Monitoring en evaluatie van de slimme meter en het tweemaandelijkse verbruiksoverzicht



Vergelijkbare documenten
Links van netbeheerders om de slimme meter aan te vragen (kies wie uw netwerkbeheerder is):

Uw kenmerk CU.

Uitwerking van de vragenlijst december 2016 HOEVEEL BESPAAR JIJ MET IUNGO?

De slimme meter. Informatie over de nieuwe energiemeter

Slimme energiemeters vanaf ingevoerd

Bewust met energie omgaan. De slimme meter maakt het makkelijk

juli 2013 Extra hypotheek voor energieneutrale woningen

KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK SCHOONMAAKDIENST GEMEENTE HAREN

De slimme meter. Informatie over de nieuwe energiemeter

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch

Pilot Brandveilig Leven in Meerzicht

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek 2009 Versie 2

PUBLIEKSRAPPORT ONDERZOEK POWERPLAYER

Monitor Energiebesparing Slimme Meters (Besparingsmonitor) Datum Maart 2014 Status Definitief

Stand van zaken op de energiemarkt

Bewustwording en duurzaamheid

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek

Tarievenonderzoek energie

Onderzoek standaard geschatte verbruiken online rekentools energieleveranciers

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Praktische tips voor succesvol marktonderzoek in de land- en tuinbouwsector

Klanttevredenheidsonderzoek. Dienstverlening team Werk en Inkomen, gemeente Olst-Wijhe

Robuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid

Check Je Kamer Rapportage 2014

Aard en omvang van problematiek rondom administratieve processen

Landelijk cliëntervaringsonderzoek

Geslaagde pilot en nu opschaling? Toegankelijke zelfsturing op je energierekening

De slimme meter Klaar voor de toekomst

1 Bent u bekend met de uitzending van Radar van 9 oktober 2017 over klachten over de slimme meter? 1

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017

Wat vinden kijkers en luisteraars van de Omroep Organisatie Groningen?

Marktwerking in de energiesector

Tevredenheidsonderzoek inwoners afvalinzameling. Land van Cuijk en Boekel 2015

De slimme meter Meer inzicht, meer gemak

OBS A.M.G. Schmidt 7 februari 2014

Veel gestelde vragen Over zonnepanelen

Voortaan heeft u zèlf de controle over uw energiekosten! Dezelfde energie goedkoper

Nulmeting. Energieverbruikscijfers Wijnjewoude (plus verwachting 2014)

DE CLIËNTENRAAD BEOORDEELD. Onderzoek naar de tevredenheid met het functioneren van de cliëntenraad

Datum 17 januari 2014 Betreft Beantwoording vragen over het opstellen van nota's en meterstanden voor energie en water

Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2012 Wmo-hulpmiddelen onder de loep. Gemeente Ubbergen Juni 2013

Rapportage Ervaringsonderzoek WOT's

Evaluatie Stedenwedstrijden: resultaten vragenlijsten pupillen en volwassenen

Rapportage cliënttevredenheidsonderzoek

DE SLIMME METER VRAGEN EN ANTWOORDEN

Energieverbruik Wijnjewoude update 3.0

Klanttevredenheidsonderzoek onder bijstandsgerechtigden

DE SLIMME METER Slim, bewust en Duurzaam

Stand van zaken op de energiemarkt

Rapport evaluatie speeddaten met uitzendbureaus op de vestigingen van het WERKbedrijf

Enquête Telefonische dienstverlening

BEWONERSVISIE: DUURZAAM COMMUNICEREN

CO 2 -uitstootrapportage 2011

Hoe en met wie communiceert uw Landis+Gyr slimme meter?

Ziekenhuis Bethesda. Patiënttevredenheidsonderzoek. December 2008

Verschillenanalyse effect nieuwe BKR. Samenvatting. Inleiding. datum Directie Kinderopvang, Ministerie SZW. aan

ENERGIE- LEVERANCIERS

Wat wil jij dat er echt verandert? onderzoek naar verandering

School Info. Beter inzicht, hogere kwaliteit en meer omzet

Mediamix 2014 Peiling onder de Deventer bevolking. Januari 2015

Onderzoek Toegevoegde waarde OHSAS certificatie Samenvatting en conclusies

Stappenplan Energieverbruik

MOERDIJKPANEL OVER COMMUNICATIE

Nulmeting. update 1.0. Energieverbruikscijfers Wijnjewoude (plus verwachting 2015)

Salderingsoverzicht 2012 Inventarisatie van het beleid omtrent salderen en terugleveren van zonnestroom in de Nederlandse energiemarkt

Gescheiden gft inzameling Nesselande

Internetpeiling ombuigingen

Onderzoek Houten Jongeren en Wonen

Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen. Rapportage derde meting juni 2016

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

1. Aanlevering databestanden CQI Farmacie 2016

Gemeente Nederweert. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 30 juni 2017

TEVREDENHEIDSONDERZOEK KETENPARTNERS SUN GRONINGEN

Internetpanel Dienst Regelingen

IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY

Dorpsschool Rozendaal 7 februari 2014

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Hoe komt de energieprijs tot stand en welke mogelijkheden zijn er om hierop te besparen? Fanny Schoevaerts

OBS Kon. Emma 7 februari 2014

Kübra Ozisik. Marjolein Kolstein. Mei

Werkend leren in de jeugdhulpverlening

De dienstverlening van SURFnet Onderzoek onder aangesloten instellingen. - Eindrapportage -

Veelgestelde vragen. over de energievergoeding, het verbruik en de energieleverancier

Rapportage cliëntervaringsonderzoek WMO Gemeente Aalburg

Opzet en uitvoering onderzoek 'Motie Straus'

Uitgevoerd door Dimensus Afvalinzameling Renswoude 2016

Documentatierapport Energieverbruik

Onderzoek Test website door het Stadspanel Helmond

ENERGIE- LEVERANCIERS

Haal meer rendement uit uw zonnepanelen

Fietsen in Groningen 2018

Handleiding voor enquêtes voor ProZo!

De slimme meter. Informatiebijeenkomst / Energiecafé Zummerepower. Klok & Peel Museum Asten 26 juni 2014

CO2 neutraal wonen. Hoe verbruikt u energie en wat betaalt u?

DTe richtlijn factureren voor consumenten 2004

Resultaten peiling aantal opzeggingen naar aanleiding van verzending beschikking en factuur voor de eigen bijdrage thuiszorg

Adviesnota Bestuur datum: 28 augustus 2014

Voorzieningen Bewonerspanel Roerdalen

Onderzoek Week van de Energierekening Gfk i.o. Milieu Centraal oktober 2012

Transcriptie:

Monitoring en evaluatie van de slimme meter en het tweemaandelijkse verbruiksoverzicht Jan Uitzinger Diana Uitdenbogerd Amsterdam, 7 maart 2014 IVAM research and consultancy on sustainability Plantage Muidergracht 24, 1018 TV Amsterdam, Postbus 18180 1001 ZB Amsterdam Tel. 020-5255080, Fax 020-5255850, internet: www.ivam.uva.nl, e-mail: office@ivam.uva.nl

I V A M R E S E A R C H A N D C O N S U L T A N C Y O N S U S T A I N A B I L I TY Colofon ISO Doc. nr. Titel Auteurs Review O1417 Titel: Monitoring en evaluatie van de slimme meter en het tweemaandelijks verbruiksoverzicht Jan Uitzinger, Diana Uitdenbogerd Lieke Dreijerink, 7 maart-2014 Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Agentschap NL, sinds 1-1-2014 RVO.nl. Contactpersoon opdrachtgever: Henk Van Elburg; henk.vanelburg@rvo.nl Voor meer informatie over de effectanalyse: Jan Uitzinger; juitzinger@ivam.uva.nl Voor meer informatie over het gebruikersonderzoek: Diana Uitdenbogerd; duitdenbogerd@ivam.uva.nl Gegevens uit deze rapportage mogen worden overgenomen mits onder uitdrukkelijke bronvermelding. IVAM UvA BV aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.

Samenvatting Inleiding Huishoudens krijgen doorgaans één maal per jaar inzicht in hun energieverbruik wanneer ze hun jaarlijkse energieafrekening ontvangen. In 2011 heeft de Tweede Kamer ingestemd met een gefaseerde invoering van op afstand uitleesbare elektriciteit- en gasmeters bij consumenten en kleinzakelijke eindverbruikers. Deze zogenaamde slimme meter maakt het onder meer mogelijk om consumenten beter te informeren over hun energieverbruik en op basis daarvan energie en kostenbesparende maatregelen te nemen. In de regelgeving is een basisvoorziening vastgelegd in de vorm van een tweemaandelijks verbruik- en kostenoverzicht (VKO). Energieleveranciers zijn met ingang van 2012 wettelijk verplicht om klanten met een slimme meter zes maal per jaar met het VKO te informeren over het werkelijk verbruik tegen actuele energieprijzen. Het VKO kan per brief of digitaal als pdf aangeleverd worden. In een maatschappelijke kosten-batenanalyse is in 2010 door KEMA 1 geschat dat Nederlandse huishoudens met een dergelijk overzicht gemiddeld 3,2% op elektriciteit en 3,7% op gas kunnen besparen. RVO.nl heeft IVAM gevraagd voornoemde effecten aan de praktijk te toetsen. Doel, aanpak en methode Concreet is de onderzoeksvraag hoe groot het effect van het VKO is op het energieverbruik van huishoudens die in 2012 voor het eerst een VKO ontvangen en om hun gebruikservaringen met het VKO en hun oordeel over het VKO en de verwachting ten aanzien van de besparingen te peilen. Kanttekening hierbij is dat het onderzochte VKO, dat wil zeggen het VKO dat in het eerste jaar is verstuurd, nog niet de vorm heeft die het na één jaar zal krijgen. Na een jaar kan het actuele verbruik namelijk vergeleken worden met het eigen historisch verbruik in dezelfde periode van het jaar daarvoor. IVAM heeft het onderzoek in twee delen uitgevoerd: een kwantitatieve analyse van het energieverbruik, de effectmeting en een vragenlijstonderzoek bij huishoudens die het VKO ontvangen, het gebruikersonderzoek. Reden voor deze tweedeling is dat vanwege de privacywetgeving de bewoners met een handtekening op de vragenlijst hun toestemming moeten geven voor het koppelen van hun antwoorden aan hun energiegegevens voor onderzoeksdoeleinden. Het bleek niet mogelijk om dit binnen de gestelde projectduur bij een voldoende aantal huishoudens te realiseren. Het gebruikersonderzoek is uitgevoerd bij huishoudens waar de slimme meter begin 2012 is geplaatst. De effectmeting kon uitgevoerd worden op energiegegevens van huishoudens waar al vóór 2012 een slimme meter was geplaatst. Een vooronderzoek wijst namelijk uit dat het bezit van een slimme meter op zich geen effect op het energieverbruik heeft. De effectmeting Het energiebesparend effect van het VKO is onderzocht door het energieverbruik van huishoudens met VKO (de slimme metergroep) te vergelijken met dat van huishoudens zonder VKO (de controlegroep). Voor beide groepen hebben de netbeheerders Alliander, Enexis en Stedin, energiedata aangeleverd van huishoudens die klant zijn van Eneco, Essent, Greenchoice, Nuon en Oxxio. Met het oog op een betrouwbare analyse zijn strenge eisen aan de datakwaliteit opgelegd. Voor beide groepen zijn alleen huishoudens met een realistische verbruikshistorie meegenomen in de analyse. Verder zijn huishoudens waarvan het energieverbruik is gebaseerd op één of meer geschatte meterstanden van de analyse uitgesloten. Ook zijn nieuwbouwwoningen niet bij de analyse betrokken omdat het zogenaamde droogstoken van de woning het energieverbruik beïnvloedt en tot misinterpretaties kan leiden. 1 Smart meters in the Netherlands, KEMA, Arnhem, 13 juli 2010 3

I V A M R E S E A R C H A N D C O N S U L T A N C Y O N S U S T A I N A B I L I TY Wat betreft de slimme metergroep zijn huishoudens uitgesloten die zelf gevraagd hebben om een slimme meter of meedoen aan een slimme meter pilotproject. Zij zijn wellicht extra gemotiveerd om energie te besparen en daarmee niet representatief voor het doorsnee huishouden. Ten slotte is ook de timing van de jaarlijkse energieafrekening ten opzicht van het eerste VKO een belangrijk selectiecriterium. Alleen energiedata van huishoudens waarvan een jaarverbruik zonder VKO s en een jaarverbruik met VKO s beschikbaar is, konden aan de analyse meedoen. Het effect van het VKO is onderzocht met een zogeheten multipele regressie analyse. De meerwaarde hiervan is dat verschillende variabelen tegelijk bij de analyse worden betrokken, zoals het woningtype en het bouwjaar van de woning. Op die manier wordt voorkomen dat verbruikseffecten ten onrechte worden toegeschreven aan het VKO terwijl ze eigenlijk op andere variabelen berusten, zoals het woningtype. Consequentie hiervan is dat in de controlegroep en in de slimme metergroep alleen huishoudens bij de analyse betrokken kunnen worden waarvan ook het woningtype en bouwjaar bekend zijn. De analyse is uitgevoerd op een controlegroep van ruim 52.000 huishoudens en een slimme metergroep van ongeveer 670 huishoudens. Het gebruikersonderzoek Huishoudens in woningen waar begin 2012 een slimme meter is geplaatst, zijn tweemaal schriftelijk geënquêteerd; in december 2012 en in juni 2013. De eerste vragenlijst ging over energie in het algemeen, het energiegedrag van het huishouden, de slimme meter, het VKO en een aantal demografische gegevens. In de tweede vragenlijst werden de vragen over het energiegedrag herhaald en werd opnieuw gevraagd of men het VKO had ontvangen, de mening over het VKO en of men het VKO ging gebruiken. De eerste vragenlijst is uitgezet bij 8.217 adressen en leverde 1.357 respondenten (respons van 18%). Naar deze respondenten is de tweede vragenlijst verstuurd die door bijna 750 mensen werd ingevuld (55%). De totale respons kwam daarmee op 9%. De resultaten Bij alle huishoudens die een jaar lang het VKO hebben ontvangen, is een significante besparing op het gasverbruik van gemiddeld 0,9% (+ 0,4%) vastgesteld. De besparing is significant omdat de kans dat het op toeval berust kleiner dan 5% is. Over de besparingseffectiviteit per verzendwijze (brief of email) kan nog geen eenduidig beeld verkregen worden, daar is meer onderzoek voor nodig. Op het elektriciteitsverbruik is geen significante besparing 2 waarneembaar. Niet in de totale slimme metergroep en ook niet in de groep die het VKO als brief of pdf ontvangt. Dit wil niet zeggen dat er geen besparing is, maar de spreiding in het elektriciteitsverbruik is dermate groot dat met de regressieanalyse geen effect van het VKO onderscheiden kan worden. In de regressieanalyse worden namelijk, naast het ontvangen van het VKO, alleen het woningtype en het bouwjaar als extra verklarende variabelen meegenomen. De regressieanalyse zou aanzienlijk in kwaliteit ( scheidend vermogen ) toenemen als ook de gezinsgrootte meegenomen kan worden. Uit het gebruikersonderzoek komt naar voren dat het tweemaandelijks VKO als besparingsinstrument in verschillende opzichten nog verbeterd kan worden. Zo is slechts 56% van de respondenten in juni 2013 zich bewust van de ontvangst van het VKO. Dit duidt erop dat veel respondenten niet bekend zijn met het feit dat ze een verbruiksoverzicht mogen verwachten of het per email verstuurde VKO abusievelijk als spam beschouwen, of dat in juni 2013 nog niet alle energieleveranciers hun VKO versturen, waar dit wel zou moeten. 2 Het effect is -0,6% (+ 0,5%), maar het is niet significant omdat de kans dat het op toeval berust 20% is. 4

De wijze van verzending blijkt van invloed op het al dan niet gebruiken 3 van het verbruiksoverzicht. Huishoudens die het verbruiksoverzicht per post ontvangen zeggen vaker dat ze het VKO gebruiken dan huishoudens die het per email ontvangen. Huishoudens die met een link naar een eigen webomgeving worden verwezen gebruiken het VKO het minst, zie figuur 1. 80 70 60 50 40 30 20 10 0 74 68 59 41 32 26 brief (n=200) e-mail + bijlage (n=104) e-mail + link (n=114) VKO wel in gebruik VKO niet in gebruik Figuur 1 Wijze van ontvangst van het VKO en het gebruik ervan (%, n= 418) Het VKO wordt door 35% van de respondenten gebruikt, die zeggen het te hebben ontvangen. Er blijken verschillen in gedragingen te zijn tussen VKO gebruikers en niet-gebruikers. Het langere tijd gebruiken van opeenvolgende VKO s leidt tot nieuw, besparend, gedrag. Het ontvangen op zich heeft geen effect op het gebruik van het VKO. Vooralsnog lijkt het gebruik van het VKO met name afhankelijk van de al aanwezige interesse voor energiebesparing en het belang dat men aan energiebesparing hecht. Dit blijkt ook uit het feit dat VKO gebruik samenhangt met dat men in het verleden eerder maatregelen genomen heeft of adviezen heeft gehad dan wel aan energiebesparingcampagnes heeft meegedaan. Het VKO is van invloed op de waardering van de slimme meter. Huishoudens die zeggen het VKO niet te hebben ontvangen, geven de slimme meter het rapportcijfer 6,3. Huishoudens die het VKO wel hebben ontvangen maar niet gebruiken, geven de slimme meter een 6,8. Huishoudens die het VKO hebben ontvangen en het ook gebruiken geven de slimme meter een 7,8 en verwachten gemiddeld 3,5% (+ 2,9%) te besparen. Wanneer het VKO ook inzicht gaat bieden in het eigen historisch verbruik zal dat waarschijnlijk bijdragen aan (nog) bewuster omgaan met energie in huis De uitleg over de slimme meter bij de installatie kan volgens de respondenten beter. Wat betreft de toepassingen van de slimme meter heeft men vooral interesse in het terugleveren van energie en dal/piektarieven. Degenen die zowel een applicatie (zoals een PowerPlayer) hebben als een VKO ontvangen, gebruiken deze vaak beide. Dit wijst er op dat deze interventies aanvullend werken. In het algemeen verwacht men van een applicatie vooral inzicht in het actueel energieverbruik, historisch inzicht en inzicht in het sluipverbruik. In praktijk blijkt dat het gebruik van een applicatie zich met name richt op het actueel energieverbruik en bijstellen van het gebruik van apparatuur. Door respondenten aangegeven verbeterpunten voor het VKO zijn meer duidelijkheid over de vergelijkingen (huishoudsamenstelling, 3 Gebruiken betekent dat huishoudens in de vragenlijst hebben aangegeven dat ze het gaan gebruiken om energie te besparen. 5

I V A M R E S E A R C H A N D C O N S U L T A N C Y O N S U S T A I N A B I L I TY woningtype, historisch) en meer inzicht in wat het elektriciteitsverbruik en gasverbruik en daarmee de energiekosten veroorzaakt. Tot slot De op basis van de effectmeting gevonden energiebesparing lijkt achter te blijven bij de eerder genoemde schattingen. Belangrijke kanttekening daarbij is dat huishoudens nog niet konden beschikken over het uiteindelijk beoogde verbruiksoverzicht, waarin ook de verbruik- en kostenvergelijking met dezelfde verbruiksperiode van het vorig jaar wordt gemaakt. Het verdient aanbeveling om huishoudens in eerste instantie een VKO per post te sturen, vooral om ze er op attent te maken dat ze het VKO tweemaandelijks gaan ontvangen, eventueel naar keuze per post of digitaal. Bovendien is de aanbeveling voor energieleveranciers om naar hun klanten duidelijk te communiceren dat het VKO oude stijl overgaat in het VKO met een individueel historisch overzicht, omdat anders klanten die het VKO oude stijl niet informatief genoeg vinden en het automatisch terzijde schuiven, het verbeterde overzicht niet opvalt. Op basis van het gebruikersonderzoek mag voorzichtig verwacht worden dat met een VKO waarin het actuele verbruik wordt gerelateerd aan de eigen verbruikshistorie, en indien de huishoudens op het VKO attent zijn gemaakt, gemiddelde besparingen van enkele procenten mogelijk zijn. Het verdient daarom aanbeveling om het onderzoek te herhalen bij een groep huishoudens die gedurende één jaar het VKO in de juiste vorm hebben ontvangen. Het verdient aanbeveling om een vervolgonderzoek wel bij één groep huishoudens uit te voeren, dat wil zeggen, de koppeling tussen verbruiksgegevens aan de enquêtegegevens mogelijk te maken. 6

Inhoudsopgave Samenvatting... 3 Hoofdstuk 1 Inleiding... 9 1.1 Aanleiding 9 1.2 Doelstelling 9 1.3 Leeswijzer 9 Hoofdstuk 2 Effectanalyse... 11 2.1 De aanpak 11 2.2 De methode 11 2.3 Het vooronderzoek 13 2.4 Eerste effectmeting 13 2.5 Vervolg aanpak 16 2.6 Tweede effectmeting 17 2.7 Conclusies effectanalyse 19 Hoofdstuk 3 Gebruikersonderzoek... 21 3.1 Onderzoeksopzet 21 3.2 Ontvangst, gebruik en waardering van de tweemaandelijkse verbruiksoverzichten 22 3.3 Energiegedrag en besparingsverwachting van VKO gebruikers t.o.v. niet-gebruikers 25 3.4 Overige verschillen tussen VKO gebruikers en niet-gebruikers 28 3.5 Overige aspecten van de slimme meter: installatiefase en toepassingen 35 3.6 Gebruik van een applicatie 37 3.7 Conclusies gebruikersonderzoek 38 Bijlage 1 Vooranalyse... 39 Bijlage 2 Selectiecriteria eerste effectmeting... 43 Bijlage 3 Datakwaliteit eerste effectmeting... 44 Bijlage 4 Regressieanalyse eerste effectmeting... 47 Bijlage 5 Datakwaliteit tweede effectmeting... 51 Bijlage 6 Regressieanalyse tweede effectmeting... 54 Bijlage 7 Steekproefsamenstelling gebruikersonderzoek... 57 Bijlage 8 Ontvangst en gebruik VKO... 59 Bijlage 9 Open antwoorden gebruikersonderzoek... 60 Bijlage 10 Factoranalyses gebruikersonderzoek... 64 7

I V A M R E S E A R C H A N D C O N S U L T A N C Y O N S U S T A I N A B I L I TY 8

Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding Huishoudens krijgen doorgaans één maal per jaar inzicht in hun energieverbruik op het moment dat ze van hun energieleverancier hun jaarlijkse afrekening ontvangen. In 2011 heeft de Tweede Kamer ingestemd met een gefaseerde invoering van op afstand uitleesbare elektriciteit- en gasmeters, ook wel slimme meters genoemd, bij consumenten en kleinzakelijke eindverbruikers. De slimme meter maakt het o.a. mogelijk om consumenten beter te informeren over de ontwikkeling van hun energieverbruik en op basis daarvan energie en kostenbesparende maatregelen te nemen. In de regelgeving is een basisvoorziening vastgelegd in de vorm van een tweemaandelijks verbruik- en kosten overzicht, kortweg het VKO. Energieleveranciers zijn met ingang van 2012 wettelijk verplicht om klanten met een slimme meter 6 maal per jaar met het VKO te informeren over het werkelijk verbruik tegen actuele energieprijzen. Het VKO kan op twee manieren aangeleverd worden, per brief of per email. In een maatschappelijke kosten-batenanalyse is in 2010 door KEMA 4 geraamd dat Nederlandse huishoudens met een dergelijk overzicht gemiddeld 3,2% op elektriciteit en 3,7% op gas kunnen besparen. RVO.nl heeft IVAM gevraagd voornoemde effecten aan de praktijk te toetsen. 1.2 Doelstelling Concreet is de onderzoeksvraag om vast te stellen hoe groot het effect van het VKO is bij huishoudens die in 2012 voor het eerst een VKO ontvangen. Het gaat hierbij niet alleen om het effect op zich, maar ook om de gebruikservaringen en het oordeel van de consument over het VKO 1.3 Leeswijzer In hoofdstuk 2 van dit rapport wordt de effectmeting beschreven, in hoofdstuk 3 het gebruikersonderzoek. In de 10 bijlagen bij het rapport zijn essentiële analyseresultaten en overzichtstabellen opgenomen. 4 Smart meters in the Netherlands. KEMA, Arnhem, 13 juli 2010 9

I V A M R E S E A R C H A N D C O N S U L T A N C Y O N S U S T A I N A B I L I TY 10

Hoofdstuk 2 Effectanalyse 2.1 De aanpak Zoals gezegd in hoofdstuk 1 is het doel van de effectanalyse het vaststellen van het effect van het VKO op het huishoudelijk energieverbruik. In de oorspronkelijk geplande aanpak zou bij een groep van 3.000 huishoudens waar in de eerste maanden van 2012 een slimme meter werd geplaatst een enquête worden afgenomen. Deze huishoudens zouden de vragenlijst ontvangen tijdens de plaatsing van de slimme meter, de vragenlijst direct invullen en mee geven aan de monteur. Later zouden de meterstanden van de voorafgaande jaren individueel gekoppeld worden aan de individuele enquêteresultaten. Gelijktijdig zou een groep van 6.000 huishoudens zonder slimme meter een vragenlijst ontvangen: de controlegroep. Door het energieverbruik in 2011 en 2012 van de slimme metergroep te vergelijken met het verbruik van de controlegroep, zou het effect van het VKO bepaald kunnen worden. Met behulp van de enquête zou o.a. onderzocht worden hoe tevreden huishoudens over het VKO zijn en welke variabelen (gezinsgrootte, inkomen, apparatuurbezit en dergelijk) een rol spelen in het effect van het VKO. Een belangrijke, zo niet de belangrijkste reden, om te kiezen voor deze opzet was om te controleren of de twee groepen (met en zonder VKO) onderling vergelijkbaar zijn wat betreft de variabelen die een rol spelen in het effect. Anders gezegd, de koppeling van enquêtegegevens aan gebruiksgegevens maakt een gecontroleerde analyse mogelijk. Bovendien zouden de vragen over demografische gegevens gebruikt worden om te controleren of de analyseresultaten representatief zijn voor alle Nederlandse huishoudens. Van bovenstaande aanpak is afgeweken omdat het niet mogelijk bleek de vragenlijsten bij het plaatsen van de slimme meters uitgedeeld en ingevuld te krijgen. Het zou voor de monteurs te veel tijd vergen. Alternatief was, om de vragenlijsten tijdens het plaatsen van de slimme meter achter te laten bij de bewoners met de vraag ze later per post op te sturen. Complicerende factor daarbij is dat vanwege de privacywetgeving de bewoners met een handtekening op de vragenlijst hun toestemming moeten geven voor het koppelen van hun antwoorden aan hun energiegegevens voor onderzoeksdoeleinden. De verwachting was dat daardoor de respons te laag zou worden. Daarom is besloten er twee afzonderlijke onderzoeken van te maken: een enquête bij huishoudens waar in 2012 een slimme meter werd geplaatst. een effectanalyse bij de veel grotere groep huishoudens waar al vóór 2012 een slimme meter was geplaatst. Bijkomend voordeel van deze gesplitste aanpak is dat het energiegedrag van de huishoudens van de effectanalyse niet beïnvloedt wordt door het meewerken aan een enquête. Om er zeker van te zijn dat het energiegedrag van huishoudens waar al vóór 2012 een slimme meter was geplaatst niet beïnvloed wordt door het feit dat ze die slimme meter hebben, is een vooronderzoek uitgevoerd. 2.2 De methode Zowel in het genoemde vooronderzoek als in de uiteindelijke effectanalyse wordt de zogeheten multipele lineaire regressieanalyse gebruikt, verder kortweg regressieanalyse genoemd. De essentie van een regressieanalyse is dat (bijvoorbeeld) het energieverbruik in verband wordt gebracht met verschillende verklarende variabelen tegelijk. In onderstaand voorbeeld wordt kort uitgelegd hoe een regressieanalyse 11

I V A M R E S E A R C H A N D C O N S U L T A N C Y O N S U S T A I N A B I L I TY werkt. We gaan in het voorbeeld uit van een groep huishoudens die bestaat uit een mix van huishoudens met slimme meter en huishoudens zonder slimme meter. Wanneer in de groep huishoudens het gasverbruik in 2013 gemiddeld bijvoorbeeld 8% hoger is dan in 2012 vanwege een strenge winter in 2013, geldt gemiddeld de volgende formule: Gas(2013) = 1,08 x Gas(2012) + C 0 De constante C 0 is nodig omdat er nog tal van andere factoren kunnen zijn die het verschil in verbruik tussen de twee jaren verklaren dan alleen de koude winter van 2013. In een appartement bijvoorbeeld, zal men minder hard hoeven bijstoken in een strenge winter dan in een vrijstaande villa met een relatief groot oppervlak aan buitenmuren. Indien we de variabele woningtype (WTYPE) aan bovenstaande vergelijking toevoegen en WTYPE de waarde 1 geven voor villa s, 2 voor 2/1 kap woningen, 3 voor rijhoekwoningen, 4 voor rijtussenwoningen en 5 voor appartementen kan bovenstaande vergelijking er bijvoorbeeld als volgt uitzien: Gas(2013) = 1,08 x Gas(2012) 30,4 x WTYPE + C 1 De interpretatie is dan dat bijvoorbeeld appartementen gemiddeld relatief 30,4 x 5 = 152 m 3 minder verbruiken. Evenzo zal een huishouden in een woning uit 1900 meer last hebben van een koude winter dan een huishouden in een moderne, goed geïsoleerde woning. Hoe meer van dergelijke variabelen we in de regressieanalyse meenemen, hoe beter we de verandering in het gasverbruik van 2013 t.o.v. 2012 kunnen verklaren. Los van deze technische variabelen zoals woningtype en bouwjaar, kunnen we ook gedragsvariabelen meenemen in de analyse. En op dit vlak gaat dan het VKO meespelen als verklarende variabele. De aanname is immers dat het VKO mensen aanzet tot energiezuiger gedrag. Als we een variabele SLIM aan bovenstaande vergelijking toevoegen die +1 is als men een VKO ontvangt (de slimme metergroep) en 0 als dat niet het geval is (de controlegroep), zou de bijdrage van die variabele in de vergelijking negatief moeten zijn als van het VKO inderdaad een besparend effect uitgaat. Indien huishoudens die in 2012 geen VKO ontvangen maar in 2013 wel een VKO ontvangen gemiddeld bijvoorbeeld 48,0 m 3 gas minder verbruiken dan huishoudens in de controlegroep, zou bovenstaande formule er als volgt uitzien: Gas(2013) = 1,08 x Gas(2012) 30,4 x WTYPE 48,0 x SLIM + C 2 Indien Gas(2013) voor alle huishoudens gemiddeld 1.600 m 3 bedraagt, hebben de slimme huishoudens daar gemiddeld relatief 48 m 3 op bespaard, ofwel 3%. In werkelijkheid zal niet door alle huishoudens met een slimme meter precies 48 m 3 worden bespaard. Sommige huishoudens hebben misschien 20 m 3 bespaard en andere 68 m 3. Daarom levert een regressieanalyse als resultaat niet alleen de gemiddelde waarden 1,08, 30,4 en 48 op, maar geeft er ook een bandbreedte bij. 12

2.3 Het vooronderzoek Of het bezit van een slimme meter op zich een effect heeft op het energieverbruik is onderzocht bij een groep van ongeveer 3.000 huishoudens die in 2008 een slimme meter kregen. Bij die huishoudens is onderzocht of hun energieverbruik in het jaar voorafgaand aan de plaatsing van de slimme meter (2007) zich anders verhoudt tot hun energieverbruik in het jaar na de plaatsing van de slimme meter (2009). Het verbruik van deze huishoudens is vervolgens vergeleken met de verbruiken in 2007 en 2009 van een controlegroep van ongeveer 55.000 huishoudens zonder slimme meter. Een regressieanalyse toont aan dat er geen effect is: huishoudens worden door het bezit van een slimme meter op zich, niet aangespoord tot energiebesparing. Zie bijlage 1. 2.4 Eerste effectmeting De effectmeting is, zoals hierboven aangegeven, uitgevoerd bij huishoudens waar al vóór 2012 een slimme meter is geplaatst. In principe is dat een zeer grote groep huishoudens, orde van grootte 100.000. Uiteindelijk zou bij die huishoudens een analyse uitgevoerd kunnen worden. Het is echter belangrijk om er voor te zorgen dat de energiegegevens van dusdanige kwaliteit zijn dat ze een betrouwbaar analyseresultaat opleveren. Er komt immers altijd iets uit, maar de vraag is of het resultaat ook echt als het effect van het VKO opgevat mag worden. In de volgende drie paragrafen wordt beschreven welke stappen zijn uitgevoerd om de datakwaliteit optimaal te krijgen: selectiecriteria, het schonen van het databestand, koppelen van energiedata aan VKO data. 2.4.1 Het verzamelen van energiegegevens volgens de selectiecriteria IVAM heeft aan drie netbeheerders, Alliander, Enexis en Stedin, meterstanden gevraagd van huishoudens die een slimme meter bezitten (slimme metergroep) en van huishoudens die een gewone meter bezitten (de controlegroep). Voor de aan te leveren gegevens zijn door IVAM verschillende selectiecriteria opgesteld. Een belangrijk selectiecriterium is allereerst dat er geen geschatte meterstanden mogen worden gebruikt. Indien een huishouden niet thuis is als de meteropnemer langskomt en ook niet reageert op het verzoek om de meterstanden zelf in te vullen op een antwoordkaart, of telefonisch of met de computer door te geven aan de energieleverancier, wordt de meterstand door de leverancier geschat. In dat geval wordt het actuele verbruik gebaseerd op het verbruik van het jaar daarvoor. Op die manier worden veranderingen in het verbruiksgedrag onzichtbaar. En dat is iets wat in een effectanalyse niet mag voorkomen. Een ander selectiecriterium is bijvoorbeeld dat nieuwbouwwoningen uit 2010 of 2011 niet in de analyse worden meegenomen. De reden hiervoor is dat die woningen in 2011 een hoger dan normaal gasverbruik vertonen wegens het zogenaamde droogstoken van de woning. Dan levert het relatief lagere verbruik in 2012, als het droogstoken voorbij is, een schijneffect op. Een derde criterium is dat huishoudens die zelf om een slimme meter hebben gevraagd niet mee mogen doen in de analyse. Deze huishoudens zijn waarschijnlijk extra gemotiveerd en geven een vertekend beeld van het effect van het VKO. Het doel van de analyse is namelijk de grootschalige uitrol te simuleren. In dat geval krijgen huishoudens standaard een slimme meter geplaatst en krijgen ze ongevraagd het VKO. Door deze en andere selectiecriteria wordt de kwaliteit van het analysebestand sterk verbeterd, maar het aantal huishoudens dat geschikt is voor analyse neemt sterk af. In bijlage 2 staan alle selectiecriteria vermeld. 13

I V A M R E S E A R C H A N D C O N S U L T A N C Y O N S U S T A I N A B I L I TY In totaal zijn door de netbeheerders meterstanden aangeleverd van 136.103 huishoudens zonder slimme meter en 19.282 huishoudens met slimme meter. 2.4.2 Het schonen van de energiedata Op basis van de meterstanden zijn verbruiken berekend. Vervolgens zijn huishoudens met onrealistische verbruiksgegevens uit het bestand verworpen. Dit schonen van de data is uitgevoerd met de volgende rekenregels: Het gasverbruik moet minstens 200 m 3 en maximaal 9.000 m 3 zijn. Het elektriciteitsverbruik moet minstens 200 kwh en maximaal 10.000 kwh zijn. Het gasverbruik en het elektriciteitsverbruik mogen van het ene op het andere jaar niet meer dan 50% toe of afnemen. Onderstaande tabel toont de aantallen huishoudens voor en na het schonen. Omdat gas en elektriciteit afzonderlijk zijn behandeld, levert het verschillende aantallen deelnemende huishoudens op. Tabel 2.4.1 Aantallen huishoudens Gas Controlegroep (n) Slimme meter (n) Aangeleverd 136.103 19.282 Geschoond 105.184 10.122 Elektriciteit Controlegroep Slimme meter Aangeleverd 136.103 19.282 Geschoond 82.238 11.497 Vervolgens is de kwaliteit het geschoonde databestand gecontroleerd. Het resultaat hiervan is opgenomen in bijlage 3. 2.4.3 Koppelen van energiegegevens aan VKO data IVAM heeft aan vijf energieleveranciers 5, te weten Eneco, Essent, Greenchoice, Nuon, en Oxxio gevraagd om de data aan te leveren waarop huishoudens het VKO hebben ontvangen en de manier waarop (per post of digitaal). De energieleveranciers hebben in totaal van 16.722 huishoudens de data waarop de VKO s zijn verstrekt aangeleverd. Om de privacy te waarborgen heeft IVAM van de energieleveranciers en de netbeheerders bestanden ontvangen waarin de huishoudens worden geïdentificeerd met een versleutelde EAN (elektriciteit) code. Deze versleutelde EAN code is gebruikt om de bestanden te koppelen tot één bestand. Het is daarom voor IVAM onmogelijk om de werkelijke EAN code te achterhalen, laat staan achterhalen om welk huishouden (adres) het gaat. De twee belangrijkste gegevens die in de databestanden van de energieleveranciers zijn opgenomen, zijn de eerste dag waarop huishoudens hun VKO hebben ontvangen en de manier waarop die VKO s zijn verstrekt. Het tweemaandelijkse ritme blijkt over het algemeen geen probleem. Wanneer het VKO voor de 5 Door een communicatiefout van IVAM viel de uitvraag bij de Nederlandse Energiemaatschappij juist in de vakantieperiode. Daarna lukte het de Nederlandse Energiemaatschappij niet om de gegevens op tijd aan te leveren. 14

Fraction eerste maal is verstuurd, volgt de rest min of meer vanzelfsprekend. Het VKO wordt alleen niet verstuurd als het samenvalt met het moment waarop huishoudens hun reguliere jaaroverzicht ontvangen. Timing van het VKO en de jaarnota In onderstaande figuur wordt het histogram getoond van de eerste VKO datum, geteld in dagen na 1 januari 2012. In de figuur is te zien dat de levering van VKO s in april 2012 (vanaf dag 90) op gang is gekomen..5.25 0 0 30 60 90 120 150 180 210 240 270 300 330 360 DAG1 Figuur 2.4.1 Leverdatum van het eerste VKO, in aantal dagen na 1-1-2012 Cruciaal in de timing is de dag waarop de meterstand is vastgelegd die het oude jaarverbruik, zonder VKO s, afsluit en waar het nieuwe jaarverbruik, met VKO s, begint. Als dit dagnummer veel kleiner is dan 90 (in de figuur) is het huishouden niet een volledig jaar door de VKO s beïnvloedt. Als de meteropname veel later dan dag 90 heeft plaatsgevonden is van het huishouden het oude jaarverbruik, de nulmeting al beïnvloedt door een of meerdere VKO s. Hierdoor is slechts een beperkt aantal huishoudens uit tabel 2.4.1 geschikt voor de analyse. Op basis van bovenstaande kan namelijk vastgesteld worden dat alleen huishoudens die in de maanden april of mei hun jaarrekening krijgen en bovendien in april voor het eerst een VKO ontvingen, geschikt zijn voor de effectanalyse. Bovendien blijkt dat alleen Eneco er in geslaagd is om vanaf maart een substantieel aantal VKO s te versturen. Gevolg is dat alleen een beperkt aantal Eneco klanten overblijven voor de effectanalyse. Zie onderstaande tabel. Tabel 2.4.2 Aantal huishoudens geschikt voor analyse Eneco klanten Controlegroep Slimme meter Gas 15.309 1.622 Elektra 14.335 2.169 2.4.4 Effect op het gasverbruik Regressieanalyse Een regressieanalyse kan per definitie alleen uitgevoerd worden op een bestand waarvin geen enkele verklarende variabele ontbreekt. Dit beperkt het aantal huishoudens dat wordt meegenomen in de analyse. Zoals eerder opgemerkt, zorgt de regressieanalyse voor een beter onderzoek maar neemt het aantal aan de analyse deelnemende huishoudens verder af. In de regressieanalyse bestaat de controlegroep daarom uit 15

I V A M R E S E A R C H A N D C O N S U L T A N C Y O N S U S T A I N A B I L I TY 6.391 huishoudens en de slimme metergroep uit 845 huishoudens. De volledige regressieanalyse is beschreven in bijlage 4.1. Resultaat Op het gasverbruik zien we met de regressieanalyse een significante besparing van 0,95% (+ 0,44%). Het effect is significant aangezien er ongeveer 3% kans is dat het effect op toeval berust. De groep van 845 huishoudens kunnen we opsplitsen naar 223 huishoudens die een schriftelijk VKO hebben ontvangen en 622 huishoudens die een elektronisch VKO hebben ontvangen. Bij de huishoudens die een schriftelijk VKO hebben ontvangen is een besparing te zien van 1,3%. Dit is echter niet significant. De kans dat het op toeval berust is 32%. Bij de huishoudens die een elektronisch VKO hebben ontvangen is een significante besparing te zien van 1,1%. De kans dat het op toeval berust is 4%. 2.4.5 Effect op het elektriciteitsverbruik Regressieanalyse In de regressieanalyse kunnen alleen huishoudens meegenomen worden waarvan geen enkele van de verklarende variabelen ontbreekt. Dit beperkt het aantal huishoudens dat meedoet aan de analyse. De controlegroep bestaat uit 6.114 huishoudens, de slimme metergroep uit 742 huishoudens. Resultaat Op het elektriciteitsverbruik zien we met de regressieanalyse geen significant effect. Dat wil niet zeggen dat er geen effect is, maar het is in de analyse niet zichtbaar. De belangrijkste reden is dat de spreiding in het elektriciteitsverbruik veel groter is dan in het gasverbruik. Er zijn immers veel elektriciteit verbruikende apparaten in een woning en ieder apparaat kan (tegelijkertijd) door de verschillende gezinsleden (al dan niet) gebruikt worden. Het elektriciteitsverbruik zelf, en de mogelijkheid om het verbruik te veranderen door gedragsveranderingen, wordt daarom sterk beïnvloedt door de gezinsgrootte. De analyse zou daarom sterk verbeteren indien ook de gezinsgrootte als verklarende variabele wordt meegenomen in de regressieanalyse. 2.5 Vervolg aanpak Omdat bij de eerste effectmeting bleek dat de meeste energieleveranciers te laat zijn begonnen met het uitsturen van de VKO s is besloten op een later tijdstip een tweede effectmeting uit te voeren. De eerste effectmeting was desondanks waardevol. Ten eerste kon deze worden opgevat als een vingeroefening waarbij ervaring was opgedaan met het aanleveren van de gegevens volgens de selectiecriteria, het verzamelen en koppelen van de databestanden tot één analysebestand en het uitvoeren van de regressieanalyses. Kortom, de methodiek stond klaar om nog eens herhaald te worden. Ten tweede was een eerste resultaat verkregen: een gasbesparing van ongeveer 0,95%. De tweede effectmeting betreft huishoudens die in de periode juni tot en met september hun jaarnota ontvangen. Voor die huishoudens is het nodig dat ze in die periode een eerste VKO hebben ontvangen. Dan is het jaarverbruik vóór het eerste VKO de nulmeting, zonder VKO s en het jaarverbruik daarna de effectmeting met VKO s. 16

Om er zeker van te zijn dat energieleveranciers in deze tweede run wel op tijd hun klanten het VKO hebben geleverd, is door de netbeheerders eerst een lijst met versleutelde EAN codes toegestuurd naar de energieleveranciers met de vraag te inventariseren of deze huishoudens in de gestelde periode een VKO hebben ontvangen. Toen dat inderdaad het geval bleek te zijn, is de tweede effectmeting uitgevoerd. 2.6 Tweede effectmeting 2.6.1 Het schonen van de energiedata Op dezelfde wijze als beschreven in 2.4.1 en 2.4.2 zijn de meterstanden gas en elektriciteit aangeleverd volgens de door IVAM opgestelde selectiecriteria en vervolgens geschoond. Tabel 2.6.1 Aantallen huishoudens Gas Controlegroep Slimme meter Aangeleverd 132.796 3.164 Geschoond 90.594 2.204 Elektriciteit Controlegroep Slimme meter Aangeleverd 132.796 3.164 Geschoond 92.574 2.228 Vervolgens is de kwaliteit van het geschoonde databestand gecontroleerd. Het resultaat is opgenomen in bijlage 5. Opvallend in tabel 2.6.1 is dat het aantal huishoudens in het geschoonde databestand van de slimme metergroep laag is vergeleken met het aantal in de eerste effectmeting (tabel 2.4.1). Hiervoor zijn twee oorzaken: Ten eerste vinden in de zomermaanden relatief weinig meteropnames plaats. Ten tweede bleek het voor Alliander niet mogelijk om alle gegevens van 2013 op te leveren. Consequentie is, dat de gegevens van Nuon, die veel in het bestand van Alliander voorkomen, ondervertegenwoordigd zijn in de analyse. 2.6.2 Het koppelen van de energiegegevens aan de VKO data Het geschoonde databestand is gekoppeld aan het bestand van de energieleveranciers. Vervolgens zijn de huishoudens geselecteerd die op tijd een VKO hebben ontvangen. Van de huishoudens uit de slimme metergroep is in onderstaande figuur de datum uitgezet waarop het eerste VKO is verstrekt. De datum wordt geteld in dagen vanaf 1 januari 2012. Een deel van deze huishoudens heeft aan het eind van het stookseizoen 2012-2013 pas een eerste VKO ontvangen, bijvoorbeeld in januari 2013. Deze staan niet in de figuur omdat ze niet bij de effectanalyse worden betrokken. Voor die huishoudens is immers het stookseizoen grotendeels zonder VKO verlopen. 17

Frequency I V A M R E S E A R C H A N D C O N S U L T A N C Y O N S U S T A I N A B I L I TY 1000 800 600 400 200 0 0 60 90 120 150 180 210 240 270 300 365 aantal dagen Figuur 2.6.1 Leverdatum van het eerste VKO, in aantal dagen na 1-1-2012 Onderstaande tabel toont voor gas en elektriciteit het aantal huishoudens in de controlegroep en in de slimme metergroep die qua timing met het VKO geschikt zijn voor de effectanalyse. Tabel 2.6.2 Aantal huishoudens geschikt voor analyse Energie Controlegroep Slimme meter Gas 90.594 1.149 Elektriciteit 92.574 1.143 2.6.2 Effect op het gasverbruik Regressieanalyse Zoals eerder beschreven, kunnen in een regressieanalyse alleen huishoudens meegenomen worden waarvan geen enkele verklarende variabele ontbreekt. Daarom is de regressieanalyse uitgevoerd met een controlegroep van 52.465 huishoudens en een slimme metergroep van 666 huishoudens. De gedetailleerde beschrijving van de regressieanalyse is opgenomen in bijlage 6. Resultaat Op het gasverbruik zien we met de regressieanalyse een significante besparing van 0,91% (+ 0,44%). Het effect is significant aangezien de kans dat het op toeval berust ongeveer 3% is. Het effect is gebaseerd op een groep huishoudens van verschillende energieleveranciers maar waarin de klanten van Nuon zijn ondervertegenwoordigd. Echter, gezien het feit dat op basis van de eerste effectmeting, die uitsluitend bij Eneco klanten is uitgevoerd en over een heel andere jaarperiode 6, een besparing op het gasverbruik is geconstateerd van 0,95% (+ 0,44%) mag voorzichtig geconcludeerd worden dat het effect van het VKO binnen de nauwkeurigheid van de analyse niet afhangt van de energieleverancier. Daarom wordt het resultaat van deze tweede effectmeting opgevat als het effect van het VKO. 6 De eerste effectanalyse betreft gemiddeld de periode 15 maart 2012 15 maart 2013, de tweede analyse betreft gemiddeld de periode 31 juli 2012 31 juli 2013. 18

De groep van 666 huishoudens bestaat uit 462 huishoudens die een schriftelijk VKO hebben ontvangen en 180 huishoudens die een elektronisch VKO hebben ontvangen. De overige 24 huishoudens zijn met een brief of e-mail uitgenodigd de eigen webomgeving te bezoeken. Deze zijn vanwege het kleine aantal verder niet onderzocht. In de groep van 180 huishoudens die een elektronisch VKO ontvangt is een significante besparing te zien van 2,4% + 0,8%. De besparing is significant omdat de kans op toeval kleiner dan 5% is. Een mogelijke verklaring is dat het per email verstuurde VKO terecht komt bij een ander type huishouden dan het per brief verstuurde VKO. Aangezien we de verbruiksanalyse niet kunnen koppelen aan de enquête is het niet mogelijk hierover nadere uitspraken te doen. In de groep van 462 huishoudens die een papieren VKO ontvangt kan het effect op het gasverbruik niet significant waargenomen worden. Overall lijkt het prematuur om harde conclusie te verbinden aan de besparingseffectiviteit per verzendwijze omdat we dan een eenduidig te interpreteren resultaat zouden wensen over de gemiddelde besparing en de besparing per verzendwijze. 2.6.3 Effect op het elektriciteitsverbruik Regressieanalyse In de regressieanalyse kunnen alleen huishoudens meegenomen worden waarvan geen enkele verklarende variabele ontbreekt. De controlegroep bestaat daarom uit 53.258 huishoudens, de slimme metergroep uit 673 huishoudens. Resultaat Op het elektriciteitsverbruik zien we met de regressieanalyse een besparing van 0,6% (+ 0,5%). Het effect is echter niet significant. De kans dat het op toeval berust, is ongeveer 20%. De groep van 673 huishoudens kunnen we opsplitsen naar 470 huishoudens die een schriftelijk VKO hebben ontvangen en 177 huishoudens die een elektronisch VKO hebben ontvangen. Ook in deze groepen is geen significant effect waarneembaar. 2.7 Conclusies effectanalyse Het bezit van een slimme meter op zich, heeft geen effect op het gasverbruik of het elektriciteitsverbruik. Huishoudens besparen door het VKO 0,9% (+ 0,4%) op hun gasverbruik. 19

I V A M R E S E A R C H A N D C O N S U L T A N C Y O N S U S T A I N A B I L I TY 20

Hoofdstuk 3 Gebruikersonderzoek Zoals gezegd richt het gebruikersonderzoek zich onder andere op de gebruikservaringen met het VKO en het oordeel van huishoudens over het VKO en hun verwachting ten aanzien van de besparingen 3.1 Onderzoeksopzet Enquête Huishoudens in woningen waar in de eerste vijf maanden van 2012 een slimme meter is geïnstalleerd hebben tweemaal een enquête ontvangen. De eerste enquête is in december 2012 verstuurd, de tweede in juni 2013. De eerste vragenlijst startte met vragen over de mening over energie en energiebesparend gedrag in huis. Daarna volgde een blok met vragen over de mening over de slimme meter en de installatiefase. De tweede vragenlijst startte eveneens met vragen over de mening over energie en energiebesparend gedrag in huis. Een derde blok met vragen ging over de ontvangst, de mening over en het gebruik van het tweemaandelijks overzicht. Een vierde blok over de extra toepassingen van de slimme meter en het gebruik van extra applicaties. De enquêtegegevens zijn geanalyseerd met SPSS 20. Toegepaste statistische analyses zijn correlatieanalyses, het vergelijken van groepsgemiddelden met ANOVA (bij twee groepen) en GLM Univariate multiple comparisons for observed means (bij meerdere groepen), factoranalyse en schaalanalyse. Als uitgangspunt voor significatie is p=.05 of lager genomen. Indien dit bij meerdere analyses lager is, dan wordt het hoogste niveau gemeld in de tekst met bijvoorbeeld p.02. In sommige gevallen zijn wat meer indicatieve resultaten beschreven die toch wel het vermelden waard zijn. Respons De eerste enquête is naar 8.217 adressen gestuurd. De respons op de eerste enquête bedroeg 18%, 1357 respondenten. Naar deze respondenten is een tweede enquête verstuurd in juni 2013, waarvan 743 werden geretourneerde(respons 55%). Over het totaal was de respons 9%. De respons voor Liander, Stedin en Enexis is respectievelijk 9% (397/4600), 11% (146/1319) en 9% (200/2298). Van de respondenten is 53% van Liander; 27% van Enexis en 20% van Stedin. Demografische gegevens Wanneer de demografische gegevens vergeleken worden met nationale gemiddelden (zie bijlage 7) blijkt dat in de steekproef de gemiddelde leeftijd hoger is; meer hoger opgeleiden; minder alleenstaanden en meer stellen; meer vrijstaande en 2-onder-1-kap koopwoningen en minder flats/appartementen; meer woningen van vóór 1945 en minder goed geïsoleerde woningen. Er zijn relatief weinig huishoudens onder modaal en veel huishoudens tot en met 2x modaal of meer. De steekproef is kortom niet representatief voor de Nederlandse woonsituatie. Er is desondanks niet gewogen omdat ten eerste de steekproef klein is waardoor weging van kleine subgroepen tot onrealistische uitkomsten kan leiden. Ten tweede zou een gewogen resultaat niet vergelijkbaar zijn met de uitkomsten van de effectmeting omdat daarvan de representativiteit wat betreft bovenstaande variabelen onbekend is. Non-respons analyse De demografische gegevens van de 614 huishoudens die wel in de eerste maar niet bij de tweede hebben gereageerd, zijn vergeleken met degenen die de tweede enquête wel beantwoord hebben en met nationale gegevens. De verschillen tussen de twee groepen respondenten zijn niet groot. Degenen die de tweede 21

I V A M R E S E A R C H A N D C O N S U L T A N C Y O N S U S T A I N A B I L I TY enquête niet beantwoord hebben betreffen (zowel vergeleken met de volgende steekproef als nationaal) iets vaker gezinnen, rijhoekwoningen en iets grotere huishoudens. Zij antwoorden vaak in de categorie wil niet zeggen/weet niet of antwoorden helemaal niet op de demografische vragen, in vergelijking met degenen die de tweede vragenlijst wel ingevuld hebben. Na een snelle analyse bij de overige variabelen blijkt dat het wel of niet meedoen aan de tweede enquête alleen samenhangt met de tevredenheid over de afspraak met het energiebedrijf en de installatie van de slimme meter (degenen die wel meedoen zijn vaker heel tevreden ) en een totaal ongeïsoleerde woning: degenen die wel meedoen geven vaker aan geen isolatie aangetroffen te hebben toen zij in de woning kwamen wonen én hebben zelf geen maatregelen genomen. Uitwerking van de resultaten De resultaten zijn uitgewerkt voor de respondenten van de tweede enquête en met het gebruik van het tweemaandelijks verbruiksoverzicht (VKO) als uitgangspunt. Eerst zijn de vragen over de ontvangst, het gebruik en de waardering van de tweemaandelijkse verbruiksoverzichten en waardering van de slimme meter uitgewerkt ( 3.2); vervolgens het gedrag van VKO gebruikers ( 3.3) en de verschillen tussen VKO gebruikers en niet-gebruikers ten aanzien van demografische kenmerken en ten aanzien van de mening over energie en energiebesparend gedrag ( 3.4). Tot slot zijn andere aspecten uitgewerkt: de installatiefase en extra toepassingen van de slimme meter ( 3.5) en het gebruik van applicaties ( 3.6). In 3.7 volgen kort de conclusies voor het gebruikersonderzoek. 3.2 Ontvangst, gebruik en waardering van de tweemaandelijkse verbruiksoverzichten Ontvangst en gebruik per energieleverancier Bij de eerste enquête heeft 32% van de respondenten een VKO ontvangen. Bij de tweede enquête heeft gemiddeld 57% het tweemaandelijkse kostenoverzichten ontvangen (424/743); 13% weet het niet (94/743) en 30% heeft het nog niet ontvangen (225/743). Sinds de eerste enquête hebben meer mensen een overzicht gehad. Dit verschilt echter wel per netbeheerder (zie figuur 3.2.1 en bijlage 8). De laatste (groene) kolom geeft het percentage weer van de mensen die na ontvangst van de VKO deze ook gebruiken om bewuster met energie in huis om te gaan. De eerste twee kolommen geven het percentage weer van het aantal klanten in de steekproef dat aangeeft een VKO ontvangen te hebben (per energieleverancier). 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 64 77 34 56 67 42 25 37 25 21 23 55 63 46 35 33 25 22 12 13 15 Eneco Essent Greenchoice Ned.En.Ma. Nuon Oxxio Overig/weet niet VKO ontvangen December 2012 (%) VKO ontvangen juni 2013 (%) Gebruik na ontvangst (%) Figuur 3.2.1 Ontvangst en gebruik van het VKO per energieleverancier (n=743) 22

Van degenen die een overzicht ontvangen hebben leest 62% dit overzicht altijd, 20% regelmatig/vaak, 13% soms en 5% nooit. 35% (146/420) zegt het overzicht te gebruiken om bewuster met energie in huis om te gaan; 65% niet (274/420). Van de respondenten (n=743) is 14% de afgelopen vijf maanden gewisseld van energieleverancier. 13% is van plan te wisselen: 4% heeft net gewisseld en is dat weer van plan en 9% is gewoon van plan te wisselen van energieleverancier. Het wisselen of willen wisselen hangt niet samen met het wel of niet gebruiken van het VKO. Warmtenet Slechts twee procent van de respondenten is aangesloten op een warmtenet (n=16/743). Van degenen die een VKO overzicht (n=6) ontvangen gebruiken evenveel mensen het VKO wel als niet. Ontvangstwijze per energieleverancier De ontvangstwijze verschilt per energieleverancier. Nuon stuurt verhoudingsgewijs de meeste brieven (n=109) en Greenchoice stuurt het meest een email+link naar een persoonlijke omgeving op de website (n=21). Dit is eigenlijk niet toegestaan. Een voorbeeld: de email + bijlage is bij Nuon (n=13) en bij Oxxio (n=12) naar ongeveer hetzelfde aantal respondenten verstuurd, maar het percentage is respectievelijk 9 en 50%. Omdat de aantallen respondenten per energieleverancier verschillen en bij sommige leveranciers nogal laag zijn, is de wijze van versturen zoals afgebeeld in figuur 3.2.2 waarschijnlijk enigszins vertekend ten opzichte van de werkelijkheid. Greenchoice (n=28) 7 18 75 Oxxio (n=24) 13 50 37 NEM (n=10) 30 20 50 Nuon (n=144) 76 9 15 Essent (n=109) 48 15 37 Eneco (n=92) 33 55 12 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Brief Email+bijlage Email+link Figuur 3.2.2 Wijze van versturen per energieleverancier (%, n=407) Gemiddeld krijgen de meeste respondenten het overzicht per brief (48%). Vervolgens ontvangen zij het vaakst of per email met een bijlage (25%) of per email met een link naar een persoonlijke omgeving op de website van de energieleverancier (27%) (n=420). Ook is er een licht verband tussen de manier waarop het kostenoverzicht ontvangen wordt en het gebruik ervan. Briefontvangers gebruiken het VKO iets vaker dan degenen die een email+link ontvangen (GLM, Univariate, p<.015), zie figuur 3.2.3. 23

I V A M R E S E A R C H A N D C O N S U L T A N C Y O N S U S T A I N A B I L I TY 80 70 60 50 40 30 20 10 0 74 68 59 41 32 26 brief (n=200) e-mail + bijlage (n=104) e-mail + link (n=114) VKO wel in gebruik VKO niet in gebruik Figuur 3.2.3 Wijze van ontvangst van het VKO en gebruik (%, n= 418) Waardering slimme meter De mensen die het VKO gebruiken geven de slimme meter een hoger cijfer (7,8) dan degene het VKO niet gebruiken (6,8) en dan degenen die het VKO niet ontvangen hebben (6,3), zie tabel 3.2.2. Hierbij is geen verschil te zien in waardering tussen energieleveranciers, zie tabel 3.2.3. Tabel 3.2.2 Waardering slimme meter: afhankelijk van ontvangst en gebruik VKO Enquêtegroep 6,8 ± 2,0 (n=696) VKO* niet ontvangen 6,33 ± 2,14 (n=204) VKO ontvangen 7,2 ± 1,9 (n=407) VKO* niet gebruikt VKO* gebruikt 6,77 ± 2,04 (n=267) 7,82 ±1,6 (n=146) *exclusief degenen die niet weten of ze de VKO hebben ontvangen; de drie groepen verschillen significant; SPSS GLM Univariate Tukey-b, p<.02. Tabel 3.2.3 Gemiddeld* 6,9 ± 2,0 VKO ontvangen** VKO in gebruik*** Waardering slimme meter met een rapportcijfer van 1 tot 10 per energieleverancier Eneco Essent Greenchoice N.E.M. Nuon Oxxio Overig/weet (n=115) 6,9 ± 2,1 (n=91) 7,5 ± 1,9 (n=31) 6,8 ± 1,9 (n=158) 7,1 ± 2,0 (n=107) 7,8 ± 1,6 (n=44) 6,8 ± 2,3 (n=72) 7,2 ± 2,0 (n=27) 8,2 ± 1,6 (n=6) 6,7 ± 2,2 (n=45) 7,2 ± 2,5 (n=10) 8,3± 1,5 (n=6) 6,8 ± 2,1 (n=219) 7,3 ± 1,7 (n=141) 7,9 ± 1,4 (n=50) 7,1 ± 1,7 (n=48) 7,7 ± 1,5 (n=22) 8,5 ± 1,4 (n=6) niet 6,6 ± 2,2 (n=39) 7,9 ± 2,0 (n=9) 7,7 ± 2,5 *gemiddeld 6,8 ± 2,0 (n=696); **gemiddeld 7,2 ± 1,9 (n=407); *** 7,8 ± 1,6 (n=146) / SPSS Compare Means / géén significante verschillen tussen de energieleveranciers volgens SPSS GLM Univariate Tukey-b voor p.05. Waardering tweemaandelijks verbruiksoverzicht De mening over het VKO verschilt ook. Gebruikers vinden op een schaal van 1 tot 10 de overzichten informatiever, duidelijker, begrijpelijker en meer uitnodigend dan niet gebruikers (zie tabel 3.2.4). Voor Informatief, Duidelijk en/of Uitnodigend scoren Essent en Oxxio hoger (zie tabel 3.2.5). Vooral het verschil in de waardering van uitnodigend bij Essent en Eneco is interessant om nader te bekijken. Hoewel het er maar ongeveer 20 zijn, lijken de klanten bij Oxxio aan alle aspecten een hoger rapportcijfer te geven met relatief lagere spreiding dan bij de andere energieleveranciers. Echter, wanneer de vier (n=3) 24