onderwerp Voorlopige vaststelling definitieve evaluatie coffeeshopbeleid

Vergelijkbare documenten
Burgemeester en Wethouders 27 oktober Steller Documentnummer Afdeling. J.A.R. de Haas z Samenleving

Collegevergadering : 14 oktober 2014 Agendapunt : 9 Portefeuillehouder : drs. J.H.A. van Oostrum Meer informatie bij : A.Holl Telefoon :

Notitie coffeeshopbeleid gemeente Koggenland

Nederlandse cannabisbeleid

Blauwe Nota discussienota coffeeshopbeleid

NUL-BELEID COFFEESHOPS. Gemeente Bellingwedde

Gemeente Medemblik, Coffeeshopbeleid 2012

Tweede Kamer der Staten-Generaal

31 maart Onderzoek: Drugsbeleid

Gemeente J Eergen op Zoom

Initiatiefvoorstel Trots Op Nederland inzake APV-wijziging drugsoverlast

Besluit van de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen houdende regels omtrent Damoclesbeleid Sittard-Geleen

Aan de raad van de gemeente Sliedrecht

ONAFHANKELIJKE COMMISSIE EXPERIMENT GESLOTEN COFFEESHOPKETEN

trntrtrtr V td L O\'ERLASTMETINGEN IN DE GRAVII\TNESTEEG EN OMGEVING

zaaknummer: blad: 1/7 datum nota: 20 oktober 2016

Notitie ter ondersteuning van het debat over richtinggevende criteria locatie vestiging coffeeshop in Helmond

Roosen. daal Raadsmededeling. Datum: 18 juti Bijlage: Beleidsregel "Beleid Toepassing Artikel 13b Opiumwet"

Een experiment met een gesloten cannabisketen. Dike van de Mheen, oktober 2018

GEMEENTEBLAD. Nr

Vast te stellen hieronder opgenomen "Damoclesbeleid lokalen en woningen" op basis van artikel 13b Opiumwet

Besluit van de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen houdende regels omtrent Damoclesbeleid (Damoclesbeleid Sittard-Geleen )

De gemeenteraad van Gouda Oriënterende informatie coffeeshopbeleid naar aanleiding van de motie hierover dd 10 november 2011.

Wat is de rol van de gemeente

TEYLINGEN BURGEMEESTERSBESLUIT 2008/ Coffeeshop beleid. Beheer Leefomgeving. C.M, HoektfJ^Jsifc. De burgemeester besluit:

B&W-Aanbiedingsformulier

1. De vestiging van coffeeshops wordt gedoogd indien de coffeeshop voldoet aan de volgende vestigingscriteria:

Gemeente Amsterdam. Aan de gemeenteraad Annstel iou PN Amsterdam. 25 september V. Evaluatie afstandscriterium coffeeshops

Portefeuillehouders: D. Bijl, H.H.M. Rotgans. Behandeld door: E.L.C. Boschma

Damoclesbeleid gemeente Heerhugowaard 2018

Burgemeester. Aan de leden van de Gemeenteraad van Tilburg. mei drugsbeleid. Geachte heer/mevrouw,

5,3. Spreekbeurt door een scholier 1885 woorden 16 maart keer beoordeeld. Nederlands

RAADSINFORMATIEBRIEF Oudewater 18R.00822

Wij zijn het eens met deze analyse en zijn dan ook van plan de lijstensystematiek van de Opiumwet in de huidige opzet te handhaven.

BELEIDSREGEL HANDHAVINGSPROTOCOL COFFEESHOPS HELMOND Besluit: vast te stellen de Beleidsregel handhavingsprotocol coffeeshops Helmond 2009

NEE. Van: T. Hoogendoorn Tel nr: Nummer: 15A.00811

Onder het gedoogbeleid op het gebied van drugs vallen de zogenaamde Soft drugs. Het gebruik van Soft drugs wordt gedoogd dat houd in:

Naam Beleidsregel handhaving Horeca-inrichtingen, waarop de vergunningplicht van artikel 3 Dranken Horecawet van toepassing is (2007)

Raadsvoorstel 2004/167

Beleidsregels voor coffeeshops in de gemeente Bodegraven-Reeuwijk

BELEIDSREGEL HANDHAVINGSPROTOCOL COFFEESHOPS HELMOND besluit vast te stellen de Beleidsregel handhavingsprotocol coffeeshops Helmond 2008

Nachtwinkels. Alleen ter besluitvorming door het College Formele consultatie van de Raad. Collegevoorstel Openbaar. Onderwerp

B&W 01 juli 2008 Gemeenteblad BELEIDSREGEL HANDHAVINGSPROTOCOL OPIUMWET M.B.T. WONINGEN HELMOND 2008

Over drugs en de coffeeshop (Wat is het?)

GEMEENTEBLAD. Nr Coffeeshopbeleid gemeente Lochem Hoofdstuk 1 Inleiding

Coffeeshops in Nederland 2009

Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Altena houdende regels omtrent coffeeshops Beleidsregel nulbeleid coffeeshops Altena 2019

Brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Het Rotterdamse model

2.1 Coffeeshops in Nederland

Damoclesbeleid Echt-Susteren

ADVIESVRAGEN ONAFHANKELIJKE COMMISSIE EXPERIMENT GESLOTEN COFFEESHOPKETEN

Datum 6 september 2011 Thema - Opgemaakt door Bestuur en Communicatie Docbasenummer Onderwerp Voorstel evaluatie elektronisch

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Samenvatting. De coffeeshop. Bekendheid met en houding tegenover de coffeeshop

Nota van de Burgemeester

Beantwoording rondvragen 18R.00833

Handhavingsbeleid drugs en overige (woon)overlast

Gemeente Delft. Landelijke aanscherping coffeeshopbeleid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 27 juni 2013 Onderwerp Coffeeshopbeleid

B en W nummer ; besluit d.d

Raadsvoorstel. 3. Inleiding

Convenant Naleving NIX18 Utrecht

QUICK SCAN PROGRAMMABEGROTING 2008 LEIDSCHENDAM-VOORBURG EN RIJSWIJK

Besluit van de burgemeester

Raadscommissievoorstel

dat de navolgende criteria gelden bij de beoordeling van de vraag of tegen een coffeeshop wordt opgetreden:

SAMENVATTING. Samenvatting

VNG ledenbrief Experimenten met het gedoogd telen van wiet 10 november 2017

Gemeenteraad Vlissingen Postbus GV VLISSINGEN. Geachte raadsleden,

NIEUWSBRIEF BURGERPANEL OVERSCHIE

Pilot verlengde openingstijden horeca in de centra van Sittard en Geleen

Ons kenmerk L110/ Aantal bijlagen

1. Vast te stellen de brief aan de raad over de uitkomst van de ronde tafel gesprekken.

Draagvlak nieuwe sluitingstijden Horeca Uitkomsten van een peiling onder het Westfriese burgerpanel 8 september 2008

Amsterdams Beleidskader dance events

Alcohol en hersenontwikkeling bij jongeren. Nr. 2018/23, Den Haag, 17 december Samenvatting

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Coffeeshops in Nederland 2007

NO DRUGS. Plan van aanpak drugsproblematiek

(Geluids-)overlast evenementen

Gemeente Boxmeer. Onderwerp: Voorstel tot vaststelling van het bestemmingsplan "Op den Bosch 3, Maashees". Nummer: de Raad van de gemeente Boxmeer

1. AANLEIDING. Kleinschalige proef. Ervaring en evaluatie Uitgangspunten terrasvlonders

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Taskforce Overlast Ervaren overlast in het Centrum en Crabbehof-Noord 2011

Beoogd effect Argumenten

Raadsvoorstel (gewijzigd)

Coffeeshopbeleid Schiedam

6 Justitiële verkenningen, jrg. 32, nr

Het plan van scholen , dat voor 1 augustus 2009 dient te worden vastgesteld, betreft twee basisscholen, te weten:

SAMENVATTING RAADSVOORSTEL 11G / R.G.J, ter Beek. Voorstel continuering groenprojecten Hasseler Es.

Coffeeshopbeleid Schiedam

RAADSVOORSTEL. Raadsvergadering. Onderwerp Implementatie Drank- en Horecawet. Aan de raad, Onderwerp Implementatie Drank- en Horecawet

Beleidsregels Artikel 13b Opiumwet in de B5-gemeenten. Vastgesteld gewijzigde versie door de burgemeester op 27 mei 2014

RAAD 6 FEBRUARI 2003 Reg.nr. Raad 2003/012. Aan de raad van de gemeente Alblasserdam. Alblasserdam, 21 januari 2003

Alleen ter besluitvorming door het College. Collegevoorstel Openbaar. Onderwerp Scenario's coffeeshopbeleid. BW-nummer

Opdracht Maatschappijleer analyse-opdracht drugs

CAMERA S IN BEELD. Werkvloer

34300 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie. van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2016

Transcriptie:

gemeente Haarlemmer meer Nota van B&W onderwerp Voorlopige vaststelling definitieve evaluatie coffeeshopbeleid Portefeui lehouder mr. A.Ph. Hertog Cüllcgcvcrgacerinrj 21 September 2004 iniiot ngen H. Kroes (023 567 69 35) Rfigifttratienimner 1. Inleiding In onze vergadering van 25 mei jl. hebben wij de nota "Evaluatie coffeeshopbeleid (2)" vastgesteld en voor inspraak opengesteld. In genoemde nota is aangekondigd dat wij na de inspraaktermijn op basis van de, al dan niet op basis van de inspraakreacties aangepaste, evaluatie tevens een (principe-)besluit zullen nemen over het al dan niet toestaan van meer dan één coffeeshop in Haarlemmermeer. In deze nota nemen wij in paragraaf 7 een principe-besluit over het gewenste aantal coffeeshops in Haarlemmermeer. In de hieraan voorafgaande paragrafen behandelen wij de binnengekomen inspraakreacties over bovengenoemde nota (paragraaf 2), de gevolgen van de komst van de huidige coffeeshop (paragraaf 3), de verandering van de politiekmaatschappelijke omgeving (paragraaf 4) en de gezondheidsaspecten en preventie- /voorlichtingsactiviteiten op het gebied van drugsgebruik (paragraaf 5). In paragraaf 6 worden de conclusies getrokken, waarna wij in de laatste paragraaf het principe-besluit nemen over het aantal coffeeshops. Voordat wij in de volgende paragraaf de inspraakreacties behandelen is het van belang de doelstellingen van het in 1999 vastgestelde coffeeshopbeleid nog eens te herhalen. De mate waarin deze doelstellingen zijn bereikt is immers bepalend voor de centrale vraag in deze evaluatie of het coffeeshopbeleid tot op heden succesvol is geweest: Het coffeeshopbeleid heeft ais hoofddoelstelling het beheersen van de drugsproblematiek. Hieraan gekoppeld heeft de Raad in 1999 besloten maximaal drie coffeeshops in Haarlemmermeer toe te staan. Dit besluit heeft inmiddels geleid tot de exploitatie van één coffeeshop in Hoofddorp. Het toestaan van deze coffeeshop moest leiden tot het bereiken van drie subdoelstellingen, namelijk: a) een betere scheiding van de markten van hard- en softdrugs (waardoor softdrugsgebruikers niet in aanraking komen met harddrugs); b) het verdwijnen van illegale handel in softdrugs; c) een betere controle van de overheid op de handel in drugs. 2. Inspraakreacties op nota "Evaluatie coffeeshopbeleid (2)" Er zijn in totaal 13 inspraakreacties binnengekomen op de nota "Evaluatie coffeeshopbeleid (2)." Drie reacties zijn afkomstig van welzij ns in stel li ngen (GGD, Brijder en Meerwaarde), één van de omwonenden van de coffeeshop, één van de rector van het Kaj Munk-college en acht van geïnteresseerden in de exploitatie van een coffeeshop.

Reacties welzijnsinstettingen De GGD en Brijder Verslavingszorg zijn tevreden over nota "Evaluatie coffeeshopbeleid (2)." Brijder Verslavingszorg stelt dat zij voorstander is van een tweede coffeeshop in Nieuw- Vennep, omdat hiermee de illegale handel in de omliggende kernen verder kan worden beperkt en omdat het inwonertal van de gemeente meer coffeeshops rechtvaardigt. De GGD stelt dat door een tweede coffeeshop de straathandel wellicht zal verminderen en dat de gebruikersgroep hierdoor beter in beeld kar worden gebracht. De GGD maakt zich wel zorgen over het THC-gehalte in softdrugs (zie paragraaf 5) en stelt dat zij (met Brijder Verslavingszorg) een lesprogramma kan aanbieden op scholen om over onder meer de schadelijke effecten van softdrugs voorlichting te geven. Stichting Meerwaarde laat zich niet uit over het gewenste aantal coffeeshops, maar stelt wel dat ats er een coffeeshops bijkomt, deze het beste in Nieuw-Vennep of Badhoevedorp kan worden gesitueerd. Verder bevestigt Meerwaarde dat er in Haarlemmermeer sprake is van doordealen aan minderjarigen (zie paragraaf 3) en dat er illegale handel plaatsvindt in de kleine kernen van Haarlemmermeer. Het argument dat het aantal inwoners van Haarlemmermeer meer coffeeshops rechtvaardigt, delen wij in zoverre, dat wij beseffen dat een groter aantal inwoners leidt tot meer vraag bestaat naar drugs. Om te voorkomen dat deze vraag naar drugs leidt tot, onder meer, straathandel kan het toestaan van meer dan één coffeeshop wenselijk zijn. Blijkens de reactie van Brijder Verslavingszorg en Meerwaarde vindt er momenteel straathandel plaats in de kernen. Dit pleit voor het toestaan van meer dan één coffeeshop op een plek buiten Hoofddorp. In paragraaf 7 gaan wij nader in op de argumenten van de welzijnsinstellingen vóór een extra coffeeshop. De opmerkingen over straathandel en doordealen zijn ook in deze nota verwerkt. Op het door de GGD aangeboden lesprogramma gaan wij in paragraaf 5 ("Gezondheidsaspecten en preventie-zvoorlichtingsactiviteiten") nader in. 2.2 Reactie omwonenden coffeeshop De omwonenden stellen vast dal het woon- en leefklimaat door de aanwezigheid van de coffeeshop zeer negatief wordt beïnvloed. Zij vrezen voor een verloedering van de Kruisweg en wijzen op de vele klachten die de omwonenden hebben. In een bijlage van de brief worden de klachten uiteengezet, waaronder onveiligheidsgevoelens, parkeeroverlast, lawaai, doordealen en een negatieve uitstraling op de zakelijke activiteiten in de buurt. De omwonenden pleiten dan ook voor een verplaatsing van de coffeeshop naar een andere locatie. Als reactie op de brief van de omwonenden constateren wij dat de klachten over de gevolgen van de komst van de coffeeshop bij ons bekend zijn. Met de instelling van een Taskforce proberen wij momenteel de overlast zo veel mogelijk te bestrijden. Over een alternatieve locatie voor de coffeeshop kunnen wij slechts melden, dat er met de coffeeshophouders wordt gesproken over een mogelijke verplaatsing van de coffeeshop. 2.3 Reactie Kaj Munk-coilege De rector van het Kaj Munk-college, de heer W, Harkema, stelt vast dat het voortgezel onderwijs als doelstelling heeft dat leerlingen geen gebruikers zijn van verdovende of stimulerende middelen. De heer Harkema constateert dat deze doelstelling nogal verschilt met de doelstelling (zie paragraaf 1) van de gemeente, maar vraagt de gemeente toch zo veel mogelijk mee te werken aan de doelstelling van het onderwijs.

De heer Harkema ziet graag een meer uitgebreide controle op de verkoop van drugs aan minderjarigen (doordealen) en hoopt dat het verbod op het gebruik van drugs in de openbare ruimte (Raadsbesluit: 8 juli 2004) zal leiden tot een lager percentage gebruikers. Verder is hij van mening dat het bezit van maximum 5 gram softdrugs per persoon naar beneden dient te worden bijgesteld, omdat het THC-gehalte de laatste jaren is toegenomen. Ook zou hij het afstand criterium van 250 meter tussen een school en een coffeeshop graag uitgebreid zien. Reagerend op de brief van de heer Harkema constateren wij dat de doelstelling met betrekking tot softdrugs tussen gemeente en scholen inderdaad nogal verschilt. Wij zijn van mening dat een coffeeshop goed bereikbaar moet zijn voor (onder meer) jongeren, zonder dat het voor leerlingen onder de 18 jaar makkelijk wordt om aan drugs te komen. Vandaar dat de huidige coffeeshop zich niet vlak bij een school bevindt, maar dat deze wel goed bereikbaar is. Met betrekking tot het maximum-bezit van 5 gram merken wij op, dat dit een landelijke richtlijn is. Dit maximum kunnen wij als gemeente dus niet zomaar naar boven of beneden bijstellen. Het hogere THC-gehalte zien wij overigens ook niet als argument om het maximum te (laten) veranderen. Uit nader onderzoek zal moeten blijken (zie paragraaf 5} of het hoge THC-gehalte negatieve consequenties heeft voor de gezondheid. Aan het controleren van de verkoop van softdrugs aan minderjarigen besteden wij reeds de nodige aandacht (zie paragraaf 3). Wij zien vooralsnog geen reden om dit verder uit te breiden. 2.4 Reacties geïnteresseerden exploitatie coffeeshop Acht personen en instellingen die geïnteresseerd zijn in de exploitatie van een coffeeshop Ir Haarlemmermeer hebben op de nota "Evaluatie coffeeshopbeleid (2)" gereageerd. Deze reacties richten zich met name op de positieve gevolgen die de komst van extra coffeeshops mei zich kunnen meebrengen, zoals afname van de straathandel en bevordering van de schelding tussen soft- en harddrugs. In enkele reacties wordt ook gewezen op de rol die de coffeeshophouder kan spelen om overlast tegen te gaan. De meeste geïnteresseerden beargumenteren verder dat zij geschikt zijn om een eventuele tweede of derde coffeeshop te exploiteren. Wij hebben kennis genomen van deze reacties. De gestelde argumenten komen in het vervolg van deze nota terug. 3. Gevolgen komst coffeeshop Naar aanleiding van de vaststelling van het coffeeshopbeleid in 1999 hebben wij destijds besloten om de gevolgen van de komst van de eerste coffeeshop te onderzoeken. Er heeft vervolgens in het jaar 2000 een nulmeting plaatsgevonden op het moment dat de coffeeshop er nog niet was. Hierna heeft in 2002 een tussenmeting plaatsgevonden, die was gericht op het onderzoeken van de mogelijke overlast door de komst van de coffeeshop. In 2003 is een bijeenkomst georganiseerd voor de omwonenden en werkenden rond de coffeeshop en heeft een Omnibusonderzoek plaatsgevonden, waarbij onder meer het drugsgebruik in Haarlemmermeer is onderzocht. De uitkomst van de bijeenkomst en (een gedeelte van) het omnibusonderzoek (dat bij deze nota is gevoegd) kunnen worden gezien als de laatste metingen naar de gevolgen van de komst van de coffeeshop in het kader van deze evaluatie. De nulmeting ("Gebruik en overlast van softdrugs in de gemeente Haarlemmenmeer", afdeling O&S, gemeente Haarlemmermeer, mei 2001) gaf inzicht in het gebruik van softdrugs door, met name, jongeren en de overlast die dit gebruik en de handel in drugs met zich meebracht. In de nulmeting werd geconstateerd dat het gebruik van softdrugs de laatste jaren (in 1996 werd ook een meting verricht) iets is gestegen bij zowel de jeugd onder de 18

jaar ats boven de 18. In het jaar 2000 gebruikte ongeveer 8% van de leerlingen van voorgezet onderwijs (tot 18 jaar) softdrugs en 10% van de volwassenen. In 1996 was het gebruik iets lager. Uit de Omnibus van 2003 blijkt dat het gebruik van softdrugs onder jongvolwassenen (18+) nagenoeg hetzelfde is gebleven aan 2000. In 2000 haalden de gebruikers hun softdrugs op een groot aantal locaties, waaronder de coffeeshops in Leiden, Haarlem en Amsterdam. In 2003 blijkt dat ruim de helft van de jongvolwassenen wel eens de coffeeshop in Hoofddorp heeft bezocht. Hoewel in 2003 het aantal gebruikers dat zijn softdrugs uit een coffeeshop haalt ten opzichte van 2000 lijkt te zijn gedaald, lijkt de coffeeshop in Hoofddorp dus wel goed bezocht te worden door de jongvolwassenen in Haarlemmermeer. De Tussenmeting uit 2002 richtte zich met name op de gevolgen van de komst van de coffeeshop op het gebied van overlast. De conclusie van dit onderzoek was dat door de komst van de coffeeshop de overlast in algemene zin niet lijkt te zijn toegenomen. De overlast door straathandel lijkt een andere vorm te hebben aangenomen. Hel aantal wiettaxi's en huisdealers is verminderd, maar de overgebleven straathandel leek zich te concentreren op andere plekken. Hel vermoeden werd uitgesproken dat hier mogelijk wordt 'doorgedeald' aan minderjarigen. Dit doordealen zou voor een deel plaatsvinden rond scholen. Uit de Tussenmeting bleek ook dat de komst van de coffeeshop ook tot andere gevolgen heeft geleid. Een positief ander gevolg is dat de eigenaren van de coffeeshop de kwaliteit van de softdrugs in de gaten houden en dat de drugs dus niet vermengd worden met producten die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid. Een ander positief gevolg is dat jongerenwerkers en Brijder Verslavingszorg door de coffeeshop een beter beeld hebben gekregen van de jongeren die softdrugs gebruiken en er een beter contact is met de betreffende jongeren. Uit de bijeenkomst met de omwonenden en werkenden in de omgeving van de coffeeshop op 15 december jl. bleek dat de overlast in de buurt groter was dan uit de Tussenmeting bleek. Hoewel de overlast niet alleen aan de (bezoekers van) de coffeeshop kon worden toegewezen, bleek de komst van de coffeeshop wel te hebben bijgedragen aan het vergroten van de overlast en de gevoelens van onveiligheid in de buurt. Gesteld kan worden dat de coffeeshop een andere soort overlast met zich heeft meegebracht dan een 'normale' horecagelegenheid, zoals een café of restaurant. De aangegeven overlast bestaat uit met name:- rondhangende jongeren foutief parkeren sofdrugsgebruik doordealen De bijeenkomst is aanleiding voor ons geweest om een Taskforce van leidinggevenden van onder meer politie en gemeentelijke toezichthouders in te stellen, die samen met de bewoners de overlastwil verminderen (zie de eerder vastgestelde en bijgevoegde nota van B&W "Overlast en onveiligheid in omgeving coffeeshop"). Bijzonder aandachtspunt van de Taskforce zal onder meer zijn het zogenaamde 'doordeaten' van softdrugs aan minderjarigen. Inmiddels is ook op 8 juli 2004, mede naar aanleiding van de bevindingen van de Taskforce, door de Raad besloten tot een verbod op het gebruik van softdrugs in de openbare ruimte. Dit verbod dat, na een communicatiecampagne, vanaf 1 oktober 2004 zal worden gehandhaafd, geeft de politie en de gemeentelijke toezichthouders meer handvatten om de overlast in de omgeving van de coffeeshop tegen te gaan. Naast deze handhavingsactie zal in de omgeving van de coffeeshop ook streng worden gehandhaafd op het doordealen, het rij- en parkeergedrag van de weggebruikers, de horecasluitingsuren en geluidsoverlast. 4

Over het bij de Tussenmeting geconstateerde vermoeden dat er wordt doorgedeald rand scholen zijn inmiddels afspraken gemaakt met de politie. De politie zal de komende tijd extra surveillances (bijv, in burger) rond enkele scholen houden om inzicht te krijgen in de mate waarin hier wordt doorgedeald. Op basis van dit inzicht zullen, in overleg met de gemeente, gepaste maatregelen worden getroffen. Verder blijkt uit de inspraakreactie van Brijder Verslavingszorg en Stichting Meerwaarde (zie paragraaf 2) dat er in de kernen rondom Hoofddorp sprake is van straathandel in de vorm van wiettaxi's en straathandel. Volgens informatie van de politie is de overlast die hieruit voorkomt gering. Concluderend kan worden gesteld dat de komst van de coffeeshop weinig gevolgen heeft gehad voor (de mate van) het gebruik van softdrugsin Haarlemmermeer. Ais negatief gevolg van de komst van de coffeeshop kan worden gezien de meer dan gemiddelde overlast die is ontstaan in de omgeving van de coffeeshop. Wei lijken de Haarlemmermeerse inwoners die softdrugs gebruiken, de coffeeshop goed te bezoeken. Dit is een positieve conclusie gelet op de constatering in de Tussenmeting, dat de coffeeshopeigenaren goed lijken te letten op de kwaliteit van de softdrugs en ook de vergunningvoorschriften goed naleven. Vóór de komst van de coffeeshop haalden de gebruikers hun softdrugs immers op locaties, waar de gemeente weinig zicht op had. Een ander gevolg is het verdwijnen van illegale wiettaxi's en huisdeaiers in Hoofddorp en de komst van andere vormen van straathandel (die o.a. met de Taskforce te lijf worden gegaan), in de kernen is nog wel sprake van wiettaxi's en huisdeaiers, hoewel de overlast meevalt. Al met al zijn er zowel negatieve als positieve gevolgen aan de komst van de coffeeshop verbonden. 4. Verandering politlek-maatschappelijke omgeving Sinds de vaststelling van het gemeentelijke coffeeshopbeleid heeft zich een aantal ontwikkelingen in Nederland voorgedaan, die van invloed kunnen zijn op het coffeeshopbeleid. Zo zijn verschillende overheden de laatste jaren harder gaan optreden tegen drugsoverlast, als gevolg van de overlast die drugshandel en drugsgebruik in, met name, grotere steden met zich meebrengt. Deze overlast, en de hiermee gepaard gaande onveiligheidgevoelens bij de burgers, hebben in de grote steden geleid tot een strenger handhavingsbeleid met betrekking tot coffeeshops. Uit onderzoek 1 blijkt dan ook dat het aantal coffeeshops in Nederland de laatste jaren afneemt. Verder wordt op Europees niveau druk op Nederland uitgeoefend om de aanpak van drugsoverlast aan te passen aan de ons omringende landen. Op 27 november jl. is het Europees Kaderbesluit illegale drugshandel vastgesteld, waarmee Nederland zich onder meer heeft verplicht de strafmaat voor handel in drugs te verhogen. Bij de vaststelling van het Kaderbesluit is tevens de verklaring uilgesproken dat de lidstaten van de Europese Unie maatregelen moeten nemen om het drugstoerisme te ontmoedigen. De minister van justitie heeft na de vaststelling verklaard met voorstellen te zullen komen om de coffeeshops strenger te reguleren. 1 "Coffeeshops in Nederland 2002"; Inlraval, juni 2DD3

In een brief aan de Tweede Kamer van de ministers van VWS, Justitie en BZK van 23 april jl. zijn beleidsvoornemens aangekondigd om, onder meer, Ie komen tot een intensivering van de handhaving van het cannabisbeleid. Tegelijkertijd met de opkomst van het strengere handhavingsbeleid heeft een aantal gemeenten (waaronder Haarlem, Almere en Amsterdam) zich uitgesproken voor de legalisering van de teelt en levering (aan coffeeshops) van softdrugs. Momenteel wordt de verkoop in de coffeeshops gedoogd, maar wordt de teelt (bij meer dan vijf planten) en de levering aan coffeeshops aangepakt. Een belangrijke reden om ook de teelt en levering te legaliseren (of te gedogen) is dat coffeeshops momenteel zaken met criminelen moeten doen om softdrugs in te kopen. Hierdoor wordt de illegale teelt en levering en daarmee verbonden criminaliteit in stand gehouden en zelfs gestimuleerd. Door de illegale teelt en levering aan coffeeshops heeft de overheid tevens geen invloed op de kwaliteit van de softdrugs. Legalisering van de teelt en levering zou de mogelijkheid openen voor de overheid om kwaliteitseisen aan de softdrugs te stellen 2, waardoor eventuele schadelijke stoffen in softdrugs (zie paragraaf 6) en daarmee verbonden risico's voor de volksgezondheid worden voorkomen. Concluderend kan worden gesteld dat in diverse (grote) gemeenten en op rijksniveau een ontwikkeling gaande is die leidt tot strengere regulering van coffeeshops en striktere handhaving van het gedoogbeleid. Op Europees niveau wordt langzamerhand meer druk op Nederland uitgeoefend om de aanpak van het gebruik en de handel in softdrugs aan te passen aan de ons omringende landen. Ook heeft een aantal gemeenten zich juist uitgesproken vooreen legalisering van de achterdeurproblematiek, om onder andere de relatie tussen coffeeshops en criminaliteit te verbreken en meer controle te krijgen op de kwaliteit van de softdrugs. 5. Gezondheidsaspecten en preventie-zvoorlichtingsactiviteiten In deze paragraaf wordt eerst ingegaan op de gevolgen van het gebruik van softdrugs voor de gezondheid. Daarna wordt ingegaan op de resultaten van de jaarlijkse preventie- en voorlichtingsactiviteiten op grond van het Actieplan "Voorlichting drugs en verslavingszorg" uit het jaar 1998. Gezondheidsaspecten Het coffeeshopbeleid is (mede) ingevoerd om een strikte scheiding te realiseren tussen soften hard-drugs. Deze scheiding wordt gerealiseerd door coffeeshop(-s) toe te staan, waar onder strikte voorwaarden en toezicht alleen softdrugs mogen worden verkocht en waar de kans klein is dat softdrugsgebruikers in aanraking komen met harddrugs. De handel en het gebruik van harddrugs wordt zo streng mogelijk aangepakt door, onder meer, opsporingsactiviteiten van politie en justitie. De gedachte hierachter is dat de handel en het gebruik van harddrugs zo goed mogelijk moet worden bestreden, omdat het gebruik van deze drugs ernstige gezondheidsrisico's met zich kan meebrengen. Het gebruik van softdrugs heeft minder zware gezondheidsrisico's. Dit beleid is alleen succesvol, indien de gezondheidsrisico's die softdrugs met zich meebrengen beperkt zijn. Over deze gezondheidsrisico's wordt echter verschillend gedacht; (al dan niet wetenschappelijke) onderzoeken op dit terrein kwamen in het verleden regelmatig uit op zeer verschillende conclusies. Het is daarom wenselijk de huidige kennis 2 In het coffeeshop beleid van 1599 werd nog verondersteld dat de overheid de kwaliteit van, In de coffeeshop, verkochte softdrugs kan controleren. In de praktijk blijkt dit niet mogelijk, omdat er geen kwaliteitsnormen bestaan voor middelen die op grond van de Opiumwet verboden zijn.

over de gevolgen van het gebruik van softdrugs nader onder de loep te nemen. Een bron die duidelijkheid geeft over de huidige kennis over de gevolgen van softdrugs vormt het rapport 3 "Cannabis. Feiten en cijfers 2003", een achtergrondstudie van de jaarlijkse Nationale drugmonitor, die door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is ingesteld. In dit rapport wordt namelijk de huidige kennis (op basis van recent internationaal onderzoek en internationale symposia) over de effecten van cannabis (oftewel softdrugs) uiteen gezet. Uit het rapport blijkt dat er op dit kennisgebied nog steeds grole leemtes bestaan. Uit de wel beschikbare kennis blijkt onder meer, dat intensieve gebruikers van de drug afhankelijk kunnen worden, dat zwaar gebruik soms tot psychotische verschijnselen kan leiden en dat cannabis op zichzelf (zonder bijv. alcoholgebruik) hooguit een licht voorbijgaand effect op de mentale functies heeft. Op het gebied van de gevolgen voor het gedrag van cannabisgebruikers meldt het rapport dat schoolprestaties ietwat kunnen lijden onder actueel (in de afgelopen vier weken) gebruik van cannabis. Deze constateringen hoeven op zich niet te leiden tot een wijziging van het coffeeshopbeleid. Een zorgwekkende constatering in het rapport is wel, dat het gehalte van THC (de belangrijkste stof in cannabis met een 'psychoactieve' werking) de laatste 20 jaar flink is gestegen 4. De effecten van deze stijging op de gezondheid zijn nog onduidelijk. Nader onderzoek zal hier duidelijkheid over moeten verschaffen. Concluderend kan worden gesteld dat de huidige kennis over de effecten van softdrugs (cannabis) niet veel meer duidelijkheid verschaft. Wel is er een zorgelijke toename van het gehalte THC per gram cannabis. Preventie- en voorlichtingsactiviteiten Sinds het jaar 1998 verleent de gemeente subsidie aan Brijder Verslavingszorg voor de uitvoering van het Actieplan "Voorlichting drugs en alcoholverslaving". Een deel van de activiteiten van Brijder Verslavingszorg uit het actieplan is gericht op het voorlichten over en het voorkomen van (problematisch) gebruik van drugs. Elk jaar legt Brijder Verslavingszorg verantwoording af voor de door haar verrichte activiteiten op basis van een evaluatieverslag. Om een goed beeld te geven van de activiteiten in het kader van het actieplan is het verslag 2003 (met de titel "Evaluatie preventieproject Haarlemmermeer 2003") van Brijder Verslavingszorg bijgevoegd. Uit de verantwoording blijkt dat er op meerdere wijzen contact wordt gezocht met de doelgroep (voornamelijk jongeren). De belangrijkste hiervan zijn: het houden van gesprekken met ouders, het afleggen van huisbezoeken, het verrichten van veldwerk en de inzet van het "Drugs Info Team." Laatstgenoemde team richt zich voor een deel op het bezoeken van de coffeeshop in Hoofddorp om jongeren voor te lichten over drugs. In paragraaf 2 werd al geconcludeerd dat de aanwezigheid van de coffeeshop ertoe leidt dat de doelgroep voor Brijder Verslavingszorg beter bereikbaar is. In het kader van het coffeeshopbeleid is de vermelding (p.1) interessant, dat de meeste jongeren hun softdrugs kopen in een coffeeshop in Hoofddorp, Leiden, Amsterdam en Haarlem. De effecten van de jaarlijkse voorlichtings- en preventieactiviteiten op het daadwerkelijke drugsgebruik zijn moeilijk meetbaar. Toch leren wij uit de praktijk, dal de jongeren door de Cannabis. Feiten en cijfers 2003 AcMerg rond studie Nationale Drugmonitor. Bureau NDM, januari 2003. Brijder Verslavingszorg stelt dat regelmatige gebruikers zoeken naar een bepaald 'roes-niveau', Door de toename van de concentratie van het THC-gehalle gebruiken ze minder cannabis om hetzelfde roes-niveau te bereiken. 7

voorlichting bewuster raken van de risico's van drugsgebruik en dat door de activiteiten van Brijder Verslavingszorg bij ons en de overige buipverleningsinstanties een goed beeld is ontstaan van de gebruikers. Dit beeld wordt weer gebruikt om de jaarplannen van Brijder Verslavingszorg aan te passen. Door de deelname van de veldwerkers van Brijder Verslavingszorg in reguliere overlegvormen als het Jeugd Interventie Team en het Jongeren Crisis Team, wordt de kennis over (problematisch) drugsgebruik ook overgedragen aan andere betrokken hulpverleningsinstanties. Hierdoor kan, indien nodig, aan bepaalde jongeren een specifiek gericht huipverleningstraject worden aangeboden. Brijder Verslavingszorg stelt verder dat er een overleg moet komen met de scholen en hulpverleningsinstanties over de wijze waarop wordt omgegaan met risicojongeren. Over deze aanbeveling is gesproken met een vertegenwoordiger van de scholen. Hoewel de scholen het niet eens zijn met de constatering in het jaarverslag van Brijder Verslavingszorg dat zij "te lang door gaan met een leerling die problemen heeft", zijn de scholen wel bereid gevonden om op initiatief van de gemeente met Brijder Verslavingszorg in discussie te gaan over dit onderwerp. Momenteel onderzoeken wij ook de mogelijkheden om het lesprogramma "Gezonde school en genotmiddelen" op de middelbare scholen aan te bieden. In dit lesprogramma, dat door de GGD in samenwerking met Brijder Verslavingszorg wordt aangeboden, worden leerlingen voorgelicht over onder meer de risico's van drugs, alcohol en roken. In het kader van de concept-lokale paragraaf volksgezondheid wordt dit project voor 2005 opgenomen. De lokale paragraaf wordt in hel najaar 2004 ter besluitvorming aan de Raad voorgelegd. Wij (ais opdrachtgever van de uitvoering van het actieplan) zijn tevreden over de vooriichtings- en preventieactiviteiten die jaarlijks worden verricht. Hoewel de precieze effecten van de activiteiten moeilijk meetbaar zijn, zijn wij van mening dat ze in het kader van een effectieve voorlichting over en het voorkomen van (problematisch) gebruik van drugs onontbeerlijk zijn. 6. Conclusies In de voorgaande paragrafen zijn de gevolgen van de komst van de coffeeshop besproken, zijn de politlek-maatschappelijke ontwikkelingen besproken en is ingegaan op de stand van zaken mei betrekking tot de gezondheidsaspecten van softdrugs-gebruik. In deze paragraaf wordt aan de hand van de drie geformuleerde subdoelstellingen uit de inleiding beoordeeld of het beleid tot op heden succesvol is. Doelstelling 1 was het realiseren van een betere scheiding tussen de markten harddrugs en softdrugs, zodat softdrugsgebruikers niet in aanraking komen met harddrugs. Uit de voorgaande paragrafen is gebleken, dat de coffeeshop houders zich goed aan de vergunningsvoorschriften houden. De bezoekers van de coffeeshop komen dus niet in aanraking met harddrugs. De komst van de coffeeshop heeft er ook toe geleid dat de gebruikers van softdrugs beter bereikbaar zijn (zie paragraaf 2) voor jongerenwerkers en de Brijder, zodat deze hun invloed kunnen uitoefenen op de gebruikers om te voorkomen dat ze in aanraking komen met harddrugs. Deze doelstelling is dus gerealiseerd. Doelstelling 2 was het verdwijnen van de illegale handel in softdrugs en de hiermee verbonden overlast. De komst van de coffeeshop heefl er toe geleid dat de (oorspronkelijke) illegale handel in Hoofddorp grotendeels is verdwenen (wiettaxi's, straathandel), maar dat er op kleine schaal in de omliggende kernen nog sprake is van straathandel (zie paragraaf 2, reacties Brijder Verslavingszorg en Meerwaarde), Ook is er sprake is van een andere soort illegale handel, namelijk het 'doordealen' aan minderjarigen. Er kan in teder geval niet

worden gesteld dat de overlast sinds de implementering van het beleid is verminderd, zodat kan worden geconcludeerd dat deze doelstelling niet geheel is gehaald. Doelstelling 3 was het realiseren van een betere controle op de handel in drugs. Voor wat betreft de handel In de coffeeshop kan, gezien het bovenstaande, worden gesteld dat de doelstelling is gerealiseerd. Er is echter weinig controle mogelijk op het 'doordealen'. De voor de omgeving van de coffeeshop ingestelde Taskforce zal meer duidelijkheid moeten geven over de vraag in hoeverre dit doordealen plaatsvindt en maatregelen nemen om het doordealen tegen te gaan. Verder heeft Brijder Verslavingszorg door de komst van de coffeeshop een beter contact met de softdrugsgebruikers gekregen. Hierdoor kan worden gesteld dat de overheid (lees Brijder en Meerwaarde) een betere controle heeft op deze jongeren en daarmee, indirect, op de drugshandel. Vooralsnog kan worden geconcludeerd dat doelstelling 3 deels is behaald. A! met al kan op basis van deze paragraaf worden geconcludeerd dat de drie doelstellingen deels zijn behaald en dat daarmee het coffeeshopbeleid, waarvan de hoofddoelstelling is het beheersen van de drugsproblematiek, deels succesvol is. In het coffeeshopbeleid is ruimte opgenomen voor het college van B&W (i.c. de burgemeester) om meer dan één coffeeshop toe te staan, om zo de effecten van het beleid bij te sturen. In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de vraag of dit wenselijk is. 7. Aantal coffeeshops in Haarlemmermeer In het door de Raad vastgestelde coffeeshopbeleid uit 1999 is bepaald dat maximaal 3 coffeeshops in Haarlemmermeer worden toegestaan. Hel aantal van drie is dus het kader waarbinnen wij (college van B&W en de burgemeester) kunnen besluiten om één, twee of drie coffeeshops toe te staan. De vraag die nu kan worden gesteld is of het, gelet op de voorgaande paragrafen, wenselijk is om een tweede en/of derde coffeeshop toe te staan. Om tot een goed beargumenteerd standpunt over het gewenste aantal coffeeshops te komen, worden hieronder drie scenario's uitgewerkt: de situatie die ontstaat indien er niet meer dan één coffeeshop wordt toegestaan, de situatie die ontstaat indien twee coffeeshops worden toegestaan en de situatie die ontstaat indien drie coffeeshops worden toegestaan. Bij elk scenario wordt beschreven in hoeverre de (sub-)doelste!lingen van het coffeeshopbeleid (zie pagina 1) in meer of mindere mate wordt bereikt. Per scenario wordt dus ingegaan op de mate waarin jongeren in aanraking komen met harddrugs (1), in hoeverre er sprake is van illegale straathandel (2) en in hoeverre de overheidsinstanties controle hebben op de drugshandel (3), Scenario: één coffeeshop Bij dit scenario vindt er geen uitbreiding van het aantal coffeeshops plaats. Uit de vorige paragraaf bleek, dat de subdoelstellingen van het beleid inmiddels deels zijn bereikt. De verwachting is dat er weinig in deze situatie zal veranderen. Dit houdt in dat er sprake is van een scheiding tussen de harddrugs- en softdrugs-markten, dat er overheidscontrole is op de verkoop van drugs vanuit de coffeeshop, maar dat er ook sprake is van straathandel en overlast in de omgeving van de coffeeshop. Ook is er nog in de kernen beperkt sprake van de oorspronkelijke straathandel (in de vorm van wiettaxi's en huisdealers). Scenario: twee coffeeshops Bij dit scenario komt er één coffeeshop bij. Om deze coffeeshop zo goed mogelijk bereikbaar

te maken voor zo veel mogelijk inwoners kan deze coffeeshop het beste worden gesitueerd in Nieuw-Vennep, dat in het zuidelijke gedeelte van Haarlemmermeer ligt en tevens de tweede stedelijke kern is, qua inwonertal. De illegale straathandel die nu nog in beperkte mate plaatsvindt in Nieuw-Vennep en de omliggende kernen zal hierdoor voor een groot deel verdwijnen (zie inspraakreactie Brijder Verslavingszorg in paragraaf 2). Voor de inwoners van veel kernen wordt een coffeeshop immers beier bereikbaar, waardoor het minder aantrekkelijk wordt om van wiettaxi's en huisdealers gebruik te maken. Deze laatste vorm van illegale handel zal nog slechts in minimale zin voorkomen. De verwachting is dat door hel toestaan van deze tweede coffeeshop de jongeren uit, met name, het zuidelijke gedeelte van Haarlemmermeer minder softdrugs zullen haien uit omliggende gemeenten (zoals Leiden, Haarlem en Amsterdam) en in mindere mate softdrugs illegaal zullen aanschaffen. Zij zullen naar de coffeeshop in Nieuw-Vennep gaan. Dit heeft als positief gevolg dat deze jongeren, indien de coffeeshop zich aan de vergunningvoorschriften houdt, minder snel in aanraking zullen komen met harddrugs.tevens zijn deze jongeren voor Brijder Verslavingszorg (maar ook Stichting Meerwaarde) beter bereikbaar. In paragraaf 3 werd immers al geconstateerd dat door de komst van de coffeeshop in Hoofddorp (potentiële) 'probleemgebruikers 1 makkelijker bereikbaar zijn voor Brijder Verslavingszorg. De verwachting is dat een tweede coffeeshop ook leidt tot dit positieve neveneffect. Als negatief gevolg zal er rondom de coffeeshop in Nieuw-Vennep een andere vorm van straathandel ontstaan, namelijk het doordealen en het gebruiken van softdrugs in het openbaar. Ook zal er overlast kunnen ontstaan door rondhangende jongeren. Door het situeren van de coffeeshop op een locatie waarbij de omgeving weinig overlast ondervindt (niet in of vlak bij een woonwijk) kunnen deze negatieve gevolgen worden beperkt. Door handhaving van het op 8 juli 2004 ingestelde verbod op het gebruik van softdrugs in het openbaar kan de overlast ook worden beperkt. Er zal in ieder geval extra handhavingscapaciteit moeten worden ingezet om toezicht te houden op de omgeving van de coffeeshop. Ook zal uiteraard streng gecontroleerd moeten worden of de coffeeshophouders voldoen aan de voorschriften uit de vergunning. Bij het toestaan van één extra coffeeshop zal er dus een striktere scheiding zijn tussen de markten van hard- en softdrugs (subdoelstelling 1), zal er rondom deze coffeeshop bepaalde overlast (doordeaten en hangjongeren) kunnen ontstaan (subdoelstelling 2) en zullen de Haarlemmermeerse drugsgebruikers makkelijker bereikbaar zijn voor hulpverleningsinstanties, zoals Brijder Verslavingszorg (subdoelstelling 3). Scenario 3: drie coffeeshops Het toestaan van drie coffeeshops leidt tot een situatie waarbij voor vrijwel alle inwoners een coffeeshop makkelijk bereikbaar is, De oorspronkelijke illegale handel, zoals wiettaxi's en huisdealers, is naar verwachting al bij twee coffeeshops geminimaliseerd. Een situatie met drie coffeeshops zal dus weinig positieve invloed hebben op het verder tegengaan van de oorspronkelijke illegale softdrugshandel. Wel bestaat het risico dat in de omgeving van de derde coffeeshop overlast zal ontstaan, door het zogenaamde doordealen. Ook bij de derde coffeeshop geldt dat de locatie van grote invloed zal zijn op de mate van overlast. Verder zal er nog meer (dan in scenario 2) handhavingscapaciteit moeten worden ingezet om overlast te bestrijden en zo veel mogelijk te voorkomen en om de naleving van de vergunningvoorschriften te controleren. Brijder Verslavingszorg zal in dit scenario ook in de derde coffeeshop relatief makkelijk met potentiële 'probleemgebruikers' in aanraking kunnen komen. Het toestaan van drie coffeeshops leidt dus niet tot een verdere (in vergelijking met scenario 10

2) scheiding tussen de markten van hard- en softdrugs (subdoetsteüing 1).. leidt wel mogelijk tot bepaalde overlast (subdoelstelling 2) en maakt de potentiële probleemgebruikers' voor Bnjder Verslavingszorg ook op de derde locatie makkelijk bereikbaar. Conclusie: Wij achten het van groot belang dat de illegale handel in softdrugs, zoals wiettaxi's en huisdealers, zo goed mogelijk wordt beperkt. Ook vinden wij het belangrijk dat de Haarlemmermeerse jongeren voor instanties als Brijder Verslavingszorg goed bereikbaar zijn. Dit kunnen wij bereiken door het toestaan van meer dan één coffeeshop. Nadeel van het toestaan van meer coffeeshops is dat er mogelijk meer overlast (in de vorm van doordealen) ontstaat en dat hiervoor meer handhavingscapaciteit nodig is. Het toestaan van coffeeshops kan ook (te) drempelverlagend werken, waardoor mensen worden gestimuleerd om softdrugs te gebruiken. Dit willen we voorkomen. Bij het nemen van een besluit over het gewenste aantal coffeeshops dient dus een juiste balans te worden getroffen tussen de positieve gevolgen en de negatieve gevolgen van het toestaan van meer coffeeshops. Alles overwegende zijn wij van mening dat het toestaan van 1 extra coffeeshop gewenst is, indien hiervoor een locatie kan worden gevonden waar de overlast voor de omgeving beperkt zal zijn 5. Hierdoor kunnen wij de positieve gevolgen van het toestaan van meer coffeeshops ten volle benutten, terwijl de negatieve (m.n. overlast) beperkt zijn. Deze coffeeshop zou dan gesitueerd moeten worden op een locatie in Nieuw-Vennep (zie inspraakreactie Brijder Verslavingszorg), die we! goed bereikbaar is voor jongeren (bijv. in het centrum), maar die niet gelegen is in of vlak bij een woonomgeving. 8. Vervolg procedure Hoewel het coffeeshopbeleid al in 1999 is vastgesteld, kan worden gesteld dat het beleid pas echt is geïmplementeerd sinds de komst van de coffeeshop in Hoofddorp in 2001. Het toestaan van maximaal drie coffeeshops vormt immers de basis van het beleid. De evaluatie geldt dus voor een periode van 'slechts' drie jaar. Wij zijn van mening dal we de ontwikkelingen ten aanzien van de huidige coffeeshop nauwgezet moeten blijven volgen, gezien de belangen die ermee zijn gemoeid op het gebied van, onder meer, de openbare orde en veiligheid en de volksgezondheid. Ook gelet op de politiek-maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van het Nederlandse softdrugsbeleid is het van belang om het beleid regelmatig te blijven evalueren 6. Deze evaluatie kan dus niet worden gezien als een eind-evaluatie. Voordat wij definitieve besluiten nemen op basis van deze evaluatie stellen wij het Presidium van de Raad voor om over deze nota eerst overleg met de Raad te voeren. Na dit overleg zullen wij definitieve besluiten nemen over de conclusies die uit deze evaluatie kunnen worden getrokken. In deze nota nemen wij dus slechts principe-besluiten [zie hieronder). Als onderstaande principe-besluiten definitieve besluiten worden, dan zal de burgemeester een procedure starten om een geschikte potentiële coffeeshophouder te selecteren. Deze persoon wordt dan in de gelegenheid gesteld om een geschikte locatie te vinden voor een coffeeshop in Nieuw-Vennep. De burgemeester toetst op basis van vooraf vastgestelde criteria of de locatie geschikt is. 5 6 Uiteraard gelden hierbij ook andare, bij de iiuidige coffeeshop, gehanteerde criteria, zoals de afstand lot scholen, De resultaten van de Taskforce, die is opgericht om da overlast in de omgeving van de coffeeshop te lijf te gaan, zullen in januari 2005 worden geëvalueerd. 11

Besluit Op grond van het voorgaande hebben wij het principe-besluit genomen om: 1 Op basis van deze evaluatie te concluderen dat de hoofddoelstelling van het coffeeshopbeleid deels is behaald; 2 Één extra coffeeshop toe te staan in Nieuw-Vennep, onder de voorwaarde dat een geschikte locatie hiervoor kan worden gevonden; 3 Het Presidium voor te stellen deze nota ter bespreking te agenderen voor de gemeenteraad. leder voor zo ver het zijn bevoegdheden betreft: Burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer, de secretaris, de burgemeester, r. G.P.F. van den Boorn, De burgemeester van Haarlemmermeer mr. A.Ph. Bi lbfl(i(n} d : v. 12