Jaarverslag 2010 Stichting Pensioenfonds Honeywell



Vergelijkbare documenten
2013 verkort in beeld. Ontwikkelingen. Pensioenen Beleggingen Organogram

Jaarverslag 2011 Stichting Pensioenfonds Honeywell

Jaarverslag 2012 Stichting Pensioenfonds Honeywell

Persbericht. Kwartaalbericht: vierde kwartaal 2011

Jaarverslag 2008 Stichting Pensioenfonds Honeywell

Jaarverslag 2009 Stichting Pensioenfonds Honeywell

Buitengewone vergadering van deelnemers 22 november 2010

Kwartaalbericht. 4e kwartaal 2014 Den Haag, 30 januari Samenvatting cijfers per 31 december 2014

Kort jaarverslag Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux

Informatiebijeenkomst Pensioenfonds KPN Pensioengerechtigden. Oktober 2013

Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics. Verkort Jaarverslag 2009

Persbericht. ABP verlaagt pensioen in 2013 met 0,5% Ondanks goed rendement stijgt dekkingsgraad in 2012 onvoldoende

Herstelplan 2015 Compartiment SPDHV

In de Pensioenwet is vastgelegd dat wanneer een pensioenfonds niet langer voldoet aan de gestelde eisen ten aanzien van:

Marktwaardedekkingsgraad per 31 maart 2014: 128,6%, een toename van 3,3%-punt ten opzichte van 31 december 2013.

Deelnemersvergadering. Haarlem 26 juni 2017 Boxmeer 29 juni 2017 Oss 29 juni 2017

Een overzicht van de kerncijfers vindt u op <pagina 8 en 9> van het volledige jaarverslag.

Verkort jaarverslag In de verkorte versie van het jaarverslag leest u op hoofdlijnen hoe het jaar 2014 voor het pensioenfonds is verlopen.

Datum Briefnummer Behandeld door Doorkiesnummer N.W. Dijkhuizen 630

SPNG. veranderingen. was voor. een jaar van grote. Verkort jaarverslag 2013 >

2011 in het kort TOELICHTING OP HET JAARVERSLAG

Jaarverslag Stichting P ensioenfonds Honeywell

J A A R V E R S L A G 2016 ( F I N A N C I E E L ) S T I C H T I N G P E N S I O E N F O N D S M E R C E R. 16 juni 2017

VERKORT JAARVERSLAG 2016

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

1. Definities Kostendekkende premie Premie die noodzakelijk is om jaarlijks ouderdomspensioenaanspraken in te kopen.

2012 in het kort TOELICHTING OP HET JAARVERSLAG

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal april 2015 t/m 30 juni 2015

Extra informatie pensioenverlaging

Geef pensioen de aandacht die het verdient. Jaarbericht Stichting Pensioenfonds

2013 in het kort SAMENVATTING VAN HET JAARVERSLAG

Informatiebijeenkomst Pensioenen: actueler dan ooit. Oktober 2013

2010: Pensioen wereld volop in de schijnwerpers

HERSTELPLAN 31 maart 2009

Beleggingsrendement 3% over het vierde kwartaal van 2012 (14,4% over geheel 2012); waarde van de beleggingen gestegen naar miljoen.

Stichting Voorzieningsfonds Getronics 11 februari Stand van zaken SVG. 1 van 19

Terugblik 2011 in cijfers

Verkort jaarverslag 2013

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2016 t/m 31 maart Samenvatting:

Stichting Pensioenfonds Avery Dennison. Algemene Vergadering van Deelnemers en Gepensioneerden Leiden, 3 september 2012

Verkort jaarverslag 2017 Pensioenfonds Cargill

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Derde kwartaal juli 2015 t/m 30 september Samenvatting:

Stichting Pensioenfonds SABIC

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM. Tweede kwartaal april 2012 t/m 30 juni Samenvatting: Lage rente drukt dekkingsgraad

Kwartaalverslag Tweede kwartaal 2019

Dekkingsgraad 121,8% per 30 september 2012, toename van 9,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2012.

VERKORT JAARVERSLAG 2017

1e kwartaal 2017 Den Haag, april 2017

De Nederlandsche Bank NV T.a.v. de heer S. Keereweer AA Postbus AB AMSTERDAM

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan

1.1 Datum in herstel (dd.mm.jj) Gekozen hersteltermijn (in jaren) 10

Marktwaarde van de pensioenverplichtingen in het tweede kwartaal gestegen van miljoen naar miljoen ( miljoen ultimo Q4 2013).

Marktwaardedekkingsgraad per 30 september ,8%, een toename van 1,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2013.

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2017 t/m 30 juni Samenvatting:

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad

Toeslagverlening. Versie

2014 in het kort SAMENVATTING VAN HET JAARVERSLAG

Procedure toetsing premie, bijlage 3 (ABTN) Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2015 t/m 31 december Samenvatting:

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal juli 2014 t/m 30 september 2014

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2012 t/m ultimo juni Samenvatting:

Pensioenfonds Robeco. Populair Jaarverslag 2014

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Eerste kwartaal januari 2016 t/m 31 maart 2016

Verder in deze nieuwsbrief een samenvatting van het rapport van de visitatiecommissie.

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2014 t/m 31 december 2014

Brochure Toeslagverlening

Belanghebbendenvergadering. 24 september 2015

2e kwartaal 2017 Den Haag, juli 2017

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 EERSTE KWARTAAL 2016

Pensioeninformatiebijeenkomst over herstelplan 2009

Goed jaar Metro Pensioenfonds, toch geen verhoging pensioenen

Kwartaalbericht. 2e kwartaal 2015 Den Haag, 14 juli Samenvatting cijfers per 30 juni 2015

Brochure. Toeslagverlening

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2015 t/m 30 juni Samenvatting:

Stichting Pensioenfonds Avery Dennison. Deelnemers en Gepensioneerden Oegstgeest, 5 september 2016

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 DERDE KWARTAAL 2015

Verkort jaarverslag 2015

Stichting Pensioenfonds Avery Dennison. Algemene Vergadering van Deelnemers en Gepensioneerden Oegstgeest, 3 september 2018

Welkom namens. Stichting Pensioenfonds van de KAS BANK. AMSTERDAM, 25 juni 2015

Veel veranderingen in druk pensioenjaar 2015

Haarlem 18 juni 2019 Boxmeer 20 juni 2019 Oss 20 juni 2019

Deelnemersvergadering. Boxmeer 23 juni 2016 Oss 23 juni 2016 Haarlem 30 juni 2016

Herstelplan ultimo 2016

De marktwaardedekkingsgraad per 30 juni 2015 was 135,1%. Dit is een toename van 5,7% ten opzichte van 31 maart 2015.

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2017 t/m 31 maart Samenvatting:

Verkort jaarverslag : Voortzetting koers 2011 en op naar herstel. Stichting Pensioenfonds PostNL. Meer weten?

Aanpassing pensioenregeling een must. Presentatie: Marcel Brussee / voorzitter SPH Kees Lekkerkerker / directeur HRM

Ontwikkelingen in 2012

Verkort jaarverslag Woord van de voorzitter

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Derde kwartaal juli 2017 t/m 30 september Samenvatting:

Pensioenen... Herstelplan 2017

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 EERSTE KWARTAAL 2019

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2016 t/m 31 december Samenvatting:

Transcriptie:

Jaarverslag 2010 Stichting Pensioenfonds Honeywell Datum rapport 24 juni 2011 Nummer/versie Definitief Auteur Bestuur Telefoon (050) 582 9811

Inhoudsopgave Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen 2 Bestuursverslag 3 1. Woord van de voorzitter 4 2. Algemene informatie 6 2.1 Juridische structuur 6 2.2 Doelstelling 6 2.3 Personalia 7 3. Financiële positie en beleid in 2010 9 3.1 Financiële opzet en positie 9 3.2 Beleid en beleidskeuzes 10 3.3 Risicobeheer 15 4. Beleggingen 19 4.1 Algemeen 19 5. Pensioenen 22 5.1 Inleiding 22 5.2 Pensioencommunicatie 22 5.3 Pensioenadministratie 23 5.4 Pensioenregeling 24 5.5 Nieuwe wetgeving 24 6. Actuariële analyse 28 7. Besturing en naleving wetgeving 30 7.1 Algemeen 30 7.2 Bestuursaangelegenheden 30 7.3 Goed pensioenfondsbestuur 31 7.4 Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM 34 7.5 Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding 34 7.6 Gedragscodes 35 7.7 Geschillencommissie 35 7.8 Organisatie en uitvoering 35 7.9 Statutenwijziging 36 8. Verwachte gang van zaken 37 Jaarrekening 38 9. Jaarrekening 39 9.1 Balans (na bestemming van het saldo van baten en lasten) 39 9.2 Staat van baten en lasten 40 9.3 Kasstroomoverzicht 41 9.4 Toelichting op de jaarrekening 42 Overige gegevens 65 10. Overige gegevens 66 10.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 66 10.2 Gebeurtenissen na balansdatum 66 10.3 Actuariële verklaring 67 10.4 Controle verklaring 69 10.5 Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten 71 Bijlagen 72 Bijlage 1 Deelnemersbestand 73 Bijlage 2 Begrippenlijst 74 1

Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen Bedragen x 1.000 2010 2009 2008 2007 2006 Omvang beleggingen* 299.198 264.987 233.581 266.349 245.743 Waarvan: Aandelen 28% 30% 26% 37% 39% Vastrentende waarden 59% 63% 66% 52% 53% Vastgoed 4% 4% 5% 5% 1% Overige beleggingen 7% 2% 2% 5% 5% Liquide middelen 2% 1% 1% 1% 2% Totaal 100% 100% 100% 100% 100% Beleggingsopbrengsten 31.175 32.312-33.815 12.853 6.586 Beleggingsrendement 11,1%** 13,7% -12,3% 5,0% 2,7% Resultaat 9 32.611-87.182 20.250 4.133 Vrije reserve 2.077 3.590-27.988 59.654 43.805 Bestemmingsreserve TOP-SUM 5.706 4.184 3.151 2.691 0 Totaal eigen vermogen 7.783 7.774-24.837 62.345 43.805 Voorziening pensioenverplichtingen 301.622 267.531 262.346 207.541 211.990 Overige voorzieningen 847 276 400 530 531 Totaal 302.469 267.807 262.746 208.071 212.521 Dekkingsgraad*** 100,7% 101,3% 89,3% 128,7% 120,6% Aantal deelnemers Actieven 815 941 1.113 1.176 1.190 Slapers 1.493 1.418 1.822 1.866 1.686 Pensioengerechtigden 1.055 1.015 1.002 930 791 Totaal 3.363 3.374 3.937 3.972 3.667 Standen zijn per het einde van het genoemde jaar; stromen betreffen de gehele verslagperiode * Naast de beleggingen voor risico pensioenfonds maken ook de liquide middelen (overige activa) deel uit van de omvang beleggingen. ** In 2010 heeft het pensioenfonds een belang in direct goud genomen. In de beleggingsrapportages van de vermogensbeheerder over 2010 maakt de directe goudbelegging geen onderdeel uit. Vanaf 2011 zal de directe belegging in grondstoffen, waaronder goud, door de vermogensbeheerder meegenomen worden in haar beleggingsrapportages. In 2010 wordt het beleggingsrendement eenmalig bepaald door de beleggingsopbrengsten te delen door het gemiddelde van de omvang beleggingen van 2009 en 2010. In de periode van 2009 en eerder werd het beleggingsrendement door de vermogensbeheerder bepaald. *** De dekkingsgraad wordt bepaald door de vrije reserve te vermeerderen met de totale voorziening pensioenverplichtingen, gedeeld door de totale voorziening pensioenverplichtingen, maal 100%. 2

Bestuursverslag 3

1. Woord van de voorzitter Geachte deelnemers, collega s en andere lezers, Het is een genoegen u het jaarverslag over 2010 aan te bieden. Namens het bestuur van het fonds wil ik u graag informeren over de ontwikkelingen binnen het pensioenfonds en verantwoording afleggen over het gevoerde beleid in 2010. Pensioenen stonden het afgelopen jaar in het middelpunt van de belangstelling. Helaas was al die aandacht niet altijd even genuanceerd. Dat leidde soms tot een beeld van bijna failliete fondsen. Dat beeld strookt niet met de werkelijkheid. Die werkelijkheid is namelijk nog steeds dat het Nederlandse pensioenstelsel nauwelijks zijn gelijke kent in de wereld. Dat neemt niet weg dat pensioenfondsen voor grote uitdagingen staan. Allereerst speelt de hogere levensverwachting van de gemiddelde Nederlander op dit moment een belangrijke rol voor pensioenfondsen. We blijken gemiddeld langer te leven en dat betekent dat pensioenfondsen een langere periode pensioenen moeten kunnen uitbetalen. Dat is op zich goed nieuws, maar leidt wel tot een financiële tegenvaller die niet meer zal verdwijnen. Ook is het zo dat de financiële crisis - ook bij pensioenfondsen in Nederland - sporen heeft nagelaten. Er was wel degelijk het nodige aan de hand: alhoewel de beleggingen goed rendeerden, daalde de rente, met negatieve gevolgen voor de dekkingsgraad van pensioenfondsen. Dit alles leidde ertoe dat de financiële positie van het fonds in het verslagjaar onvoldoende was om de pensioenen voor actieve deelnemers aan te kunnen passen aan de loonontwikkeling. De toeslagverlening van gepensioneerden en gewezen deelnemers is gekoppeld aan de inflatie. Het prijsindexcijfer was licht negatief met 0,11%. De totale cumulatieve achterstand aan gemiste toeslagverlening bedraagt 7,25% voor de actieve deelnemers en 5,07% voor de gepensioneerden en premievrije deelnemers. Het bestuur acht dat een te betreuren feit. Financiële situatie De dekkingsgraad van het fonds vertoonde het afgelopen jaar een grillig verloop. Was deze aan het einde van het eerste kwartaal gestegen tot ruim 105%, het daarop volgende kwartaal daalde de dekkingsgraad weer tot 97%. Met name de lage rentestand was hieraan debet. Eind 2010 was de dekkingsgraad weer wat hersteld tot 100%. De last die het fonds diende te nemen als gevolg van de toegenomen levensverwachting is hierin verwerkt. Dit betekent dat er ultimo 2010 nog altijd sprake is van een dekkingstekort. Ook is er nog altijd sprake van een reservetekort, omdat de dekkingsgraad lager is dan de dekkingsgraad behorend bij het vereist vermogen van 110,8%. In het herstelplan is een verwachte dekkingsgraad voor ultimo 2010 opgenomen van 97,5%. De stijging van de dekkingsgraad in 2010 gaat in werkelijkheid dus sneller dan verwacht. Dit komt met name door gunstige ontwikkelingen op de financiële markten. Nieuwe prognosetafel Bij de vaststelling van de jaarrekening van 2009 is al rekening gehouden met de stijging van de levensverwachting op basis van de verwachting van dat moment. De voorziening per eind 2009 is verhoogd met een extra opslag van 4%. In de loop van 2010 heeft het Actuarieel Genootschap de nieuwe prognosetafel gepubliceerd. Op basis van deze tafel zag het pensioenfonds zich genoodzaakt wederom een extra voorziening treffen, omdat de levensverwachting hoger is dan verwacht. Door de invoering van de nieuwe prognosetafel is de voorziening pensioenverplichtingen in 2009 en 2010 in totaal met 19,6 miljoen (circa 7,4%) gestegen ten opzichte van de voorziening op basis van de oude prognosetafel. 4

Begin 2011 heeft de werkgever zich bereid verklaard om de verhoging van de levensverwachting (gedeeltelijk) te compenseren. Indien het vrij eigen vermogen aan het eind van 2010 of 2011 lager is dan het vereist eigen vermogen zal vóór 1 april na afloop van het betreffende jaar een storting plaatsvinden door de werkgever van 9,8 miljoen. Aangezien ultimo 2010 het vrij eigen vermogen lager is dan het vereist eigen vermogen heeft het pensioenfonds begin april 2011 een bedrag van 9,8 miljoen ontvangen. Toeslagverlening Op basis van de financiële positie van het fonds ultimo 2010 heeft het bestuur besloten om per 1 januari 2011 geen toeslag te verlenen op de opgebouwde pensioenaanspraken van (gewezen) deelnemers en de ingegane pensioenen. Premiebeleid Het premiebeleid in de ABTN is aangepast met een extra opslag op de premie van 1,0% van de pensioengrondslag bij dekkingsgraden onder de 105% (van 29,7% naar 30,7%). Er wordt per 1 januari 2010 geen toeslag toegekend en de werkgever zal afhankelijk van de dekkingsgraad vier jaar een extra storting doen, en heeft dit voor het eerst per 1 januari 2010 ook gedaan. Risicobeheer en verantwoord beleggen Het beleggingsbeleid van Pensioenfonds Honeywell is in eerste instantie gericht op een zo goed mogelijk rendement tegen een verantwoord risico. Pensioenfonds Honeywell spreidt de beleggingen, om zo het langetermijnrisico te beperken en toch een goed rendement te behalen. Pensioenfonds Honeywell vindt ook dat het geld dat het beheert, op een verantwoorde manier moet worden belegd. Immers, bedrijven die duurzaam met arbeid en hun omgeving omgaan, hebben op de lange termijn de beste overlevingskansen. Dat vertaalt zich op de lange termijn ook in een gunstige ontwikkeling van de aandeelhouderswaarde. Er zijn een aantal soorten risico s te onderscheiden waarmee rekening wordt gehouden. Deze risico s worden door Pensioenfonds Honeywell in principe voldoende afgedekt, maar van de huidige lage rentestand heeft ook het fonds wel last. Communicatie Een belangrijke taak van het bestuur is het verzorgen van een goede communicatie met alle belanghebbenden. Het fonds streeft ernaar hen zo goed mogelijk op de hoogte te houden over het reilen en zeilen van het fonds. De website van het fonds is daarbij een belangrijk medium. Ook in 2011 zal de aandacht voor pensioen volop aanwezig zijn. Belangrijke veranderingen dienen zich aan met als doel de toekomstvastheid van het pensioensysteem en de pensioentoezegging te borgen. Graag nodig ik u namens het bestuur uit tot het lezen van dit jaarverslag. Amsterdam, 24 juni 2011 F.H.M. van den Oetelaar, voorzitter 5

2. Algemene informatie 2.1 Juridische structuur Stichting Pensioenfonds Honeywell, statutair gevestigd te Amsterdam, is opgericht op 12 maart 1957. Het pensioenfonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41200495. Stichting Pensioenfonds Honeywell is een middelgroot ondernemingspensioenfonds. Het pensioenfonds voert de pensioenregelingen uit voor het personeel van de aangesloten ondernemingen van Honeywell in Nederland. Per 31 december 2009 zijn de aangesloten ondernemingen: Honeywell BV, Honeywell Aerospace BV, Honeywell Fluorine Products Europe BV en Honeywell Customized Comfort Products, onderdeel van Cara C'Air BV. De pensioenregeling van Stichting Pensioenfonds Honeywell is een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling, geënt op de pensioenregeling van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Metalektro. Het pensioenfonds is vrijgesteld van deelname aan het bedrijfstakpensioenfonds. Ultimo boekjaar had het pensioenfonds ruim 3 duizend (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden met een belegd vermogen van circa 300 miljoen. De uitvoering van de pensioenregeling heeft het bestuur uitbesteed aan TKP Pensioen BV (TKP). Het bestuur maakt voor de beleidsadvisering gebruik van de diensten van Mercer BV. Daarnaast maakt het bestuur gebruik van de werkzaamheden van een externe (certificerende) actuaris (Mercer Certificering BV) en accountant (PricewaterhouseCoopers Accountants NV). Het vermogensbeheer is met uitzondering van de directe belegging in grondstoffen en het bedrijfsterrein te Emmen uitbesteed aan AEGON Asset Management NV. 2.2 Doelstelling Het pensioenfonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de in de pensioenovereenkomst gedefinieerde pensioenregelingen voor deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. Stichting Pensioenfonds Honeywell heeft ten doel om binnen de grenzen van zijn middelen de deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Het fonds voorziet hiertoe in het op lange termijn verstrekken van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten en streeft hierbij naar het waardevast houden van de opgebouwde pensioenen, de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Dat wil zeggen dat er geen recht op toeslagverlening is en het voor de langere termijn niet zeker is of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Ook draagt het fonds zorg voor duidelijke en klantgerichte communicatie met alle belanghebbenden. Het fonds heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, toeslagverlening, beleggingen en communicatie om de genoemde doelstellingen te bereiken. Dit beleid is vastgelegd in diverse documenten, waarvan de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) de belangrijkste is. Deze ABTN is voor het laatst geactualiseerd in het eerste kwartaal van 2011. 6

2.3 Personalia Bestuur per 31 december 2010 Benoemd namens de werkgever: Naam Functie in bestuur Bestuurslid vanaf Bestuurslid tot en met Functie F.H.M. van den Oetelaar Voorzitter 01-12-1998 ---- Algemeen beleid, wetgeving, beleggingsbeleid, pensioenbeleid, adm. organisatie K. Dahoe plv. Voorzitter 01-11-2008 31-12-2010 Algemeen beleid, pensioenbeleid, compensation & benefits mw. C. van der Voort- Bergman Lid 10-09-2009 ---- Algemeen beleid, pensioenbeleid Benoemd namens de deelnemers: Naam Functie in bestuur Bestuurslid vanaf Bestuurslid tot en met Functie M.J.M. van Falier Secretaris 01-08-2001 01-04-2013 Algemeen beleid, pensioenbeleid, voorlichting mw. H.C.M. Krüger plv. Secretaris 10-09-2009 01-04-2014 Algemeen beleid, pensioenbeleid J. Huigen Lid 10-09-2009 01-04-2012 Algemeen beleid, pensioenbeleid De heer Dahoe is per 31 december 2010 afgetreden als bestuurslid. Per 1 januari 2011 is de heer F.G. Boukens benoemd als bestuurder namens de werkgever. Bestuursleden namens de werkgever worden voor onbepaalde tijd benoemd. Bestuursleden namens de deelnemers worden benoemd voor een periode van drie jaar, waarna zij herbenoembaar zijn. Het bestuur heeft op 22 oktober 2009 een rooster van aftreden vastgesteld voor de bestuursleden namens de deelnemers. Mevrouw Krüger is per 1 april 2011 herbenoemd. Beleggingscommissie per 31 december 2010 F.H.M. van den Oetelaar K. Dahoe mw. C. van der Voort-Bergman M.J.M. van Falier mw. H.C.M. Krϋger J. Huigen 7

Verantwoordingsorgaan per 31 december 2010 Het verantwoordingsorgaan bestaat uit zes leden, waarvan twee namens de werkgever, twee namens de deelnemers en twee namens de pensioengerechtigden. J. de Vries (werkgever) mw. I.H. Zijlstra (werkgever) mw. E. van Loon (deelnemers) E.C.J. van Koetsveld van Ankeren (deelnemers) B. Land (pensioengerechtigden) N. van Es (pensioengerechtigden) Deelnemersraad per 31 december 2010 De deelnemersraad bestaat uit 8 leden, verdeeld tussen leden namens de deelnemers en leden namens de pensioengerechtigden naar evenredigheid van hun vertegenwoordiging binnen het fonds. B. Blom (deelnemers) E.C.J. van Koetsveld van Ankeren (deelnemers) mw. E. van Loon (deelnemers) B. Veld (deelnemers) N. van Es (pensioengerechtigden) F. Jelles (pensioengerechtigden) H. Klingenberg (pensioengerechtigden) B. Land (pensioengerechtigden) Per 1 maart 2011 is de heer Jelles namens de pensioengerechtigden vervangen door de heer P. Gremmer. Visitatiecommissie per 31 december 2010 G.J. Heeres (voorzitter) H.P. Oyens P.L.J.M. Stroucx Vermogensbeheerder AEGON Asset Management NV, Den Haag Certificeerders PricewaterhouseCoopers Accountants NV, Amsterdam, externe accountant Mercer Certificering BV, Amstelveen, externe actuaris Risicoherverzekering AEGON Levensverzekeringen NV, Den Haag Adviseur Mercer BV Pensioenadministratie TKP Pensioen BV 8

3. Financiële positie en beleid in 2010 3.1 Financiële opzet en positie Dekkingsgraad De dekkingsgraad is een maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds. Het geeft het pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen weer. De dekkingsgraad kan wijzigen door diverse factoren, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de marktrente. De ontwikkeling van de dekkingsgraad van het pensioenfonds gedurende het jaar wordt hieronder weergegeven. Daarbij is per factor het procentuele effect op de dekkingsgraad bepaald. 2010 2009 Dekkingsgraad 1 januari 101,3% 89,3% Effect premies 2,0% 1,9% Effect toeslagverlening 0,0% 0,0% Effect beleggingsresultaat (excl. renteafdekking) 2,4% 12,8% Effect renteafdekking 7,1% -4,2% Effect rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen -/- 9,1% 4,5% Effect aanpassing levensverwachting -/- 3,4% -/- 3,4% Effect overige oorzaken 0,4% 0,4% Dekkingsgraad 31 december 100,7% 101,3% Zoals bovenstaande tabel laat zien, wordt de daling van de dekkingsgraad met name veroorzaakt door de lagere rentetermijnstructuur en de verhoging van de levensverwachting. Dit wordt gedeeltelijk gecompenseerd door positieve beleggingsresultaten en een additionele bijstortingsverplichting van 3,5 miljoen door de werkgever. Ontwikkelingen herstelplan In 2008 is door de kredietcrisis en de dalende rente een dekkingstekort ontstaan. Het bestuur heeft eind maart 2009 het korte- en langetermijnherstelplan vastgesteld. Dit plan is, inclusief de daarbij behorende continuïteitsanalyse, in maart 2009 ingediend bij DNB. DNB heeft op 9 februari 2011 formeel ingestemd met het herstelplan. De belangrijkste kenmerken van het herstelplan zijn: voor het kortetermijnherstel wordt een periode van vijf jaar gehanteerd; zolang het fonds in de situatie verkeert van een dekkingstekort, wordt een extra opslag op de premie van 1,0% van de pensioengrondslag gehanteerd; de werkgever zal, indien het vrij eigen vermogen lager is dan het vereist eigen vermogen, vier jaar lang een extra storting doen van 3,5 miljoen per jaar, voor het eerst per 1 januari 2010; zolang de dekkingsgraad van 105% nog niet is overschreden, worden geen toeslagen toegekend. Indien de dekkingsgraad zich bevindt tussen 105% en het vereist eigen vermogen, kan er na een bestuursbesluit lineair een toeslag worden toegekend uitgaande van 0% bij een dekkingsgraad van 105% en overeenkomstig het ambitieniveau bij het vereist eigen vermogen. 9

Het herstelplan ziet erop toe dat de dekkingsgraad per eind 2013 (einde kortetermijnherstelperiode) minimaal 104,2% 1 bedraagt en dat deze per eind 2023 (einde langetermijnherstelperiode) minimaal 110,9% 2 bedraagt. In 2010 heeft de dekkingsgraad zich ten opzichte van het herstelplan als volgt ontwikkeld: Verwacht (in %) Werkelijk (in %) Dekkingsgraad per 31 december 2009 94,2 101,3 Premie 1,9 2,0 Sturingsmiddelen Toeslagen 0,0 0,0 Beleggingen 1,4 9,5 Rentetermijnstructuur 0,0 -/- 9,1 Overige Effect van uitkeringen, kosten, resultaat op sterfte en arbeidsongeschiktheid en 0,0 0,4 waardeoverdrachten. Subtotaal 97,5 104,1 Aanpassing aan gestegen levensverwachting per 31 december 2010 0,0 -/- 3,4 Dekkingsgraad per 31 december 2010 97,5 100,7 Eind 2010 was er sprake van zowel een dekkingstekort als een reservetekort, omdat de dekkingsgraad lager was dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist vermogen van 104,2% (2009: 104,2%). Door het bestuur is de voorgeschreven jaarlijkse evaluatie van het herstelplan uitgevoerd. Deze evaluatie heeft niet geleid tot bijstelling van de oorspronkelijke uitgangspunten van het herstelplan. Op grond van de huidige situatie voorziet het herstelplan in herstel binnen de daarvoor geldende termijnen. Wel is op aangeven van DNB een aangepast dekkingsgraadsjabloon ingediend die er in voorziet dat na verloop van 15 jaar de dekkingsgraad van het fonds zich herstelt tot de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen. Compensatie gestegen levensverwachting Begin 2011 heeft de werkgever zich bereid verklaard om de verhoging van de levensverwachting (gedeeltelijk) te compenseren. Indien het vrij eigen vermogen aan het eind van 2010 of 2011 lager is dan het vereist eigen vermogen zal voor 1 april na afloop van het betreffende jaar een storting plaatsvinden door de werkgever van 9,8 miljoen. Aangezien ultimo 2010 het vrij eigen vermogen lager is dan het vereist eigen vermogen heeft het pensioenfonds begin april 2011 een bedrag van 9,8 miljoen ontvangen. 3.2 Beleid en beleidskeuzes Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenregeling zoals die overeengekomen is met de CAO-partijen. Dit wordt visueel toegelicht aan de hand van onderstaande figuur. 1 Het getoonde percentage is bepaald aan de hand van de door DNB vastgestelde berekeningsmethodiek op basis van Europese richtlijnen. Beleidsmatig wordt voor toeslagverlening uitgegaan van een dekkingsgraad van 105%. 2 In het herstelplan is uitgegaan van de dekkingsgraad behorend bij het vereist vermogen van ultimo 2008. De dekkingsgraad behorend bij het vereist vermogen ultimo 2010 bedraagt 110,8%. 10

3.2.1 Toeslagbeleid De hoogte van de toeslagverlening op pensioenen voor actieve deelnemers is reglementair gekoppeld aan de algemene loonontwikkeling binnen de CAO Groot Metaal. De hoogte van de toeslag voor pensioengerechtigden en gewezen deelnemers is gekoppeld aan het prijsindexcijfer. Daarnaast zijn de toeslagen afhankelijk van de aanwezige middelen van het fonds. Het fonds heeft geen middelen gereserveerd voor toeslagen. Of toeslagverlening zal worden toegepast, is afhankelijk van de dekkingsgraad. Als de middelen van het fonds, naar het oordeel van het bestuur, het toelaten, zal het bestuur overgaan tot toeslagverlening. Het betreft een voorwaardelijke toeslagverlening. Dit betekent dat er geen recht op toeslagverlening is en het is ook op lange termijn niet zeker is of en in welke mate toeslagen zullen plaatsvinden. Op grond van de ontwikkeling van de algemene loonontwikkeling binnen de CAO Groot Metaal zouden de aanspraken per 1 januari 2010 van de actieve deelnemers met 1,76% moeten worden verhoogd. Op basis van de financiële positie van het fonds heeft het bestuur per 1 januari 2010 besloten geen toeslag te verlenen op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers. Voor gewezen deelnemers en gepensioneerden is er geen sprake van toeslagverlening, omdat de prijsindex (CPI alle huishoudens) licht negatief is (-0,11%). Naar de stand per 1 januari 2010 bedraagt de hoogte van de niet toegekende toeslagen in het verleden voor actieve deelnemers 5,50% en voor niet actieve deelnemers 3,64% (per 1 januari 2011 voor actieve deelnemers 7,25% en voor niet actieve deelnemers 5,07%). 11

3.2.2 Financieringsbeleid Financieringssystemen en ABTN Voor de financieringsnormen wordt de omvang van het eigen vermogen als sturingsmiddel genomen. Aan de hand van scenarioanalyses wordt berekend hoeveel middelen benodigd zijn om de verplichtingen met een bepaalde mate van zekerheid te kunnen afwikkelen over een periode van vijftien jaar. De hieruit resulterende benodigde buffers kunnen dan vergeleken worden met het werkelijke eigen vermogen. Voor het premie- en toeslagbeleid is een aantal vermogensposities van belang. De volgende grenzen (nominale dekkingsgraden) worden onderscheiden: Minimaal vereist eigen vermogen: de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen is gelijk aan 104,2% van de voorziening pensioenverplichtingen; Vereist eigen vermogen: het vereist eigen vermogen is het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het eigen vermogen in een periode van één jaar negatief wordt. Ultimo 2010 bedraagt de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen 110,8%; Gewenst eigen vermogen: het gewenst eigen vermogen is het vermogen dat boven de voorziening pensioenverplichtingen nodig is om de toeslagambitie ook op de lange termijn na te komen. Het gewenst eigen vermogen is minimaal gelijk aan het vereist eigen vermogen. In haar Beleidsregel toepassing hoofdlijnennota maakt DNB onderscheid tussen de kostendekkende premie en de feitelijk te ontvangen bijdrage. De kostendekkende premie dient de volgende onderdelen te bevatten: a. de actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst (inclusief risicopremies en backservicekoopsommen); b. de aan het actuele risicoprofiel van het fonds gerelateerde solvabiliteitsopslag op de premie voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst, zijnde de opslag voor het bereiken c.q. in stand houden van het vereist vermogen, met inbegrip van het minimaal vereist vermogen voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst; c. een opslag voor de uitvoeringskosten; d. voor zover het géén nominaal pensioen betreft, de actuarieel benodigde premie voor voorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst, met inachtneming van de geformuleerde ambitie en afgesproken wijze van financieren. Als disconteringsvoet voor de kostendekkende premie dient gebruik te worden gemaakt van de actuele marktrente (rentetermijnstructuur). Door de fluctuerende marktrente kan de kostendekkende premie sterke schommelingen vertonen. Voor de feitelijk te ontvangen bijdrage is het daarom onder voorwaarden toegestaan een doorsneepremie toe te passen. Deze gekozen doorsneepremie dient een consistent geheel te vormen met de gewekte toeslagverwachtingen, financiering van de toeslagen en het feitelijk toekennen van toeslagen. Om deze consistentie aan te tonen, is een ALM-studie uitgevoerd. DNB biedt pensioenfondsen de mogelijkheid in de ABTN bepalingen op te nemen betreffende een korting op de kostendekkende premie en/of restitutie van eerder betaalde premies. Wanneer een fonds overweegt een premiekorting of restitutie te verlenen, moet aan DNB worden aangetoond dat het eigen vermogen van het fonds hoger is dan de premiekortinggrens. De premiekortinggrens wordt gedefinieerd als de hoogte van de aanwezige middelen die precies voldoende is voor het nakomen van de onvoorwaardelijke en in voorkomende gevallen voorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst in dat jaar en voor de 12

langere termijn. Dit impliceert dat een premiekorting pas kan worden verleend wanneer het fonds over meer middelen beschikt dan nodig zijn om het toeslagstreven van het fonds voor de langere termijn te realiseren. Hier wordt dus duidelijk een verband gelegd tussen het premiebeleid en het toeslagbeleid. Een premiekorting kan worden verleend wanneer het pensioenfonds over een dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen beschikt en er sprake is van een consistent geheel tussen de gewekte verwachtingen, de financiering en het realiseren van voorwaardelijke toeslagen. In 2009 is het fonds overgegaan tot het hanteren van een gedempte kostendekkende premie, welke gebaseerd is op het 5-jaars voortschrijdend gemiddelde van de interne rente. Het gemiddelde van deze rente in de periode 2005-2009 is vastgesteld op 4,05%. Deze gemiddelde rente is hoger dan de rentetermijnstructuur van 31 december 2009. De actuariële koopsom is daarom lager dan de toename van de voorziening voor pensioenverplichting. Kostendekkende premie De kostendekkende premie, vastgesteld op basis van de rentetermijnstructuur 2009, bedraagt 9,2 miljoen in 2010. De gedempte kostendekkende premie, vastgesteld op basis van de 5- jaars voortschrijdend gemiddelde rentetermijnstructuur, bedraagt 8,9 miljoen in 2010. De feitelijke premie bedraagt in 2010 13,4 miljoen (2009: 11,1 miljoen). Dit betreft de premie voor de basisregeling inclusief aanvullende bijdrage van de werkgever met uitzondering van de koopsommen en de afrekening van vorige boekjaren. Premie: werkgeversbijdrage Vanaf 1 januari 2007 is de werkgeversbijdrage afhankelijk van de financiële positie van het fonds. Een uitgangspunt voor het premiebeleid is dat de jaarlijkse bijdrage van de werkgever relatief weinig zal variëren. Daarom wordt de premie bij een dekkingsgraad boven de 135% met maximaal 2% per jaar verlaagd of met maximaal 1% per jaar verhoogd. Zodra de dekkingsgraad onder de 135% ligt, wordt de premie vastgesteld op 29,7% van de pensioengrondslag. Het beleid met ingang van 2010 is in de volgende beleidsmatrix samengevat: premie af/toename toeslagverlening risicobudget < 105% 30,7% - 0% < 7,1% 105% 110% 29,7% - 0% - 25% 7,1% 110% 115% 29,7% - 25% - 50% 7,1% 115% 120% 29,7% - 50% - 75% 7,1% 120% 125% 29,7% - 75% - 100% 7,1% 125% 135% 29,7% - 100% > 7,1% 135% 150% richting 24,2% + 1%, - 2% 100% + inhaal > 7,1% 150% 170% richting 24,2% + 1%, - 2% 100% (+ 0% - 2% extra) > 7,1% 170% > richting 20,7% -1% 100% + 2% extra > 7,1% Als gevolg van het dekkingstekort en het herstelplan is de premie bij een dekkingsgraad kleiner dan 105% met 1%-punt verhoogd tot 30,7%. 13

Premie: deelnemersbijdrage De deelnemersbijdrage wordt uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslag en is maximaal gelijk aan de premie die verschuldigd zou zijn bij deelname aan de pensioenregeling van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Metalektro (PME). Overigens is er voor de pensioenopbouw bij Pensioenfonds Honeywell geen gemaximeerd salaris. Hierdoor kan de deelnemersbijdrage in bedrag hoger uitvallen dan bij PME. Per 1 januari 2010 bedraagt de deelnemersbijdrage 11,5% van de pensioengrondslag. FVP-bijdrage regeling De middelen van Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) worden sinds 1989 gebruikt om de pensioenvoorziening voor werkloze werknemers vanaf veertig jaar tijdelijk voort te zetten. FVP levert op deze manier een bijdrage aan de beperking van de pensioenbreuk als gevolg van werkloosheid. Het bestuur van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) heeft in 2009 besloten de FVP-bijdrageregeling definitief te beëindigen op 1 januari 2011. Dit betekent dat de werknemers van 40 jaar en ouder die vóór 1 januari 2011 WW-gerechtigd worden, onder voorwaarden nog aanspraak op een FVP-bijdrage kunnen maken. De beslissing van het FVP-bestuur is gebaseerd op de meest recente ramingen van de toekomstige vermogensontwikkeling van Stichting FVP. Deze ramingen laten zien dat de vermogensontwikkeling onvoldoende ruimte laat om de FVP-regeling te verlengen. Het FVP-bestuur heeft tevens besloten, als voorzorgsmaatregel tegen een eventueel vermogenstekort, de betalingen van de FVP-bijdrage van werknemers die in 2010 werkloos worden, op te schorten tot uiterlijk 1 januari 2014 en mogelijk te korten. Vanaf 2010 was de bijdrage uit de regeling al beperkt. Werknemers, die in 2010 werkloos werden, kregen een bijdrage van circa 50 procent van de totale pensioenpremie. Zij moeten er rekening mee houden dat deze bijdrage op voorlopige basis is vastgesteld. De definitieve vaststelling zal bekend worden op het moment dat het fonds definitief wordt gesloten. Dat kan nog een aantal jaar duren. Werknemers die vóór 1 januari 2010 werkloos zijn geworden, worden in principe niet door deze maatregel getroffen. 3.2.3 Beleggingsbeleid Stichting Pensioenfonds Honeywell heeft sinds 1 maart van 2010 het juridisch eigendom van haar beleggingen verkregen door het vermogen uit de verzekerde fondsen bij AEGON Asset Management (AEAM) over te hevelen naar de fondsen voor vrij vermogensbeheer die AEAM ter beschikking heeft. Tevens heeft het bestuur van het pensioenfonds uitvoering gegeven aan zijn besluit om een belang in goudbelegging te nemen en dit rechtstreeks te realiseren bij Perth Mint Australia. Met AEAM is afgesproken deze goudbelegging mee te nemen in de beleggingsrapportage die AEAM aan het bestuur verstrekt. Dit heeft echter in 2010 nog geen beslag gekregen, waardoor in hoofdstuk 4 deze specifieke belegging niet is meegenomen. Beleggingsmandaat AEAM Stichting Pensioenfonds Honeywell heeft sinds 1 maart van 2010 het juridisch eigendom over haar beleggingen verkregen door het vermogen uit de verzekerde fondsen te halen en over te hevelen naar de fondsen voor vrij vermogensbeheer. Doordat de transitie niet helemaal één op één kon worden uitgevoerd, is het beleggingsmandaat sinds 1 maart 2010 licht gewijzigd ten opzichte van 1 januari 2010. In onderstaande tabel zijn beide beleggingsmandaten weergeven: 14

Beleggingscategorie Tot en met februari 2010 Vanaf maart 2010 Aandelen 29,65% 30,00% Vastrentende waarden 63,15% 64,00% Vastgoed 5,10% 3,50% Grondstoffen 2,10% 2,50% Liquiditeiten 0,00% 0,00% Totaal 100,00% 100,00% Renteafdekking De renteafdekking is per 1 juli van 2010 aangepast. Het afdekkingspercentage is verhoogd van 75% tot 90%. Middels een gewijzigd beleggingsmandaat is dit beleid geïmplementeerd. Het gewicht van het Long Duration Overlay beleggingsfonds is verhoogd van 6,7% naar 9,1%, dit is ten koste gegaan van het AAA-staatsobligatiefonds. 3.3 Risicobeheer Het risicobeleid is verwoord in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op de voornaamste risico s die wordt onderkend, alsmede op het beleid voor het mitigeren van deze risico s. Solvabiliteitsrisico Een belangrijk risico voor het pensioenfonds is dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te kunnen komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Als de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, zal het pensioenfonds de premie verhogen en is er geen of minder ruimte voor toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten op basis van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. Beleggingsrisico s De belangrijkste beleggingsrisico s betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten, waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde ALM-beleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces. Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen. Om de rentegevoeligheid van de beleggingen in lijn te brengen met die van de voorziening pensioenverplichtingen wordt gebruik gemaakt van langlopende obligaties. Aan het begin van 2010 bedroeg de door het bestuur gewenste mate van afdekking van het renterisico 75%. Per 1 juli 2010 heeft het bestuur besloten de mate van afdekking te verhogen tot 90%. 15

Valutarisico Bij de beleggingen in de beleggingsfondsen waarin wordt belegd, wordt de Amerikaanse dollar volledig afgedekt naar de euro. Prijsrisico Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen waardewijzigingen plaatsvinden. Dit wordt veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde, waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt. Kredietrisico Kredietrisico is het risico op financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan (premie)vorderingen op de werkgever, partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito s worden geplaatst en marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico s is het settlementrisico. Dit is het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten, waardoor het fonds financiële verliezen kan lijden. Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door het stellen van kredietwaardigheidseisen aan de tegenpartijen waarmee transacties kunnen worden gedaan. Daarnaast worden limieten gesteld aan tegenpartijen op totaalniveau. Dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij interest rate swaps en het uitlenen van effecten (securities lending). Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds alleen gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten, zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Concentratierisico Concentratierisico kan optreden als gevolg van het ontbreken van een adequate spreiding van activa en passiva, bijvoorbeeld bij een concentratie van de portefeuille in regio s, economische sectoren of tegenpartijen. Het concentratierisico wordt onderzocht in de ALM-studie, waarbij beleggingscategorieën met elkaar worden gecombineerd om tot een strategische beleggingsmix te komen. Om de concentratierisico s te beheersen, wordt de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds in hoge mate gediversifieerd. Voor een kwantitatief overzicht van het concentratierisico wordt verwezen naar paragraaf 9.4.3.1. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dit risico wordt beheerst door in het beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor liquiditeitsposities, rekening houdend met directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. 16

Verzekeringstechnische risico s Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. In de actuariële analyse worden de afwijkingen geanalyseerd. De belangrijkste actuariële risico s zijn het langlevenrisico, het overlijdenrisico (kortleven) en het arbeidsongeschiktheidsrisico. Het pensioenfonds heeft het kortleven- en het arbeidsongeschiktheidsrisico herverzekerd. Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen mogelijk niet voor de uitkering van de pensioenverplichting aan deze langer levende deelnemers. Vooruitlopend op de herziene prognosetafel is de technische voorziening voor risico fonds per eind 2009 verhoogd met 4,0%. Dit percentage is gebaseerd op berekeningen met behulp van cijfers van het CBS. Op 30 augustus 2010 heeft het Actuarieel Genootschap de nieuwe prognosetafel 2010-2060 gepubliceerd. Het bestuur heeft op basis van onderzoek naar de ervaringsterfte, besloten om met ingang van 1 januari 2010 de sterftekansen aan te passen door gebruikmaking van leeftijdsafhankelijke correctiefactoren gebaseerd op inkomensklasse hoog. Door het meenemen van deze correctiefactoren wordt op een adequate wijze rekening gehouden met het feit dat de werkende populatie geacht wordt langer te leven. Het totale effect op de VPV van de aangepaste prognosetafels (inclusief ervaringssterfte) bedraagt circa 7,4%. Het bestuur heeft besloten om een voorziening langleven op te nemen. Deze technische voorziening is bedoeld als reservering voor het geval de huidige overlevingsgrondslagen van het fonds niet voldoende blijken te zijn. Vanaf 2010 wordt hiertoe jaarlijks 0,125% van de voorziening pensioenverplichtingen per ultimo van het jaar gereserveerd. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk eerder dan verwacht op basis van de gemiddelden een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Het pensioenfonds heeft het overlijdensrisico herverzekerd. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds door het meer dan verwacht arbeidsongeschikt worden van deelnemers meer voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen dan was verwacht. Het pensioenfonds heeft het arbeidsongeschiktheidsrisico herverzekerd. Niet-financiële risico s Naast financiële risico s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico s kunnen uiteindelijk ook een financiële impact hebben. De belangrijkste niet-financiële risico s zijn het operationele risico en het uitbestedingsrisico. Operationeel risico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein en heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan Mercer BV, AEGON Asset Management NV (AEAM), AEGON Levensverzekeringen NV en TKP Pensioen BV. 17

Uitbestedingsrisico Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur van het pensioenfonds vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van de externe uitvoerder over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van TKP een ISAE 3402 type II-rapport en van AEAM en AEGON Levensverzekeringen NV een SAS 70 type II-rapport. Deze rapportages geven inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico s en geven aan of de pensioenuitvoerder en vermogensbeheerder in control zijn. Een externe accountant certificeert de ISAE 3402 type II-rapportage van TKP en de SAS 70 type II-rapportages van AEAM en AEGON Levensverzekeringen NV. De advisering over de uitvoering van de pensioenregeling is uitbesteed aan Mercer BV. Voor een nadere toelichting op de risico s en het beheersingsbeleid wordt verwezen naar de risicoparagraaf van de jaarrekening (paragraaf 9.4.3.1) 18

4. Beleggingen 4.1 Algemeen Het jaar 2010 werd op beleggingsgebied gekenmerkt door de crisis in de euro-zone. Wat begon als een probleem bij één van de eurolanden, te weten Griekenland, breidde zich in de loop van het jaar uit naar de hele periferie van de eurozone. Hierbij werden ook landen als Ierland en Portugal geconfronteerd met fors oplopende risico-opslagen op hun staatsobligaties en moesten er voor deze landen speciale reddingsacties worden ondernomen om het vertrouwen van de financiële markten te herwinnen. Wereldwijd liet de economische activiteit gedurende 2010 een verdere verbetering zien en de meer risicovolle activa profiteerden van deze ontwikkeling. De centrale banken hebben in het afgelopen jaar hun beleid van ruim monetair beleid voortgezet waarbij de geleidelijk oplopende inflatie wel een punt van aandacht is geworden op de agenda van de monetaire autoriteiten. Rendement beleggingsfondsen Het verzekerd contract is met ingang van 1 maart 2010 omgezet in een vrij vermogensbeheercontract. Dit heeft tot gevolg dat de performance over 2010 in twee periodes wordt verdeeld. De eerste twee maanden van 2010 was de performance als volgt: Februari year to date 2010 PF BM TW* Aandelen - 1.76 0.54-2.29 Vastrentende waarden (excl. LDO) 2.15 2.21-0.06 Vastgoed 0.79 0.79-0.00 Grondstoffen 2.81 2.22 0.57 Liquiditeiten Totaal excl. LDO (gewogen) 0.80 1.62-0.80 LDO 45.66 Vastrentende waarden (incl. LDO) 5.39 5.06 0.31 Totaal na kosten (gewogen) 2.90 3.44-0.52 PF = portefeuille BM = benchmark TW = Toegevoegde waarde * De toegevoegde waarde betreft een relatief percentage en wordt berekend middels de volgende formule: (1+(PF/100)) / (1+(BM/100)) -1 = TW * 100%. 19

Voor de periode maart tot en met december 2010 laat onderstaande tabel de performance zien: December year to date 2010 PF BM TW* Aandelen 15.40 17.25-1.58 Vastrentende waarden 1.78 2.45-0.65 Vastgoed 1.77 1.78-0.00 Grondstoffen 12.23 12.21 0.01 Liquiditeiten Totaal excl. LDO (gewogen) 5.81 7.20-1.29 LDO 45.58 Vastrentende waarden (incl. LDO) 4.85-1.57 6.52 Totaal na kosten (gewogen) 7.54 4.29 3.12 PF = portefeuille BM = benchmark TW = Toegevoegde waarde * De toegevoegde waarde betreft een relatief percentage en wordt berekend middels de volgende formule: (1+(PF/100)) / (1+(BM/100)) -1 = TW * 100%. Zakelijke waarden zoals aandelen en grondstoffen lieten in absolute zin prima rendementen zien. Het verdere herstel van de wereldeconomie ligt hieraan ten grondslag. De underperformance die is behaald op de aandelen is veroorzaakt door de belegging in BNP Paribas Obam. Dit beleggingsfonds maakt circa 50% deel uit van de aandelenportefeuile. Het beleggingsfonds behaalde over 2010 een underperformance van -9,16%. De overige (regio-) aandelenfondsen behaalden, op het Asia funds na, allemaal een outperformance ten opzichte van de benchmark. De rentedaling is vooral het gevolg van de onrust bij de mediterrane landen. Tegen het eind van 2010 raakte deze problematiek wat op de achtergrond. Hierdoor, en omdat bedrijfsresultaten steeds vaker positief verrasten, liep de rente in het laatste kwartaal van 2010 weer wat op. Hierdoor is het rendement op staatsobligaties over geheel 2010 uitgekomen op bijna 4%. Binnen de vastrentende waarden hebben de bedrijfsobligaties een sterke performance laten zien. Zowel in absolute als relatieve zin, met een rendement van 5,68% en een outperformance van 0,94%. Deze outperformance is met name te danken aan een overwogen positie van financiële waarden. Het beleid op staatsobligaties bleef achter. De underperformance van het Tiro fonds is substantieel. De belangrijkste reden hiervan is dat vooral in het eerste deel van 2010, toen de rente sterk daalde, is ingespeeld op een rentestijging. Zowel vastgoed als grondstoffen hebben een positieve absolute performance laten zien. Beide fondsen kennen een rendement dat nagenoeg gelijk is aan het benchmarkrendement. Doordat de rente per saldo over 2010 is gedaald, heeft het LDO een positieve performance. Ook ten opzichte van de benchmark heeft het LDO fonds een positieve performance. Dit is echter niet het gevolg van actief beleid dat erop gericht is om deze benchmark te verslaan, maar komt doordat het fonds in swaps belegt en de benchmark uit staatspapier is opgebouwd. 20

Doordat het rendement tussen de swapcurve en staatspapier afwijken, is er een outperformance behaald. Rendement op de goudbelegging Op 2 maart 2010 heeft het pensioenfonds een eerste aankoop verricht van fysiek goud via The Perth Mint Australia. De eerste aankoop vond plaats tegen een goudkoers van USD 1.118,80 per ounce. Dit vertegenwoordigde op dat moment een waarde van 6,6 miljoen. Op 11 augustus 2010 heeft het pensioenfonds een tweede aankoop verricht van fysiek goud. De tweede aankoop vond plaats tegen een goudkoers van USD 1.204,40. De tweede aankoop vertegenwoordigde op dat moment een waarde van 7,0 miljoen. Ultimo 2010 betrof het een ongerealiseerd resultaat op de goudpositie 2,9 miljoen. In onderstaande grafiek is weergegeven hoe de goudprijs (zowel in US dollars als in euro s) zich heeft ontwikkeld van 2 maart 2010 tot en met 31 december 2010. In US dollars gemeten betreft dit een stijging van 27,0% en in euro s gemeten betreft dit een stijging van 28,4%. Gold Price (in USD and EUR) 1450 1100 1400 1050 1350 1300 1250 1000 950 900 850 1200 1150 1100 800 750 700 1050 650 1000 Mar-10 Apr-10 May-10 Jun-10 Jul-10 Aug-10 Sep-10 Oct-10 Nov-10 Dec-10 600 Gold (spot price in USD) - primary axis Gold (spot price in EUR) - secondary axis Totaal beleggingsrendement Het totale beleggingsrendement komt in 2010 uit op 11,1% (2009: 13,7%). 21

5. Pensioenen 5.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op activiteiten op het gebied van pensioencommunicatie en -administratie die in 2010 hebben plaatsgevonden. Tevens worden de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling toegelicht. Tot slot wordt in dit hoofdstuk ingegaan op (voorstellen voor) nieuwe wetgeving op pensioengebied. 5.2 Pensioencommunicatie Het bestuur beschikt over een communicatieplan dat de basis vormt voor het communicatiebeleid dat het pensioenfonds voert richting de verschillende doelgroepen. Het pensioenfonds onderscheidt vier doelgroepen, te weten deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners bij scheiding en pensioengerechtigden. De communicatiedoelstellingen zijn er op gericht deze groepen die informatie te verschaffen die voor hen relevant is. Er is een aantal omstandigheden waarmee pensioenfondsen te maken hebben en waarmee ook in de communicatie over pensioenen rekening gehouden moet worden. Met name de wereldwijde financiële crisis en de gestegen levensverwachting zijn omstandigheden die zowel fondsen zelf parten spelen, maar die ook de publieke opinie over het functioneren van de fondsen sterk beïnvloeden. Het onderwerp pensioen stond dan ook volop in de mediabelangstelling in 2010. Het Nederlandse pensioenstelsel behoort echter nog altijd tot de beste stelsels ter wereld. Bij dit alles zal communicatie over pensioenen en de maatregelen die worden getroffen om de pensioenen toekomstbestendig (lees: betaalbaar) te houden, steeds belangrijker worden. Tijdens de bestuursvergadering van op donderdag 16 september 2010 zijn er uitgangspunten geformuleerd waar de communicatie van het fonds aan moet voldoen. De doelstellingen van het communicatiebeleid van het fonds zijn vastgelegd in het communicatieplan en de communicatieactiviteiten zijn daarop gebaseerd. Communicatie rond de financiële crisis Als gevolg van de financiële crisis heeft het pensioenfonds diverse specifieke communicatieactiviteiten uitgevoerd om deelnemers over de consequenties van de crisis te informeren: Omdat de dekkingsgraad aan het begin van de crisis daalde tot onder het vereiste niveau heeft het pensioenfonds een herstelplan ingediend bij toezichthouder De Nederlandsche Bank. Over dit herstelplan is een artikel op de website geplaatst. Maandelijks wordt de dekkingsgraad op de website geactualiseerd. Demissionair minister Donner maakte op 17 augustus 2010 bekend dat een aantal pensioenfondsen de pensioenen mogelijk moest gaan verlagen. Dit was niet van toepassing op de deelnemers van het pensioenfonds. Daarom is een bericht op de website geplaatst om onrust bij de deelnemers te voorkomen. In 2009 heeft het pensioenfonds aan alle betrokkenen een brief gestuurd met informatie rond de gevolgen van de financiële crisis voor pensioenen. Deze brief is gestuurd in plaats van het hanteren van het toeslagenlabel, hetgeen werd toegestaan door de AFM. Vanaf 2010 is het toeslagenlabel weer toegevoegd aan de procesbrieven. In november van 2010 is een artikel op de website geplaatst waarin het beleggingsbeleid van het pensioenfonds wordt toegelicht. In de media is een negatief beeld van pensioenfondsen ontstaan. Door het publiceren van het artikel wordt gehoopt dat het 22