Taalniveaus CEFR (A1, A2, B1, B2,C1, C2)

Transcriptie

1 Taalniveaus CEFR (A1, A2, B1, B2,C1, C2) Om het taalonderwijs op elkaar af te stemmen, met elkaar te kunnen vergelijken en taalniveaus te kunnen inschatten is het Europees referentiekader, CEFR, voor de talen vastgesteld. Dit is een richtlijn voor de verschillende talen om het taalniveau te beoordelen. Zo kunt u inschatten wat het taalniveau ongeveer is. Het referentiekader is van toepassing op alle talen. Het referentiekader beschrijft een Europese schaal van 6 taalniveaus voor de beheersing van diverse vaardigheden: spreken, schrijven, luisteren & lezen. Er zijn 3 niveaus (A, B, C) en deze zijn onderverdeeld in 2 subniveaus: A Basisgebruiker (A1/A2: beginner) B Zelfstandige gebruiker (B1/B2: gevorderd) C Vaardige gebruiker (C1/C2) Beknopte beschrijving taalniveaus: Taalniveau A1 basiskennis van de taal, bekende dagelijkse uitdrukkingen en zinnen. Taalniveau A2 bekend met veelgebruikte uitdrukkingen en kan gesprekken voeren over alledaagse zaken. Taalniveau B1 kan eigen mening geven en kan ervaringen, gebeurtenissen, dromen en verwachtingen beschrijven Taalniveau B2 kan de hoofdlijnen van teksten begrijpen, kan duidelijke, gedetailleerde tekst produceren en kan spontaan aan een gesprek deelnemen. Taalniveau C1 kan zichzelf vloeiend uitdrukken en kan de taal flexibel en efficiënt gebruiken voor sociale, academische en professionele doeleinden. Taalniveau C2 kan zonder moeite alles begrijpen wat hij/zij hoort of leest en kan zichzelf spontaan, zeer vloeiend, precies en genuanceerd uitdrukken, ook in meer situaties. Voor een uitgebreider schema met taalvaardigheid: TAALbrigade.pdf

2 Filmpje over taalniveaus: Begrijpen Spreken Schrijven Luisteren Lezen Productie Gesprekken vo eren A1 Begrijpt uitdrukkingen en zinnen als er heel langzaam en duidelijk gesproken wordt. namen, woorden en zeer zinnen begrijpen in standaardtek sten als mededelinge n, posters, catalogi. zich uitdrukken in losse woorden en in korte, zinnen over concrete zaken uit de eigen leefof werkomgeving. deelnemen aan gesprekken in situaties die veel voorkomen in het dagelijks leven en op de werkplek. losse woorden zoals personalia in formulieren invullen en een korte tekst schrijven zoals vakantiegroete n op een ansichtkaart. A2 Begrijpt de belangrijkste punten van korte en boodschappe n en aankondiging en als er langzaam en duidelijk gesproken wordt. korte en teksten lezen over concrete uit de eigen werk- of leefomgeving. in bewoordingen een beschrijving geven van mensen, leef- en werkomstandigh eden, dagelijkse routines enzovoort. korte gesprekken voeren in standaardsituaties. vragen stellen en beantwoorden en ideeën en uitwisselen over in voorspelbare, alledaagse situaties. korte, informele brieven schrijven en boodschappen noteren in telegramstijl. B1 Begrijpt feitelijke over veel voorkomende uit dagelijks feitelijke uit de eigen werk- of leefomgeving lezen met een uiteenzetting geven over uit de eigen leef- en met redelijk gemak deelnemen aan gesprekken over uit het dagelijkse leven, gericht op samenhangend e tekst schrijven over in

3 leven en werk. een redelijke mate van begrip. werkomgeving. het onderhouden van sociaal contact en het regelen van zaken. het dagelijkse leven, op werk of opleiding. B2 Begrijpt meer over uit het dagelijks leven en de wereld van opleiding en beroep in voldoende mate om de draad van het betoog te volgen. Begrijpt een breed scala aan teksten op het eigen vak- of interessegebi ed. Begrijpt specialistisch e als hij voldoende kennis heeft van het desbetreffen de onderwerp. een duidelijk, gedetailleerd betoog houden over een breed scala van uit het eigen interesse- of werkgebied. op een effectieve wijze deelnemen aan (semi-)formele en informele gesprekken over van praktische, sociale en beroepsmatige aard. in een discussie een mening geven en die met argumenten onderbouwen. duidelijke, gedetailleerde tekst schrijven over een breed scala van in het dagelijks leven, in het beroepsleven en in opleidingen. C1 uitgebreide betogen over abstracte en volgen, ook buiten het eigen interesse- of vakgebied. Begrijpt veel idioom en spreektaaluit druk-kingen. tot in detail lange, teksten begrijpen, waaronder specialistisch e artikelen en lange technische instructies op het eigen vakterrein of bedoeld voor de geinteresseerd e leek, mits moeilijke passages herlezen kunnen worden. gedetailleerde en precieze beschrijvingen geven van en formele presentaties houden over. zich vloeiend en spontaan uitdrukken. de taal flexibel en effectief gebruiken voor sociale en voor professionele doeleinden. duidelijke, goedgestructureerde in werk, opleiding en privé-leven adequaat en accuraat schrijven.

4 Nederlandse Taalniveaus voor scholieren Voor Nederlandse scholieren worden er afwijkende referentieniveaus aangehouden. Er zijn voor 4 momenten in de schoolloopbaan referentieniveaus geformuleerd. Voor elk moment is er een fundamenteel niveau (F) en een streefniveau (S). Het F-niveau is het taalniveau waarop scholieren en studenten op dat moment moeten functioneren, het S-niveau is een streefniveau voor scholieren en studenten die meer kunnen dan het F-niveau. Toetsen en examens worden gebaseerd op het F-niveau, omdat dit referentieniveau als minimale eis fungeert. De referentieniveaus beschrijven welke basiskennis en -vaardigheden leerlingen moeten beheersen voor taal en rekenen. Er zijn vier fundamentele niveaus en vier streefniveaus (1F t/m 4F en 1S t/m 4S) voor primair onderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en mbo. Tussen de vier niveaus is sprake van overgangen of drempels. Dit zijn de overstappen die leerlingen maken binnen het onderwijssysteem. In het onderstaande schema wordt weergegeven aan welk niveau iemand moet voldoen op de verschillende momenten in de school & studieloopbaan.

5 A2 is vergelijkbaar met 1F = basisgebruiker B1 is vergelijkbaar met 2F= onafhankelijke gebruiker, Het niveau aan het eind van het vmbo (bb/kd) en mbo jaar 1 en 2; B2 is vergelijkbaar met 3F = onafhankelijke gebruiker, Het niveau aan het einde van vmbo gl/tl, mbo-4 en havo; C1 is vergelijkbaar met 4F = vaardige gebruiker