INHOUDSOPGAVE Voorwoord / V Lijst van gebruikte afkortingen / XIII HOOFDSTUK 1 Winst uit onderneming / 1 1.1 Korte terugblik op de heffing over opbrengsten uit ondernemingsactiviteiten / 1 1.2 De belastingheffing over opbrengsten uit ondernemingsactiviteiten heden ten dage / 2 1.3 Plan van aanpak / 3 HOOFDSTUK 2 Wie geniet winst uit onderneming? / 7 2.1 Inleiding / 7 2.2 Algemene bronvereisten / 7 2.3 De verschillende genieters van winst uit onderneming / 9 2.4 De ondernemer / 11 2.4.1 De onderneming / 11 2.4.2 Het zelfstandig uitgeoefend beroep / 14 2.4.3 Voor rekening van de belastingplichtige / 15 2.4.4 Rechtstreekse verbondenheid voor verbintenissen betreffende de onderneming / 16 2.5 De medegerechtigde tot het vermogen van een onderneming / 18 2.6 De houder van een schuldvordering op een ondernemer / 19 2.7 De positie van deelnemers in samenwerkingsverbanden / 20 2.7.1 De vennootschap onder firma / 21 2.7.2 De maatschap / 21 2.7.3 De commanditaire vennootschap / 22 2.7.4 De man/vrouw-firma / 24 2.8 Het ondernemerschap versus andere bronnen van inkomen / 27 2.9 Grootkoopmanschap / 30 HOOFDSTUK 3 Wat wordt tot de winst gerekend? / 33 3.1 Inleiding / 33 3.2 De totaalwinst / 33 VII
3.2.1 De openingsbalans / 35 3.2.2 De slotbalans / 41 3.2.3 Kapitaalstortingen / 41 3.2.4 Onttrekkingen / 42 3.3 Voordelen uit onderneming / 46 3.3.1 Vermogensetikettering / 48 3.3.2 Voordelen die geen verband houden met bepaalde vermogensbestanddelen / 54 3.4 Vrijgestelde voordelen uit onderneming / 55 3.5 Niet-aftrekbare of slechts gedeeltelijk aftrekbare kosten / 62 3.5.1 Kostenaftrekbeperkingen, algemeen / 63 3.5.2 Niet-aftrekbare algemene kosten / 64 3.5.3 Beperkt aftrekbare algemene kosten / 66 3.5.4 Niet-aftrekbare kosten ten behoeve van de belastingplichtige / 67 3.5.5 Beperkt aftrekbare kosten ten behoeve van de belastingplichtige / 67 3.6 Verliesverrekening / 67 3.6.1 Maximumverliesregeling / 68 HOOFDSTUK 4 Op welk tijdstip wordt de winst in aanmerking genomen? / 73 4.1 Inleiding / 73 4.2 Goed koopmansgebruik / 74 4.3 De bestendige gedragslijn / 86 4.3.1 De keuze voor een waarderingsstelsel / 87 4.3.2 Het wijzigen van waarderingsstelsels / 87 4.4 Wettelijke bepalingen bij het berekenen van de jaarwinst / 92 4.4.1 Loon- en prijswijzigingen na afloop van het jaar / 92 4.4.2 Waardering pensioenverplichtingen en soortgelijke verplichtingen / 93 4.5 Algemene uitgangspunten bij de waardering van activa en passiva in de jaarwinstbalans / 93 4.6 De waardering van activa in de jaarwinstbalans / 95 4.6.1 De waardering van bedrijfsmiddelen / 95 4.6.1.1 Het begrip bedrijfsmiddel /95 4.6.1.2 De afschrijving op bedrijfsmiddelen / 101 4.6.1.3 De wijzigingen in het afschrijvingsregime met ingang van 1 januari 2007 / 109 4.6.1.4 De afwaardering van bedrijfsmiddelen / 116 4.6.2 Voorraden / 120 4.6.2.1 Nominalistische methoden voor de voorraadwaardering / 121 4.6.2.2 Substantialistische methoden voor de voorraadwaardering / 123 4.6.3 Onderhanden werk en onderhanden opdrachten / 127 4.6.4 Effecten / 129 4.6.5 Vorderingen / 131 4.6.6 Huurkoopvorderingen / 134 VIII
4.6.7 Liquide middelen / 135 4.6.8 Transitoire activa / 135 4.7 De waardering van passiva in de jaarwinstbalans / 136 4.7.1 Schulden / 136 4.7.2 Voorzieningen / 138 4.7.2.1 De voorziening als anticipatiepost / 138 4.7.2.2 De voorziening als uitstelpost / 142 4.7.3 Pensioenverplichtingen / 144 4.7.4 Fiscale reserves / 147 4.7.4.1 Egalisatiereserve / 147 4.7.4.2 Herinvesteringsreserve / 150 4.7.4.3 Oudedagsreserve / 161 4.8 Foutenleer / 166 4.8.1 De foutenleerregels uit HR 22 oktober 1952, B. 9293 / 167 4.8.2 Twee voorbeelden met betrekking tot de toepassing van de foutenleer / 169 4.8.3 Foutenleer en inhaalverbod / 171 4.8.4 De redelijke tegemoetkoming / 172 4.8.5 De verhouding tussen de foutenleer en de andere herstelmethoden / 173 4.8.6 Afsluitende opmerkingen betreffende de foutenleer / 174 4.9 Het gebroken boekjaar / 177 4.10 Confrontaties tussen de totaalwinst en de jaarwinst / 178 HOOFDSTUK 5 Ondernemingsfaciliteiten / 181 5.1 Inleiding / 181 5.2 Urencriterium / 183 5.2.1 De absolute en relatieve norm / 183 5.2.2 Uitgesloten werkzaamheden / 184 5.3 Ondernemersaftrek / 190 5.3.1 De zelfstandigenaftrek / 190 5.3.2 De aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk / 193 5.3.3 De meewerkaftrek / 194 5.3.4 De startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid / 195 5.3.5 De stakingsaftrek / 196 5.4 De MKB-winstvrijstelling / 197 5.5 Faciliteiten met betrekking tot bedrijfsmiddelen / 199 5.5.1 Willekeurige afschrijving / 200 5.5.2 Investeringsaftrek / 204 5.5.2.1 Een overzicht van de afzonderlijke onderdelen van de investeringsaftrek / 205 5.5.2.2 Relevante basisbepalingen rondom het investeren / 209 5.5.2.3 Uitgesloten bedrijfsmiddelen / 214 IX
5.5.2.4 Desinvesteringsbijtelling / 219 5.6 Research en Development Aftrek (RDA) / 223 HOOFDSTUK 6 Daadwerkelijke en fictieve vervreemdingen van de onderneming / 225 6.1 Inleiding / 225 6.2 Daadwerkelijke vervreemding van de onderneming / 226 6.2.1 Is sprake van (gedeeltelijke) staking van de onderneming? / 226 6.2.2 De winst behaald met of bij het staken van de onderneming / 228 6.2.3 Het moment van het in aanmerking nemen van de stakingswinst / 229 6.2.4 Etiketteringsproblemen rondom de liquidatie van een onderneming / 232 6.2.5 Toetreding van een nieuwe ondernemer tot een bestaande onderneming / 235 6.3 Fictieve vervreemding van de onderneming / 240 6.3.1 Het belang van de fictieve vervreemdingen / 241 6.3.2 Fictieve vervreemding bij het overlijden van de ondernemer / 242 6.3.3 Fictieve vervreemding bij ontbinding van de huwelijksgemeenschap / 244 6.3.4 Fictieve vervreemding bij overbrenging van vermogensbestanddelen naar buitenland / 245 6.3.5 Ophouden in Nederland uit de onderneming belastbare winst te genieten / 246 6.4 Stakingsfaciliteiten / 248 6.4.1 De stakingsaftrek / 248 6.4.2 Omzetting stakingswinst in een lijfrente / 250 6.4.3 Uitstel van belastingheffing bij overlijden / 252 6.4.4 Uitstel van belastingheffing bij schuldigerkenning / 253 HOOFDSTUK 7 Doorschuiffaciliteiten / 255 7.1 Inleiding / 255 7.2 Doorschuiven bij een aandelenfusie, juridische splitsing en juridische fusie / 256 7.2.1 Doorschuiven bij een aandelenfusie / 258 7.2.2 Doorschuiven bij een juridische splitsing en juridische fusie / 260 7.3 Geruisloos doorschuiven bij staking door overlijden ondernemer / 263 7.4 Geruisloos doorschuiven bij ontbinding huwelijksgemeenschap / 267 7.5 Geruisloos doorschuiven bij overdracht aan een mede-ondernemer of werknemer / 268 7.6 Geruisloos doorschuiven bij staking door overheidsingrijpen (en vrijwillige verplaatsing) / 271 7.7 Geruisloze omzetting van de onderneming in een BV / 273 7.7.1 Inleiding / 273 7.7.2 De (voor-)voorperiode bij de omzetting / 277 7.7.3 Voorwaarden voor geruisloze omzetting / 281 X
7.7.4 Een voorbeeld van een ruisende en geruisloze omzetting / 288 7.8 Geruisloze terugkeer uit de BV / 290 7.8.1 Voorwaarden voor de geruisloze terugkeer uit de BV / 291 7.8.2 Claimbehoud bij de terugkeer uit de BV / 293 HOOFDSTUK 8 De terbeschikkingstellingsregeling in relatie tot de winst uit onderneming / 299 8.1 Belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden / 299 8.2 Achtergrond terbeschikkingstellingsregeling art. 3.91 Wet IB 2001 / 300 8.3 De terbeschikkingstellingsregeling en de leer van de vermogensetikettering / 301 8.4 Het begrip verbonden persoon / 302 8.5 Een in het maatschappelijk verkeer ongebruikelijke terbeschikkingstelling / 303 8.6 De wijze van terbeschikkingstelling / 307 8.7 De aard van de vermogensbestanddelen / 308 8.8 De fiscale behandeling van een pand in gesplitst gebruik / 310 8.9 Invloed wijziging huwelijksgoederenregime en wijziging samenleefvormen op de terbeschikkingstellingsregeling / 315 8.10 De terbeschikkingstellingsregeling en samenwerkingsverbanden / 317 8.11 Bepaling resultaat uit overige werkzaamheden / 318 8.12 Specifieke doorschuifmogelijkheden resultaat uit overige werkzaamheden / 319 8.13 Aanvang en einde van de terbeschikkingstelling / 320 Overzicht ondernemingsfaciliteiten / 321 Jurisprudentieregister / 325 Trefwoordenregister / 335 XI