Retouradres: Postbus 6267, 4000 HG Tiel Van der Velden Rioleringsbeheer Buren B.V. t.a.v. de heer H.A. van Tuijl Graafschapsstraat 6a 4116 GE BUREN Onderwerp Besluit verlening Geachte heer Van Tuijl, Op 29 februari 2016 is een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen van Van der Velden Rioleringsbeheer Buren BV. Het betreft het toevoegen van een nieuwe afvalstof (extra euralcode) die in de inrichting wordt geaccepteerd, opgeslagen en verwerkt. De aanvraag gaat over de locatie Graafschapsstraat 6a te Buren. De aanvraag is geregistreerd onder nummer OLO2217351. Pagina 1 van 10 Behandeld door Wiel Merx Verlenen omgevingsvergunning Op hebben wij besloten de omgevingsvergunning te verlenen. De vergunning hebben wij bijgevoegd. Aan de vergunning zijn voorschriften verbonden. Wij raden u aan om de vergunning met de bijbehorende bijlagen zorgvuldig door te nemen. Dit kan veel misverstanden voorkomen. U moet namelijk de aan de vergunning verbonden voorschriften naleven. Let op: wij maken u er op attent dat u op eigen risico handelt als u gebruik maakt van de verleende vergunning voordat deze onherroepelijk is. Tot slot Heeft u vragen, neem dan contact op met de heer W. Merx, bereikbaar op telefoonnummer 0344-579314. Omgevingsdienst Rivierenland Burg. van Lidth de Jeudelaan 3 4001 VK Tiel Postbus 6267 4000 HG Tiel De omgevingsdienst Rivierenland is een samenwerkingsverband van 10 gemeenten, te weten Buren, Culemborg, Geldermalsen, Lingewaal, Maasdriel, Neder-Betuwe, Neerijnen, Tiel, West Maas en Waal en Zaltbommel en de provincie Gelderland. T 0344 579 314 E ingekomenpost@odrivierenland.nl www.odrivierenland.nl KvK 56452500 IBAN NL49BNGH0285157841 BTW NL 8521.32.104.B.01
Met vriendelijke groet, Gedeputeerde Staten van Gelderland, Namens deze, 2 van 10 A.J. Knoop Coördinator Omgevingsdienst Rivierenland
1 BESLUIT 1.1 Onderwerp Op 29 februari 2016 is een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen van Van der Velden Rioleringsbeheer Buren BV. Het betreft het toevoegen van een nieuwe afvalstof (extra euralcode) die in de inrichting wordt geaccepteerd, opgeslagen en verwerkt. De aanvraag gaat over de locatie Graafschapsstraat 6a te Buren. De aanvraag is geregistreerd onder nummer OLO2217351. Concreet wordt verzocht om een vergunning ex artikel 2.1, lid 1, onder e juncto artikel 3.10, lid 3, (milieu), van de Wabo. 3 van 10 1.2 Besluit Wij besluiten, gelet op de overwegingen die zijn opgenomen in dit besluit en gelet op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht: a. de omgevingsvergunning te verlenen voor de volgende activiteit: het veranderen van een inrichting door het toevoegen van een nieuwe afvalstof (euralcode 19.02.07) die in de inrichting wordt geaccepteerd, opgeslagen en verwerkt (artikel 2.1, lid 1, onder e, Wabo); b. aan deze vergunning voorschriften te verbinden die zijn opgenomen in het hoofdstuk "Voorschriften milieu". 1.3 Ondertekening en verzending Met vriendelijke groet, Gedeputeerde Staten van Gelderland, Namens deze, A.J. Knoop Coördinator Omgevingsdienst Rivierenland
1.4 Rechtsbescherming Inwerkingtreding besluit Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na haar bekendmaking, dit is de toezending van dit besluit. Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na de bekendmaking van het besluit een bezwaarschrift indienen. Publicatie Dit besluit wordt bekendgemaakt door Provincie Gelderland op de landelijke website www.overheid.nl. Deze website kunt u benaderen via www.qelderland.nl/bekendmakingen. via de link Zoeken in bekendmakingen. 4 van 10 Bezwaar en mogelijkheid van voorlopige voorziening Belanghebbenden kunnen binnen zes weken nadat dit besluit is bekendgemaakt een bezwaarschrift indienen. Het bezwaarschrift dient te worden gezonden aan Gedeputeerde Staten, secretariaat Commissie van Advies voor Bezwaarschriften en Klachten, Postbus 9090, 6800 GX Arnhem. Op envelop en brief duidelijk "bezwaarschrift" vermelden. Het bezwaarschrift moet zijn ondertekend en bevat ten minste: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar of beroep is gericht, waaronder het zaaknummer en datum van het besluit; d. de gronden van het bezwaar. Degene die een bezwaarschrift heeft ingediend, kan bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland, afdeling Bestuursrecht (Postbus 9030, 6800 EM Arnhem) een verzoek indienen om een voorlopige voorziening te treffen. Voor individuele burgers (niet voor advocaten en ook niet voor gemachtigden namens een bedrijf of een organisatie) bestaat de mogelijkheid dat verzoek digitaal in te dienen. Meer informatie kunt u vinden op www.rechtspraak.nl. Voor het behandelen van een verzoek om een voorlopige voorziening wordt griffierecht geheven. Over de hoogte en de wijze van betaling van het griffierecht kunt u informatie verkrijgen bij de rechtbank Gelderland, telefoonnummer (026) 359 20 00 of op www.rechtsspraak.nl. Informatie over de bezwarenprocedure en de mogelijkheid van mediation is te vinden op de website van de provincie Gelderland (www.gelderland.nl/digitaalloket). Deze informatie is vervat in de brochure "Niet eens met een besluit van de provincie Gelderland? Bezwaarschrift of mediation" en is op te vragen bij het Provincieloket via telefoonnummer (026) 359 99 99. Een verzoek om een voorlopige voorziening kunt u indienen bij de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland, sector Bestuursrecht, postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Aan de procedure voor een voorlopige voorziening zijn kosten verbonden (griffierecht). Voor informatie over de actuele tarieven voor griffierecht kunt u de website van de rechtbank raadplegen (www.rechtspraak.nl) of de rechtbank bellen (026-359 2000).
VOORSCHRIFTEN MILIEU 1 AFVALSTOFFEN 1.1.1 In aanvulling op voorschrift 5.7 verbonden aan de omgevingsvergunning d.d. 27 oktober 2004 nr. MPM551/MW04.662 mag in de inrichting de volgende afvalstof worden geaccepteerd. 5 van 10 Omschrijving afvalstof Euralcode Door afscheiding verkregen oliën en concentraten 1 19.02.07* 1 Deze afvalstroom is qua aard en samenstelling gelijkwaardig aan afvalmengsels uit zandvangers en olie/waterscheiders (euralcode: 13.05.08*) 1.1.2 De maximale opslagcapaciteit van olie-/water-/slibmengsels zoals vastgelegd in voorschrift 5.8 van de omgevingsvergunning d.d. 27 oktober 2004 nr. MPM551/MW04.662 mag met de acceptatie en opslag van de in voorschrift 1.1.1 bedoelde afvalstof niet worden overschreden. 1.1.3 De vergunninghouder moet altijd handelen overeenkomstig de bij de aanvraag gevoegde beschrijving van AV-beleid en de AO/IC, versie april 2016 en, voor zover van toepassing, goedgekeurde aanvullingen en wijzigingen. 1.1.4 De in voorschrift 1.1.1 bedoelde afvalstof moet in de inrichting worden verwerkt volgens de in de omgevingsvergunning d.d. 27 oktober 2004 nr. MPM551/MW04.662 beschreven verwerkingsmethode, te weten het scheiden in een oliefractie, een slib/zand-fractie en een waterfractie.
2 PROCEDURELE ASPECTEN 2.1 Gegevens aanvrager Op 29 februari 2016 is een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ontvangen. Het betreft een verzoek van Van der Velden Rioleringsbeheer Buren BV, Graafschapsstraat 6a te Buren. 2.2 Projectbeschrijving Het project waarvoor vergunning wordt gevraagd is als volgt te omschrijven: het toevoegen van een nieuwe afvalstof (euralcode 19.02.07) die in de inrichting wordt geaccepteerd, opgeslagen en verwerkt. De afvalstof is qua aard en samenstelling gelijkwaardig aan afvalmengsels uit zandvangers en olie/waterscheiders (euralcode 13.05.08*). De afvalstof wordt in de inrichting door middel van bestaande verwerkingstechnieken gescheiden in de fracties olie, water en slib/zand. Gelet op vorenstaande omschrijving wordt vergunning gevraagd voor de volgende in de Wabo omschreven activiteiten: het veranderen van de inrichting (artikel 2.1, lid 1, onder e, Wabo). 6 van 10 2.3 Omschrijving van de aanvraag De aanvraag bestaat uit de volgende delen: Aanvraagformulier OLO d.d. 29 februari 2016, nummer 2217351; aanvraag euralcode 19.02.07; e-mailcorrespondentie ILT, LMA Aanvullende gegevens d.d. 6 april 2016: Nadere gegevens afvalstof; Beschrijving AV-beleid en AO/IC, versie april 2016; Kennisgeving grensoverschrijdende afvaloverbrenging; Proces acceptatie afvalstoffen; Proces behandeling olie-/water-/slibmengsel; Proces behandeling afvalwater. 2.4 Huidige vergunningsituatie Voor de inrichting is eerder de volgende omgevingsvergunning verleend: Revisievergunning d.d. 27 oktober 2004 nr. MPM551/MW04.662. 2.5 Bevoegd gezag Gedeputeerde staten zijn bevoegd gezag voor de inrichting voor het verlenen van de omgevingsvergunning. Dit volgt uit artikel 2.4 van de Wabo juncto artikel 3.3, lid 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). De activiteiten van de inrichting zijn genoemd in Bijlage I onderdeel C categorie 28.4 van het Bor en daarnaast betreft het een inrichting waartoe een IPPC-installatie behoort genoemd in Bijlage I, categorieën 5.1 en 5.5 van de Richtlijn industriële emissies. 2.6 Volledigheid van de aanvraag en opschorting procedure De aanvraag is op 6 april 2016 aangevuld met gegevens betreffende de acceptatie, opslag en verwerking van de aangevraagde afvalstof. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag inclusief aanvulling voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook in behandeling genomen. 2.7 Procedure (regulier) Deze beschikking is voorbereid met de reguliere voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.2 van de Wabo. Gelet hierop hebben wij conform artikel 3.8, Wabo de ontvangst van de aanvraag digitaal gepubliceerd op internet:#
2.8 Adviezen In de Wabo en het Bor worden bestuursorganen vanwege hun specifieke deskundigheid of betrokkenheid aangewezen als adviseur. Gelet op het bepaalde in artikel 2.26 Wabo, alsmede de artikelen 6.1 tot en met 6.5 van het Bor, hebben wij de aanvraag ter advies voorgelegd aan Burgemeester en Wethouders van Buren. Naar aanleiding hiervan hebben wij geen advies ontvangen. 7 van 10
INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN VERANDEREN INRICHTNG 3 TOETSINGSKADER MILIEU 3.1 Inleiding De aanvraag heeft betrekking op het milieuneutraal veranderen of veranderen van de werking van een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 aanhef en onder e, van de Wabo. De Wabo bepaalt in artikel 2.14, lid 5 dat een omgevingsvergunning voor een milieuneutrale verandering kan worden verleend als voldaan wordt aan de voorwaarden uit artikel 3.10, lid 3, van de Wabo. Hieruit volgt dat de gevraagde vergunning kan worden verleend indien de realisering van de met deze aanvraag beoogde verandering van de inrichting of verandering van de werkwijze binnen de inrichting: niet zal leiden tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende vergunning zijn toegestaan; niet zal leiden tot het ontstaan van een andere inrichting dan waarvoor vergunning is verleend; en niet m.e.r.-plichtig is. Een toetsing aan deze aspecten heeft plaatsgevonden. 8 van 10 3.2 Toetsing milieuneutrale verandering Wij hebben de ingediende aanvraag en de daarbij overgelegde gegevens getoetst aan de aspecten genoemd in de inleiding. Naar aanleiding van de ingediende aanvraag en de daarbij overgelegde gegevens concluderen wij dat de aangevraagde verandering hieraan voldoet. Wij overwegen daarbij het volgende. Milieugevolgen De inrichting is in hoofdzaak bestemd voor het opslaan, overslaan en verwerken van olie/water/slib-mengsels, olie/water-mengsels en oliehoudende slibben. De beoogde verandering betreft het toevoegen van een afvalstof (extra euralcode) die in de inrichting wordt geaccepteerd, opgeslagen en verwerkt. De afvalstof is qua aard en samenstelling gelijkwaardig aan afvalmengsels uit zandvangers en olie/waterscheiders (euralcode: 13.05.08*). De afvalstof wordt in de inrichting door middel van bestaande verwerkingstechnieken gescheiden in de fracties olie, water en slib/zand. De opslag- en verwerkingscapaciteit blijft gelijk ten opzichte van de vergunde situatie evenals het aantal aan- en afvoerbewegingen van vrachtwagens. Ten aanzien van de gevolgen voor het milieu die de verandering van de inrichting kan veroorzaken merken wij het volgende op. Afvalbeheer In voorschrift 5.7 van de geldende revisievergunning is een opsomming opgenomen van afvalstoffen met bijbehorende euralcode die in de inrichting geaccepteerd, opgeslagen en/of verwerkt mogen worden. Verzocht wordt de volgende afvalstof met vermelding van euralcode toe te voegen: Door afscheiding verkregen oliën en concentraten (19.02.07). De afvalstroom is afkomstig uit olieafscheiders en slibvangputten en is qua aard en samenstelling gelijkwaardig aan afvalmengsels uit zandvangers en olie/waterscheiders (euralcode: 13.05.08*), welke reeds vergund is. Enkel het watergehalte wijkt af in die zin dat hieraan een bovengrens is gesteld. De OVAM (Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij) stelt als eis dat de afvalstroom olie/water/slib-mengsels bij grensoverschrijdend vervoer niet meer dan 50% water mag bevatten. Feitelijk verandert er niets ten opzichte van de vergunde situatie behoudens dan dat de betrokken afvalstof onder
een andere euralcode in de inrichting wordt geaccepteerd. De verwerking van de nieuwe afvalstof is gelijk aan het verwerken van afvalmengsels uit zandvangers en olie/waterscheiders die onder euralcode: 13.05.08* worden geaccepteerd door de inrichting. De oliën en concentraten worden gescheiden in een oliefractie, een slib/zandfractie en een waterfractie. De oliefractie en zandfractie worden afgevoerd naar externe verwerkers voor respectievelijk recycling en thermische verwerking. De waterfractie wordt in eigen inrichting gezuiverd en geloosd op het openbaar vuilwaterriool. 9 van 10 Het beleid met betrekking tot afvalverwerking is gericht op het doelmatig beheer van afvalstoffen, zoals gedefinieerd in artikel 1.1 van de Wm. In dat kader houden wij rekening met het geldende afvalbeheerplan (het Landelijk Afvalbeheerplan 2009-2021, hierna aangeduid als het LAP) waaronder begrepen bijlage 6 (minimumstandaard per specifieke afvalstroom). Op de verwerking van door afscheiding verkregen oliën en concentraten is sectorplan 58 Olie/water mengsels, olie/water/slib mengsels en oliehoudende slibben van het LAP 2 van toepassing. De minimumstandaard voor het verwerken van ows-mengsels is scheiden in een oliefractie, een slib/zand-fractie en een waterfractie. De minimumstandaard voor het verwerken van de oliefractie die resteert na scheiding van ows-mengsels is 'andere nuttige toepassing' met als beperking dat hoofdgebruik als brandstof alleen is toegestaan binnen inrichtingen waarin emissiebeperking is gereguleerd in specifieke regelgeving en/of in een omgevingsvergunning waarin waarborgen voor mens en milieu kunnen worden vastgelegd. Het voorgaande betekent dat verwerken van oliefractie die resteert na scheiding van ows-mengsels tot brandstoffen voor motoren van voeren vaartuigen niet is toegestaan. Hiertoe worden in vergunningen van verwerkers van (de oliefractie die resteert na scheiding van) owsmengsels zo nodig sturingsvoorschriften opgenomen om afzet als brandstof voor motoren van voer- en vaartuigen of andere mobiele toepassingen of vormen van inzet buiten inrichtingen te voorkomen. De minimumstandaard voor het verwerken van de zand- en/of slibfractie die resteert na scheiding van ows-mengsels en van overige oliehoudende slibben is reinigen in een thermische grondreinigingsinstallatie gericht op inzet als grond. Verbranden als vorm van verwijdering van de zand- en/of slibfractie in een afvalverbrandingsinstallatie of het nuttig toepassen van de zand- en/of slibfractie voor hoofdgebruik als brandstof of toeslagstof, bijvoorbeeld in cementovens, is eveneens toegestaan. De minimumstandaard voor het verwerken van de waterfractie die ontstaat na bewerking van ow-mengsels en ows-mengsels is zuivering gevolgd door lozing. De beschreven wijze van verwerking van door afscheiding verkregen oliën en concentraten leidt tot de fracties olie, slib/zand en water. De oliefractie en slib/zandfractie worden extern afgezet bij vergunninghoudende verwerkers en de waterfractie wordt intern gezuiverd en geloosd op de riolering. Hiermee is sprake van een doelmatig afvalbeheer. Omdat de oliefractie en slib/zandfractie niet in eigen inrichting worden verwerkt is het niet noodzakelijk sturingsvoorschriften in de vergunning op te nemen. De totale doorzet en opslagcapaciteit van afvalstoffen wijzigt niet ten opzichte van de revisievergunning. Aan de geldende vergunning zijn
toereikende voorschriften verbonden om nadelige gevolgen voor het milieu vanwege de acceptatie, opslag en verwerking van afvalstoffen te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Deze voorschriften zijn ook van toepassing op handelingen met de aangevraagde afvalstof. AV-beleid en AO/IC Bij de aanvraag is een (geactualiseerde versie van een) beschrijving van het acceptatie- en verwerkingsbeleid en administratieve organisatie en interne controle gevoegd. In de voorschriften is gesteld dat vergunninghouder moet handelen conform voormelde beschrijving. 10 van 10 Bodem De opslag en verwerking van ows-mengsels zijn aan te merken als bodembedreigende activiteiten. De opslag en verwerking vindt overeenkomstig de geldende revisievergunning op of boven vloeistofdichte voorzieningen plaats. Voor inrichtingen waartoe een IPPC-installatie behoort geldt per 1 januari 2013 dat bodem-bedreigende activiteiten moeten voldoen aan de toepasselijke voorschriften van het Activiteitenbesluit. Het minimale beschermingsniveau waaraan moet worden voldaan staat in afdeling 2.4 van het Activiteitenbesluit. De beschreven maatregelen voldoen aan het gestelde in genoemde afdeling 2.4. Hiermee wordt een verwaarloosbaar bodemrisico gerealiseerd. Afvalwater Zoals bovenstaand beschreven wordt de gescheiden waterfractie binnen de eigen inrichting gezuiverd door middel van bestaande zuiveringstechnieken en geloosd op het vuilwaterriool. De afvalwaterkwaliteit wijzigt niet ten opzichte van de geldende revisievergunning en zal voldoen aan de daarin gestelde lozingseisen. Overige milieuaspecten Voor wat betreft de overige milieuaspecten (externe veiligheid, geluid, luchtkwaliteit etc.) zal de verandering van de inrichting niet leiden tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan op grond van de geldende vergunning is toegestaan. Toetsing andere inrichting Op basis van de in de aanvraag opgenomen beschrijving van de verandering kan worden opgemaakt dat de verandering niet leidt tot een andere inrichting dan waarvoor eerder vergunning is verleend. M.e.r.- (beoordelings)plicht De voorgenomen nog niet eerder vergunde activiteit behelst geen toename van doorzet of opslagcapaciteit van afvalstoffen ten opzichte van de geldende vergunning. De verwijdering (waaronder nuttige toepassing) is genoemd in categorie 18.1, onderdeel D van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage (verder Besluit m.e.r.). Omdat de vergunde opslag- en verwerkingscapaciteit niet wijzigt geldt voor de voorgenomen activiteit geldt geen m.e.r.-plicht of m.e.r.- beoordelingsplicht. 3.3 Conclusie Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op het milieuneutraal veranderen van de inrichting zijn er geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren. In deze beschikking zijn de voor deze activiteit relevante voorschriften opgenomen.