JE BENT STUDENT EN JE WILT WAT IN EINDHOVEN. Woonwensenonderzoek onder studenten van de TU/e, Fontys Hogescholen en Design Academy



Vergelijkbare documenten
VAN ZEECONTAINER TOT GRACHTENPAND. Een woonwensenonderzoek onder Amsterdamse studenten

Onderzoek naar studentenhuisvesting

Studentenwoonwensen Leiden. Maarten Vijncke & René van Hulle. ABF Research Verwersdijk NH Delft

Studentenwoonwensen Den Haag. Onderzoek naar de woonwensen van studenten in Den Haag

Studentenwoonwensen. Maastricht. Maarten Vijncke & René van Hulle. ABF Research Verwersdijk NH Delft

Check Je Kamer Rapportage 2014

Sleutels gezocht in Leiden. De stand van zaken in studentenhuisvesting anno 2009

Onderzoek Houten Jongeren en Wonen


De vraag van studenten naar huisvesting

Rapport. StudentenWoonMonitor. Utrecht 2011

Rapport Studentenmonitor Leeuwarden 2010

Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft

Check je Kamer Rapportage 2015

Studentenhuisvesting. Leiden

# $% % & ' ( )*' + %&'& ',-./+

Studentenwoonwensen Leiden

StudentenMonitor Zwolle 2010 Een huisvestings- en woonwensenonderzoek naar mbo- en hbo-studenten in Zwolle

StudentenMonitor Sittard 2011

HET APOLLO MODEL. Figuur 1: Ontwikkeling aantal studenten HBO en WO, Nederland,

HET APOLLO MODEL. Figuur 1: Ontwikkeling aantal studenten HBO en WO, Nederland,

HET APOLLO MODEL. studentenhuisvesting op.

WOONWENSENONDERZOEK PARKSTAD LIMBURG

Amsterdam (incl Diemen en Amstelveen)

Verhuis- en woonwensen van starters

Waar en hoe wonen de Groninger studenten in 2020

JONGERENPEILING WONEN IN EDE

Verhuisplannen en woonvoorkeuren

Lokale Monitor. Studentenhuisvesting. Eindrapport voor de gemeente Apeldoorn. Uitgevoerd in opdracht van Gemeente Apeldoorn

Leeronderzoek: Enquête Studentenhuisvesting Propedeuse 2015/2016

Sleutels gevonden in Leiden? De stand van zaken in studentenhuisvesting anno 2012

LANDELIJKE MONITOR STUDENTENHUISVESTING

Woonwensenonderzoek Valkenswaard %

Rapport. Studentenmonitor. Zwolle 2010

Woningbehoefteonderzoek jongeren Hengelo en Borne

Betty Boerman en Inge Huiskers, Regio Gooi en Vechtstreek. Sjoerd Zeelenberg en Elien Smeulders, RIGO Research en Advies

Student City. Uitgevoerd in opdracht van Gemeente Rotterdam. Co Poulus, Richard van den Berg, Rik Lukey. December 2007 r cp

Landelijke Monitor. Studentenhuisvesting. Uitgevoerd in opdracht van Kences. ir. C. Poulus. Augustus 2013 r cp WON

5 Starters op de markt voor koopwoningen

Onderzoek Studentenhuisvesting 2009

Fact sheet Wonen in Weesp 2017

Woningcorporaties in Zuidoost-Brabant

Internetpeiling ombuigingen

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

Veluwse Poort in beeld. Een onderzoek naar de bekendheid en beeldvorming van Veluwse Poort

Doelgroepen TREND A variant

Fact sheet Wonen in Haarlemmermeer 2017

Fact sheet Wonen in Amsterdam 2017

Omnibusenquête deelrapport. Studentenhuisvesting

In verband met de vakantieperiode en in overleg met de vragensteller is de termijn van beantwoording verlengt tot 31 augustus 2015.

4.1 Levensloop Leeftijd Opleidingsniveau

KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK SCHOONMAAKDIENST GEMEENTE HAREN

Omnibusenquête Deelrapport wonen

Geachte voorzitter, DSO/ RIS Aan de voorzitter van de Commissie Ruimte. H. Berendsen. Dienst Stedelijke Ontwikkeling

Monitor Studentenhuisvesting. Uitgevoerd in opdracht van Kences. ir. C. Poulus. September 2012 r cp WON

Jongerenpeiling Deelrapport wonen

Enquêteresultaten QSK & studiekeuzetevredenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

In de stad van aankomst

Fact sheet Wonen in Zaanstad 2017

Woonvoorkeuren Woonwensen jongeren in verstedelijkte gebieden

Fact sheet Wonen in Amstelveen. Kerncijfers

WONINGBEHOEFTEONDERZOEK WIERINGEN

FEITEN & TRENDS STUDENTENHUISVESTING. Kengetallen Kences

Samen naar de gewenste woningvoorraad in Odiliapeel

Fact sheet Wonen in Lelystad 2017

Fact sheet Wonen in Diemen 2017

Onderzoek wonen: Best. Rapport

Onderzoek Alumni Bètatechniek

Fact sheet Wonen in Zandvoort 2017

LelyStadsGeluiden. De mening van de jongeren gepeild. School en werk 2007

Fact sheet Wonen in Amstelveen 2017

Check Je Kamer rapport. Rapportage prijzen onzelfstandige kamers over 2017

Fact sheet Wonen in Ouder-Amstel 2017

Fact sheet Wonen in Velsen 2017

LANDELIJKE MONITOR STUDENTENHUISVESTING

Woonwensenonderzoek Toekomstig wonen Diessen

5.1 Levensloop Leeftijd Opleidingsniveau

Ouderen op de woningmarkt: feiten en cijfers

ONDERZOEK DOORSTROMING HUURDERS

Brief van de minister voor Wonen en Rijksdienst

BETAALBAARHEID VAN HUURWONINGEN

ALPHENPANEL OVER ZONDAGSOPENSTELLING

Rookmelders Omnibusonderzoek 2011

Fact sheet Wonen in Heemskerk 2017

Woonruimteverdeling in Breda

Fact sheet Wonen in Uithoorn 2017

Experimenteren met bijstand: peiling onder bijstandsgerechtigden

KOOPZONDAGEN De mening van burgers en ondernemers

Fact sheet Wonen in Beverwijk 2017

Uitkomsten enquête woonwensen jongeren Midden-Delfland

Prognose studentenhuisvesting

In totaal hebben inwoners van de gemeente de enquête ingevuld. Een prachtig resultaat, waarvoor we iedereen hartelijk willen bedanken!

Is jouw maand ook altijd iets te lang? Onderzoek Jongerenpanel Tilburg

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

1 Startersonderzoek Doesburg

Fact sheet Wonen in Wijdemeren 2017

Directoraat-Generaal Wonen en Bouwen

Fact sheet Wonen in Heemstede 2017

Transcriptie:

JE BENT STUDENT EN JE WILT WAT IN EINDHOVEN Woonwensenonderzoek onder studenten van de TU/e, Fontys Hogescholen en Design Academy Houten, 26 oktober 2006

Colofon In opdracht van: Vestide Gemeente Eindhoven Auteurs: Linda van de Lagemaat Joost Wegstapel Postbus 198 3990 DD Houten

INHOUD Samenvatting en conclusies... IV 1 Inleiding...4 1.1 Achtergrond van het onderzoek...4 1.2 Doel...4 1.3 Onderzoeksvragen...4 1.4 Methode van onderzoek...4 1.5 Respons en verantwoording...4 1.6 Opzet van dit rapport...4 2 Eindhoven als studiestad...4 2.1 Inleiding...4 2.2 Motieven...4 2.3 Conclusie...4 3 Hoe wonen studenten nu?...4 3.1 Inleiding...4 3.2 Uitwonend of thuiswonend?...4 3.3 Binnen of buiten Eindhoven?...4 3.4 Type woning...4 3.5 Verhuurder...4 3.6 Wooncarrière...4 3.7 Woonlocatie...4 3.8 Woonlasten...4 3.9 Inkomenssituatie...4 3.10 Huidige woonsituatie per doelgroep...4 3.11 Conclusies...4 4 Verhuisplannen...4 4.1 Inleiding...4 4.2 Aantal studenten met verhuisplannen...4 4.3 Woonsituatie en onderwijsinstelling...4 4.4 Verhuisredenen...4 4.5 Conclusies...4 5 Woonwensen...4 5.1 Inleiding...4 5.2 Woonsituatie...4 5.3 Woningtype...4 5.4 Woonlasten en oppervlakte...4 5.5 Gewenste locatie...4 5.6 Gewenste voorzieningen...4 5.7 Gewenste eigenaar/verhuurder...4 5.8 WO-studenten versus HBO-studenten...4 5.9 Prioriteiten en woonbeelden...4 5.10 Conclusies...4 6 Tekorten en overschotten...4 6.1 Inleiding...4 6.2 Absoluut tekort...4 C:\Documents and Settings\gmb.NT40\Local Settings\Temporary Internet Files \OLK339\Eindrapport Eindhoven 26 oktober 2006 def.doc

6.3 Absoluut tekort...4 6.4 Kwalitatief tekort...4 6.5 Conclusies...4 Bijlagen: Bijlage 1 Vragenlijst...4 Bijlage 2 Extra tabellen...4 Bijlage 3 Begrippenlijst...4

SAMENVATTING EN CONCLUSIES Inleiding Vestide en de gemeente Eindhoven willen voor hun toekomstige beleid beter inzicht krijgen in de woonwensen en -behoeften van de Eindhovense studenten. Dit onderzoeksrapport levert een betrouwbaar inzicht in deze wensen en behoeften. De dataverzameling vond plaats middels een internetenquête. Studenten zijn de ideale doelgroep voor een dergelijke enquête, aangezien alle 24.000 Eindhovense studenten over een e-mailadres van hun onderwijsinstelling beschikken. In totaal hebben 1.570 studenten van de TU/e (een respons van 22%), 1.452 studenten van de Fontys Hogeschool (een respons van 9%) en 132 studenten van de Design Academy (een respons van 19%) aan het onderzoek meegewerkt. De resultaten van dit onderzoek zijn middels weging gecorrigeerd voor dit verschil in respons. Eindhoven als studiestad Woonbedrijf-Vestide en de gemeente Eindhoven waren benieuwd waarom de Eindhovense studenten juist voor Eindhoven hebben gekozen als studiestad. Voor verreweg het merendeel van de Eindhovense studenten was het aanbod en/of de kwaliteit van de studie de reden om in Eindhoven te gaan studeren. Andere zaken zoals de gezelligheid, het studentenleven en de beschikbaarheid en betaalbaarheid van woonruimte speelden een veel kleinere rol in de keuze. Huidige woonsituatie van de Eindhovense studenten Vervolgens is de huidige woonsituatie van de Eindhovense studenten in beeld gebracht. Uit- of thuiswonend Het blijkt dat 60% van de Eindhovense studenten uitwonend is en 40% nog thuis bij de ouders woont. Dit aandeel komt overeen met de situatie in Amsterdam. In vergelijking met Leiden wonen in Eindhoven relatief veel studenten nog bij de ouders. Dit heeft te maken met het hoge aandeel HBO-studenten in Eindhoven in vergelijking met Leiden. HBO-studenten wonen relatief vaker nog thuis bij de ouders. Naast het aandeel thuiswonenden woont 37% van de studenten in onzelfstandige woonruimte, 15% in een zelfstandige huurwoning en 6% in een zelfstandige koopwoning. Wooncarrière Wanneer de woonsituatie wordt uitgesplitst naar het studiejaar van de studenten, blijkt dat het aandeel uitwonenden toeneemt met het vorderen van de studie. Dit gaat ten koste van het aandeel thuiswonenden. Zowel het aandeel onzelfstandig als zelfstandig wonende studenten neemt toe met het vorderen van de studie. Als de eindstreep van de studie in zicht komt, krijgen studenten behoefte aan meer rust en een eigen plek. Dit wordt vertaald in een toenemend belang van zelfstandige woningen onder ouderejaars studenten. I

Locatie, woonlasten en inkomen Ongeveer 53% van alle studenten woont in Eindhoven. Van de uitwonende studenten ligt dit aandeel zelfs op 80%. Veruit de meeste uitwonende studenten wonen in het centrum (41%). Na het centrum wonen de meeste uitwonende studenten buiten Eindhoven (20%). De onzelfstandig wonende studenten wonen het vaakst in de binnenstad (55%). De zelfstandig wonenden hebben daarentegen het vaakst een woning buiten de stad (41%). De gemiddelde woonlasten die studenten kwijt zijn voor een zelfstandige huurwoning bedragen 345 voor gemiddeld 49,5 m 2. Voor een kamer moet gemiddeld 243 betaald worden voor 18,1 m 2. Het gemiddelde inkomen van onzelfstandig wonende studenten bedraagt 678. Dit betekent dat deze studenten 36% van hun inkomen aan woonlasten kwijt zijn. Het gemiddelde inkomen van zelfstandig wonende studenten bedraagt 1.080. Dit betekent dat deze studenten een derde van hun inkomen aan woonlasten kwijt zijn. Huidige woonsituatie van doelgroepen Er zitten grote verschillen in de woonsituatie van verschillende groepen studenten. Zo wonen deeltijdstudenten relatief veel vaker in zelfstandige woonruimte dan voltijdstudenten (56% om 15%). Voltijdstudenten zijn oververtegenwoordigd in onzelfstandige woonruimte (42% om 10%). Voltijdstudenten wonen daarnaast relatief veel vaker in Eindhoven dan de deeltijdstudenten (88% om 44%). Ook wonen ze vaker in het centrum. Deeltijdstudenten wonen relatief vaker buiten de stad (47% om 13%). Ook tussen universitaire studenten en HBO-studenten bestaan verschillen. De helft van de HBO-studenten woont nog thuis bij de ouders. Onder de WOstudenten ligt dit aandeel op 16%. De WO-studenten wonen daarentegen relatief vaker in onzelfstandige woonruimte (63% om 25%). Nagenoeg alle uitwonende WO-studenten wonen in Eindhoven (92%). Onder de HBO-studenten ligt dit aandeel op 71%. Vooral in het centrum zijn de universitaire studenten oververtegenwoordigd (52% om 33%). Verhuisplannen van Eindhovense studenten Na de huidige woonsituatie zijn de verhuisplannen van de Eindhovense studenten bestudeerd. Zo n 17% van alle studenten is op dit moment op zoek naar andere woonruimte. Hierbij zijn deeltijdstudenten en studenten die bijna afgestudeerd (binnen een half jaar) buiten beschouwing gelaten. Deze studenten oriënteren zich namelijk vooral op de reguliere woningmarkt. Een percentage van 17% direct verhuisgeneigden is in vergelijking met andere studentensteden zoals Amsterdam en Leiden een laag aandeel. Thuiswonenden zijn met 20% relatief iets vaker op zoek naar andere woonruimte dan de onzelfstandig en de zelfstandig wonende studenten. Niet alle studenten die willen verhuizen zoeken woonruimte in Eindhoven. Van de direct verhuisgeneigden zoekt 83% woonruimte in de stad. De belangrijkste verhuisredenen die worden genoemd zijn zelfstandig willen gaan wonen, minder reistijd naar onderwijsinstelling en niet meer bij de ouders willen wonen. II

Woonwensen van Eindhovense studenten Net zoals bij de verhuisplannen zijn de woonwensen van de deeltijdstudenten en de bijna afgestudeerde studenten (binnen een half jaar) buiten beschouwing gelaten. Deze studenten behoren niet (meer) tot de doelgroep voor de markt van studentenhuisvesting. Gewenste woonsituatie De favoriete woning van alle verhuisgeneigde studenten is een zelfstandige huurwoning (62%). Dit geldt voor zowel direct- (56%) als niet-direct verhuisgeneigden (65%). Slechts 31% zoekt onzelfstandige woonruimte. Onzelfstandige woonruimte wordt relatief vaker door de direct verhuisgeneigde studenten gewenst (37% om 28%). Niet-direct verhuisgeneigden zoeken relatief vaker een zelfstandige koopwoning (18% om 6%). Gewenste woonlasten en omvang De gemiddelde minimale oppervlakte die studenten, die onzelfstandige woonruimte zoeken, nog acceptabel vinden voor hun volgende woonruimte bedraagt 17,3 m². Daarnaast is men bereid voor deze volgende woonruimte beduidend meer te betalen dan men nu gemiddeld doet ( 260 om 243). Voor een zelfstandige huurwoning is men bereid 389 per maand te betalen. De gemiddelde minimale oppervlakte voor dergelijke woonruimte ligt op 38,4 m 2. Gewenste locatie In totaal wil 52% van alle verhuisgeneigde studenten in Eindhoven wonen. Van de direct verhuisgeneigden zoekt zelfs 83% woonruimte in de stad. Zowel bij de studenten die op zoek zijn naar een kamer (97%) als de studenten die zelfstandige woonruimte wensen (91%), is het centrum verreweg de populairste locatie in Eindhoven. Ook Stratum en Woensel-Zuid zijn redelijk populaire locaties. Woensel-Noord wordt het minst vaak als gewenste woonlocatie aangegeven. Deze wijk wordt zelfs door maar liefst 68% van de studenten die zelfstandige en 79% van de studenten die onzelfstandige woonruimte zoeken aangemerkt als locatie waar men absoluut niet wil wonen. Gewenste voorzieningen De meeste studenten die onzelfstandige woonruimte zoeken, hebben geen moeite om bepaalde voorzieningen te delen. Alleen een wastafel wil 43% van de studenten voor zichzelf. Sanitaire voorzieningen zoals douche, toilet en wastafel wil men met minder mensen delen (3 à 4) dan voorzieningen zoals een woonkamer, keuken of buitenruimte (5 tot 7). Breedbandinternet blijkt een levensbehoefte voor studenten tegenwoordig. Vooral onder de studenten die onzelfstandige woonruimte zoeken, wil nagenoeg iedereen breedbandinternet (95%). Ook kabelaansluiting en een wasmachine zijn vaak gewenste voorzieningen. Wat betreft voorzieningen in de woonomgeving steken er twee bovenuit: winkels voor dagelijkse boodschappen (92%) en haltes voor openbaar vervoer (71%). Woonwensen van WO- en HBO-studenten Er zijn verschillen in de woonwensen van WO- en HBO-studenten. WO-studenten zijn bijvoorbeeld meer verhuisgeneigd dan de HBO-studenten, echter HBO- III

studenten zijn vaker direct verhuisgeneigd. Dit heeft te maken met het grote aandeel thuiswonenden onder de HBO-studenten. WO-studenten zoeken vaker een zelfstandige huurwoning dan de HBO-studenten (55% om 44%). De HBO-studenten willen daarentegen relatief vaker onzelfstandige woonruimte (34% om 24%). HBO-studenten en WO-studenten willen ongeveer evenveel voor hun volgende onzelfstandige woonruimte betalen. De HBO-studenten verwachten hier wel meer oppervlakte voor terug. Per vierkante meter zijn de WO-studenten dus bereid om meer te betalen ( 17,04 om 14,31). Wat betreft de gewenste maximale woonlasten voor een zelfstandige huurwoning zijn het ook de WOstudenten die bereid zijn meer te betalen. Zij wensen ook iets grotere woonruimte waardoor de maximale prijzen per m 2 nauwelijks verschillen. HBO-studenten zijn vaker bereid voorzieningen te delen dan WO-studenten, maar het maximum aantal personen waarmee gedeeld moet worden ligt bij HBO-studenten lager. Prioriteiten en woonbeelden Om inzicht te krijgen in welke mate bepaalde aspecten een rol spelen in de keuze voor de volgende woonruimte, konden studenten een budget van tien punten verdelen over een veertiental aspecten. Veruit het belangrijkste aspect blijkt de prijs van de woonruimte te zijn, gevolgd door de grootte van de woonruimte en de nabijheid van het centrum. Ook is de studenten een aantal woonbeelden voorgelegd (opgebouwd uit prijs, oppervlakte en locatie) met de vraag of ze deze zouden accepteren wanneer deze zou worden aangeboden. Op deze wijze wordt het keuzeproces gesimuleerd. Bij de onzelfstandige woonbeelden blijkt er sprake te zijn van een enorme vraaguitval tussen de verschillende woonbeelden. Het populairste woonbeeld wordt door 68% geaccepteerd, het minst gewilde woonbeeld door slechts 1%. In tegenstelling tot de budgetvraag, blijkt verandering in het aspect oppervlakte voor de grootste vraaguitval te zorgen. Dit heeft vooral te maken met het feit dat de voorgelegde woonbeelden met een klein oppervlakte (14 m 2 ) aanme rkelijk onder het gemiddelde gewenste minimum oppervlakte van 17,3 m 2 liggen. Bij de zelfstandige woonbeelden is er sprake van aanmerkelijk minder vraaguitval tussen de woonbeelden. Er is ook niet echt één woonbeeld echt populair. Dit heeft te maken met het feit dat alle voorgelegde oppervlaktes ruim onder de minimaal gewenste oppervlakte voor zelfstandige huurwoning liggen (38,4 m 2 ). Tekorten- en overschotten aan studentenhuisvesting in Eindhoven Naast de kwalitatieve woonwensen is in dit onderzoek ook een schatting gemaakt van het tekort aan studentenhuisvesting is in Eindhoven. Het betreft theoretische tekorten wanneer alle direct verhuisgeneigde studenten hun woonwensen zouden kunnen realiseren en er geen frictie tussen vraag en aanbod is. Bij deze berekening zijn deeltijdstudenten buiten beschouwing gelaten. Bovendien zijn aan de vraagzijde ook de studenten die binnen een half jaar denken af te studeren buiten beschouwing gelaten. Deze studenten zullen immers vaak woonruimte zoeken op de reguliere woningmarkt en horen voor Vestide niet meer echt tot de doelgroep. Deze studenten laten bij een eventuele verhuizing wel studentenhuisvesting achter, en worden daarom wel bij de aanbodzijde meegenomen. IV

Absolute tekort De vraag naar studentenhuisvesting in Eindhoven van thuiswonenden wordt geschat op ongeveer 1.150 eenheden. De vraag van uitwonenden is ook een kleine 1.150 eenheden. Het potentiële aanbod aan huisvesting van direct verhuisgeneigde studenten dat momenteel in Eindhoven woont, wordt geschat op 1.450. Het absolute tekort aan studentenhuisvesting in Eindhoven komt hiermee op ruim 850 eenheden (1.150 + 1.150 1.450). Hierbij moet rekening worden gehouden met het feit dat het mogelijk is dat het tekort enigszins wordt overschat. Het is namelijk niet duidelijk of verhuisgeneigde studenten vaker aan het onderzoek hebben meegewerkt en daarmee oververtegenwoordigd zijn in de berekening. Kwalitatieve tekorten Wanneer de tekorten worden uitgesplitst naar verschillende woonsituaties, dan blijkt het tekort bijna volledig te bestaan uit zelfstandige huurwoningen (850 eenheden). Aan onzelfstandige woonruimte is zelfs sprake van een overschot (-150 eenheden). Met name aan onzelfstandige woonruimte in studentenhuizen is een overschot (-200 eenheden). Het feit dat er geen kamers leeg staan, heeft te maken met het geconstateerde tekort aan zelfstandige huurwoningen. Veel studenten kunnen nu niet hun woonwensen realiseren en moeten genoegen nemen met onzelfstandige woonruimte. Conclusie Uit de analyses in dit onderzoek wordt duidelijk dat Vestide en de gemeente Eindhoven zich bij toekomstige plannen op het gebied van studentenhuisvesting vooral moeten richten op zelfstandige eenheden. Onder alle verhuisgeneigde groepen studenten is de zelfstandige huurwoning het meest gewenste woningtype. Bij de zoektocht van deze studenten zijn de huurprijs, grootte en locatie de belangrijkste aspecten waarop men de keuze voor de volgende woonruimte bepaalt. Gezien het feit dat geen enkel van de voorgelegde zelfstandige woonbeelden populair was, moeten vooral niet te kleine zelfstandige eenheden worden gerealiseerd. V

VI

1 INLEIDING 1.1 Achtergrond van het onderzoek Eindhoven kent, zoals veel andere studentensteden, een druk op de markt voor studentenhuisvesting. Het WOONBEDRIJF - District Vestide, de gemeente Eindhoven, TU/e en Fontys zijn voornemens om deze kamernood terug te dringen. Sinds begin 2003 heeft dit geresulteerd in een groei van zo n 1.000 eenheden naar een totaal van 2.650 eenheden. Hiervan worden er ongeveer 2.000 ingezet voor reguliere studenten. Hiermee is bereikt dat de meest urgente kamernood is weggewerkt op dit moment. Vestide en de gemeente Eindhoven willen echter voor hun toekomstige beleid beter inzicht krijgen in de woonwensen en behoeften van de Eindhovense studenten. Dit onderzoeksrapport levert een betrouwbaar inzicht in deze wensen en behoeften. 1.2 Doel Het centrale doel van het onderzoek is als volgt geformuleerd: Een betrouwbaar inzicht bieden in de kwantitatieve en kwalitatieve wensen van studenten ten aanzien van studentenhuisvesting met het oog op het realiseren van passend huisvestingsaanbod voor studenten in Eindhoven. 1.3 Onderzoeksvragen Deze doelstelling is uitgewerkt in de volgende onderzoeksvragen: 1. Huidige situatie op de markt voor studentenhuisvesting in Eindhoven: Hoe wonen de Eindhovense studenten nu (uit- of thuiswonend en waarom, wat, waar, hoe groot, hoe duur, welke verhuurder, hoeveel huisgenoten etc.)? In hoeverre zijn studenten tevreden met de huidige woonsituatie? Wat is de differentiatie van het bovenstaande naar studiejaar, WO/HBO en verhuurder? Wat is het huidige aanbod aan studentenhuisvesting in Eindhoven (wat, waar, hoe groot, hoe duur, hoeveel huisgenoten etc.)? Hoe is men aan de huidige woonruimte gekomen? In hoeverre heeft men bewust voor Eindhoven als studiestad gekozen? (studierichting, studentenleven, afstand) 1

2. Verhuisgeneigdheid en woonwensen: Wat is de verhuisgeneigdheid? Waarom wil men verhuizen? Kwantitatieve woonwensen: Wat is de omvang van de vraag naar woonruimte in Eindhoven? Kwalitatieve woonwensen: Wat is de aard van de vraag naar woonruimte in Eindhoven (uit of thuiswonend, wat, waar, hoe groot, hoe duur, welke verhuurder, hoeveel huisgenoten etc.)? Wat zijn de gewenste voorzieningen in de woning en woonomgeving? Welke afwegingen en prioriteiten maken studenten in het zoekproces? Wat zijn de specifieke woonwensen van studenten na afronding van de studie? (blijven wonen in studentenhuisvesting of naar de reguliere woningmarkt?) Wat is de differentiatie van het bovenstaande naar studiejaar, WO/HBO en verhuurder? 3. Tekorten: Wat is het absolute tekort aan woonruimte? Wat is het kwalitatieve tekort aan woonruimte? 1.4 Methode van onderzoek Data zijn verkregen middels een internetenquête. Via deze methode kunnen per e-mail alle studenten worden bereikt, waardoor een steekproef niet nodig is. Dit komt de respons en daarmee de betrouwbaarheid van het onderzoek ten goede. 1.4.1 De internetenquête Werving De respondenten zijn geworven per e-mail. De drie onderwijsinstellingen (de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e), de Fontys Hogeschool en de Design Academy) hebben gebruik gemaakt van hun complete e-mailbestanden. Alle ingeschreven studenten (exclusief buitenlandse studenten) hebben een e-mail ontvangen van het college van bestuur van de betreffende onderwijsinstelling. In deze e-mail is het doel van het onderzoek kort toegelicht en is de studenten gevraagd om hun medewerking te verlenen aan het onderzoek. De e-mail bevatte een hyperlink waarmee de studenten direct op de eerste pagina van de vragenlijst terechtkwamen. Om de respons op de enquête te verhogen is halverwege het veldwerk, per e-mail een herinnering verstuurd aan alle studenten om de vragenlijst in te vullen. De vragenlijst In samenwerking met Woonbedrijf-Vestide, de gemeente Eindhoven en enkele studenten is de vragenlijst opgesteld door. De vragenlijst is vervolgens gedigitaliseerd en getest onder een tiental studenten op onder meer gebruiksgemak, woordbegrip, plaatsduidingen en logica. De vragenlijst is bijgevoegd als bijlage 1. 2

Dataverzameling De dataverzameling is gedurende 9 juni t/m 27 juni 2006 uitgevoerd door het bureau ProInfo Interactive. 1.5 Respons en verantwoording Alle 23.988 studenten van de TU/e, Fontys en de Design Academy zijn benaderd per e-mail. In totaal hebben 3.213 respondenten de vragenlijst ingevuld. Dit betrof 1.570 studenten van de TU/e (een respons van 22%), 1.452 studenten van de Fontys Hogeschool (een respons van 9%) en 132 studenten van de Design Academy (een respons van 19%). Na correctie in totaal dus 3.154 Eindhovense studenten (zie tabel 1.1). Daarnaast heeft ook een aantal respondenten aangegeven inmiddels afgestudeerd te zijn of aan een andere onderwijsinstelling te studeren. tabel 1.1: Respons naar onderwijsinstelling Onderwijsinstelling Respons Populatie Responspercentage Technische Universiteit Eindhoven 1.570 7.217 22% Fontys Hogeschool 1.452 16.053 9% Design Academy 132 713 19% Totaal 3.154 23.983 13% Andere onderwijsinstelling 8 - - Inmiddels afgestudeerd 51 - - Bron: Internetenquête 2006 1.5.1 Weging van de onderzoeksresultaten Zoals uit tabel 1.1 duidelijk wordt, is het responspercentage tussen studenten van de TU/e en de Fontys Hogeschool niet gelijk. Studenten van de TU/e hebben aanmerkelijk vaker meegewerkt aan de enquête, dan de Fontys-studenten. Voor de analyse van dit onderzoek is een representatieve respons gewenst. Daarom zijn de resultaten van de enquête gewogen om voor dit soort verschillen in respons te corrigeren. Aan de hand van gegevens van de onderwijsinstellingen is gekeken welke groepen studenten onder- dan wel oververtegenwoordigd zijn in de enquête. Aan de meningen van deze groepen zijn respectievelijk een zwaarder en een minder zwaar gewicht gehangen. In dit onderzoek zijn de resultaten gewogen naar de volgende kenmerken van de studenten: onderwijsinstelling, voltijd-/deeltijdstudent, geslacht en leeftijd. 1.5.2 Betrouwbaarheid van de onderzoeksresultaten Doordat niet alle studenten aan het onderzoek hebben meegedaan, zijn de resultaten niet 100% betrouwbaar en nauwkeurig. De werkelijke waarde ligt binnen bepaalde grenzen rond de uitkomsten en wel met een bepaalde mate van zekerheid. In dit onderzoek is uitgegaan van een (gebruikelijke) gewenste betrouwbaarheid van 95%. 3

Voor dit onderzoek betekent dit dat bij een representatieve respons 1 van 3.154 respondenten met 95% zekerheid kan worden vastgesteld dat bij een waarde van p=50% (het percentage dat een bepaalde eigenschap heeft), het enquêteresultaat niet meer dan 1,6% afwijkt van de waarde die gevonden zou worden bij de totale populatie. Met andere woorden: indien uit het onderzoek zou blijken dat 50% van de geenquêteerden heeft aangegeven te willen verhuizen, dan betekent dit dat van de gehele onderzoekspopulatie het percentage dat wil verhuizen met 95% zekerheid niet meer is dan 51,6% en niet minder dan 48,4% Bij uitspraken voor een deel van de populatie, bijvoorbeeld voor alleen de studenten van de Fontys Hogeschool, ligt de nauwkeurigheid lager. In tabel 1.2 zijn de nauwkeurigheidspercentages en marges voor de TU/e, de Fontys Hogeschool en de Design Academy weergegeven. tabel 1.2: Nauwkeurigheidsmarges bij een betrouwbaarheid van 95% Nauwkeurigheidsmarge Nauwkeurigheidsinterval bij p=50% Technische Universiteit Eindhoven +/- 2,2% 47,8% - 52,2% Fontys Hogeschool +/- 2,6% 47,4% - 52,6% Design Academy +/- 7,7% 42,3% - 57,7% Bron: Internetenquête 2006 1.6 Opzet van dit rapport Hoofdstuk 2 gaat in op de motieven van studenten om in Eindhoven te gaan studeren. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 de huidige huisvestingssituatie van de studenten aan bod. Hoofdstuk 4 beschrijft de verhuisplannen van de Eindhovense studenten. De woonwensen komen in het vijfde hoofdstuk aan bod. Hoofdstuk 6 tenslotte gaat in op de tekorten en overschotten op de markt voor studentenhuisvesting in Eindhoven. Elk hoofdstuk is afgesloten met conclusies. 1 Een representatieve respons is een respons die een goede weerspiegeling vormt van de gehele onderzoekspopulatie. 4

2 EINDHOVEN ALS STUDIESTAD 2.1 Inleiding Woonbedrijf-Vestide en de gemeente Eindhoven zijn benieuwd waarom de Eindhovense studenten juist voor Eindhoven gekozen hebben als studiestad. Is dit vanwege de studierichting, de afstand tot de woonplaats of juist het bruisende studentenleven? Hoofdstuk 2 gaat in op de motieven van studenten om te kiezen voor Eindhoven als studiestad. 2.2 Motieven In tabel 2.1 zijn de motieven om in Eindhoven te studeren weergegeven per onderwijsinstelling. tabel 2.1: Keuze voor Eindhoven als studiestad naar onderwijsinstelling TU/e Fontys DAE Totaal In Eindhoven kan ik de studie van mijn keuze volgen 87% 72% 91% 77% Eindhoven ligt dichtbij mijn woonplaats 29% 39% 6% 35% Eindhoven is goed bereikbaar 24% 35% 7% 31% Eindhoven is een gezellige stad 18% 26% 6% 23% Vanwege de kwaliteit van het onderwijsprogramma 41% 13% 29% 22% Ik ken in Eindhoven veel mensen 6% 14% 5% 12% Ik woonde al in Eindhoven voordat ik ging studeren 3% 12% 8% 10% Het studentenleven in Eindhoven spreekt me aan 10% 9% 1% 9% Anders, namelijk 5% 6% 6% 6% Eindhoven is niet te groot 5% 4% 3% 4% Eindhoven ligt ver van mijn woonplaats 6% 3% 5% 4% Woonruimte is in Eindhoven goed betaalbaar 2% 2% 3% 2% In Eindhoven is het makkelijk om aan woonruimte te komen 2% 1% 2% 1% In Eindhoven kent niemand mij 1% 1% 0% 1% Totaal 1.570 1.452 132 3.154 N = 3.154 Hieruit blijkt dat in Eindhoven één motief met kop en schouders er boven uitsteekt: In Eindhoven kan ik de studie van mijn keuze volgen, is voor 77% van de studenten de reden geweest om voor Eindhoven als studiestad te kiezen. Dit geldt helemaal voor de zeer specifieke opleiding van de Design Academy. Voor maar liefst 91% van de studenten heeft dit de keuze voor Eindhoven als studiestad bepaald. Daarnaast heeft ook de kwaliteit van de opleiding bij deze studenten enigszins meegespeeld (29%). Ook voor de studenten van de Technische Universiteit zijn dit verreweg de twee belangrijkste motieven (87% en 41%). Tussen de studenten van de TU/e en Fontys zijn wel verschillen te vinden. Zo lijkt het er op dat studenten van Fontys relatief vaker uit de omgeving van Eindhoven afkomstig zijn en de stad meer waarderen voordat ze er gingen studeren. Voor de studenten van de Fontys-Hogeschool speelden naast het feit dat men in Eindhoven de gekozen studie kan volgen, nog twee andere aspecten een rol in de keuze voor Eindhoven: Eindhoven ligt dicht bij mijn woonplaats (39%) en Eindhoven is goed bereikbaar (35%). 5

2.3 Conclusie Voor het merendeel van de Eindhovense studenten was het aanbod en/of de kwaliteit van de studie de reden om zich te vestigen in Eindhoven. 6

3 HOE WONEN STUDENTEN NU? 3.1 Inleiding Hoofdstuk 3 gaat in op de huidige huisvestingssituatie van de circa 24.000 Eindhovense studenten. Van deze studenten is 20.100 voltijd aan het studeren en 3.900 in deeltijd. Deze aantallen zijn exclusief buitenlandse studenten. 3.2 Uitwonend of thuiswonend? Uit Figuur 3.1 blijkt dat in juni 2006 ongeveer 9.500 studenten nog thuis bij de ouders wonen (40%). De overige 14.500 studenten zijn uitwonend. Dit komt overeen met 60%. Figuur 3.1: Stroomdiagram huidige huisvestingssituatie 2 Studenten totaal: 24.000 vt: 20.100, dt: 3.900 WO: 7.200, HBO: 16.800 Thuiswonend: 9.500 (40%) vt: 8.300, dt: 1.200 WO: 1.150, HBO: 8.350 Binnen Eindhoven: 1.100 (5%) vt: 950, dt: 150 WO: 50, HBO: 1.050 Uitwonend: 14.500 (60%) vt: 11.800, dt: 2.700 WO: 6.100, HBO: 8.400 Buiten Eindhoven: 2.950 (12%) vt: 1.450, dt: 1.500 WO: 500, HBO: 2.450 Onzelfstandig 600 (3%) vt: 550, dt: 50 WO: 200, HBO: 400 Binnen Eindhoven: 11.550 (48%) vt: 10.350, dt: 1.200 WO: 5.550, HBO: 6.000 Zelfstandig 2.150 (9%) vt: 800, dt: 1.350 WO: 300, HBO: 1.850 Overig: 200 (1%) vt: 100, dt: 100 WO: 50, HBO: 150 Onzelfstandig 8.250 (34%) vt: 7.900, dt: 350 WO: 4.400, HBO: 3.850 Zelfstandig 3.100 (13%) vt: 2.300, dt: 800 WO: 1.100, HBO: 2.000 Overig: 200 (1%) vt: 200, dt 0 WO: 50, HBO: 150 N = 3.213 Uit het stroomdiagram blijkt dat vooral de HBO-studenten (Fontys Hogeschool en Design Academy) nog thuis bij de ouders wonen (50% = 8.350). Ook voltijdstudenten zijn relatief vaker nog thuiswonend 3. In dit hoofdstuk staat vooral de woonsituatie van de uitwonende studenten centraal. In het stroomdiagram is deze groep daarom rood gearceerd. 2 Door afronding op vijftigtallen en hele procenten kunnen opgetelde aantallen en procenten in de figuur niet geheel overeenkomen met andere aantallen en procenten; 3 In het stroomdiagram worden voltijdstudenten aangeduid met vt en deeltijdstudenten met dt. Universitaire studenten worden weergegeven met WO en HBO-studenten met HBO. 7

3.3 Binnen of buiten Eindhoven? Uit het stroomschema wordt ook duidelijk dat van de uitwonende studenten er circa 2.950 (20%) niet in Eindhoven wonen. Dit zijn vooral HBO-studenten en relatief vaak deeltijdstudenten. Veel van deze uitwonenden komen uit de directe omgeving van Eindhoven (Helmond, Valkenswaard, Waalre enz. Ongeveer 1.100 studenten). De overige studenten komen met name uit Tilburg, Den Bosch en Noord-Limburg. Zo n 11.550 (80%) uitwonende studenten wonen wel in Eindhoven. Dit is ongeveer 48% van alle Eindhovense studenten. Het zijn vooral voltijdstudenten en relatief vaak universitaire studenten die in Eindhoven wonen. Uitwonende WOstudenten wonen praktisch allemaal in Eindhoven (92%). Van de uitwonende studenten binnen Eindhoven wonen 8.250 studenten (71%) in onzelfstandige en 3.100 (27%) in zelfstandige woonruimte 4. Zelfstandige woonruimte wordt zowel absoluut als relatief vaker bewoond door HBOstudenten. Voor onzelfstandige woonruimte geldt juist dat universitaire studenten hier oververtegenwoordigd zijn. 3.4 Type woning In figuur 3.2 is nogmaals de huidige woonsituatie weergegeven. De grootste groep Eindhovense studenten woont nog thuis bij de ouders (40%). Dit aandeel komt overeen met de situatie in Amsterdam. In vergelijking met Leiden (22%) wonen in Eindhoven relatief veel studenten nog bij de ouders. Dit verschil is te verklaren door de verhouding universitaire en HBO-studenten. Leiden kent relatief weinig HBO-studenten. Het is juist deze groep die verhoudingsgewijs vaker nog bij de ouders woont. Dit komt ook in figuur 3.2 naar voren. Naast deze grote groep thuiswonenden wonen ook veel studenten in een studenten- of verenigingshuis (23%) en in een zelfstandige huurwoning (15%). Het studentenhuis is, zowel relatief als absoluut gezien, vooral bewoond door voltijdstudenten (5.200 = 26% van alle voltijdstudenten). Hetzelfde geldt voor de overige onzelfstandige woonvormen (zie voor tabel Bijlage 2). De zelfstandige huurwoning daarentegen wordt, relatief gezien, vooral bewoond door deeltijdstudenten (1.100 = 28% van alle deeltijdstudenten). De zelfstandige koopwoning is, niet alleen relatief maar zelfs in absolute zin, vaker bewoond door deeltijdstudenten (1.100 = 28% van alle deeltijdstudenten). 4 In een zelfstandige woning heeft de student eigen voorzieningen die hooguit gedeeld worden met een partner. 8

figuur 3.2: Huidige huisvestingssituatie van Eindhovense studenten WO HBO Thuiswonend Studenten- of verenigingshuis Zelfstandige huurwoning Grootschalig studentencomplex Zelfstandige koopwoning Anders namelijk Kleinschalig studentencomplex Huis gekocht door ouders met andere studenten Bij een hospita Bij familie of kennissen Zelfgekochte woning met andere studenten N = 3.213 0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 45% 3.5 Verhuurder In figuur 3.3 is de huidige verhuurder van zowel zelfstandige als onzelfstandige woonruimte in de huursector weergegeven. Uit de figuur blijkt dat de meeste uitwonende Eindhovense studenten huisvesting huren in de particuliere sector (44%). Hieronder vallen bijvoorbeeld ouders van studenten en huisbazen. In totaal gaat het om ongeveer 5.500 studenten. figuur 3.3: Huidige verhuurder van zelfstandige en onzelfstandige woonruimte onzelfstandig uitwonend zelfstandig uitwonend overig Particuliere verhuurder Studentenhuisvester Vestide Woningcorporatie Woonbedrijf Woningcorporatie buiten Eindhoven Andere verhuurder Woningcorporatie Trudo Woningcorporatie Wooninc. Hospita / hospes Onderhuur Studentenvereniging/dispuut Verhuurder onbekend Woningcorporatie Domein N = 1.992 0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 45% 50% 9

Naast de particuliere sector wonen de meeste studenten in woonruimte van Vestide (28%). Het zijn relatief vaak studenten van de TU/e die bij Vestide huren. Ook zijn het bijna allemaal voltijdstudenten (zie tabel in Bijlage 2). Absoluut kent Vestide volgens de enquête in totaal 3.550 huurders. Volgens Vestide zelf wonen er momenteel echter ongeveer 2.300 studenten in 2.000 onzelfstandige en zelfstandige eenheden. Studenten die bij Vestide huren, hebben dus aanmerkelijk vaker meegewerkt aan de enquête. Dit is niet verwonderlijk aangezien ook duidelijk is gecommuniceerd dat Vestide medeopdrachtgever is voor dit onderzoek. Naast de particuliere verhuurder en Vestide maken de overige verhuurders, zoals de andere woningcorporaties in Eindhoven, slechts een klein deel van de markt uit in Eindhoven. 3.6 Wooncarrière In figuur 3.4 is de wooncarrière van de Eindhovense studenten weergegeven. Het blijkt dat het aandeel uitwonende studenten met het vorderen van de studie toeneemt. Van de eerstejaars studenten is 44% uitwonend. Onder de studenten die al 6 jaar of langer studeren ligt dit aandeel op 80%. Deze stijging gaat ten koste van het aandeel thuiswonenden. De stijging van het aandeel uitwonenden naar studiejaar wordt veroorzaakt door zowel een toename van het aandeel onzelfstandig wonende studenten, als door een toename van het aandeel zelfstandig wonende studenten. Onder de eerstejaars woont 27% in onzelfstandige woonruimte. Bij de zesdejaars of oudere studenten is dit aandeel gegroeid tot 48%. Ook het aandeel studenten dat zelfstandig woont, groeit alleen maar met de jaren. Als de eindstreep van de studie in zicht komt, krijgen studenten behoefte aan meer rust en een eigen plek, zo blijkt. Van de eerstejaars studenten woont 17% in zelfstandige woonruimte, onder de studenten die al zes jaar studeren is dit aandeel gegroeid tot 32%. figuur 3.4: Huidige woonsituatie naar studiejaar 100% onzelfstandig uitwonend zelfstandig uitwonend thuiswonend overig 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 1e jaars 2e jaars 3e jaars 4e jaars 5e jaars 6e jaars of hoger N = 3.213 10

3.7 Woonlocatie Gemiddeld is zo n 53% van alle studenten woonachtig in Eindhoven. Dit zijn vooral uitwonende studenten. 80% van de uitwonende en 11% van de thuiswonende studenten woont in de stad. In figuur 3.5 is het aandeel studenten dat in Eindhoven woont, afgezet tegen het studiejaar van de studenten. Hieruit blijkt dat naarmate de studie vordert, meer studenten erin slagen woonruimte in de stad te vinden. Van de eerstejaars woont 42% in Eindhoven. Onder de zesdejaars en ouder ligt dit percentage rond de 74%. Er is echter wel een opvallend verschil tussen de WO- en HBO-studenten. Het aandeel HBO-studenten dat in Eindhoven woont, neemt na het derde studiejaar af. figuur 3.5: Aandeel studenten dat in Eindhoven woont naar studiejaar WO HBO 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 1e jaars 2e jaars 3e jaars 4e jaars 5e jaars 6e jaars of hoger N = 3.213 Het mooie patroon uit figuur 3.5 wordt vooral veroorzaakt door het feit dat met het verloop van de studie, steeds meer studenten uitwonend zijn. Van alleen de uitwonende studenten woont momenteel ongeveer 80% in Eindhoven. Absoluut gezien gaat het om 11.550 studenten. Zoals reeds eerder bleek, zijn dit vooral voltijd- en WO-studenten (zie ook tabel in Bijlage 2). Uit figuur 3.6 blijkt dat 41% van de uitwonende studenten in het centrum (binnen de ring) woont. Absoluut gezien wonen er momenteel zo n 5.950 studenten in het centrum. Het zijn, relatief gezien, vooral de ouderejaars die een plekje in het centrum weten te bemachtigen. Van de zesdejaars en oudere studenten woont zo n 53% binnen de ring (zie ook tabel in Bijlage 2). In het centrum wonen ook relatief gezien meer WO-studenten (53%) en voltijdstudenten (47%). Deeltijdstudenten wonen relatief vaker buiten Eindhoven (56%). Na het centrum wonen de meeste uitwonende studenten buiten Eindhoven (20%), gevolgd door de wijk Woensel-Zuid (11%). In absolute zin gaat het om 11

respectievelijk 2.950 en 1.600 studenten. In de wijk Strijp wonen de minste studenten (3% = 450). figuur 3.6: Huisvestingslocatie van uitwonenden in Eindhoven N = 2.145 In het centrum wonen vooral onzelfstandig wonende studenten (4.900 studenten = 55% van alle onzelfstandig wonende studenten). Van de zelfstandig wonende respondenten woont slechts 19% in de binnenstad (1.000 studenten). De meeste studenten die zelfstandig wonen hebben een woning buiten de stad (2.150 = 41%). tabel 3.1: Woonlocatie van onzelfstandig en zelfstandig wonende studenten (in %) onzelfstandig zelfstandig overig totaal Centrum (binnen de ring) 55% 19% 2% 41% Woensel-Noord 2% 11% 5% 5% Woensel-Zuid 12% 9% 1% 11% Tongelre 7% 4% 1% 6% Strijp 2% 4% 0% 3% Gestel 6% 5% 2% 6% Stratum 7% 4% 1% 6% Buiten Eindhoven 9% 44% 88% 22% Totaal n 1.536 551 58 2.145 N = 2.145 12

3.8 Woonlasten 3.8.1 Huurprijs, -toeslag en oppervlakte Aangezien relatief veel deeltijdstudenten reeds in een zelfstandige woning op de reguliere woningmarkt wonen, vertekenen zij daarmee berekeningen van gemiddelde woonlasten en oppervlaktes. Daarom wordt in deze paragraaf alleen de woonlasten en oppervlaktes van de woonsituatie van voltijdstudenten weergegeven. Het gemiddelde bedrag dat uitwonende voltijdstudenten betalen aan huur bedraagt momenteel 266 per maand. Dit bedrag is zonder aftrek van eventuele huurtoeslag. Van alle voltijdstudenten in dit onderzoek ontvangt 12% huurtoeslag. Het gemiddeld huurtoeslagbedrag per maand is 86. Onzelfstandig versus zelfstandig Studenten zijn voor een zelfstandige huurwoning 5 ( 345) beduidend meer kwijt dan voor onzelfstandige woonruimte ( 243). De gemiddelde oppervlakte van een zelfstandige huurwoning ligt op 49,5 m 2. De kamers zijn gemiddeld 18,1 m 2 groot. In tabel 3.2 zijn de gemiddelde woonlasten voor verschillende onzelfstandige woonsituaties weergegeven. Uit de tabel blijkt dat de kamers in een studentencomplex duurder zijn, dan die in een studentenhuis of bij een hospita. Per maand moet gemiddeld 272 voor een dergelijke kamer betaald worden. De kamers in een studentenhuis kosten gemiddeld 233 aan huur per maand. tabel 3.2: Gemiddelde huur en oppervlakte voor onzelfstandige woonruimte Gemiddelde huur Gemiddelde oppervlak Woonlasten per m 2 Studentencomplex 272 19,0 m 2 14,3 2 432 Studentenhuis 233 16,3 m 2 14,29 9.77 Hospita 225 17,0 m 2 13,24 38 Overig onzelfstandig 229 38,6 m 2 5,93 61 Totaal onzelfstandige woonruimte 243 18,1 m 2 13,43 1.508 Zelfstandige huurwoning 345 49,5 m 2 6,97 422 N = 1.980 N Hierbij moet wel worden opgemerkt dat de kamers in een studentencomplex met een gemiddelde oppervlakte van 19 m 2 een stuk groter zijn, dan die in een studentenhuis (16,3 m 2 ) of bij een hospita (17 m 2 ). De gemiddelde woonlasten per m 2 verschillen dan ook nauwelijks tussen de kamers in een studentencomplex en die in een studentenhuis ( 14,3 per m 2 ). De kamers bij een hospita zijn relatief gezien wel iets goedkoper ( 13,24 per m 2 ). Verhuurder In tabel 3.3 is weergegeven hoe de gemiddelde huurprijs varieert naar verhuurder van deze onzelfstandige woonruimte. Hieruit komt een vergelijkbaar beeld 5 Van de s tudenten in een zelfstandige koopwoning is helaas niet bekend wat hun woonlasten zijn. 13

naar voren als uit tabel 3.2. De particuliere kamers zijn goedkoper dan die van de Eindhovense corporaties (waaronder Vestide). Gemiddeld moet voor deze kamers 232 aan huur per maand worden neergeteld. De kamers bij de Eindhovense corporaties kosten gemiddeld 266 per maand. Echter, de particuliere kamers zijn niet alleen goedkoper, maar ook aanmerkelijk kleiner dan de kamers van de corporaties. De gemiddelde oppervlakte van een particuliere kamer is 16,2 m 2 tegenover 18,7 m 2 voor een corporatiekamer. tabel 3.3: Gemiddelde huur en oppervlakte voor onzelfstandige woonruimte naar verhuurder Gemiddelde huur Gemiddelde oppervlak Woonlasten per m 2 Corporatie in Eindhoven (incl. Vestide) 266 18,7 m 2 14,22 551 Particulier 232 16,2 m 2 14,32 774 Overig 219 26,9 m 2 8,14 127 Totaal onzelfstandige woonruimte 243 18,1 m 2 13,43 1.508 N = 1.508 N Relatief gezien verschillen de huurprijzen van de particuliere en corporatiekamers niet zoveel. Bij beide verhuuders moet ruim 14 per vierkante meter betaald worden. Woonwijk Bij een uitsplitsing naar huidige woonwijk in Eindhoven (zie tabel 3.4) blijkt dat de studenten die onzelfstandige woonruimte hebben in het Centrum en in Woensel-Noord absoluut gezien het meeste voor hun woonruimte te betalen. In Strijp liggen de gemiddelde woonlasten met 211 het laagst. tabel 3.4: Gemiddelde huur in euro's per maand naar huidige woonwijk van onzelfstandige woonruimte Gemiddelde huur Gemiddelde oppervlak Woonlasten per m 2 Centrum (binnen de ring) 251 17,8 m 2 14,10 839 Woensel-Noord 251 16,7 m 2 15,03 34 Woensel-Zuid 227 17,4 m 2 13,0 5 189 Tongelre 234 15,8 m 2 14,81 112 Strijp 211 17,7 m 2 11,92 37 Gestel 229 16,3 m 2 14,05 100 Stratum 231 16,3 m 2 14,1 7 101 Totaal onzelfstandige woonruimte 243 18,1 m 2 13,43 1.508 N = 1.508 n Hoewel de kamers in het centrum de hoogste woonlasten kennen, is de gemiddelde oppervlakte er ook het grootst. Relatief gezien zijn de kamers in het centrum dus niet het duurst. Die eer is weggelegd voor de onzelfstandige woonruimte in Woensel-Noord. 14

3.9 Inkomenssituatie In tabel 3.5 is het gemiddelde inkomen dat studenten per maand te besteden hebben, weergegeven. De Eindhovense studenten hebben een gemiddeld inkomen van 685 per maand. Het inkomen van de HBO-studenten ( 692) ligt hoger dan dat van de studenten van de TU/e ( 669). Dit is opvallend, aangezien in eerdere onderzoeken van naar studentenhuisvesting in Amsterdam en Leiden de universitaire studenten duidelijk meer te besteden hadden. Het hogere inkomen van HBO-studenten wordt wellicht verklaard door het feit dat zij vaker werken en vaker een basisbeurs hebben (zie tabel in Bijlage 2). tabel 3.5: Gemiddeld inkomen per maand naar onderwijsinstelling en woonsituatie Type respondent Gemiddeld inkomen N Voltijd 590 2.320 Deeltijd 1.226 65 WO-studenten 669 1.212 HBO-studenten 692 1.136 Onzelfstandig uitwonend 678 1.223 Zelfstandig uitwonend 1.080 404 Thuiswonend 464 716 Overig 676 42 Gemiddeld inkomen 685 2.385 N = 2.385 In tabel 3.5 is ook het gemiddelde inkomen uitgesplitst naar de huidige woonsituatie. Hier komt duidelijk naar voren dat de thuiswonenden minder te besteden hebben dan de uitwonende studenten. De zelfstandig wonende studenten verdienen met 1.080 per maand het meest. Het gemiddelde inkomen van onzelfstandig wonende studenten is momenteel 678. Eerder bleek al dat de gemiddelde woonlasten voor onzelfstandige woonruimte 244 bedragen. De onzelfstandig wonende respondent is dus gemiddeld 36% van zijn besteedbare inkomen kwijt aan woonlasten. 3.10 Huidige woonsituatie per doelgroep Om meer overzicht te krijgen van de woonsituatie van verschillende doelgroepen studenten worden in deze paragraaf alle bovenstaande resultaten van deeltijdstudenten en voltijdstudenten naast elkaar gezet. Het zelfde is gedaan voor de HBO- en WO-studenten. Voltijdstudenten versus deeltijdstudenten Zoals uit de voorgaande paragrafen al duidelijk wordt zijn er grote verschillen in de woonsituatie van voltijd- en deeltijdstudenten. Zo zijn deeltijdstudenten vaker uitwonend (69%) dan de voltijdstudenten (59%). Daarnaast wonen deeltijdstudenten relatief veel vaker in zelfstandige woonruimte (56% om 15%). In de zelfstandige koopwoning wonen zelfs absoluut gezien meer deeltijdstudenten. 15

Voltijdstudenten zijn oververtegenwoordigd in onzelfstandige woonruimte (42% om 10%). Vestide is vooral voor de voltijdstudenten een belangrijke verhuurder. Van deze uitwonende studenten huurt 31% bij Vestide. Van de deeltijdstudenten is dit slechts 7%. Voor deze deelstudenten zijn de andere Eindhovense corporaties en corporaties buiten Eindhoven veel belangrijkere verhuurders. Uit het stroomdiagram aan het begin van het hoofdstuk werd duidelijk dat er relatief veel uitwonende deeltijdstudenten buiten Eindhoven wonen. Sterker nog, er blijken zelfs absoluut meer uitwonende deeltijdstudenten buiten Eindhoven te wonen dan uitwonende voltijdstudenten. In Eindhoven zijn de uitwonende voltijdstudenten verreweg in de meerderheid. De voltijdstudenten wonen relatief ook veel vaker in het centrum dan de deeltijdstudenten (47% om 13%). Deeltijdstudenten wonen gemiddeld in grotere kamers (21,2 m 2 om 18,1 m 2 ) en betalen hier ook gemiddeld meer voor ( 256 om 243) dan voltijdstudenten. Per m 2 betalen ze echter minder ( 12,07 om 13,43). Hetzelfde geldt voor de zelfstandige huurwoning. Deeltijdstudenten hebben gemiddeld 63,8 m 2, terwijl de voltijdstudenten 49,6 m 2 tot hun beschikking hebben. Deeltijdstudenten betalen wel aanmerkelijk meer woonlasten ( 414 om 345). Per m 2 betalen de voltijdstudenten echter meer ( 6,97 om 6,49). WO-studenten versus HBO-studenten Zoals reeds eerder bleek uit figuur 3.2 wonen de meeste studenten nog thuis bij de ouders (40%). Het blijkt dat dit zowel relatief als absoluut vooral de HBOstudenten zijn. De helft van alle HBO-studenten woont nog thuis. Van de WOstudenten ligt dit percentage op 16%. Deze WO-studenten wonen relatief vaak in onzelfstandige woonruimte. Veel vaker dan de HBO-studenten (63% om 25%). De uitwonende WO-studenten blijken ook aanmerkelijk vaker bij Vestide te huren dan de HBO-studenten (38% om 20%). Dit heeft uiteraard te maken met het feit dat er relatief veel WO-studenten in onzelfstandige woonruimte wonen. Bij uitwonende HBO-studenten is de particuliere verhuurder verreweg de belangrijkste eigenaar/verhuurder. Uitwonende WO-studenten blijken nauwelijks buiten Eindhoven te wonen (8%). Dit in tegenstelling tot de HBO-studenten. Van de uitwonende HBO-studenten woont 29% buiten de stad. Er wonen relatief gezien dus veel meer uitwonende WO-studenten in Eindhoven. Vooral in het centrum zijn WO-studenten oververtegenwoordigd. Ruim de helft van deze studenten woont hier. Voor de HBOstudenten ligt dit aandeel op een derde. HBO-studenten betalen gemiddeld bijna hetzelfde voor onzelfstandige woonruimte als de WO-studenten ( 245 om 242). Maar ze wonen vaak een stuk groter (19,2 m 2 om 17,4 m 2 ). Dat betekent dat HBO-studenten per m 2 minder aan woonlasten kwijt zijn dan de WO-studenten. HBO-studenten betalen 12,77 en de WO-student 13,93 per m 2. 16

Ook in de zelfstandige huurwoning wonen HBO-studenten gemiddeld groter (55,6 m 2 om 50,4 m 2 ). Ze betalen hier echter ook aanmerkelijk meer voor ( 386 om 325). Dat betekent dat HBO-studenten per m 2 ook meer betalen ( 6,95 om 6,44 per m 2 ). 3.11 Conclusies Uit- of thuiswonend 60% van de Eindhovense is uitwonend (14.500 studenten) en 40% woont nog thuis bij de ouders (9.500 studenten). Dit aandeel komt overeen met de situatie in Amsterdam. In vergelijking met Leiden wonen in Eindhoven relatief veel studenten nog bij de ouders. Van alle Eindhovense studenten woont 37% in onzelfstandige woonruimte (8.850 studenten), 15% in een zelfstandige huurwoning (3.700 studenten) en 6% in een zelfstandige koopwoning (1.550 studenten). De meest voorkomende onzelfstandige woonsituatie is het studenten- of verenigingshuis: 23% van de Eindhovense studenten heeft een kamer in een studentenhuis. Daarnaast heeft 10% een kamer op een eenheid in een studentencomplex. Eindhoven kent nauwelijks studenten bij een hospita (1%). Wooncarrière Wanneer de woonsituatie wordt uitgesplitst naar het studiejaar van de studenten, blijkt het aandeel uitwonenden toeneemt met het vorderen van de studie. Dit gaat ten koste van het aandeel thuiswonenden. Het aandeel onzelfstandig wonende studenten neemt toe met het vorderen van de studie. Als de eindstreep van de studie in zicht komt, krijgen studenten behoefte aan meer rust en een eigen plek. Dit wordt vertaald in een toenemend belang van zelfstandige woningen onder ouderejaars studenten. Locatie, woonlasten en inkomen Ongeveer 53% van alle studenten woont in Eindhoven. Van de uitwonende studenten ligt dit aandeel zelfs op 80%. Veruit de meeste uitwonende studenten wonen in het centrum (41%). Dit zijn ongeveer 5.950 studenten. Na het centrum wonen de meeste uitwonende studenten buiten Eindhoven (20%), gevolgd door de wijk Woensel-Zuid (11%). In absolute aantallen gaat het om 2.950 studenten buiten Eindhoven en 1.600 in de Woensel-Zuid. In de wijk Strijp wonen de minste studenten (3%). De onzelfstandig wonende studenten wonen het vaakst in de binnenstad (55%). De zelfstandig wonenden hebben het vaakst een woning buiten de stad (41%). De gemiddelde woonlasten voor een zelfstandige huurwoning bedragen 345 voor 49,5 m 2, voor een kamer moet gemiddeld 243 betaald worden voor 18,1 m 2. Kamers in een studentencomplex zijn gemiddeld duurder maar ook groter dan kamers in een studentenhuis of bij een hospita. Het gemiddelde inkomen van onzelfstandig wonende studenten bedraagt 678. Dit betekent dat deze studenten 36% van hun inkomen aan woonlasten kwijt zijn. Het gemiddelde inkomen van zelfstandig wonende studenten 17

bedraagt 1.080. Dit betekent dat deze studenten een derde van hun inkomen aan woonlasten kwijt zijn. Huidige woonsituatie van doelgroepen Deeltijdstudenten wonen relatief veel vaker in zelfstandige woonruimte dan voltijdstudenten (56% om 15%) Voltijdstudenten zijn oververtegenwoordigd in onzelfstandige woonruimte (42% om 10%). Voltijdstudenten wonen relatief veel vaker in Eindhoven dan de deeltijdstudenten (88% om 44%). Ook wonen ze vaker in het centrum. Deeltijdstudenten wonen relatief vaker buiten de stad (47% om 13%). De helft van de HBO-studenten woont nog thuis bij de ouders. Onder de WO-studenten ligt dit aandeel op 16%. De WO-studenten wonen daarentegen relatief vaker in onzelfstandige woonruimte (63% om 25%). Nagenoeg alle uitwonende WO-studenten wonen in Eindhoven (92%). Onder de HBO-studenten ligt dit aandeel op 71%. Vooral in het centrum zijn WOstudenten oververtegenwoordigd (52% om 33%). 18

4 VERHUISPLANNEN 4.1 Inleiding Hoofdstuk 2 en 3 gingen in op de motieven van studenten om voor Eindhoven te kiezen en op de huidige woonsituatie. Hoofdstuk 4 beschrijft of studenten over verhuisplannen beschikken en zo ja, waarom ze willen verhuizen. Dit geeft inzicht in de woonwensen van de Eindhovense studenten. Omdat de deeltijdstudenten en de studenten die bijna afgestudeerd (binnen een half jaar) zijn zich vooral op de reguliere woningmarkt oriënteren, worden deze studenten in dit onderzoek niet tot de doelgroep voor studentenhuisvesting gerekend. In de analyses in dit hoofdstuk worden deze studenten daarom buiten beschouwing gelaten. 4.2 Aantal studenten met verhuisplannen We onderscheiden drie groepen als het gaat om verhuisplannen: direct verhuisgeneigden: zijn op dit moment op zoek naar andere woonruimte; overige verhuisgeneigden: zijn binnen 2 jaar op zoek naar andere woonruimte; niet-verhuisgeneigden: niet of pas na 2 jaar plannen om te verhuizen. Uit figuur 4.1 blijkt dat van de in totaal 16.750 voltijdstudenten (exclusief bijna afgestudeerden) er ongeveer 2.750, op het moment van ondervragen, op zoek zijn naar andere woonruimte. Dit is 17% van alle voltijdstudenten. Wanneer dit wordt vergeleken met uitkomsten uit onderzoeken van in andere studentensteden, blijkt dit een relatief laag aandeel te zijn. In Amsterdam was 33% van de studenten direct verhuisgeneigd en in Leiden ging het om 28% van de studenten. Eindhoven kent dus relatief weinig direct verhuisgeneigden. Het zijn wel deze direct verhuisgeneigde studenten, die in dit hoofdstuk centraal staan. Zowel absoluut als relatief gezien zijn het vooral de thuiswonende studenten die willen verhuizen (1.450 = 9%). Naast de direct verhuisgeneigden, hebben 5.400 studenten aangegeven dat ze wel binnen twee jaar willen verhuizen. Deze worden in het stroomdiagram 'overige verhuisgeneigden' genoemd. De studenten die hebben aangegeven niet of pas na twee jaar te willen verhuizen zijn als 'niet verhuisgeneigd' aangemerkt. Dit zijn ongeveer 8.600 studenten. 19