TAALGEBRUIK EN TAALPERCEPTIE OP KETNET

Vergelijkbare documenten
Op het einde van de negentiende eeuw werd het Nederlands een van de officiële talen in België. Maar welk Nederlands? Er waren twee kampen.

Ronde 1. Jongeren warm maken voor taalvariatie. 1. Inleiding. 2. Didactische tools taalvariatie

Tellen met Taal. Het meten van variatie in zinsbouw in Nederlandse dialecten. Marco René Spruit

Wilt u laten weten wat u van deze TLPST vond? Hebt u tips voor de volgende aflevering? Mail ons:

Standaardtaal of tussentaal op televisie

Profiel Academische Taalvaardigheid

Cover Page. Author: Scholz, Franziska Title: Tone sandhi, prosodic phrasing, and focus marking in Wenzhou Chinese Issue Date:

Ervaringen van tutoren en tutees in een same-age-in-class PAL setting

Zakelijk Professioneel (PROF) - B2

Zullen haar ouders haar het huis uitzetten, zal Jozef de verloving verbreken, zullen de vriendinnen haar in de steek laten?

KETNET LANCEERT DE CHECKLIST 50 dingen die je echt wil gedaan hebben voor je 12 de Een mobiliserend project voor kinderen tot 12 jaar - vanaf 12.

10 Innovatielessen uit de praktijk 1

ENGELS als Tweede Taal

VIEREN DOOR/VOOR JONGEREN

VERZOEKSCHRIFT. over correct Nederlands op de VRT VERSLAG

Hoe kun je meertalige ouders bereiken en ondersteunen? Tips voor schoolteams

Drie maal taal. Taal beschouwen in realistische situaties

Taalgebruik op de radio Tussentaal en code-switching bij presentatoren

Basisbegrippen van de taalwetenschap: Variatielinguïstiek

Mense va mijne leeftijd

MODERNE VREEMDE TALEN - ASO DUITS Het voorliggende pakket eindtermen beantwoordt aan de decretale situatie waarbij in de basisvorming in de derde

JAARGANG 8 / NUMMER 6 FEBRUARI Mede mogelijk dankzij:

Vraag 1 : maken de aanslagen van de laatste jaren je (heel) bang? Vraag 2 : Vrees jij dat terreurgeweld enkel zal toenemen?

Tussendoelen Engels onderbouw vo havo/vwo

10. Gebarentaal [1/3]

Leerling Gezel Meester Feedback. Zet in een kortcyclisch proces creatieve ideeën, specificaties en concepten om tot werkende prototypes

Een zondagspak? Het Nederlands in Vlaanderen: gedrag, beleid, attitudes

Persoonlijk Rapport Junior Scan

DIALECT EN TAALVERWERVING

Een analyse van de ondertitelingswijze van tussentaal in Vlaamse realityseries

Ik-Wijzer Naam: Sander Geleynse Datum: 27 januari 2016

Reflectieverslag mondeling presenteren

Boekverslag Nederlands Bindi door Maria Mosterd

Spoor je leerlingen dus aan om een verzorgde taal te hanteren tijdens en buiten de lessen. Je maakt hen enkel sterker!

Taalverandering. 19. Taalverandering. Opdracht 19.1

CONCEPT. Tussendoelen Engels onderbouw vo havo/vwo

Ideeën presenteren aan sceptische mensen. Inleiding. Enkele begrippen vooraf

Kan ik het wel of kan ik het niet?

Ds. Arjan van Groos ( ) Tekst: 1 Korinthiërs 7, 14 Middagdienst Dopen. Broeders en zusters,

Organisatie Meesterschapsteams Nederlands, LOVN, VSNU

Omgaan met. meer- en anderstaligheid. op school

Sessie 2: Hoe werk je aan de eindtermen Nederlands, ook in andere vakken?

Educatief Startbekwaam (STRT) - B2

5,2. Gedichtbespreking door een scholier 3097 woorden 1 december keer beoordeeld. Levensbeschouwing

Vluchtelingen op bivak. Tips & Tricks

In: Vroeg, vakblad vroegtijdige onderkenning en integrale vroeghulp bij ontwikkelingsstoornissen. Jaargang 29 maart 2012, p

TAALGEBRUIK IN RECLAME Over tussentaal, standaardtaal en code-switching in Vlaamse radiospots

Educatief Professioneel (EDUP) - C1

OPVOEDINGSONDERSTEUNING BIJ

Efeziërs 4 en NGB 27 Leerpreek: Wat is de kerk?

Educatief Professioneel (EDUP) - C1

kalender 2012 Kant-en-klare tips voor klare taal

Europakenner Onderzoeker Journalist. toepassing. bediscussiëren en beargumenteren van Europese kwesties. gehaald op:

De logo s heb ik zelf gemaakt.

Latijn en Grieks in de 21ste eeuw

Doe een klein onderzoek naar de taalregels die een kind in jouw omgeving al dan niet onder de knie heeft en schrijf daar een verslag over.

Een kritische terugblik op honderd jaar taalzorg en taaladvisering in Vlaanderen. En wat brengt de toekomst?

KIEMKRACHT. Ondernemerstraject van het Alfa-College. Flexibiliteit. Initiatief. Pro-activiteit. Nieuwsgierigheid

Effectieve samenwerking: werken in driehoeken

Aanvullende informatie ter voorbereiding op de TGN A1. Inleiding. Hoe maakt u de TGN?

Ik was er zelf bij toen hier, in het Vlaams Parlement, precies 5 jaar. geleden, de Vlaamse Gebarentaal (VGT) unaniem en met veel

Een lerarenopleiding en studenten in kansarmoede: de krachten gebundeld! Ann Van Hooste en Liesbeth Spanjers UC Leuven Groep Lerarenopleiding

huisstijl provincie antwerpen TAALGEBRUIK

Hoe gaat het met je studie?

Hieronder staan 80 uitspraken. Kruis aan of je het er mee eens bent of juist niet. Sla geen uitspraken over.

Ma leidster, oe moe k ik da doen? Een onderzoek naar het (tussen)taalgebruik van kinderen in de jeugdbeweging.

De richtprijs voor een lezing is 400,- excl. reiskosten. Voor een workshop zijn de kosten afhankelijk van de invulling van de workshop.

TITEL ACTIVITEIT + beschrijving: filosofisch gesprek over geloven.

Deel 9/12. Leer je invloed effectief aanwenden om je doelen te bereiken

INDICATIE ATTITUDE SEKSUALITEIT

Ons stappenplan om te komen tot jouw perfecte film.

Duur van de les Introductie (klasgesprek) 10 minuten Kern (video, gesprek) 10 minuten Afsluiting (werkblad) 30 minuten

MAAR WEL IN UW BEDRIJF. Vind gratis uw geschikte medewerker Jobkanaal geeft ook advies over steunmaatregelen, subsidies en HRM.

KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS LEUVEN, BELGIË

Lesbrief nummer 29 juni 2016

De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Duitse woordenschat.

De gedragscriteria voldoen aan deze voorwaarden: duidelijk en begrijpbaar observeerbaar en meetbaar geen waardeoordeel

Karen van der Pauw

Kinderen Baas #2. Over participatieve trajecten tussen cultuur- en jeugdorganisaties.

Praktische opdracht Management & Organisatie Salaris systeem

Boekverslag Nederlands Verliefd zijn is een ramp!

Beoordelingsmodellen PAT Profiel Academische Taalvaardigheid Voorbeeldexamen 2

Breukelen Betreft: Ref.nr.:

Wat er ook aan de hand is, de gevolgen zijn hetzelfde. Je bent een aantal lichamelijke functies, die je voorheen als vanzelfsprekend aannam, kwijt.

Examen HAVO. Nederlands

Dé stappen om je doel te bereiken: de combinatie van de creatiespiraal en het enneagramprocesmodel. Ontspannen. Handelen

Deelnemers informatie Sustainability Challenge 2013

Vogelvlucht. Agenda. Afscheid. Juf Madelin. Nieuwsbrief interconfessionele basisschool de Vuurvogel Uithoorn Nummer 9, vrijdag 1 februari 2019

Waarom zou je de doelgroep 1 vragen om mee te werken aan het Festival van het Leren?

Toelichting M-nummers in relatie tot referentieniveaus Meijerink (4F)

Gespreksvoorbeeld rond uniek verloop of uitzondering

Advies. over het ontwerp van kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking

Daarom krijg je feedback bij iedere taak over je eigen werk. Het kan echter nuttig zijn om ook uit de fouten van je klasgenoten te leren.

3 Hoogbegaafdheid op school

Oudertevredenheidsonderzoek maart 2015

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen,

A1 A2 B1 B2 C1. betrekking op concrete betrekking op abstracte, complexe, onbekende vertrouwde

Transcriptie:

TAALGEBRUIK EN TAALPERCEPTIE OP KETNET EEN ONDERZOEK NAAR DE TAALNORM, HET TAALGEVOEL EN DE TAALWERKELIJKHEID Marte Van Rijckeghem Stamnummer: 01203224 Promotor: Prof. dr. Johan De Caluwe Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de richting Taal- en Letterkunde Nederlands Academiejaar: 2016-2017

Dankwoord Hij is er! De masterproef die ik met zo veel plezier geschreven heb. Het was mijn promotor Johan De Caluwe die me aanmoedigde te schrijven over wat me zelf het meest interesseerde, want als je je er zo lang mee moet bezig houden, kan het maar beter iets zijn dat je graag doet. Ik wil hem dan ook in de eerste plaats bedanken voor de ongelooflijke vrijheid die hij me gegeven heeft. Hij leek al snel door te hebben dat ik meestal goed weet wat ik wil. Daarnaast wil ik hem echter ook bedanken voor de gesprekken op de momenten waarop ik eens niet helemaal wist wat ik wou. Door steeds de juiste kritische vragen te stellen en net iets verder te denken kon hij me op interessante nieuwe denkpistes brengen. Merci, professor De Caluwe, voor de goede begeleiding. Onmisbaar voor deze masterproef waren Annemie Gulickx, Ruud Hendrickx en Geertje Slangen, mijn contactpersonen bij Ketnet en de VRT-taaldienst. Zonder hun getuigenissen had ik niet de helft van de interessante informatie in dit onderzoek kunnen bemachtigen. Jullie passie voor taal was mooi om te zien en werkte aanstekelijk. Merci, Annemie, Ruud en Geertje, voor jullie tijd en enthousiasme. Ook belangrijk voor mijn enthousiasme waren mijn fantastische gezin en mijn zalige vriendinnen. Hen wil ik bedanken voor de koffie, lunchkes, avonden met lekkere drankjes en weekends in de zon. Soms dienden die als pauze, andere keren als gezamelijke brainstorm als ik er niet in slaagde mijn werk even achter te laten. Merci, mama, papa, Cato, Nan, Karen, Melissa, Anna, Laura en Milenia, om altijd met plezier te blijven luisteren. Een extra grote dankjewel gaat naar Sigurd, mijn schat van een lief. Hij liet me niet gaan slapen voor ik mijn doel van de dag gehaald had en vertelde me steeds dat het eten lekker was, ook al had ik er minder tijd in kunnen steken door het schrijven. Daarbovenop zorgde hij uiteraard ook voor de nodige ontspanning. Merci, lieve Sigurd, voor alles. Tot slot nog een speciale vermelding voor mama, Sigurd en Robbe, die het geduld opgebracht hebben om met het oog van een muggenzifter deze masterproef na te lezen. Merci!

Inhoud 1. Inleiding... 1 1.1. Gesproken taal in Vlaanderen... 3 1.2. Televisie en taalverwerving... 6 1.3. Context van het onderzoek... 7 2. Taalnorm... 8 2.1. Taalcharter 2012... 8 2.2. Taalperceptie van de overheid... 9 2.3. Wat is geen standaardtaal?... 10 2.4. Vage grenzen... 10 1.1.1. Standaardtaal... 11 1.1.2. Informele standaardtaal... 11 1.1.3. Tussentaal... 12 1.1.4. Vage grenzen op Ketnet... 12 2.5. Conclusie... 13 3. Taalgevoel... 14 3.1. Gecontextualiseerd Taalcharter... 14 3.2. Dagelijkse werking... 16 3.2.1. VRT-taaldienst... 16 3.2.2. De autonomie van Ketnet... 18 3.3. Moeilijkheden... 21 3.3.1. De taal leeft... 21 3.3.2. De kijker... 23 3.4. Conclusie... 23 4. Taalwerkelijkheid... 25 4.1. Methodologie... 25 4.1.1. Onderzoeksmaterie... 25 4.1.2. Onderzoekscriteria... 29 4.1.3. Werkwijze... 35 4.2. Analyse... 39 4.2.1. Het journaal op Ketnet: Karrewiet... 39 4.2.2. Het hart van Ketnet: de wrap... 40 4.2.3. Klassieke fictie... 42 4.2.4. Realistische fictie... 46 4.2.5. Ketnet op Youtube... 49

4.3. Vergelijking... 53 4.3.1. Standaardtaal... 53 4.3.2. Informele Standaardtaal... 54 4.3.3. Tussentaal... 55 4.4. Conclusie... 55 5. Drie perspectieven... 57 5.1. Taalnorm en taalwerkelijkheid... 57 5.1.1. Toepassing Taalcharter... 57 5.1.2. Definitie van de informele standaardtaal... 58 5.2. Taalgevoel en taalwerkelijkheid... 60 5.2.1. Eén taalvariëteit per programma... 60 5.3. Conclusie... 64 6. Besluit... 66 23 270 woorden

1. Inleiding De taalsituatie in Vlaanderen is altijd al gecompliceerd geweest. Aan de ene kant zijn er de vele dialecten, aan de andere kant het onhaalbare ideaal van de Nederlandse standaardtaal. Maar daartussenin liggen nog vele variëteiten van het Nederlands. Zo zijn er sprekers die geen perfect dialect meer kunnen, maar wel nog regionale kenmerken gebruiken. Er zijn ook sprekers die eigenlijk redelijk standaardtalig klinken door op een lossere manier met de Nederlandse standaardtaal om te gaan. Daartussen liggen alle tussentaalsprekers die geen dialect spreken omdat ze de woordenschat en de klanken niet beheersen. Ze spreken ook geen vorm van de standaardtaal omdat ze te veel kenmerken gebruiken die niet tot de standaardtaal behoren. Daarom spreken we over een continuüm aan variëteiten van het Nederlands. Elke Vlaming heeft een taalgebruik dat zich ergens in dat continuüm bevindt. Een Vlaming kan ook meerdere variëteiten binnen het continuüm beheersen en die toepassen in verschillende situaties. Zo kan iemand binnen zijn gezin dialect spreken, maar met zijn collega s tussentaal. Als die persoon met zijn baas spreekt zou het kunnen dat hij een poging doet om de Nederlandse standaardtaal te hanteren. Het is ingewikkeld. Er zijn zo veel verschillende variëteiten en evenveel verschillende taalsituaties waarin die toegepast kunnen worden. We kunnen ons voorstellen dat het voor een Vlaams kind niet makkelijk is om het bestaan van de verschillende variëteiten te begrijpen, enkele ervan te verwerven en dan ook nog eens goed aan te voelen in welke situatie een bepaalde variëteit gepast is. Het taalgevoel van kinderen wordt aangescherpt door de taalvariëteiten waar ze in verschillende situaties mee in aanraking komen. Een van die situaties kan de schoolomgeving zijn. In 2016 verschenen de resultaten van het onderzoek van Steven Delarue naar het taalgebruik en de taalperceptie bij Vlaamse leerkrachten. Hoe denken zij over het taalbeleid van de Vlaamse overheid die in de schoolcontext Standaardnederlands verwacht? Hoe interpreteren ze dat beleid en hoe zetten ze dat om naar de praktijk? De eisen die door de overheid en de maatschappij aan leerkrachten gesteld worden, blijven vaag en contradictorisch. Daarom gaan leerkrachten de regels zelf interpreteren en creëren ze meer ruimte in de voorgelegde standaardtaal. Ze beseffen namelijk wel dat ze een voorbeeldrol hebben en ze vinden taal ook wel belangrijk. In de praktijk komen echter andere, vaak belangrijkere aspecten op de eerste plaats. Leerkrachten blijken vaak niet de standaardtaal te gebruiken omdat ze vrezen dat ze hun leerlingen er niet mee zullen bereiken. Ze willen vermijden gemaakt over te komen en ze willen hun authenticiteit voor de klas behouden (Delarue, 2016). Veel 1

leerkrachten kunnen of willen de standaardtaal niet aanhouden als ze les geven. Deze keuze kan uiteraard een effect hebben op de leerlingen. Een andere bron van taalinvloed voor kinderen is de media. Net als het onderwijs, wordt de media gezien als een fundamentele instelling voor normreproductie (Van Hoof, 2015). Ook net als het onderwijs is de media vaak het onderwerp van discussies over verloedering van het taalgebruik. Daarom zien we een aanleiding om het taalbeleid en de taalsituatie op Ketnet grondig te onderzoeken. In deze masterproef analyseren we het taalgebruik op de jongerenzender van de VRT en gaan we ook op zoek naar het taalbeleid dat er achter schuilt. In deze inleiding zullen we eerst de context van het taalgebruik op Ketnet duidelijker schetsen. We hebben het over de verschillende variëteiten van gesproken taal in Vlaanderen, taal op televisie en ook kort over de invloed die die kan hebben op kinderen. Daarna willen het taalgebruik op Ketnet vanuit zo veel mogelijk verschillende perspectieven bekijken. Coppen (2017) leert ons in zijn lezing op het taalkundig congres Goede redenen voor foute taal namelijk dat taal ook maar een mening is. Vanuit dat idee willen we in dit onderzoek het taalgebruik op Ketnet benaderen. Daarom maken we gebruik van de theorie van Coppen die op drie manieren naar taal kijkt. In het eerste hoofdstuk kijken we naar het taalgebruik op Ketnet vanuit de taalnorm. We gaan hier op zoek naar de expliciete regels en definities die het dagelijkse taalbeleid kunnen sturen. In het tweede hoofdstuk kijken we vanuit het perspectief van het taalgevoel, de intuïtie of een taalvorm passend is in zijn context. In de hedendaagse taalwetenschap blijkt het namelijk de belangrijkste zorg te zijn dat kinderen de verschillende variëteiten van het Nederlands in de juiste context leren gebruiken. Is dat ook hoe Ketnet erover denkt? Tenslotte is er nog een derde manier om naar taal te kijken, namelijk vanuit de taalwerkelijkheid. We analyseren het taalgebruik op Ketnet zoals we het in acht verschillende programma s terug vinden. Aan de hand van een kwantitatief onderzoek berekenen we tot welke taalvariëteit de programma s behoren. In een laatste hoofdstuk kijken we hoe de verschillende perspectieven samen komen. Leidt het taalgevoel tot een goede verhouding tussen taalnorm en taalwerkelijkheid? We bespreken de verschillende perspectieven grondig met Ruud Hendrickx, taaladviseur van de VRT en Annemie Gulickx, aanbodverantwoordelijke bij Ketnet. Samen denken we na over wat veranderd kan worden om de drie elementen beter op elkaar af te stemmen. Deze masterproef heeft als doel op een kritische manier een duidelijk beeld te krijgen van het taalgebruik en de taalperceptie op Ketnet. 2

1.1. Gesproken taal in Vlaanderen De taalsituatie in Vlaanderen is er een met veel verschillende variëteiten van het Nederlands. In de 19 e eeuw waren er vooral de originele dialecten en een overkoepelend Standaardnederlands (Van der Horst et al, 1997). Elke stad en elk dorp had een eigen dialect met net iets andere kenmerken dan het dorp ernaast. Toch waren er ook gemeenschappelijke kenmerken te vinden binnen een regio. Zo had Vlaanderen vijf overheersende dialectgebieden die ongeveer overeenkomen met de provincies. Hoewel de oorspronkelijke dialecten niet meer even sterk staan als vroeger, zijn ze nog lang niet verdwenen. Pas in de eerste helft van de 20 e eeuw werd het Nederlands in Vlaanderen erkend (Van der Horst et al, 1997). Voorheen was het Frans opgedrongen aan de Vlamingen als enige taal met culturele waarde. Een strijd van de Vlaamse Beweging zorgde voor een taalemancipatie bij de Vlamingen waardoor ze eindelijk hun eigen taal tot een cultuurtaal konden uitbouwen. De Nederlandse standaardtaal werd een heilig streefdoel. Het was voor vele trotse Vlamingen dan ook van groot belang dat het Algemeen Nederlands verspreid werd onder het volk zodat iedere Vlaming zijn dialect kon gebruiken in een informele context en kon overschakelen naar de standaardtaal in formelere situaties. Het was de taak van het onderwijs en de media om de norm aan te geven en te verspreiden (Van Hoof, 2015). Tot in het Taalcharter van 1998 zien we deze taalnormgerichte filosofie opduiken. In 1970 onderscheidde Goossens een nieuwe taalvariëteit. Hij merkte op dat dialectsprekers hun taal opschoonden en de belangrijkste dialectkenmerken onderdrukten wanneer ze in een formele situatie terecht kwamen. Wat ze spraken was echter nog lang geen Algemeen Nederlands. Hij noemde het Schoon-Vlaams. In de jaren die volgden kreeg de nieuwe variant steeds meer vorm en kreeg hij de naam tussentaal (Taeldeman, 1992). De tussentaal werd ook wel eens spottend Verkavelingsvlaams of Soapvlaams genoemd en de sprekers ervan werden gezien als te lui om de standaardtaal te spreken. Aanvankelijk werd de nieuwe vorm niet als bedreiging gezien omdat men ervan uit ging dat het om niet meer dan een tussenvorm ging op weg naar de Standaardtaal. Men geloofde dat de tussentaal steeds verder opgeschoond zou worden, tot ze het Algemeen Nederlands benaderde (Hendrickx, 1998). Toen duidelijk werd dat de tussentaal een afgebakende variëteit was geworden met kenmerken die over heel Vlaanderen verspreid waren, raakten sommige taalkundigen in paniek. Tegenstanders vonden dat het Algemeen Nederlands de enige bovenregionale variëteit moest zijn. Het was de enige officiële taal met een geüniformeerde spelling, uitspraak, grammatica en woordenschat (Janssens en 3

Marynissen, 2008:177). Elke afwijking van die norm werd traditioneel als fout gezien. In de praktijk gebruikten de Vlamingen het Algemeen Nederlands echter bijna nooit als spreektaal. Waar het dialect niet paste, gebruikte de Vlaming de tussentaal als bovenregionale omgangstaal (Taeldeman, 2008). Taalkundigen konden niet meer om de tussentaal heen. In het laatste decennia is de tussentaal helemaal aanvaard als variëteit van het Nederlands. In taalkundig onderzoek wordt er niet meer denigrerend over gedaan en voert men empirisch onderzoek uit om de kenmerken van de variëteit in beeld te brengen (Van Hoof, 2013). De vorm is namelijk een mix van kenmerken uit dialecten en de standaardtaal. Die kenmerken kunnen zowel fonologisch als syntactisch en lexicaal zijn. Waar die mix vroeger nog heel verschillend kon zijn per regio, heeft de tussentaal een homogenisering ondergaan (Ghyselen, 2015) en is ze wijder verspreid dan ooit (De Caluwe, 2009). De tussentaal is de standaard spreektaal geworden en ze duikt dan ook op op plaatsen waar vroeger de standaardtaal verwacht werd. Dat blijkt uit het onderzoek van Delarue (2016) over het taalgebruik in het onderwijs, maar ook uit het nieuwe Taalcharter dat de VRT in 2012 opstelde. Ook op televisie kreeg de tussentaal een plaats in fictie en talkshows. Dit gaat nog steeds gepaard met de nodige bezorgdheid vanuit een ideologische gevoeligheid door de onzekere geschiedenis van het Nederlands in Vlaanderen. Hoewel over het taallandschap in Vlaanderen al veel geschreven is, zijn taalkundigen nooit klaar met het beschrijven van het hele spectrum aan variëteiten. De taal leeft en door contact tussen de verschillende vormen van het Nederlands is het niet ondenkbaar dat er nieuwe variëteiten ontstaan. Wat dat betreft is het interessant gebleken de kloof tussen tussentaal en standaardtaal te herbekijken. Die kloof werd tot voor kort als zeer aanwezig en problematisch beschreven. Een echte kloof lijkt er echter niet meer te zijn, want tussen de twee variëteiten heeft zich een grijze zone ontwikkeld met verschillende mengvormen. Verschillende recente onderzoeken gingen op zoek naar een variëteit die standaardtaliger is dan de tussentaal, maar informeler dan het Algemeen Nederlands. Informele standaardtaal is een begrip dat reeds gebruikt werd door taalkundigen die de taalsituatie in Nederland in kaart brachten. Zo erkent Geeraerts (2000) in Nederland een spreektalige variant van de standaardtaal die informeler is, maar toch nog dichter bij de algemene standaardtaal ligt dan bij de dialecten. Ook in Vlaanderen beschouwt hij de mengvorm als de taalvariëteit tussen de algemene standaardtaal en de dialecten. Die tussentaal ligt volgens hem echter veel dichter bij de dialecten dan bij de algemene standaardtaal. Hij ziet dan ook een grote kloof tussen tussentaal en standaardtaal. 4

In latere onderzoeken is er toch sprake van een informelere standaardtaal die zich ook in Vlaanderen in de grote marge tussen tussentaal en standaardtaal aan het vormen is. De Caluwe zegt daarover het volgende: Uniek voor Vlaanderen is de verspreiding van de tussentaal als algemene informele omgangstaal, en de groei van een register-continuüm voor de bovenregionale communicatie met meer of minder tussentalige en standaardtalige ingrediënten, aangepast aan de (in)formaliteit van de situatie. (De Caluwe 2006:33) Het informele Algemeen Nederlands waar De Caluwe het over heeft kent echter nog een vage omschrijving en wordt dan ook beschouwd als een variëteit die zich nog volop aan het ontwikkelen is. Hij heeft het over typisch tussentalige kenmerken die doordringen in een informele standaardtaal. In 2016 onderzochten we in het kader van onze bachelorproef over welke kenmerken het hier kan gaan. We zullen daarom met die definitie aan de slag gaan in deze masterproef. Sommige kenmerken die als typisch voor de tussentaal worden gezien, bleken namelijk tot op zekere hoogte door te dringen in de informele standaardtaal. De h-deletie in het bijzonder bleek een kenmerk dat traditioneel als typisch tussentalig werd gezien, maar dat toch ook vaak in formeler taalgebruik toegepast wordt. Ook het gebruik van der, r-deletie en t-deletie komen vaak voor in de informele standaardtaal. Andere kenmerken bleken wel exclusieve kenmerken van de tussentaal. Een diminutief wordt door sprekers van de informele standaardtaal nooit met het tussentalige ke gevormd. Net zoals hem nooit als subjectsvorm wordt gebruikt. Het gebruik van expletief dat, het toepassen van het gijsysteem, de flexie van lidwoorden en voornaamwoorden en de flexie van adjectieven kwamen ook als kenmerken van de tussentaal naar voren (Van Rijckeghem, 2016). We zullen op elk van deze kenmerken verder ingaan in het vervolg van dit onderzoek. Dialect Tussentaal Informele Standaardtaal Standaardtaal 5

1.2. Televisie en taalverwerving Het leek ons interessant om kort te bekijken welke invloed televisie volgens pedagogen kan hebben op het taalgebruik van een kind. Dorr wijst in 1986 op het algemeen belang van televisie voor kinderen. Ze zegt dat kinderen op een volledig andere manier dan volwassenen tv kijken. Voor hen vormt wat ze zien een voorbeeld van gedrag in de wereld. Televisie heeft volgens haar daarom zeker een opvoedende functie in de sociale ontwikkeling van kinderen. Hoewel wetenschappelijk onderzoek het niet altijd eens is over de invloed van televisie op de taalverwerving in het bijzonder, beweren Cullingford (1984) en Sherrington (1973) dat tv een goede ondersteuning kan vormen bij taalonderwijs. Ze zijn het er over eens dat er snel nieuwe klanken of woorden worden overgenomen. Dat gebeurt volgens hen vooral doordat de nieuwe woorden ondersteund worden door beelden. Volgens Duyck (2010) zijn het in het bijzonder de interactieve programma s die kinderen helpen om hun woordenschat uit te breiden. Programma s die kinderen rechtstreeks aanspreken en hen stimuleren om mee te doen kunnen wel degelijk een goed effect hebben op de taalverwerving. Perez (2013) vult aan dat het heel leerzaam is om naar tv-programma s te kijken in een vreemde taal met ondertitels. Nieuwe taalgebruikers begrijpen zo alles veel beter en leren sneller nieuwe woorden. Hoewel de resultaten van verschillende wetenschappelijke onderzoekers tot een uitkomst leiden die gunstig is voor televisie, gaat het hier vooral over de taalverwerving van heel jonge kinderen of het verwerven van een vreemde taal. Het gaat daarbij steeds om het leren van nieuwe woorden. Het is begrijpelijk dat de invloed van televisie op de verwerving van nieuwe woorden veel makkelijker te meten valt dan de invloed die televisie kan hebben op het taalgebruik van oudere kinderen die leren welke variëteiten van hun moedertaal in welke taalsituaties toegepast kunnen worden. Scharlaekens (1977) heeft het in haar gezaghebbend werk over de taalverwerving kort over de invloed die televisie op lagere schoolkinderen nog kan hebben. Kinderen gaan vanaf de leeftijd van zes jaar oud hun taalgebruik namelijk uitbreiden tot verschillende communicatiekringen. Het kind staat steeds meer in contact met de buitenwereld en ontwikkelt gaandeweg een gevoel voor bepaalde sociologische taalverschillen. Scharlaekens observeert dat de kinderen op dat moment een stoere taal gaan ontwikkelen, waarop televisie zeker een invloed kan hebben. Het is dus niet ondenkbaar dat Vlaamse jongeren via Ketnet een gevoel ontwikkelen voor het gebruik van de verschillende variëteiten van het Nederlands. 6

1.3. Context van het onderzoek Dit onderzoek is uiteraard niet het eerste onderzoek naar het taalgebruik op Ketnet. Meerdere scriptieonderzoeken geven ons een beeld van het taalgebruik dat gebruikt wordt in programma s voor kinderen. In 2011 gaf Feys ons bijvoorbeeld al een overzicht van de verschillende variëteiten van het Nederlands die in kinder- en jeugdprogramma s gebruikt worden. Janssen (2005) vergeleek het taalgebruik in kinder- en jeugdprogramma s in Vlaanderen en Nederland en Billiau (2015) maakte een vergelijking tussen het taalgebruik in programma s vroeger en nu. De verschillende scripties komen tot de conclusie dat er op de Vlaamse zenders steeds meer tussentaal terug te vinden is. Velen merken ook op dat dat op de VRT niet in lijn is met wat er in het Taalcharter werd vastgelegd. Daar staat namelijk dat Ketnet de standaardtaalnorm strenger zou moeten bewaken dan welke andere zender ook. Sinds het laatste onderzoek is er echter veel veranderd, onder andere door de komst van nieuwe programma s waarin de tussentaal een nog prominentere rol krijgt. Het Taalcharter kan nu fundamenteel in vraag gesteld worden. In dit onderzoek zullen we dan ook niet alleen rekening houden met de nieuwste stand van zaken vanuit de taalwerkelijkheid, maar zullen we ook meer te weten komen over de houding van de VRT en Ketnet vanuit het perspectief van de taalnorm en het taalgevoel. 7

2. Taalnorm Volgens Coppen (2017) kunnen we naar taalgebruik kijken vanuit een taalnorm, de overtuiging dat taal een expliciete norm heeft. Daarom gaan we in de eerste plaats op zoek naar de taalnormen die op de VRT en op Ketnet gehanteerd worden. De enige tastbare regels die er zijn, zijn in het Taalcharter van 2012 neergeschreven. In dat charter worden bepaalde variëteiten aan bepaalde taalsituaties gelinkt. Maar hoe die variëteiten er precies uit moeten zien, blijft op de VRT blijkbaar een moeilijke vraag. Het is voor hen moeilijk om de standaardtaal, de informele standaardtaal en de tussentaal te definiëren. Het gaat hier namelijk over gesproken taalgebruik, waarvoor het vastleggen van regels een stuk moeilijker is dan voor het geschreven Algemeen Nederlands en waar ook vaak meer toegelaten wordt. Bovendien is niet iedereen het zomaar eens over de verschillende definities. 2.1. Taalcharter 2012 Sinds 1998 heeft de VRT een concreet taalbeleid dat door Ruud Hendrickx, taaladviseur van de VRT, werd neergeschreven in een charter. In 2007 werd het Taalcharter voor de eerste keer vervangen door een nieuwere versie. De huidige versie ging in 2012 van kracht. Als eerste punt in het charter wordt aangegeven dat de VRT de norm voor de standaardtaal in Vlaanderen mee wil bepalen (zie het volledige Taalcharter in Bijlage 1). Daarom vinden ze het belangrijk dat hun medewerkers steeds helder, aantrekkelijk en correct Nederlands gebruiken. Ze mogen de verschillende registers van de standaardtaal hanteren en mogen nooit in tussentaal of dialect verglijden. Vanaf het volgende punt in het charter wordt per categorie overlopen welk register gebruikt moet worden. Het begint bij de journalistieke kernrollen zoals de nieuwslezers. Zij moeten de absolute norm van het Nieuwsnederlands hanteren. Hun standaardtaal moet onberispelijk en voorbeeldig zijn. Ook van reporters en commentaarstemmen in informatieve programma s wordt het gebruik van de standaardtaal verwacht. Ditzelfde geldt voor vaste presentatoren en hosts omdat zij stemmen zijn die een dragende rol spelen in de omgang met de mediagebruiker. Voor gelegenheidspresentatoren kan echter wel een lichte tongval in de standaardtaal toegestaan worden. Hiermee bedoelt men een uitspraak die de meeste taalgebruikers verzorgd noemen, maar waarin regionale of niet-moedertalige invloeden enigszins hoorbaar zijn. Diezelfde lichte tongval in de standaardtaal wordt ook aanvaard bij 8

externe experts en programmamakers waar de VRT mee samenwerkt. Hun taalgebruik is dan wel een belangrijk kwaliteitscriterium, maar domeinexpertise gaat in dit geval voor. Als laatste komen in het Taalcharter fictie en humor aan bod. Daar mag als enige wel tussentaal of dialect gebruikt worden. Alle varianten van het Nederlands mogen hier aan bod komen, zolang alles goed te verstaan is. Bij de afspraken over het taalgebruik in fictie en humor komt er nog een regeltje bij specifiek voor Ketnet. Daar is het namelijk niet gebruikelijk om in fictie tussentaal of dialect te gebruiken. Het charter stelt dat op Ketnet fictie moet worden gemaakt met bijzondere aandacht voor standaardtaal. Ruud Hendrickx, taaladviseur van de VRT, licht toe dat jonge taalgebruikers zo in contact kunnen komen met het gebruik van standaardtaal in dagelijkse situaties. Ze kunnen er aan wennen en ze zullen het makkelijker overnemen (zie het volledige interview met Ruud Hedrickx in Bijlage 2). De VRT beseft dat het voor kinderen extra belangrijk is een goed voorbeeld te geven. 2.2. Taalperceptie van de overheid Het blijkt vooral de overheid te zijn die nadrukkelijk de focus legt op het gebruik van de standaardtaal op Ketnet (Hendrickx, Bijlage 2). Zij ziet het taalgebruik op Ketnet vanuit het perspectief van de taalnorm. De Raad van Bestuur vindt de standaardtaal de enige passende taal in alle programma s op Ketnet. In de taalkunde spreken we hier van een defiency hypothesis. De standaardtaal wordt als enige aanvaardbare vorm gezien omdat ze cruciaal zou zijn voor een succesvolle ontwikkeling van het kind. Bij het opstellen van het Taalcharter in 2012 kon de overheid als opdrachtgever van de VRT deze mening doorduwen. De VRT heeft namelijk een overeenkomst met de Vlaamse overheid om in hun programma s kwaliteit aan te bieden in vorm, inhoud, en dus zeer belangrijk, ook in taal (Beheersovereenkomst 2016-2020). De Raad van Bestuur vindt het belangrijk dat Ketnet een goed voorbeeld schept voor haar kijkers in haar taalgebruik. Zoals we in de inleiding zagen, is het inderdaad mogelijk dat televisie een opvoedkundige invloed heeft. Kinderen tot zes jaar verwerven een sterke basis voor uitspraak en grammatica (Scharlaekens, 1977). Later blijft de woordenschat verder ontwikkelen en is de overheid ervan overtuigd dat kinderen verschillende dingen blijven bijleren. Daarom mag, op expliciete vraag van de overheid, op Ketnet eigenlijk niets anders dan de standaardtaal te horen zijn. Wanneer de leden van de Raad van Bestuur merken dat Ketnet te veel van de overeenkomsten afwijkt, zullen ze steeds de VRT-taaldienst contacteren om dat probleem te melden en de medewerkers op hun verantwoordelijkheden te wijzen (Bijlage 2). 9

2.3. Wat is geen standaardtaal? Hoewel in het Taalcharter redelijk duidelijk wordt bepaald welke variëteit op welke plaats hoort, blijven de medewerkers van VRT-taalnet worstelen met het definiëren van die verschillende variëteiten van het Nederlands (Bijlage 2). Wat voor hen wel duidelijk is, is dat het niet meer van deze tijd is om te verwachten dat iedereen het Nieuwsnederlands spreekt. In oudere Taalcharters werd deze vorm als enige juiste vorm gezien. Linguïsten hielden de presentatoren in de gaten om hun taalgebruik op het hoogste niveau te houden (Van Hoof, 2013). Ondertussen is volgens Hendrickx het Nieuwsnederlands een onrealistische definitie van de standaardtaal, want dan zou geen van de Vlaamse ministers standaardtaal spreken. Hij maakt de bedenking dat ook vroeger in de praktijk niemand zich aan de normen van het Nieuwsnederlands hield, maar dat dat niet als probleem gezien werd. Het grote ideaal werd gemakkelijkheidshalve als streefdoel gezien, maar had niet veel effect. Vroeger was het volgens Hendrickx dus zeker niet beter. Voor de VRT is het ondertussen onmogelijk geworden om vol te blijven houden dat Nieuwsnederlands de enige juiste standaardtaal is. Dat er nog steeds enkele kritische stemmen zijn die door het aanvaarden van de tussentaal de verloedering van de taal op de VRT aanklagen, is volgens Hendrickx normaal. Er zullen altijd een paar zeer overtuigde mensen proberen streven naar de onrealistische doelen van vroeger. De generatie die geboren is in de jaren vijftig en te maken heeft gekregen met de taalstrijd, zal nu nog steeds bepaalde normen eisen. Maar omdat zij het hardst roepen, hebben zij nog geen gelijk, vindt Hendrickx. 2.4. Vage grenzen Er was nood aan een realistisch beleid dat haalbaar was, maar daardoor zijn de grenzen tussen de verschillende variëteiten wel een stuk vager geworden. Wat de standaardtaal van de tussentaal onderscheidt, is de grammatica, dat is voor Hendrickx heel duidelijk (Bijlage 2). Maar tussen standaardtaal en tussentaal zit natuurlijk een continuüm aan tussenvormen. 10

1.1.1. Standaardtaal De standaardtaal moet volgens Hendricks vooral grammaticaal en lexicaal volledig correct zijn (Bijlage 2). Dat geldt voor alle variëteiten van de standaardtaal die op de VRT te horen zijn. Hendrickx vindt het echter ook belangrijk niet te verstarren en mee te blijven volgen met wat er leeft. Hij wil namelijk dat het taalgebruik op de VRT het volledige taallandschap van Vlaanderen weerspiegelt. Ook in de variëteiten die niet het Nieuwsnederlands zijn wil Hendrickx een voorbeeld kunnen geven. 1.1.2. Informele standaardtaal De taaladviseur ziet een informele standaardtaal vorm krijgen (Bijlage 2). In die standaardtaal worden bepaalde fonetische variaties toegelaten. Hendrickx bevestigt dat een h-deletie op bepaalde plaatsen geen enkel probleem hoeft te vormen. Opvallend is wel dat hij die h-deletie voorlopig vooral wil beperken tot het woordje het. In verschillende oudere onderzoeken bleek echter dat deze fonetische variatie zelfs tot in het Nieuwsnederlands doordringt (De Ridder, 2007) en dat Hendrickx dus de feiten achterna loopt door de variatie in de informele standaardtaal voorlopig enkel bij het toe te laten. Hendrickx geeft toe dat er volgens hem nog geen pasklare definitie van de informele standaardtaal bestaat en dat er meerdere goede suggesties kunnen zijn. Volgens Hendrickx zullen de precieze regels van de informele standaardtaal nooit duidelijk worden omdat we het er nooit over eens zullen geraken wat wel en niet aanvaardbaar is. Er bestaan volgens hem geen objectieve criteria om de verschillende varianten af te bakenen. Het idee van Sien Wynants, presentatrice op Ketnet en Studio Brussel, kan volgens Hendrickx wel een voorstel zijn. Zij vindt dat een licht regionaal accent in de uitspraak zeker moet kunnen in bepaalde vormen van de standaardtaal (Debat VRT-taaldag, 2016). Zoals hierboven al aangehaald, wordt op de VRT in bepaalde rollen deze lichte tongval voor een presentator inderdaad toegestaan. Hoewel Hendrickx zich in deze benadering kan vinden, doet hij zelf liever geen uitspraken over wat juist of fout is. Iedereen kan volgens de taaladviseur een andere definitie van standaardtaal hebben, maar wat voor hem de absolute grens is, is het toelaten van grammaticale varianten. De grammatica moet in alle vormen van de standaardtaal altijd correct blijven. 11

1.1.3. Tussentaal Grammaticale afwijkingen zijn volgens Hendrickx de wezenlijke kenmerken van tussentaal (Bijlage 2). Overal waar woorden en zinnen anders gevormd worden dan in de standaardtaal, is er zonder twijfel sprake van tussentaal. Dat maakt bijvoorbeeld de flexie van het lidwoord en het adjectief duidelijk tussentalige kenmerken. Hoewel het gebruik van gij, ge, u en uw als persoonlijk voornaamwoord niet meteen een grammaticaal kenmerk is, wordt het door Hendrickx ook absoluut tot de tussentaal gerekend. Het probleem met het gij-systeem is namelijk vooral dat het een tussentalige verbuiging van de persoonsvorm met zich mee brengt. Al dergelijke grammaticale afwijkingen van de standaardtaal zijn kenmerken van de tussentaal en mogen volgens het charter dus enkel in fictie en humor gebruikt worden. 1.1.4. Vage grenzen op Ketnet Als de ideeën over de verschillende variëteiten van het Nederlands bij de medewerkers van VRTtaalnet al vaag zijn, dan zijn ze dat bij de medewerkers van Ketnet zeker. Annemie Gulickx, aanbodverantwoordelijke bij Ketnet, vertelt ons dat het net voor zichzelf geen enkele regel heeft vastgelegd over welke variëteit dan ook (zie het volledige interview met Annemie Gulickx in Bijlage 3). De enige regels die er zijn, zijn die in het Taalcharter. Sommigen medewerkers hebben natuurlijk wel bepaalde kennis over het Nederlands vanuit hun opleiding of ervaring, maar wat de standaardtaal precies is en wat als niet-standaardtalig gezien wordt, is volgens Gulickx niet duidelijk of op z n minst erg afhankelijk van persoonlijke invulling. Alles gebeurt op buikgevoel. De persoonlijke invulling die Gulickx aan de standaardtaal geeft, lijkt redelijk dicht bij die van Hendrickx aan te sluiten. Ze geeft toe dat ze redelijk streng is omdat ze erg gelooft in de voorbeeldfunctie van Ketnet. Toch beseft Gulickx ook dat haar buikgevoel meer zal toelaten dan ze zou denken. 12

2.5. Conclusie De enige vastgelegde normen voor de VRT en voor Ketnet zijn neergeschreven in het Taalcharter. Het komt er op neer dat op de VRT enkel in fictie tussentaal of dialect kan toegelaten worden. Voor Ketnet valt zelfs deze uitzondering weg. Het net moet fictie maken met speciale aandacht voor de standaardtaal (Hendrickx, 2012). Wat dus wel aanvaardbaar is, zijn alle vormen van de standaardtaal. De grenzen tussen de verschillende variëteiten van het Nederlands zijn echter niet altijd even duidelijk. Wat wel duidelijk is, is dat er geen grammaticale afwijkingen kunnen gebruikt worden in welke vorm van de standaardtaal dan ook. Een accent kan bijvoorbeeld wel toegelaten worden. Hendrickx vindt het niet per se een probleem dat de VRT vage regels heeft over de verschillende variëteiten van het Nederlands, aangezien de taal leeft (Bijlage 2). Overal waar een bepaalde variëteit verwacht wordt, gaat het dan ook altijd om het benaderen van die variant. Niets moet perfect zijn, wel voldoende. Hendrick vindt het vooral belangrijkste dat iedereen blijft nadenken over taal en kritisch blijft over het taalgebruik waar ze mee werken. We zien dan ook dat de VRT-taaldienst een stuk losser omgaat met het taalgebruik op Ketnet dan dat de Raad van Bestuur zou willen. De Raad van Bestuur blijft geloven in de defiency hypothesis, waarbij de standaardtaal als enige aanvaardbare vorm gezien wordt. 13

3. Taalgevoel Het wordt al snel duidelijk dat er voor de VRT en voor Ketnet niet echt vaste normen bestaan om dagelijks mee aan de slag te gaan. Het is dan ook zo dat bij de VRT eerder naar taal gekeken wordt vanuit een taalgevoel. Coppen (2017) heeft het over de intuïtie of een taalvorm passend is of goed. Hendrickx lijkt het taalgebruik op de VRT en op Ketnet vooral vanuit dit standpunt te bekijken. Hij vindt het niet zozeer belangrijk welke taalvariëteit gebruikt wordt, maar wel dat dat taalgebruik op zijn plaats is (Bijlage 2). Hij wil dat er wordt nagedacht over het taalgebruik in een bepaald programma. Het perspectief vanuit taalgevoel betekent dan ook niet meteen dat het buikgevoel van de medewerkers zonder nadenken mag gevolgd worden. De VRT-taaldienst werkt niet vanuit dezelfde defiency hypothesis als de overheid. Zij hanteren een difference hypothesis, waarbij ze de waarde van elke variëteit inzien en het vooral belangrijk vinden dat kinderen leren waar de verschillende variëteiten op hun plaats zijn. Vanuit dit idee wordt het dagelijkse taalbeleid op de VRT en op Ketnet gestuurd. 3.1. Gecontextualiseerd Taalcharter De filosofie van het taalgevoel komt eigenlijk al naar voren in het huidige Taalcharter (Bijlage 1). Daarin staat dat verschillende soorten programma s een verschillend taalgebruik mogen hanteren. De oudere versies van het Taalcharter (Hendrickx 1998 en 2007) waren heel idealistisch en keurde slechts één variëteit goed, het Nieuwsnederlands. In het charter van 2012 wou Hendrickx meer ruimte laten voor variatie. Zowel het net, het genre als het doelpubliek moet overwogen worden als men voor een bepaalde variëteit kiest. Daarom is het nieuwe Taalcharter ook een gecontextualiseerd Taalcharter. In het charter staat wel dat op Ketnet steeds een verhoogde aandacht voor de standaardtaal moet zijn. Hendrickx verduidelijkt echter dat ook hier ondertussen vooral rekening gehouden wordt met de context van het taalgebruik binnen een bepaald net, genre of doelpubliek (Bijlage 2). Het gecontextualiseerd Taalcharter geldt dus zeker ook op Ketnet. In het gecontextualiseerde Taalcharter wil de VRT-taaldienst plaats laten om bepaalde nietstandaardtalige elementen toe te laten. Deze elementen moeten zo veel mogelijk binnen de informele standaardtaal passen. Hendrickx geeft toe dat er vaak elementen meespelen die belangrijker zijn dan het spreken van een perfecte standaardtaal. Voor een expert die uitleg moet komen geven over een 14

bepaald onderwerp zal expertise altijd belangrijker zijn dan zijn taalgebruik. Op dezelfde manier kunnen er dus ook op Ketnet uitzonderingen gemaakt worden. Hendrickx wil alleszins niet dat de omroep een eiland wordt (Bijlage 2). Het is dan ook niet meer dan normaal dat Ketnet, net zoals andere netten, zo veel mogelijk interessante mensen van buiten binnen wil halen. Het is daarbij volgens Hendrickx noodzakelijk om de realiteit te erkennen en toe te geven dat mensen in het dagelijkse leven gewoon geen standaardtaal spreken. Als er beslist wordt dat Ketnet het woord wil geven aan Youtubers, dan kiezen ze voor ervaren Youtubers met een eigen kanaal. Zij brengen ook expertise mee. Daarom mogen zij spreken zoals zij spreken en vindt Hendrickx dat iedereen dat moet aanvaarden. Ook voor tussentaal moet er volgens Hendrickx plaats zijn op Ketnet, als dat volgens het taalgevoel klopt (Bijlage 2). In realistische fictie heeft Ketnet volgens hem meer dan genoeg redenen om van de standaardtaal af te stappen. De context speelt hier een rol omdat de programma s bedoeld zijn voor oudere kijkers. In de leefwereld van die doelgroep wordt nu eenmaal tussentaal gesproken. We zien dat het doelpubliek van Ketnet voor een belangrijk deel de context kan bepalen. Hendrickx geeft toe dat Ketnet sneller nieuwe taaltrends zal volgen omdat het hip moet blijven voor zijn publiek (Bijlage 2). De invloed van het Engels op het taalgebruik van kinderen is bijvoorbeeld ontegensprekelijk. Ze kiezen zelf bijvoorbeeld voor Engelse woorden als kinderwoord van het jaar. Dan moet Ketnet daar volgens Hendrickx vanzelfsprekend in mee gaan. In het gecontextualiseerde Taalcharter wordt dus rekening gehouden met de context zodat het taalgebruik zo veel mogelijk op zijn plaats valt. De VRT-taaldienst interpreteert dat voor het taalgebruik op Ketnet op een andere manier dan de Raad van Bestuur. Doordat ze zich middenin het werkveld bevindt, wordt ze met de neus op de feiten gedrukt: de standaardtaal is lang niet meer vanzelfsprekend op Ketnet. Hoewel in het originele charter van 2012 Ketnet als uitzondering wordt vermeld en er met speciale aandacht voor de standaardtaal televisie gemaakt zou moeten worden, blijkt de context op dit net nog het meest bepalend van alle netten. Volgens Hendrickx moeten we, net zoals voor de andere netten van de VRT geldt, ook hier andere variëteiten toestaan (Bijlage 2). Daarbij gelden dezelfde regels als voor de andere netten. De uitzonderingen op standaardtaal worden toegestaan als expertise primeert of als ze een meerwaarde vormen in fictie of humor. Hendrickx vindt het belangrijk dat elke vorm van het Nederlands een passende plaats krijgt. Ook dat is volgens hem een invulling van de voorbeeldfunctie die Ketnet heeft. Hij vat het als volgt samen: "Het heeft geen enkele zin om het bestaan van een tussentaal te ontkennen. Jongeren moeten gewoon leren wanneer ze zo'n variant wel of niet kunnen gebruiken. (Bijlage 2) 15

3.2. Dagelijkse werking Om het taalgebruik in de dagelijkse werking van de VRT en Ketnet in goede banen te leiden, is het belangrijk om het taalgevoel van alle medewerkers op elkaar af te stemmen. De taken van de VRTtaaldienst staan dan ook allemaal in het teken van het taalgevoel-gericht taalbeleid. Ook op Ketnet wordt die lijn, hetzij minder bewust, verdergezet. 3.2.1. VRT-taaldienst Ruud Hendrickx, de taaladviseur van de VRT stuurt samen met zijn collega s Geertje Slangen en Anne Gies alles wat met taal te maken heeft. Als eerste is er het theoretische deel van hun taak. Zoals we in het voorgaande al zagen, moet er een taalbeleid uiteengezet worden. Hendrickx is daarbij enerzijds gebonden aan de beheersovereenkomst waarin de opdracht van de VRT beschreven staat. Het taalgebruik moet kwalitatief in orde zijn. Daarnaast wil hij ook rekening houden met wat de zenders zelf willen bereiken, hoe ze willen werken en wat daarbij haalbaar is (Bijlage 2). De grote lijnen worden vastgelegd in een charter. Dat Taalcharter moet vervolgens ook opgevolgd worden en af en toe in vraag gesteld worden. Hendrickx en zijn collega s zullen dan ook binnenkort, vijf jaar na het opstellen van het huidige charter, opnieuw met de verschillende partijen samen zitten om te bekijken welke aspecten van het charter ondertussen moeten veranderen (Bijlage 2). Om in de dagelijkse werking van de VRT de netten zo veel mogelijk te begeleiden in het nastreven van het taalbeleid, probeert Hendrickx met zijn team op zo veel mogelijk verschillende manieren te helpen. Dat begint bij het rekruteren van de juiste mensen. Het taalgebruik van de VRT namelijk volledig afhankelijk van diegene die effectief tot het publiek spreekt. Daarom wordt Hendrickx soms betrokken bij de rekrutering van nieuwe tv-gezichten of radiostemmen. Dit gebeurt niet systematisch voor alle nieuwe medewerkers, maar wanneer op een nieuwsdienst gesprekken met kandidaat-journalisten georganiseerd worden, wordt de expertise van de VRT-taaldienst vaak ingeschakeld voor stemproeven (Bijlage 2). Het gaat hier vooral om microfoonmedewerkers. De VRT is namelijk iets losser voor presentatoren van televisieprogramma s, zeker als het om belevingsprogramma s gaat. Voor sommige audities krijgt de taaldienst opnames van het taalgebruik van de kandidaten. Vaak volgt nog een gesprek en wordt nagegaan of tussentalige kenmerken verankerd zitten in de spreektaal. Als dat zo is, zal Hendrickx of een van zijn collega s zeker een opmerking geven. Ze verwachten van toekomstige presentatoren dat zij ook in hun spontane spreektaal fouten kunnen blijven vermijden (Bijlage 2). Ze 16

moeten zich daarvoor bewust genoeg zijn van hun taalgebruik. Het is absoluut vereist dat ze zich kunnen aanpassen in de omgeving van de studio. De volgende stap is een goede opleiding. Ook voor de coördinatie daarvan is de VRT-taaldienst verantwoordelijk. Het is zelfs het aspect waar ze het meest aandacht aan besteden. Als het taalgebruik van de VRT volledig afhankelijk is van diegene die effectief tot het publiek spreekt, dan begint alles bij een goede opleiding van de tv-gezichten en radiostemmen. Volgens Hendrickx is de VRT voor die radiostemmen strenger dan voor tv-gezichten. Voor je aan de slag kan als radiopresentator, moet je namelijk een stemattest behalen. De VRT-taaldienst begeleidt nieuwe mensen bij het behalen daarvan. Maar ook de presentatoren op Ketnet krijgen intensieve logopedie aangeboden bij het begin van hun carrière. Ook indien hun taalgebruik na een tijdje weer minder verzorgd lijkt te worden, zullen ze opnieuw een logopedisch traject moeten volgen. Ze leren daarbij uiteraard zo veel mogelijk correcte standaardtaal spreken, maar de focus ligt op de manier waarop ze die standaardtaal gebruiken (Bijlage 2). Hier komt de taalgevoel-filosofie naar boven. Het Algemeen Nederlands moet op zijn plaats zijn. Het is heel belangrijk dat het taalgebruik van de presentatoren zo natuurlijk mogelijk over komt. Naast het organiseren van logopedische sessies, schakelt de VRT-taaldienst ook coaches in op de werkvloer. Op de nieuwsdienst zijn er bijvoorbeeld mensen met meer ervaring die andere, jongere journalisten gaan adviseren. Omdat zij zelf midden in het vak staan, kunnen zij hen op maat helpen. Na de rekrutering en een goede opleiding, is het in principe aan de netten zelf om het taalgebruik van hun medewerkers op te volgen. Ze kunnen natuurlijk altijd bij de VRT-taaldienst terecht voor taaladvies. Als iemand zich afvraagt hoe iets correct wordt uitgesproken, kunnen ze hen altijd contacteren. De taaladviseur behandelt gemiddeld 1.500 dergelijke vragen per jaar. Mevrouw Gulickx bevestigt dat er bij onduidelijkheden steeds contact wordt opgenomen met de VRT-taaldienst (Bijlage 3). Medewerkers kunnen ook altijd uit eigen initiatief een fragment insturen en zullen dan per mail feedback krijgen. Als ze daarna nog eens langs willen komen voor een gesprek, kan dat ook. De advisering kan echter ook ongevraagd zijn. Als de taaldienst toevallig iets op televisie hoort dat niet door de beugel kan, zullen ze de netmanagers daar steeds op aanspreken. Hendrickx wil benadrukken dat het steeds over advisering gaat. Hij heeft geen bestuursfunctie en wil al zeker geen taalpolitie zijn. De controle gebeurt voorlopig niet systematisch. Vroeger had de VRT een project opgezet met de KULeuven, maar om budgettaire redenen zijn ze daar niet mee doorgegaan (Bijlage 2). De VRTtaaldienst kan dus onmogelijk al het taalgebruik opvolgen en geeft elke zender de verantwoordelijkheid zelf in te staan voor wat hij brengt. De nethoofden hebben volledige autonomie en zullen er enkel op aangesproken worden als er iets fout gaat. Het hoort wel tot de plannen voor de 17

nabije toekomst om de controle op kleinere schaal opnieuw op te pikken. Hendrickx wil vijf jaar na het opstellen van het huidige charter poolshoogte nemen van wat de huidige taalsituatie is en of het Taalcharter nog wel geldt. Hij denkt dat het op de meeste netten helemaal niet slecht gaat, maar wil kritisch blijven en zich steeds afvragen of de praktijk overeenstemt met de wensen. De VRT-taaldienst krijgt dus de opdracht om een beleid uit te schrijven, te controleren of dat beleid uitgevoerd wordt en steeds kritisch te blijven. Op verschillende vlakken proberen Hendrickx en zijn collega s het taalgebruik op de VRT zo goed mogelijk te sturen. Het valt wel op dat ze zich hierbij vooral concentreren op de standaardtaal. Alle medewerkers die geacht worden de standaardtaal te beheersen worden goed opgeleid en opgevolgd. De taaldienst concentreert zich er op dat de standaardtaal zo natuurlijk mogelijk gesproken wordt. Dit past volledig binnen het taalgevoel-gerichte beleid. De standaardtaal moet namelijk zo goed mogelijk in het plaatje passen. Een belangrijk deel van het taalgevoel-gerichte beleid blijft echter dat ook de andere variëteiten van het Nederlands op de juiste plaats gebruikt worden. Want als Hendrickx zegt dat hij voor alle variëteiten van het Nederlands de norm wil verspreiden, bedoelt hij dan ook de tussentaal? Op dit aspect is er weinig gestructureerde controle door de taaldienst en al zeker geen sturing. 3.2.2. De autonomie van Ketnet 3.2.2.1. Geen vaste regels Net als de andere netten krijgt Ketnet een grote autonomie om een eigen beleid uit te voeren. De redactie krijgt haar opdracht in het Taalcharter en daar moet ze verder zelf mee aan de slag. Uiteindelijk heeft de Ketnetredactie ook een grote inspraak gehad bij het opstellen van het Taalcharter. Ze hebben rekening proberen houden met hun verschillende programma s en het taalgebruik dat daarbij hoorde. Het Taalcharter is iets dat ze zichzelf opgelegd hebben (Bijlage 2). Volgens Gulickx zijn alle medewerkers van Ketnet zich hier heel erg van bewust. Iedereen hoort dan ook het Taalcharter te kennen en er zo veel mogelijk rekening mee te houden. Het streefdoel blijft op de meeste plaatsen de standaardtaal. Gulickx blijft wel realistisch en spreekt over een constant werkproces (Bijlage 3). Het goede voorbeeld geven op vlak van taalgebruik blijft een belangrijke taak van Ketnet. Kinderen moeten weten in welke situaties de standaardtaal gebruikt kan worden en hoe ze eruit ziet. De Ketnetredactie is zich ervan bewust dat dat als openbare omroep haar verantwoordelijkheid blijft, meer dan bij commerciële kinderzenders als Nickelodeon of VTMKZOOM (Bijlage 3). Daarom is het 18

belangrijk dat kinderen Ketnet-presentatoren standaardtaal horen spreken. Ze zien ook Sarah Mouhamou, die van een andere afkomst is, het Algemeen Nederlands gebruiken. Zo zien kinderen volgens Gulickx waar ze naar kunnen streven. Ketnet wil niet letterlijk meegeven dat de wrappers netjes standaardtaal gebruiken en dat iedereen dat zou moeten doen, maar kinderen krijgen zo toch onbewust voorbeeldfiguren. Uit de manier waarop Gulickx praat, kunnen we duidelijk afleiden dat ook zij blijft streven naar zo veel mogelijk standaardtaal. Voor plekken waar voorlopig geen standaardtaal gesproken wordt, probeert ze oplossingen te zoeken. Volgens Gulickx kan het bijvoorbeeld een oplossing zijn om meer mensen van binnen Ketnet Youtubefilmpjes te laten maken (Bijl age 3). Zij spreken al Standaardnederlands en het zal voor de kijkers dus niet vreemd of onecht overkomen als ze dat ook in de Youtubefilmpjes zouden doen. Ook op andere plaatsen waar van de standaardtaal wordt afgeweken is dat voor Gulickx een toegeving. Ze geeft zelf aan dat ze het daar steeds moeilijk mee heeft. Ze geeft dan ook met spijt toe dat Ketnet wat losser wordt in zijn taalgebruik. Zonder twijfel vindt Ketnet taal dus heel belangrijk, maar de vraag blijft hoe dat zich naar de praktijk vertaalt. Naast het Taalcharter zijn er namelijk geen gedetailleerdere regels die de dagelijkse praktijk kunnen sturen. Volgens Gulickx wordt er wel vaak over taalgebruik gepraat, maar gebeurt dat nooit officieel. Er wordt bijvoorbeeld nooit neergeschreven welke taalvariant gebruikt zal worden in een nieuw programma. Ze geeft toe dat sommige dingen op die manier misschien te vanzelfsprekend worden. Ze is er van overtuigd dat iedereen wel ongeveer weet waar hij mee bezig is, maar dat als medewerkers onoplettend worden, het snel de verkeerde kant uit zou gaan. 3.2.2.2. Afhankelijk van andere factoren Het is voor Ketnet niet makkelijk om al het taalgebruik te sturen dat naar buiten gebracht wordt. Het net is namelijk afhankelijk van verschillende factoren. Eerst en vooral zijn er de productiehuizen. Voor hen geldt het Taalcharter zeker ook, maar in de realiteit wordt er volgens Hendrickx niet altijd rekening mee gehouden (Bijlage 2). In een ideale situatie moet er een overleg tussen Ketnet en het productiehuis zijn over het taalgebruik dat in een serie gebruikt zal worden. Hendrickx wijst erop dat werken op buikgevoel heel gevaarlijk is omdat het voor iedereen zo verschillend is. Gulickx verzekert ons dat er bij Ketnet meer overleg is met de productiehuizen dan op eender welk net van de VRT (Bijlage 3). Elk programma dat voor Ketnet wordt gemaakt wordt van heel dichtbij gevolgd. 19