ARTIKEL 7 W.SUCC.: SCHENKING OF NATUURLIJKE VERBINTENIS? Een analyse van de rechtspraak en proeve van synthese

Vergelijkbare documenten
1. (Een gewone) hand- en/of bankgift

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent DE VERSCHILLENDE FISCALE TECHNIEKEN OM ROERENDE GOEDEREN TE SCHENKEN. De Loore Anne-Sofie

1. HET ERFRECHT VAN DE LANGSTLEVENDE ECHTGENOOT EN HET WETTELIJK OF CONVENTIONEEL RECHT VAN TERUG- KEER 2

Inhoud. Inhoud... Titel 1. Juridische aspecten Hoofdstuk 1. Algemeen... 1

Annoteren van een rechterlijke uitspraak :

Hoe beveilig ik mijn partner?

Het bewijs van de gezondheid of ongezondheid van geest van de testator of schenker en de problematiek van het medisch beroepsgeheim

Een zeer goedkope koop vs. een schenking met zware last

DE INTERACTIE TUSSEN DE SCHENKINGS- EN DE SUCCESSIERECHTEN

INHOUDSOPGAVE ADLOCUTIO ROGERUM DILLEMANS HONORIFICANS FAMILIAAL VERMOGENSBEHEER IN RECENTE NATIONALE EN EUROPESE RECHTSPRAAK

De fiscale aspecten van het fideïcommissum de residuo

INHOUDSTAFEL WOORD VOORAF... CONTRACTEN ONDER VOORWAARDE ALAIN VERBEKE & IRIS VERVOORT... 1

Een goed plan draagt inzicht en perspectief

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent. Academiejaar

De fiscale aspecten van het fideïcommissium de residuo

Auteur. Onderwerp. Datum

Concubinaat. De buitenhuwelijkse tweerelatie. Patrick Senaeve (ed.) Acco Leuven / Amersfoort

DE SCHENKING VAN ROERENDE GOEDEREN MET FIDEÏ-COMMIS DE RESIDUO

DE INBRENG VAN GIFTEN IN HET NIEUWE ERFRECHT

De schenking van roerende goederen met fideï-commis de residuo

Conventioneel recht van terugkeer met en zonder optie bij schenkingen

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent. Academiejaar De problematiek van de reserve bij schenking

KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID

DE OORZAAK VAN EISBAARHEID VAN DE SUCCESSIERECHTEN...

BEDINGEN VAN AANWAS EN TERUGVALLING

MASTERPROEF: DE SCHENKING VAN ROERENDE GOEDEREN BIJ NOTARIËLE AKTE

ROEREND SCHENKEN Alles over de handgift en de bankgift!

SUCCESSIEPLANNING VIA SCHENKINGEN BIJ EEN PERSOON DIE NIET GEZOND IS VAN GEEST

De conventionele vrijheid in het schenkingsrecht

DE SUCCESSIE- EN SCHENKINGSRECHTEN: OFFICIËLE TARIEVEN

HANDBOEK BURGERLIJK RECHT

HOOFDSTUK 4. De reserve

Impact hervorming van het federale erfrecht op de Vlaamse erfbelasting

INHOUD VOORWOORD... KRONIEK FAMILIAAL VERMOGENSRECHT Coördinatie Prof. Dr. JOHAN DU MONGH Primair huwelijksvermogensstelsel VEERLE ALLAERTS...

De onherroepelijkheid van de schenking: de lege lata en de lege ferenda

HET STANDPUNT VAN VLABEL INZAKE HET OPTIONEEL BEDING VAN TERUGKEER

Faculteit Rechtsgeleerdheid. Universiteit Gent. Academiejaar De gepaste sanctie van de schenking met ongeoorloofde last

Bedenkingen bij schenkingen van onroerende goederen tussen echtgenoten. Hoe verrekenen ten tijde van de afwikkeling van de nalatenschap?

TITEL V. DE BEDINGEN VAN AANWAS EN DE TONTINEBEDINGEN

PRAKTIJKBOEK FAMILIAAL VERMOGENSRECHT

Handboek Estate Planning Bijzonder Deel... Voorwoord... De auteurs... Verkrijgingen door de langstlevende echtgenoot via huwelijkcontract...

NIEUWSFLASH SUCCESSIERECHTEN OP AFKOOPWAARDE LEVENSVERZEKERINGEN

berekening en tarieven

Enkele belangrijke begrippen en afkortingen

DE FISCALE ASPECTEN VAN HET

DE ONHERROEPELIJKHEID VAN DE SCHENKING (Voorwaarden aan de schenking: een element van rechtsonzekerheid of een must?)

ART. 108 W.SUCC.: ANALYSE EN SYNTHESE VAN DE RECENTE

MASTERPROEF NOTARIAAT

Rechtsleer. De erfovereenkomst is niet langer strijdig met de openbare orde. Een nieuw mijlpaalarrest inzake successieplanning

Gesplitste aankoop met voorafgaande schenking: een stand van zaken

VR DOC.0453/2BIS

De Private Stichting als modern alternatief voor successieplanning van ouders met een zorgenkind

De onherroepelijkheid van de schenking

DE IMPACT VAN HET NIEUWE ERFRECHT OP IN HET VERLEDEN UITGEWERKTE FAMILIALE VERMO- GENSPLANNINGEN.

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent. Academiejaar

Successierechten. Maandelijkse nieuwsbrief verschijnt niet in juli

Het bewijs van de gezondheid van geest van de testator of schenker en de problematiek van het beroepsgeheim

De hervorming van het erfrecht: grotere vrijheid om uw nalatenschap te regelen

Nieuwe beslissingen VLABEL over erfbelasting

Het duo-legaat als instrument voor successieplanning

HANDBOEK SUCCESSIERECHTEN

Schenken door (Neder)Belgen bij de Nederlandse notaris

Schenken door (Neder)Belgen bij de Nederlandse notaris

CONVENTIONEEL RECHT VAN TERUGKEER MET OPTIE

Rolnummer Arrest nr. 171/2014 van 27 november 2014 A R R E S T

INHOUD. Hoofdstuk IV. Ongeldigheid van het huwelijkscontract TITEL II DE VERSCHILLENDE HUWELIJKSSTELSELS... 51

De hervorming van het erfrecht. Grote lijnen van de wet van 31 juli 2017 en aandachtspunten Vlaamse registratie- en erfbelasting

Voor- en nadelen van aankopen van vastgoed in blote eigendom en vruchtgebruik

Begripsbepaling H OOFDSTUK

Masterproef Schenking met voorbehoud van vruchtgebruik: to do or not to do?

Stiefkinderen en geadopteerde kinderen in het schenkings- en successierecht (met interne vergelijking tussen de gewesten)

Is familiale vermogens- en successieplanning voortaan een fiscaal misbruik? Verduidelijking door de fiscus

privé-vermogenvermogen

De Ascendentenverdeling

Instelling. Onderwerp. Datum

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. Geregistreerde schenkingen om successierechten te vermijden. Copyright and disclaimer

FAQ Schenkingen en Legaten

Nieuwe beslissingen VLABEL over erfbelasting

Masterproef De gesplitste aankoop met een voorafgaande schenking in het licht van de antimisbruikbepalingen

Inhoudstafel...I. Inleiding... 2

DE OVERGANG ONDER LEVENDEN OM NIET VAN ROERENDE GOEDEREN DE VORM VAN EEN SCHENKING

Fictielegaat niet ongrondwettelijk

VOORWOORD...v. KRONIEK FAMILIAAL VERMOGENSRECHT Coördinatie Prof. Dr. JOHAN DU MONGH...1. Primair huwelijksvermogensstelsel VEERLE ALLAERTS...

Inhoudstafel. DEEL 1 Inleiding... 1

Academiejaar De schenking van roerende goederen bij notariële akte

INHOUD. I. Inleiding: kenmerken en toepassingsgebied... 1

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent. Academiejaar Masterproef van de opleiding Master in de rechten.

Hof van Cassatie van België

INHOUDSTABEL... 2 INLEIDING... 4

Registratierechten op schenkingen in familiaal verband in Vlaanderen, Brussel en Wallonië. Hélène Casman

Gesplitste aankoop vruchtgebruik blote eigendom Tegenbewijs voor gesplitste aankopen

HET BEWIJS VAN DE GIFT VAN HAND TOT HAND WANNEER

De ouderlijke boedelverdeling

1.1. Lijst van gebruikte begrippen en afkortingen. Successiewet Successiewet Burgerlijk Wetboek

3. Legaat onder algemene titel


Gesplitste aankoop van onroerend goed (vruchtgebruik/blote eigendom) als techniek van successieplanning

INHOUD. Deel I. Privaatrechtelijke aspecten... 1

DE TAAK EN BEVOEGDHEID VAN DE TESTAMENTUITVOERDER

houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2012

Transcriptie:

Universiteit Gent Faculteit Rechten Academiejaar 2008-2009 Master in het Notariaat ARTIKEL 7 W.SUCC.: SCHENKING OF NATUURLIJKE VERBINTENIS? Een analyse van de rechtspraak en proeve van synthese Masterproef Notariaat LISE VOET Promotor: N. GEELHAND DE MERXEM

ARTIKEL 7 W.SUCC.: SCHENKING OF NATUURLIJKE VERBINTENIS? Een analyse van de rechtspraak en proeve van synthese INLEIDING.. 1 HOOFDSTUK I. ARTIKEL 7 W.SUCC.: BEKNOPTE UITEENZETTING... 2 1. Toepassingsvoorwaarden.. 3 2. Gevolg... 7 3. Art. 7 W.Succ. en de natuurlijke verbintenis... 8 HOOFDSTUK II. OMSCHRIJVING VAN DE SCHENKING EN NATUURLIJKE VERBINTENIS IN HET BURGERLIJK RECHT...9 1. De schenking.. 9 2. De natuurlijke verbintenis.. 10 A. Definitie.. 10 B. Toepassingsvoorwaarden... 12 C. Onderscheid tussen de natuurlijke verbintenis en de schenking... 14 D. Onderscheid tussen de natuurlijke verbintenis en de vergeldende schenking... 16 E. Voorbeelden van natuurlijke verbintenissen.. 19 1. Het verstrekken van levensonderhoud.. 19 2. Vergoeding van niet geremunereerde prestaties, zoals verzorging... 22 3. Het verschaffen van een stand.. 24 4. Betaling van een buitenwettelijk of bijkomend pensioen door de werkgever.. 24 5. Varia. 25 HOOFDSTUK III. SCHENKING OF NATUURLIJKE VERBINTENIS: BEWIJSLAST EN BEWIJSMIDDELEN... 25 1. De theorie...... 25 2. De praktijk... 29

HOOFDSTUK IV. TOEPASSING VAN DEZE PRINCIPES IN DE RECHTSPRAAK OMTRENT ART. 7 W.SUCC.... 33 1 Analyse van de rechtspraak... 33 A. Vergoeding voor niet geremunereerde prestaties... 33 B. Uitkeringen tot onderhoud... 38 2. Proeve van synthese... 39 BESLUIT... 40

ARTIKEL 7 W.SUCC.: SCHENKING OF NATUURLIJKE VERBINTENIS? Een analyse van de rechtspraak en proeve van synthese INLEIDING 1. Weinig bepalingen in het Wetboek der Successierechten zijn zo bekend bij het grote publiek als de fictiebepaling van art. 7 W.Succ. Deze beruchte regel stelt dat schenkingen die gedaan zijn binnen de drie jaar vóór het overlijden van de schenker en die niet aan registratierechten onderworpen zijn geweest, geacht worden deel uit te maken van de nalatenschap, zodat hierop successierechten verschuldigd zijn. Ook al is men dus gewaarschuwd, toch worden vele erfgenamen en legatarissen geconfronteerd met de onaangename gevolgen van deze fictiebepaling. Al is het maar omdat een overlijden vaak onaangekondigd komt. Wanneer een vermogensoverdracht binnen de drie jaar vóór het overlijden evenwel geen schenking uitmaakt, maar de uitvoering is van een natuurlijke verbintenis, kan art. 7 W.Succ. niet toegepast worden. De voldoening van een natuurlijke verbintenis kan immers niet gelijkgesteld worden met een schenking. 1 De figuur van de natuurlijke verbintenis is soms een laatste toevlucht voor de belastingplichtige wanneer de administratie vaststelt dat de erflater in de drie jaar vóór zijn overlijden belangrijke sommen heeft overgedragen zonder duidelijke tegenprestatie en zij op grond van art. 7 W.Succ. overgaat tot heffing van successierechten. Men argumenteert dan dat de erflater geen schenking heeft gedaan, maar daarentegen een natuurlijke verbintenis uitvoerde. Uit deze masterproef zal blijken dat de slaagkansen met dergelijke argumenten eerder gering zijn. De rechtspraak stelt zich doorgaans streng op. 1 J. DABIN, noot onder Luik 3 april 1947, RCJB 1948, 85; J. SOSSON, Du devoir moral à l obligation civile de fournir des aliments Utilité actuelle et limites de la théorie des obligations naturelles, Rev.trim.dr.fam. 1998, 511; R. DEBLAUWE, Voldoening van een natuurlijke verbintenis is geen schenking, Not.Fisc.M. 2004, 18; H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, III, Les obligations (seconde partie), Brussel, Bruylant, 1967, 79; H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, VIII/1, Les libéralités, les donations, Brussel, Bruylant, 1962, 496-497 en 499; M. DONNAY, Droits de succession et de mutation par décès in Rép.not., XV/II, bijgewerkt door A. CULOT, Brussel, Larcier, 2007, 432. Contra: F. LAURENT, Principes de droit civil, XII, Brussel, Bruylant-Christophe, 1878, 436-437. Dit principe is ook reeds lang erkend door de rechtspraak: zie o.m. Luik 2 juni 1920, Rec.gén.enr.not. 1921, nr. 15.726, 20; Rb. Luik 14 juli 1955, Pas. 1956, II, 105; Rb. Kortrijk 4 mei 1950, RW 1950-51, 668. 1

2. Na een beknopte uiteenzetting van art. 7 W.Succ. in het eerste hoofdstuk, zal in het tweede hoofdstuk worden nagegaan wat onder de begrippen schenking en natuurlijke verbintenis begrepen moet worden. Hiervoor moeten we teruggrijpen naar het burgerlijk recht. Het fiscaal recht moet immers het burgerlijk recht volgen bij de afbakening van deze begrippen, bij gebrek aan eigen definitie. 2 In datzelfde hoofdstuk wordt tevens onderzocht in welke gevallen de rechtspraak in burgerlijke zaken het bestaan van een natuurlijke verbintenis erkend heeft. Vervolgens wordt in het derde hoofdstuk stilgestaan bij de vraag op wie de bewijslast rust met betrekking tot de kwalificatie als schenking dan wel als natuurlijke verbintenis bij de toepassing van art. 7 W.Succ.: de administratie of de belastingplichtige. In het laatste hoofdstuk gaan we tenslotte na hoe deze principes inzake de natuurlijke verbintenis en de bewijslast concreet toegepast worden in fiscale zaken betreffende art. 7 W.Succ. HOOFDSTUK I. ARTIKEL 7 W.SUCC.: BEKNOPTE UITEENZETTING Art. 7 W.Succ.: De goederen waarover, naar het door het bestuur geleverd bewijs, de afgestorvene kosteloos beschikte gedurende de drie jaren vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, indien de bevoordeling niet onderworpen werd aan het registratierecht gevestigd voor de schenkingen, behoudens verhaal van de erfgenamen of legatarissen op de begiftigde voor de wegens die goederen gekweten successierechten. Wanneer er door het bestuur of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling een bepaalde persoon gold, wordt deze voor legataris van de geschonken zaak gehouden. 3. Art. 7 W.Succ. houdt een wettelijk vermoeden juris et de jure 3 in dat de goederen die minder dan drie jaar vóór het overlijden zijn weggeschonken door de decujus zich nog in diens nalatenschap bevinden. 4 2 Zie Cass. 9 juli 1931, Pas. 1931, I, 218; Cass. 23 november 1989, Arr. Cass. 1989-1990, 414; M. DONNAY, Droits de succession et de mutation par décès in Rép.not., XV/II, bijgewerkt door A. CULOT, Brussel, Larcier, 2007, 221-222; S. VAN CROMBRUGGE, De grondregels van het Belgisch fiscaal recht, Kalmthout, Biblo, 2005, 55-56. 3 D.w.z. onweerlegbaar. 4 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2006-2007, I, Mechelen, Kluwer, 2006, 113; M. DONNAY, Droits de succession et de mutation par décès in Rép.not., XV/II, bijgewerkt door A. CULOT, Brussel, Larcier, 2007, 418; N. GEELHAND DE MERXEM, Successierechten in Rechtskroniek voor het Notariaat. Deel 2. Successierechten, ruimtelijke ordening, huurrecht, notarieel tuchtprocesrecht, Brugge, Die Keure, 2003, 12; J. 2

4. De ratio legis van deze bepaling bestaat er voornamelijk in te vermijden dat de erflater kort vóór zijn overlijden al zijn roerende goederen zou wegschenken aan zijn rechtsopvolgers bij wijze van handgift, onrechtstreekse schenking (zoals een bankgift) of notariële akte in het buitenland verleden. 5 In dat geval zouden immers geen registratierechten verschuldigd zijn, aangezien deze schenkingen niet verplicht registreerbaar zijn in België. 6 Noch zouden successierechten kunnen worden geheven, vermits de betrokken goederen niet meer in de nalatenschap aanwezig zijn. 7 Ook de gelijkheid inzake belastingheffing tussen roerende en onroerende goederen wordt als een motief voor art. 7 W.Succ. aangehaald. 8 Eigenaars van onroerende goederen hebben immers niet de mogelijkheid om de heffing van successierecht en registratierecht te ontwijken door deze kort voor het overlijden weg te schenken, vermits op deze (verplicht notariële) akten steeds de progressieve schenkingsrechten verschuldigd zijn. 1. Toepassingsvoorwaarden 5. Opdat art. 7 W.Succ. van toepassing zou zijn, moeten drie voorwaarden vervuld zijn. 9 Vooreerst moet er sprake zijn van een schenking. Hoewel de wet spreekt over goederen waarover ( ) de afgestorvene kosteloos beschikte, wordt door een quasi-unanieme rechtsleer aangenomen dat hieronder niets anders kan worden verstaan dan een schenking. 10 RUYSSEVELDT, Zakboekje successie- en registratierechten, Diegem, Ced.Samsom, 2000, 68; E. SPRUYT, J. RUYSSEVELDT en P. DONS, Praktijkgids successierecht & -planning, Kapelle-op-den-Bos, Toth, 2003, 111. 5 N. GEELHAND DE MERXEM, Successierechten. Academiejaar 2008-2009, onuitg., Universiteit Gent, 2008, 48. 6 Voor wat de in het buitenland verleden notariële schenkingsakten betreft, vindt artikel 7 W.Succ. haar bestaansreden in het feit dat er geen Belgische registratierechten verschuldigd zijn op dergelijke schenkingen. Deze schenkingen worden meestal in het buitenland verleden omdat daar weinig of geen registratierechten verschuldigd zijn. Zo wordt vaak gebruik gemaakt van de voor een Nederlandse notaris verleden schenkingsakte. Om te vermijden dat deze schenkingen ook in België onbelast zouden blijven, onderwerpt artikel 7 W.Succ. ze aan successierechten indien de schenker binnen de drie jaar na de schenking overlijdt. 7 N. GEELHAND DE MERXEM, Successierechten. Academiejaar 2008-2009, onuitg., Universiteit Gent, 2008, 48. 8 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2006-2007, I, Mechelen, Kluwer, 2006, 112. 9 A. CULOT, La fiscalité des donations. Les principes in P. DE PAGE (ed.), Droit des successions et donations: actualité civile et fiscale, Brussel, Bruylant, 2006, 6; J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2006-2007, I, Mechelen, Kluwer, 2006, 115; M. DONNAY, Droits de succession et de mutation par décès in Rép.not., XV/II, bijgewerkt door A. CULOT, Brussel, Larcier, 2007, 418; N. GEELHAND DE MERXEM, Beschouwingen, denkpistes en valkuilen van de successierechten bij familiale vermogensplanning in N. GEELHAND DE MERXEM en J. VERHOEYE, Levenslang en verder. Familiale vermogensplanning in de 21ste eeuw, Universiteit Gent, Gandaius permanente vorming, 2004, 18; L. WEYTS, Notarieel Fiscaal Recht, II, De aangifte van nalatenschap, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1997, 324-332; O. VAN ACOLEYEN, Successierecht, Brussel, Fiscale Hogeschool, 1976, 135. 10 D. DE GROOT, M. GHYSELEN en T. WUSTENBERGHS, Handboek registratie- en successierechten, Antwerpen, Intersentia, 2006, 234-235; M. DONNAY, Droits de succession et de mutation par décès in Rép.not., XV/II, bijgewerkt door A. CULOT, Brussel, Larcier, 2007, 420; E. SPRUYT, J. RUYSSEVELDT en P. DONS, Praktijkgids successierecht & -planning, Kapelle-op-den-Bos, Toth, 2003, 112; O. VAN ACOLEYEN, Successierecht, Brussel, Fiscale Hogeschool, 1976, 135-136. 3

A. MAELFAIT, daarin bijgetreden door J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, lijkt er daarentegen vanuit te gaan dat art. 7 W.Succ. met de termen kosteloze beschikking een sui generis figuur bedoelt die niet gelijk te stellen is met een schenking en geen animus donandi of begiftigingsinzicht vereist. 11 Deze stelling kan m.i. niet bijgetreden worden. De begrippen in het fiscaal recht moeten begrepen worden in de zin van het burgerlijk recht, tenzij de fiscale wet van deze betekenis uitdrukkelijk zou afwijken (quod non). 12 De termen kosteloze beschikking of beschikking om niet worden in het burgerlijk recht als synoniem voor het begrip giften gebruikt, namelijk de schenkingen, legaten en contractuele erfstellingen. 13 Dit blijkt uit artikel 893 BW, dat bepaalt dat men op geen andere wijze over zijn goederen om niet 11 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2008-2009, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 125-126; A. MAELFAIT, Bespreking van het arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen van 18 december 2007 (noot onder Antwerpen 18 december 2007), Successierechten 2008, afl. 7, 6. A. MAELFAIT stelt: Uit een analyse van de diverse vonnissen en arresten blijkt dat de begrippen kosteloze beschikking en schenking vaak ten onrechte door de Administratie door elkaar worden gehaald. Dit was ook in voormeld arrest het geval. In casu oordeelt de Administratie, hierin gevolgd door het hof, dat uit de overhandiging van een cheque aan toonder zonder enige vermelding of kwijting, het feitelijk vermoeden van een schenking mag afgeleid worden. Indien de belastingplichtige het tegenbewijs niet kan leveren, is artikel 7 van toepassing. Dergelijke gratuite gelijkstelling van een schenking met een kosteloze beschikking is naar onze mening voor kritiek vatbaar. Een kosteloze beschikking staat nu eenmaal niet per definitie gelijk met een schenking. Het fiscaal recht dient, bij gebreke aan een eigen definitie, het civiel recht te volgen voor wat betreft de kwalificatie als schenking. In het civiel recht stelt de rechtsleer, verwijzend naar de rechtspraak, duidelijk dat uit het louter ontbreken van een evenwichtige economische tegenprestatie op zich niet het bewijs van de animus donandi kan worden afgeleid. Om de wil tot vrijgevigheid vast te stellen dient de rechter de beweegredenen van de schenker te onderzoeken. Dit is hier echter niet gebeurd. Voormelde discussie omtrent de juridische aflijning van begrippen doet evenwel geen afbreuk aan de toepassing van artikel 7 W.Succ. J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT schrijven: Het begrip kosteloze beschikking dat gehanteerd wordt in artikel 7 gaat echter verder dan de schenking. Indien de administratie de schenking moet bewijzen, moet ze aantonen dat de wil tot vrijgevigheid voorhanden is. Indien de administratie moet aantonen dat het om een kosteloze beschikking gaat, volstaat het te bewijzen dat er geen economisch evenwichtige tegenprestatie werd geleverd door de begunstigde van de kosteloze beschikking. Zonder afbreuk te doen aan de toepasselijkheid van artikel 7 merken we dat in de rechtspraak zeer dikwijls de kosteloze beschikking en de schenking, zoals omschreven in het burgerlijk recht, met elkaar verward worden. 12 Cass. 9 juli 1931, Pas. 1931, I, 218; Cass. 23 november 1989, Arr. Cass. 1989-1990, 414; S. VAN CROMBRUGGE, De grondregels van het Belgisch fiscaal recht, Kalmthout, Biblo, 2005, 55-56. S. VAN CROMBRUGGE merkt op dat deze theorie vandaag enigszins moet worden afgezwakt, in die zin dat de afwijking van het burgerlijk recht ook kan blijken uit de beginselen en de noodwendigheden eigen aan het fiscaal recht. Het komt erop neer dat de fiscale wet geacht moet worden de terminologie van het burgerlijk recht te gebruiken, indien het tegendeel niet blijkt uit de wet zelf, uit de voorbereidende werkzaamheden of uit het doel en de aard van de fiscale regel. M.i. moet ook ingevolge deze genuanceerde opvatting, bij de toepassing van de fictiebepaling van art. 7 W.Succ. dezelfde interpretatie aan het begrip kosteloze beschikking worden gegeven als in het burgerlijk recht. Zie ook M. DONNAY, Droits de succession et de mutation par décès in Rép.not., XV/II, bijgewerkt door A. CULOT, Brussel, Larcier, 2007, 221-222, die stelt dat wanneer de fiscale wet woorden en uitdrukkingen gebruikt die in burgerrechtelijke of handelsrechtelijke wetten voorkomen, deze woorden en uitdrukkingen begrepen moeten worden volgens de betekenis die hen gegeven wordt in het gemeen recht, onder voorbehoud van tegenstrijdige bepalingen. 13 Zie A. VERBEKE, Art. 893 B.W. in M. COENE, W. PINTENS en A. VASTERSAVENDTS (eds.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1992, 3. 4

kan beschikken dan bij schenking onder de levenden of bij testament. 14 Met de woorden kosteloze beschikking worden in art. 7 W.Succ. bijgevolg giften bedoeld, en ingevolge een logische interpretatie enkel schenkingen. 15 Deze terminologische opmerking is belangrijk omdat het begrip schenking impliceert dat de administratie animus donandi moet bewijzen opdat art. 7 W.Succ. van toepassing zou zijn. De tweede voorwaarde houdt in dat de schenking gedaan moet zijn binnen de drie jaar vóór het overlijden van de schenker. Tenslotte mag de schenking niet onderworpen zijn geweest aan het evenredig registratierecht voor schenkingen. Om aan de toepassing van art. 7 W.Succ. te ontsnappen, is het voldoende dat het schenkingsrecht aan de staat verworven is op het ogenblik van het overlijden of door het feit van het overlijden, ook al is het schenkingsrecht op dat moment nog niet betaald. 16 Enkel de in België geheven schenkingsrechten worden bedoeld. 17 Een schenking die voor een buitenlandse notaris is verleden en in het buitenland aan registratierechten is onderworpen, valt derhalve onder het toepassingsgebied van art. 7 W.Succ. 18 De rechtsleer voegt hier nog een vierde voorwaarde aan toe: de begiftigde mag niet overleden zijn vóór de decujus. 19 Dit geldt uiteraard alleen indien bewezen is wie de begiftigde is. 20 Deze bijkomende voorwaarde is gebaseerd op een administratieve beslissing van 20 augustus 14 Hoewel art. 893 BW enkel de schenkingen en legaten als de mogelijke giften of beschikkingen om niet opsomt, worden hiertoe traditioneel ook de contractuele erfstellingen gerekend. Zie W. PINTENS, K. VANWINCKELEN en J. DU MONGH, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, 183; A. VERBEKE, Art. 893 B.W. in M. COENE, W. PINTENS en A. VASTERSAVENDTS (eds.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1992, 4. 15 Art. 7 W.Succ. heeft uiteraard geen betrekking op de andere giften, namelijk de legaten en contractuele erfstellingen, vermits deze reeds op grond van art. 2 W.Succ. tot de nalatenschap behoren. In dezelfde zin: M. DONNAY, Droits de succession et de mutation par décès in Rép.not., XV/II, bijgewerkt door A. CULOT, Brussel, Larcier, 2007, 419-420. 16 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2006-2007, I, Mechelen, Kluwer, 2006, 122. M. DONNAY, Droits de succession et de mutation par décès in Rép.not., XV/II, bijgewerkt door A. CULOT, Brussel, Larcier, 2007, 439. 17 Administratieve beslissing nr. E.E. 93.760 van 1 juni 1993, Rep.RJ, S7/02, nr. 2, www.fisconet.fgov.be. 18 D. DE GROOT, M. GHYSELEN en T. WUSTENBERGHS, Handboek registratie- en successierechten, Antwerpen, Intersentia, 2006, 236; N. GEELHAND DE MERXEM, Successierechten in Rechtskroniek voor het Notariaat. Deel 2. Successierechten, ruimtelijke ordening, huurrecht, notarieel tuchtprocesrecht, Brugge, Die Keure, 2003, 12. 19 D. DE GROOT, M. GHYSELEN en T. WUSTENBERGHS, Handboek registratie- en successierechten, Antwerpen, Intersentia, 2006, 237; M. DONNAY, Droits de succession et de mutation par décès in Rép.not., XV/II, bijgewerkt door A. CULOT, Brussel, Larcier, 2007, 439; J. RUYSSEVELDT, Zakboekje successie- en registratierechten, Diegem, Ced.Samsom, 2000, 70; E. SPRUYT, J. RUYSSEVELDT en P. DONS, Praktijkgids successierecht & -planning, Kapelle-op-den-Bos, Toth, 2003, 113; B. STROBBE, noot onder Gent 10 maart 1997, AFT 1997, 403. 20 O. VAN ACOLEYEN, Successierecht, Brussel, Fiscale Hogeschool, 1976, 135. 5

1936 21 en vindt haar verantwoording in het algemene principe dat een dode niet tot de nalatenschap kan komen. 22 6. Deze masterproef behandelt enkel de eerste toepassingsvoorwaarde en focust zich zoals gezegd op de vraag of er sprake is van een schenking, die dus onder het toepassingsgebied van art. 7 W.Succ. valt, dan wel van een natuurlijke verbintenis, waarop art. 7 W.Succ. geen toepassing vindt. Art. 7 W.Succ. heeft betrekking op schenkingen van roerende goederen 23 die niet geregistreerd zijn. In de eerste plaats worden handgiften beoogd. 24 Ook onrechtstreekse schenkingen, vermomde schenkingen 25 en schenkingen die tot stand zijn gebracht voor een buitenlandse notaris vallen echter binnen het toepassingsgebied van deze fictiebepaling. 26 2. Gevolg 21 Administratieve beslissing van 20 augustus 1936, Rec.gén.enr.not. 1937, nr. 17.728, 70. 22 D. DE GROOT, M. GHYSELEN en T. WUSTENBERGHS, Handboek registratie- en successierechten, Antwerpen, Intersentia, 2006, 237; O. VAN ACOLEYEN, Successierecht, Brussel, Fiscale Hogeschool, 1976, 137. 23 Art. 7 W.Succ. is niet van toepassing op schenkingen van onroerende goederen. Uitgesloten zijn zowel de onroerende goederen die in België gelegen zijn (omdat deze steeds aan het Belgische schenkingsrecht zijn onderworpen o.g.v. art. 19, 2 jo. 31, 1 W.Reg.) als deze die in het buitenland gelegen zijn (administratieve beslissing nr. E.E. 32157 van 4 mei 1929, onuitg., aangehaald door M. DONNAY, Droits de succession et de mutation par décès in Rép.not., XV/II, bijgewerkt door A. CULOT, Brussel, Larcier, 2007, 437). Zie ook J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2006-2007, I, Mechelen, Kluwer, 2006, 120; D. DE GROOT, M. GHYSELEN en T. WUSTENBERGHS, Handboek registratie- en successierechten, Antwerpen, Intersentia, 2006, 234; E. DE WILDE D ESTMAEL en C. THOMASSET, Les donations. Aspects civil et fiscal, Brussel, Créadif, 1996, 146; L. WEYTS, Notarieel Fiscaal Recht. Deel 2. De aangifte van nalatenschap, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1997, 327. 24 Dit blijkt uit de parlementaire voorbereidingen bij de wet van 11 oktober 1919. Zie M. DONNAY, Droits de succession et de mutation par décès in Rép.not., XV/II, bijgewerkt door A. CULOT, Brussel, Larcier, 2007, 440. 25 Vermomde schenkingen vallen slechts onder het toepassingsgebied van art. 7 W.Succ. op voorwaarde dat de zozegde akte onder bezwarende titel niet ter registratie is aangeboden of moest worden aangeboden. Zo zal een schenking vermomd als verkoop van roerende goederen die vrijwillig ter registratie wordt aangeboden en geregistreerd wordt tegen het algemeen vast recht niet onder de toepassing van art. 7 W.Succ. vallen, ook al overlijdt de verkoper binnen de drie jaar na de vermomde schenking. Wanneer de fiscus vaststelt dat het in feite een schenking in plaats van een verkoop betrof, kan hij zich immers beroepen op art. 204 W.Reg. om de schenkingsrechten alsnog te heffen, naast een geldboete gelijk aan het ontdoken recht die verschuldigd is door elk van de contracterende partijen. De bevoordeling is in dat geval dus wel onderworpen aan het registratierechten voor schenkingen. Zie J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2006-2007, I, Mechelen, Kluwer, 2006, 122; M. DONNAY, Droits de succession et de mutation par décès in Rép.not., XV/II, bijgewerkt door A. CULOT, Brussel, Larcier, 2007, 427; O. VAN ACOLEYEN, Successierecht, Brussel, Fiscale Hogeschool, 1976, 137. 26 M. DONNAY, Droits de succession et de mutation par décès in Rép.not., XV/II, bijgewerkt door A. CULOT, Brussel, Larcier, 2007, 440. 6

7. Indien art. 7 W.Succ. van toepassing is, worden de geschonken goederen geacht deel uit te maken van de nalatenschap en aan de erfgenamen en legatarissen te zijn toegevallen in dezelfde mate als de goederen die men effectief in de nalatenschap terugvindt. 27 De erfgenamen en legatarissen zijn persoonlijk gehouden het successierecht te betalen, in verhouding tot hun deel in het actief van de nalatenschap. 28 Zij kunnen wel verhaal uitoefenen op de begiftigde (art. 7, 1 ste lid W.Succ.). Slagen de erfgenamen, de legatarissen of de administratie erin de identiteit van de begiftigde van de schenking te bewijzen, dan wordt deze laatste als legataris van de geschonken zaak beschouwd en belast (art. 7, 2 de lid W.Succ.). De successierechten op de waarde van de geschonken goederen worden dan in hoofde van de begiftigde berekend, tegen het tarief dat met zijn graad van verwantschap met de overledene overeenstemt. 29 Dit belet echter niet dat de erfgenamen, de algemene legatarissen en contractueel erfgestelden toch naar verhouding van hun erfdeel gehouden zijn ten opzichte van de fiscus tot betaling van de door de begiftigde verschuldigde successierechten en interesten (art. 70, 2 de lid W.Succ.). 30 In dat geval hebben de erfgenamen, algemene legatarissen en contractueel erfgestelden wel een verhaal op de begiftigde voor de rechten en interesten die zij betaald hebben. 31 8. Het voorgaande moet genuanceerd worden in het licht van het erfrecht, meer bepaald in het licht van de regels inzake inbreng en inkorting. Indien de schenking met vrijstelling van inbreng gedaan is en de reservataire erfgenamen de inkorting vorderen omdat de schenking het beschikbaar deel overschrijdt, dan zal de gelijkstelling met een legaat maar blijven bestaan in de mate dat de schenking niet ingekort wordt. 32 De begiftigde moet enkel successierechten 27 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2006-2007, I, Mechelen, Kluwer, 2006, 113; M. DONNAY, Droits de succession et de mutation par décès in Rép.not., XV/II, bijgewerkt door A. CULOT, Brussel, Larcier, 2007, 418. 28 A. CULOT, Manuel des droits de succession, Brussel, Larcier, 2006, 79; M. DONNAY, Droits de succession et de mutation par décès in Rép.not., XV/II, bijgewerkt door A. CULOT, Brussel, Larcier, 2007, 448. 29 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2006-2007, I, Mechelen, Kluwer, 2006, 113; E. DE WILDE D ESTMAEL en C. THOMASSET, Les donations. Aspects civil et fiscal, Brussel, Créadif, 1996, 146; M. DONNAY, Droits de succession et de mutation par décès in Rép.not., XV/II, bijgewerkt door A. CULOT, Brussel, Larcier, 2007, 418 en 448. 30 Antwerpen 6 november 2007, Rec.gén.enr.not. 2009, nr. 26.010, 51 en Rep.RJ, S70/03, nr.7, www.fisconet.fgov.be; Gent 27 februari 2007, Rec.gén.enr.not. 2007, nr. 25.861, 365 en Rep.RJ, S7/10, nr. 2, www.fisconet.fgov.be; Rb. Aarlen 11 januari 1994, Rec.gén.enr.not. 1994, nr. 24.361, 220; Gent 30 november 1998, Rec.gén.enr.not. 2000, nr. 25.061, 352. Het zijn eveneens de erfgenamen en algemene legatarissen die er toe gehouden zijn om de geschonken goederen in de aangifte op te nemen (art. 38 jo. 42 W.Succ.). 31 Zie Rb. Luik 26 juni 2003, Rep.RJ, S70/03, nr. 6, www.fisconet.fgov.be. 32 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2006-2007, I, Mechelen, Kluwer, 2006, 124. 7

betalen op het niet-ingekorte gedeelte van de geschonken goederen. Het ingekorte gedeelte wordt belast in hoofde van de reservataire erfgenamen die de inkorting gevorderd hebben. 33 Is de schenking daarentegen als voorschot op erfdeel gedaan aan een van de erfgenamen en aanvaardt de begiftigde de nalatenschap, dan moet deze schenking worden ingebracht, en worden de geschonken goederen belast in hoofde van alle wettelijke erfgenamen. 34 3. Art. 7 W.Succ. en de natuurlijke verbintenis 9. Wanneer een overdracht van goederen binnen de drie jaar vóór het overlijden geen schenking uitmaakt, maar gebeurd is in uitvoering van een natuurlijke verbintenis, is art. 7 W.Succ. zoals gezegd niet van toepassing. Het wordt immers algemeen aanvaard dat de voldoening van een natuurlijke verbintenis niet beschouwd kan worden als een schenking. 35 Het zijn de principes van het burgerlijk recht die bepalen of er sprake is van een schenking dan wel van een natuurlijke verbintenis. 36 Het fiscaal recht moet immers het burgerlijk recht volgen bij de afbakening van begrippen als schenking of natuurlijke verbintenis, bij gebrek aan eigen definitie. 37 10. In het volgende hoofdstuk onderzoeken we hoe de schenking en de natuurlijke verbintenis in het burgerlijk recht omschreven worden. We gaan ook na wat het verschil tussen beide is. 33 A. CULOT, Les donations: principes généraux en droit d enregistrement et de succession in P. DE PAGE en A. CULOT (eds.), La fiscalité des donations et ses incidences civiles, Louvain-la-Neuve, Anthemis, 2005, 34; J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2006-2007, I, Mechelen, Kluwer, 2006, 124. 34 Administratieve beslissing van 25 juli 1950, Rec.gén.enr.not. 1951, nr. 18.960, 31; A. CULOT, Les donations: principes généraux en droit d enregistrement et de succession in P. DE PAGE en A. CULOT (eds.), La fiscalité des donations et ses incidences civiles, Louvain-la-Neuve, Anthemis, 2005, 32; N. GEELHAND DE MERXEM, Successierechten. Academiejaar 2008-2009, onuitg., Universiteit Gent, 2008, 53; L. WEYTS, Notarieel Fiscaal Recht, II, De aangifte van nalatenschap, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1997, 333. 35 J. DABIN, noot onder Luik 3 april 1947, RCJB 1948, 85; J. SOSSON, Du devoir moral à l obligation civile de fournir des aliments Utilité actuelle et limites de la théorie des obligations naturelles, Rev.trim.dr.fam. 1998, 511; R. DEBLAUWE, Voldoening van een natuurlijke verbintenis is geen schenking, Not.Fisc.M. 2004, 18 ; H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, III, Les obligations (seconde partie), Brussel, Bruylant, 1967, 79; H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, VIII/1, Les libéralités, les donations, Brussel, Bruylant, 1962, 496-497 en 499; M. DONNAY, Droits de succession et de mutation par décès in Rép.not., XV/II, bijgewerkt door A. CULOT, Brussel, Larcier, 2007, 432. Contra: F. LAURENT, Principes de droit civil, XII, Brussel, Bruylant-Christophe, 1878, 436-437. Dit principe is ook reeds lang erkend door de rechtspraak: zie o.m. Luik 2 juni 1920, Rec.gén.enr.not. 1921, nr. 15.726, 20; Rb. Luik 14 juli 1955, Pas. 1956, II, 105; Rb. Kortrijk 4 mei 1950, RW 1950-51, 668. 36 Gent 27 februari 2007, Rec.gén.enr.not. 2007, nr. 25.861, 365 en Rep.RJ, S7/10, nr. 2, www.fisconet.fgov.be. Zie ook B. CARDOEN, Administratie moet het bestaan van een schenking aantonen bij toepassing van art. 7 W.Succ. (noot onder Antwerpen 25 mei 2004), Successierechten 2004-05, afl. 1, 9; J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2006-2007, I, Mechelen, Kluwer, 2006, 115; M. DONNAY, Droits de succession et de mutation par décès in Rép.not., XV/II, bijgewerkt door A. CULOT, Brussel, Larcier, 2007, 420. 37 Zie Cass. 9 juli 1931, Pas. 1931, I, 218; Cass. 23 november 1989, Arr. Cass. 1989-1990, 414; M. DONNAY, Droits de succession et de mutation par décès in Rép.not., XV/II, bijgewerkt door A. CULOT, Brussel, Larcier, 2007, 221-222; S. VAN CROMBRUGGE, De grondregels van het Belgisch fiscaal recht, Kalmthout, Biblo, 2005, 55-56. 8

Vervolgens wordt de verwante figuur van de vergeldende schenking behandeld. Tenslotte wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste gevallen waarin de rechtspraak het bestaan van een natuurlijke verbintenis heeft erkend in burgerlijke zaken. HOOFDSTUK II. OMSCHRIJVING VAN DE SCHENKING EN NATUURLIJKE VERBINTENIS IN HET BURGERLIJK RECHT 1. De schenking 11. De schenking onder de levenden is een contract waarbij de schenker dadelijk en onherroepelijk het geschonken goed afstaat, ten voordele van de begiftigde die dit goed aanneemt (art. 894 BW). Een schenking vertoont twee essentiële elementen: een intentioneel en een materieel element. 38 Het intentionele element houdt in dat de schenker de intentie moet hebben om te begiftigen. Dit noemt men het vereiste van animus donandi. 39 Animus donandi wordt niet vermoed, maar moet steeds worden bewezen. 40 Het materiële element bestaat uit de dadelijke en onherroepelijke verarming van de schenker en de verrijking van de begiftigde die daarvan het gevolg is. 41 Een element uit het vermogen van de schenker wordt m.a.w. (kosteloos) overgedragen naar het vermogen van de begiftigde. 42 38 P. DELNOY, Les liberalités et les successions. Précis de droit civil, Brussel, Larcier, 2006, 15; W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 430; W. PINTENS, K. VANWINCKELEN en J. DU MONGH, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, 184. 39 P. DELNOY, Les liberalités et les successions. Précis de droit civil, Brussel, Larcier, 2006, 15; W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 430; W. PINTENS, K. VANWINCKELEN en J. DU MONGH, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, 184. Zie ook R. DILLEMANS, M. PUELINCKX-COENE, W. PINTENS en N. TORFS, Overzicht van rechtspraak. Schenkingen en testamenten (1970-1984), TPR 1985, 557-558. 40 R. DILLEMANS, M. PUELINCKX-COENE, W. PINTENS en N. TORFS, Overzicht van rechtspraak. Schenkingen en testamenten (1970-1984), TPR 1985, 558; W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 435; W. PINTENS, K. VANWINCKELEN en J. DU MONGH, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, 186. 41 P. DELNOY, Les liberalités et les successions. Précis de droit civil, Brussel, Larcier, 2006, 15; W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 430; W. PINTENS, K. VANWINCKELEN en J. DU MONGH, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, 184. Zie ook R R. DILLEMANS, M. PUELINCKX-COENE, W. PINTENS en N. TORFS, Overzicht van rechtspraak. Schenkingen en testamenten (1970-1984), TPR 1985, 557-558. 42 H. CASMAN, Notarieel familierecht, Gent, Mys en Breesch, 1991, 445; V. WYART, Règles communes aux libéralités in A.-C. VAN GYSEL (ed.), Précis du droit des successions et des libéralités, Brussel, Bruylant, 2008, 96. 9

De schuldenaar die een schuld betaalt, doet uiteraard geen schenking. In dat geval is er daarentegen sprake van ofwel een burgerrechtelijke verbintenis ofwel een natuurlijke verbintenis. 43 2. De natuurlijke verbintenis A. Definitie 12. De natuurlijke verbintenis is een vaag begrip. Het wordt nergens omschreven in de wet, 44 noch duidelijk afgelijnd in de rechtspraak. Het al dan niet bestaan van een natuurlijke verbintenis is een feitenkwestie die onderworpen is aan de soevereine appreciatie van de feitenrechter en bijgevolg ontsnapt aan de controle door het Hof van Cassatie. 45 13. De natuurlijke verbintenis kan het best gedefinieerd worden als een gewetensplicht die objectief en algemeen is aanvaard door de maatschappij. 46 Het gaat om een niet in rechte afdwingbare verplichting die door de vrijwillige uitvoering of door de rechtsgeldige belofte tot nakoming door de schuldenaar wordt omgezet in een juridische, afdwingbare verbintenis. 47 Art. 1235, tweede lid BW - de enige bepaling die uitdrukkelijk over de natuurlijke verbintenis handelt - bepaalt immers dat geen terugvordering mogelijk is in geval men een natuurlijke verbintenis vrijwillig voldaan heeft. Bovendien is de natuurlijke 43 M. DONNAY, Droits de succession et de mutation par décès in Rép.not., XV/II, bijgewerkt door A. CULOT, Brussel, Larcier, 2007, 420. 44 Dit in tegenstelling tot het Nederlandse recht, waar de artikelen 3 tot en met 5 van boek 6 van het burgerlijk wetboek de natuurlijke verbintenis omschrijven en regelen. Artikel 6:3 NBW bepaalt dat een natuurlijke verbintenis bestaat wanneer de wet of een rechtshandeling aan een verbintenis de afdwingbaarheid onthoudt alsook wanneer iemand jegens een ander een dringende morele verplichting heeft van zodanige aard dat naleving daarvan, ofschoon rechtens niet afdwingbaar, naar maatschappelijke opvattingen als voldoening van een aan die ander toekomende prestatie moet worden aangemerkt. 45 H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, III, Les obligations (seconde partie), Brussel, Bruylant, 1967, 82; J. SOSSON, Du devoir moral à l obligation civile de fournir des aliments Utilité actuelle et limites de la théorie des obligations naturelles, Rev.trim.dr.fam. 1998, 513; X, noot onder Rb. Namen 21 juni 1993, Rec.gén.enr.not. 1993, nr. 24281, 457. Contra: J.J. DUPEYROUX, Les obligations naturelles, la jurisprudence, le droit. Quelques réflexions en forme de bilan in X, Mélanges offerts à Jacques Maury, Parijs, Dalloz, 1960, 334. 46 J. ROODHOOFT, De natuurlijke verbintenissen in J. ROODHOOFT (ed.), Bestendig handboek verbintenissenrecht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 2005, I.1-6a. 47 M.A. MASSCHELEIN, Schenking bij notariële akte, Gent, Larcier, 2007, 9; J. ROODHOOFT, De natuurlijke verbintenissen in J. ROODHOOFT (ed.), Bestendig handboek verbintenissenrecht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 2005, I.1-6; S. STIJNS, Verbintenissenrecht, Brugge, die Keure, 2005, 11; A. VAN OEVELEN, Hoofdlijnen in de ontwikkeling van het algemene verbintenissen- en overeenkomstenrecht 1964-2000, TPR 2001, 316; A. VERBEKE, Art. 893 B.W. in M. COENE, W. PINTENS en A. VASTERSAVENDTS (eds.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1992, 48-49; L. WERMOES, De natuurlijke verbintenis: enkele (discussie)punten toegelicht (noot onder Antwerpen 1 februari 2006), RW 2007-08, 1819. 10

verbintenis, na een rechtsgeldige belofte tot uitvoering of de (gedeeltelijke) uitvoering ervan, verder in rechte afdwingbaar. 48 14. De natuurlijke verbintenis houdt derhalve het midden tussen de niet juridische verplichting (de zuiver morele verplichting of de fatsoennorm) en de afdwingbare juridische verbintenis. 49 Ze situeert zich in de schemerzone tussen recht en moraal. 50 Het moet gaan om een morele plicht, waardoor de schuldenaar zich gebonden voelt en die algemeen aanvaard wordt in de maatschappij, kortom die dwingend genoeg is om te kunnen worden omgezet in een burgerrechtelijke verbintenis van zodra zij vrijwillig uitgevoerd wordt door de schuldenaar of deze met volle kennis van zaken belooft ze uit te voeren. 51 15. Er moet worden opgemerkt dat sommige oudere rechtsleer er een restrictievere interpretatie op nahield en alleen de onvolmaakte civielrechtelijke verbintenissen als bron van natuurlijke verbintenissen beschouwde. 52 Deze categorie van onvolmaakte civielrechtelijke verbintenissen wordt thans door bepaalde rechtsleer als een tweede categorie van natuurlijke verbintenissen erkend naast de morele plichten. 53 De theorie van de 48 L. WERMOES, De natuurlijke verbintenis: enkele (discussie)punten toegelicht (noot onder Antwerpen 1 februari 2006), RW 2007-08, 1819. Zie ook C. CAUFFMAN, De natuurlijke verbintenis in L. DE KEYSER, E. DIRIX, CH. SLUYTS en A. VAN GELDER (eds.), Bijzondere overeenkomsten. Commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 2005, 8. 49 C. CAUFFMAN, De natuurlijke verbintenis in L. DE KEYSER, E. DIRIX, CH. SLUYTS en A. VAN GELDER (eds.), Bijzondere overeenkomsten. Commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 2005, 4; R. KRUITHOF, H. BOCKEN, F. DE LY en B. DE TEMMERMAN, Overzicht van rechtspraak (1981-1992). Verbintenissen, TPR 1994, 182; J. ROODHOOFT, De natuurlijke verbintenissen in J. ROODHOOFT (ed.), Bestendig handboek verbintenissenrecht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 2005, I.1-6; E. SPRUYT, J. RUYSSEVELDT en P. DONS, Praktijkgids successierecht & -planning, Kapelle-op-den- Bos, Toth, 2003, 539; A. VAN OEVELEN, Hoofdlijnen in de ontwikkeling van het algemene verbintenissen- en overeenkomstenrecht 1964-2000, TPR 2001, 316; P. VAN OMMESLAGHE, Droit des obligations, II, Brussel, Universitaire Publicaties Brussel, 1980-1981, 219. 50 M. PUELINCKX-COENE, N. GEELHAND en F. BUYSSENS, Overzicht van rechtspraak. Giften (1993-1998), TPR 1999, 839. 51 P. OMMESLAGHE, Droit des obligations, II, Brussel, Presses universitaires de Bruxelles, 1980-1981, 220. 52 Deze categorie omvatte enerzijds de gedegenereerde civielrechtelijke verbintenissen en anderzijds de geaborteerde civielrechtelijke verbintenissen. Gedegenereerde civielrechtelijke verbintenissen zijn verbintenissen die aanvankelijk afdwingbaar waren, maar waaraan de wetgever vervolgens de rechtsvordering ontnomen heeft, zoals de verjaarde schuld. Geaborteerde civielrechtelijke verbintenissen zijn daarentegen onvolwaardig tot stand gekomen verbintenissen, waaraan de wetgever van bij hun ontstaan geen rechtsvordering heeft toegekend, zoals de verbintenissen die zijn aangetast door een vormgebrek of door een onbekwaamheid. Zie C. CAUFFMAN, De natuurlijke verbintenis in L. DE KEYSER, E. DIRIX, CH. SLUYTS en A. VAN GELDER (eds.), Bijzondere overeenkomsten. Commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 2005, 4; J.J. DUPEYROUX, Les obligations naturelles, la jurisprudence, le droit. Quelques réflexions en forme de bilan in X, Mélanges offerts à Jacques Maury, Parijs, Dalloz, 1960, 322-323; G. RIPERT, La règle morale dans les obligations civiles, Parijs, L.G.D.J., 1949, 365-370. 53 C. CAUFFMAN, De natuurlijke verbintenis in L. DE KEYSER, E. DIRIX, CH. SLUYTS en A. VAN GELDER (eds.), Bijzondere overeenkomsten. Commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 2005, 4; D. DELI, De natuurlijke verbintenis van de ouders tot het verschaffen 11

onvolmaakte civielrechtelijke verbintenissen is vandaag echter grotendeels verlaten. 54 Voor het in deze masterproef onderzochte onderscheid tussen natuurlijke verbintenis en schenking is deze categorie overigens minder belangrijk. B. Toepassingsvoorwaarden 16. Uit de rechtspraak en rechtsleer kunnen we twee toepassingsvoorwaarden voor het bestaan van een natuurlijke verbintenis afleiden. 1) Het individueel of subjectief criterium. Er moet sprake zijn van een gewetensplicht of een morele verplichting. 55 De schuldenaar moet zich persoonlijk gehouden voelen tot deze morele verplichting. 56 2) Het collectief of objectief criterium: de gewetensplicht moet objectief en algemeen aanvaard zijn door de maatschappij. 57 Met andere woorden: ze moet tot de zeden en van een stand aan hun kinderen (noot onder Antwerpen 7 april 1987), RW 1987-88, 202. Zie ook m.b.t. de betaling van een verjaarde schuld: A. VAN OEVELEN, Hoofdlijnen in de ontwikkeling van het algemene verbintenissen- en overeenkomstenrecht 1964-2000, TPR 2001, 316. Enkele voorbeelden uit de rechtspraak betreffende de betaling van een verjaarde schuld: zie Cass. 6 maart 2006, RGDC 2008, 343, Cass. 14 mei 1992, Arr.Cass. 1991-92, 856; Cass. 24 september 1981, RW 1982-83, 1051. Betreffende de uitvoering van een nietig legaat: zie tevens Cass. Fr. 10 januari 1905, Rec.gén.enr.not. 1905, nr. 14.073, 308; Luik 18 januari 1928, Pas. 1928, II, 157. 54 Zie J. DABIN, noot onder Luik 3 april 1947, RCJB 1948, 87; H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, III, Les obligations (seconde partie), Brussel, Bruylant, 1967, 76-77; R. KRUITHOF, Overzicht van rechtspraak (1974-1980). Verbintenissen, TPR 1983, 500; M. PUELINCKX-COENE, N. GEELHAND en F. BUYSSENS, Overzicht van rechtspraak. Giften (1993-1998), TPR 1999, 839-840; J. ROODHOOFT, De natuurlijke verbintenissen in J. ROODHOOFT (ed.), Bestendig handboek verbintenissenrecht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 2005, I.1-6a en I.1-7; P. VAN OMMESLAGHE, Droit des obligations, II, Brussel, Universitaire Publicaties Brussel, 1980-1981, 220-221; K. WILLEMS, Natuurlijke verbintenis, NjW 2008, 191. 55 C. CAUFFMAN, De natuurlijke verbintenis in L. DE KEYSER, E. DIRIX, CH. SLUYTS en A. VAN GELDER (eds.), Bijzondere overeenkomsten. Commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 2005, 6-7; J. ROODHOOFT, De natuurlijke verbintenissen in J. ROODHOOFT (ed.), Bestendig handboek verbintenissenrecht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 2005, I.1-6;. 56 M. PUELINCKX-COENE, Overzicht van rechtspraak. Giften (1985-1992), TRP 1994, 1697; J. SOSSON, Du devoir moral à l obligation civile de fournir des aliments Utilité actuelle et limites de la théorie des obligations naturelles, Rev.trim.dr.fam. 1998, 512; P. VAN OMMESLAGHE, Droit des obligations, II, Brussel, Universitaire Publicaties Brussel, 1980-1981, 221. Contra : J.J. DUPEYROUX, Les obligations naturelles, la jurisprudence, le droit. Quelques réflexions en forme de bilan in X, Mélanges offerts à Jacques Maury, Parijs, Dalloz, 1960, 334-335. 57 F. APS, De natuurlijke verbintenis als rechtsgrond voor de toekenning van een persoonlijk onderhoudsgeld na de beëindiging van de concubinaatsrelatie? (noot onder Vred. Gent 4 november 1996), RW 1997-98, 268; C. CAUFFMAN, De natuurlijke verbintenis in L. DE KEYSER, E. DIRIX, CH. SLUYTS en A. VAN GELDER (eds.), Bijzondere overeenkomsten. Commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 2005, 6; H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, III, Les obligations (seconde partie), Brussel, Bruylant, 1967, 77-78; J. ROODHOOFT, De natuurlijke verbintenissen in J. ROODHOOFT (ed.), Bestendig handboek verbintenissenrecht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 2005, I.1-10; J. SOSSON, Du devoir moral à l obligation civile de fournir des aliments Utilité actuelle et limites de la théorie des obligations naturelles, Rev.trim.dr.fam. 1998, 513; P. VAN OMMESLAGHE, Droit des obligations, II, Brussel, Universitaire Publicaties Brussel, 1980-1981, 220-221. 12

gebruiken behoren. 58 Dit is uiteraard een evoluerend gegeven. Zo kan gewezen worden op de veranderde opvattingen inzake het verstrekken van onderhoud aan een concubinant of aan kinderen uit een vorige relatie bij hersamengestelde gezinnen. 59 Sommigen voegen hier nog een derde vereiste aan toe: de morele verplichting moet bestaan in de verhouding tussen twee welbepaalde personen en moet een bepaald of bepaalbaar voorwerp hebben. 60 17. Voor de omzetting van de natuurlijke verbintenis in een afdwingbare verbintenis is vereist dat ze vrijwillig en met volle kennis van zaken wordt uitgevoerd door de schuldenaar of dat deze belooft dit te doen. 61 Dit is uiteraard geen voorwaarde voor het bestaan van de natuurlijke verbintenis, maar wel voor de omvorming ervan in een juridische, afdwingbare verbintenis. 62 Meestal moet deze omzettingshandeling worden gekwalificeerd als een eenzijdige wilsuiting door de schuldenaar van de natuurlijke verbintenis 63, maar niets belet Contra: G. RIPERT, La règle morale dans les obligations civiles, Parijs, L.G.D.J., 1949, 376-380. G. RIPERT vereist niet dat de morele plicht algemeen aanvaard wordt door de maatschappij. Volgens deze auteur komt elke morele schuld in aanmerking om te worden gekwalificeerd als natuurlijke verbintenis, op voorwaarde dat ze wordt uigevoerd door de schuldenaar omdat deze zich in geweten gehouden voelt. 58 F. WERDEFROY, J. ESPEEL en P. VAN MELKEBEKE, Registratierechten 2006-2007, Mechelen, Kluwer, 2007, 1408. In dezelfde zin: M. DONNAY, Droits de succession et de mutation par décès in Rép.not., XV/II, bijgewerkt door A. CULOT, Brussel, Larcier, 2007, 432. 59 M. PUELINCKX-COENE, N. GEELHAND en F. BUYSSENS, Overzicht van rechtspraak. Giften (1993-1998), TPR 1999, 841. Zie bijvoorbeeld Luik 31 december 1879, Pas. 1880, II, 127; Rb. Bergen 30 april 1932, Pas. 1933, III, 69; Rb. Brussel 17 juni 1939, Pas. 1941, III, 27; Rb. Gent 9 januari 1984, RW 1984-85, 2961; Antwerpen 1 februari 2006, RW 2007-08, 1816, noot L. WERMOES. 60 G. GENICOT, L obligation naturelle du père biologique de fournir des aliments à son enfant (noot onder Luik 15 juni 1998), TBBR 1999, 306. Zie ook omtrent dit vereiste: J.J. DUPEYROUX, Les obligations naturelles, la jurisprudence, le droit. Quelques réflexions en forme de bilan in X, Mélanges offerts à Jacques Maury, Parijs, Dalloz, 1960, 335-336; K. WILLEMS, Natuurlijke verbintenis, NjW 2008, 192. In dezelfde zin, maar enigszins anders geformuleerd: J. DABIN, noot onder Luik 3 april 1947, RCJB 1948, 88. DUPEYROUX haalt het voorbeeld aan van de erfgenaam die een mondeling legaat uitvoert zonder dat de testator een bijzonder legataris met naam genoemd heeft, maar enkel te kennen heeft gegeven dat het legaat ten goede moet komen aan de minderbedeelden. Vermits er geen welbepaalde schuldeiser van de natuurlijke verbintenis aangewezen kan worden, voert de erfgenaam geen natuurlijke verbintenis uit, maar doet hij een schenking (J.J. DUPEYROUX, Les obligations naturelles, la jurisprudence, le droit. Quelques réflexions en forme de bilan in X, Mélanges offerts à Jacques Maury, Parijs, Dalloz, 1960, 336). 61 J. ROODHOOFT, De natuurlijke verbintenissen in J. ROODHOOFT (ed.), Bestendig handboek verbintenissenrecht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 2005, I.1-10; S. STIJNS, Verbintenissenrecht, Brugge, die Keure, 2005, 11; W. VAN GERVEN en S. COVEMAEKER, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2006, 269. Zie ook C. CAUFFMAN, De natuurlijke verbintenis in L. DE KEYSER, E. DIRIX, CH. SLUYTS en A. VAN GELDER (eds.), Bijzondere overeenkomsten. Commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 2005, 8. 62 G. RIPERT meent daarentegen dat er geen natuurlijke verbintenis kan bestaan zolang de schuldenaar ze niet heeft uitgevoerd. Zie G. RIPERT, La règle morale dans les obligations civiles, Parijs, L.G.D.J., 1949, 377-378. 63 Rb. Mechelen 4 september 2001, AJT 2001-02, 776, noot. S. Brouwers; R. KRUITHOF, H. BOCKEN, F. DE LY en B. DE TEMMERMAN, Overzicht van rechtspraak (1981-1992). Verbintenissen, TPR 1994, 182; J. ROODHOOFT, De natuurlijke verbintenissen in J. ROODHOOFT (ed.), Bestendig handboek 13

dat de omzetting gebeurt door middel van een overeenkomst. 64 In Nederland kan de omzetting van de natuurlijke verbintenis overigens alleen bij overeenkomst geschieden. 65 C. Onderscheid tussen de natuurlijke verbintenis en de schenking 18. Ook al hangt de uitvoering van een natuurlijke verbintenis af van de discretionaire beoordeling van de schuldenaar 66, toch is het verschil met de schenking groot. De natuurlijke verbintenis onderscheidt zich in de eerste plaats van de schenking door de afwezigheid van animus donandi: wie een natuurlijke verbintenis nakomt, handelt niet uit genegenheid of vrijgevigheid, maar omdat hij zich moreel verplicht voelt 67, of nog, om zich te bevrijden van de schuld die voortvloeit uit de natuurlijke verbintenis. 68 Bovendien is er geen sprake van enige verarming bij de uitvoering van een natuurlijke verbintenis: wie een natuurlijke verbintenis nakomt, betaalt daarentegen een vooraf bestaande schuld. 69 Dit vloeit ook voort uit art. 1235, tweede lid BW, dat de uitvoering van de natuurlijke verbintenis rangschikt onder de bepalingen inzake de betaling, waaruit afgeleid kan worden dat de uitvoering van een natuurlijke verbintenis de betaling van een schuld is en dus geen schenking. 70 19. Opdat er geen sprake zou zijn van een schenking, mag het door de schuldenaar toegekende voordeel de omvang van de natuurlijke verbintenis niet aanzienlijk overschrijden. 71 Wanneer dit wel het geval zou zijn, is er volgens H. DE PAGE sprake van een verbintenissenrecht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 2005, I.1-10; S. STIJNS, W. VAN GERVEN en P. WÉRY, Chronique de jurisprudence. Les obligations: les sources (1985-1995), JT 1996, 690. 64 C. CAUFFMAN, De natuurlijke verbintenis in L. DE KEYSER, E. DIRIX, CH. SLUYTS en A. VAN GELDER (eds.), Bijzondere overeenkomsten. Commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 2005, 11. 65 Dit is althans zo onder het nieuwe Nederlandse recht. Zie W.G. HUIJGEN, Artikel 5 (6.1.1.5) in E.H. HONDIUS (ed.), Verbintenissenrecht, I, Deventer, Kluwer, 2008, 2. 66 H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, VIII/1, Les libéralités, les donations, Brussel, Bruylant, 1962, 497; M. DONNAY, Droits de succession et de mutation par décès in Rép.not., XV/II, bijgewerkt door A. CULOT, Brussel, Larcier, 2007, 432. 67 M. PUELINCKX-COENE, N. GEELHAND en F. BUYSSENS, Overzicht van rechtspraak. Giften (1993-1998), TPR 1999, 843. Zie ook A. VERBEKE, Art. 893 B.W. in M. COENE, W. PINTENS en A. VASTERSAVENDTS (eds.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1992, 49. 68 L. RAUCENT, Les libéralités, Brussel, Bruylant, 1991, 45. 69 M.A. MASSCHELEIN, Schenking bij notariële akte, Gent, Larcier, 2007, 10; M. PUELINCKX-COENE, Overzicht van rechtspraak. Giften (1985-1992), TRP 1994, 1697; M. PUELINCKX-COENE, N. GEELHAND en F. BUYSSENS, Overzicht van rechtspraak. Giften (1993-1998), TPR 1999, 843. Zie ook A. VERBEKE, Art. 893 B.W. in M. COENE, W. PINTENS en A. VASTERSAVENDTS (eds.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1992, 49. 70 L. WERMOES, De natuurlijke verbintenis: enkele (discussie)punten toegelicht (noot onder Antwerpen 1 februari 2006), RW 2007-08, 1820. Zie ook J. DABIN, noot onder Luik 3 april 1947, RCJB 1948, 83. 71 H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, VIII/1, Les libéralités, les donations, Brussel, Bruylant, 1962, 499. 14