AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Vergelijkbare documenten
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1/V3. Datum uitspraak: 29 augustus 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1. Datum uitspraak: 8 februari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Raad vanstate /1. Datum uitspraak: 17 maart 2008

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1. Datum uitspraak: 1 november 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Raad van State /1/V1. Datum uitspraak: 2 november 2009

ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ1014

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste (id, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 18 juli 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Raad vanstate /1. Datum uitspraak: 20 mei 2008

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1. Datum uitspraak: 19 maart 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1/V3. Datum uitspraak: 28 juni 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Raad vanstatc /1/V1. Datum uitspraak: 28 augustus 2012

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

* vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstatc /1/V3. Datum uitspraak: 13 januari 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Raad vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 31 mei 2010

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. de Raad voor Rechtsbijstand 's-gravenhage, appellant,

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstatc /1/V3 Datum uitspraak: 16 november 2010 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht) van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Transcriptie:

Raad vanstate 200906789/1/V3. Datum uitspraak: 4 december 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: appellant, tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 5 augustus 2009 in zaak nrs. 09/15781 en 09/15780 in het geding tussen: ook vermeld als en de staatssecretaris van Justitie.

200906789/1 A/3 2 4 december 2009 1. Procesverloop Bij besluit van 28 april 2009 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 5 augustus 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 2 september 2009, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en voldoet aan het bepaalde in artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

200906789/1/V3 3 4 december 2009 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van Staat. w.g. Mondt-Schouten lid van de enkelvoudige kamer w.g. Van Leeuwen ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 4 december 2009 373. Verzonden: 4 december 2009 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, voor deze, mr. H.H.C. Visser, directeur Bestuursrechtspraak

i.'.'..'.;.'".:; Uitspraak AFSCHRIFT RECHTBANK 's-gravenhage nevenzittingsplaats Zwolle Sector Bestuursrecht, Voorzieningear echter Registratienummer: Awb 09/15781 (voorlopige voorziening) Awb 09/15780 (beroep) Uitspraak in bei geding tussen: geboren op van Iraakse nationaliteit, IND dossiernummer 9S01.16.2001, verzoeker, gemachtigde mr. RJJ. Flantua, advocaat te Utrecht; en De Staatssecretaris van Justitie, (Immigratie- en Naturalisatiedienst), te ' s~gravenhage, vertegenwoordigd door mr. M.S. Veld, ambtenaar ten departemente, verweerder. 1. Procesverloop Op 12 januari 2009 heeft verzoeker opnieuw een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij besluit van 2S april 2009 heeft verweerder de aanvraag afgewezen omdat Noorwegen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Bij brief van 29 april 2009 is daartegen beroep ingesteld. Verzoeker mag de behandeling daarvan niet in Nederland afwachten. Bij verzoek van 29 april 2009 is verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot in beroep is beslist. Het verzoek is voorzien van gronden bij brief van 24 mei 2009. Op 26 juli 2009 zijn nadere stukken ingediend. Hei verzoek is ter zitting van 28 juli 2009 behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordi gen.

AWB 09/15781 (voorlopige voorziening) blad 2/3 AWB 09/15780 (beroep) 2. Overwegingen 2.1 De voor^eningenrechter stelt vast dat wordt voldaan aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid. Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechter 2al toetsen of het beroep een redelijke kans van slagen heeft en of bij afweging van de betrokken belangen uitzetting van verzoeker in afwachting van de beslissing op beroep moet worden verboden. 2.2 Ingevolge artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna; Vw 2000) wordt een aanvraag tot bet verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van deze wet, afgewezen, indien een ander land, partij bij het Vluchtelingenverdrag ingevolge een verdrag of een dit land en Nederland bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval is van toepassing Verordening (EG) 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (hierna Vo 343/2003). 2.3 Noorwegen heeft op 20 maart 2009 bet tcrugnameverzoek op grond van artikel 16, eerste lid, aanhef en onder e, Vo 343/2003 aanvaard 2.4 Ingevolge artikel 3, tweede lid, Vo 343/2003, voor zover thans van belang, kan, in afwijking van het eerste lid, verweerder een bij hem ingediend asielverzoek van een onderdaan van een derde land behandelen, ookfljis hij daartoe op grond van de in deze verordening neergelegde criteria niet verplicht. 2.5 Verzoeker betoogt dat sprake is van medische omstandigheden, waarin verweerder aanleiding zou moeten zien de behandeling van het asielverzoek aan zich te trekken. Verzoeker heeft psychische klachten en is getraumatiseerd. Bovendien krijgt verzoeker in Nederland een nieuwe armprothese en zal hij vervolgens worden behandeld in een revalidatiecentrum. 2.6 De rechter is van oordeel dat uit de overgelegde stukken volgt dat sprake is van een specialistische behandeling. Echter, niet aannemelijk is gemaakt dat Nederland het meest aangewezen land is voor deze behandeling. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat verzoeker de voor de medische problemen vereiste medische behandeling m Noorwegen niet dan wel niet adequaat zal kunnen ondergaan. De enkele stelling van verzoeker dal hij in Noorwegen geen goede medische behandeling heeft gekregen en hij daar slecht is behandeld is hiertoe onvoldoende. Verweerder heeft daarom geen aanleiding hoeven te zien de behandeling van het asielverzoek aan zich te trekken. Gelet op bet voorgaande heeft verweerder evenmin reden hoeven te zien om het Bureau Medische Advisering (BMA) in te schakelen. 2.7 Het beroep heeft geen redelijke kans van slagen, zodat het verzoek wordt afgewezen. Omdat nader onderzoek niet tot een andere uitkomst zal leiden, verklaart de voorzicningenrechter, met toepassing van artikel 8:86 Awb, tevens het beroep ongegrond 2.8 Er bestaat geen aanleiding voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. /

y.i'.'j iuvjö u3.i)(.'n.\ uja oûo «lut lij) i.tiij:-»-li ' ^ 'Waf. UVUi" w w o AWB 09/3 57S] (voorlopige voorziening) AWB 09/15780 (beroep) blad 3/3 3. Beslissing De voorzicningenrcchïer wijst het verzoek om een voorlopige voorziening ie treffen af; verldaart hef beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. E. StecndijJc en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van M.J.S. Benning als griffier, op o 5 ÄUG. zoos Afschrift verzonden op: Q e ^y^ 2QQ9 Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak voorzover daarbij in de hoofdzaak Is bestal, kunnen partijen binnen vier weken na de datum Q JJJQ van verzending van deze uilspraak hoger beroep insteüen bij de Afdeling bestuunreehtspraak van de Rood von Stale, J onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken ", postbus 161 13, 2500 BC 's-gravenhage. 20 ' Q Artikel SS Vw 2000 bepaati in dal verband dal hei bervepschrifl een of meer grieven legen de uitspraak bevat Artikel 6:6 A*à (herstel verruim) «niet van toepassing.

PER TELEFAX 070 3651380 Touwersé/px ril 'ATÜ 7 * Aan de Raad van State Afdeling Bestuursrechtspraak - Postbus 20019 [öthanü UUtLÜiDD: 2500 EA Den Haag Utrecht, 2 september 2009 RAAD VAN STATE INGEKOMEN - 2 SEP» i.m'üi-'.ri. 'ZÉM 1 PAR: Advocaten en Procureurs Mr L, Louwerse MrH.J. Veen Mevr. Mr P.C. Smit Mr R.JJ. Flantua Mr D.C. Vlielander Mr W.Hendrickx Mr E. Osinga Mr R.P. van der Graaf MrM. Mos Mr R.P. Adema Mevr, Mr. B. Anik Chef de Bureau: Mevr. N.P. Bol Vestiging Arnhem: MrB.P.J. van Riel Mr JA Schadd Mr I. Özkara Onzeref. inzake : 20901125 RF/RF /IND Geeft te kennen, De heer geboren op van Iraakse nationaliteit, verder te noemen appellant, te dezer zake woonplaats kiezende te Utrecht, Biltstraat 110-112, ten kantore van Louwerse en Van der Velde advocaten, waarvan advocaat mr R.JJ. Flantua verklaart tot het indienen van het onderhavige beroep bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd; Dat appellant hierbij hoger beroep instelt tegen de in kopie bijgevoegde uitspraak van de rechtbank te Den Haag, ztttinghoudende te 2wolle{verder: de rechtbank), uitgesproken op 5 augustus 2009 en verzonden op 5 augustus 2009 (Awb 09/15780. Het hoger beroepschrift berust op de navolgende grieven. Grief 1 In de bestreden uitspraken overweegt de rechtbank op pagina 1 het volgende: De naam in de uitspraak luidt geboren op van Iraakse nationaltert, terwijl de beschikking van 28 april 2009 duidelijk vermeld geboren op Gelet op het feit dat de rechtbank verkeerde personalia gebruikt kan deze uitspaak niet in stand blijven. Doof om wordt gewi aansprakelijkheid aanvnanj, behouden* vçor wvur de door ons vciplichi afgesloten twn>ei*«i«t»pi"jkclijlcheidsvcn:clccring. in voorkomend gevel, aanspraak op een uit*cr>ny giicft.

Grief 2 In de bestreden uitspraak overweegt de rechtbank in rechtsoverwegingen 2.6 en 2.7. samengevat het volgende: De rechtbank is van oordeel dat uit de overgelegde stukken blijkt van een specialistische behandeling, maar niet dat Nederland het meest aangewezen land is voor de specialistische behandeling. Niet aannemelijk is dat de vereiste medische behandeling niet in Noorwegen kan worden ondergaan. Verweerder hoefde daarom geen aanleiding te zien om de behandeling van het asielverzoek aan zich te trekken en het Bureau Medische Advisering in te schakelen. Het beroep wordt ongegrond verklaard, omdat nader onderzoek niet tot een andere uitkomst zal leiden. Appellant heeft aangegeven dat hij tijdens een eerder verblijf in Nederland een armprothese heeft gekregen. Deze armprothese is hij in Noorwegen kwijtgeraakt en hij heeft in Noorwegen nooit een nieuwe armprothese gekregen. Tijdens zijn huidige verblijf in Nederland heeft hij toestemming gekregen voor het laten aan maken van een nieuwe armprothese en hij zat in een revalidatieproces. Uit de overgelegde medische stukken en net hierboven aangegevene blijkt duidelijk dat er niet alleen sprake was van een specialistische behandeling, maar dat Nederland ook het meest aangewezen land is voor deze behandeling. Nederland heeft kennis met betrekking tot elektrische armprotheses en heeft dit al toegepast op appellant. Noorwegen heeft dit niet gedaan, ook niet nadat appellant zijn armprothese daar is kwijtgeraakt. Ook voor zijn psychische gezondheidstoestand is het plaatsen van een nieuwe elektrische armprothese van zeer groot belang, Op zijn minst had, gelet op de overgelegde medische stukken, een onderzoek door het BMA dienen plaats te vinden. Verweerder heeft zelf niet de benodigde medische expertise om een deskundige beoordeling te kunnen geven. Ten onrechte en voorbarig concludeert de rechtbank dan ook dat nader onderzoek niet tot een andere uitkomst zal leiden. Dit kan pas geconcludeerd worden nadat het onderzoek door het BMA heeft plaatsgevonden. Zonder dat een medisch onderzoek door het BMA heeft plaatsgevonden kan niet worden geconcludeerd dat verweerder de behandeling van het asielverzoek niet aan zich behoeft te trekken op grond van artikel 3, tweede lid van de Dublin verordening. De rechtbank heeft dit in haar uitspraak miskent. Op grond van voorgaande grieven is appellant van mening dat de bestreden uitspraak onzorgvuldig tot stand is gekomen en niet in stand kan blijven. 2 Doo» oai wonli geen aansprakelijkheid aanvaart, behoodetw wor rover tic door om verplicht afijcsluiim bürocpsaantprjkclljkheidivereckehne. in voorkomend geval, aanspraak op cm uitkering geert.

Touwerse f^\^lde n Conclusie: Gezien bovenstaande grieven verzoekt appellant U het hoger beroep gegrond te verklaren en de bestreden uitspraak te vernietigen. Voorts wordt verzocht verweerder te veroordelen in de proceskosten. Een afschrift van dit hoger beroepschrift wordt aan procesvertegenwoordiging van de Immigratie- en Naturalisatiedienst te Den Haag gezonden. tend, R.J. ' Correspondentie uitsluitend naar Postbus 13273, 3507 LG Utrecht " * Biltstraat 110-112* 3572 BJ Utrecht " Telefoon: 030-2733122 * Tolofax; 030-2735311 * Vestiging Amhem bereikbaar onder Telefoonnummer 026-3549949 " Tetefaxnummor 026-3549959 * * St Derdengelden 41.36.72.794 Dooi - On» wordt geen oawpral«rijkheid nanvnnrd. behoudens voorzover de door cru vcrpllcbt aljjeiunen In voorkomend geval, aanspraak op een uitkering geeft. bcwcjwajmpraliclijkhddlvïfkkchng.