5.1 Euromunten en -biljetten

Vergelijkbare documenten
Kommagetallen. Twee stukjes is

Reken zeker: leerlijn kommagetallen

Eindtermen wiskunde. 1. Getallen. Nr. Eindterm B MB NB Opm. B = behaald MB = meer behaald NB = niet behaald Opm. = opmerking

Op stap naar 1 B Minimumdoelen wiskunde

Reken zeker: leerlijn kommagetallen

Leerstofoverzicht groep 3

Het weetjesschrift. Weetjesschrift Galamaschool

Leerlijnen rekenen: De wereld in getallen

A. Cooreman. 4 HR Euro Decimalen tot tienden

Onthoudboekje rekenen

Leerlijnen groep 8 Wereld in Getallen

Aanbod rekenstof augustus t/m februari. Groep 3

Reken zeker: leerlijn breuken

Leerlijnen groep 7 Wereld in Getallen

Onthoudboekje rekenen

Doelenlijst 5: GETALLEN onderdeel KOMMAGETALLEN

Ontstaan van geld. Doel: Na deze opdracht weet je hoe geld ontstaan is. Uitleg opdracht. Thema: mini Samenleving

2.2 Ongelijknamige breuken en vereenvoudigde breuken Gemengde getallen optellen en aftrekken Van breuken naar decimale getallen 28

Migrerende euromunten

2 REKENEN MET BREUKEN Optellen van breuken Aftrekken van breuken Vermenigvuldigen van breuken Delen van breuken 13

Hoofdstuk 1 : REKENEN

De teller geeft hoeveel stukken er zijn en de noemer zegt wat de 5. naam is van die stukken: 6 taart geeft dus aan dat de taart in 6

doelenkatern leerjaar Blok Pagina Blok 1 2 tot 11 Blok 2 12 tot 20 Blok 3 21 tot 29 Blok 4 30 tot 37 Blok 5 38 tot 44 Blok 6 45 tot 53

TVE TIEN VRAGEN EXTENSIE LVS - VCLB WISKUNDE Begin 1 ste leerjaar

Leerstofoverzicht groep 6

Getallen 1F Doelen Voorbeelden 2F Doelen Voorbeelden

Passende Perspectieven. Bij Rekenrijk 3 e editie

Deel 3 t.e.m. 11 van De Wiskanjers Zorg: Rekenmonsters

Rekentermen en tekens

Instructie voor Docenten. Hoofdstuk 14 VERDER REKENEN MET KOMMAGETALLEN

Leerlijnen groep 4 Wereld in Getallen

Wim De Grieve Page 1. Blok Les H/N Lesdoelen Socles Calculer Calculer & 3.4 Traitement de données

BASISEDUCATIE LEERGEBIED WISKUNDE

DE basis WISKUNDE VOOR DE LAGERE SCHOOL

Instructie voor Docenten. Hoofdstuk 4 KOMMAGETALLEN BASIS

Toetswijzer examen Cool 2.1

2.1 Kennismaken met breuken Deel van geheel. Opdracht 1 Welk deel van deze cirkel is zwart ingekleurd?

In de lagere school gebruiken we de methode Kompas

Doelenlijst 8: METEN, onderdeel GELD (TIJD en TEMPERATUUR)

Hoofdstuk 9: NEGATIEVE GETALLEN

LEERLIJNEN VIERDE LEERJAAR

didactische vaardigheden rekenen ROC Albeda secretarieel & administratief

Programma: De rekendocent voor het MBO

6 Breuken VOORBEELDPAGINA S. Bestelnr Het grote rekenboek - overzicht - Hoofdstuk Breuken

De waarde van een plaats in een getal.

LESFICHE 1. Handig rekenen. Lesfiche 1. 1 Procent & promille. 2 Afronden. Procent of percent (%) betekent letterlijk per honderd.

ZERO KOMMA NUL G.Dekimpe, Druk dit document af en geef een kopie aan de leerkracht van het vierde en vijfde leerjaar.

= = =0 7-8= 1 tekort! = 4299

Instructie voor Docenten. Hoofdstuk19 KOMMAGETALLEN - BASIS

Vrije scholen Zwevezele Interventierooster Hannelore Benoit

Wereld in Getallen Blok 4A groep 6

Uitwerkingen Rekenen met cijfers en letters

1 Rekenen met gehele getallen

Leerlijnenmatrix De wereld in getallen 4 e editie

Leerlijnenoverzicht groep 3 t/m 8

5 5d o e l e n k a t e r n

Leerlijnen voor groep 3-8

Extra oefeningen Hoofdstuk 8: Rationale getallen

Groep 3. Getalbegrip hele getallen. Optellen en aftrekken. Geld

Wim De Grieve Page 1. Blok Les H/N Lesdoelen Socles Calculer Calculer Calculer

DE basis. Wiskunde voor de lagere school. Jeroen Van Hijfte en Nathalie Vermeersch. Leuven / Den Haag

Vrije scholen Zwevezele Interventierooster Hannelore Benoit

Groep 6. Uitleg voor ouders (en kinderen) over de manieren waarop rekenen in groep 6 aan bod komt. Don Boscoschool groep 6 juf Kitty

GETALLEN Onderdeel: Getalbegrip Doel: Je bewust zijn dat getallen verschillende betekenissen hebben.

Download gratis de PowerPoint rekenen domein getallen:

HOOFDSTUK 1 LEERLIJNEN GETALLENKENNIS 85. Hoofdstuk 1 LEERLIJNEN GETALLEN

Groep 8, blok 1, week 1 Passende Perspectieven, leerroute 2. Groep 8, blok 1, week 2 Passende Perspectieven, leerroute 2

A 1 RS+ 1. Rekensprong Plus 1 (c) Van In, lesnr domein lesonderwerp lesnr domein lesonderwerp lesnr domein lesonderwerp

1. Optellen en aftrekken

Vrije scholen Zwevezele Interventierooster Hannelore Benoit

Groep 7, blok 1, week 1 Passende Perspectieven, leerroute 3

Domeinbeschrijving rekenen

Nos Florin. Spelenderwijs leren omgaan met Arubaans geld. LERARENINSTRUCTIE. Een uitgave van de Centrale Bank van Aruba

1. Lees de tekst met het stappenplan. Kom je nog moeilijke woorden tegen in de tekst? Gebruik dan de woordhulp.

RekenWijzer, uitwerkingen hoofdstuk 2 Gebroken getallen

Onthoudboekje rekenen

Vrije scholen Zwevezele Interventierooster Hannelore Benoit

Vrije scholen Zwevezele Interventierooster Hannelore Benoit

Bij de volgende opgaven vragen we je een kleine opteltabel in te vullen. De eerste hebben we zelf ingevuld om je te laten zien hoe zoiets gaat. 1.

Beste Curriculumdifferentiatie-gebruiker,

Vrije scholen Zwevezele Interventierooster Hannelore Benoit

Wim De Grieve Page 1. Blok Les H/N Lesdoelen Socles Compter, dénombrer, classer Calculer

Decimale getallen (1)

Negatieve getallen, docenteninformatie

Bijlage 11 - Toetsenmateriaal

Hoofdrekenen als struikelblok

Blok 6 G/B vraag 1: een natuurlijk getal of kommagetal cijferend delen door een getal van 3 cijfers

GETALLEN deel De waarde van een cijfer wordt bepaald door de. We lezen 1 E. .. vijf tientallen

waarde 0,01 0,02 0,05 0,10 0,20 0,50 1,00 2,00

Getallen 1 is een programma voor het aanleren van de basis rekenvaardigheden (getalbegrip).

Tal-uitwerking einddoelen breuken, verhoudingen, kommagetallen en procenten

REKENEN. Kerndoel 1: De leerlingen herkennen hoeveelheden en kunnen deze vergelijken Ordeningsbegrippen kennen 1.2. Ordenen van hoeveelheden

Antwoorden bij Rekenen met het hoofd

Hoofdstuk 3: NEGATIEVE GETALLEN

Examenopgaven VMBO-KB 2004

Proefwerken juni 2017

leerjaar doelenkatern

1.Tijdsduur. maanden:

Doelenlijst 6: VERHOUDINGEN, onderdeel BREUKEN

Blok 6 G/B vraag 1: een natuurlijk getal of kommagetal cijferend delen door een getal van 3 cijfers

Transcriptie:

275-1 Didactische bijlage bij het leerplan wiskunde: katern meten 5 De euro 5.1 Euromunten en -biljetten In alle lidstaten van de Europese muntunie zijn vanaf 01 januari 2002 acht munten in gebruik met als waarde: - 1, 2, 5, 10, 20 en 50 eurocent; - 1 en 2 euro. De munten hebben een Europese en een nationale zijde. De Europese zijde is uniform in alle landen. De nationale zijde toont het land van herkomst. Wel zijn alle munten in alle landen geldig. Na verloop van tijd zullen Spaanse, Duitse, Franse,... en Belgische munten door elkaar worden gebruikt. Daarnaast zijn er zeven biljetten met als waarde: 5, 10, 20, 50, 100, 200 en 500 euro. De eurobiljetten hebben, in tegenstelling tot de munten, geen nationale zijde. Ze zijn dus identiek in alle landen van de Europese muntunie.

Didactische bijlage bij het OVSG-leerplan wiskunde: katern meten 275-2 5.2 Het symbool Er is alleen een symbool voor de euro: Voor de eurocent is geen symbool voorzien. Verder zal 'EUR' internationaal worden gebruikt. Omwille van de schrijfwijze van de euro kan verondersteld worden dat er geen afkorting komt voor de eurocent. Indien in Vlaanderen toch een afkorting van de eurocent zou opduiken, zal dat in relatie zijn met de vroegere 'cent' (ct). In het dagdagelijks taalgebruik zal 'eurocent' snel 'cent' worden. 5.3 De schrijfwijze Op 31 december 1998 werd ten opzichte van de Belgische frank de correcte waarde van de euro vastgelegd: 40,3399. Vanaf 01 januari 2002, wanneer de nationale munten verdwijnen, heeft de op 31 december 1998 vastgelegde waarde van de euro ten opzichte van de Belgische frank, geen betekenis meer en zal dan ook verdwijnen. In de realiteit wordt gewerkt met getallen tot twee cijfers na de komma. Door bedragen steeds te noteren tot twee cijfers na de komma zullen tienden spontaan omgezet worden naar honderdsten. In de realiteit van de prijsaanduidingen worden wij en de kinderen geconfronteerd met getallen als: 7,19 17,75 12,50 19,95 99,99 50,90 214,05 210,25 263,10 199,09 555,35 450,50 5.4 De leeswijze In de loop van de jaren, door het veelvuldig dagelijks gebruik, zal de leeswijze allicht veranderingen ondergaan in functie van de spreektaal. In belang van het inzicht in de waarde van de cijfers voor en na de komma (het decimaal teken) opteren we in de school voor de hierna volgende leeswijzen in de aanvangsjaren. Prijzen in euro lees je als: - 7,75-7 euro 75 eurocent - 7 euro 75 cent - 7 euro 75-7 komma 75 (euro)

275-3 Didactische bijlage bij het leerplan wiskunde: katern meten - 12,05-12 euro (en) 5 eurocent - 12 euro (en) 5 cent - 12 euro (en) 5-12 komma nul vijf (euro) - 15,40-15 euro 40 eurocent - 15 euro 40 cent - 15 euro 40-15 komma veertig euro - 200,50-200 euro 50 eurocent - 200 euro 50 cent - 200 en een halve euro - 200 komma vijftig (euro) 5.5 Werken binnen het getalbereik conform de leerlijnen in het leerplan wiskunde Het schrijven en lezen van waarden in euro heeft consequenties met betrekking tot het aanbod aan getallen bij lagereschoolkinderen. Nochtans blijven we met de natuurlijke getallen binnen het getalbereik van de leerlijnen (leerlijn 1.2 pag. 87): - 6-jarigen: tot en met 20; - 7-jarigen: tot en met 100; - 8-jarigen: tot en met 1000; - 9-jarigen: tot en met 10 000; - 10-jarigen: tot en met 1 000 000; - 11-jarigen: tot en met 100 000 000. Wij wijken evenmin af van de voorgestelde leerlijnen met betrekking tot de kommagetallen: maximaal 3 cijfers na de komma. (Zie het didactisch katern 'Breuken, kommagetallen, verhoudingen en procenten' pag. 175 en volgende.) 5.6 Inhouden per leeftijdsgroep 5.6.1 Kleuterschool Lagereschoolkinderen 1ste fase 2 de fase 6j. 6 8j. 6 10j. 6 De vertrouwd maken met de gebruikte terminologie: 'euro' en 'eurocent'.

Didactische bijlage bij het OVSG-leerplan wiskunde: katern meten 275-4 5.6.2 Lagere school Lagereschoolkinderen 1ste fase 2 de fase 6j. 6 8j. 6 10j. 6 - kennen de geldige en gebruikelijke muntstukken in het eurostelsel (1, 2, 5, 10 en 20 eurocent, 1 en 2 euro) binnen het getalbereik en kunnen ze gebruiken; - kennen de geldige en gebruikelijke biljetten in het eurostelsel (5, 10 en 20 euro) binnen het getalbereik en kunnen ze gebruiken; kunnen ze gebruiken bij het tellen, het betalen, het teruggeven, het natellen van wisselgeld en het wisselen; bv.: - 2 keer 1 eurocent = 2 eurocent - 2 keer 10 eurocent = 20 eurocent -... - 2 euro = 2 keer 1 euro - 5 euro = 1 euro + 1 euro + 1 euro + 1 euro + 1 euro - 5 euro = 5 keer 1 euro - 20 euro = 10 keer 2 euro -... - Combinaties van euro én eurocent komen niet voor. - kunnen op verschillende manieren eenzelfde bedrag betalen en kiezen in de situatie de meest passende betalingswijze. Bij de zesjarigen komen geen kommagetallen voor. lagereschoolkinderen 1ste fase 2de fase 6j. 6 8j. 6 10j. 6 - kennen alle geldige en gebruikelijke muntstukken in het eurostelsel (1, 2, 5, 10, 20 en 50 eurocent, 1 en 2 euro) en kunnen ze gebruiken; - kennen de geldige en gebruikelijke biljetten in het eurostelsel (5, 10, 20, 50 en 100 euro) binnen het getalbereik en kunnen ze gebruiken; - kunnen de euro als maateenheid hanteren en de daarbij horende symbolen ( en kunnen ze gebruiken bij het tellen, het betalen, het teruggeven, het natellen van wisselgeld en het wisselen; - teruggeven: - te betalen: 1,43 euro (lezen als 1 euro 43 eurocent)

275-5 Didactische bijlage bij het leerplan wiskunde: katern meten - terug te geven: 57 (euro)cent - doortellen of aanvullen (winkelrekenen) - te betalen: 1,43 euro - 1 euro en 43(euro)cent + 57 (euro)cent = 2 euro - kennen de verbanden tussen de verschillende munten: - 1 euro = 100 eurocent; - 2 keer 50 eurocent = 100 eurocent = 1 euro; - 5 keer 20 eurocent = 100 eurocent = 1 euro; - kunnen prijzen in euro ( met twee cijfers na de komma) lezen als - 12,15-12 euro 15 (euro)cent; - 20,85 EUR - 20 euro 85 (euro)cent; - 75,25 euro - 75 euro 25 (euro)cent. lagereschoolkinderen 1ste fase 2 de fase 6j. 6 8j. 6 10j. 6 - kennen alle geldige en gebruikelijke muntstukken in het eurostelsel (1, 2, 5, 10, 20 en 50 eurocent, 1 en 2 euro) en kunnen ze gebruiken; - kennen alle geldige en gebruikelijke biljetten in het eurostelsel (5, 10, 20, 50, 100, 200 en 500 euro) en kunnen ze gebruiken; - kunnen de euro als maateenheid hanteren en de daarbij horende symbolen ( en kunnen ze gebruiken bij het tellen, het betalen, het teruggeven, het natellen van wisselgeld en het wisselen; - teruggeven: - te betalen: 1,43 euro (lezen als 1 euro 43 eurocent) - terug te geven: 57 (euro)cent - doortellen of aanvullen (winkelrekenen) - te betalen: 1,43 euro - 1 euro en 43(euro)cent + 57 (euro)cent = 2 euro - kennen de verbanden tussen de verschillende munten: - 1 euro = 100 eurocent; - 2 keer 50 eurocent = 100 eurocent = 1 euro; - 5 keer 20 eurocent = 100 eurocent = 1 euro; - 200 euro = 2 keer 100 euro = 4 keer 50 euro = 10 keer 20 euro; -... - kunnen prijzen in euro ( met twee cijfers na de komma) lezen als: - 12,15-12 euro 15 (euro)cent; - 20,85 EUR - 20 euro 85 (euro)cent; - 75,25 euro - 75 euro 25 (euro)cent.

Didactische bijlage bij het OVSG-leerplan wiskunde: katern meten 275-6 lagereschoolkinderen 1ste fase 2de fase 6j. 6 8j. 6 10j. 6 - kennen alle geldige en gebruikelijke muntstukken en biljetten in het eurostelsel en kunnen ze gebruiken; - kunnen de euro als maateenheid hanteren en de daarbij horende symbolen ( en - prijzen in euro lezen en noteren (ook als kommagetallen); kunnen ze gecombineerd gebruiken bij het tellen, het betalen, het teruggeven, het natellen van wisselgeld en het wisselen; - kennen alle verbanden tussen de verschillende munten en biljetten; - kunnen bewerkingen met geld in decimalen uitvoeren: - bij het vermenigvuldigen is de vermenigvuldiger kleiner dan 10; - bij de deling is de deler is de deler kleiner dan 10. Lagereschoolkinderen 1ste fase 2de fase 6j. 6 8j. 6 10j. 6 - kennen alle geldige en gebruikelijke muntstukken en biljetten in het eurostelsel en kunnen ze gebruiken; - kunnen de euro als maateenheid hanteren en de daarbij horende symbolen ( en - prijzen in euro lezen en noteren als kommagetallen; kunnen ze gecombineerd gebruiken bij het betalen, het teruggeven (doortellen), het natellen van wisselgeld en het wisselen; - kennen alle verbanden tussen de verschillende munten en biljetten; - kunnen bewerkingen met geld in decimalen uitvoeren; - verbanden leggen met niet-europese munten en met munten die niet tot de unie behoren; - decimale getallen afronden van 4 of 3 naar 2 decimalen.