innovation for life Meerjaren Speunruerkprogramma 201 1-201 4 Voortgangsrapport age 20 13 VP Sociale lnnovatie (P207) Functie ( Handtekeníng



Vergelijkbare documenten
innovation for life Meerjaren Speu rwerkprogram ma 2O Voortgangsrapportage 2013 VP Beter Samen in Noord (P208) Therna Life Sciences & Health

Beter Samen in Noord (BSIN)

Geïntegreerde zorg door genetwerkte zorgorganisaties Eerste bevindingen van het CORTEXS onderzoeksproject

HET NIEUWE WERKEN IN RELATIE TOT PERSOONLIJKE DRIJFVEREN VAN MEDEWERKERS. Onderzoek door TNO in samenwerking met Profile Dynamics

Nameting Scan Mijn Bedrijf

6 TIPS DIE HET PRESTEREN VAN UW WERKOMGEVING VERBETEREN

We zien een datagedreven wereld vol kansen. Toepassingscentrum voor big data oplossingen

Bedrijfskundige opbrengsten van investeren in Vitaliteit en Gezondheid. Prof. Dr. Gerard I.J.M. Zwetsloot

Innovatiebudget Sociaal Domein gemeente Arnhem

Bedrijven die investeren in sociale innovatie hebben minder last van de crisis

REGIONALE VERNIEUWING ZORG & WELZIJN HET INNOVATIENETWERK BSIN

Innovatiebudget Sociaal Domein regio Arnhem

Prof.dr. Henk W. Volberda Rotterdam School of Management, Erasmus University Wetenschappelijk directeur INSCOPE

Organisaties worden continu uitgedaagd om hun producten en diensten aan te passen op de veranderende klantvraag en op de interne- en externe factoren

Roger Lemmens Directeur BVZD/ABDH, April 29 th 2014

Havenpolikliniek: van bedreiging naar kans. 6 december 2018 SRZ Congres

Sociale innovatie. Integraal op weg naar topprestaties in teams en organisaties

Industry consulting. Care management. Effectieve procesinnovatie in de zorg. Onze zorg Kwaliteit nu én in de toekomst

NPA Congres, 4 februari 2016: De patiënt aan het roer?

smartops people analytics

white paper beeldbellen 2016 Dick-Jan Zijda

Opleidingsprogramma DoenDenken

Samen Beter. Op weg naar 2020

Managementondersteuning in de 21ste eeuw. Marianne Sturman, oprichter van Moneypenny

Slimmer managen en organiseren kan productiviteit en innovatie in zorg verbeteren

VOORWOORD. In deze brochure vindt u voorbeelden van projecten waarmee we een bijdrage leveren aan het oplossen van zorgvraagstukken.

Cao Metalektro: die deal doen we samen

Workshop: Duurzame Inzetbaarheid op elke Leeftijd. Werken aan duurzame inzetbaarheid van oudere werknemers. Den Haag, 1 juli 2014

Prof.dr. Henk W. Volberda Rotterdam School of Management, Erasmus University Wetenschappelijk directeur INSCOPE Bestuurslid NCSI

DEELNEMEN AAN HET ACTIEF NETWERK Nationaal Platform Duurzame Inzetbaarheid - IN ZORG

We can't solve problems by using the same kind of thinking we used when we created them. (Albert Einstein)

Programma Participatie en Gezondheid

Social Innovation maturity scan (SIMS) voor logistieke (MKB) bedrijven

Onderwijs en Kennisoverdracht

Civic economy; de hype voorbij

Slimme samenwerkingsmodellen, van idee naar praktijk

Duurzame Inzetbaarheid. 23 mei 2016 Netwerk Sociale Innovatie Universiteit Maastricht

SAMENVATTING. Samenvatting

ScaleUp Dashboard 2015

Doorbraak: GGZ koppeltaal

Groeien naar arbeidsparticipatie

Wat werkt voor de oudere werknemers?

Dr. Hilde Verbeek 15 april Department of Health Services Research Focusing on Chronic Care and Ageing 1

AWTJF: In dialoog naar een sterker opvoedklimaat, effectieve preventie en doelmatige zorg voor jeugd. ZonMw site-visit 9 april 2018

Uitdagingen ICT markt

plan van aanpak opschaling e- health

Bijlage 2. Human Capital Agenda s

Uitdagingen ICT markt

Onderzoeksvoorstel Voorbeelden van Taakherschikking in de Zorg

Voorbeeld monitoring en evaluatie gemeente Enschede

Slimmer Werken in zorg en welzijn

Vakkennis & vaardigheden. Motivatie & betrokkenheid. Gezondheid & vitaliteit. Werk & prive. Loopbaanmobiliteit

STRATAEGOS CONSULTING

Bantopa Terreinverkenning

Programmalijnen. Stichting izovator:

Congres Logistiek Slim verbinden! Tien jaar Lectoraat Logistiek: terug- en vooruitblik

Optimaal benutten, ontwikkelen en binden van aanwezig talent

SROI Quick Scan als basis voor contractinnovatie

Deelrapportage 1: Opzet van het project. Project verandering van spijs. TNO Kwaliteit van Leven. TNO-rapport. KvL/APRO/2007.

Een Smart Industry is een industrie met (productie)faciliteiten die een maximale flexibiliteit realiseren met betrekking tot:

Aan de Statenleden van de provincies Fryslân, Groningen en Drenthe. Groningen 30 juni 2015 Behandeld door bestuurszaken SNN Telefoonnummer

Praktijkvoorbeeld van regionale samenwerking tussen gemeente en GGZ Janneke Oude Alink gemeente Apeldoorn/regio Stedendriehoek en Noordwest Veluwe

JuMP-scan landelijke resultaten

Ondersteuning bij implementatie zelfmanagement

Europese EFRO-subsidies voor innovatie en CO 2 -reductie

Samenwerken aan een toekomstbestendige retailsector

Global Project Performance

VAN AMBITIE NAAR RESULTAAT

Toeleg Meedoen & Samenwerken in Breda

Disruptie in Zorg en Welzijn

WORKSHOP 1: RICHTING GEVEN

ORDINA SAMEN SLIMMER WERKEN

HRM SCORECARD. PRESENTATIE/WORKSHOP WATCH-Consultancy in samenwerking met REEF/deelt kennis Woensdag 17 november 2010

Zorg om talent: van inzicht naar implementatie

De ontwikkeling en toepassing van games voor gezondheid. Een verkenning van de Nederlandse situatie in internationaal perspectief

Functioneel meten en vakmanschap

Samenwerkingsagenda Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en de Provincie Gelderland

Verkenning regionale loopbaanversneller. Presentatie Voorzittersoverleg 28 maart 2019

Europese EFRO-subsidies voor innovatie en CO 2 -reductie

Slimmer managen en organiseren kan productiviteit en innovatie in zorg verbeteren

LEEN DE CONINCK ARTEVELDEHOGESCHOOL GENT ACHG KULEUVEN PROJECT VALNET UZLEUVEN

WAT HELPT OM LANGER THUIS TE BLIJVEN WONEN

HET POLICY LAB. Tjerk Timan. ScienceWorks 25 mei 2018

Het Innovatiekompas Inspiratie sessies Dr. Guy Bauwen

Werksessie verantwoording

Operationeel Programma EFRO Noord-Nederland

@chfreese, Amsterdam. Inclusief HRM en de Participatiewet Dr. Charissa Freese Utrecht 24 november 2016

Business Case depressiepreventie in Zuid- Holland Noord. Nicolette van der Zouwe 29 mei 2012

Duurzame inzetbaarheid in de HR praktijk Onderzoeksrapport 2012

Aanpak: Gezinscoaching. Beschrijving

Het creëren van een innovatieklimaat

M De winstpotentie van personeelsbeleid in het MKB

Kennisteam Business Innovation. Masterclasses Nieuwe Ingenieur. Leiderschapsprogramma voor young potentials in de technische sector

Management. Analyse Sourcing Management

Opleidingen voor P&O-ers in de zorg: Serious Game Training duurzame inzetbaarheid Leergang duurzame inzetbaarheid

Roger Lemmens. Directeur 17 Maart 2014

HET SUCCES VAN DE VERGRIJZING

Werknemers en innovatie

Parallelsesssie "Lean bij Aon Nederland"

Investeren in menselijk kapitaal loont! Wetenschap en praktijk

Transcriptie:

innovation for life TNO-rapport TNO 2014 R10281 Meerjaren Speunruerkprogramma 201 1-201 4 Voortgangsrapport age 20 13 VP Sociale lnnovatie (P207) Gezond Leven Utrechtseweg 48 3704 HE Zeist Postbus 360 3700 AJ Zeist www.tno.nl T +3'f 88 866 60 00 F +31 88 866 87 28 infodesk@tno.nl Datum Auteu(s) 4 maaft2014 Prof. Dr. lr. P.M. Bongers Dr. B. Blatter Dr. ing. K. ten Have m.m.v. Drs. D. van Putten, D. Fijan-Roemer Exemplaarnummer I Oplage Aantal pagina's Aantal bijlagen Regievoerder Projectnaâm Projectnummer Autorisatie Functie ( Handtekeníng 41 Géén lvlinisterie van Economische Zaken VP Socialo lnnovatie (P207) Alle rechten voorbehouden N ets u t deze uitgave mag van druk, foto-kopie, microfil toestemming van TNO. rden vermenigvuld gd en/of openbaar gemaakt door middel of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande lndien dit rapport in opdrachtwerd u tgebracht, wordtvoorde rechten en vetplichtingen van opdrachtgever en opdrachtnemer veruezen naar de Algemene Vooruaarden voor opdrachten aan TNO, dan wel de betreffende terzake tussen de partüen gesloten overeenkomst. Het ter inzage geven van het TNo-rapport aan dlrect belang-hebbenden is toegestaan. @ 2014 TNO

TNO-rapport I TNO 2014 R10281 2t4',1

TNO-rapport I TNO 2014 R' 0281 3l 41 I nhoudsopgave 1 1.1 1,2 13 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 Inleiding Vraaggestuurd Programma Sociate lnnovatie (lnnovatiedirecteur: Paulien Bongers)......'..."."5 Ontwikkelingen in het afgelopen jaar......'...'...5 Samenwerking... ". """5 Samenhang.'.". "5 Vraaggestuurd Programma Sociale lnnovatie (Business Line Manager: Klaas ten Have)...'...'..7 Highlights uit 2013....----...""."'..'.7 Korte inleiding op Vraaggestuurd Programma Sociale lnnovatie '...10 Uitvoering in 2013...'..'...11 Resultaten..'."...19 Output en kennisoverdracht......'...'.20 lnnovatie Programma's..."...39 3 Ondertekening 41

TNO-rapport I TNO 2014 R10281 4t41

TNO-rapport TNO 2014 R1028, 5l 41 lnleiding Vraaggestuurd Programma Sociale lnnovatie (lnnovatiedirecteur: Paulien Bongers) 1.1 Ontwikkelingen in het afgelopen iaar De wereld van management, werk en organisatie verandert snel. Onder invloed van nieuwe technologieën, veranderende markteisen en globalisering zal het tempo van baanvernietiging en nieuwe baancreatie verder toenemen. Dit vereist een grote responsiviteit, adaptiviteit en proactiviteit op alle niveaus: mensen, processen' organisaties, ondernemers, ketens en ecosystemen. Dit VraaggeStuurd Programma Sociale lnnovatie richt zich op vernieuwing op die terreinen, en draagt daarmee bij aan het verdienvermogen van de beroepsbevolking, organisaties en de economie. De toekomst is onzeker en ongewis en het is slim ervoor te zorgen dat wij, onze ouders en onze kinderen 'fit for the future zijn'. Het is onvoldoende oplossingen te vinden voor huidige uitdagingen, het is nodig oplossingen te vinden voor alle mogelijke toekomstige problemen. Resilience op alle niveaus! Het Vraaggestuurd programma draagt in principe bij aan vernieuwing op deze terreinen in alle topsectoren maar richt zich in het bijzonder op innovaties op het gebied van mens en organisatie (human capital en sociale innovatie) voor de topsectoren Logistiek, HTSM en LS&H. Het programma beoogt een brug te slaan tussen het domein van het Ministerie van SZli/ en EZ waar het optimale inzet van mensen en vernieuwing van organisatie betreft: een goed gekwalificeerde, inzetbare en gezonde beroepsbevolking met ontwikkelingsmogelijkheden voor hoog en laagopgeleiden en daardoor een versterking van de productiviteit. Het gaat om een bijdrage aan:. de ontwikkeling van nieuwe kennis;. beleids -en beleidsonderbouwend onderzoek; o de ontwikkeling van nieuwe oplossingen in nationaal en internationaal verband;. kennis delen door middel van netwerken en kennisoverdrachtsprojecten. 1.2 Samenwerking Er wordt met verschillende nationale en internationale partners in projecten gewerkt. Het gaat om samenwerkingsprojecten met Universiteiten als PPSprojecten met bedrijven. Naast de ontwikkeling van nieuwe kennis - en juist ook vaak in het vervolg daarvan - is het van belang om de toepassing van die kennis te stimuleren, onder meer in zogenaamde living labs. 1.3 Samenhang Het programma lnnovatie en Arbeidsproductiviteit bestond in 2013 uit drie hoofdlijnen, Socr,aal lnnovatie Management (SIM), lnnovatief Werken (lw) en Zorg en Arbeid. De projecten dragen bij aan de gewenste koppeling van de topsectoren aan maatschappelijke uitdagingen, vooral rond de dynamiseren van de arbeidsmarkt, met name gericht op arbeidsproductiviteit en arbeidsparticipatie, en dragen zo bi aan de gewenste 'shared Value Creation' en 'lnclusive Growth'.

TNO-rapport I TNO 2014 R10281 6l 41 Zoals gezegd dragen ze ook bij aan het versterken van de brug tussen de beleidsfocus van EZ (groei door enter- en intrapreneurship) en Sã/V (participatie, inzetbaarheid). De Thema directeur Gezond Leven verleent hiermee goedkeuring aan de rapportage 2013. Dr. N.J. Snoeij Managing Director Thema Gezond Leven

TNO-rapport I TNO 2014 R10281 7 t41 2 Vraaggestuurd Programma Sociale lnnovat e (Business Line Manager: Klaas ten Have) 2.1 Highlights uit 2013 Flexbarometer Alle ciþrs over flexwerk en ftexwerkers venameld ln de ãfgetopen jaren is het aantal flexibele arbeidskrachten gegroeid tot 30 procent van de arbeidsmarkt. Voor beleidsmakers en andere betrokken is het belangrijk dat er een volledig en toegankelijk ovezicht beschikbaar is van feitelijke informatie over deze groeiende groep, Daarom heeft TNO in samenwerking met diverse partners de website www.flexbarometer. nl gelntrod uceerd. Flexwerkers ziin in opkomst Er komen steeds meer flexwerkers: zowel zelfstandigen zonder personeel (zzp'ers) als werknemers zonder vast contract en/of vaste uren. Hoeveel flexwerkers zijn er nu eigenlijk, wat zijn hun kenmerken, hoe zit het met de kwaliteit van arbeid? Tot nu toe ontbrak het aan een toegankelijk ovezicht van representatieve cijfers om te komen tot een onderbouwde maatschappelijke discussie en tot onderbouwd beleid' Behoefte aan obiectieve informatie De website is bedoeld voor beleidsmakers, sociale partners, bedrijven en andere geïnteresseerden. Zi1 vinden er objectieve informatie over flexwerkers in de Ñederlandse werkzame beroepsbevolking: hun aantallen, persoonskenmerken, de kwaliteit van de arbeid van werknemers met een flexibele arbeidsrelatie, en de toepassing van vormen van flexibele arbeid door bedrijven. De Flexbarometer is objectief en gebaseerd op representatieve databronnen van het CBS en TNO' Dé bron over flexwerk De komende jaren groeit de Flexbarometer verder uit tot dé website met nog meer Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Slimmerwerken in het openbaar bestuur Tegenwoordig moeten publieke organisaties steeds meer hun maatschappelijke waarde en hun 'value for money' kunnen aantonen. Dat betekent dat ze moeten innoveren en werken aan hun productiviteit. Maar welke interventies helpen om de productiviteit of de prestaties te verbeteren? Om die vraag te kunnen beantwoorden, ontwikkelde TNO een hulpmiddelvoor productiviteitsverbetering.

fno-rapport I TNO 2014 R10281 8l 4'l P roductivi te it kw a ntif ice re n Publieke organisaties vinden het vaak lastig om productiviteit te kwantificeren. Niet omdat ze productiviteit onbelangrijk vinden, maar omdat ze de kwaliteit van de prestaties minstens zo belangrijk vinden. Productiviteitsverbetering in de publieke sector wordt bovendien vaak geassocieerd met reorganisaties, bezuinigingen en toenemende werkdruk. Op zoek naar de redenering achter innovatie Het hulpmiddel voor productiviteitsverbetering dat TNO heeft ontwikkeld, is een dialoogmodel. Het is een hulpmiddel om te kijken naar de praktijk, daarover van gedachten te wisselen om zo een business case te formuleren, een zakelijke redenering die als basis dient om tot beslissingen te komen. Het dialoogmodel bestaat uit vijf stappen:. Stap 1: het productiviteitsprobleem vaststellen (en een voorlopige business case formuleren).. Stap 2: het productiviteitsprobleem uitwerken in een productiviteitsuitdaging.. Stap 3: de gewenste productiviteitsstrategie benoemen.. Stap 4: organisatorische interventies ontwikkelen om de productiviteit te verbeteren.. Stap 5: een business case opstellen van de gewenste organisatorische innovatie. Goed toepasbaar in de praktiik TNO heeft het dialoogmodel toegepast op enkele cases, zoals die van een uitkeringsinstantie die de kwaliteit van de dienstverlening wilde vergroten door de doorlooptijd voor nieuwe aanvragen te verkorten. Uit de cases blijkt dat het model goed toepasbaar is, binnen de overheid en daarbuiten. Op dit moment passen we het hulpmiddel ook toe bij verschillende overheidsprojecten, zoals het project Slimmernetwerk van het Ministerie van Binnenlandse Zaken dat innovatie en slimmer werken bij de overheid wil stimuleren. Dit doen we samen met Kennisland en de Kafkabrigade. Zo helpen we publieke ondernemers om een werkbare business case te formuleren als redenering achter hun eigen innovatie. Beter Samen in Noord; integrale dienstverlening voor sociale minima Zorgaanbieders in Amsterdam-Noord werken beter samen ln het samenwerkingsverband Krijtmolenalliantie werken zotg- en welzijnsaanbieders in Amsterdam-Noord intensief samen aan een gezonder stadsdeel. Ze stroomlijnen hun inspanningen om die maximaal te laten aansluiten op de behoeften van hun cliönten. Het doel: versnippering tegengaan door integrale dienstverlening. (,)

TNO-rapport I TNO 20'14 R10281 9l 41 Zorg beter georgan seerd Een bejaarde vrouw met verschillende chronische klachten kr gt tot nu toe te maken met veel verschillende zorgaanb eders: de huisarts, diverse specialisten en thuiszorg. Door een integrale aanpak is het mogelijk om die zorg te combineren en beter te organiseren. Het gevolg: minder afspraken, geen overbodige behandelingen, en een meer tevreden cliënt. Kwetsbare groepen centraal Het project richt zich speciaal op kwetsbare groepen: ouderen en gezinnen die onvoldoende zelfredzaam zijn en tot de sociale minima behoren. Deze groepen zijn verantwoordelijk voor een groot deel van de uitgaven aan zorg en maatschappelijke dienstverlening. ln dit project gaan we na of casemanagement - gecoördineerde hulpverlening - voor deze groepen kostenetfectief is. Waardevolle kennis over integrale zorg Beter Samen in NOord levert nieuwe waardevolle kennis op over de succes- en faalfactoren van de invoering van integrale zorg. Ook ondezoekt TNO welke voordelen integrale dienstverlening heeft voor de gezondheid, het welzijn en de maatschappelijke participatie van kwetsbare groepen. Verder ontwikkelen we een bekostigingsmodel: we brengen in kaart, hoe kosten en opbrengsten van integrale dienstverlening kunnen worden verdeeld. De alliantie in Noord is daarmee een proeftuin voor integrale dienstverlening in andere grote steden. Opbrengsten ln 2013 heeft TNO in overleg met de aanbieders een eenduidige werkwtjze ontwikkeld voor toeleiding naar casemanagement op basis van de Zellredzaamheidsmatrix en het Frieslab kwadranten model. ln een handreiking heeft TNO de verschillende protocollen en processen beschreven. Er is ondersteuning geleverd aan het opzetten van passende ICT en een cliêntregistratie systeem dat voldoet aan de eisen van privacy. Dit systeem is vormgegeven op basis van het door TNO opgestelde plan van eisen (met aandacht voor veiligheid en privacy) en maakt de communicatie en registratie mogelijk met 10 verschillende instellingen, terwijl de administratieve belasting minimaal blijft. De aanpak van integrale zorg en dienstverlening vraagt van de professionals een verandering van beroepsmatig handelen. Om professionals de daarvoor benodigde competenties bij te brengen heeft TNO een training voor casemanagement ontwikkeld en uitgevoerd. TNO heeft gegevens voor de procesevaluatie vezameld door middel van meerdere bronnen en method eken: - de uitkomsten van individuele diepte-interviews met betrokkenen van het programmamanagement en de uitvoering; - het promotieondezoek van Jennifer v/d Broeke (UvA/AMC) naar de zorg in Amsterdam Noord; - het volgen van de trainingen van casemanagers en professionals; - schriftelijke informatie van de kwaliteitsadviseurs (TNO) en de kwartiermakers (Beter Samen in Noord); - Real Time Monitoring van prestatie-indicatoren en terugkoppeling van de bevindingen (via het webbased informatiesysteem van Beter Samen in Noord en het RIS).

TNO-rapport I TNO 2014 R10281 10 I 4'l Ten aanzien van de effectevaluatie zijn in 2013 de vragenlijsten voor de interventiegroep en de controlegroep ontwikkeld en getest. ln de laatste maanden van 2013 is TNO begonnen met de inclusie waarbij de T0 vragenlijst bij een kfeine groep cliénten is afgenomen. De eerste voorzichtige resultaten van de proeftuin zijn veelbelovend ten aanzien van de Triple Aim dimensies. De zelfredzaamheid van de doelgroep nam toe, specifiek op het gebied van mentale gezondheid en inkomen (organisatie van schulden). Dit zal resulteren in een betere gezondheid. De business case laat zien dat de aanpak van integrale zorg en dienstverlening tot lagere kosten leidt. Ondanks dat op basis van het project geen blauwdruk voor integrale zorg te maken is, lijken er zeker belangrijke succesfactoren en werkingsmechanismen te identificeren. 2.2 Korte inleiding op Vraaggestuurd Programma Sociale Innovatie Het programma lnnovatie en Arbeidsproductiviteit bestond in 2013 uit drie hoofdlijnen. De eerste hoofdlijn Sociaal lnnovatie Management (SIM) richt zich op twee centrale doelstellingen: 1. Kennis-, concept- en methodeontwikkeling over 'innoveren door werkenden' en 2. Het ontwikkelen van nieuwe arbeidsorganisatorische vormen die innovatie stimuleren en het beschikbare menselijk kapitaal duurzaam en productief inzetten. Er zt n om deze doelstellingen te bereiken, vier deelprojecten uitgewerkt: 1. Ketenoptimalisatie in de personeelsvoorziening en innovatief werk. 2. lnnoveren door werkenden. 3. Systemisch innoveren in de publieke sector. 4. Workplace lnnovation (WPl) Europa. De tweede hoofdlijn lnnovatief Werken (W) richt zich op het verhogen van de innovatiekracht en arbeidsproductiviteit bij organisaties in de topsectoren HTSM en creatieve industrie. Beoogd wordt dat organisaties beter in kunnen spelen op de continu veranderende eisen die het werk stelt, binnen een snel veranderende omgeving (economisch, maatschappelijk, technologisch). lw richt zich op parallelle innovatie van producten en services, werkplekken en omgevingen, werkprocessen, en ketens, zowel in de fase van ontwerp als in de operationele fase. llîffilhlw.r u ontwerplase Oprntlmhfrr 3! Ê Ê 1 ā 0! 3! e - I!mû.li frlrs læl mrt t{ on ræd +ttuù nmcnt wo l.plws 1t Slnr tæn,mtrtfd.n mú mlur.n loìliorn,ffißl otthtd ñt MeË./s.rtÞlê nlveaulmtæf f\r.nr/w.ttpl.lnl l ulmlcd) oeills tlgnlveau(mlrol Ol nþù nlwrulml Xet6 n ve.u (mærol Kd.il{vÊæ lmacrtl i.l Onlril hlñ\ n þilù.n htlr, rnrnlan Technologische vooruitgang biedt volop perspectief om dat mogelijk te maken, maar de factor mens blijft vaak onderbelicht en onbenut, waardoor daadwerkelijke toepassíng van innovaties beperkt blijft. De in dit project te ontwikkelen kennis en

TNO-rapport I TNO 2014 R10281 11t41 instrumenten moeten daar verandering in brengen. ln dit prolect vormt de mens het uitgangspunt; het project is georganiseerd langs verschillende prioriteiten waarbinnen projecten worden opgezet waarin private partijen mee financieren, zii geven dan ook mede vorm aan de projecten. Deze prioriteiten richten zich op verschillende niveaus: micro (werkplek/individu); meso (organisatie); macro (ketens en netwerken): 1. Ketenoptimalisatie en innovatie (meso/macro). 2. Flexibele werkplekken, processen en organisaties (meso). 3. People-centered work design (micro/meso). 4. Assistive/coaching workstat ons & environments (micro). ln het programma 'Zorg en Arbeid' ligt de nadruk op het ontwikkelen en evalueren van nieuwe zorgconcepten in proeftuinen. ln 2013 stonden drie proeftuinen centraal: Rijncoepel, Careyn en Amsterdam Noord. De zorgconcepten zijn gericht op getntegreerde zorg en arbeidsbesparing en betreffen combinaties van organisatorische, technische en sociale innovaties. 2.3 UiWoeting in 2013 Hoofdlijn L sociaal lnnovatie Management De centrale gedachte in het deelproject Ketenoptimalisatie in de personeelsvoorziening en innovatief werkis dat innovatieve allocatie van personeel niet zozeer mogelijk is op niveau van één onderneming, maar op niveau van ketens. De innovatie zit in het versterken van de keten over de ondernemingen heen. De regeling van de allocatie van personeel over de keten heen helpt ook om tijdelijke tekorten en overschotten binnen de keten op te lossen' Dergelijke oplossingen bestaan nog niet en moeten worden ontwikkeld. ln dit project proberen we met bekende voorbeelden van samenwerking tot zo'n invulling te komen, We hebben geprobeerd met Brainport lndustries tot een samenwerkingsproject te komen. Een voorstel voor onderzoek naar en ontwikkeling van nieuwe modellen van innovatief samenwerken in de keten is voorgelegd aan Brainport lndustries. Helaas heeft dat (nog) niet geleid tot concrete afspraken' Daarom is gezocht naar een ander netwerk: de samenwerkende organisatie in Medical Delta (Rotterdam, Delft, Leiden). Hier is een eerste verkennend onderzoek geweest naar huidige knelpunten en mogelijke oplossingen op het terrein van de personeelsvoorziening in de biomedische/farmaceutische sector. De resultaten worden pas in 2014 veruacht als een co-financieringstraject kan worden gerealiseerd. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is hoe partijen en bedrijven in de regio op die personeelsvoorziening samen kunnen werken. Denk aan verschillende typen arbeidspools. Het tweede deelproject binnen deze hoofdlijn, lnnoveren door werkenden, heeft geleid tot verschillende initiatieven. Een eerste activiteit richtte zich op wat nu precies nodig is om samenwerking binnen bedrijven over ploegensystemen tot stand te brengen. De meeste systemen zrjn expert-gedreven waarbij oplossingen top-down worden getmplementeerd. Bedrijven zien steeds meer dat dit niet meer tot optimale en geaccepteerde oplossingen leidt. ln het samenwerkingsproject met de FME 'maatwerk in ploegendiensten' is dit vraagstuk opgepakt. Drie taken werden afgesproken: 1) de FME en TNO ontwikkelen een integraal model, waarmee klassieke semi- en volcontinue ploegensystemen kunnen worden geinnoveerd. 2) Met behulp van Marvel (een modelleringsmethode) is dit model

TNO-rapport ITNO 2014 R'l028'l 't2 I 41 verder uitgewerkt, waarmee die factoren en interventies (in het werk en in de privésfeer) in hun onderlinge relatie in beeld zijn gebracht. Dit levert positieve bijdragen aan fitte en productieve werknemers, werkend in ploegendiensten. Dit model wordt in bedrijven in de metaal- en elektrotechnische industrie verder gevalideerd. Daarbij is ook een aanpak ontwikkeld, waarmee de dialoog tussen werknemers in de ploegen en hun managers wordt ondersteund. 3) Ter ondersteuning van deze dialoog is een blauwdruk van een game ontwikkeld, die de bewustwording van werknemers in ploegendienst moet vergroten ten aanzien van de lange termijn effecten van hun gedrag. Het theoretische model is gereed en vormt de basis voor de serious game. Door samen op te trekken met het TNO Flagship Gaming, zal op korte termijn een eerste webbased versie worden ontwikkeld. ln september heeft een workshop plaatsgevonden, waar '15 bedrijven aanwezig waren. Met potentiële kandidaten voor de toepassing van de game wordt op dit moment gesproken. Tevens is het theoretische model in november gepresenteerd op het Shiftwork 2013 congres in Brazilië. ln ditzelfde kader is ook de kennistafel zelfroosteren gehouden. De Flexbarometer is verder bijgewerkt (zie website www.flexbarometer. nl), Een andere activiteit is het opzetten van verschillende samenwerkingstrajecten met universiteiten om een kennisverbinding op het onderwerp te kr'tjgen met de NWOinitiatieven over'human capital': r Allereerst is met de Universiteit van Utrecht (prof. Erik Stam) een opzet voor een proefschrift uitgewerkt met betrekking tot 'innoveren door werkenden'. Deze aanvraag is goedgekeurd. Op 1 september is Werner Liebregt als aio gestart met zijn ondezoek. ln de komende vier jaar zal het ontwerp in versch i I lende deelprojecten verder worden u i tgewerkt.. Ten tweede is gekeken of het deelproject gekoppeld kan worden aan het nieuw opgezette NWO-programma 'Human Capital'. Samen met lnscope (samenwerkingsverband tussen Erasmus Universiteít, Maastricht Universiteit, Twente Uníversiteit, Utrecht Universiteit) zijn twee voorstellen ingediend. We wachten op het oordeel van de beoordelingscommissie van NWO). Voor het EZ-tra ecl is de verwachting om samenwerkingstrajecten op te starten in lijn met het NWO-voorstel. De derde activiteit is het samenwerkingsproject STOOF: 'Ontwikkelbanen'. Het vertrekpunt in dit project is dat heel veel uitzendbanen als 'dead-end' banen worden vormgegeven. Met de uitzendsector (opleidingsfonds) hebben we de gedachte opgevat dat het mogelijk zou moeten zijn de ui2endbanen zo vorm te geven dat medewerkers binnen deze banen 'beter kunnen leren en zich ontwikkelen'. Als de ui2endsector als een springplank naar betere banen kan worden omgevormd, dan helpt dit de individuele personen, maar ook het profiel van de uitzenders. ln het project kijken we bij de medewerkers hoe zij hun werk kwalificeren. Het verzamelen van de data heeft langer geduurd dan gepland, maar de respons was aanzienlijk hoger dan verwacht. ln totaal hebben zes uitzendorganisaties en ongeveer 700 uitzendkrachten aan het onderzoek meegewerkt. Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan de eindrapportage. Deze wordt besproken met een klankbordgroep. Afronding van fase 2 vond midden oktober 2013 plaats. Mede naar aanleiding van de reacties van de klankbordgroep is gekeken of een samenwerkingsfase 3 start en welke instrumenten daar ontwikkeld zullen gaan worden.

TNO-rapport I TNO 2014 R10281 13t41 Een vierde activiteit is gericht op verbinding met EU-projecten. Daarin is ook in 2013 grote vooruitgang gemaakt. Drie voorstellen zijn in januari 2013 ingediend' Het eerste voorstel dat is goedgekeurd is's -DRIVE', waarbij TNO in verschillende onderdelen participeert. De bedoeling van SI-DRIVE is om een theorie te ontwikkelen voor sociale innovatie. Voor SIM is het onderdeel in SI-DRIVE van belang, waarbij wordt gekeken naar de voon vaarden voor sociale innovatie in organisaties en de arbeidsmarkt. Het tweede voorstel dat is goedgekeurd is SIMPACT, waarbij onderzocht wordt wat de economische onderbouwing is van sociale innovatie. Een betere economische onderbouwing helpt onder meer om te beslissen over waar en wanneer overheidsingrijpen nodig is. Beide voorstellen zijn 1 januari 2e14 van start gaan. Een derde voorstel MINTAN heeft wel de 'thresholds' van de EU gehaald, maar krijgt helaas geen financiering. ln de afgelopen jaren is in samenwerking met het Ministerie van Binnenlandse Zaken binnen het deelproject Systemisch innoveren in de publieke sector onderzocht hoe binnen overheidsorganisaties aan de hand van innovatieve organisatie, het functioneren van de overheid kan worden verbeterd. Het project 'systemisch innoveren in de publieke sector' is een samenwerking tussen TNO, Kafka Brigade en Kennisland. Dit project is in 2013 verder uitgezet. ln de afgelopen maanden is de methode van 'Value network analysis' gebruikt om de aanpak van ditfusie, adoptie en opschaling van innovaties in de publieke sector te concretiseren. De methode is toegepast op 'schuldhulpverlening' ln dit kader is tevens een artikel aangeboden aan het blad 'Openbaar Bestuur'. Het laatste deelproject, Workptace lnnovation (WPI) Europa is de valorisatie van onze kennis over sociale innovatie op Europees niveau. ln dit kader hebben we een Europees leernetwerk opgezet: EUWIN. Er is goede vooruitgang gemaakt met ontwikkeling van dit Europese netwerk. ln Brussel (Europees Parlement) is de 'lancering' gerealiseerd van het Europese netwerk, in samenwerking met de Europese Commissie. ln juni2013 is de eerste regionale workshop gerealiseerd in Linköping (Zweden). ln december heeft de regionale workshop in London (2 december) plaatsgevonden. Een belangrijk deel van het werk is gericht op het opzetten van de sociale media. Over het eerste jaar is een deelrapport opgesteld' Voor EUWIN is ook de Kennisbank NCSI verder onderhouden. ln het kader van workplace innovation zijn ook twee conferenties opzet de INSÇOPE-conferentie te Hoofddorp en IWOT Conferentie te Leiden. Op 26 november is in Hoofddorp samen met vier universiteiten een bijeenkomst geweest met 15 paper-voorstellingen. Aan het eind van de conferentie is de Erasmus lnnovation Award 2014 uitgedeeld aan DSM. Het ministerie van Economische Zaken zat in de jury van deze Award. Op 27-28 november is in Leiden de IWOTconferentie doorgegaan (45 deelnemers). Daarop zt n 20 papers gepresenteerd. De papers worden als bijlage meegezonden. ln dit deelproject is ook het samenwerk ngsproject Het Nieuwe Werken (HNW) opgezet. Dit betreft de derde fase van het 'Dashboard Het Nieuwe Werken'. Dit project heeft tot doel de relatie tussen HNW maatregelen en de effecten daarvan op bedrijfsdoelstellingen als productiviteit, vitaliteit en duurzaamheid aantoonbaar en inzichtelijk te maken. Voor het samenwerkingsproject Het Nieuwe Werken (deel 3) is de samenwerking met een externe partij gerealiseerd. De bedoeling was het instrument, zoals opgeleverd in de eerdere onderdelen van het samenwerkingsproject, te testen en te gebruiken. De test is geslaagd' Tegen de

TNO-rapport I TNO 2014 R10281 14t41 veruachting in hebben we een grote respons bij de deelnemende bedrijven gerealiseerd. Dit toont de belangstelling voor het onderwerp. De conclusie van het onderzoek wordt eind februari 2014 afgerond, maar het model maakt al wel duidelijk dat organisaties veel te winnen hebben bij een meer genuanceerde aanpak van Het Nieuwe Werken. Wat voor de ene medewerker werkt, werkt juist niet bij een andere, of in veel mindere mate. Een aanpak die hiermee rekening houdt, zal organisaties naar veruachting meer opleveren. Op basis van de kennis van de drijfveren is het mogelijk om voor elke drijfueer passende (nieuwe) maatregelen te ontwikkelen. Niet alle HNW-maatregelen leiden tot een gewenst resultaat en sommige werken zelfs licht negatief. Een gerichte keuze van instrumenten, passend bij het doel van de organisatie, kan de kans op positief resultaat vergroten. Verder toont onderzoek aan dat het stimuleren van HNW door management en cultuur niet altijd tot gewenst effect leidt. Mensen laten zich niet of nauwelijks door sociale druk of wenselijkheid dwingen tot gedrag dat niet bij ze past. Met de kennis uit dit project kunnen organisaties op effectievere en innovatievere wijze tot vernieuwingen van hun werkorganisatie komen. De prolectleider heeft ook verschillende contacten gehad met het lnstituut voor toekomst van werk. Het is onduidelijk of voor TNO, dit initiatief aan de Universiteit van Tilburg een kennisopbrengst kan leveren op termijn. We bltjven in contact met het initiatief. Hoofdlijn 2. lnnovatief Werken Deze hoofdlijn is onderverdeeld in deelprojecten. Binnen deelproject Ketenoptimalisatie en ìnnovatie worden onderzoeksvragen gesteld als "Hoe kom je als productiebedrijf tegemoet aan de snelle veranderingen in de vragen vanuit de markt?", "Wat zijn de nieuwe business-modellen gebaseerd op de verkoop van product-service combinaties (Product-Service Systems (PSS)?'. Op dit onderwerp is een voorstel ingediend onder de titel 'Use it wisely', en gehonoreerd binnen het 7" kaderprogramma van de EU, deel 'Factories of the Future'. Het pro ect is op 1 september 2013 van start gegaan. Partners zijn onder andere Gispen, VTT, UMA, Fraunhofer, ICCS, University Nottingham, Volvo, Thales-Alenia. Binnen het project worden nieuwe business modellen ontwikkeld en onderzocht, waarb4 tegelijkertijd duurzaamheidseffecten worden gemonitord en flexibele producten ontwikkeld die aan de veranderende klant- en gebruikerswensen aanpasbaar ziin. Het gedachtegoed van de Circular Economy is daarbij leidend. Met Brainpoft lndustries is gesproken over onderzoek en ontwikkeling op het gebied van samenwerken in de keten in de maakindustrie. Eén van de invullingen gaat over Design for Assembly, dat als thema hoge prioriteit heeft bij Brainport. Een enigszins añ^/achtende houding van potentiële deelnemende bedrijven om te investeren in onderzoek en ontwikkeling, heeft een concreet project tot op heden in de weg gestaan. Binnen het tweede deelproject Flexibele werkplekken, processen en organrsafies is de Demotafel ontwikkeld. Voor veel organisaties is het wenselijk en kostenbesparend om al vroeg in de ontwerpfase van een nieuwe faciliteit (gebouw, fabriek, magazijn, et cetera) zicht te hebben op mogelijke werkprocessen, productieconcepten en de etfecten daarvan. De demotafel is een interactieve ontwerptool waarmee productieconcepten kunnen worden gevisualiseerd. Deze demotafel kan worden ingezet in workshops met bedrijven. Daarnaast is een simulatie ontwikkeld (demo) waarmee (flexibele) productie (flow)concepten kunnen worden doorgerekend op effecten als productiviteit en doorlooptijd.

TNO-rapport I TNO 2014 R102E1 15t41 Figuur l. Demotafel interactieve ontwerptool Tevens is een boek gepubliceerd met twintig praktijkcases uit de maak ndustrie voor bedrijven, overheid, topsectoren en intermediairs over procesinr chting. De resultaten die door samenwerking met TNO bij bedrijven zijn bereikt, worden hierin door de klanten zelf toegelicht. De vraag was dermate groot dat er nu een tweede druk wordt gemaakt. Het derde deelprqect People-centered work design (micro/meso) speelt in op de behoeften binnen zorginstellingen, De groeiende behoefte aan zorg; toenemende schaarste op de arbeidsmarkt en verregaande zorgkortingen zetten de kwaliteit van de zorg Steeds meer onder druk. Om duurzaam kwalitatieve zorg te garanderen wordt vaak gefocust op het verbeteren van de organisatie van de zotg maar er kan zeker ook winst behaafd worden door de inrichting van zorginstellingen te optimaliseren. De huidige literatuur op dit vlak richt zich daarbij vooral op welzijn en gezondheid van de cliënt terwrll er veel minder bekend is over de invloed van inrichting op welbevinden, gezondheid, of productiviteit van veaorgers en bezoekers / mantelzorgers). Tegelijkertijd ztln er aanwijzingen dat deze verschillende gebruikersgroepen soms tegenstrijdige behoeften en wensen hebben. Dit maakt het optimaliseren van de inrichting van een zorgomgeving in de praktijk een complexe taak. De doelstelling van dit samenwerkingsproject is het ontwikkelen van een methodiek om zorginstellingen te ondersteunen bij het maken van gefundeerde beslissingen rondom ontwerp / inrichting en evaluatie van (productieve, gezondheid bevorderende en mantelzorg stimulerende) zorgruimtes. Het vierde deelproject Assistive/coaching workstations & environments speelt zich voornamelijk af binnen de hightech industrie. Hier is het sne/ inleren en ingeleerd blijven van operators en engineers cruciaal. De complexiteit en snelle veranderingen eisen het snel leren van kennis en vaardigheden èn het leren anticiperen en adequaat reageren. Dat stelt nieuwe eisen aan het leertraject en de leer- en instructie-methoden. De vraag is welk leertraject het meest effectief is qua effectiviteit, productiviteit, kwaliteit en flexibiliteit. ln een samenwerkingsproject was de eerste fase gericht op de operator in de productie met de vraag welke leermethoden en instructievormen het meest effectief zijn in verschillende productie-omgevingen. ln de tweede fase wordt de relatie tussen optimale leer- en instructiemethoden en onderliggende determinanten voor de operator verder bestudeerd aan de hand van een vervolg-experiment en expertsessies (Marvel). De aandacht breidt zich in deze categorie uit van de operator naar de engineer. Voor beiden is het doel, de ontwikkeling en validering van (1) een aanpak voor de

TNO-rapport I TNO 2014 R10281 16t41 analyse nodig voor het ontwerp van leertrajecten en (2) een keuze-instrument (software) ter bepaling van leermethoden, werkvormen en instructievormen. Beide tools zijn specifiek gericht op de dynamische en complexe context van de hightech industrie. Deelnemende bedrijven zíjn DAF Trucks, Weir Minerals, TotalProducttvity, ASML, KMWE en Morpho. Hoofdlijn 3.Zorg en Arbeid Naast de proeftuin Amsterdam Noord (zie hoofdstuk 2.1), kent deze hoofdlijn diverse proeftuinen met verschillende focus in doelgroepen, bijvoorbeeld zorg voor chronisch zieken of zorg voor mensen met multi-problematiek. De rol van TNO de proeftuinen ligt, na te hebben bijgedragen aan de conceptuele ontwikkeling van een innovatie, vooral op de evaluatie/monitoring van de implementatie en de doorontwikkeling van procesmatige en financiële randvoon vaarden voor het borgen van de innovatie. ln aansluiting op het werk in de proeftuinen worden verschillende instrumenten (door)ontwikkeld, onder meer voor het beter grip krijgen op innovatieprocessen en om verschijningsvormen van geïntegreerde zorg te kunnen categoriseren. Tenslotte hebben activiteiten op het terrein van (inter)nationale samenwerking en kennisdeling plaatsgevonden. Hieronder worden de onderwerpen en activiteiten binnen de hoofdlijn toegelicht ln de proeftuin Rijncoepel in de regio Leiden, onder aansturing van de Stichting Rijncoepel, is men gericht op het organiseren van een meer populatiegericht zorgaanbod en bijbehorende financiering voor geïntegreerde generalistische zorg voor chronisch zieken. Het concrete doel daarbij is de zorg voor chronisch zieken beter organiseren, betaalbaar houden, met betere uitkomsten voor patiënten. De vraag hierbij is: hoe kunnen zorgverleners zo doeltreffend en doelmatig mogelijk samenwerken? Bij de start van de proeftuin bundelden vier partners hun krachten: Stichting Rijncoepel, Diaconessenhuis Leiden, TNO en zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid. TNO heeft in 2013 gewerkt aan het opstellen van een model voor de opbrengsten van nieuwe initiatieven op het gebied van geïntegreerde zorg. Met dit model kunnen scenario's worden opgesteld voor de effecten van deze vernieuwingen. Er is gebruik gemaakt van o.a. declaratiedata van de zorgvezekeraar. lnitiatieven op het gebied van integrale zorg komen te weinig en te traag van de grond. De huidige bekostigingsregels geven te weinig prikkels aan zorgorganisaties om hun diensten geïntegreerd aan te bieden. En als zorgverleners wel initiatief nemen, dan is de financiering vaak lastig. Het blijkt moeilijk om de venffachte opbrengst van geïntegreerde zorg inzichtelijk te maken. Daar komt bij dat een vernieuwingstraject in de zorg veel onzekerheden mee brengt voor alle betrokkenen: huisartsen, specialisten, zorgverzekeraars. Wordt er inderdaad betere zorg geleverd? Lopen de kosten niet te hoog op, nemen inkomsten niet te veel af? Doordat in Rijncoepel een onderbouwde inschatting gemaakt kon worden van de opbrengsten, ontstond draagvlak voor de voorgestelde vernieuwingen. Thuiszorgorganisatie Careyn doorloopt een grote transitie onder de noemer 'Het Dorp'. Hierbij verandert de organisatie van een regulier georganiseerde instelling naar een teamgerichte organisatie met breed inzetbare wijkverpleegkundigen. ln 2012 is in de samenwerking met TNO de aandacht gericht geweest op het huisartsencentrum Centrum Huisartsen Schiedam en het opzetten van een inloopcentrum en de vermindering van administratieve lasten, vervat in het M VS project'experiment Regelarme Zorginstellingen'. TNO stelde de business cases op van deze vernieuwingen en evalueerde de effecten van de vernieuwingen.

TNO-rapport ITNO 2014 R10281 17 I 4',i, Deze business case is afgerond in april 2013. Een populair artikel is hierover verschenen in het blad De Eerstelijns (ref: De Eerstelijns, juni2013). ln 2013 heeft een heroriëntatie plaatsgevonden op de doelen van dit 'proeftuinproiect Careyn'' De nadruk is verschoven naar het zichtbaar maken van output met indicatoren voor doelmatigheid en naar kwalitatief onderzoek naar de effecten van de vernieuwing op basis van casuistiek. Voor de vernieuwing Het Dorp bestaan afspraken tussen Careyn, de Zorgkantoren en MÂ/S om de resultaten en de bedrijfsvoering te monitoren via een set van indicatoren, het zogenoemde dashboard. Voor het zichtbaar maken van de output is vastgesteld welke indicatoren om te beginnen deel zullen uitmaken van dit dashboard. Speciaal is daarbij ook gewerkt aan kwatiteitsindicatoren. Ook is een man er gezocht om de minder grijpbare effecten te laten zien. Bijvoorbeeld de effecten die moeilijk meetbaar zijn zoals toename in zelfredzaamheid, participatie of welbevinden en effecten die waarschijnlijk pas op langere termíjn meetbaar worden. Voor dit onderdeel is een structuur voor het beschrijven van cases opgezet. ln het project Taxonomie van vormen van geintegreerde zorg, dat gericht is op het ontwikkelen van instrumentarium, zijn op basis van wetenschappelijke artikelen door TNO en het Jan van Es lnstituut een aantal elementen van geïntegreerde zorg onderscheiden. TNO en Prof. Bert Vrijhoef (National University Singapore / Tilburg University) hebben in 2013 de samenwerking met het Jan van Es lnstituut gezocht om vanuit deze inventarisaties een eerste instrument te ontwikkelen om verschillende vormen van getntegreerde zorg te kunnen categoriseren (in de vorm van een taxonomie). Dit heeft geleid tot een eerste meetinstrument voor het bepalen van de mate van integratie, ln 2013 is dit instrument toegepast om de bruikbaarheid ervan te bepalen door verschillende ZonMw projecten uit de afgelopen jaren over getntegreerde zotg langs het instrument te leggen. ln samenwerking met de partners zijn nu zowel een Nederlandstalig artikel als een artikel voor een internationaal tijdschrift in voorbereiding. Voor 2014 wordt de kennis die ontwikkeld is in d t traject verder toegepast in internationale samenwerking in het Cortexs project (zie verder). Hierbij zal TNO samen met partners in België verkennen welke verdere eigenschappen van getntegreerde zorg en ondersteuning van mensen met een chronische aandoening onderscheidend zijn. ln Samenwerking met de GGZ organisatie Parnassia Groep is in 2013 gestart met 'de innovatie navigatol. Het gaat hier om de ontwikkeling van een instrument dat de slagingskans vergroot van het implementeren van complexe innovaties in de langdurende zorg. De langdurende zorg, waaronder ook de GGZ, staat de komende jaren vogr een grote vernieuwingsopgave. Nieuwe vormen van dienstverlening zijn nodig waarin nieuwe technologieën worden toegepast en waarin met (nieuwe) partners wordt samengewerkt. De innovatienavigator heeft als doel om de managers van grote complexe veranderingen in de langdurende zorg, en de GGZ in het bijzonder, een instrument in handen te geven dat hen ondersteunt in het effectiever en efficiënter leiden van deze veranderingsprocessen. Het te ontwlkkelen instrument moet hiervoor indicatoren gaan bevatten om de verschillende fasen in het innovatieproces te moniioren en te beoordelen. Het instrument moet mensen daarbij inzicht geven in het proces van innovatie en hen ondersteunen om de beste vervolgstappen in het proces te bepalen. ln 2013 is op basis van de theorie en literatuur een conceptueel model ontwikkeld als basis voor het instrument. Om het model om te zeften naar een instrument worden twee

TNO-rapport ITNO 2014 R'l0281 18141 innovatieprogramma's gevolgd bij de Parnassia Groep. Het gaat om het programma Ambulantisering, wat zich richt op het thuis behandelen van GGZ patiènten onder de noemer: 'Beter worden doe je thuis'. Het tweede programma is E-health. Dit programma richt zich op het ontwikkelen en implementeren van E-health dienstverlening ter ondersteuning van behandeling van patienten in de GGZ. ln het eerste kwartaal van 2013 is het'shared benefits model'verder uitgewerkt. ln dit project wordt toegewerkt naar een model waarmee zorginstellingen samen met een gemeente en een zorgverzekeraar beslissingen kunnen nemen over de bekostiging van zorg en dienstverlening aan een populatie patiënten. Hierbij zijn experts betrokken van NZa, ZN, Achmea, RVZ en het ministerie van VWS. Dit model is gericht op het realiseren van een populatiegebonden bekostiging in de proeftuinen Rijncoepel en Amsterdam Noord. Uitgangspunt is het opstellen van afzonderlijke business cases voor de verschillende stakeholders, betrokken bij de proeftuinen. Dit model is verder toegepast op de proeftuin in Amsterdam Noord. Perverse prikkels zijn zichtbaar gemaakt, een effectenarena is toegevoegd voor de specifieke doelgroepen (kwetsbare ouderen, kwetsbare gezinnen) in Amsterdam Noord. ln 2013 is op initiatief van de Landelijke Vereniging Georganiseerde Eerstelijn (LVG) in samenwerking met TNO en een groep enthousiaste zorgvernieuwers in de georganiseerde eerste lijn een notitie geschreven ''Gezondheid in de wiikl lnnovatie van, voor, door en met de eerste lijn". De auteurs beschrijven in de notitie de innovatieagenda voor'de basiszorg' en gezondheid in de wijk, waarbij het initiatief bij de basiszorgorganisaties zelf ligt, waar de georganiseerde eerste lijn een spilfunctie heeft, en de wijze waarop de aanpak (infrastructuur) van innovatie in de basiszorg anders moet om te komen tot meer substantiele innovaties met impact. Het doel van de notitie is: - Bijdragen aan het versterken van de invloed van de georganiseerde eerste lijn zelf op de vormgeving van de basiszorg van de toekomst; - Stimuleren van samenwerking met en tussen kennisinstellingen en de georganiseerde eerste lijn gericht op innovatie van de basiszorg; - Bijdragen aan de ontwikkeling van consortia gericht op open innovatie ten behoeve de van basiszorg met nieuwe vormen van financiering en investeringen. ln gezamenlijkheid werken TNO en lneen (per l januari 2014is de LVG gefuseerd in branchevereniging lneen) verder aan het versterken van de innovatiekracht van en voor de eerstelijn en gezondheid in de wijk. Eind 2013 is een start gemaakt met het internationale project CORIEXS (Care Organization: a Re-Thinking EXpedition in search for Sustainability). Dit multidisciplinaire ondezoeksproject richt zich op de duurzaamheid van de Vlaamse zorgsector in het licht van de groeiende chronische, langdurende zorgnoden en de er aan gekoppelde financiële gevolgen. Binnen het project wordt onderzocht op welke manier 'geïntegreerde zorg' een belangrijke nieuwe benadering is voor de Vlaamse zorgsector om meer vraaggestuurd, patiëntgericht en kostenbewust te worden. ln het project zijn drie doelen geformuleerd: 1. De ontwikkeling van geïntegreerde zorgconcepten die overeenstemmen met vereisten van zorgnabijheid, kwaliteit, financiële haalbaarheid,'patient empowerment' en hoge kwaliteit van de arbeid.

TNO-rapport I TNO 2014 R10281 19t41 2. De optimalisatie van de werkprocessen in termen van zorgkwaliteit, arbeidskwaliteit en productiviteit, door work flow management, job design en samenwerking tussen organisaties' 3. Het vaststellen van de juridische, economische en andere voorwaarden voor een effectieve organisatorische coördinatie en implementatie van kwaliteitsvolle zorgconcepten. Het project draagt het Flanders' Care label. Het doel van het Flanders' Care label is om een netwerk te visualiseren van organisaties die actief zijn met betrekking tot innovatie en ondernemerschap in de zorg met de ambitie om de kwaliteit van zorg te verbeteren. Het project loopt 4 jaar. De partners zijn: KU Leuven - Centrum voor Sociologisch Ondezoek (CeSO), KU Leuven - lnterfacultair Centrum voor Biomedische Ethiek en Recht, KU Leuven LUCAS - Centrum voor Zorgondezoek en Consultancy, TNO - Expertisegebieden Sustainable Productivity en Work, Health & Care, UHasselt - Ondezoeksgroep Patiëntveiligheid en Gezondheidseconomie, Antwerp Management School, en UGent Vakgroep Maatschappelijke Gezondheidskunde. Het onderzoeksteam werkt nauw samen met een dertigtal organisaties uit de zorgsector in Vlaanderen. ln november 2012 was het startschot voor de website NABIJ: hèt integrale kenniskanaal van TNO voor de ontwikkeling van vitale wijken waarin de expertise op het gebied van gezondheid, zorg en vitale omgeving wordt gebundeld. Op de NABIJ-website vinden bezoekers: - De laatste ontwikkelingen op het gebied van vitale wijken. - Experts van TNO aan het woord. Wat TNO voor potentiele opdrachtgevers kan betekenen' - - lnteressanteevenementen, NABIJ vormt een toegankelijk platform, waarop snel en eenvoudig TNO kennis over vitale wijken gedeeld kan worden met de buitenwereld. Kennis wordt aangeleverd vanuit de TNO expertises 'Work, Health & Care', Dutch Centre for Health Assets' en 'Lifestyle'. Dit wordt mogelijk gemaakt door een gezamenlijke inspanning door de proposities 'lnnovaties en Arbeidsproductiviteit', 'Vitale Wijk' en het Europese project'l n novage'. Meer weten? Kijk dan op: http://nabij-vitalewijk. n l/ 2.4 Resultaten Naast de vele outputs, kunnen we verschillende inhoudelijke resultaten aangeven:. Een theoretisch model over op maat gemaakte shiftsystemen. Het model vormt de basis van een Quickscan voor eerste diagnose in bedrijven. Het model wordt ondersteund met een ovezichtstabel met stand van zaken literatuur als basis voor een Marvel-analyse. Het materiaal dient ook om onze tool "flexbaromete/' te updaten en uit te werken.. Een ander resultaat is inzicht in de samenhang tussen flexibilisering in contracten en groei van arbeidsproductiviteit. ln tegenstelling tot de opvatting dat Nederland meer flexibele contracten nodig heeft, vinden we dat meer flexibilisering leidt tot een vernietiging van specialistische kennis in bedrijven (Vergeer e.a., 2013 (aangeboden)). o Een derde (voorlopig) resultaat is dat zelfregulatietheorieën vooralsnog geen bevestiging krijgen in onze ondezoeken. De gedachte dat het van belang is om na te gaan wat het'psychologisch profiel' is van personen om te kijken hoe zij meer 'intrapreneurial' gedrag kunnen ontwikkelen, blijkt nog te worden bewezen. Het effect van training is sterker dan het persoonlijk psychologisch

TNO-rapport ITNO 20'14 R10281 20141 profiel. Daarmee weten we dat intrapreneurship kan worden versterkt door training. r Een laatste resultaat is dat ons gedachtegoed ook op Europees niveau aanslaat. Met ons Europees leernetwerk hebben het onderwerp van sociale innovatie op de agenda's van de regering van Litouwen en Duitsland gebracht, maar ook op de agenda van de regionale regeringen in Baskenland, Wales en Schotland.. Drie samenwerkingsprojecten zijn opgezet met externe partijen: met de FME, met STOOF en met enkele bedrijven in het kader van Het Nieuwe Werken.. Het Europese leernetwerk voor bedrijven om te leren van sociale innovatie is opgezet en uitgewerkt. Met verschillende nationale en deelregeringen ztln nu afspraken gemaakt om sociale innovatie in hun beleid te implementeren, 2.5 Output en kennísoverdracht Aftikelen I nte rn atio n a a I (pee r rev iewe d) : - Akkermans, J., Brenninkme er, V., Huibers, M., & Blonk, R. W. B. (2013). Competencies for the Contemporary career: Development and preliminary validation of the career competencies questionnaire. Journal of Career Development, 40(3), 245-267. - De Looze MP, Groenesteijn L, Blok M (revised). Experiences of different shift schedules in young and old operators in a production company. Ergonomics 2012; submitted. - Goudswaard, A., Verbiest, S., Preenen, P., & Dhondt, S. (2013) Creating Successful Flexible Working-Time Arrangements: Three European Case Studies. Employment Relations Today, 40(3), 19-33. - Hiemstra-van Mastrigt S, Kamp l, Van Veen SAT, Vink P, Bosch T. The lnfluence of Active Seating on Car Passengers' Perceived Comfort and Activity Levels. Applied Ergonomics 2013; submitted. - Kleinknecht, 4., Naastepad, C. W. M., Storm, S., & Vergeer, R. (2013). Schadet die Flexibilisierung des Arbeitsmarkts der lnnovation? WS\-Mitteilungen,66(41, 1-11. - Kleinknecht,4., Naastepad, C. W. M., Storm, S., &Vergeer, R. (2013). Labour market rigidities can be useful. ln S. Fadda, & P. Tridico (Eds.), Financial Crisis, Labour Markets and lnstitutions. (pp. 175-191). London (etc.): Routledge. - Kock de, Kees, Romy Steenbeek, Peter C Buijs, Peter L Lucassen, J André Knottnerus and Toine LM Lagro-Janssen. Does an education programme increase general practitioners' awareness of their patients' employment? Design of a cluster randomised controlled trial. Submitted June 2013 at the BMC Family Practice (MS 21 2561 5381 1 00249). - Kraan KO, Dhondt S, Houtman lld, Batenburg RS, Kompier MAJ, Taris TW. Technological Pacing and Work Organisation in relation to Job Strain and Learning. Behaviour & lnformation Technology 2013; resubmitted. - Kuijt-Evers, L. F. M., Könemann, R., & Hallbeck, M. S. (2013). Effectof canopy shape on physical load when holding an umbrella. Applied Ergonomics,44(1), 142-150. - Lijmbach WFM, Miehlke P, Hiemstra-van Mastrigt S, Vink P. Requirements for aircraft interiors to comfortably facilitate in - and egress of persons with reduced mobility. lnternational Journal of lndustrial Ergonomics 2013; submitted.