Wegbekendheid/kennis van de lijn machinist Invulinstructie Traject.. vice versa SAP trajectcode(s).. Let op! Om eenduidige en duidelijke wegkennisdocumenten te realiseren voor machinisten is een aantal regels van belang: 1. Vul alle onderstaande criteria in volgens bijbehorende toelichting (zie opmerkingen per criterium). 2. Haal een criterium niet weg als het niet van toepassing is, maar vul in n.v.t. (niet van toepassing). 3. Pas de naam van een criterium niet aan, de criteria zijn vastgesteld en mogen niet gewijzigd worden (eventuele opmerkingen over criteria of vragen mailt u naar Ben.Hoeboer@vvrv.nl. 4. Vul het traject voor beide rijrichtingen in, in twee tabellen afzonderlijk. Wegkenniscriteria voor machinisten, gebaseerd op kennis van de lijn EU 2007/59 EU bijlage VI punt 3 Nr WKB Nr bijlage VI criterium leerdoel invulinstructie 1 10 Dienstregelingspunten 2 2 Stations & volgorde daarvan (bijlage VI de stationsnamen en de positie en herkenning op afstand van de stations en seinposten, zodat het rijgedrag hierop kan worden afgestemd;) Dienstregelingpunten: kan ze noemen wanneer getoond in een afbeelding kan de locatie (positie ten opzichte van station bijvoorbeeld) benoemen Stations kan ze noemen wanneer getoond in een afbeelding kan de locatie (volgorde) benoemen (alleen passief gebruik van afkortingen oftewel herkennen = van afkorting naar plaatsnaam en niet andersom) Dienstregelingspunten in volgorde van rijrichting onder elkaar, noteer als volgt: Afkorting (volledige naam) Let op: noteer achter de afkorting tussen haakjes ook de volledige naam. Stations in volgorde van rijrichting onder elkaar, noteer als volgt: Afkorting (volledige naam) Let op: noteer achter de afkorting tussen haakjes ook de volledige naam. Bij alle volgende criteria alleen de Invulinstructie wegkenniscriteria 09-05-2016 1
3 1 Spoornummering (Bijlage VI: de exploitatievoorschriften (verandering van spoor, eenrichtingverkeer, enz.) 4 9 Hoogste baanvaksnelheid (hoogst toegelaten snelheid op een baanvak) (bijlage VI: de maximale snelheden voor de verschillende categorieën treinen waarop de machinist rijdt) Gebruik van sporen op stations kan kopsporen, doorrijdsporen (ook op emplacementen) en perronsporen benoemen Maximum toegestane snelheid op een baanvak kan aangeven wat de maximum toegestane snelheid op een baanvak/traject is afkortingen van stations vermelden. Geef per station (afkorting) aan (indien van toepassing): 1. nummers kopsporen; 2. nummers doorrijsporen (ook op emplacementen); 3. nummers perronsporen; 4. verdeling van perrons in A, B en C- gedeelte. Let op: sporen hebben vaak 2 getallen, een klein en een goot getal. Het kleine getal is het perron- of kopspoornummer, het grote getal is het spoornummer voor de trdl. Noteer het grote getal en tussen haakjes erachter het kleine (bijv 904 (4)). Vul hier alleen het getal van de maximum toegestane snelheid op een baanvak in. 5 5 Plaatselijke snelheden > 40 km/h (bijlage V: de toepasselijke verkeersvoorschriften en de betekenis van het seingevingssysteem) Plaatselijke snelheden > 40 km/h kan aangeven waar plaatselijke snelheden gelden en kan de betreffende plaatselijke snelheid benoemen Noteer de plaatselijke snelheid van het traject > 40 km/h per baanvakgedeelte, in volgorde van rijrichting. Gebruik hiervoor: Afkorting dienstregelingspunt en/of Oriëntatiepunt en/of Infrapunt en kilometrering. Invulinstructie wegkenniscriteria 09-05-2016 2
6 12 Afwijkingen van de standaardsituatie van seinen (bijlage VI bijzonderheden met betrekking tot de bediening: bijzondere seinen of borden, voorwaarden voor vertrek, enz.) Afwijkingen van de standaardsituatie van seinen op de vrije baan kan, indien van toepassing, de afwijking van de standaardsituatie omtrent seinen benoemen (hoog/laag, links/rechts, zichtbaarheid) Noot; Situaties op stations beschrijven onder de criteria 20 en 21! Noteer op welke plek het sein staat en geef daaronder een korte toelichting. Start met het soort bijzonderheid, bijvoorbeeld: bijzondere plaatsing (hoog/laag sein, links/rechts geplaatst; zichtbaarheid van het sein. Noteer als volgt: soort bijzonderheid : korte toelichting. 7 6 Type baanvakbeveiliging (bijlage VI het type beveiligingssysteem en de bijbehorende voorschriften) 8 6 Type treinbeveiligingssysteem (bijlage VI het type beveiligingssysteem en de bijbehorende voorschriften) 9 7 Oriëntatiepunten bij rempunten (bijlage VI de stationsnamen en de positie Type baanvakbeveiliging kan de verschillende typen baanvakbeveiliging op een baanvak benoemen (beveiligd linkerspoor, enkelspoorbeveiliging, dubbelspoorbeveiliging, dubbel enkelspoor beveiliging) Type treinbeveiligingssysteem kan de verschillende typen treinbeveiligingssystemen op een baanvak benoemen (zoals ATB EG, ATB NG, ETCS/ ERTMS, ATB+) (9) Oriëntatiepunten bij stations kan aangeven wat relevante, baanvakspecifieke oriëntatiepunten zijn, Geef meerdere bijzonderheden puntsgewijs aan. Noteer hier type baanvakbeveiliging, kies uit: a. beveiligd linkerspoor; b. enkelspoorbeveiliging; c. dubbelspoorbeveiliging; d. dubbel enkelspoor beveiliging. Noteer hier type treinbeveiligingsysteem, kies uit: a. ATB EG; b. ATB NG; c. ETCS (ERTMS); d. ATB +. Dit kan een verkenbord zijn, of een ander infrapunt, inclusief kilometrering. Invulinstructie wegkenniscriteria 09-05-2016 3
en herkenning op afstand van de stations en seinposten, zodat het rijgedrag hierop kan worden afgestemd) bijvoorbeeld snelheidsbegrenzingsbord, verkenbord, seinbeeld, infrapunt Indien op sein binnenkomen: Noteer alleen dat er op sein wordt binnengekomen, niet het seinbeeld. Noteer oriëntatiepunten voor rempunten als volgt: Plaats: verkenbord, of ander infrapunt (inclusief kilometrering). 10 10 Plaatsen waar doorgewisseld kan worden op de vrije baan (en/of om opzij genomen te worden) (bijlage VI: topografische profiel 11 8 Bovenleidingsysteem en bijzonderheden (Bijlage VI: de signalering van de overgang op andere bedienings- of voedingssystemen) Plaatsen waar doorgewisseld kan worden op de vrije baan kan dienstregelingpunt/infrapunt benoemen waar doorgewisseld kan worden op de vrije baan (om opzij genomen te worden) Bovenleidingsysteem en hun bijzonderheden kan aangeven dat er spanningssluizen en/of fasescheidingen zijn, kan aangeven dat op een bepaald deel van het baanvak geen bovenleiding aanwezig is kan, bij aanwezigheid van bovenleiding, de soort spanning noemen, indien afwijkend van 1800V Noteer bij verkenbord indien nodig de locatie ervan, namelijk: bijv. links geplaatst; wel of niet op remwegafstand t.o.v. station. Noteer puntsgewijs alle wissels op de vrije baan, tussen uitrijsein van het vertrekstation en het inrijsein van het aankomststation, als volgt: afkorting dienstregelingspunt of kilometrering. Geef geen snelheid aan. Noteer afwijkende spanningen (3000V=, 15000V=, 25KV~) met aanvang en einde met behulp van infrapunten of kilometrering. Vermeld ook bijzondere punten, inclusief locatie, zoals: spanningsluizen; fasescheidingen; geen bovenleiding aanwezig (in geval van stations: afkorting Invulinstructie wegkenniscriteria 09-05-2016 4
8 (Bijlage VI: de signalering van de overgang op andere bedienings- of voedingssystemen) Overgang bedieningssysteem kan de overgang van CBG en NCBG vice versa herkennen (sein 333) station, spoornummers van sporen waar doorgaand spoorverkeer mogelijk is). Noteer de overgang van CBG en NCBG v.v. dmv sein 333 12 Spanningsloze gedeeltes Geen wettelijke basis;de machinist kan benoemen waar spanningsloze gedeeltes voorkomen in het baanvak. Noteer waar spanningsloze gedeeltes voorkomen als volgt: naam infrapunt (bijv. brug) en eventueel kilometrering. 13 10 Aansluitende baanvakgedeelten 14 10 Onbeveiligde openbare overwegen, overpaden, landhekken op de vrije baan Aansluitende baanvakgedeelten kan aansluitende baanvakgedeelten/aansluitingen noemen (al dan niet in een afbeelding) kan aangeven of en waar de kilometrering verandert kan aangeven of en waar de exploitatiewijze kan wijzigen (bv van conventioneel spoor naar hsl vv) Onbeveiligde openbare overwegen en overpaden op de vrije baan kan aangeven of er op het baanvak onbeveiligde overwegen en overpaden zijn Noteer aansluitende baanvakgedeelten als volgt: De officiële naam van de aansluiting (gebruik de afkorting) (eventueel) waar de kilometrering verandert. Noteer op welke delen van het traject onbeveiligde openbare overwegen, overpaden, landhekken voorkomen als volgt: tussen station/dienstregelingspunt station/dienstregelingspunt ter hoogte van (kilometrering): type overweg. Gebruik voor station/dienstregelingspunt de afkorting. Invulinstructie wegkenniscriteria 09-05-2016 5
15 10 Beveiligde en onbeveiligde overwegen en overpaden op en direct achter een station Beveiligde en onbeveiligde overwegen en overpaden op en direct achter een station kan aangeven of er beveiligde en onbeveiligde overwegen en overpaden op en direct achter een station zijn en zo ja, bij welk station Noteer op en achter welk station zich beveiligde en onbeveiligde overwegen en overpaden bevinden als volgt: Afkorting station : overweg/overpad op/achter station. 16 10 Specifieke kenmerken van fly-overs, bruggen en dive-unders 17 10 Specifieke kenmerken van tunnels en verdiepte bakken 18 4 Plaatselijke regelgeving (Bijlage VI: toepasselijke verkeersvoorschriften en Kenmerken van fly-overs, bruggen en diveunders voorzover relevant voor de veiligheid van personeel en reizigers: kan aangeven welke infrapunten (kunstwerken) zich op het baanvak bevinden kan kenmerken van fly-overs, bruggen, dive-unders, aangeven (bijvoorbeeld beweegbare brug, looppad binnen of buiten profiel van vrije ruimte, wibr aanwezig) Veiligheidskenmerken van tunnels en verdiepte bakken kan aangeven welke infrapunten (kunstwerken) zich op het baanvak bevinden kan veiligheidskenmerken van tunnels en verdiepte bakken benoemen (aantal buizen, bijzonderheden vluchtweg) Overslaan: de informatie is momenteel niet eenduidig bekend/verschilt per vervoerder en kan op dit moment niet worden gevraagd. Plaatselijke regelgeving Het gaat hier om kenmerken, die relevant zijn voor de veiligheid van treinpersoneel en reizigers zoals beweegbare brug, looppaden binnen of buiten profiel van vrije ruimte, aanwezigheid wibr (waarschuwingsinstallatie op bruggen). Noteer op welke delen van het traject specifieke kenmerken van fly-overs, bruggen voorkomen als volgt: naam infrapunt (bijv. brug of fly-over): kenmerken. Het gaat hier om kenmerken, zoals bijvoorbeeld: aantal buizen; bijzonderheden van de vluchtweg (bijv rode knipperlichten). Noteer veiligheidskenmerken van tunnels als volgt: Volledige naam van tunnel : kenmerken. Noteer als volgt: Locatie: zie handboek plaatselijke regelgeving. Invulinstructie wegkenniscriteria 09-05-2016 6
seingevingssysteem) kan de plaatselijke regelgeving benoemen (baanvak en emplacement voor treinbewegingen) Indien geen handboek: noteer waar plaatselijke regelgeving is te vinden. 19 3 Bijzonderheden baanvak (Bijlage VI: de identificatie van de baanvakken die voor een bepaalde manier van rijden kunnen worden gebruikt) 20 12 Informatie stations met betrekking tot vertrekken (bijlage VI bijzonderheden met betrekking tot de bediening: bijzondere seinen of borden, voorwaarden voor vertrek, enz.) 21 12 Informatie stations met betrekking tot aankomen (bijlage VI bijzonderheden met betrekking tot de bediening: bijzondere seinen of borden, voorwaarden voor vertrek, enz.) Bijzonderheden baanvak kan bijzonderheden van het baanvak noemen voor een bepaalde manier van rijden(bijvoorbeeld bijzondere gevaarpunten, onoverzichtelijke situaties) en vergrendelde aansluitingen op de vrije baan) en zo ja, waar Informatie over vertrekken op stations kan informatie die relevant is voor het vertrek noemen (bijvoorbeeld onoverzichtelijke punten, sleutelkastje en afwijkingen van de standaardsituatie van seinen) Informatie over aankomen op/naderen van stations kan informatie die relevant is voor de nadering van/aankomst op een station noemen (bijvoorbeeld slecht waarneembare seinen, onoverzichtelijke punten, afwijkende stopplaatsen, oriëntatiepunten) Het gaat hier om bijvoorbeeld: verhoogd risico op gladde sporen; onoverzichtelijke situaties; vergrendelde aansluitingen op de vrije baan. Noteer als volgt, puntsgewijs: Locatie: korte omschrijving bijzonderheid baanvak. Het gaat hier om bijvoorbeeld: onoverzichtelijke punten; wel/geen sleutelkastje aanwezig. Noteer als volgt, puntsgewijs: afkorting station : korte toelichting vertrekken. Het gaat hier bijvoorbeeld om: welke seinen slecht waarneembaar zijn bij binnenkomst; onoverzichtelijke punten; afwijkende stopplaatsen; oriëntatiepunten die ook bij slecht zicht te zien zijn. Noteer als volgt, puntsgewijs: afkorting station : Invulinstructie wegkenniscriteria 09-05-2016 7
korte toelichting aankomen/naderen. 22 Veilige looproutes voor omrijden materieel Geen wettelijke basis: De machinist kan aangeven wat veilige looproutes zijn voor het omrijden van materieel. Noteer als volgt: locatie : aangeven wat de locatie is van de looproute(s) bij omrijden. 23 11 Hellingen en aflopend spoor (bijlage VI bijzondere remsituaties, zoals op steile afdalingen) (23) Hellingen en aflopend spoor kan aangeven of er op het baanvak een helling is (voor zover van belang voor de veiligheid) kan aangeven dat er L- en H- seinen staan Noteer hellingen en aflopend spoor als volgt: locatie : aangeven waar L- en H borden staan Noteer (zo mogelijk) of het spoor in één of meer van onderstaande categorieën valt: 1. 0-5 promille wegrolgevaar; 2. 6-14 promille lichte stijging; 3. 15-18 promille matig steile helling; 4. 19-21 promille steile helling; 5. 22 promille en hoger zeer steile helling. 2 Kennis te nemen van de uit te voeren opdracht en de bijbehorende documenten; Overslaan Komt afdoende aan de orde in andere modules 5 de exploitatiewijze; Overslaan Het onderscheid in HSL en conventioneel spoor wordt behandeld in de modules mcn. Voorzover relevant voor specifieke kennis van de lijn is het opgenomen onder criterium 13 WKB:, crit 10 topografisch profiel. Invulinstructie wegkenniscriteria 09-05-2016 8
Invulinstructie wegkenniscriteria 09-05-2016 9