Referentiekaders Doorlopende leerlijn Taal en Rekenen (Meijerink) 2 Station en de referentiekaders 6 1
Doorlopende leerlijnen Taal en Rekenen (Commissie Meijerink) Een beknopte samenvatting/ de belangrijkste punten Het rapport Referentiekader doorlopende leerlijnen taal en rekenen van de Commissie Meijerink geeft antwoord op de vraag wat je voor taal en rekenen op jouw niveau moet beheersen om goed voorbereid te zijn op de volgende fase in je schoolloopbaan en op behoorlijk functioneren in de maatschappij. Het doel van de invoering van een referentiekader voor deze basiskennis en vaardigheden is een algemene niveauverhoging. Waarom een referentiekader: Het referentiekader zorgt voor efficiëntere en effectievere onderwijsprogramma s. De programma s van de verschillende schooltypen sluit beter op elkaar aan, waardoor herhalingen en hiaten voorkomen worden. Er is duidelijk omschreven wat de leerling moet kennen en kunnen als het om basisvaardigheden gaat. De docent kan dus heel gericht gaan werken. Het referentiekader kan scholen en docenten uitdagen om het taal- en rekenbeleid op de school opnieuw te doordenken. Als ontvangende school (vervolgonderwijs) kunnen scholen/ docenten vaststellen waar remediëring nodig is, waar onderhoud volstaat en waar doorgewerkt kan worden richting het beoogde eindniveau. Voor dit document beperken wij ons uitsluitend tot het Taalaspect binnen het referentiekader, dit in relatie tot onze methode Station, Nederlands voor het vmbo. De niveaus binnen het referentiekader: Voor taal zijn er in totaal vier niveaus beschreven. Niveau Fundamentele kwaliteit Drempel Leeftijd 1F Eind primair onderwijs Van po naar vo 12 2F Eind vmbo 1,2 Van vo fase 1 naar vo fase 2/ 16 van vmbo naar mbo 3 3F Eind mbo-4 en havo Van vo en mbo naar ho 17 4F Eind vwo Van vo naar wo 18 1. Wordt nu gerealiseerd in vmbo bk. Leerlingen van vmbo-t presteren aan het eind van hun opleiding minimaal op nvieau 2. Hun taalvaardigheid zal voor sommige onderdelen niveau 3 kunnen naderen. Voor een aantal leerlingen zal niveau 3 bereikt kunnen worden (streefniveau). Geldt ook voor havo-3 en vwo-3 leerlingen. 2. Geldt als maatschappelijk functioneel niveau. 3. Ongeveer: havo-3 naar havo-4 en vwo-2 naar vwo-3. 2
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen een fundamenteel niveau (F) en een streefniveau (S). Het niveau 2F is vastgesteld als niveau dat iedereen nodig heeft om goed te kunnen participeren in de maatschappij. Er zijn leerlingen die minder snel of juist sneller dan gemiddeld de leerstof beheersen. Alle deze leerlingen moeten uitgedaagd worden. De eerste groep door wat meer dan voorheen van ze te vragen en om zo veel mogelijk een fundamenteel niveau te behalen. De tweede groep door ze wat extra s te bieden: een streefniveau. Bij taal betekent dit dat deze groep leerlingen de stof op een direct volgend fundamenteel niveau aangeboden krijgt (leerlingen die inmiddels 1F hebben behaald, krijgen de stof alvast op een hoger fundamenteel niveau aangeboden, te weten 2F, 2F is het streefniveau van niveau 1, oftewel 1s = 2F. De beschrijving van een fundamenteel niveau bevat veel verschillende onderdelen die door de leerlingen weer op verschillende niveaus kunnen worden beheerst en gekend. De Commissie geeft aan dat de fundamentele kwaliteit is gedefinieerd als het niveau van een vaardigheid zoals tenminste 75% van de leerlingen die nu waarschijnlijk beheerst. Dat geeft ook de ruimte aan tussen de BK en de KGT modules van Station. In de KGT modules wordt in de bovenbouw bewust toegewerkt naar een mogelijke overstap naar het volgende niveau. In de BK modules wordt gewerkt aan een zo hoog mogelijke score binnen de mogelijkheden van de leerlingen in niveau 2F. Vertaald in nieuwe schema s ziet dit er als volgt uit: 1F Fundamentele kwaliteit niveau 1 1S Streefkwaliteit niveau 1 2F Fundamentele kwaliteit niveau 2 2S Streefkwaliteit niveau 2 3F Fundamentele kwaliteit niveau 3 3S Streefkwaliteit niveau 3 4F Fundamentele kwaliteit niveau 4 4S Streefkwaliteit niveau 4 3
Gekoppeld aan het onderwijsstelsel ziet het referentiekader er als bovenstaande uit voor de basiskennis en vaardigheden voor taal en rekenen. Deze twee schema s samengevoegd leiden naar het referentiekader, zoals opgesteld door de Commissie Meijerink: Enkele voorbeelden om het schema te verduidelijken: * De meeste leerlingen hebben bij het verlaten van het basisonderwijs niveau 1F. Een deel van de leerlingen is echter al verder, moet meer uitgedaagd worden op streefniveau 1S. Dit streefniveau overlapt al een deel van het fundamentele niveau 2F. Dit zijn bijvoorbeeld leerlingen die met een havo-vwo advies de basisschool verlaten. * Vmbo-leerlingen sluiten over het algemeen hun opleiding af op niveau 2F. Een deel van de leerlingen kan echter meer en werkt naar het bijpassende streefniveau 2S. Dit is leerstof op een niveau dat één fundamenteel niveau hoger is, dus 3F. * Het streefniveau bij fundamenteel niveau 1F is 1S. Deze stof is op het niveau van fundamenteel niveau 2F. * De niveaus geven een opklimmende moeilijkheidsgraad in basiskennis en vaardigheden aan. Elk fundamenteel niveau omvat het voorgaande niveau. En bij het behalen van een fundamenteel niveau kan het volgende niveau gezien worden als een streefniveau. 4
Welk niveau geldt voor welke leerling: Dinsdag 6 april 2010 is het wetsvoorstel Referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen aangenomen door de Tweede Kamer. Op 27 april 2010 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel als hamerstuk afgedaan. De referentieniveaus zullen nu nog (wettelijk) worden toegewezen aan de verschillende schooltypen. De toewijzingen in bovenstaande schema s zijn dan ook de voorstellen van de Commissie Meijerink (welke naar alle waarschijnlijkheid zullen worden overgenomen). Het referentiekader dat er nu ligt zal de komende jaren vertaald worden naar de verschillende onderwijssectoren. Dan wordt ook precies duidelijk welk niveau voor welke leerling zal gelden. Implementatie: Het feitelijke invoeringsproces kan op 1 augustus 2010 van start gaan. Vanaf 2011-2012 zullen deze referentieniveaus gaan gelden voor de leerlingen in het 2 e jaar van het vmbo. Vanaf 2014 zullen de examens aangepast zijn aan de vastgestelde referentieniveaus. Het referentiekader is gebaseerd op de huidige set van kerndoelen, eindtermen en examenprogramma s, maar is dus zelf nadrukkelijk geen onderwijsprogramma en ook geen examenprogramma. Het referentiekader doet ook geen uitspraken over individuele leerlingen, maar is een ijkingsinstrument voor het onderwijssysteem als geheel en direct te gebruiken bij het herzien van de exameneisen en het ontwerp van nieuwe leermiddelen. De onderdelen binnen het referentiekader: Voor taal zijn per niveau de volgende domeinen beschreven: Mondelinge taalvaardigheid (gespreksvaardigheid, luistervaardigheid, spreekvaardigheid) Lezen (zakelijke teksten en fictionele, narratieve en literaire teksten) Schrijven (het produceren van zakelijke en creatieve teksten) Begrippenlijst en taalverzorging (in de begrippenlijst staan begrippen en concepten die docenten en leerlingen nodig hebben om over taalvaardigheid van gedachten te wisselen. Bij taalverzorging gaat het om zaken die in dienst staan van een verzorgde schriftelijke taalproductie). 5
Station en de referentiekaders: Niveau/ Schooltype Leerjaar Referentieniveau Commissie Meijerink ERK (Raamwerk Nederlands) Vmbo bk 1-2 2F B1 Vmbo bk 3-4 2F B1 Vmbo kgt 1-2 2F B1 Vmbo kgt 3-4 2F/2S B1/B2 Vmbo GT 1 3-4 2S B1/B2 1. Bij Station is in de modules voor vmbo KGT extra stof voor vmbo GT, te weten het 5 e perron. Op termijn zal er een uitbreiding van dit document volgen waarin de volgende zaken terug zullen komen per domein (mondelinge taalvaardigheid, leesvaardigheid, schrijfvaardigheid): Een algemene omschrijving van het (sub) domein. Taken die leerlingen op het betreffende gebied moeten kunnen uitvoeren. Kenmerken van de taakuitvoering die aangeven aan welke karakteristieken een taak of een product op het betreffende niveau moet voldoen (bovenstaande omschrijvingen worden gehaald uit het document Referentiekader Taal en Rekenen, de referentieniveaus). In welke modules van Station en in welke oefeningen deze vaardigheden behandeld worden. Voor taalverzorging zal een beschrijving komen wat volgens het referentiekader Taal en Rekenen van leerlingen verwacht wordt op het gebied van grammatica en spelling en begrippen die leerlingen moeten kunnen gebruiken op de verschillende niveaus. Ook hierbij zal vermeld worden in welke modules van Station en in welke oefeningen deze stof behandeld wordt. In de methode zal te beginnen bij leerjaar 4 aan worden gegeven op welk niveau de lesstof wordt aangeboden en geoefend. Dat doen we door in de modules voor de leerlingen duidelijk te maken welke vaardigheden uit het referentiekader worden behandeld onder het kopje Wat leer je? In het docentenmateriaal willen we dit vervolgens verder uitwerken zodat de docent die dat wil nader geïnformeerd wordt, zonder dat we daar de leerlingen mee belasten. Vervolgens nemen we bij de herdrukken voor jaar 3 deze informatie ook mee. De modules voor de onderbouw zullen - zoals het zich nu laat aanzien - vanaf 2012 in herziene vorm verschijnen. Naar verwachting zal tegen die tijd het referentiekader verder uitgewerkt zijn zodat we dit vanaf jaar 1 in de modules kunnen integreren. 6