NVIVO (VERSIE 8) EEN INLEIDING



Vergelijkbare documenten
Kwalitatieve analyse met NVivo

NVivo. Wannes Heirman

DE NETWERKPRINTER INSTALLEREN

20 maart Prof. Dr. Katrien Verleye

WINDOWS-UPDATE MTSO-INFO-EXTRA 5 VAKGROEP MTSO 2001

OPTICAL CHARACTER RECOGNITION (OCR)

INSTALLEREN MET SYMANTEC GHOST

NETWERKVERBINDINGEN MAKEN

SPYWARE VERWIJDEREN MTSO-INFO-EXTRA 8 VAKGROEP MTSO 2001

Met deze module heeft u de mogelijkheid om gemakkelijk, snel en efficiënt uw documenten als naslag in Unit 4 Multivers te koppelen.

Bestanden ordenen in Windows 10

WebQuest / WebKwestie. met Word

Snel aan de slag met BasisOnline en InstapInternet

Website bouwen met frontpage

Microsoft Office 365. Handleiding

Met deze module heeft u de mogelijkheid om gemakkelijk, snel en efficiënt uw documenten als naslag in Unit 4 Multivers te koppelen.

Table of contents 2 / 15

HANDLEIDING VOOR GEBRUIKERS

Inleiding MyUnifiedPost: verschillende inboxen De standaard MyUnifiedPost-inbox van het reisagentschap...4

9. MEMO'S. Handleiding Unit4 Auditor 8.1 Pagina 100 van 260

Windows 8, Windows 8.1, deel II

Handleiding digitaal dossier

TeD Tekst en Design. Basisinformatie voor klein gebruik van het cms Made Simple

Inhoud van de website invoeren met de ContentPublisher

Automatisering voor Financiële Dienstverleners. Werken met Queries en Merge Documenten. For more information visit our website at

I) Wat? II) Google documenten. Deel 2 documenten


Invoegen... 8 Invulpunt... 9 Nieuwe bouwsteen maken... 9 Bouwsteen opslaan Wijze van werken in Outlook Informatie...

Les 2 De basis (deel 1)

Central Station. CS website

Globale kennismaking

Inleiding. - Teksten aanpassen - Afbeeldingen toevoegen en verwijderen - Pagina s toevoegen en verwijderen - Pagina s publiceren

SECRETZIP HANDLEIDING

Handleiding Wordpress

Bijlage Inlezen nieuwe tarieven per verzekeraar

HANDLEIDING INFOGRAPHIC SOFTWARE Versie 2.3 / jan 2014

Bosstraat 50 bus Lummen Tel.: Fax info@bestburo.be 1 van 42

Microsoft Word Kennismaken

HANDLEIDING DMS. Handleiding DMS. Dit document is de handleiding voor het DMS (Document Management Systeem) op drie verschillende niveau s:

Handleiding voor Zotero versie 2.0

EEN PC AANSLUITEN MTSO-INFO-EXTRA 1 VAKGROEP MTSO 2001

Handleiding. HetSchoolvoorbeeld.nl. HetSchoolvoorbeeld 2.1. Websites voor het onderwijs. Websites Social media Mediawijsheid Grafisch ontwerp

Deel 1: PowerPoint Basis

Technische nota AbiFire5 Rapporten maken via ODBC

CMS Template Handleiding

Gebruikershandleiding

Ga naar de site klik op de knop rechtsboven op webmail.

1click updatemodule. Hoe bereiken? U kunt uw CMS eenvoudig bereiken door vlak achter uw domeinnaam /cms te plaatsen. Bv.

MICROSOFT WORD XP WERKEN MET REVISIES

OneDrive voor bedrijven en scholen

OFFICE 365. Start Handleiding Leerlingen

EndNote Web handleiding

SPECIALE VERSIE VOOR LEERKRACHTEN. Inhoud van de website invoeren met de ContentPublisher. 1. Inloggen. 2. Overzicht

Om in te loggen in het CMS (Content Management Systeem) gaat u naar Hier ziet u het inlogscherm:

Algemene basis instructies

Microsoft Outlook beheren

Microsoft Outlook 365

Kennismaking. Versies. Text. Graph: Word Logo voorbeelden verschillende versies. Werkomgeving

Vergelijkingseditor 2007

Beknopte instructies Onedrive

Samen op zoek naar proeven

Handleiding. HetSchoolvoorbeeld.nl. Versie juni Websites voor het onderwijs. Meest recente uitgave: www. hetschoolvoorbeeld.

Module handleiding VivianCMS. Fotoalbum

HTA Software - Klachten Registratie Manager Gebruikershandleiding

Outlook 2010 tips & trucs

Zorgmail handleiding. Inhoud

Na het inloggen met de gegevens die je hebt gekregen, verschijnt het overzichtsscherm zoals hieronder:

Handleiding kasten Extern documentenbeheer

Handleiding MIJN SCIENCE-web (voor de hoofdgebruiker)

Bestanden bewaren met SkyDrive

Handleiding MOBICROSS actie banners

Looproute Microsoft OneNote 2010 versie 1.0. Looproute Microsoft OneNote Inleiding

Website importeren of maken?

Symbol for Windows BlissEditor

EDUscope Dossier Werken met Journalen

Beknopte handleiding Overhoor NL (Efka-soft)

CURSUS. Muzocoach Tijdschrift maken met Publisher Stijn Van Lokeren. Verantwoordelijke docent:

UM - FdGW 1. ontwikkelde handleiding over het gebruik van MS Word voor het werken aan portfolio-websites.

Handleiding GVOP Wordimport 2.0

Handleiding Zarafa Webapp. The Best Open Source & Collaboration Software

Toevoegen en beheren van eigen documenten

Ledenlijsten + etiketten maken

Wiskunde en ICT 1. Met het lettertype wiskunde.ttf kan je onderstaande wiskundige symbolen invoegen.

Handleiding. HB-plus Samenwerken Handleiding voor gebruikers

Microsoft Word 365. Kennismaken AAN DE SLAG MET DIGITALE VAARDIGHEDEN TRAINING: MICROSOFT WORD 365

Inleiding. Instellingen. Agendamodule

Handleiding Sociale kaart. Vlaams Brabant en Hoofdstedelijk Gewest Brussel

1. Introductie tot SPSS

Een document importeren

Legal Eagle Agenda handleiding versie 2.8 december 2007

Probleemstelling: Hoe kan binnen CRMcorner (standaard) sjablonen gekoppeld worden aan bepaalde overzichten en het communicatie centrum.

via de taakbalk en typ Uitvoeren en open de gelijknamige app

Handleiding. Documentbeheer. PlanCare 2. elektronisch cliënten dossier. G2 Paramedici het EPD voor paramedici. Handleiding. Declareren. Versie

Inventus Software. Antum Secured Mail / Message System. Gebruikershandleiding

3. MAAK JE KAART MET GOOGLE MAP

HANDLEIDING CMS (CONTENT MANAGEMENT SYSTEEM)

(Ledenadministratie) Meerdere pastorale eenheden koppelen

Module Scoda. Handleiding oktober Module Scoda - Handleiding Inform BVBA

Transcriptie:

NVIVO (VERSIE 8) EEN INLEIDING MTSO-INFO 53 DIMITRI MORTELMANS MMV. DORIEN VAN LOOY 2009 Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen Contact: Prof. dr. Dimitri Mortelmans (dimitri.mortelmans@ua.ac.be) http://www.ua.ac.be/mtso

MTSO-INFO Documenten in de reeks MTSO-INFO werden geschreven door leden van de vakgroep MTSO (Methoden en Technieken van het Sociaal-Wetenschappelijk Onderzoek) met als doel op een heldere en eenvoudige manier bepaalde thema's van onderzoeksmethoden en computergebruik uit te leggen. De thema s sluiten aan bij analysetechnieken of softwareprogramma s die gebruikt worden aan de Faculteit PSW van de Universiteit Antwerpen. Vermits sommige documenten door andere leden van de Universiteit Antwerpen of daarbuiten nuttig kunnen zijn, worden deze gratis online aangeboden op http://www.ua.ac.be/mtso. Het downloaden en verspreiden van deze documenten is toegestaan mits correcte bronvermelding. WAARSCHUWING: De documenten worden slechts sporadisch bijgewerkt. Dit heeft repercussies voor die documenten die slaan op software. De auteurs hebben niet de bedoeling om bij het uitkomen van nieuwe versies van programma s steeds het hele document te herschrijven. Daarom dient de lezer er rekening mee te houden dat het document steeds slaat op de softwareversie zoals deze bij het uitkomen van het MTSO-INFO document gangbaar was.

NVIVO (VERSIE 8) - EEN INLEIDING Inhoud 1 VOORAF... 4 2 INLEIDING: ALGEMENE CONCEPTEN IN NVIVO... 5 2.1 SOURCES... 5 2.2 NODES... 5 2.3 SETS... 5 2.4 QUERIES... 6 2.5 MODELS... 6 2.6 LINKS... 6 2.7 CLASSIFICATIONS... 6 2.8 HET NVIVO PROJECTBESTAND... 7 3 KENNISMAKEN MET HET PROGRAMMA... 8 3.1 EEN PROJECT OPSTARTEN OF AANMAKEN... 8 3.2 DE NVIVO-WERKOMGEVING... 9 3.3 PROJECTEN OPSLAAN... 11 4 ANALYSEMATERIAAL INVOEGEN EN KLAARMAKEN... 12 4.1 EXTERN ANALYSEMATERIAAL IN NVIVO IMPORTEREN... 12 4.2 EXTERN ANALYSEMATERIAAL KOPPELEN AAN EEN NVIVO-PROJECT... 14 5 WERKEN MET MEMO S... 16 5.1 OVER MEMO S EN ANNOTATIONS... 16 5.2 MEMO S AANMAKEN OF IMPORTEREN... 17 5.2.1 Een nieuwe memo aanmaken of importeren... 17 5.3 MEMO S LINKEN... 17 5.4 ANNOTATIONS SCHRIJVEN... 18 6 CODEREN... 20 6.1 SOORTEN NODES: FREE EN TREE NODES... 20 6.2 DE A PRIORI (DEDUCTIEVE) BENADERING... 21 6.2.1 Free nodes aanmaken... 21 6.2.2 Tree nodes aanmaken... 22 6.2.3 Coderen met een bestaand codeboek... 23 6.3 DE INDUCTIEVE METHODE... 25 6.3.1 Nodes aanmaken en koppelen... 25 6.3.2 Het inductieve codeboek gebruiken... 27 6.4 WERKEN MET CASES EN ATTRIBUTES... 27 6.4.1 Over cases en attributes... 28 MTSO INFO / UA - FPSW

2 6.4.2 Het definiëren van attributes... 28 6.4.3 Het aanmaken en invoeren van cases... 30 6.4.4 Coderen met cases... 31 6.5 CODING STRIPES... 36 7 INFORMATIE OPVRAGEN MET QUERIES... 38 7.1 STAP 1: AL DAN NIET OPSLAAN VAN DE NIEUWE QUERY... 39 7.2 STAP 2: HET AANMAKEN VAN DE QUERY... 40 7.2.1 Een enkelvoudige query definiëren... 41 7.2.2 Een samengestelde query definiëren... 43 7.3 STAP 3: BEPALEN WAT ER MET HET RESULTAAT MOET GEBEUREN... 50 7.4 TOT SLOT: OPSLAAN OF RESULTATEN VRAGEN... 51 8 RAPPORTEREN... 53

3 Het programma NVivo is slechts één van de vele pakketten voor kwalitatieve analyse dat op de markt beschikbaar is. NVivo springt er in dit veelzijdige aanbod op twee manieren duidelijk uit. Enerzijds slaagt NVivo erin het verwerkingsproces van data sneller en efficiënter te laten verlopen door een hele reeks functies, zoals het classificeren en sorteren van data, mogelijk te maken met slechts enkele klikken. Anderzijds onderscheidt NVivo zich van de andere programma s door zijn ver doorgedreven analyse-instrumenten. De uitgebreide zoekfuncties die gedefinieerd kunnen worden in de verschillende soorten queries, vormen de absolute troef van dit programma. Zo kun je bijvoorbeeld met matrices combinaties van verschillende soorten gegevens laten weergeven en op deze manier patronen tussen verschillende groepen ontdekken. Daarnaast is NVivo ook uitermate geschikt voor de analyse van focusgroepgesprekken. Enerzijds omdat het over de functie automatisch coderen beschikt, maar anderzijds ook omwille van de mogelijkheden die het biedt om gecodeerde tekstfragmenten terug in de context te plaatsen. Deze MTSO-Info geeft een basisinleiding in het gebruik van het programma. Het document is opgebouwd rond drie belangrijke pijlers: het importeren van data in NVivo, het coderen van de data en de analyse. We gaan daarbij niet in op theoretische componenten van de kwalitatieve analyse. Binnen het kwalitatief onderzoek zijn immers zeer veel tradities aanwezig die elk een eigen manier van analyseren naar voor schuiven. Nvivo is dermate flexibel dat het een groot aantal analysestrategieën mogelijk maakt. Om die reden concentreren we ons meer op de instrumenten die Nvivo ter beschikking stelt en verwijzen we naar andere bronnen als het op analysemethoden aankomt.

4 1 Vooraf Bij de aanvang van deze MTSO-INFO willen we kort aangeven hoe we in deze tekst omgaan met verwijzingen naar menu s, submenu s, contextmenu s en zo verder. Het is onmogelijk en bovendien onleesbaar om alle stappen in screenshots te laten zien. Daarom opteren we er voor om sommige stappen in verkorte vorm neer te schrijven op zo n manier dat leesbaarheid van de tekst en uitvoerbaarheid in het programma combineerbaar blijven. Verwijzingen naar menu s Bij het gebruiken van menu-opties, moet de gebruiker soms verschillende deelmenu s door, voor hij aan de functie komt die in de tekst beschreven wordt. We vatten deze functie samen door de menu-namen en keuzes in cursief te zetten en te scheiden door een /-teken. Bijvoorbeeld: In Nvivo: In de tekst: Tools / Casebook / Open casebook Contextmenu s Contextmenu s zijn geen menu s die je vindt in de menubalk bovenaan het scherm maar verschijnen als je met de rechtermuisknop klikt op een onderdeel in het programma. Afhankelijk van het element waar je op klikt, wijzigt de inhoud van een contextmenu. Men toont dan alleen de opties waarvan men vermoedt dat je deze nodig hebt op die plaats. De verwijzing naar contextmenu s gebeurt analoog, al vermelden we er wel steeds bij dat het om contextmenu s gaat. Bijvoorbeeld: In Nvivo: In de tekst: Contextmenu New Shape / Rectangle

5 2 Inleiding: Algemene concepten in NVivo We vangen deze inleiding tot Nvivo aan met de centrale concepten die in het programma gehanteerd worden. De volledige reikwijdte van deze concepten zal ten volle doordringen wanneer de gebruiker aan de slag gaat met het programma en stap voor stap de onderdelen leert kennen. Toch lijkt het ons belangrijk om de componenten van het programma apart en vooraan in dit document te overlopen. Zo vindt de lezer steeds een bundeling van de kernelementen terug in deze eerste paragraaf. In de volgende paragrafen worden elk van deze basiselementen behandeld en gekoppeld aan de plaatsen in het programma waar de gebruiker ze kan terugvinden en hanteren. 2.1 Sources Sources is de verzamelnaam voor het analysemateriaal dat je tijdens je studie zelf hebt verzameld of dat je nodig hebt om de kwalitatieve analyse uit te voeren. Met sources wordt in de eerste plaats verwezen naar analysemateriaal dat in vele kwalitatieve studies gebruikt komt: interviewtranscripts, veldnota s, memo s. Daarnaast kan het programma echter ook beeldmateriaal (foto s en video s), websites of audiomateriaal importeren. Meer informatie over het werken met documenten is terug te vinden in paragraaf 4.1. 2.2 Nodes Nodes zijn in de kwalitatieve methodologie beter gekend als codes. De reden waarom Nvivo niet van codes spreekt, is omdat men in de opbouw van het programma een Node ruimer ziet dan een code. De Node is in Nvivo een plaats waar informatie samenkomt. De Node is als het ware te vergelijken met een container waar je verschillende informatie-eenheden in samenbrengt. Een code voldoet aan deze definitie en is dus steeds een vorm van Node. Maar Nvivo onderscheidt naast codes ook nog relaties tussen concepten of cases als knooppunten van informatie. Dat maakt dat Nvivo in totaal vijf typen Node onderscheidt: free nodes, tree nodes, cases, relationships en matrices. Meer informatie over het werken met Nodes is terug te vinden in paragraaf 6. 2.3 Sets Een Set is een groepering van een aantal projectitems die met elkaar in verband staan. Het stelt de gebruiker in staat om elementen in een project die heel verspreid staan in verschillende categorieën, samen te brengen op één plek. Op die manier kan de gebruiker in grotere projecten overzicht houden. De inhoud van

6 een Set kan zeer breed zijn naar inhoud maar kan ook heel veel soorten elementen uit een project (bv. documenten, queries en nodes) samenbrengen. 2.4 Queries Queries stellen de onderzoeker in staat om de data uitgebreid te bevragen om op die manier patronen te ontdekken. Queries kunnen opgeslagen worden zodat ze opnieuw toegepast kunnen worden op hernieuwde data. De resultaten van queries kunnen opgeslagen worden in nodes. Nvivo heeft een sterk uitgebouwde reeks zoekfuncties. In totaal worden zes verschillende soorten queries onderscheiden: Text Search Query, Coding Query, Compound Query, Matrix Coding Query, Coding Comparison Query en Word Frequency Queries. Meer informatie over het werken met Queries is terug te vinden in paragraaf 7. 2.5 Models Models komen in een meer gevorderd stadium van de analyse aan bod. Wanneer de onderzoeker de data gecodeerd heeft en zicht krijgt op de patronen die er in aanwezig zijn, werkt hij langzaam toe naar een conceptueel model. Modellen kunnen in dat stadium handig zijn om ideeën en verbanden visueel weer te geven. Het Models-instrument in Nvivo is een grafische toepassing die het mogelijk maakt om stap voor stap elementen in een onderzoeksproject te koppelen zodat een theoretisch model naar voor komt. 2.6 Links Met Sets kan je orde in je project aanbrengen door elementen te groeperen op één plaats. Links hebben een gelijkaardige functie maar proberen orde te brengen door elementen die samen horen aan elkaar te koppelen door internetachtige koppelingen te leggen tussen projectonderdelen. Een eerste soort links zijn Memo Links. Deze moeten een memo linken aan een document waarmee de memo verband houdt. Het tweede type, de See Also Links, geven eerder inhoudelijke verbanden weer tussen verschillende aspecten van de data. Ten slotte zijn er Annotations die kleine kantlijnaantekeningen bevat. 2.7 Classifications Classifications hebben betrekking op het geven van kenmerken aan subelementen in een project. Enerzijds maakt Nivo het mogelijk om cases te definiëren. Daarmee wordt bijvoorbeeld verwezen naar geïnterviewden of deelnemers in een focusgroep. Van die respondenten kan je in Nvivo zogenaamde Attributes

7 definiëren die de kenmerken van de Cases bevatten (bv. socio-demografische kenmerken van respondenten). Daarnaast onderscheidt Nvivo een tweede type Classification die toelaat relaties ( Relationships ) aan te brengen tussen projectonderdelen. Meer informatie over het werken met Classifications is terug te vinden in paragraaf 6.4. 2.8 Het Nvivo projectbestand Het bestand waarin alle data en analyses van een bepaald onderzoeksproject vervat zitten wordt de Project File genoemd. Binnen de Project File zijn er folders en submappen. In deze handleiding wordt de benaming Folders gebruikt voor de onderdelen in het navigatievenster en Mappen voor de onderdelen in de virtuele verkenner (zie verder). Op deze manier wordt het onderscheid duidelijk. Anderzijds zijn er binnen een projectfile ook projectitems die de elementen van het project zelf bevatten. Een voorbeeld kan dit duidelijk maken. Nvivo kent als basistoepassing Sources (zie hierboven). Daarin groepeert Nvivo alles wat met primair analysemateriaal te maken heeft. Die toepassing omschrijven we als de folder Sources. In die toepassing maakt Nvivo standaard het onderscheid tussen Internals en Externals. Internals zijn geïmporteerde documenten in het project zelf. Externals zijn documenten die nuttig zijn maar extern blijven aan het project (zie voor meer details 4.1). Dat standaardonderscheid wordt in Nvivo duidelijk gemaakt doordat het programma twee standaard-mappen voorziet met de naam Internals en Externals. De gebruiker kan zelf het aantal mappen onder de folder Sources uitbreiden. Wanneer de gebruiker bv. interviewtranscripts heeft en deze importeert in de map Internals, dan worden deze interviews elk een projectitem. Het zijn immers de eigen documenten van de onderzoeker die in een specifieke Nvivo-map geplaatst worden. Meer informatie over het werken met Folders, Mappen en Items is terug te vinden in paragraaf 3.2.

8 3 Kennismaken met het programma De eerste stap in het kennismaken met een nieuw programma is het leren kennen van de gebruikersinterface. Bij Nvivo verloopt deze kennismaking in twee stappen. Het programma toont de normale interface pas zodra de gebruiker een bestaand project opent of een nieuw project aanmaakt. Dat openen en aanmaken van projecten behandelen we in paragraaf 3.1. Vervolgens gaan we in op de eigenlijke werkomgeving van Nvivo (zie 3.2). 3.1 Een project opstarten of aanmaken Een project omvat alle onderzoeksgegevens die je invoert in NVivo en alle nieuwe data en analyses die daar bovenop worden aangemaakt. Een project bevat met andere woorden alle projectitems die nodig zijn om een kwalitatieve analyse uit te voeren. Elk Nvivoproject wordt opgeslagen als een bestand met de extensie.nvp. Als je het programma NVivo opent verschijnt volgend venster: Op het scherm toont Nvivo alle recent geopende projecten (My recent projects). Om één van deze projecten te openen, volstaat het om het project aan te klikken. Om een nieuw project aan te maken, wordt onderaan het scherm een knop New Project aangeboden. Je krijgt dan een venster waarin je de naam en eventueel een beschrijving van je project kunt invoeren. Je moet er ook bepalen waar je het project wilt opslaan. Na het bevestigen, opent de NVivo-werkomgeving.

9 3.2 De NVivo-werkomgeving De gebruikersinterface van Nvivo is in sterke mate geïnspireerd op die van Microsoft Outlook. Dat heeft het voordeel dat wie kan werken met Outlook, ook heel snel de weg terugvindt in Nvivo. In feite werk je in Nvivo steeds in een kloksgewijze cirkelbeweging die start linksbeneden in het scherm. 2 3 1 4 Links beneden vinden we de Folders (nr 1). Dat zijn de hoofdelementen in een Nvivo-project. Deze werden eerder al besproken in paragraaf 2. Je kan deze Folders vergelijken met de hoofdtoepassingen in Outlook: e-mail, agenda, notities, enz. Bij Nvivo gaat het dan om Sources, Nodes, Sets, enzovoort. Als je één van de Folders aanklikt, krijg je erboven de interne mappen (nr 2) te zien die Nvivo standaard aanmaakt bij een nieuw project. Zo horen bij de Folder Sources drie interne mappen: Internals, Externals en Memos. De vierde map (Search Folders) is onafhankelijk van de toepassing waar je mee bezig bent en komt in meerdere Folders terug. Als je een bepaalde map aanklikt, toont het programma de inhoud van de map. In elke map zitten een of meerdere project-items (nr 3) naargelang de gebruiker die hier heeft aangemaakt. Als de gebruiker bijvoorbeeld interviewtranscripts heeft ingeladen in de map Internals (zie verder bij 4.1), dan worden die hier getoond. Je kan dit venster vergelijken met de Inbox in Outlook waar dan al je e- mailberichten opgesomd staan.

10 Het laatste venster tot slot (nr 4 rechtsbeneden) wordt enkel geopend als er projectitems zijn die je geopend hebt (door er op te dubbelklikken). Als je bijvoorbeeld een interviewtranscript opent, zal de tekst van het interview hier zichtbaar worden. Je kan dit venster in Outlook vergelijken met het voorbeeldvenster waar Outlook ook een stuk van een e-mailbericht toont. Binnen Nvivo krijgen deze vier vensters een eigen naam: 2. Virtuele verkenner 3. List View venster 1. Navigatie venster 4. Detail view venster Als je wil, kan je het Detail View -venster als een apart venster op je scherm gebruiken en niet als vastzittend venster rechtsbeneden. Dit doe je door het Detail View -venster te openen en in het menu Window te kiezen voor Undock All. Je kunt ook de positie van de vensters reorganiseren. Dit kan handig zijn bij het coderen. Kies View / Detail View en dan Right. Nu wordt het Detail View -venster rechts in plaats van onder het List View -venster weergegeven.

11 De knop NEW verdient een aparte vermelding. Ook al gaan we verder nog uitgebreid in op deze knop, we willen hem hier toch even al onder de aandacht brengen. Linksboven in wat Nvivo de Main Toolbar noemt, staat een knop met het woord New. Deze knop wordt zeer frequent gebruikt in Nvivo om nieuwe project-items aan te maken. De opties onder de knop passen zich ook aan. Afhankelijk van de folder die de onderzoeker kiest, zullen andere opties aangeboden worden om nieuwe items aan te maken. In de Folder Sources, zullen dat documenten zijn, in de folder Queries zullen dat alle soorten queries (zoekopdrachten) zijn die Nvivo kan aanmaken. De specifieke foldergebonden set opties komt steeds eerst. Nadien volgt nog een reeks algemene keuzes die betrekking hebben op nieuwe items die niet in deze folder thuis horen. Beide worden gescheiden door een lijn in het keuzemenu. 3.3 Projecten opslaan Vermits alle informatie van een project (behalve de interne en externe documenten) in één nvp-bestand zitten, hoeft ook enkel dat bestand opgeslagen te worden om je project te bewaren. Alle Project Items worden in één keer mee opgeslagen. NVivo voorziet in een functie om de onderzoeker er aan te herinneren het project regelmatig op te slaan. Indien je immers al een hele tijd aan het coderen of analyseren bent zou het zonde zijn dat deze informatie allemaal verloren ging. In het menu Tools/Options kun je de tijdspanne tussen twee herinneringen instellen (kijk onder het tabblad Notifications ). Deze tijd staat standaard ingesteld op 15 minuten. Het project wordt opgeslagen door bovenaan op het icoontje te klikken of via het menu te gaan: File/Save Project. Ook de sneltoets CTRL+S bewaart het project.

12 4 Analysemateriaal invoegen en klaarmaken De eerste stap in een kwalitatieve analyse is het invoegen van het analysemateriaal. Een nieuw project dat aangemaakt wordt, bevat wel een aantal standaardmappen maar in die mappen zit geen materiaal om op te werken. De onderzoeker moet dus interviewtranscripts, foto s, beeldmateriaal en dergelijke klaar hebben staan op de harde schijf zodat hij aan zijn analyse kan beginnen. De data die in een Nvivo-project kunnen ingevoegd worden, kunnen van heel uiteenlopende aard zijn. Zo kunnen de oorspronkelijke/primaire documenten van het onderzoek (interviewtranscripts, notities gemaakt tijdens het interviewen, veldnota s, demografische kenmerken, ) in een project geplaatst worden. Daarnaast kan de onderzoeker ook materiaal linken, zonder het in het project zelf te plaatsen. Dat kunnen bijvoorbeeld websites zijn met nuttige informatie of PDFdocumenten met wetenschappelijke literatuur. Ook memo s kunnen extern aan het programma geschreven worden en vervolgens in Nvivo geïmporteerd worden. In wat volgt wordt de concrete procedure voor het invoegen van documenten in het project stapsgewijs besproken. 4.1 Extern analysemateriaal in Nvivo importeren Indien we schriftelijke documenten willen toevoegen die ontwikkeld werden in andere programma s dan NVivo (bijvoorbeeld in Word, Wordpad, ) dan moeten deze oorspronkelijke bestanden opgeslagen zijn in één van de volgende formaten: text (.txt), rich text format (.rtf), portable document format (.pdf) of Worddocument (.doc,.docx). Om de verwerking van de data vlot te laten verlopen, loont het de moeite om reeds bij het opstellen van de oorspronkelijke documenten in Word na te denken over de opmaakstijl die je gaat gebruiken. Onder opmaakstijl wordt een geheel van tekstkenmerken (vet, cursief, onderstreept, ) verstaan dat kan worden toegewezen aan een heel tekstfragment in één keer. Als je bijvoorbeeld Kop 1 selecteert dan wordt er (onder andere) een welbepaalde tekengrootte en lettertype toegepast en worden bepaalde gedefinieerde regels toegepast op alinea s en op opsommingen en nummeringen. De gebruikte opmaakstijlen kunnen van belang zijn wanneer je later automatisch wil coderen (bijvoorbeeld bij focusgroeptranscripts, zeer gestructureerde documenten of semi-gestructureerde interviews). Het voordeel van het werken met Worddocumenten is dat de opmaakstijl (vet, cursief, onderstrepen, ) onder bepaalde voorwaarden in NVivo behouden kan worden. De voorwaarden die hierbij gelden is dat de opmaakstijlen in Word dezelfde benaming moeten hebben als diegene in NVivo. Voor wat betreft de soorten opmaakstijlen blijft het wel interessant om allereerst te verifiëren welke opmaakstijlen zowel in Word als in NVivo gebruikt kunnen worden. Wanneer NVivo de opmaakstijl van het Worddocument niet herkent, dan zal het document in de standaardstijl ingevoerd worden. Vele kenmerken van de opmaakstijl (vet, cursief, onderstreept, ) zullen in dit geval niet behouden worden. Verder herkent NVivo

13 geen voetnoten, paginanummers en gesofisticeerde tabellen. Het feit dat de stijl van Worddocumenten behouden kan worden indien dezelfde benamingen van de opmaakstijlen bestaan in NVivo, maakt dat Worddocumenten interessanter zijn dan bijvoorbeeld Wordpad-documenten. Bij deze laatste kunnen opmaakstijlen hoe dan ook niet behouden worden. Afgezien daarvan, kan elk document nog bewerkt worden nadat het ingevoerd is. Om documenten aan de map Internals of de nieuwe mappen toe te voegen, klik je eerst de map aan waar je interviews in terecht moeten komen. Vervolgens kies je voor Project/Import internals. 1 Het volgende venster verschijnt. Gebruik de knop Browse om op je harde schrijf de in te voeren documenten op te zoeken. Het handigst is om je documenten op te slaan in dezelfde folder als waar je nvp-project opgeslagen is. Zo blijven de data en het project samen. De ingevoerde documenten verschijnen dan in het List View -venster. Je kan ten allen tijde de documenten lezen door erop te dubbelklikken. De tekst (of het beeld) wordt dan zichtbaar in het Detail View -venster. Indien je meerdere documenten opent, kun je via de tabbladen bovenaan het Detail view -venster springen tussen de verschillende documenten. 1 Let er wel op dat je dit alles doet binnen de folder Sources. Indien je één van de andere folders aanklikt in het navigatievenster veranderen de menubalken van inhoud.

14 Dubbelklikken om in het Detail View -venster te openen 4.2 Extern analysemateriaal koppelen aan een Nvivo-project Daar waar primaire documenten als interne documenten (Internals) beschouwd worden, bestaan er ook externe documenten in een Nvivo-project (de zogenaamde Externals). Externe bronnen zijn alle documenten die je niet rechtstreeks in NVivo kunt of wil importeren. Dat zijn bijvoorbeeld websites, boeken, geschreven referenties, krantenartikels en dergelijke. Toch kan het onderzoeksproject er voordeel uit halen om ook deze informatie toe te voegen zodat ze in het project snel consulteerbaar is. Externe documenten worden in de folder Sources verzameld onder de map Externals. De werkwijze is analoog aan het maken van nieuwe interne documenten. Om een nieuw extern item toe te voegen, klik je allereerst de map Externals aan in de Virtuele verkenner. Vervolgens klik je op de knop New en kies je in het dropdownmenu voor External in this folder. In het eerste tabblad General geef je de naam en desgewenst een beschrijving van het externe document in. In het tabblad External moeten een aantal specifieke kenmerken van het externe document ingegeven worden:

15 In het veld Type moet het type van de external komen. Je hebt de keuze tussen drie opties. - File link: hier is de external een bestand dat geopend kan worden op je harde schijf. Als dit type kiest, selecteer je in het tweede veld File Path via de Browse -knop het gewenste bestand. Je kunt dit bestand later dan opvragen door in het List View -venster het externe document aan te klikken met de rechter muisknop en voor Open external File te kiezen. - Web link: als je een enkel een internetadres hebt. Indien je deze optie aanklikt, vraagt Nvivo in het volgende vak om de URL van de webpagina op te geven waarnaar de external moet verwijzen. - Others: Dit omvat alle andere mogelijke types van externals zoals krantenartikels, boeken, geschreven tekstmateriaal dat niet ingevoerd is in de computer enzovoort. Indien je hebt gekozen voor de optie Others geef je in het veld Location description de plaats aan waar je dit document kunt vinden (vb. op je bureau, in kaft met nummer). In het veld Contents kan je dan definiëren om welk soort document het gaat (vb. tekst). Indien je onder Contents kiest voor bijvoorbeeld Printed document dan kun je in het veld Unit nog verder aangeven of je bepaalde pagina s, paragrafen, hoofdstukken enzovoort wilt opnemen in de verwijzing naar het externe document. Afhankelijk van wat je onder Units hebt aangeduid, kun je verder nog het start- en eindpaginanummer of de paragrafen ingeven.

16 5 Werken met memo s Memo s zijn persoonlijke instrumenten die de kwalitatieve onderzoeker doorgaans voor zichzelf gebruikt en in teamonderzoek ook voor de collega-onderzoekers. Omdat ideeën op elk moment tijdens het kwalitatieve analyseproces ontstaan is het belangrijk om ze te noteren op het moment dat ze ontstaan. Het idee achter de memo is dat de onderzoeker veelvuldig bezig is met zijn materiaal en dat onvermijdelijk ideeën door zijn hoofd schieten. Het zijn vaak niet meer dan gedachteflitsen die passeren en even snel verdwijnen als opkomen. Het idee achter de memo is dat die flitsen belangrijk zijn en niet verloren mogen gaan. Het zijn aanzetten tot de ontwikkeling van de theorie uit de data. De stelregel is dat memo s schrijven een absolute prioriteit krijgt boven alle andere onderzoekswerk. Als een idee je te binnen schiet, laat je alles vallen en zet je het idee in een memo. Deze stelregel vertrekt vanuit de premisse dat de analyse niet per se hoeft te komen wanneer de onderzoeker denkt dat hij aan het analyseren is. Waardevolle ideeën worden bijvoorbeeld gevormd tijdens het coderen en mogen in die fase niet vergeten worden. 5.1 Over Memo s en Annotations Omwille van de belangrijke rol die memo s toebedeeld krijgen in het analyseproces, voorziet ook Nvivo in hulpmiddelen om belangrijke ideeën tijdens het analyseproces bij te houden en te registreren. In essentie voorziet Nvivo in twee instrumenten om memo s bij te houden, al benoemt het programma slechts één van beide met de term memo. Naast memo s kent Nvivo ook Annotations, die in essentie dezelfde functie vervullen als een memo maar op specifieke plaatsen in het programma gebruikt worden en daarom een andere naam krijgen. Een Nvivo -memo is een korte of langere tekst die gelinkt wordt aan een bepaald document. Indien je een memo opmaakt is het immers handig om aan te duiden bij welk document die welbepaalde opmerking nu precies hoort. Anderzijds kan het ook zijn dat je een memo schrijft die niets te maken heeft met een specifiek document, maar bijvoorbeeld betrekking heeft op het onderzoek als geheel. In dit geval is het best om het aanmaken van de memo en het (eventueel) linken van de memo aan een bepaald document in aparte stappen uit te voeren. Naast de memo, kent Nvivo ook zogenaamde Annotations. In Nvivo krijgen deze de functie van kleine krabbeltjes in de kantlijn van een document. Wanneer de onderzoeker bijvoorbeeld aan het coderen is, kan hij bij bepaalde tekstpassage nota s nemen in de kantlijn van een document. In essentie is dat een memo maar Nvivo biedt de onderzoeker hiervoor een aparte functie, de Annotation, aan. Wanneer de onderzoeker dit wil, kan hij echter ook een memo aanmaken en gebruiken bij een tekstpassage. Omgekeerd is dat niet mogelijk omdat een Annotation altijd vasthangt aan een tekstonderdeel en nooit apart aangemaakt kan worden. In wat volgt bekijken we eerst de manier om in Nvivo een memo aan te maken, te importeren en te linken. Daarna bespreken we het annotatie-gereedschap.

17 5.2 Memo s aanmaken of importeren In principe bestaat het ontwikkelen van een memo uit twee stappen: het aanmaken van de nieuwe memo en het linken van de memo aan een document. Deze werkwijze maakt onmiddellijk duidelijk dat de onderzoeker steeds de keuze heeft om losstaande memo s te maken die in het project opgeslagen worden. Deze manier laat de onderzoeker toe om memo s te creëren die niet gelinkt worden aan een document. Het kan immers zijn dat een memo ideeën en nota s bevat die niet meteen aan een specifiek document te linken zijn, maar betrekking hebben op het hele onderzoeksproject. Vaak gaat het hier dan over opmerkingen over het onderzoek in het algemeen. Vele onderzoekers kunnen hier bijvoorbeeld hun theoretische inzichten in kwijt. 5.2.1 Een nieuwe memo aanmaken of importeren Om een nieuwe memo aan te maken ga je in het navigatievenster naar de folder Sources en klik je Memo s aan. In de knoppenbalk kan je dan via New/Memo in This Folder een nieuwe memo aanmaken. In het Detail view -venster verschijnt dan een leeg document waarin je de memo kunt typen. Indien je de inhoud van de memo later terug wilt bekijken ga je via de map internals naar de submap memo s. De memo die je wilt herbekijken dien je dubbel aan te klikken. De memo is nu aangemaakt en kan in niet-gelinkte vorm in het project opgeslagen worden. In een tweede stap kan je echter ook memo s linken aan een document of ander project item. Indien je buiten Nvivo al enkele interessante theoretische inzichten of nuttige nota s neergeschreven hebt in een ander tekstverwerkingsprogramma (vb. Word), dan kan het handig zijn om deze als memo in te voeren in NVivo. Het importeren van memo s in NVivo gebeurt op een gelijkaardige manier dan het importeren van primaire documenten. Om een memo te importeren ga je in het navigatievenster naar de folder Sources en klik je op de map Memo s. Ga vervolgens naar Project/Import Memo s en je krijgt een scherm dat analoog is aan het importeren van primaire documenten waarbij nagenoeg dezelfde opties gekozen kunnen worden (zie 4.1). 5.3 Memo s linken Zoals gezegd kunnen memo s onafhankelijk van andere project-items opgeslagen blijven. Maar ze kunnen ook gelinkt worden met documenten die al in het project aanwezig zijn. De handigste weg hiertoe is om via internals het document waarmee je memo wil linken in het Detail View-venster te openen. In het menu Links dat dan verschijnt, selecteer je Memo Link/Link to existing memo. Op dit commando verschijnt een venster met een overzicht van alle aangemaakte memo s. Hierin kan je enkel de memo s selecteren die nog niet gelinkt zijn. Een memo die al gelinkt is aan een document kan dus niet nogmaals aan een ander document gelinkt worden. Tevens kan elk document slechts gelinkt worden aan

18 één memo. Via de folder Links kan je dan een overzicht opvragen van alle Memo Links. 5.4 Annotations schrijven Zoals eerder gezegd onderscheidt een Annotation in Nvivo zich van een memo doordat ze verwijzen naar een bepaald tekstdeel van een document of een node. Memo s dien je te gebruiken indien je opmerkingen wilt schrijven bij een document of node 2 als geheel. Naast primaire documenten, externe documenten en memo s bevatten annotations dus ook bruikbare informatie voor de verwerking en analyse van de data. Deze aantekeningen kunnen op elk moment tijdens het onderzoeksproces aangemaakt worden. In tegenstelling tot memo s kan de inhoud van aantekeningen niet gecodeerd worden. Om aantekeningen te maken bij een bepaald tekstdeel open je allereerst het document of de node waarbij je een aantekening wilt schrijven. In het Detail View -venster selecteer je het gedeelte van de tekst waarbij je de aantekening wil schrijven. Vervolgens ga je naar Links/Annotation/New Annotation. Indien je wil, kan je na het selecteren van de tekst ook op de knop drukken in de Links werkbalk. Er verschijnt in NVivo een extra venster om aantekeningen in te typen. Tekstgedeelte waarbij de aantekening geschreven wordt 2 Om een onderscheid te maken tussen memo s en annotations wordt doorgaans deze regel gebruikt, al kun je in principe perfect een memo aanmaken bij een bepaald tekstdeel.

19 Tabblad waarin de Annotation geschreven wordt In het Annotations -tabblad kun je de aantekening typen. Om naar een volgende regel te gaan, druk je op CTRL + Enter. Het tekstgedeelte waarbij de aantekening geschreven werd, wordt in het Detail View -venster aangeduid in een aparte kleur. Indien je in één bepaald document of node verschillende aantekeningen maakt, dan worden deze aantekeningen genummerd. Om een overzicht te krijgen van de gemaakte aantekeningen ga je in het navigatievenster naar de folder Links. Naast de mappen Memo Links en See Also Links vind je daar ook de map Annotations. Indien je deze map aanklikt, krijg je een overzicht van de gemaakte aantekeningen.

20 6 Coderen Het coderen van de informatie is de belangrijkste stap in het uitvoeren van een kwalitatief onderzoek. Enkel indien het analysemateriaal goed gecodeerd werd, kan de onderzoeker tot betrouwbare resultaten komen in zijn latere analyse van de resultaten. Coderen wil zeggen dat de onderzoeker alle informatie die iets zegt over eenzelfde onderwerp labelt en op die manier samenbrengt. Wanneer de geïnterviewden een goede relatie bijvoorbeeld beschrijven met de termen eerlijkheid, betrouwbaarheid, dan kan je deze informatie coderen onder de algemene noemer van vertrouwen. Hoewel de geïnterviewden een goede relatie dus met andere termen omschrijven, zeggen ze in se toch hetzelfde, met name dat een goede relatie gebaseerd moet zijn op vertrouwen. Enkel door de informatie uit het interview op een gelijkaardige manier te labelen, kunnen later meer complexe analyses uitgevoerd worden. Coderen is bijgevolg de primaire bouwsteen van een goede analyse. In het Nvivo-jargon wordt het concept vertrouwen, dat de gemeenschappelijke factor achter de antwoorden van de geïnterviewden weerspiegelt, een node genoemd. Je codeert informatie dus op een welbepaalde node ( to code at a node ). De reden waarom in Nvivo Node en niet gewoon Code gebruikt wordt, is omdat Codes gelinkt worden aan labels die uit basismateriaal voortkomen. In Nvivo kan die informatie van overal komen en bovendien ook op een abstracter niveau gesitueerd worden. Bovenop de codes die de onderzoeker maakt, kunnen dan meer abstracte codes komen die samen weer meer abstracte concepten vormen. Al deze theoretische bouwstenen waar informatie gebundeld wordt, worden door Nvivo als een Node beschouwd. NVivo biedt drie manieren aan om te coderen. Afhankelijk van de aard van de te coderen informatie bepalen de onderzoekers zelf de beste manier. Een eerste manier veronderstelt dat de nodes eerst aangemaakt worden en pas in een volgende fase gebruikt worden om te coderen. Dat noemen we de a-prioribenadering. Het is echter ook perfect mogelijk dat de nodes pas gecreëerd worden tijdens het coderen zelf. Dat is de werkwijze die bijvoorbeeld gevolgd wordt in de Grounded Theory. Deze werkwijze zullen we verderop omschrijven als de inductieve benadering. Vanzelfsprekend sluit de eerste manier, de tweede niet uit. Ook als je op voorhand al een lijst met nodes hebt aangemaakt kun je tijdens het coderen nog nieuwe nodes toevoegen. Een derde manier die in Nvivo aanwezig is, is de mogelijkheid om een document automatisch te coderen ( autocoding ). In die benadering wordt een document met een voorgestructureerde vorm, helemaal automatisch door Nvivo behandeld en gecodeerd. Deze methode komt verder niet aan bod in deze handleiding. 6.1 Soorten Nodes: free en tree nodes Bij het coderen heeft de onderzoeker de keuze tussen verschillende soorten nodes. Afhankelijk van het soort informatie dat de onderzoeker wil verzamelen in

21 een node, biedt NVivo verschillende types aan. De meer gesofisticeerde nodes zoals Cases, Relationships en Matrices bewijzen hun nut in het beantwoorden van zeer complexe onderzoeksvragen. De basisinstrumenten zijn de Free en de Tree Nodes. Free nodes zijn algemene concepten die (nog) niet rechtstreeks in verband staan met andere nodes aanwezig in NVivo. In tegenstelling tot Tree nodes worden Free Nodes dus niet in een hiërarchische structuur geplaatst. Free Nodes worden vaak gebruikt bij de inductieve manier van coderen omdat de onderzoeker vooraf geen structuur wil opleggen aan de data. Tree nodes daarentegen zijn hiërarchisch georganiseerd. Zo kan je bijvoorbeeld de verschillende percepties die de respondenten hebben van een goede relatie in een hiërarchische structuur gieten. De hoofdcategorie goede relatie wordt in NVivo de Parent node genoemd. De meer specifieke categorieën worden dan de Child nodes genoemd. Het hiërarchisch structureren van Nodes is een werkwijze die vaak in de a-priori-benadering gebruikt wordt omdat daar vaak vertrokken wordt van een gestructureerd codeboek. 6.2 De a priori (deductieve) benadering De a-priori-benadering vertrekt van een codeboek dat door de onderzoeker wordt opgesteld, op basis van een literatuurstudie of voorgaand onderzoek. Het voordeel van een vooraf aangemaakt codeboek is dat de onderzoeker consequent hetzelfde codeboek op al het materiaal kan toepassen. Deze werkwijze wordt veelvuldig gebruikt bij inhoudsanalyses. Hoewel vooraf aangemaakte codeboeken vaak hiërarchisch geordend zijn, is dit geen noodzaak. De onderzoeker kan zijn codeboek dan ook aanmaken met behulp van Free nodes. 6.2.1 Free nodes aanmaken Om Free nodes aan te maken, ga je allereerst naar de folder Nodes in het navigatievenster. Daarna klik je op de map Free nodes in de Virtuele verkenner. De Free nodes die al aangemaakt zijn verschijnen in het List View -venster. Om een nieuwe Free node aan te maken, klik je op New/Free Node in this folder.

22 Het volgende venster verschijnt: Allereerst geef je een naam aan de nieuwe Free node. Desgewenst kan je ook een beschrijving toevoegen. In het Nickname -veld kan je een korte beschrijving van de nieuwe Free node invullen. Dit zorgt ervoor dat je sneller en efficiënter kunt coderen op deze node. Let er wel voor op dat elke nickname in NVivo uniek moet zijn, willen deze nicknames bruikbaar zijn. De nieuw aangemaakte Free node wordt in het List View -venster toegevoegd aan de reeds bestaande Free nodes. 6.2.2 Tree nodes aanmaken Het aanmaken van Tree nodes gebeurt op een sterk gelijkaardige manier als het aanmaken van Free nodes. Je gaat via de folder Nodes naar de map Tree nodes. De reeds aangemaakte Tree nodes worden zichtbaar in het List View -venster. Om een nieuwe Tree node aan te maken klik je op New/Tree Node in this folder. Het venster dat verschijnt is helemaal analoog aan dat van de Free Nodes. Opnieuw geef je de naam en eventueel een beschrijving en een nickname in. Het opbouwen van een hiërarchisch codeboek gebeurt van boven naar beneden. Dat wil zeggen dat je eerst de Nodes aanmaakt op het hoogste niveau (de zogenaamde Parent Nodes) en vervolgens naar beneden werkt (in één of meerdere niveaus van Child Nodes). Om binnen een Parent node, Child nodes aan te maken, klik je in het List View -venster eenmaal op de desbetreffende Parent node. Daarna kan je opnieuw via de knop New/Tree node in this folder de nieuwe Child node aanmaken. Je herhaalt deze procedure voor elke Child node die je wilt aanmaken. Als je nog een niveau lager wil gaan, selecteer je een Child Node en maak je binnen die Child node op dezelfde manier nieuwe child nodes aan. In het onderstaande venster wordt een voorbeeld gegeven van een aangemaakte Parent node met zijn Child nodes zoals die afgebeeld worden in het List View - venster.

23 6.2.3 Coderen met een bestaand codeboek De eerste vraag die zich stelt bij de start van het codeerproces is welke informatie je kunt coderen én op welke nodes gecodeerd kan worden. De onderzoeker kan informatie coderen die aanwezig is in memo s, primaire documenten, externe documenten en nodes 3. Het coderen op basis van bestaande nodes gebeurt in drie stappen: (1) selecteren van het tekstfragment dat gecodeerd moet worden (2) selecteren van de node(s) waarop je dit tekstfragment wil coderen (3) het leggen van een link tussen het geselecteerde tekstfragment en de geselecteerde node(s). STAP 1: Het tekstfragment selecteren Stap 1 bestaat uit het selecteren van het tekstfragment dat je wilt coderen. Daarvoor moet eerst het document dat je wil coderen in het List View -venster geopend zijn zodat de inhoud ervan zichtbaar wordt in het Detail View -venster 4. Eens dat gebeurd is, blader je door het document en selecteer je in het Detail View -venster het tekstfragment dat je wilt coderen. STAP 2: De te coderen node(s) selecteren Eens het juiste tekstfragment geselecteerd is kan dit fragment gecodeerd worden met één of meerdere nodes. Het is een misverstand te denken dat één tekstfragment slechts één node zou mogen bevatten. Vaak wordt als tekstfragment een alinea gekozen. Het is duidelijk dat in één alinea vaak meerdere ideeën zitten die bij de analyse nuttig gebruikt kunnen worden. Alle nodes die deze ideeën omvatten, worden dan allemaal aan dat ene tekstfragment gehecht. Een van de zaken waar een onderzoeker in de latere analyses naar op zoek gaat, is juist het samen voorkomen van bepaalde nodes in fragmenten. 3 4 Als er al gecodeerd is op nodes kan je de informatie die gecodeerd is op de node altijd nog verder coderen. Naarmate je vordert in een onderzoek ga je immers meer abstracte concepten en nieuwe verbanden herkennen. Misschien is het handig om in deze fase van het onderzoeksproces de lay-out van je werkomgeving te wijzigen zodat het List View -venster links en het Detail View-venster rechts kom te staan. Dit doe je via het menu View en vervolgens de keuze Detail View en Right. De lay-out die je nu ziet maakt dat het coderen gemakkelijker kan verlopen.

24 Het handigste instrument om te coderen is de Coding-werkbalk. Weergave naam van de node of aantal geselecteerde nodes Locatie (1) (2)(3)(4) (5)(6) Selecteer naam of nickname Selecteer node -knop Selecteer locatie -knop (1) Code (2) Uncode (3) Code In Vivo (4) Spread Coding to (5) Auto code (6) Range code Allereerst dien je in het eerste drop-downmenu ( Code At -menu) te selecteren of je gaat coderen op basis van de naam van de node of op basis van de nickname. Indien je nickname selecteert kun je in het tweede drop-downmenu via het pijltje de lijst van nicknames opvragen. Je moet dan gewoon de gewenste nickname selecteren. Indien je Name kiest, zul je in de meeste gevallen gebruik moeten maken van de Selecteer node -knop omdat het menu in het tweede venster enkel de meest recent gebruikte nodes weergeeft. Indien je de naam van een node met zekerheid weet, kan je er ook voor opteren deze gewoon in dit tweede menu in te typen. Als je via de Selecteer node -knop ( ) de node gaat opzoeken, kom je terecht in het Select Project Items -venster. Dit venster ziet er als volgt uit:

25 Het venster is opgesplitst in een linker en een rechter gedeelte. Het rechtergedeelte geeft een overzicht van alle aangemaakte nodes. Deze zitten gesorteerd in de mappen links (Free nodes, Tree nodes, ). Zoals gezegd, kan een welbepaald tekstfragment gecodeerd worden op meerdere nodes. In dit venster kan de onderzoeker alle node(s) aanvinken waarop hij het geselecteerde tekstfragment wil coderen. STAP 3: Het coderen van de tekst met nodes De meeste cruciale stap in het codeerproces moet echter nog komen. Tot nu toe hebben we immers enkel het tekstfragment dat we willen coderen aangeduid en de nodes geselecteerd. De link tussen deze twee moet echter nog gelegd worden. De kern van het codeerproces vindt plaats in stap 3. De procedure is simpel. Om het codeerproces te vervolledigen moet je in de Coding-werkbalk gewoonweg de Code-knop aanklikken. Omdat dit slechts een kleine stap is, wordt deze echter gemakkelijk vergeten. Let er dus goed op dat je telkens nog bevestigt dat er werkelijk gecodeerd moet worden. 5 6.3 De inductieve methode De inductieve methode gaat er van uit dat de codes die de onderzoeker gebruikt in zijn onderzoek uit het basismateriaal zelf komen. Dat wil zeggen dat hij zijn materiaal zal lezen en herlezen en tijdens dit proces een codeboek opbouwen. Hij vertrekt bijgevolg van niets en voegt stap voor stap codes toe. Wanneer hij dezelfde elementen in de teksten of beelden terugvindt, worden dezelfde codes gebruikt. Op die manier gaan de opbouw van het codeboek en het eigenlijke coderen hand in hand. Pas op het einde van het codeerwerk vormt zich een min of meer definitief codeboek. 6.3.1 Nodes aanmaken en koppelen Bij de inductieve methode worden voornamelijk Free Nodes gebruikt. Eventueel kan de onderzoeker deze in een later stadium nog wijzigen in een hiërarchisch codeboek met Tree Nodes. In deze paragraaf gaan we echter uit van een codeboek gemaakt met Free Nodes. Het uitgangspunt bij het aanmaken van nieuwe Free Nodes is dat de onderzoeker het analysemateriaal open heeft staan in zijn Detail List-venster. Hij leest het materiaal door en selecteert een tekstpassage waaraan hij een nieuwe Free Node wil hechten. Hierbij heeft hij twee keuzes: ofwel kiest hij zelf een naam voor deze nieuwe Free Node, ofwel gebruikt hij onmiddellijk de geselecteerde tekst als naam. Dat laatste staat bekend als In Vivocoderen. Variant 1: Nodes zélf een naam geven 5 Het Select Project Items -venster kan ook via het menu bovenaan bekomen worden in plaats van via de Coding-Werkbalk. Na het selecteren van het tekstfragment, ga je dan naar Code. Vervolgens kies je voor Code Selection/At Existing Node. Het Select Project Items -venster verschijnt. Indien je via deze weg gaat wordt er automatisch als je op OK klikt gecodeerd. Stap 3 komt bij deze werkwijze niet aan bod.

26 Na het selecteren van het tekstfragment ga je in het menu Code naar Code Selection/At New Node. Het volgende venster verschijnt: Je geeft je nieuwe node een naam en vult desgewenst een beschrijving in. Indien je wenst, kan je ook het type node bepalen dat je wilt maken. Dat doe je via de Select -knop achteraan het veld Location. Indien je liever werkt met de Coding-werkbalk is het aanmaken van nieuwe nodes ook perfect mogelijk via deze weg. Typ de naam van de nieuwe node (2) Codeerknop (4) Selecteer naam (1) Selecteer locatie -knop (3) In het Code At -venster zorg je dat Name geselecteerd is. Vervolgens typ je in het tweede veld de naam in van je nieuwe node. Via de Selecteer locatie -knop krijg je hetzelfde Select Location -venster te zien als hierboven vermeld. Als er Free Node staat en je wil geen ander type Node aanmaken, kan je dit selecteren overslaan. Om het codeerproces op de nieuwe node te beëindigen (de zogenaamde derde stap uit 6.2.3) dien je tot slot op de codeer-knop ( klikken. ) te Variant 2: In vivo coding Bij In Vivo-coderen geef je aan dat de geselecteerde tekst zélf mag dienen als de naam voor de nieuwe node. Dat betekent dat je bij het selecteren moet opletten dat je enkel die tekst selecteert die de naam van de nieuwe node moet worden. Zorg ook dat je niet te veel tekst selecteert omdat de naam van de code dan onwerkbaar lang wordt. NVivo behoudt wel slechts maximum 256 karakters van de geselecteerde tekst als naam voor de node. De snelste manier om een In Vivo node te maken is na het selecteren van de tekst te klikken in de werkbalk op de knop Code In Vivo ( is te gaan via het menu Code/Code in Vivo. ). Een iets grotere omweg

27 Met deze werkwijze wordt een nieuwe node aangemaakt met een naam die gebaseerd is op het tekstfragment dat je selecteerde. In Vivo nodes zijn altijd van het type Free node. Door op de Coding-werkbalk of in het menu bovenaan de Code in Vivo -knop in te drukken werd er in één klik een nieuwe node aangemaakt én gecodeerd op deze node. De nieuwe node bevindt zich nu in onder de map Free nodes in de folder Nodes. Na het aanmaken van de node is deze node een Free Nodes zoals alle andere Free Nodes wat wil zeggen dat de node gewoon gebruikt kan worden om verder in de tekst fragmenten te coderen. 6.3.2 Het inductieve codeboek gebruiken De essentie van coderen blijft het reduceren van data. De bedoeling van codeerwerk is om de veelheid aan tekstmateriaal hanteerbaar te maken. Dat wil zeggen dat ook de nodes die met de inductieve methode gemaakt worden opnieuw gebruikt kunnen/moeten worden bij later codeerwerk. Om die reden verschuift het codeerwerk bij de inductieve methode langzaam op naar de a priori benadering. Dat wil zeggen dat bij de aanvang van het codeerwerk, de onderzoeker bijna uitsluitend bezig zal zijn met het aanmaken van nieuwe nodes zoals in de voorgaande paragraaf werd beschreven. Na een tijdje zal hij echter dezelfde elementen tegenkomen die in nodes vervat zitten die eerder werden aangemaakt. Op dat moment codeert de onderzoeker de tekst met behulp van bestaande nodes zoals beschreven werd in 6.2.3. Vaak zal de onderzoeker bij één tekstfragment beide situaties tegenkomen: er moet een of meerdere nieuwe nodes aangemaakt worden maar bij hetzelfde fragment horen ook bestaande nodes. In dat geval raden we aan om het betreffende tekstfragment steeds geselecteerd te houden. Het maakt niet zoveel uit of de onderzoeker nu eerst zijn nieuwe nodes aanmaakt of eerst de bestaande nodes koppelt. Wat wel belangrijk is, is dat de nodes (nieuw en oud) aan hetzelfde tekstfragment gehecht worden. Wanneer de onderzoeker steeds opnieuw het fragment gaat selecteren, loopt hij het risico dat de overlap niet perfect is. Dat kan in een latere fase van het analyseproces soms zoekopdrachten bemoeilijken. Om die reden is het beter om steeds de nieuwe en oude codes aan hetzelfde fragment te hechten. 6.4 Werken met cases en attributes Tot nu toe concentreerden we ons op Free en Tree nodes. Dat zijn de nodes die het sterkst aansluiten bij het klassieke concept van een code in kwalitatief onderzoek, namelijk een label dat een informatie-element omvat uit het analysemateriaal. Free en tree nodes zijn ook de nodes die in sterke mate gekoppeld zijn aan het tekstueel analysemateriaal. Binnen Nvivo zijn naast de werkpaarden van free en tree nodes nog verschillende andere soorten nodes ontwikkeld. Zoals eerder gezegd breidt Nvivo het concept van code dan ook uit tot een verzamelplaats van alle soorten informatie. In deze paragraaf gaan we dieper in op één van die bijkomende types verzamelplaatsen: de case.