Deel 6: Opdrachtenblaadjes bij Tâches tâche n atelier tâche HDL 1 A1 p.30.6 p. 287 2 A1 p 90.16 p. 288 3 A1 p 90.17 p. 289 4 A1 p 96.5 p. 290 5 A2 p 116.10 p. 291 6 A2 p 116.11 p. 292 7 A3 p 173.13 p. 293 8 A4 p 222.11 p. 294 9 A4 p 246.6 p. 295 10 A4 p 265.7 p. 296 11 A5 p 282.7 p. 297 12 A5 p 320.7 p. 298 13 A6 p 345.4 p. 299 14 A6 p 387.4 p. 300 15 A8 p 472.9 p. 301 16 A8 p 473.10 p. 302 17 A8 p 487.5 p. 303 286 Opdrachtenblaadjes bij Tâches
Tâche 1 PAC 30.6 Presentatie voor de klas of in een filmpje (youtube) Je bent in een vreemd land en je maakt kennis met een leuke leeftijdgenoot. Je wil een praatje beginnen met die jongere die je voor het eerst ziet. Kies één van de volgende situaties of verzin zelf een andere situatie. Ben je op een camping, aan zee, op een taalkamp, op een terrasje in een toeristische stad? Begroet, stel je voor, informeer naar de andere persoon en neem afscheid. Je kan ook iets zeggen over het weer de temperatuur van het water de muziek de meisjes / de jongens de ijsjes... Bepaal wat je wil zeggen en in welke volgorde. een gesprek in je leerboek dat als model kan dienen? Welke hulpmiddelen heb je om de dialoog op te stellen? Noteer één kernwoord per repliek. Noteer GEEN volledige zinnen. eraan gedacht van te groeten? de juiste woorden gebruikt? Kon je de goede vragen stellen? gepast gereageerd op de vragen van je partner? niet veel op je blaadje gekeken? duidelijk gesproken? Konden je klasgenoten je goed begrepen? Gespreksvaardigheid. Gesprekken voeren. Informele gesprekken. Ik kan op een eenvoudige manier groeten en afscheid nemen. Ik kan mezelf voorstellen (in een groepje leeftijdgenoten tijdens een verblijf op een buitenlandse reis). Opdrachtenblaadjes bij Tâches 287
Tâche 2 PAC 90.16 Een gesprek voor de klas. Je bent in een vreemd land en je hebt kennisgemaakt met een leuke leeftijdgenoot. Jullie ontmoeten elkaar opnieuw en tonen foto s van jullie families. Stel je familieleden voor aan de hand van je foto s (bv. op je gsm). Vertel hoe je familileden heten, hoe oud ze zijn. Vertel wat ze leuk vinden en wat ze niet leuk vinden. Bepaal wat je wil zeggen en in welke volgorde. een voorbeeld in je boek? Noteer enkele kernwoorden. gepast gereageerd op de vragen van je partner? Kon je voldoende informatie geven? de juiste woorden gebruikt? niet veel op je blaadje gekeken? duidelijk gesproken? Kon je gesprekspartner je goed begrijpen? Gespreksvaardigheid. Ik kan kort informatie uitwisselen over familie. 288 Opdrachtenblaadjes bij Tâches
Tâche 3 PAC 90.17 Een e-mail naar een Franse vriend. Je Franstalige correspondent zal je binnenkort bezoeken. Om de kennismaking met je familie te vergemakkelijken, stel je je familie voor in een mail. Je voegt een foto toe in bijlage. Vertel wie je familieleden zijn, hoe ze heten en hoe oud ze zijn. Bepaal wat je wil vertellen en in welke volgorde. Welke tekst kan je als voorbeeld gebruiken? Verzorg de presentatie van je e-mail. Herlees je brief / e-mail grondig. Ik heb de juiste woorden gebruikt om mijn familieleden te benoemen. Ik heb de zinnen goed opgebouwd. Ik heb de werkwoorden goed vervoegd. Ik heb zorg besteed aan de aanspreking en aan het slot. Ik heb zorg besteed aan de leestekens. Schrijfvaardigheid. Ik kan een paar eenvoudige zinnen schrijven over mijn familie. Opdrachtenblaadjes bij Tâches 289
Tâche 4 PAC 96.5 Een interview Je verblijft in Frankrijk of Wallonië (in een dorp / stad naar keuze) en je wordt op straat aangesproken door een reporter die interviews afneemt voor de radio. Reporter Stel vragen: vraag wie de persoon is, wat hij doet, vraag naar zijn / haar verblijf, vraag zijn / haar mening over de plaats. Toerist Beantwoord de vragen van de reporter. Bepaal wat je wil zeggen en in welke volgorde. Noteer kernwoorden, géén volledige zinnen! gepast gereageerd op de vragen van je partner? Kon je voldoende informatie geven? de juiste woorden gebruikt? niet veel op je blaadje gekeken? duidelijk gesproken? Kon je gesprekspartner je goed begrijpen? Gespreksvaardigheid. Ik kan reageren op vragen over wie ik ben, wat ik doe en de plaats waar ik vandaan kom. Ik kan zeggen of ik het leuk vind in het vakantieland. 290 Opdrachtenblaadjes bij Tâches
Tâche 5 PAC 116.10 Presentatie voor de groep (of filmpje) Je volgt een stage in Wallonië. In het begin van de stage vraagt de stageleider om jezelf voor te stellen aan de groep en over je hobby s te praten. Praat over je hobby s. Zeg waarvan je houdt en waarvan je niet houdt. Zeg wat je doet in je vrije tijd, wanneer en hoeveel keer. Bepaal wat je wil zeggen en in welke volgorde. Noteer enkele kernwoorden, geen volledige zinnen. Kon je voldoende informatie geven? de juiste woorden gebruikt? niet veel op je blaadje gekeken? duidelijk gesproken? Konden je klasgenoten je goed begrijpen? Spreekvaardigheid. Ik kan bij het begin van een stage informatie geven over mezelf en over mijn hobby s. Opdrachtenblaadjes bij Tâches 291
Tâche 6 PAC 116.11 Een zoekertje op een blog Je wil met een Franstalige jongere corresponderen. Je plaatst een advertentie op de blog van 'Loisirs et Passions'. Vul het formulier in. Stel je voor. Zeg waarvan je houdt en waarvan je niet houdt. Vertel hoe je je vrije tijd doorbrengt. Zeg wat je zoekt. Geef je persoonlijke gegevens. Welke informatie wil je noteren? Gebruik een woordenboek als je twijfelt aan de schrijfwijze. Herlees je tekst grondig. Les champs marqués d un * sont obligatoires. Enregistrement Nom d utilisateur*: Adresse e-mail*: Mot de passe*: Sexe*: masculin féminin Données personnelles Date de naissance*: jour mois année Adresse (ville/village) J aime Je n aime pas Passe-temps Je cherche Profil Enregistrer Ik heb de juiste woorden gebruikt om over mijn vrije tijd te praten. Ik heb de zinnen goed opgebouwd. Ik heb de werkwoorden correct vervoegd. Ik heb de informatie op de juiste plaats ingevuld. Schrijfvaardigheid. Ik kan een eenvoudig formulier invullen om een internetadvertentie te plaatsen. 292 Opdrachtenblaadjes bij Tâches
Tâche 7 PAC 173.13 Een gesprek voor de klas. Je verblijft op een camping in Frankrijk. Je hebt enkele dagen voordien kennisgemaakt met een sympathieke Franse jongere. Jullie ontmoeten elkaar en je stelt voor om samen iets te doen. Bepaal wat je samen wil doen. Bepaal wanneer je dat wil doen. Bepaal of de jongere positief of negatief op het voorstel reageert. Noteer kernwoorden, geen volledige zinnen! Verzorg je uitspraak en de intonatie. Acteer! gepast gereageerd op wat je partner zegt / vraagt. Verliep het gesprek op een logische manier? de juiste woorden gebruikt? niet veel op je blaadje gekeken? duidelijk gesproken? Kon je gesprekspartner je goed begrijpen? Gespreksvaardigheid. Ik kan iemand uitnodigen om op een bepaald tijdstip iets te doen. Ik kan een uitnodiging aanvaarden of afslaan. Opdrachtenblaadjes bij Tâches 293
Tâche 8 PAC 222.11 Een gesprek voor de klas. Je bent in een toeristische plaats die je goed kent. Je wordt verschillende keren aangesproken door Franstalige toeristen die de weg vragen. Personne 1 Personne 2 Personne 3 Personne 4 Personne 5 E A L église Saint-Joseph B Le collège Maurice Béjart C Le musée des Arts Modernes D La gare E Le stade Spreek iemand aan. Vraag uitleg. Vraag om te herhalen / verduidelijken. Bedank. Geef uitleg. Verduidelijk of herhaal als ze daarom vragen. Neem afscheid. Noteer enkele kernwoorden. op een gepaste manier gegroet en bedankt? Verliep het gesprek op een logische manier? de beleefdheidspersoon gebruikt? de juiste woorden gebruikt? duidelijk gesproken? Kon je gesprekspartner je goed begrijpen? Gespreksvaardigheid. Ik kan iemand op straat aanspreken om een inlichting te vragen. Ik kan de weg vragen en uitleggen. Ik kan iemand bedanken. 294 Opdrachtenblaadjes bij Tâches
Tâche 9 PAC 246.6 Een gesprek voor de klas. Je bent voor een taalstage in een Waalse school. Je zoekt de weg binnen de school en vraagt de weg binnen het schooldomein. 1 Je wil een drankje halen. 2 Je bent ziek. 3 Je wil eten. 4 Je zoekt een leraar. 5 Je zoekt klas 3 6 Je wil een boek lenen. 7 Je zoekt een turnleraar. 8 Je moet plassen. Spreek iemand aan. Vraag uitleg. Vraag om te herhalen / verduidelijken. Bedank. Geef uitleg. Verduidelijk of herhaal als ze daarom vragen. Neem afscheid. Noteer enkele kernwoorden. op een gepaste manier gegroet en bedankt? Verliep het gesprek op een logische manier? de beleefdheidspersoon gebruikt? de juiste woorden gebruikt? duidelijk gesproken? Kon je gesprekspartner je goed begrijpen? Gespreksvaardigheid. Ik kan iemand aanspreken om een inlichting te vragen. Ik kan de weg vragen en uitleggen. Ik kan iemand bedanken. Opdrachtenblaadjes bij Tâches 295
Tâche 10 PAC 265.7 Interview + Voorstelling in een groepje Je volgt een sportstage in Wallonië. In een kennismakingsgesprek moet je iemand voorstellen, nadat je een interview van hem / haar hebt afgenomen. Stel vragen aan mekaar en noteer de antwoorden in de vragenlijst. Stel de persoon voor aan de anderen van de groep. Gebruik het vragenblad in je werkboek als geheugensteuntje. Bedenk zelf drie vragen en noteer het antwoord. de informatie op een duidelijke manier verteld? de zinnen goed opgebouwd? de werkwoorden correct vervoegd? duidelijk gesproken? Spreekvaardigheid. Ik kan met korte en eenvoudige antwoorden reageren op korte eenvoudige vragen over mezelf. Ik kan in korte, eenvoudige zinnen iemand beschrijven. 296 Opdrachtenblaadjes bij Tâches
Tâche 11 PAC 282.7 Een gesprek voor de klas of een filmpje (youtube) Je bent op excursie in een Franse stad. Je stapt een fastfood binnen en bestelt een gerecht en een drankje naar keuze. Spreek iemand aan en begroet. Bestel een gerecht en een drankje. Geef eventueel meer uitleg. Vraag de prijs en betaal. Bedank en neem afscheid. Denk na over het verloop van het gesprek. Noteer enkele kernwoorden in een schema. Oefen meerdere keren mondeling. de verkoper / klant op een beleefde manier aangesproken, begroet en bedankt? Verliep het gesprek op een logische manier? de juiste woordenschat gebruikt? de juiste lidwoorden gebruikt? Gespreksvaardigheid. Ik kan iemand begroeten en van iemand afscheid nemen. Ik kan een gerecht van een eenvoudige menukaart vragen. Ik kan de prijs vragen. Opdrachtenblaadjes bij Tâches 297
Tâche 12 PAC 320.7 Presentatie voor de klas of filmpje (youtube) Je vertelt aan een Franstalige vriend wat je eetgewoonten zijn bij het ontbijt. Vertel wat jij gewoonlijk eet als ontbijt. Vergelijk met manieren van ontbijten in andere landen. Denk na welke informatie je wil geven. Noteer enkele kernwoorden in een schema. duidelijk en rustig gesproken? de juiste woordenschat gebruikt? de juiste lidwoorden gebruikt? Ben je rustig gebleven? Spreekvaardigheid. Ik kan op een eenvoudige manier de eetgewoonten van mezelf en van anderen beschrijven. 298 Opdrachtenblaadjes bij Tâches
Tâche 13 PAC 345.4 Gesprek voor de klas of filmpje (youtube) Je verblijft een week in een Frans dorp. Je doet inkopen in de plaatselijke winkels. Spreek de verkoper aan. Zeg wat je wilt. Informeer naar de prijzen. Betaal en neem afscheid. Denk na over het verloop van het gesprek. Spreek de verkoper / klant beleefd aan. Noteer enkele kernwoorden, geen volledige zinnen. Acteer! Is het gesprek vlot verlopen? de juiste uitdrukkingen gebruikt? de werkwoorden correct vervoegd? de vragen correct gesteld? de getallen correct en vlot uitgesproken? Gespreksvaardigheid. Ik kan een verkoper aanspreken in een winkel. Ik kan naar prijzen informeren en getallen begrijpen. Ik kan afscheid nemen. Opdrachtenblaadjes bij Tâches 299
Tâche 14 PAC 387.4 Gesprek in de klas. Je bent in Rochefort en gaat winkelen bij Mariette. Spreek de verkoper aan. Zeg wat je wilt. Informeer naar de prijzen. Betaal en neem afscheid. C E Denk na over het verloop van het gesprek. Noteer enkele kernwoorden in het schema. Oefen mondeling. Is het gesprek vlot verlopen? de verkoper / klant beleefd aangesproken? de werkwoorden correct vervoegd? de vragen correct gesteld? de getallen correct en vlot uitgesproken? Gespreksvaardigheid. Ik kan een verkoper aanspreken in een winkel. Ik kan producten bestellen. Ik kan naar prijzen informeren en ik begrijp getallen. Ik kan afscheid nemen. 300 Opdrachtenblaadjes bij Tâches
Tâche 15 PAC 472.9 een vakantiekaartje Je bent op reis en stuurt kaartjes naar je Franstalige pennenvriend(in). Je vertelt welk weer het is op je reis. Je spreekt hem / haar aan. Je zegt waar je bent. Je praat over de weersomstandigheden tijdens je verblijf. Je sluit af met een groet. Bepaal wat je wil vertellen en in welke volgorde. Welke tekst kan je als voorbeeld gebruiken? Verzorg de presentatie van je kaartje. Herlees je tekst grondig. Ik heb de juiste woorden gebruikt om mijn familieleden te benoemen. Ik heb de zinnen goed opgebouwd. Ik heb de werkwoorden goed vervoegd. Ik heb zorg besteed aan de aanspreking en aan het slot. Ik heb zorg besteed aan de leestekens. Schrijfvaardigheid. Ik kan een eenvoudige vakantiegroet sturen op een briefkaart waarin ik het heb over het weer. Opdrachtenblaadjes bij Tâches 301
Tâche 16 PAC 473.10 Spreken voor de klas In een gesprek met je Franstalige correspondent beschrijf je het klimaat in België. Je beschrijft het klimaat in de vier seizoenen. Denk na over de informatie die je wil brengen. Noteer enkele kernwoorden in een schema. een goed beeld gegeven van het klimaat? de vragen begrepen? de vragen beantwoord? de juiste woordenschat gebruikt? Spreekvaardigheid. Ik kan op een eenvoudige manier informatie geven over de streek waar ik woon (klimaat). 302 Opdrachtenblaadjes bij Tâches
Tâche 17 PAC 487.5 Gesprek voor de klas of filmpje (bv youtube). Op Skype vertel je aan een Franstalige vriend hoe je de volgende vakantie gaat doorbrengen. Jijzelf Zeg waarheen je gaat. Zeg wat je gaat doen en met wie. De Franstalige vriend (klasgenoot) Stelt af en toe een vraag. Je vais passer mes vacances un mois deux semaines quelques jours en Belgique. à l étranger. dans les montagnes, dans les Alpes. à la mer. à la maison. chez des amis. Je vais partir en Italie, en Allemagne, en Égypte, au Luxembourg, aux Pays-Bas. Je vais loger Je vais dormir chez mes grands-parents. à l hôtel. dans une auberge de jeunesse. dans un village de vacances. Je vais louer une maison de vacances, un appartement. Je vais faire du camping. Je vais dormir sous la tente. Opdrachtenblaadjes bij Tâches 303
voldoende informatie gegeven? duidelijk gesproken? de zinnen goed opgebouwd? Ben je rustig gebleven? Gespreksvaardigheid. Ik kan in een serie korte zinnen informatie geven over mijn vakantieplannen. 304 Opdrachtenblaadjes bij Tâches