Verdere implementatie verbinding instrumenten in het kader van Leven Lang Leren
Colofon Titel Verdere implementatie verbinding instrumenten in het kader van Leven Lang Leren Auteur Nederlands Partnerschap Leven Lang Leren Versie 1 Datum 16-12-2015
Inhoudsopgave Inleiding... 4 1 Beleidsontwikkelingen... 6 1.1 Gezamenlijke uitdaging... 7 2 Ontwikkelingen Leven Lang Leren (LLL)... 8 2.1 Verbinding van NLQF/EQF, validering/evc en ECVET in het kader van LLL... 8 2.2 Verbinding van NLQF/EQF, validering/evc en ECVET in het kader van LLL... 8 2.3 Lessen ECVET-pilots/verbinding instrumenten... 9 2.4 Lessen NLQF/EQF... 11 3 Aanbevelingen... 13 Verdere implementatie verbinding instrumenten in het kader van Leven Lang Leren 3
Inleiding Ontwikkeling arbeidsmarkt Van mbo tot ho biedt een initiële opleiding een redelijke kans op een eerste baan voor jongeren. Maar kunnen zij in de toekomst ook zeker zijn van een baan? De economen Frey en Osborne komen tot de conclusie dat de komende twee decennia 47 procent van de banen in de Verenigde Staten risico loopt om ingrijpend te veranderen of te verdwijnen 1. In een veranderende arbeidsmarkt moeten mensen zich, ook in Nederland, voortdurend bijscholen een baan te behouden of een nieuwe baan te krijgen. Niet alleen een snel veranderende arbeidsmarkt waarin steeds wisselende competenties worden gevraagd, maar ook de veranderingen in arbeidsverhoudingen b.v. tot uiting komend in de recente wet Werk en zekerheid maken voortdurende om- en bijscholing voor volwassenen noodzakelijk. De commissie Rinnooy Kan over flexibel hoger onderwijs geeft aan dat: De veranderingen in de arbeidsmarkt zullen zich in hoger tempo gaan voltrekken dan voorheen. Verwacht wordt dat de dynamiek qua groei en krimp van (deel)sectoren sterker wordt en dat het belang van (intersectorale) mobiliteit toeneemt. Ook de veranderende samenstelling van de beroepsbevolking (meer ouderen, vrouwen, allochtonen en buitenlandse werknemers, meer hoger opgeleiden) leidt tot een toenemende heterogeniteit van de vraag naar scholing en opleiding en daarmee tot een toenemende behoefte aan flexibilisering van het aanbod 2. Daarnaast blijft de zorg bestaan om lager gekwalificeerde mensen uitzicht te bieden op werk. In verschillende sectoren is er zelfs een toename van de vraag naar laag opgeleide mensen. Voor deze mensen geldt in het bijzonder dat ze stapsgewijs bij- en omgeschoold zullen moeten worden. De afgelopen periode heeft het kabinet verschillende brieven en adviesrapporten naar de Tweede Kamer gestuurd waarin de noodzaak voor voortdurende om- en bijscholing en daarbij passend flexibel onderwijs voor volwassen aan de orde komt. Dit zijn: de Kamerbrief Werken aan groei (sept. 2014), het adviesrapport Flexibel hoger onderwijs voor volwassenen van de commissie (maart 2014), kamerbrief Ruim baan voor vakmanschap: een toekomstgericht mbo (juni 2014), kamerbrief Leven Lang Leren van oktober 2014, Kamerbrief voortgang programma Duurzame Inzetbaarheid (SZW 14 juli 2015). Verder wordt in de motie Vermeij/Lucas gevraagd om inzicht te geven in de scholingsbehoefte van werknemers. Kern van deze brieven/rapporten/motie is kort samengevat: De noodzaak voor flexibilisering van onderwijs voor volwassenen om aan de vraag van de arbeidsmarkt te voldoen in het kader van Leven Lang Leren. Meer en beter gebruik maken van vormen van validering. De- op- en omscholing van werkenden en werkzoekenden stimuleren door het in mbo het mogelijk te maken dat onderwijsinstellingen door de overheid erkende certificaten met credits kunnen verstrekken. De certificaten kunnen worden afgegeven voor 1 Goedemorgen Professor. Visie op studeren in een nieuwe tijd. 2 Adviesrapport Flexibel hoger onderwijs voor volwassenen van de Adviescommissie Flexibel hoger onderwijs voor werkenden Verdere implementatie verbinding instrumenten in het kader van Leven Lang Leren 4
onderdelen van bestaande kwalificaties in de landelijke kwalificatiestructuur en zijn gericht op het vergroten van de vakbekwaamheid en arbeidsmarktpositie van volwassenen. De commissie Rinnooy Kan heeft geadviseerd dat het formuleren van leerresultaten als basis voor vergelijkbaarheid en transparantie van onderwijs en training van belang is zowel voor het onderwijs als de arbeidsmarkt. Verdere implementatie verbinding instrumenten in het kader van Leven Lang Leren 5
1 Beleidsontwikkelingen In de inleiding is een samenvatting gegeven van de kern van de brieven en rapporten welke het kabinet naar de Kamer heeft gestuurd. In de brief van de minister van OCW aan de Kamer in 2014 maakt het Kabinet vanaf schooljaar 2016-2017 het mogelijk dat mbo-instellingen door de overheid erkende certificaten met credits afgeven aan volwassenen. De certificaten kunnen worden afgegeven voor onderdelen van bestaande kwalificaties in de landelijke kwalificatiestructuur en zijn gericht op het vergroten van de vakbekwaamheid en arbeidsmarktpositie van volwassenen. In 2015 is gewerkt aan de nadere uitwerking van deze maatregel. Een certificaat kan verbonden worden aan een onderdeel van een kwalificatie of aan een keuzedeel. De invoering van certificaten gebeurt gefaseerd. Gestart wordt met het verbinden van certificaten aan keuzedelen. Daarna volgen andere onderdelen van een kwalificatie. Aan de Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB), met vertegenwoordiging van onderwijs en bedrijfsleven, is gevraagd om aan te geven welke keuzedelen een zelfstandige betekenis hebben op de arbeidsmarkt. Op basis van het advies van SBB stelt de minister van OCW in het voorjaar van 2016 de eerste reeks keuzedelen vast waarvoor certificaten afgegeven kunnen worden en kunnen mbo instellingen in het studiejaar 2016-2017 hiervan gebruik maken. Ervaringen welke zijn opgedaan in de ECVET pilots worden meegenomen. De door de overheid erkende certificaten worden niet door de overheid bekostigd. Daarnaast gaat het Servicepunt Examinering vanaf 1 januari 2016, gedurende twee jaar de mbo-instellingen ondersteunen bij de validering van eerder verworven kennis en vaardigheden van volwassenen. Het Servicepunt geeft voorlichting over validering, stimuleert het delen van goede voorbeelden van validering en faciliteert kennisdeling. Belangrijk aandachtspunt voor het ministerie van SZW is het stimuleren en accommoderen van mobiliteit op de arbeidsmarkt. Technologische ontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor de arbeidsmarkt nopen mensen steeds vaker tot om- en bijscholing. Je moet je nieuwe vaardigheden eigen maken of zelfs een nieuwe beroep kiezen omdat je huidige beroep verdwijnt. SZW bevordert scholing en van werk naar werk via cofinanciering van de sectorplannen. De derde tranche sectorplannen richt zich volledig op plannen die de transitie van werk naar werk en van werkzoekend naar werk als oormerk hebben. Daarbij wordt de Brug WW ingezet als extra stimulans om werkzoekenden aan een baan te helpen. Omdat het meeste wordt geleerd door en in het werk zelf (informeel leren) worden in het SZW-project duurzame inzetbaarheid activiteiten ontplooid die de leercultuur in bedrijven versterkt (ESF-duurzame inzetbaarheid en het project werkend leren). De in de Wet Werk en Zekerheid vastgelegde scholingsplicht voor werkgevers en de transitievergoeding voor met ontslag bedreigde of ontslagen werknemers bieden mogelijkheden om via scholing weer een baan te vinden. De verschillende mogelijkheden voor beoordeling en validering van reeds aanwezige kennis en vaardigheden kunnen behulpzaam zijn bij het realiseren van transities op de arbeidsmarkt. Verdere implementatie verbinding instrumenten in het kader van Leven Lang Leren 6
1.1 Gezamenlijke uitdaging Flexibilisering en kwaliteitsverbetering van onderwijs en training voor volwassenen voor economische groei en sociale cohesie. Dit is nodig om in te kunnen spelen op regionale, nationale en internationale ontwikkelingen van de arbeidsmarkt en andere economische en maatschappelijke ontwikkelingen. Hiervoor zijn zowel formeel, non formeel als informeel leren van belang. Verdere implementatie verbinding instrumenten in het kader van Leven Lang Leren 7
2 Ontwikkelingen Leven Lang Leren (LLL) 2.1 Verbinding van NLQF/EQF, validering/evc en ECVET in het kader van LLL Het ministerie OCW heeft in 2014 het Nederlands Partnerschap LLL (NP LLL) gevraagd ECVET pilots te ontwikkelen waarbij het uitgangspunt de vraag van de werkgevers/branches moest zijn. De vraag was hoe kunnen we mensen efficiënter van werk naar werk/aan het werk helpen en of ECVET hier een bijdrage aan kan leveren. In de aanbeveling ECVET in 2009 aangenomen door de Raad en het Europees Parlement staat: ECVET is een systeem voor de accumulatie en overdracht van eenheden van leerresultaten in het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding in Europa. Hierdoor kan men leerresultaten aantonen en laten registreren die binnen een verschillende context zijn verkregen, zowel in het buitenland als via formele, informele of niet-formele leertrajecten. 2.2 Verbinding van NLQF/EQF, validering/evc en ECVET in het kader van LLL De gekozen inzet in 2014 om ECVET, het EQF/NLQF en validering/evc in het kader van leven lang leren met elkaar te verbinden en waar mogelijk te koppelen aan actuele (beleids-) initiatieven, begint langzaam maar zeker haar vruchten af te werpen. Dit komt tot uiting in de toename van het aantal verzoeken van werkgevers en werknemers in het tweede kwartaal aan het Nederlands Partnerschap Leven Lang Leren voor deelname aan ECVET pilots. Aanvragen voor inschaling in een niveau van het NLQF/EQF nemen gestaag toe. Ervaring is dat de drie instrumenten NLQF/EQF, ECVET en validering in combinatie met elkaar de arbeidsmobiliteit bevorderen. In feite zijn het ook alle drie valideringsinstrumenten: het NLQF op het niveau van de kwalificatie, ECVET op het niveau van onderdelen van een kwalificatie in de mbo-sector (en modules in de HO sector) en validering/evc op het niveau van het individu 3. De gezamenlijke doelen van de drie bovengenoemde instrumenten, zijn: ondersteunen van de arbeids- en studentenmobiliteit; sneller en efficiënter kwalificeren van volwassenen; valideren van binnen het non-formele en het informele leren opgedane competenties of leerresultaten. De toepassing van genoemde instrumenten zijn in de praktijk sector overstijgend en beperken zich niet alleen tot het MBO. Vanuit het HO, gestimuleerd door een pilot van FME en Metaalunie, is er groeiende belangstelling, wat zich vertaalt in verzoeken in het geven van workshops voor het HO. Ook brancheorganisaties hebben in toenemende mate belangstelling. 3 De term validering wordt op twee manieren gebruikt. Ten eerste als verzamelterm voor bekrachtigen van verworven of te verwerven kennis. Ten tweede als methode om op het niveau van het individu zichtbaar te maken welke kennis en vaardigheden iemand heeft op basis van opleiding én (werk)ervaring. Verdere implementatie verbinding instrumenten in het kader van Leven Lang Leren 8
Verbinding van de bovengenoemde instrumenten is gebaseerd op: Vraag gestuurde aanpak; Formulering in leerresultaten; Het niveau van kwalificaties (en delen van kwalificaties) vergelijkbaar te maken (NLQF/EQF); Gebruik maken van vergelijkbare eenheden (ECVET) binnen een kwalificatie (crebo en/of branche); Gebruik maken van vergelijkbare stappen en instrumenten voor validering en waardering (onder andere EVC); Passende kwaliteitseisen. 2.3 Lessen ECVET-pilots/verbinding instrumenten Het vertalen van de vraag van werkgevers/branches naar efficiënt opleiden is essentieel. De pilots richtten zich op volwassenen: de vraag was hoe ondersteunen we mensen van werk naar werk, hoe verwerven mensen nieuwe competenties die in bestaande functies nodig zijn en hoe kunnen we mensen weer aan het werk helpen. Eén van de belangrijkste uitgangspunten in de pilots was het centraal stellen van de vraag: wat heeft de werkgever/sector nodig aan competenties van zittende en/of nog aan te trekken werknemers in het kader van de ontwikkeling van het bedrijf/sector? In de pilots werd de vraag van de werkgever/branche over wat mensen moeten kunnen en kennen niet altijd volledig gedekt door de beschrijving in de kwalificatie dossiers. In de pilots was het mogelijk om bij het opdelen van een kwalificatie in eenheden aan deze vragen van werkgevers/branches tegemoet te komen. De vraag is wat dat betekent voor de erkenning door de overheid en andere organisaties van onderdelen van kwalificaties. Validering en scholing van wat strikt noodzakelijk is, verhoogt motivatie voor werknemers om deel te nemen in LLL Werkgevers/sectoren zijn bereid te investeren in validering en scholing van medewerkers als het traject effectief en efficiënt wordt ingericht. Dit betekent in de praktijk, dat scholingstrajecten zo kort mogelijk moeten kunnen worden ingericht om zo het werkverlet terug te kunnen dringen voor de werkgever en het voorkomen van dubbel opleiden van de werknemers. De in de ECVET-pilots ontwikkelde aanpak van het maken van ECVETeenheden op basis van een kwalificatie (gereguleerd of branche), het op basis van die eenheden inrichten van het valideringsproces en vervolgens het modulair inrichten van het onderwijsproces draagt bij aan een efficiënte aanpak. Als meerwaarde wordt ook de koppeling aan een NLQF-niveau gezien. Het hele proces is gebaseerd op het gebruik van leerresultaten. Dit zorgt voor transparantie en vergelijkbaarheid bij zowel de validering als de ontwikkeling van modulair onderwijs. Samenwerking in de keten als basis voor vertrouwen Om vertrouwen te wekken en garant te staan voor de kwaliteit van ontwikkeling van de methodiek van het verbinden van de drie instrumenten is de ketenbenadering van alle betrokkenen cruciaal: de werkgever/sector, de werknemers, de EVC-aanbieder, de onderwijsorganisatie (verzorgers van onderwijs en examencommissies). De werkwijze is Verdere implementatie verbinding instrumenten in het kader van Leven Lang Leren 9
als volgt: de werkgever/sector heeft een vraag. Op basis hiervan worden eenheden ontwikkeld door NP LLL, die na overeenstemming met werkgever/sector voorzien worden van bewijslast voor de validering. Vervolgens wordt de validering uitgevoerd de (erkende) EVC aanbieder. Onderwijsorganisaties (incl. examencommissies) zijn nauw betrokken met het oog op de acceptatie van de resultaten van de validering en de vertaling naar modulaire scholing/maatwerk voor de betrokken onderwijsinstellingen op basis van de in de pilots geaccordeerde ECVET eenheden. Meerdere wegen die naar Rome leiden De methodiek is ontwikkeld in de praktijk en omdat het pilots waren konden we experimenteren. We ontdekten dat er niet één weg is die naar Rome leidt. Een voorbeeld hiervan is de ECVET-pilot die is uitgevoerd voor het Ministerie van Defensie en waarbij is nagegaan welke mogelijkheden er zijn voor het verlenen van vrijstelling voor onderofficieren die een KMA opleiding met succes hebben afgerond. Hierbij is gekeken of de inhoud van de KMA-opleiding overeenkwam met de mbo-4 opleiding Leidinggeven op basis van vakmanschap (crebo niveau 4) en nagegaan of de kwaliteit van de examinering voldoet aan de eisen van de WEB. Veel onderofficieren stromen uit bij het leger en het hebben van een door de overheid erkend diploma verhoogt de kansen van deze mensen op de arbeidsmarkt. Alleen voor de generieke vakken moet nog aanvullende scholing worden gedaan en examen worden afgelegd. Tegelijkertijd werd ontdekt dat het diploma van de Koninklijke Militaire School meer bevatte dan de vereisten van het genoemde Crebo. Van deze plussen zijn ook ECVET eenheden gemaakt die voorzien zouden kunnen worden van een NLQF/EQF niveau. Op basis van de ervaringen in de pilots en in afstemming met zowel de klankbordgroep en de vertegenwoordigers van de pilots in de feedbackloop bijeenkomsten adviseert het NPLLL drie mogelijkheden om het certificeren van eenheden te koppelen aan civiel effect: op basis van onderdelen van een kwalificatie een landelijk door de overheid erkend certificaat afgeven. Hierbij moet het in principe mogelijk zijn dat stapeling van eenheden tot een diploma kan leiden; het door een competent body van een branche/sector afgeven van certificaten voor onderdelen van een branchekwalificatie; het ontwikkelen van specifieke eenheden gebaseerd op de vraag van een werkgever en deze te voorzien van een NLQF/EQF niveau. Waardeer de eenheid en maak de leerinspanning inzichtelijk met behulp van credits Het ontwikkelen van een creditsysteem (liefst voor alle sectoren in het kader van eenduidigheid en het begrijpelijk maken voor de gebruikers) is een vraag die naar boven is gekomen in de pilots. Credits kunnen de omvang van de (gemiddelde) leerinspanning en de complexiteit van ECVET eenheden aangeven. Draagvlak stakeholders of betrokkenheid stakeholders noodzakelijk Het betrekken van alle relevante stakeholders in de vorm van een klankbordgroep heeft een belangrijke bijdrage geleverd in de ontwikkeling van de pilots. Tegelijkertijd werd hierdoor het draagvlak voor LLL vergroot. Vertegenwoordigers van de ministerie SZW, Leerwerkloketten, Stichting van de Arbeid, MBO raad, FNV, Inspectie onderwijs, SBB, NRTO en het NP LLL vormden samen de klankbordgroep. Het ministerie van OCW was Verdere implementatie verbinding instrumenten in het kader van Leven Lang Leren 10
toehoorder en in haar rol als opdrachtgever van de ECVET pilots aanwezig bij alle bijeenkomsten van de groep. Ook de gezamenlijke bijeenkomsten van alle deelnemende organisaties in de ECVET pilots hebben een toegevoegde waarde gehad, zowel in het kader van uitwisseling van ervaringen als het identificeren van belemmeringen. Voorbeelden van vragen/wensen/noodzaak, aangegeven door deelnemende organisaties aan de pilots zijn: landelijke erkenning van certificaten, examinering van generieke vakken op hetzelfde niveau als die van beroepsgerichte vakken, flexibele examinering van generieke vakken, onderscheid scholing van jongeren en volwassenen. Op basis van de eerste resultaten van de pilots is het NP LLL verdere communicatie en informatie over de resultaten van pilots gestart, met de inzet van de betrokken werkgevers. Dit heeft geleid tot meer aanvragen voor pilots. Daarnaast is er vanuit de Europese Commissie DG EAC/DG Employment) veel belangstelling voor de ontwikkelingen in Nederland en wordt er regelmatig een beroep gedaan op een bijdrage in diverse Europese gremia. 2.4 Lessen NLQF/EQF Ervaringen over de bijdrage aan en de effecten van de ECVET-pilots op de implementatie van het NLQF/EQF tot nu toe hebben in het kort het volgende opgeleverd: Het werken met leerresultaten en de descriptoren van het NLQF vormen een goede basis voor de verdere ontwikkeling van ECVET LLL en validering van ECVET eenheden; 1 Een beweging dat er steeds meer branchestandaarden of eigen standaarden komen die ertoe leiden dat er meer aanvragen voor inschaling in het NLQF gaan komen; 2 Er wordt veel geschoold en gecertificeerd via private aanbieders (omzet 3,4 miljard per jaar 4 ); 3 NLQF maakt niveaus van kwalificaties transparant en vergelijkbaar (ook tussen publieke en private aanbieders); 4 NLQF draagt bij aan de kwaliteit van het aanbod in de opleidingen- en examineringsmarkt doordat een validiteitstoets voorwaardelijk is. Lessen validering/evc Tijdens de uitvoering van de ECVET pilots werd duidelijk dat er ook gezocht moest worden naar een andere manier van valideren (dus niet alleen op gehele standaarden): gebaseerd op eenheden en zo efficiënt en effectief mogelijk. Resultaten tot nu toe laten het volgende zien: 1 Validering op basis van eenheden is mogelijk; 2 Validering op basis van eenheden kan gericht en efficiënt worden uitgevoerd door gebruik te maken van beroepsproducten en richtlijnen als basis voor validering; 3 Validering op basis van eenheden kan gericht en efficiënt worden uitgevoerd als op basis van HR beleid de juiste kandidaten worden geselecteerd; 4 Validering uit laten voeren door erkende EVC aanbieders om kwaliteit van validering te kunnen borgen; 4 NRTO Marktmonitor van private opleiders van beroepsopleidingen en trainingen. Verdere implementatie verbinding instrumenten in het kader van Leven Lang Leren 11
5 Validering op basis van eenheden draagt bij aan efficiënter opleiden; 6 Gevalideerde en erkende eenheden, door werkgevers/branches, EVC aanbieders en opleidingen ( examencommissies, in de pilots hebben een toegevoegde waarde op de voor betrokken werkgevers en branches. In een aantal pilots heeft de sector de door de branche erkende eenheden erkend zoals bij Provoet en in de uitzendbranche. Verdere implementatie verbinding instrumenten in het kader van Leven Lang Leren 12
3 Aanbevelingen Voor de verdere uitwerking en implementatie van een leven lang leren wordt hieronder een aantal aanbevelingen gedaan. Deze komen voort uit het werken met de verbinding van de drie instrumenten in de ECVET pilots. Deze aanbevelingen kunnen worden geplaatst in de context van het besef dat voor de ontwikkeling van de Nederlandse economie en maatschappij permanente scholing van mensen op elk niveau nodig is. In het belang van het individu en de bedrijven is afstemming en samenwerking van onderwijs en arbeidsmarkt noodzakelijk. In dit verband is ook de combinatie van formeel, non formeel en informeel leren belangrijk. De ECVETpilots hebben laten zien dat deze samenwerking mogelijk is en kan leiden tot meer maatwerk met civiel effect. a Gedragen LLL beleid: politiek (meerdere ministeries) en door werkgevers en werknemers (sociale partners) De Scandinavische landen worden vaak gezien als gidslanden als het om LLL gaat. In Finland is één van de succesfactoren dat LLL de gezamenlijke verantwoordelijkheid is van de overheid (meerdere ministeries) en sociale partners, die een gezamenlijk meerjarenbeleid, voorzien van voldoende middelen, vaststellen. In Nederland is altijd een belangrijk discussiepunt wie waar voor verantwoordelijk is en wie betaalt. Deze vraag valt weg bij een gezamenlijk akkoord. De overheid en sociale partners geven samen de richting aan waarin LLL zich zou moeten ontwikkelen. Daarbij hebben deze partijen een eigen verantwoordelijkheid en rol waarbij de overheid faciliterend is (zowel beleidsmatig al financieel). De overheid geeft de richting aan waarin LLL zich zou moeten ontwikkelen en bepaalt vervolgens wat zij wil faciliteren (zowel beleidsmatig al financieel). Ook in Nederland is LLL niet alleen de verantwoordelijkheid van het ministerie van OCW, ook SZW en EZ dragen hierin een verantwoordelijkheid. De laatste jaren was in feite weinig sprake van een gezamenlijk beleid op het gebied van LLL. Het ministerie van OCW (maar ook van SZW) acteert niet alleen op nationaal niveau, maar ook internationaal niveau, zowel Europees als mondiaal. Op dit moment is Nederland in Europa één van de landen die voorop loopt in het implementeren en verbinden van de drie genoemde instrumenten. Het EU voorzitterschap eerste helft 2016 biedt een goede gelegenheid deze ervaringen te delen en verder uit te bouwen. b Ondersteunen van de intersectorale mobiliteit In het Sociaal akkoord van april 2013 is gesteld dat een infrastructuur voor van werk naar werk georganiseerd dient te worden waar begeleiding en ondersteuning wordt geboden aan werkgevers en werknemers. Dit is nodig om naast sectorale mobiliteit ook intersectorale mobiliteit te bevorderen. Verder is dit nodig omdat onderzoek heeft aangetoond dat mensen met een flexibel contract minder deelnemen aan bijscholing dan degenen met een vast contract. Voor mensen zonder startkwalificatie geldt dit eveneens. Verdere implementatie verbinding instrumenten in het kader van Leven Lang Leren 13
Scholing van werknemers is van belang zowel binnen de branche als op het terrein van intersectorale mobiliteit. Een aantal branches kent een goede infrastructuur voor scholing en ontwikkeling, maar dat is niet voor alle branches het geval. Daarnaast ligt er een uitdaging op het terrein van intersectorale mobiliteit. Als gevolg van de economische ontwikkelingen verwacht men dat dit zal (moeten) toenemen. De ervaringen opgedaan in de ECVET pilots kunnen een rol spelen in het leveren van ondersteuning bij deze toenemende mobiliteit: het valideren van competenties van mensen die relevant zijn voor een baan in een andere sector, waardoor alleen nog scholing nodig is voor de ontbrekende competenties. Dat geldt voor zowel hoog- als laagopgeleiden en als middelbaaropgeleiden, maar laagopgeleiden zijn het meest kwetsbaar. Dit laat onverlet de noodzaak om laagopgeleide mensen (waar weer een toenemende vraag naar is in sectoren als logistiek en transport, retail en thuiszorg) de mogelijkheid te bieden om enerzijds hun competenties te laten valideren en anderzijds stap voor stap de mogelijkheid te bieden certificaten/start kwalificatie te halen. Ervaringen bij het Sociaal werkbedrijf, MARFO en Inperson laten zien dat met steun van de overheid dit verder uitgerold kan worden. Vanuit het onderwijs kan de ontwikkeling van een creditsysteem een bijdrage leveren aan de mobiliteit. Credits geven inzicht in de omvang en complexiteit van onderdelen van een kwalificatie of opleiding, waarmee ook transparantie en vergelijkbaarheid wordt bevorderd. In dit kader is de ontwikkeling van een gezamenlijk credit systeem voor het MBO en HO van belang. Dit zou kunnen bijdragen aan een betere doorstroom in onderwijs en arbeidsmarkt. In dit verband is afstemming met branche/sectorkwalificaties vanaf het begin van de ontwikkeling van belang. Een aantal pilots in de praktijk zouden hier inzicht kunnen bieden. c Maatwerk in de regio In het stimuleren en implementeren van op maat gesneden trajecten is een belangrijke rol weggelegd voor de stakeholders in de regio: bedrijven, gemeenten, UWV en aanbieders van opleidingen en validering. Opleidingsinstellingen hebben contacten met bedrijven over zowel het opleiden van jongeren (zorgen voor voldoende jongeren voor stages bij bedrijven) als voor het verzorgen van maatwerkopleidingen voor volwassenen. Grote vraag is: hoe organiseren we met en voor mensen werkzekerheid? Werkzekerheid gaat om de zekerheid van mensen om aan werk te komen en aan het werk te blijven. Maar niet noodzakelijkerwijs in dezelfde baan. Werkzekerheid is niet alleen een nationale kwestie maar vaak een regionale zaak. De regio is echter tot nu toe geen officieel niveau. De regio is dus belangrijk en sterk in opkomst en zet ook andere actoren in dan de klassieke sociale partners. Ook onderwijs- en kennisinstellingen spelen daarin een rol. De vraag is dan ook: hoe kunnen we de nationale inzet, de inzet van de sociale partners, versterken met de regionale inzet voor het stimuleren van de economische ontwikkeling en werkzekerheid van mensen. Belangrijke agendapunten zijn: 1 Data: er is behoefte aan veel meer informatie over de arbeidsmarkt in de regio; 2 De organisatie van werk naar werk wat vaak een probleem is; 3 Wat is er nodig aan opleiding, ontwikkeling plus basiszekerheid? 5 5 Ton Wilthagen, bijeenkomst regionalisering arbeidsmarktbeleid en werkzekerheid (Universiteit Tilburg) Verdere implementatie verbinding instrumenten in het kader van Leven Lang Leren 14
Het bij elkaar brengen van relevante stakeholders in de regio (werkgevers, gemeenten, onderwijsaanbieders en EVC-aanbieders kan zorgen voor efficiënte opleidingsroutes als gebruik wordt gemaakt van de drie instrumenten op basis van de vraag van de regionale arbeidsmarkt. d Nog op te lossen vraagstukken In de afgelopen periode is veel tijd, kennis, energie en geld gestoken in de ontwikkeling van de ECVET methodiek door werkgevers, aanbieders van opleidingen en validering, stakeholders in de klankbordgroep en de verschillende werkgroepen. Het werk is nog niet klaar: de methode is ontwikkeld en werkt. Verdere implementatie is nodig. Hierboven is daarvoor al een aantal aanbevelingen gedaan. Echter, het NP LLL ziet nog een aantal belemmeringen, die weggenomen moeten worden en activiteiten die nog uitgevoerd moeten worden. Hierin zal de overheid een belangrijke rol in (moeten) spelen, zoals: centrale examinering van algemene vakken zoals Nederlands, Engels en rekenen. Hoe kan de examinering van deze vakken flexibeler worden georganiseerd, zodat deelnemers niet hoeven te wachten op de gefixeerde data; het niveau voor de generieke vakken in relatie tot niveau van de beroepsgerichte vakken. Dit speelt bij laagopgeleide mensen die overigens niet altijd laag gekwalificeerd zijn. Is het voor de beroepsuitoefening altijd nodig dat niveau van de taal of rekenen altijd van hetzelfde zijn? De opgebouwde kennis en expertise door en vanuit het NP LLL kan bij verdere ontwikkeling ingezet en opgebouwd worden, vooral om te voorkomen dat de ontwikkelde verloren gaat. Verdere implementatie verbinding instrumenten in het kader van Leven Lang Leren 15