De heer en mw. adres Woonplaats 999 A.H.C. Peeters.. juni 2013 Betreft: hogere eigen bijdrage voor zorg Geachte heer/mevrouw, Vanaf 1 januari van dit jaar moeten veel burgers een fors hogere eigen bijdrage betalen voor zorgkosten. Dat is te wijten aan de veranderde regels voor het berekenen van de eigen bijdrage voor verblijf in een AWBZ- instelling of voor hulp thuis op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Tót de afschaffing van de vermogenstoets in 1997 werd wel gezegd dat ouderen die in een verzorgingstehuis werden opgenomen hun huis moesten opeten. Deze regel is via een omweg nu opnieuw ingevoerd. Dit werkt als volgt: indien u beschikt over box- 3- vermogen, zoals spaargeld, beleggingen of een woning waar u niet (meer) woont, wordt gesteld dat u hieruit maar liefst 12% inkomen geniet. Dat percentage steekt schril af bij de werkelijke spaarrente van dit moment. Dit fictieve inkomen wordt alleen voor de berekening van de eigen bijdrage bij uw belastbare inkomen opgeteld. De eigen bijdrage voor opname in een AWBZ- instelling kan daardoor oplopen naar schrik niet 2.189 per maand(!). Gelukkig kan deze eigen bijdrage in veel gevallen worden gematigd of zelfs voorkomen. Daarvoor is het wel nodig dat u tijdig maatregelen neemt. U zult moeten zoeken naar manieren om het box- 3- vermogen te verlagen, terwijl er toch nog steeds voldoende vermogen beschikbaar blijft. In de bijlage bij deze brief treft u een toelichting aan bij de nieuwe berekening van de eigen bijdrage. Ook vindt u daar een inventarisatie van de verschillende maatregelen waarmee u de eigen bijdrage kunt matigen. Als u wilt weten of het mogelijk is om ook in uw situatie te besparen, of bijvoorbeeld in die van uw ouders, kunt u hierover contact met ons opnemen. Wij adviseren u graag. Met vriendelijke groet, drs. A.H.C. Peeters fb 1
Bijlage: Verlaag eigen bijdrage AWBZ en Wmo Inhoudsopgave 1. Eigen bijdrage AWBZ berekenen 2. Eigen bijdrage WMO berekenen 3. Maatregelen om de eigen bijdrage te matigen Deel 1: Eigen bijdrage AWBZ berekenen 1.1 Voor welke zorg? In Nederland wordt onderscheid gemaakt tussen zorg mét verblijf en zorg zonder verblijf. Zorg met verblijf staat voor de zorg die wordt ontvangen tijdens de opname (wonen) in een AWBZ- instelling. De kosten van deze zorg worden betaald uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De kosten voor zorg thuis worden in deel 2 behandeld. Bij AWBZ- instellingen moet u denken aan instellingen als: verpleeginrichtingen; instellingen voor gehandicapten; Het Dorp in Arnhem; regionale instellingen voor beschermd wonen (RIBW s); psychiatrische ziekenhuizen; psychiatrische afdelingen van algemene ziekenhuizen (PAAZ en); ziekenhuizen en instellingen voor revalidatie; verzorgingstehuizen. Let op, niet al het verblijf in een zorginstelling valt onder de AWBZ. Bij opname in een ziekenhuis, revalidatie- instelling of instelling voor de geestelijke gezondheidszorg komt bijvoorbeeld het eerste jaar voor rekening van de Zorgverzekeringswet. Soms moet daar een eigen bijdrage voor betaald, maar dat gebeurt dan op basis van de polis met de zorgverzekeraar. Iemand van 18 jaar en ouder die in een AWBZ- instelling woont, moet een eigen bijdrage betalen. De berekening en inning van deze bijdragen doet het Centraal Administratie Kantoor, ofwel het CAK (www.hetcak.nl). De vaststelling van de eigen bijdrage gaat in de vorm van een voor bezwaar vatbare beschikking. Wanneer het CAK fouten maakt bij de berekening, is het belangrijk dat u hiertegen tijdig bezwaar aantekent. 2
1.2 Eigen bijdrage algemeen Het berekenen van de eigen bijdrage is bijzonder gecompliceerd. Op de site van het CAK staan daarom enkele rekenmodules waarmee u een indicatieve berekening van de bijdrage kunt maken. Voor het berekenen van de definitieve bijdrage is een ingevuld formulier nodig. De eigen bijdrage wordt berekend met het inkomen en vermogen van twee jaar geleden. Als het inkomen en/of vermogen meer dan 1.816 lager is geworden, kan om een aanpassing van de eigen bijdrage worden gevraagd op basis van het recente inkomen. Aangezien het vermogen per 1 januari maatgevend is, heeft een verlaging van het vermogen pas effect op de eigen bijdrage vanaf het jaar daarop. Er kan alleen een aanpassing van de eigen bijdrage voor het lopende jaar worden aangevraagd, tenzij dit jaar nog een beschikking voor een voorgaand jaar wordt ontvangen. In het laatste geval kan binnen 3 maanden ook voor dat jaar nog een aanpassing worden aangevraagd. Er zijn twee soorten eigen bijdragen: een lage en een hoge bijdrage. Hiervoor wordt rekening gehouden met allerlei factoren, zoals: inkomen, vermogen, gezinssituatie en aard en duur van de aandoening. Hierna worden de bestaande hoofdregels besproken om de eigen bijdrage te berekenen. Pas op met ongehuwdenstatus AOW Bij opname van één van de partners in een AWBZ- instelling kan er voor worden gekozen om voor de AOW als ongehuwd te worden aangemerkt. In plaats van tweemaal gehuwden AOW van 9.542 per jaar wordt dan tweemaal ongehuwden AOW uitbetaald van 13.771. Dit levert een totaal AOW- voordeel op van 8.458. Dat voordeel kan echter ruimschoots worden overschreden door de hogere eigen bijdragen AWBZ. Let op, de keuze om te worden aangemerkt als ongehuwd voor de AOW is eenmalig en kan dus niet meer worden aangepast! 1.3 Lage eigen bijdrage De lage eigen bijdrage geldt alleen voor mensen die (nog) de kosten voor een huishouden buiten de instelling moeten betalen. Bijvoorbeeld omdat het verblijf tijdelijk is, omdat er voor kinderen gezorgd wordt, of (meest voorkomend) omdat er een thuiswonende partner is. De lage eigen bijdrage is 12,5% van het bijdrageplichtig inkomen en varieert van minimaal 152,00 per maand tot maximaal 797,80 per maand. Het bijdrageplichtig inkomen is het totaal van het verzamelinkomen, vermeerderd met 8% van de grondslag inzake sparen en beleggen. Van de eigen bijdrage wordt bij chronisch zieken en gehandicapten nog de zogenaamde Wtcg- korting afgetrokken. Voor pensioengerechtigden is dat 8% en voor anderen 16%. 1.4 Hoge eigen bijdrage De hoge bijdrage gaat in als u niet kunt voldoen aan de voorwaarden van de lage eigen bijdrage. Daarbij geldt dat de eerste 6 maanden altijd de lage bijdrage verschuldigd is. De hoge eigen bijdrage per maand is 8,5% van het bijdrageplichtig inkomen en bedraagt maximaal 2.189,20 per maand. Hierbij wordt soms rekening gehouden met persoonlijke omstandigheden. Voorbeeldberekening Weduwe Pietersen woont in een verpleegtehuis. Haar inkomen bestaat uit AOW en een klein pensioentje. Haar totale inkomen is 17.500, waarover 1.500 belasting wordt betaald. 3
De bijbehorende berekening is gemaakt op www.hetcak.nl. Voorbeeldberekening na verkoop eigen woning Dezelfde weduwe Pietersen heeft nu de verkoopopbrengst van haar eigen woning van 200.000 op haar bankrekening staan. Haar verzamelinkomen neemt daardoor na vrijstellingen toe met ca. 6.500 box- 3- inkomen, waarover ze 2.000 belasting moet betalen. Haar eigen bijdrage neemt hierdoor toe tot 1.984 per maand. Per jaar moet zij hierdoor 15.180 meer eigen bijdrage betalen, dat is dus 1.265 per maand extra. 4
Deel 2: Eigen bijdrage Wmo berekenen Zorg thuis, zoals verpleging, valt onder zorg zonder verblijf. Hieronder valt ook de hulp bij het huishouden of een voorziening of hulpmiddel, zoals een scootmobiel. Al deze vormen van thuiszorg vallen onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De berekening van de eigen bijdrage is in grote lijnen gelijk aan die voor de AWBZ, maar er zijn ook enkele opvallende verschillen. Deze worden hierna besproken. De eigen bijdrage wordt vastgesteld per periode van vier weken, omdat thuiszorg in beginsel bedoeld is voor kortdurende zorg. De periode van vier weken is niet hetzelfde als een maand (één jaar telt dertien perioden). Er kan verschil ontstaan in de eigen bijdrage die van toepassing is, omdat de uitvoering van de Wmo is overgedragen aan de gemeenten. Op de site van het CAK wordt daar in de berekeningsmodule rekening mee gehouden. Het berekenen van de maximumbijdrage is geen sinecure. De bijdrage bedraagt in beginsel 15% van het bijdrageplichtige inkomen, met bepaalde vrijstellingen. Voorbeeld De weduwnaar Karelse van 72 woont in Zwolle en krijgt 5 uur zorg en 3 uur hulp in de huishouding per week. Dit kost 538 per week. Zijn verzamelinkomen bedraagt 17.500. Hij heeft geen box- 3- vermogen. De eigen bijdrage bedraagt 22,50 per week. Als hij 200.000 box- 3- vermogen zou hebben, bedraagt zijn eigen bijdrage 174 per maand. De eigen bijdrage wordt dan per jaar 1.970 hoger. Voorbeeld Echtpaar De Vries, beiden 58 jaar oud, woont in Apeldoorn en krijgt 40 uur zorg per week. Hun verzamelinkomen bedraagt 60.000. Ze hebben geen box- 3- vermogen. De zorgkosten bedragen 2.000 per maand en de eigen bijdrage is 260 per maand. Als zij 1.500.000 vermogen in box 3 zouden hebben, bedraagt de maximale eigen bijdrage 1.460 per maand. De eigen bijdrage wordt dan per jaar 15.600 hoger. 5
Deel 3: Maatregelen om de eigen bijdrage te matigen 3.1 Inleiding Methoden om de eigen bijdrage te matigen zijn altijd gericht op verlaging van het inkomen of vermogen dat meetelt voor de berekening van de eigen bijdrage. Daarbij moet u zich realiseren dat hierdoor ook andere effecten kunnen optreden die het netto- inkomen beïnvloeden. Denk bijvoorbeeld aan het vervallen van de toeslagen bij kinderen, nadat hun box- 3- inkomen is toegenomen door een schenking. Aangezien de vermogensbijtelling in het inkomen per 1 januari is gesteld op 12%, gaat de meeste aandacht uit naar verlaging van het box- 3- vermogen. Ook een verlaging van de andere bronnen van inkomen draagt bij aan het verlagen van de eigen bijdrage. Onder de oude wet van vóór 1997 moesten schenkingen aan kinderen onder omstandigheden weer worden gecorrigeerd voor de eigen bijdrage. In de huidige regeling is deze constructie niet opgenomen. Staatssecretaris Van Rijn heeft echter in het parlement, tijdens een debat over de eigen bijdrage op 4 april 2013, aangegeven dat hij volgt of de opbrengst van de maatregel niet achterblijft bij de ramingen. De kans bestaat dus dat een eventuele eigen bijdrage besparende maatregel niet effectief blijkt te zijn door anti- misbruikwetgeving. Dat zal moeten worden afgewacht. 3.2 Verlagen van het verzamelinkomen De eigen bijdrage is gerelateerd aan het verzamelinkomen. Los van vrijstellingen en drempels bedraagt de eigen bijdrage 15% van het inkomen. In feite wordt met elke 1.000 extra aftrekpost 150 minder eigen bijdrage gerealiseerd. De eigen bijdrage zal vanzelfsprekend nooit zo hoog worden dat werken per saldo geen voordeel meer oplevert. Echter, vooral als de zorg voor een partner tijdelijk van aard is, loont het wel de moeite om te zoeken naar een verschuiving van inkomen. Dat wil zeggen: nu aftrekken en later betalen. Vaak zal hierbij ook een verzoek moeten worden gedaan om het huidige inkomen toe te passen voor de berekening van de eigen bijdrage (zie voorgaande tekst). U heeft een flink aantal mogelijkheden die u kunt aanwenden om uw verzamelinkomen te verlagen: Algemeen stort lijfrentepremies; betaal boeterente bij het oversluiten van uw hypotheek; haal giften aan goede doelen naar voren; benut de levensloopregeling (als u onder het overgangsregime valt); stel de ingangsdatum van een lijfrentepolis uit; pleeg groot onderhoud als u een Rijksmonument bezit; koop alimentatie af; formaliseer een scheiding als u uit elkaar bent. Als ondernemer benut willekeurige en vervroegde afschrijving van investeringen; schrijf dubieuze vorderingen af; doteer aan de FOR; houd een rittenregistratie voor de auto van de zaak bij. Dit zijn slechts enkele maatregelen. Raadpleeg uw adviseur om te inventariseren welke alternatieve maatregelen nog mogelijk zouden kunnen zijn. 6
3.3 Verlaag het vermogen met schenkingen Een eenvoudige maar uiterst doeltreffende methode om het vermogen te verminderen, is nog steeds om het weg te schenken. In de meeste gevallen wordt geschonken aan de kinderen, maar het is uiteraard ook mogelijk om vermogen te schenken aan anderen, zoals kleinkinderen of goede doelen. Naast de mogelijke fiscale gevolgen waarover moet worden nagedacht, moet u zichzelf ook de vraag stellen hoe wenselijk het is om het vermogen te verkleinen. De langstlevende ouder heeft dan weliswaar geen vermogen meer in box 3, maar hij of zij kan daardoor wellicht ook niet meer genieten van een goed verzorgde oude dag. Er zijn twee methoden om geld te kunnen schenken aan de kinderen, terwijl de ouders er als dat nodig is toch nog gebruik van kunnen maken: schenken op papier en herroepelijk schenken. Schenken op papier: als u bij de notaris een akte van schenking door schuldigerkenning tekent, doet u in feite een schenking waarbij het geschonken geld gelijk weer wordt teruggeleend. Deze schuld van de ouder aan het kind is pas opeisbaar bij overlijden. Wel moet voor deze schenking een notariële akte worden opgemaakt. Ook zal er daadwerkelijk een rente van 6% per jaar aan het betreffende kind moeten worden betaald. Herroepelijk schenken: het oude adagium eens gegeven blijft gegeven is in ons huidige civiele recht niet meer standaard. Bij de schenking kan een zogenaamde herroepelijkheid worden afgesproken. In dat geval kunt u als schenker de schenking onder vooraf afgesproken omstandigheden terugdraaien. Een zorgvuldige formulering van de voorwaarden is daarbij van groot belang. 3.4 Overbedelingsschulden niet langer vrijstellen in box 3 Voor een goed begrip van deze maatregel is enige kennis van het erfrecht van belang. Een korte introductie: na het overlijden van één van beide echtgenoten gaat de erfenis vaak volledig naar de langstlevende. De kinderen hebben recht op een kindsdeel, maar dit wordt niet uitbetaald. Het kindsdeel wordt omgezet in een zogenaamde overbedelingsschuld van de langstlevende aan de kinderen. Pas bij het overlijden van de langstlevende kunnen de kinderen deze schuld innen. Omdat de kinderen een vordering hebben op hun overgebleven ouder die ze niet kunnen innen, hoeven ze er in box 3 ook nog geen belasting over te betalen. Het volledige vermogen blijft tot het box- 3- vermogen behoren van de langstlevende. Deze vrijstelling in box 3 is dus ongunstig voor de eigen bijdrage AWBZ. Door nu deze schulden wel opeisbaar te maken, worden deze schulden van de langstlevende wel als schuld opgenomen in box 3. Hierdoor neemt het vermogen in box 3 af. De wijze van het opeisbaar maken van de vorderingen verlangt nog enige aandacht. Vooralsnog gaat men uit van het opmaken van een vaststellingsovereenkomst, maar dit hangt geheel af van de formulering van het testament van de overleden ouder. 3.5 Aflossen overbedelingsschulden Kinderen hebben vaak een vordering op de overgebleven ouder. Deze is niet opeisbaar, maar wel aflosbaar. De langstlevende kan de vorderingen aflossen en daarmee zijn of haar box- 3- vermogen verlagen. 7
Let op: onder omstandigheden kan er schenkingsrecht verschuldigd zijn. Laat uw adviseur dit controleren aan de hand van de rente die op de vordering wordt berekend. Waarschijnlijk zal het aflossen op basis van de contante waarde weinig problemen opleveren. Let op: indien de eerststervende voor 1 januari 2001 is overleden, is aflossen over het algemeen ook niet gunstig. In dat geval moet namelijk vaak alsnog inkomstenbelasting worden betaald op basis van de regels van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. 3.6 Draag uw vermogen over aan een eigen BV Zoals bovenstaand aangegeven, wordt voor de berekening van de eigen bijdrage alleen gekeken naar het vermogen in box 3. Wanneer u het vermogen overdraagt aan een eigen BV, gaat dit fiscaal naar box 2 en telt het niet meer mee voor de eigen bijdrage. De BV is dan eigenaar van het vermogen en moet over het rendement vennootschapsbelasting betalen. Dit terwijl aandelen in de BV niet worden belast in privé, tenzij ze met winst worden verkocht of ervoor wordt gekozen om de BV dividend te laten uitkeren. Het oprichten van een BV heeft de nodige voordelen, maar er zitten ook diverse haken en ogen aan. Laat u daarom ook hierover goed voorlichten! 8