aannames. 70. OCI geeft voorts aan dat het uitgangspunt om bij de beoordeling van de buitensporigheid van de prijzen uit te gaan van een gemiddelde over een jaar en dan een reeks van jaren onjuist is, omdat het de concrete verschijningsvorm waarin het misbruik plaatsvindt, miskent. Uitgaande van een gemiddelde over een jaar zou GasTerra vrijelijk in die periode de ene partij een korting kunnen geven en aan de andere partij een excessieve prijs kunnen vragen. Noch in het EG-verdrag, noch in de wet, noch in de jurisprudentie vindt OCI steun voor het standpunt dat pas van misbruik sprake is wanneer het zich gemiddeld over een reeks van jaren zou uitstrekken Bovendien is OCI evenals de VKP van mening dat de inkoopprijzen van GasTerra vergeleken moeten worden met day ahead en month aheadprijzen. Volgens OCI koopt GasTerra niet in op de forward markt. GasTerra koopt volgens OCI in op diverse plaatsen en tegen diverse condities. De forward contracten zijn geen deel van de Norm Inkoop Prijs(NIP) van GasTerra, waarmee GasTerra 90 percent van het gas uit de Kleine Velden inkoopt. Omdat GasTerra niet forward inkoopt, kan zij ook niet forward verkopen. Om die reden is volgens OCI uitgegaan van een onjuiste vergelijkingsmaatstaf Aanvulling gronden van bezwaar, d.d. 19 oktober 2009, randnummer 49, 5968/62, dossiernummer Aanvulling gronden van bezwaar, d.d. 19 oktober 2009, randnummer 51, laatste alinea, 5968/62, idem. 28 Idem. 13 Openbaar

14 72. De Raad is na ontvangst van de klacht nagegaan op welke wijze de economische waarde van de prestaties van GasTerra kan worden vastgesteld. In het al eerder genoemde United Brandsarrest 29 gaf het Hof aan dat: de veronderstelde excessieve prijs in kwestie zou onder meer objectief kunnen worden vastgesteld door de verkoopprijs van het product te vergelijken met de kostprijs en aldus de grootte van de winstmarge aan te tonen, waarbij het gaat om de vraag of er een al te grote disproportie bestaat tussen de werkelijk gemaakte kosten en de werkelijke gevraagde prijs en zo ja, of er sprake is van het opleggen van een onbillijke prijs. Deze methodiek van kostenoriëntatie is echter in het onderhavige geval niet bruikbaar. 73. De kosten voor de productie van gas kunnen immers grote verschillen vertonen tussen de verschillende gasvelden. Dat impliceert dat ook in een open en effectief concurrerende markt niet alle producenten prijzen zullen hanteren op of rond hun kostprijs. De marktprijs zal in een dergelijke markt liggen op het niveau van de kostprijs van de marginale (duurste in de markt actieve) producent. 74. Het uitgangspunt van de methodiek van kostenoriëntatie is dat de winstmarge van een onderneming niet te hoog mag zijn. Een concurrerend tarief leidt echter niet per se tot een lage winstmarge. Een onderneming die een concurrerend tarief combineert met een benedengemiddeld kostenniveau, houdt een bovengemiddelde winstmarge over. 75. Als de Nederlandse gasmarkt open en competitief zou zijn, zou GasTerra door concurrentiedruk gedwongen worden om prijzen te hanteren op het niveau van de kosten van bepaalde concurrenten. Dat betekent echter niet dat GasTerra haar prijs zou moeten laten dalen tot haar kostprijs, die mogelijk aanzienlijk lager is dan die van haar concurrenten. Een kostengeoriënteerde berekeningswijze van de prijs is om die redenen in dit geval niet geschikt. 76. Voor de beoordeling of de prijzen die GasTerra berekent excessief zijn, is naar het oordeel van de Raad niet de berekeningswijze van die prijs van belang, maar de uitkomst van die berekeningswijze: de prijs. Een onderneming is naar het oordeel van de Raad in het algemeen niet gehouden om een afnemer inzage te geven in de wijze waarop zij haar prijs bepaalt. 77. De Raad heeft vastgesteld dat GasTerra gebruik maakt van een prijsformule met parameters, waarbij een deel van de parameters verwijst naar de prijzen, die in de tijd fluctueren. Aanvankelijk heeft GasTerra voor de parameters van de prijsformule aansluiting gezocht bij de prijzen op de oliemarkt, maar daarna is zij uitgegaan van de prijsvorming op de 29 HvJEG, C-27/76 United Brands Company v Commissie (1978) ECR 207, paragrafen 251 en Openbaar

15 gasmarkt. De Raad ziet hierin op zichzelf geen onbillijkheid, te meer daar een dergelijke wijziging aansloot bij ontwikkelingen in de gasmarkt. 78. De Raad acht het door OCI opgeworpen bezwaar geabstraheerd van de werkelijke prijzen. De Raad heeft om die reden Frontier Economics onderzoeken laten doen naar de prijzen die GasTerra daadwerkelijk voor haar producten en diensten in rekening brengt. 79. Onderwerp van onderzoek vormden de door GasTerra gerealiseerde prijzen. Deze zijn berekend door de gerealiseerde omzet van GasTerra in een jaar te delen door het gerealiseerde verkoopvolume in dit jaar. Hierdoor ontstaat naar het oordeel van de Raad inzicht in wat er daadwerkelijk op geaggregeerd niveau is betaald voor gas. Het is praktisch, en relatief snel en eenvoudig te berekenen. Individuele contracten over slechts een bepaald deel van het jaar zouden geen structureel en daarmee mogelijk een vertekend beeld kunnen geven. 80. Deze gemiddelde prijzen op jaarbasis worden vergeleken met de berekende benchmarkprijzen. Frontier Economics is uitgegaan van gemiddelde afnamepatroon van GasTerra s grootverbruikers en van de gemiddelde door GasTerra gerealiseerde prijzen. Aangezien de leden van de VKP het gehele jaar door gas afnemen, bood het hanteren van de omzetcijfers over een jaar de zekerheid dat alle verkopen in een betreffend jaar in het onderzoek zouden zijn betrokken. 81. De Raad is van oordeel dat, indien er prijsverschillen binnen eenzelfde jaar bestaan, de gemiddelde prijs de resultante moet zijn van hogere en lagere prijzen dan de gemiddelde prijs. Het enkele feit dat de parameters in een prijsformule wijzigen, betekent niet automatisch dat daardoor een excessieve prijs ontstaat. 82. Het is de Raad ook na de beantwoording van nadere vragen tijdens de bezwaarprocedure niet gebleken dat OCI gebonden zou zijn aan één bepaald ongunstig tijdstip voor het sluiten van een contract. Voor zover dat in 2006 wel het geval geweest mocht zijn, heeft GasTerra dit feit niet benut om OCI doelbewust tot doelwit van een hoger dan gemiddeld prijsniveau te maken. Ook is de contractsduur onderhandelbaar. 83. Nu de uitkomsten van de Frontier Economicsstudies niet leiden tot de conclusie dat de prijzen over een jaar en over een reeks van jaren genomen excessief zijn, is naar het oordeel van de Raad niet aan te nemen dat een hogere fluctuerende prijs binnen de periode van een jaar excessief is. Als die hogere fluctuerende prijs immers excessief zou zijn, zou dat betekenen dat GasTerra als tegenwicht op enig moment een lagere prijs zou berekenen die niet in verhouding zou staan tot de economische waarde van het geleverde gas. Dat zou dan een prijs zijn die lager zou zijn dan de prijs, die op een markt waar concurrentie plaatsvindt tot stand komt. Noch van het eerste, noch van dat laatste, is de Raad gebleken. 15 Openbaar

16 84. De redenering van OCI is naar het oordeel van de Raad gebaseerd op het misverstand, dat zich in de tarieven die GasTerra haar afnemers in rekening brengt pieken zouden voordoen die, als zij op enig moment boven een absoluut prijsniveau uitkomen, op dat moment excessief zouden zijn. OCI ziet daarbij over het hoofd dat een dergelijk absoluut, voor het hele jaar geldend niveau niet bestaat, daar ook de benchmarks evenals trouwens het prijsniveau zoals dat in daadwerkelijke concurrentie tot stand zou komen in de loop van het jaar fluctuaties met pieken en dalen vertonen. 85. Ook is de Raad niet gebleken dat de afnemers van GasTerra door GasTerra gedwongen zouden worden precies op een zodanig tijdstip te onderhandelen dat zij als gevolg daarvan een relatief hoog prijsniveau voor de gehele contractduur zouden moeten accepteren. 86. Voorts is de Raad van oordeel dat de door OCI genoemde reeds bestaande oliebenchmark, in feite de door GasTerra voorheen gehanteerde formule, geen benchmark is in de zin van de Frontier Economicsstudie. OCI verklaart niet waarom de olieprijs nog altijd een betere maatstaf zou zijn, nu de gasmarkten aan betekenis winnen. 30 De door OCI genoemde benchmark ziet dus niet op een vergelijking tussen enerzijds gas uit alternatieve bronnen en anderzijds gas uit de bronnen waaruit GasTerra gas betrekt, die voor het doel van het onderzoek een zuiverder vergelijking oplevert. 87. OCI stelt dat GasTerra geen forwardcontracten heeft gesloten. De Raad heeft vastgesteld dat GasTerra op verschillende manieren gas inkoopt, veelal via langetermijncontracten. Zo betrekt GasTerra gas uit Kleine Velden en importeert zij gas. Dit zijn naar het oordeel van de Raad forward contracten. Voor de vergelijking van de prijzen van GasTerra met die van een gashandelaar zijn de prijzen van deze forwardcontracten relevant, omdat de Raad uitgaat van de veronderstelling dat een gashandelaar voorafgaand aan het jaar waarin hij leveringsverplichtingen moet nakomen, gas zal inkopen De Raad geeft zich rekenschap van het feit dat Frontier Economics bij zijn studies gebruik heeft gemaakt van aannames. Dat is onvermijdelijk. De Raad is van oordeel dat er op basis van reële aannames op deugdelijke wijze onderzoek is gedaan naar de prijzen die GasTerra berekende om te toetsen of sprake is geweest van excessieve prijzen. 89. De Raad concludeert dat de uitkomsten van de studies betrouwbaar zijn en dat de afhandeling van de klacht op zorgvuldige wijze is geschied. Het enkele feit dat de parameters in de door GasTerra gehanteerde prijsformule wijzigen, hoeft als zodanig niet te betekenen dat 30 Zou olie een volledig substituut zijn, dan zou GasTerra overigens geen machtspositie kunnen hebben. 31 Aanvulling gronden van bezwaar, d.d. 19 oktober 2009, randnummer 63, verwijzing naar randnummer 43 van het besluit, 5968/62, dossiernummer Openbaar

17 daardoor een excessieve prijs ontstaat. De daadwerkelijk in rekening gebrachte prijzen nopen de Raad niet tot ingrijpen Discriminatoire voorwaarden: bezwaar van OCI en het oordeel van de Raad 90. OCI 32 brengt naar voren dat leden van de VKP discriminatoir behandeld worden in vergelijking met andere afnemers. Het feit dat de Raad op basis van de prioriteringscriteria voorrang geeft aan andere onderzoeken boven een onderzoek naar misbruikelijke prijsdiscriminatie door GasTerra acht OCI in strijd met die bepalingen. Naar de mening van OCI past de Raad het prioriteringsbeleid niet zorgvuldig toe en motiveert hij zijn beslissing niet afdoende. 91. OCI noemt de door de Raad gehanteerde prioriteringscriteria; economische importantie, belang voor de consument, ernst van de vermoedelijke overtreding en doelmatigheid van het optreden van de NMa. OCI stelt dat de Raad de eerste drie genoemde criteria niet aan de orde heeft gesteld en zich verschuilt achter het vierde criterium. OCI vindt dat de NMa te veel belang hecht aan het doelmatigheidscriterium en dat de NMa dit in samenhang met de drie overige criteria zou moeten bezien. 92. De Raad overweegt met betrekking tot deze grond van bezwaar het volgende. De wetgever heeft de Raad de volgende bevoegdheid gegeven 33 : De Dienst [lees: de Raad] heeft bij de beslissing of hij een klacht in behandeling neemt en welke prioriteiten hij daarbij stelt, de nodige discretionaire ruimte 93. De Raad stelt vast dat de VKP met betrekking tot het onderdeel prijsdiscriminatie van de klacht wel haar vermoedens over discriminatoire voorwaarden heeft geuit, maar dat er door haar, noch door OCI, concrete informatie is verstrekt. 94. Naar het oordeel van de Raad is voorwaarde voor misbruikelijke prijsdiscriminatie dat gelijke afnemers bij gelijke omstandigheden ongelijke prijzen in rekening gebracht krijgen. De Raad heeft GasTerra bij de behandeling van de klacht en tijdens de bezwaarfase gevraagd naar haar prijsstelling. In die vraagstelling is betrokken of er door GasTerra gedifferentieerd is in prijs met betrekking tot grootverbruikers die op hetzelfde moment onder dezelfde condities gas afnamen van GasTerra. 95. Uit de door GasTerra verstrekte informatie blijkt dat geen sprake was van prijsdifferentiatie die niet was terug te voeren op individuele verschillen in behoefte, bijvoorbeeld aan flexibi- 32 OCI verwijst in haar gronden van bezwaar d.d. 19 oktober 2009, randnummer 66, naar de klacht van de VKP, de randnummers 144 tot en met 146 en verzoekt ze als herhaald en ingelast te beschouwen, 5968/62, idem. 33 Kamerstukken II 1995/96, , nr. 3. p. 47. en Memorie van Toelichting, Tweede Kamer, Vergaderjaar 2001/02, , nr. 3, pag Openbaar

18 liteit. Het bleek de Raad dat er zakelijke redenen kunnen zijn waarom lange- en kortetermijncontracten van elkaar verschillen en waarom de prijzen voor de groep van grootverbruikers anders zijn dan voor de groep van kleinverbruikers. 96. De studies van Frontier Economics voeren niet tot de conclusie dat GasTerra misbruikelijk te hoge prijzen in rekening bracht. Het feit dat het prijsniveau niet excessief was en het feit dat GasTerra verschillen tussen de contracten met haar afnemers met zakelijke argumenten heeft kunnen onderbouwen, maken dat de Raad ook hierin geen aanwijzing heeft gevonden dat GasTerra gelijke groepen van afnemers ongelijk zou behandelen. 97. Het feit ten slotte, dat buitenlandse kunstmestproducenten hun grondstoffen voordeliger kunnen inkopen, is niet gerelateerd aan een discriminerende handeling van de zijde van GasTerra, maar aan verschillen in de heersende mededingingscondities tussen de nationale markten. 98. Nu de Raad ook in de bezwaarfase niet is gebleken van andere argumenten of informatie van de zijde van OCI, die voor de Raad nog aanleiding konden vormen voor het instellen van een (nader) onderzoek naar discriminatoire voorwaarden, blijft de Raad bij zijn oordeel dat er geen (nader)onderzoek naar dergelijke voorwaarden hoefde plaats te vinden. 7. Eindconclusie 99. De Raad acht OCI niet ontvankelijk in haar bezwaar De Raad verklaart ambtshalve de bezwaren van OCI met betrekking tot artikel 24 Mw, en 102 VWEU, ongegrond. 18 Openbaar

19 8. Besluit De Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit verklaart OCI AFA VoF niet ontvankelijk in haar bezwaar. Datum: De Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, namens deze, Wg. Monique van Oers Directeur Juridische Dienst Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de Rechtbank Rotterdam, Sector Bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM Rotterdam. 19 Openbaar

20 20 Openbaar

1 Inleiding. GasTerra B.V. is de rechtsopvolger van de voormalige handelstak van de N.V. Nederlandse Gasunie.

1 Inleiding. GasTerra B.V. is de rechtsopvolger van de voormalige handelstak van de N.V. Nederlandse Gasunie. 1 Inleiding De NMa heeft onderzoek verricht naar de hoogte van de aardgasprijzen op de Nederlandse groothandelsmarkt, onder meer naar aanleiding van klachten van tuinbouworganisaties over de tarieven van

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet. Nummer 5968 / 11.BT288

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit. Nummer 6486/62 Betreft zaak: Easyjet v. N.V. Luchthaven Schiphol 1. Inleiding 1. Op

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet. Nummer 5720_1 / 63 Betreft

Nadere informatie

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT. Nummer 2853-28 Betreft zaak: DGT B.V. vs Relan Arbo B.V. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring

Nadere informatie

BESLUIT. 6. Op 14 oktober 2004 heeft ten kantore van de NMa een hoorzitting plaatsgevonden. Hierop hebben Move en Stemra zich laten vertegenwoordigen.

BESLUIT. 6. Op 14 oktober 2004 heeft ten kantore van de NMa een hoorzitting plaatsgevonden. Hierop hebben Move en Stemra zich laten vertegenwoordigen. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3720-31 Betreft zaak: Mosselman-Stemra Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op het bezwaar gericht tegen zijn besluit

Nadere informatie

2. Bij besluit van de d-g NMa van 5 september 2001 (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen.

2. Bij besluit van de d-g NMa van 5 september 2001 (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen. BESLUIT Nummer 2600/ 41 Betreft zaak: Ralet vs CZ en VGZ Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het bezwaar gericht tegen zijn besluit van

Nadere informatie

BESLUIT. 2. Bij brief van 20 augustus 2002 heeft de d-g NMa meegedeeld dat de klacht geen aanleiding geeft voor een nader onderzoek.

BESLUIT. 2. Bij brief van 20 augustus 2002 heeft de d-g NMa meegedeeld dat de klacht geen aanleiding geeft voor een nader onderzoek. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3067/15 Betreft zaak: Lourdes bedevaart. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot nietontvankelijk verklaring van

Nadere informatie

BESLUIT. 3. Op 19 november 2002 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Daar zijn de standpunten van Incine en Rendac nader toegelicht.

BESLUIT. 3. Op 19 november 2002 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Daar zijn de standpunten van Incine en Rendac nader toegelicht. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2709/40 Betreft zaak: Incine-Rendac Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het tegen zijn

Nadere informatie

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3779-31 Betreft zaak: Van Winkel/KNGF Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op het bezwaar gericht tegen zijn besluit

Nadere informatie

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3802-59 Betreft zaak: Waldeck (verzoek intrekking VLOD) Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot niet ontvankelijk

Nadere informatie

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 3758-32 Betreft zaak: Tariefstructuur Arbodiensten Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot nietontvankelijkheidsverklaring

Nadere informatie

BESLUIT. 2. Bij brief van 17 december 2001 is TDN verzocht informatie te geven naar aanleiding van de klacht.

BESLUIT. 2. Bij brief van 17 december 2001 is TDN verzocht informatie te geven naar aanleiding van de klacht. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 2751/ 27 Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het bezwaar tegen zijn besluit van 7

Nadere informatie

BESLUIT. 2. Bij brief van 21 oktober 2002 heeft P. Abegg tegen dit besluit bezwaar gemaakt.

BESLUIT. 2. Bij brief van 21 oktober 2002 heeft P. Abegg tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2960/ 24 Betreft zaak: Abegg - CZ Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het tegen zijn

Nadere informatie

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3801-75 Betreft zaak: Waldeck (VLOD) Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot nietontvankelijk verklaring van het

Nadere informatie

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2962-12 Betreft zaak: Van der Post-overheidssteun politieke partijen Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot nietontvankelijkverklaring

Nadere informatie

6. Bij brief van 22 oktober 2001 heeft Vebega de gronden van haar bezwaarschrift op het punt van de ontvankelijkheid aangevuld.

6. Bij brief van 22 oktober 2001 heeft Vebega de gronden van haar bezwaarschrift op het punt van de ontvankelijkheid aangevuld. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit op het bezwaar gericht tegen de beslissing van 4 september 2001, kenmerk 2269-95.F.049. Zaaknummer 2705-19/ Vebega I.

Nadere informatie

BESLUIT. 3. Op 25 maart 2002 heeft Politheek tegen het bestreden besluit een bezwaarschrift ingediend.

BESLUIT. 3. Op 25 maart 2002 heeft Politheek tegen het bestreden besluit een bezwaarschrift ingediend. Nederlandse mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2855-26 Betreft zaak: Politheek Explorer Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het bezwaar

Nadere informatie

BESLUIT. 2. Bij besluit van 26 februari 2004 (hierna: het bestreden besluit) heeft de d-g NMa de klacht van de heer Mulder afgewezen.

BESLUIT. 2. Bij besluit van 26 februari 2004 (hierna: het bestreden besluit) heeft de d-g NMa de klacht van de heer Mulder afgewezen. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3878-25 Betreft zaak: Waleweingaarde Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrond verklaring van het bezwaar

Nadere informatie

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit. I. Het verloop van de procedure

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit. I. Het verloop van de procedure Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2260-108 Betreft zaak: Vereniging Vrije Vogel vs. KLM Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op het bezwaar van Vereniging

Nadere informatie

BESLUIT. Openbare versie. 1 Verloop van de procedure. Openbaar

BESLUIT. Openbare versie. 1 Verloop van de procedure. Openbaar Openbare versie Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6944/91 Betreft zaak: Zegelverbreking LHV Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht

Nadere informatie

BESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Bouwbedrijf P. Moll B.V. een boete opgelegd.

BESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Bouwbedrijf P. Moll B.V. een boete opgelegd. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3938_650/35 Betreft zaak: B&U-sector / Beheermaatschappij P. Moll Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren

Nadere informatie

BESLUIT. 3. Bij brief van 4 augustus 2003 heeft Sakata voornoemde brief van de NMa beantwoord.

BESLUIT. 3. Bij brief van 4 augustus 2003 heeft Sakata voornoemde brief van de NMa beantwoord. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3576-55 Betreft zaak: Van Klink v. Sakata Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op het bezwaar gericht tegen zijn

Nadere informatie

BESLUIT. 4. Op 31 mei 2011 heeft Careyn bezwaar tegen het bestreden besluit ingesteld. Careyn heeft op 6 september 2011 gronden van bezwaar ingediend.

BESLUIT. 4. Op 31 mei 2011 heeft Careyn bezwaar tegen het bestreden besluit ingesteld. Careyn heeft op 6 september 2011 gronden van bezwaar ingediend. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6109/867 Betreft zaak: Caraat Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht tegen het besluit van de

Nadere informatie

BESLUIT. 1. Op 23 september 1998 heeft I.T. Holland een klacht ingediend tegen Microsoft B.V. (hierna: Microsoft).

BESLUIT. 1. Op 23 september 1998 heeft I.T. Holland een klacht ingediend tegen Microsoft B.V. (hierna: Microsoft). BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit op het bezwaar gericht tegen de beslissing van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit d.d. 19

Nadere informatie

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. 1. Verloop van de procedure

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. 1. Verloop van de procedure Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6492_1/199 Betreft zaak: De Tongelreep Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht tegen het besluit

Nadere informatie

BESLUIT. 2. Bij besluit d.d. 28 januari 2003, met kenmerk 3279/3 (hierna ook: het bestreden besluit), heeft de d-g NMa genoemde klacht afgewezen.

BESLUIT. 2. Bij besluit d.d. 28 januari 2003, met kenmerk 3279/3 (hierna ook: het bestreden besluit), heeft de d-g NMa genoemde klacht afgewezen. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3279/22 Betreft zaak: Jachthavens Zuidelijke Randmeren vs Gemeente Hoorn Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op

Nadere informatie

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3938_348/86 Betreft zaak: B&U-sector / Bosch Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht tegen het

Nadere informatie

BESLUIT. 2. Bij besluit van 7 november 2002 (hierna: het bestreden besluit) heeft de d-g NMa de klacht van Veeras afgewezen.

BESLUIT. 2. Bij besluit van 7 november 2002 (hierna: het bestreden besluit) heeft de d-g NMa de klacht van Veeras afgewezen. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3104-69.b440 Betreft zaak: Bezwaar Vereniging F.H.-Veeras Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op het bezwaar tegen

Nadere informatie

5. RBN biedt een Voip-applicatie genaamd RingCredible aan. Met deze applicatie kunnen eindgebruikers bellen over het internet.

5. RBN biedt een Voip-applicatie genaamd RingCredible aan. Met deze applicatie kunnen eindgebruikers bellen over het internet. Ons kenmerk: ACM/DJZ/2015/201646_OV Zaaknummer: 14.0875.31.1.01 Datum: 7 april 2015 Besluit van de Autoriteit Consument en Markt op het bezwaar van RBN B.V. gericht tegen zijn besluit van 18 december 2014,

Nadere informatie

BESLUIT. 2. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan bovengenoemde ondernemingen een boete opgelegd.

BESLUIT. 2. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan bovengenoemde ondernemingen een boete opgelegd. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 4363-134 Betreft zaak: 4363 Dijkers & Pijl B.V. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht tegen

Nadere informatie

BESLUIT. Zaaknummer Betreft zaak: AKO ONLINE vs. KVB. I. II. Inleiding

BESLUIT. Zaaknummer Betreft zaak: AKO ONLINE vs. KVB. I. II. Inleiding BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot afwijzing van een aanvraag tot het nemen van een besluit op grond van artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet.

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet. Nummer 4445-51 Betreft zaak: 4445/ Aannemingsbedrijf

Nadere informatie

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit OPENBAAR. 1 Verloop van de procedure

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit OPENBAAR. 1 Verloop van de procedure OPENBAAR Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3309 / 347 Betreft zaak: NIP, LVE, NVVP Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot gegrondverklaring van de

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet. Nummer 5964 / 21 Betreft zaak: De Pontonnier

Nadere informatie

1. Op 2 juli 1999 heeft Nellen Seeds bij de NMa een klacht ingediend tegen de Nederlandse Vereniging voor Zaaizaad en Plantgoed (hierna: NVZP).

1. Op 2 juli 1999 heeft Nellen Seeds bij de NMa een klacht ingediend tegen de Nederlandse Vereniging voor Zaaizaad en Plantgoed (hierna: NVZP). BESLUIT Zaaknummer 1400/Nellen Seeds vs NVZP Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot niet ontvankelijkverklaring van het bezwaarschrift gericht tegen zijn besluit

Nadere informatie

BESLUIT. 3. Tegen het bestreden besluit heeft Automark tijdig bezwaar aangetekend bij brief van 30 juli 2008.

BESLUIT. 3. Tegen het bestreden besluit heeft Automark tijdig bezwaar aangetekend bij brief van 30 juli 2008. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6386 / 66 Betreft zaak: Wob-verzoek Automark II Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht tegen

Nadere informatie

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. I. Inleiding

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. I. Inleiding Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 103078_4/20 Betreft zaak: Beslissing op bezwaar tegen het besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit van 29 augustus 2008,

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nummer 5691 / 11 Betreft

Nadere informatie

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2157-66 Betreft zaak: VNI Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op het bezwaar van de Vereniging van Nederlandse

Nadere informatie

BESLUIT. 4. Tegen het bestreden besluit heeft M.E. Steneker (hierna: bezwaarmaker) tijdig bezwaar aangetekend bij brief van 3 augustus 2006.

BESLUIT. 4. Tegen het bestreden besluit heeft M.E. Steneker (hierna: bezwaarmaker) tijdig bezwaar aangetekend bij brief van 3 augustus 2006. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3938_277/44 Betreft zaak: B&U-sector / Bouwbedrijf Steneker Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht

Nadere informatie

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2844-23 Betreft zaak: Huub Kemper Makelaardij/Esto Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring

Nadere informatie

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. I. Inleiding

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. I. Inleiding Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 103259_1/14 Betreft zaak: 103259_1 (102770) Codewijzigingsvoorstel kwaliteit dienstverlening Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nadere informatie

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt: Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6494_1/309; 6836_1/220 Betreft zaak: Limburgse bouwzaken 1 en 2 / de heer [A] Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nadere informatie

BESLUIT. 3. Bij beslissing van 26 mei 2005 heeft de NMa het verzoek tot handhaving van de heer Hoekstra afgewezen ( de bestreden beslissing ).

BESLUIT. 3. Bij beslissing van 26 mei 2005 heeft de NMa het verzoek tot handhaving van de heer Hoekstra afgewezen ( de bestreden beslissing ). Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 4708/32 Betreft zaak: Hoekstra vs. AGIS - Amicon/Menzis Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot niet-ontvankelijk

Nadere informatie

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 2061 Betreft zaak: Nederlandse Associatie voor Psychotherapie (NAP) Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op het

Nadere informatie

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 1365-85 Betreft zaak: WilMar Press & Productions Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op bezwaar tegen zijn besluit

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 5698/242 Betreft zaak: Groen Maastricht (Aanvulling) Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 62

Nadere informatie

BESLUIT. 3. Bij besluit van 4 april 2003, kenmerk 3444/3, (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen.

BESLUIT. 3. Bij besluit van 4 april 2003, kenmerk 3444/3, (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3444/12 Betreft zaak: 3444/ Halbertsma Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot nietontvankelijkverklaring van het

Nadere informatie

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2112 / 767 Betreft zaak: 2112 - Betonmortelcentrales Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren tegen zijn

Nadere informatie

kan een gebruiker van een dergelijk systeem ook bij stroomuitval zijn dienstverlening voortzetten.

kan een gebruiker van een dergelijk systeem ook bij stroomuitval zijn dienstverlening voortzetten. Ons ACM/DM/2014/206276_OV kenmerk: Zaaknummer: 14.0487.53 Besluit van de Autoriteit Consument en Markt naar aanleiding van een aanvraag tot een beschikking in de zin van artikel 56, lid 1, van de Mededingingswet.

Nadere informatie

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2893/43 Betreft zaak: Bureau Bestuursjuridische Advisering B.V. vs. Centraal Beheer Achmea en Houthoff Buruma Advocaten Besluit van de directeur-generaal

Nadere informatie

Beslissing op bezwaar

Beslissing op bezwaar Beslissing op bezwaar Kenmerk: 27534/2012010168 Betreft: Beslissing op bezwaar inzake de Stichting Publieke Media instelling Eijsden- Margraten tegen afwijzing van het handhavingsverzoek jegens Stichting

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 76, tweede lid, van de Spoorwegwet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 76, tweede lid, van de Spoorwegwet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 76, tweede lid, van de Spoorwegwet. Nummer 200043 / 5.B603 Betreft

Nadere informatie

BESLUIT. 4. Bij brief van 17 september 2002, bij de NMa ingekomen op 18 september 2002, heeft Heijmans tegen dit besluit bezwaar gemaakt.

BESLUIT. 4. Bij brief van 17 september 2002, bij de NMa ingekomen op 18 september 2002, heeft Heijmans tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van de bezwaren van Heijmans Beton- en Waterbouw B.V. gericht

Nadere informatie

BESLUIT. 3. Op 10 april 2007 heeft Home & Away tijdig een gemotiveerd bezwaarschrift ingediend tegen het bestreden besluit.

BESLUIT. 3. Op 10 april 2007 heeft Home & Away tijdig een gemotiveerd bezwaarschrift ingediend tegen het bestreden besluit. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 5988 / 39 Betreft zaak: Home & Away vs. Duwo en De Key Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op het bezwaar tegen het

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 24 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 24 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 24 van de Mededingingswet. Nummer 3980-30 Betreft zaak: Blovo/Boontje

Nadere informatie

BESLUIT. 4. Bij besluit van 30 september 2002 heeft de d-g NMa de klacht van Broadcast afgewezen (hierna: het bestreden besluit).

BESLUIT. 4. Bij besluit van 30 september 2002 heeft de d-g NMa de klacht van Broadcast afgewezen (hierna: het bestreden besluit). Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot ongegrond verklaring van het tegen zijn besluit van 30 september 2002, nummer

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet. Nummer 4528-59 Betreft zaak: 4528 / D.

Nadere informatie

BESLUIT. II. Klacht van 10 augustus 2002 en het bestreden besluit van 14 november 2002

BESLUIT. II. Klacht van 10 augustus 2002 en het bestreden besluit van 14 november 2002 Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op het bezwaar tegen zijn besluit van 14 november 2002, kenmerk 3119/ 7.b353 Nummer

Nadere informatie

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar I. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar I. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 4965/60 Betreft zaak: Alarmcentrale Nederland B.V. (besluit in primo) Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot afwijzing

Nadere informatie

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit Nummer 4468-52 Betreft zaak: 4468/ Joost Visser Aannemingsbedrijf B.V. en Visser en Kuyper Beheer B.V. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79, eerste lid, van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3698-22 Betreft zaak: natuurlijke persoon Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79, eerste

Nadere informatie

2.1 Voor het feitencomplex wordt verwezen naar het bestreden dwangsombesluit van 22 oktober 2009.

2.1 Voor het feitencomplex wordt verwezen naar het bestreden dwangsombesluit van 22 oktober 2009. Ons kenmerk: OPTA/ACNB/2010/201149 Zaaknummer: 09.0181.34.01 Datum: 1 april 2010 van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit op het bezwaar van Telfort B.V. gericht tegen

Nadere informatie

Besluit ACM/UIT/ Kenmerk Zaaknummer ACM/17/022714

Besluit ACM/UIT/ Kenmerk Zaaknummer ACM/17/022714 Besluit Kenmerk Zaaknummer ACM/UIT/360809 ACM/17/022714 Besluit van de Autoriteit Consument en Markt inhoudende een afwijzing van het verzoek van Heijmans Vastgoed B.V. om handhavend op te treden tegen

Nadere informatie

BESLUIT. Inleiding. Status van het besluit. Dienst uitvoering en toezicht Energie

BESLUIT. Inleiding. Status van het besluit. Dienst uitvoering en toezicht Energie Dienst uitvoering en toezicht Energie BESLUIT Nummer: 100595/12 Betreft: Besluit tot (voorlopige) vaststelling van de gereguleerde vastrechtcomponent van de transporttarieven gas voor het jaar 2002 zoals

Nadere informatie

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. I. Verloop van de procedure

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. I. Verloop van de procedure Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 102220_3/27 Betreft zaak: zaak 102220 Pawex Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op het bezwaar van de Vereniging

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 81c, eerste lid van de Gaswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 81c, eerste lid van de Gaswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 81c, eerste lid van de Gaswet. Nummer 102365_2/8 Betreft zaak:

Nadere informatie

Besluit van de Autoriteit Consument en Markt naar aanleiding van een aanvraag om een besluit als bedoeld in artikel 56 van de Mededingingswet.

Besluit van de Autoriteit Consument en Markt naar aanleiding van een aanvraag om een besluit als bedoeld in artikel 56 van de Mededingingswet. Besluit Besluit van de Autoriteit Consument en Markt naar aanleiding van een aanvraag om een besluit als bedoeld in artikel 56 van de Mededingingswet. Verloop van de procedure 1. Op 19 mei 2017 ontving

Nadere informatie

Zaaknummer 1583/Van den Berg vs gemeente Apeldoorn

Zaaknummer 1583/Van den Berg vs gemeente Apeldoorn BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot afwijzing van een aanvraag om toepassing van artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1583/Van

Nadere informatie

BESLUIT. 5. Op 2 september 1998 heeft de NMa bij brief een aantal vragen aan partijen voorgelegd, welke bij brief van 15 oktober 1998 zijn beantwoord.

BESLUIT. 5. Op 2 september 1998 heeft de NMa bij brief een aantal vragen aan partijen voorgelegd, welke bij brief van 15 oktober 1998 zijn beantwoord. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot afwijzing van een aanvraag om ontheffing als bedoeld in artikel 17 van de Mededingingswet. Zaaknummer 741/Overeenkomst

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nummer 5162/9 Betreft

Nadere informatie

BESLUIT. 3. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan Van Oord Holding een boete opgelegd.

BESLUIT. 3. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan Van Oord Holding een boete opgelegd. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 4620/147 Betreft zaak: Besluit op bezwaar - Martens en Van Oord Aannemingsbedrijf B.V. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nadere informatie

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3073/40 Betreft zaak: RashondenFederatie Nederland vs. de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Zaaknummer 1790/ ENCI - Beamix Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. I. MELDING 1. Op 11 februari

Nadere informatie

BESLUIT. 4. Bij besluit van 11 januari 2002 ( het bestreden besluit ) is de klacht van Vink afgewezen.

BESLUIT. 4. Bij besluit van 11 januari 2002 ( het bestreden besluit ) is de klacht van Vink afgewezen. Nederlandse mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 2831-31 Betreft zaak: Vink-Janse Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het bezwaar van

Nadere informatie

BESLUIT. 3. Tegen het besluit hebben Witteveen, Erdo en Esha Building tijdig bezwaar aangetekend.

BESLUIT. 3. Tegen het besluit hebben Witteveen, Erdo en Esha Building tijdig bezwaar aangetekend. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3692-158 Betreft zaak: 3692 / Dakwerkzaamheden Philips Drachten Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren

Nadere informatie

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. Voorgeschiedenis

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. Voorgeschiedenis Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 7487 / 32 Betreft zaak: Zaaknr.:7487 / Herzieningsverzoek Hendriks I Voorgeschiedenis 1. Op 19 oktober 2001 heeft de heer Hendriks, namens Stichting Vill

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet. Nummer 5551 / 63 Betreft zaak: KPN Wob-verzoek

Nadere informatie

BESLUIT. 1. Naar aanleiding van deze aanvraag is onderzocht of er mogelijk sprake is van overtreding van artikel 24 Mw door Veenman.

BESLUIT. 1. Naar aanleiding van deze aanvraag is onderzocht of er mogelijk sprake is van overtreding van artikel 24 Mw door Veenman. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot afwijzing van een aanvraag tot het nemen van een besluit op grond van artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet.

Nadere informatie

BESLUIT. 2. Bij besluit van 5 februari 2002 is de klacht afgewezen. De essentie van dit besluit wordt hierna onder III weergegeven.

BESLUIT. 2. Bij besluit van 5 februari 2002 is de klacht afgewezen. De essentie van dit besluit wordt hierna onder III weergegeven. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2849-15 Betreft zaak: Allibre/Gemeente Breda Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het

Nadere informatie

BESLUIT. Zaaknummer 146: Gemeente Dinxperlo versus IBM Nederland B.V.

BESLUIT. Zaaknummer 146: Gemeente Dinxperlo versus IBM Nederland B.V. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot afwijzing van een aanvraag tot het nemen van een besluit op grond van artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet.

Nadere informatie

Pagina 1/6. Ons kenmerk: CA/IB/878/27 Zaaknummer: 878 Datum: 24 oktober 2013

Pagina 1/6. Ons kenmerk: CA/IB/878/27 Zaaknummer: 878 Datum: 24 oktober 2013 Ons kenmerk: CA/IB/878/27 Zaaknummer: 878 Datum: 24 oktober 2013 Besluit van de Autoriteit Consument en Markt op de bezwaren van Ryanair Ltd. tegen het besluit van de Consumentenautoriteit van 26 februari

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 103216/20 Betreft zaak: Aanvrager/Stedin Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet

Nadere informatie

1 Inleiding. 2 Wettelijke context BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit

1 Inleiding. 2 Wettelijke context BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 82, eerste lid, jo. artikel 82, vierde lid, van de Gaswet. Nummer

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nummer 3885 / 20 Betreft

Nadere informatie

Besluit van de Autoriteit Consument en Markt als bedoeld in artikel 56, lid 1, en artikel 70c, lid 1, van de Mededingingswet

Besluit van de Autoriteit Consument en Markt als bedoeld in artikel 56, lid 1, en artikel 70c, lid 1, van de Mededingingswet Besluit van de Autoriteit Consument en Markt als bedoeld in artikel 56, lid 1, en artikel 70c, lid 1, van de Mededingingswet Ons kenmerk: ACM/DM/2014/200545_OV Zaaknummer: 13.0349.53 Betreft: Filmclub

Nadere informatie

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3689-246 Betreft zaak: 3689 / Aanbesteding dakrenovatie AMC Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1139/CSS-CCN I. MELDING 1. Op 10 november 1998

Nadere informatie

3. Tegen het besluit werd op 10 oktober 2006 een bezwaarschrift ingediend. 2

3. Tegen het besluit werd op 10 oktober 2006 een bezwaarschrift ingediend. 2 Advies in de zaak 4802, Cegelec B.V. Prismanummer: Subcommissie van de Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet bestaande uit: prof. mr J.H. Jans (voorzitter), dr J.F. Appeldoorn (secretaris) en

Nadere informatie

4. Tegen het afwijzende besluit van 25 juli 2018 hebben LOBCM c.s. op 31 augustus 2018 proforma bezwaar gemaakt.

4. Tegen het afwijzende besluit van 25 juli 2018 hebben LOBCM c.s. op 31 augustus 2018 proforma bezwaar gemaakt. Openbaar Besluit Besluit op bezwaar als bedoeld in artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht tegen afwijzing handhavingsverzoek Wet Markt en Overheid inzake beschermingsbewind Groningen Ons kenmerk

Nadere informatie

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0094-9804.htm

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0094-9804.htm pagina 1 van 5 BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nummer: 94/13.B91 Betreft: Zaaknummer 94/Econosto

Nadere informatie

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit naar aanleiding van een aanvraag tot beschikking in de zin van 56, lid 1, van de Mededingingswet.

Nadere informatie

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bbb\bbb htm

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bbb\bbb htm file://e:\archief1998\besluiten\bbb\.htm pagina 1 van 5 BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot gegrondverklaring van het bezwaar gericht tegen zijn besluit

Nadere informatie

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm1069-9810.htm

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm1069-9810.htm pagina 1 van 5 BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer: 1069/Low & Bonar-Waddington

Nadere informatie

2. Bij brief 31 mei 2010 heeft het college de ontvangst van het verzoek om informatie aan Tele2 bevestigd.

2. Bij brief 31 mei 2010 heeft het college de ontvangst van het verzoek om informatie aan Tele2 bevestigd. Ons kenmerk: OPTA/AM/2010/201638 Zaaknummer: 10.0224.28 Datum: 3 juni 2010 van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit op grond van artikel 3, vijfde lid, van de Wet openbaarheid

Nadere informatie

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2247 / 44 Betreft zaak: Griffioen/ De Boer Unigro Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van

Nadere informatie

BESLUIT. 2. Tegen dit besluit is door de Vereniging voor Energie, Milieu en Water (hierna: VEMW) proforma bezwaar gemaakt d.d. 22 januari 2009.

BESLUIT. 2. Tegen dit besluit is door de Vereniging voor Energie, Milieu en Water (hierna: VEMW) proforma bezwaar gemaakt d.d. 22 januari 2009. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 103145_12/8 Betreft zaak: Bezwaar vaststelling maximum nettarieven elektriciteit 2009 Beslissing op bezwaar van de Raad van Bestuur van de Nederlandse

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 2189/ Aalberts - Hartman I. MELDING 1. Op 7

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht tegen de beslissing van 23 oktober 2003.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht tegen de beslissing van 23 oktober 2003. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 1675-60 Betreft zaak: Werkgroep Behoud van een Volwaardig Ziekenhuis Velp Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op

Nadere informatie