De ADU-groep bestaat zo n drie jaar en is

Vergelijkbare documenten
Ik vermijd het Ik vermijd het Ik vermijd het Ik vermijd het Ik vermijd het nooit zelden soms meestal altijd

TelePsy Handleiding Paniekmodule

Het effect van de FOCUS op exposure bij OCS CGT nonresponders

Inhoud. Nieuw in de NHG Standaard Angst. Vraag 2. Vraag 1. Vraag 3. Nieuw in de NHG standaard in beleid. Nieuw?! Diagnose en beleid RCT Implementatie

Over de behandeling van angst Doen we de goede dingen en doen we de dingen goed? Colin van der Heiden in Dth 2017, nummer 1

Dr. D.C. Cath, GGZ Drenthe

Paniekstoornis. Angststoornissen

Cognitieve gedragstherapie een effectieve psychotherapie

Behandeling informatie.

Exposure en inhibitie: Een nieuwe visie op werkzame principes en behandelaanpak. Dirk Hermans KU Leuven

Stabilisatiegroep deeltijdbehandeling

Cognitieve gedragstherapiegroep voor mensen met een bipolaire stoornis

Comet Paniek voor paniekstoornis (m/z agorafobie) Sjef Peeters, psychotherapeut b.d. PsyQ Haaglanden Behandelprogramma Angststoornissen

ANGST. Dr. Miriam Lommen. Zit het in een klein hoekje? Assistant professor Klinische Psychologie en Experimentele Psychopathologie

Wie doet wat? 8 maart 2016 Danielle Cath, Psychiater Altrecht Christine Weenink, Kaderhuisarts GGZ

Zorgprogramma Angststoornissen

Bijlagen J. Wiersma et al., Neem de regie over je depressie, DOI / , 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media

Omgaan met (onbegrepen) lichamelijke klachten. Prof. dr. Sako Visser Universiteit van Amsterdam Pro Persona GGZ Dr. Michel Reinders GGZinGeest

Brijder Verslavingszorg Hoofddorp

Psychiatrie. Therapieprogramma.

100% ONLINE CGT GOOI HET KIND NIET MET HET BADWATER WEG! DR. JEROEN RUWAARD

Nederlandse samenvatting

Waarom is het nuttig en prettig gezinsleden te betrekken bij uw behandeling?

Zorgpad Persoonlijkheidsproblematiek

Re-Set Trauma Therapie

De behandeling van paniekstoornis

Rode Kruis ziekenhuis. Patiënteninformatie. Psychotherapeutische Deeltijdbehandeling. rkz.nl

Cognitieve gedragstherapie bij problematisch alcoholgebruik

Persoonlijkheidsstoornis Cluster C

Running therapie. Voor wie is deze runningtherapie bedoeld?

Meer informatie MRS

Deel 4 De toekomst. Evaluatie van de therapie Hoe verder na de therapie? Wat te doen bij terugval?

Workshop: (op)weg met angst VVKP Studiedag

Onderzoek naar werkzaamheid schematherapie bij borderline persoonlijkheidsstoornis en alcoholafhankelijkheid

Anke van den Beuken Straat Postcode Mail. De heer Jansen Kapittelweg EN Nijmegen. Horst,

100 Cognitieve therapie bij sociale angst

Post-hbo opleiding cognitief gedragstherapeutisch

Screening en behandeling van psychische problemen via internet. Viola Spek Universiteit van Tilburg

Het geïntegreerd behandelen van verslavingsproblematiek en PTSS

Colin van der Heiden

Patient met angststoornis(sen) Video - casus

Indeling lezing. Stoornissen Randomised Controlled Trial (RCT) Implementatie minimale interventie

Zorgpad Angst. Angst. Behandelmethode

Symposium Angststoornissen en? Den Haag, 10 oktober Chantal Dommanschet Klinisch psycholoog psychotherapeut PsyQ Angststoornissen Den Haag

Stoornissen Randomised Controlled Trial (RCT) Implementatie Begeleide zelfhulp inhoudelijk Conclusie

Zorgpad Jeugd Intake

Metacognitieve therapie voor de Gegeneraliseerde Angst Stoornis. Colin van der Heiden. Workshop NJC-VGCt Zwolle, 12 april 2013

Cognitieve gedragstherapie

Behandeling & Diagnostiek

Doorbreek je depressie

Staat uw leven in het teken van drank en drugs? Een opname biedt uitkomst!

Voorstellen. Belangenverstrengeling. Indeling workshop

Veerkracht en PTSS-behandeling

Cognitieve gedragstherapie. Afdeling Psychiatrie

Verbeteren van effectiviteit en efficiëntie van cognitieve gedragstherapie middels cliëntfeedback VGCt najaarsconferentie 2015

Cognitieve gedragstherapie en bipolaire stoornissen Thema s uit de praktijk Máasja Verbraak GZ-psycholoog SCBS 19 juni 2018

Angst en de ziekte van Parkinson. te veel of te weinig controle. Annelien Duits Harriët Smeding.


Patricia van Oppen De impact van depressie op de behandeling van de Obsessieve compulieve Stoornis op lange termijn

Zorgpad Intake. Aanmelding. Eerste gesprek door behandelaar. Bespreking in team. Psychodiagnostische screening (tweede intake)

Drs. D. van der Veen, UMCG

IK-groep. voor jongeren

Workshop Cognitieve gedragstherapie bij mensen met een bipolaire stoornis en een comorbide

PTSS - diagnostiek en behandeling. drs. Mirjam J. Nijdam psycholoog / onderzoeker Topzorgprogramma Psychotrauma AMC De Meren

Mindfulness - de 8-weekse training in vogelvlucht

Post-hbo cognitief gedragstherapeutisch werker. Kinderen en jeugdigen

Psychodynamische psychotherapie en paniekstoornis; een reactie op het redactioneel van Hebbrecht

Mindfulness binnen de (psycho) oncologie. Else Bisseling, 16 mei 2014

Wat zijn angststoornissen en hoe worden ze behandeld?

VERMOEIDHEID BIJ MS Oorzaken, werkingsmechanismen en revalidatiebehandeling VERMOEIDHEID DEFINITIE VERMOEIDHEID

PMT EN CBT-E 28/11/2018 PMT EN EETSTOORNISSEN CBT-E

E book Angst. Praktijk Meta Bosheuvel AS Best info@praktijkmeta.nl

Workshop groepstherapie voor paniekstoornis. Marianne Hendrickx Hannelore Tandt 20 november 2015

GGz in de huisartsenpraktijk. Christina Van der Feltz-Cornelis Symposium: Huisarts en POH GGz: samen sterker! Nieuwegein 22 januari 2015

Angst. herkenning in de huisartsenpraktijk

Het kan! Cognitieve gedragstherapie bij mensen met een verstandelijke beperking

Specifieke fobie. Angststoornissen

Begeleide zelfhulp, een nieuwe interventie. Christine van Boeijen

Preventie van depressie bij adolescenten: wat is de beste weg? Dr. Daan Creemers Gz-psycholoog i.o./onderzoekscoordinator K&J GGZ Oost Brabant

Inhoud. Terugvalpreventie bij angststoornissen Willemijn Scholten Symposium depressief realisme, angsthaas of zwartkijker

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het

Hoe het werkt met EMDR

WORK SHOPS [ [ [ [ [ VOOR PROFESSIONALS WERKZAAM IN DE FORENSISCHE PSYCHIATRIE DOOR DR. RUUD H. J. HORNSVELD

Als er meer nodig is om uw verslaving de baas te worden

Cognitive Bias Modification (CBM): "Computerspelletjes" tegen Angst, Depressie en Verslaving

Voorlichting Angst en Dwangstoornissen

Toepasbaarheid en effectiviteit van behandeling voor angststoornissen in de eerste lijn. Christine van Boeijen

Bijlage 3: Budget impactanalyse

IK-groep Voel jij je regelmatig angstig, somber, onzeker of h

Zorgpad Psychotrauma (PTSS) 1. Zorgpad Psychotrauma

Stepped care behandeling voor paniekstoornis

Opnameinbloemlezingenenreadersmoedigenwijaan, maarwelgraageerstevenoverleggen. Alerechtenvandeartikelenliggenbij destichtingcognitieenpsychose.

Als er meer nodig is om uw verslaving de baas te worden

Somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten in de 1e lijn Ingrid Arnold

ADHD bij volwassenen met een angststoornis

Preventie van depressie bij adolescenten: wat is de beste weg? Dr. Daan Creemers Gz-psycholoog/onderzoekscoordinator K&J GGZ Oost Brabant

Is cognitive gedragstherapie voor het chronisch vermoeidheidssyndroom ook effectief als groepstherapie?

Persoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod

Kliniek Ouder & Kind

Bipolaire stoornis. it is mijn groep

Transcriptie:

Dit is mijn groep De Als-Dan-Uitsprakengroep In dit artikel wordt de werkwijze van de Als-Dan-Uitspraken (ADU) groep beschreven, een groepsexposurebehandeling die plaatsvindt op de poli stemmings- en angststoornissen binnen GGZ Centraal, afdeling Meerzicht te Lelystad. De ADU-groep bestaat zo n drie jaar en is in het leven geroepen naar aanleiding van onderzoeken die aangeven dat exposuretherapie bij diverse angststoornissen de voorkeursbehandeling is, waarbij de nadruk dient te liggen op het verschil tussen de angstige verwachting van de patiënt en de feitelijke uitkomst van een exposure-oefening (Craske et al., 2014; Rijkeboer & van den Hout, 2014; van den Hout & Merckelbach, 1993; Vervliet et al., 2014). Voor zover bij de auteur bekend is er in Nederland geen andere groepsbehandeling met dezelfde naam. Er zijn echter verscheidene groepsbehandelingen die overeenkomsten vertonen met de ADU-groep en waarbij ook gewerkt wordt met exposuretherapie. Taakstructuur Door Anneloes Walraven, gz-psycholoog in opleiding bij GGZ Centraal, afdeling Meerzicht te Lelystad en de Meregaard te Almere (anneloeswalraven@gmail.com) ADU staat voor Als-Dan-Uitspraken, ofwel de catastrofale interpretaties van situaties die de deelnemers van de groep hebben: Als ik me fysiek inspan, dan zal ik een hartaanval krijgen; als ik in de supermarkt iets vraag, dan zal ik uitgelachen worden; als ik voor mezelf opkom, dan zullen mensen boos worden. Voorafgaande aan deelname krijgen patiënten een indicatiegesprek, waarin wordt ingeschat of deze groepsbehandeling passend is bij hun problematiek en hulpvraag. Wanneer 49

dit zo blijkt te zijn, volgen er nog een of twee gesprekken waarin de belangrijkste ADU s worden vastgesteld, evenals de geloofwaardigheid ervan, het huidige vermijdings- en veiligheidsgedrag en de doelen die ze door middel van de ADU-groep willen behalen. De behandelaren die de indicatiegesprekken voeren zijn tevens als therapeut verbonden aan de ADU-groep en blijven de deelnemer zien voor evaluatiegesprekken. De ADU-groep is een behandeling voor maximaal acht deelnemers, die wekelijks bij elkaar komen. Iedere bijeenkomst duurt drie uur, waarbij tijdens het eerste uur de onderzoeken van de afgelopen week worden geëvalueerd. De deelnemers vertellen om beurten welke ADU zij hebben onderzocht; wat de verwachte geloofwaardigheid van de ADU was; of de gevreesde gevolgen zijn uitgekomen en zo niet, waarom niet; wat diegene heeft geleerd en wat het effect hiervan is op de huidige geloofwaardigheid. Vervolgens wordt er besproken wat iedere deelnemer in het tweede uur gaat onderzoeken, op of in de buurt van de therapielocatie. Er wordt voorafgaand aan ieder gedragsexperiment vastgesteld welke ADU de deelnemer gaat onderzoeken en hoe geloofwaardig deze uitspraak voor hem of haar voelt. Het gaat dus om de gevoelsmatige geloofwaardigheid: veel mensen weten wel dat zij geen hartaanval zullen krijgen als ze gaan rennen, maar op het moment dat zij hun hart sneller voelen kloppen, voelt dat wel zo. Een voorbeeld hiervan kan zijn: als ik vier keer de trap op ren, dan krijg ik een hartaanval (geloofwaardigheid: 80%). Samen met de deelnemers wordt bekeken hoe zij hun ADU kunnen onderzoeken. In het derde en laatste uur komen de deelnemers opnieuw bijeen, om te bespreken hoe de onderzoeken zijn verlopen, wat dit heeft gedaan met hun geloofwaardigheid en om de ADU s, geloofwaardigheid en onderzoeken voor de komende week vast te stellen. Vooralsnog nemen uitsluitend mensen met angststoornissen aan de ADU-groep deel. Vanuit de theorie is het echter goed mogelijk deze behandeling ook bij andere doelgroepen in te zetten: mensen met een depressie (als ik een activiteit onderneem, dan zal ik nog minder energie hebben), trauma (als ik met een man praat, dan zal ik opnieuw aangerand worden), bipolaire stoornis (als ik me Het doel van exposure is de inhibitorische associatie zo sterk te maken, dat deze de angstopwekkende associatie gaat overheersen manisch voel, dan kan ik niets doen om tegen te gaan dat ik teveel geld uitgeef) of persoonlijkheidsstoornis (als ik me kwetsbaar opstel, dan zal ik weer afgewezen worden) (Minnen et al., 2010). Het is hierbij van belang dat de gevreesde ramp daadwerkelijk onderzocht kan worden, zowel binnen de groep als in de thuissituatie. Wanneer iemand bijvoorbeeld bang is om in een vliegtuig te stappen, is dit lastig te onderzoeken binnen de groep. Het doel van deze groepsbehandeling is het opdoen van disconfirmatieve informatie waardoor de geloofwaardigheid van de ADU 50

zal dalen en daarmee de angst en het vermijdingsgedrag zal afnemen. De werkwijze waarmee dit bereikt wordt is exposuretherapie, wat past binnen het referentiekader van de cognitieve gedragstherapie (CGT). Exposuretherapie is een bewezen effectieve behandelvorm voor onder andere mensen met paniekstoornis, sociale angst, specifieke fobie, OCS en PTSS. Exposuretherapie is in diverse richtlijnen de voorkeursbehandeling voor bovenstaande stoornissen (Factsheet VGCT, zie www.vgct.nl). Volgens de nieuwste inzichten is een afname van de angst niet langer het hoofddoel bij deze therapie. Men moet erachter komen dat de gevreesde gevolgen in een spanningsvolle situatie uitblijven. Zij hoeven dus niet in die situatie te blijven totdat de spanning is afgenomen, iets wat eerder wel werd gedacht. Door herhaaldelijke confrontatie met de situatie die angst oproept, zonder dat de gevreesde gevolgen optreden, treedt extinctie (uitdoving) op, wat weer leidt tot een afname van angst (Factsheet VGCT). Er wordt aangenomen dat het centrale werkingsmechanisme van extinctie, en dus van exposuretherapie, inhibitorisch leren is: men leert dat blootstelling aan de situatie die angst oproept (supermarkt) niet leidt tot het gevreesde gevolg (flauwvallen), maar daadwerkelijk ongevaarlijk is. Exposure is het opdoen van disconfirmatieve informatie. De angstopwekkende associatie (tussen supermarkt en flauwvallen) blijft wel bestaan. Het doel van exposure is de inhibitorische associatie zo sterk te maken, dat deze de angstopwekkende associatie gaat overheersen (Vervliet et al., 2014). Hierbij speelt de variatie in contexten een doorslaggevende rol. Zo kan het zijn dat wanneer iemand naar de supermarkt gaat en niet flauwvalt, als verklaring voor het niet flauwvallen kan hebben dat het maandagochtend was en dus rustig in de supermarkt. Dan is het belangrijk dat diegene ook in de drukte op zaterdag boodschappen gaat doen. De deelnemers worden dan ook aangemoedigd dezelfde ADU op verschillende plaatsen, dagen, tijden en met diverse mensen of voorwerpen (bijvoorbeeld met of zonder handtas of telefoon) te onderzoeken, waarbij de geloofwaardigheid varieert per context: als ik ga hardlopen met mijn telefoon, dan zal ik een beroerte krijgen en doodgaan (geloofwaardigheid 40%) versus: als ik ga hardlopen zonder mijn telefoon, dan zal ik een beroerte krijgen en doodgaan (geloofwaardigheid 80%). In dit voorbeeld kunnen de handtas, telefoon of een andere persoon veiligheids- of vermijdingsgedrag zijn. Hier wordt binnen de groep aandacht aan besteed, waarbij het doel is om deze gedragingen af te bouwen. Het belang van contextvariatie wordt onderstreept door de groepsbehandeling te laten plaatsvinden op verschillende dagen en verschillende tijden. Daarbij wordt iedere bijeenkomst begeleid door twee verschillende therapeuten, die afwisselend worden ingeroosterd, uit een poule van in totaal vijf therapeuten. Ook dit is een bewuste keuze om zo contextvariatie aan te brengen. Deze poule bestaat uit twee cognitief gedragstherapeutisch werkers, twee gz-psychologen en één psycholoog in opleiding tot gz-psycholoog. Er bestaat de mogelijkheid om een van de therapeuten te betrekken bij de onderzoeken die tijdens de groepsbehandeling worden uitgevoerd. Het kan drempelverlagend werken wanneer de geloofwaardigheid van een ADU lager is met dan zonder therapeut; als ik alleen naar de bushalte loop, 51

dan zal ik aangevallen worden (geloofwaardigheid: 85%) versus: als ik met een therapeut naar de bushalte loop, dan zal ik aangevallen worden (geloofwaardigheid: 50%). Dit voorbeeld illustreert dat de geloofwaardigheid varieert per context, maar ook dat een therapeut als veiligheidsgedrag kan werken. De groepsbehandeling vindt wekelijks in wisselende ruimtes plaats. In alle ruimtes zitten de deelnemers in een kring. In sommige ruimtes zijn tafels aanwezig, in andere niet. Er wordt aan de deelnemers gevraagd of zij een schrift en pen mee willen nemen, waar zij de ADU s, geloofwaardigheid en onderzoeken in noteren. Na iedere vijf bijeenkomsten vindt er een individuele evaluatie plaats, waarin bekeken wordt in hoeverre de doelen die in de indicatiegesprekken zijn vastgesteld, behaald zijn. Tevens wordt er teruggeblikt op de afgelopen vijf weken; waar heeft iemand aan gewerkt, wat heeft iemand ontdekt? Ten slotte wordt er vooruitgekeken naar de komende vijf weken; welke ADU s zijn er nog, wat is de geloofwaardigheid hiervan en welk veiligheids- en vermijdingsgedrag is nog actueel? Groepsdynamiek De ADU-groep heeft vier tot acht deelnemers en is een open groep; er stromen deelnemers in en uit. Het is een individuele therapie in de groep, waarbij het gaat om verandering in en met de groep, niet door de groep. Het doel is dan ook niet het bewerken van diepere (groeps)processen. Iedere deelnemer stelt zijn eigen ADU s vast en onderzoekt deze individueel. Samenwerking tussen de groepsleden staat hiermee niet voorop, maar ontstaat vaak spontaan. Interactie tussen de deelnemers wordt gestimuleerd; zij kunnen elkaar aanmoedigen in wat ze spannend vinden, hoop bieden door positieve ervaringen te delen, zich kwetsbaar opstellen en open zijn over hun angsten. De meerwaarde van het werken met een groep, is dat de deelnemers veel van elkaar leren. Wanneer een nieuwe deelnemer start, stelt diegene zich voor en deelt zijn Als-Dan-Uitspraken. Vaak zorgen de reacties van de groepsleden al voor erkenning. Tevens is er in deze fase vaak sprake van herkenning; de deelnemer ervaart niet de enige te zijn met angstgerelateerde problemen, ervaringen en gevoelens. Degenen die al langer deelnemen vertellen de nieuwe deelnemers over hun ervaringen. Zij delen onder aanmoediging van de therapeuten wat ze geleerd hebben en tot welk ander gedrag dit heeft geleid, wat weer tot hoop leidt bij de nieuwe deelnemers, die er voorheen van overtuigd waren dat het toch nooit meer over zou gaan. Door de positieve ervaringen van een groepslid dat al langer meedraait te horen, kan dit voor hoop bij het nieuwe groepslid zorgen: Zou het ook bij mij beter kunnen gaan?. De deelnemers motiveren elkaar en geven vaak terug dat ze een onderzoek wat ze erg spannend vonden om te doen, toch hebben uitgevoerd omdat ze het aan hun groepsgenoten hadden beloofd of omdat ze graag wilden kunnen vertellen dat ze iets wat ze spannend vonden, toch hebben gedaan. Zo leren ze van elkaars gedrag. Binnen de ADU-groep is er sprake van aanvaardingscohesie: deelnemers hebben het gevoel bij de groep te horen, zij zien zichzelf als groepslid en stellen zich loyaal op aan de groep. Herkenning van elkaars angsten 52

en duidelijke overeenkomsten tussen de groepsleden dragen bij aan deze aanvaardingscohesie. Daarnaast is er sprake van taakcohesie; deze ontstaat door herkenning en gezamenlijkheid van functionele wensen en verwachtingen. Mensen nemen deel aan de ADUgroep om een bepaald doel te bereiken, namelijk van hun angsten of komen, minder te vermijden of hun actieradius te vergroten. Ten slotte is er sprake van een holdingscohesie (De Haas, 2008). De groep is een veilige omgeving dankzij haar duidelijke interne structuur. Iedere deelnemer weet hoe de groepssessies grofweg verlopen, de verwachtingen van elkaar en de therapeuten zijn duidelijk en er is een vast programma. Effectiviteit In de ADU-groep wordt gewerkt door middel van exposure, een techniek die vaak onderzocht is en effectief gebleken is (Hofmann & Smits, 2008; Norton & Price, 2007). De effectiviteit van de ADU-groep wordt door de therapeuten zelf gemeten met behulp van de Mobility Inventory (MI), een angstvragenlijst die de mate van vermijding meet terwijl de deelnemer alleen is of wanneer hij vergezeld wordt door een vertrouwd persoon. De lijst omvat een reeks activiteiten of situaties die vaak worden vermeden door patiënten met paniekstoornis en agorafobie. Deze activiteiten zijn ondergebracht in categorieën, zoals winkels, grote open ruimten, reizen, een auto besturen of meerijden in een auto. De respondent dient aan te geven in hoeverre de situatie wordt vermeden. Ook wordt gevraagd om de vijf meest relevante situaties aan te kruisen. Tevens kan met de lijst de frequentie van paniekaanvallen worden gemeten. Ten slotte wordt de respondent gevraagd aan te geven wat zijn of haar actieradius is waarbinnen men durft te reizen. De test is betrouwbaar en valide, en gevoelig voor therapie-effect. Er zijn normtabellen voor mannen en vrouwen, ten opzichte van normalen- en patiëntenpopulaties (Chambles et al., 1985). De afname van de MI gebeurt nu nog niet structureel. Wij zijn voornemens om de deelnemers van de ADU-groep voorafgaand aan hun start in de groep de MI in te laten vullen, evenals tijdens de evaluaties. Deze resultaten kunnen dan worden gebruikt om te bekijken waar nog vermijdingsgedrag zit De vraag is waarom deze groep sinds zijn opstart nooit compleet gevuld is geweest, terwijl ADU s veel voorkomen waaromheen nieuwe doelen geformuleerd kunnen worden. Op basis van de afgenomen MI s zien we, naarmate men langer aan de groep deelneemt, een afname in het vermijdingsgedrag, maar we hebben deze nog te weinig afgenomen om te kunnen spreken van significante verschillen tussen voor en na de groepsbehandeling. We baseren onze inschatting van de resultaten nu met name op de afname van de geloofwaardigheid van de ADU s en in hoeverre de vastgestelde doelen bereikt worden. 53

Reflectie De ADU-groep is een leuke manier van werken, omdat je als therapeut de kans krijgt mee te gaan met de exposure-oefeningen. Bovendien werk je als team samen in een poule, waarbij je elkaar goed op de hoogte houdt van de ontwikkelingen binnen de groep. Eens per twee weken vindt er een overleg plaats tussen de therapeuten, waar de nieuwe indicatiegesprekken worden ingebracht en wordt stilgestaan bij de voortgang van de deelnemers. Na iedere bijeenkomst wordt er een groepsrapportage gemaakt en van iedere deelnemer een aparte individuele rapportage. Voordat je als therapeut de groep ingaat, lees je eerst de rapportages die collega s hebben geschreven. En in het tweewekelijkse overleg wordt ook nog eens bij iedere patiënt stilgestaan. De groep is echter sinds zijn opstart nooit compleet gevuld geweest. Op het hoogtepunt waren er zes, op het dieptepunt slechts drie deelnemers. Er bestaan verscheidene hypothesen over de oorzaken hiervan. Zo werd gedacht dat de ADU-groep beter binnen de Generalistische Basis GGZ (BGGZ) dan binnen de Gespecialiseerde GGZ (SGGZ) past. Dit omdat de ADU-groep een klachtgerichte vorm van behandeling is, die veelal binnen de BGGZ wordt verzorgd. Tevens worden ook veel angststoornissen binnen de BGGZ behandeld. Toch zijn ADU s veelvoorkomend en wijdverbreid onder een brede doelgroep. Een andere hypothese is dat de ADU-groep niet genoeg naamsbekendheid heeft of dat deze niet in top of mind is bij veel intakers en behandelaren. Deelnemers kunnen zowel vanuit de intakefase als gedurende een behandeling worden verwezen naar de ADU-groep. Ook kan de ADU-groep ingezet worden als een module naast een individuele behandeling. Dit laatste gebeurt echter vrijwel nooit. Wellicht dat mensen geen goed beeld hebben van de ADU-groep en welke problematiek hier geschikt voor is. Om die reden heeft de auteur vorig jaar haar referaat gehouden over de ADU-groep, om zo meer naamsbekendheid te creëren. Dit heeft helaas onvoldoende verandering teweeggebracht. Het ADU-team heeft met het hoofd behandelzaken het gesignaleerde probleem van de onderbezette groep besproken. We hebben daarbij aangegeven enthousiast te zijn en in deze groep te geloven. Ook het hoofd behandelzaken ziet de meerwaarde van de ADUgroep in. Er wordt binnen de organisatie nagedacht over toekomstperspectieven, zoals het uitbreiden van samenwerking met ketenpartners. Tevens worden de huidige multidisciplinaire overleggen geëvalueerd en wordt er nagedacht hoe deze voort te zetten. Mogelijk dat eventuele veranderingen ook tot gevolg hebben dat de ADU-groep vaker geïndiceerd wordt. Het is hierbij belangrijk om nader te onderzoeken welke plek de ADU-groep in moet nemen binnen de organisatie en in welke fase van de behandeling de groep ingezet dient te worden. Wellicht dat het in de toekomst mogelijk zou zijn om een patiënt die binnen de BGGZ of bij de POH-GGZ behandeld wordt, bij GGZ Centraal de ADU-groep te laten volgen. Voor nu is dit nog toekomstmuziek. Wij hopen dat dit alles zal leiden tot een goedgevulde ADU-groep die we met veel plezier kunnen blijven begeleiden. 54

Literatuur Beurs, E. (1993). The assessment and treatment of panic disorder with agoraphobia. Amsterdam: Thesis Publishers. Chambless, D.L., Caputo, G.C., Jasin, S.E., Gracely, E.J. & Williams, C. (1985). The Mobility Inventory for agoraphobia. Behaviour Research and Therapy, 23, pp. 35-44. Craske, M.G, Treanor, M., Conway, C.C., Zbozinek, T. & Vervliet, B. (2014). Maximizing exposure therapy: An inhibitory learning approach. Behaviour Research and Therapy, 58, pp. 10-23. Haas, W. de (2008). Groepsbegeleiding en groepsbehandeling in de gezondheidszorg. Soest: Uitgeverij Nelissen. Hofmann, S.G. & Smits, J.A. (2008). Cognitive-behavioral therapy for adult anxiety disorders: A meta-analysis of randomized placebo-controlled trials. Journal of Clinical Psychiatry, 69, pp. 621-632. Hout, M.A. van den & Merckelbach, H. (1993). Over exposure. Directieve Therapie, 13, pp. 192-203. Kwon, S.M., Evans, L. & Oei, T.P. (1990). Factor structure of the Mobility Inventory for agoraphobia: A validational study with Australian samples of agoraphobic patients. Journal of Psychopathology and Behavioral Assessment, 12, pp. 365-374. Minnen, A. van, Hendriks, L. & Olff, M. (2010). When do trauma experts choose exposure therapy for PTSD patients? A controlled study of therapist and patient factors. Behaviour Research and Therapy, 48, pp. 312-320. Norton, P.J. & Price, E.C. (2007). A meta-analytic review of adult cognitive-behavioral treatment outcome across the anxiety disorders. Journal of Nervous and Mental Disease, 195, pp. 521-531. Rijkeboer, M. & Hout, M. van den (2014). Nieuwe inzichten over exposure. Gedragstherapie, 47(1), pp. 2-19. Vervliet, B., Depreeuw, B., Treanor, M., Conway, C.C., Zbozinek, T. & Craske, M.G. (2014). Exposuretherapie maximaliseren. Een benadering volgens het inhibitorisch leermodel. Gedragstherapie, 47, pp. 296-339. VGCt Factsheet. Exposuretherapie: nieuwe inzichten. www.vgct.nl. 55