Omgevingsvergunning Voor de activiteit milieuneutrale verandering

Transcriptie

1 Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg Omgevingsvergunning Voor de activiteit milieuneutrale verandering Milieu Service Zuid B.V. te Maasbracht Zaaknummer d.d. 8 maart 2012 Verzonden:

2 INHOUDSOPGAVE 1 Besluit 3 2 Procedure Gegevens aanvrager Projectbeschrijving Vergunningsituatie Bevoegd gezag Ontvankelijkheid en opschorting procedure Procedure Adviezen 6 3 Overwegingen en toetsingen 6 4 Voorschriften Aanvullend voorschrift

3 1 Besluit Onderwerp Gedeputeerde Staten van Limburg hebben op 23 januari 2012 een aanvraag om een omgevingsvergunning ontvangen van Milieu Service Zuid B.V., verder te noemen MSZ. Het betreft het project: de inname en bewerking van composieten dakbedekking. De aanvraag betreft de locatie gelegen aan S. Houbenweg 5, 6051 AL Maasbracht. De aanvraag is geregistreerd onder nummer Besluit Gedeputeerde Staten van Limburg besluiten, gelet op de overwegingen die zijn opgenomen in deze vergunning en gelet op artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo): 1. aan Milieu Service Zuid B.V. de omgevingsvergunning (verder te noemen: vergunning) te verlenen. Deze vergunning wordt verleend voor haar inrichting gelegen aan S. Houbenweg 5, 6051 AL Maasbracht; 2. dat de vergunning verleend wordt voor de volgende activiteiten en werkzaamheden: het veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting die niet leidt tot een andere inrichting dan waarvoor eerder een omgevingsvergunning is verleend, die niet leidt tot andere of grotere gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende omgevingsvergunning is toegestaan en waarvoor geen verplichting bestaat tot het maken van een milieueffectrapportage als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (art. 2.1, eerste lid, onder e juncto art. 3.10, derde lid, van de Wabo); 3. dat aan deze vergunning de in hoofdstuk 4 vermelde voorschriften verbonden zijn; 4. dat de aanvraag onderdeel uit maakt van deze vergunning; 5. de vergunning voor onbepaalde tijd wordt verleend. Gedeputeerde Staten van Limburg, namens dezen, G.C.H. Broen clusterhoofd Milieu afdeling Vergunningen en Subsidies

4 Procedure De besluitvormingsprocedure is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 3.2 van de Wabo (de reguliere voorbereidingsprocedure). De aanvraag is getoetst aan artikel 2.14 van de Wabo. Tevens is de aanvraag getoetst aan het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor). Afschriften Een afschrift van dit besluit is verzonden aan: aanvrager van de vergunning, zijnde MSZ; het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Maasgouw. Rechtsbescherming Bezwaar Als dit besluit uw belang rechtstreeks raakt en u het met de inhoud van dit besluit niet eens bent, kunt u bezwaar maken. U moet dan binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is verzonden een bezwaarschrift indienen. Op deze procedure is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en moet ten minste bevatten: a. de naam en het adres van de indiener; b. de datum; c. een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht; d. de redenen van het beroep (motivering). Het bezwaarschrift moet worden gericht aan: Gedeputeerde Staten van Limburg Afdeling BSEB, cluster BZ, team Rechtsbescherming Postbus MA MAASTRICHT Voor meer informatie verwijzen wij u naar en klik vervolgens op e-loket. Het indienen van een bezwaarschrift heeft geen schorsende werking. Als u een bezwaarschrift heeft ingediend, dan kunt u tevens een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening indienen bij de Voorzieningenrechter van de Rechtbank, sector Bestuursrecht, van het arrondissement Maastricht, Postbus 1988, 6201 BZ Maastricht. Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag volgend op de dag waarop dit besluit is verzonden. Indien de Voorzieningenrechter positief beslist op een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt de werking van het onderhavige besluit geschorst

5 2 Procedure 2.1 Gegevens aanvrager Op 23 januari 2012 hebben wij een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in art. 2.1, eerste lid onder e van de Wabo ontvangen. Het betreft een verzoek van MSZ. 2.2 Projectbeschrijving Het project waarvoor vergunning wordt gevraagd is als volgt te omschrijven: Inname en bewerking van composieten dakbedekking. Gelet op bovenstaande omschrijving wordt vergunning gevraagd voor de volgende in de Wabo omschreven activiteiten: Het veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting die niet leidt tot een andere inrichting dan waarvoor eerder een omgevingsvergunning is verleend, die niet leidt tot andere of grotere gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende omgevingsvergunning is toegestaan en waarvoor geen verplichting bestaat tot het maken van een milieueffectrapportage als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. 2.3 Vergunningsituatie Op 24 januari 2006, kenmerk (2005/25450) hebben wij aan Inter Recycling Consultancy B.V., later gewijzigd in Milieu Service Zuid B.V., een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer (Wm) verleend voor een inrichting voor op- en overslag en bewerken van afvalstoffen, gelegen de S. Houbenweg 5 te Maasbracht. Daarnaast zijn op 1 november 2007 (kenmerk 2007/21258), 27 mei 2010 (kenmerk 2010/948) en 12 januari 2012 (kenmerk 2011/0966) veranderingsvergunningen verleend. De verleende vergunningen zijn verleend voor een periode van 10 jaar. Gelet op artikel 1.2, vijfde lid van de Invoeringswet Wabo geldt een voor inwerkingtreding van de Wabo verleende, onherroepelijke vergunning voor categorieën van inrichtingen waar afvalstoffen nuttig worden toegepast of verwijderd, van rechtswege voor onbepaalde tijd. 2.4 Bevoegd gezag De inrichting is genoemd in de volgende categorieën (bijlage 1, onderdeel C) van het Bor: - categorie 28.1, lid a sub 2; 28.4, lid a sub 6, 28.4 lid b sub 1 en 28.4 lid c sub 1. Verder bevat de inrichting één of meerdere gpbv-installaties. Daarom zijn wij het bevoegd gezag voor de integrale omgevingsvergunning. 2.5 Ontvankelijkheid en opschorting procedure Na ontvangst van de aanvraag hebben wij deze aan de hand van de Mor getoetst op ontvankelijkheid. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook ontvankelijk en in behandeling genomen. 2.6 Procedure Deze beschikking is voorbereid met de reguliere voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.2 van de Wabo. Gelet hierop hebben wij op 31 januari 2012, conform artikel 3.8 van de Wabo, van de aanvraag kennis gegeven op de site van de Provincie Limburg

6 2.7 Adviezen In de Wabo en het Bor worden bestuursorganen vanwege hun specifieke deskundigheid of betrokkenheid aangewezen als adviseur. Gelet op het bepaalde in artikel 2.26 Wabo, alsmede de artikelen 6.1 tot en met 6.5 van het Bor, hebben wij de aanvraag ter advies aan de volgende instanties/bestuursorganen gezonden: Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Maasgouw. Naar aanleiding van de aanvraag hebben wij geen advies ontvangen. 3 Overwegingen en toetsingen 3.1 Milieuneutrale verandering De aanvraag heeft betrekking op het veranderen of veranderen van de werking van een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid aanhef en onder e van de Wabo juncto artikel 3.10, derde lid van de Wabo. De Wabo bepaalt in artikel 2.14, vijfde lid, dat een omgevingsvergunning voor een milieuneutrale verandering kan worden verleend als voldaan wordt aan de voorwaarden uit artikel 3.10, derde lid van de Wabo. Hieruit volgt dat de gevraagde vergunning kan worden verleend indien de realisering van de met deze aanvraag beoogde verandering van de inrichting of verandering van de werkwijze binnen de inrichting: niet zal leiden tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende vergunning zijn toegestaan; niet zal leiden tot het ontstaan van een andere inrichting dan waarvoor vergunning is verleend; niet MER-plichtig is. 3.2 Overwegingen over het niet ontstaan van een andere inrichting De aanleiding tot het indienen van deze aanvraag tot het milieuneutraal veranderen ingevolge de Wabo is de acceptatie en bewerking van composieten dakbedekking. De afvalstroom composiet dakbedekking wordt uitsluitend als niet gevaarlijk afval ingenomen, Euralcode De afvalstromen die als gevaarlijk afval worden aangemerkt (Euralcodes *c en *c) worden niet geaccepteerd. Conform de vigerende vergunning wordt composiet dakleer nu ook reeds ingenomen onder de afvalstroom bouw- en sloopafval. MSZ wenst deze afvalstroom nu ook als specifieke afvalstroom met als Euralcode in te nemen en te bewerken. De bewerking van deze afvalstroom komt overeen met de bewerking van het overige bouw- en sloopafval. Motivatie Aard van afvalstof en capaciteit De aangevraagde afvalstroom wordt reeds als onderdeel van de afvalstroom bouw- en sloopafval onder een andere Euralcode ingenomen. Er is fysiek derhalve geen sprake van een nieuw te accepteren afvalstof. De afvalstroom wordt ingenomen en opgeslagen binnen de vergunde maximale opslagcapaciteit. Er vindt geen uitbreiding van de inrichting plaats

7 Bewerking De afvalstroom ondergaat uitsluitend reeds vergunde bewerkingen. Acceptatie- en verwerkingsbeleid De afvalstroom maakt nu reeds onderdeel uit van de afvalstroom bouw en sloopafval en is derhalve reeds opgenomen in het bestaande acceptatie- en verwerkingsbeleid, administratieve organisatie en interne controle. Doelmatigheid De minimumstandaard voor het be- en verwerken van composieten van teerhoudend- of bitumineus dakafval is verbranden als vorm van verwijderen. Door deze afvalstroom bij Milieu Service Zuid BV te bewerken (sorteren) ontstaan monostromen met een hoogwaardigere toepassing, dan de minimumstandaard. In voorschrift van de vigerende vergunning van 24 januari 2006 is een overzicht opgenomen van de afvalstoffen die aanvrager mag accepteren. Aan dit overzicht dient de Euralcode te worden toegevoegd. Wij zijn van oordeel dat door de verandering geen andere inrichting ontstaat dan waarvoor vergunningen zijn verleend. Dit zal hierna worden afgewogen. De bestaande vergunningen zijn verleend voor een inrichting zoals aangegeven in de in paragraaf 2.4 van dit besluit genoemde categorieën van bijlage I onderdeel c van het Bor voor op- en overslag en bewerken van afvalstoffen. Naar aanleiding van de ingediende aanvraag en de daarbij overlegde gegevens, concluderen wij dat er sprake blijft van een inrichting, zoals aangegeven in paragraaf 2.3 van dit besluit. Het toevoegen van een Euralcode aan de bestaande vergunning leidt niet tot een andere inrichting. De inrichting blijft in werking voor op- en overslag en bewerken van afvalstoffen. 3.3 Omschrijving van de milieugevolgen van de veranderingen Dit hoofdstuk beschrijft de relevante effecten van gemelde veranderingen op de milieuaspecten. Zoals reeds aangegeven wordt deze afvalstroom reeds ingenomen onder bouw- en sloopafval. De opslag en bewerking vindt plaats overeenkomstig de reeds vergunde afvalstoffen. Er is derhalve geen sprake van nieuwe of grotere effecten op het milieu/de omgeving. Onderstaand zijn de meest relevante milieuaspecten kort beschreven. Bodem Voor de gehele inrichting geldt dat met betrekking tot bodembeschermende voorzieningen is aangesloten bij de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB). Het composiet dakbedekking wordt inpandig opgeslagen op een vloeistofdichte vloer. Geluid De aangevraagde afvalstroom wordt ingenomen en opgeslagen binnen de vergunde maximale opslagcapaciteit. Er vindt geen uitbreiding van de inrichting plaats. Er is geen sprake van toename van akoestisch relevante activiteiten zoals transportbewegingen

8 Stof/geur Binnen de inrichting zijn met betrekking tot het voorkomen van stofverspreiding diverse maatregelen getroffen, zoals asfaltering aan- en afvoerroutes, bevochtigen bij droog weer en harde wind, opslag tussen/achter keerwanden, afdekken van stuifgevoelige materialen etc. De geuremissie van de aangevraagde afvalstroom is ondergeschikt aan de reeds vergunde afvalstromen. Aangezien de opslagcapaciteit niet toeneemt zal de geuremissie, als gevolg van de aangevraagde afvalstroom, minimaal gelijk blijven dan wel afnemen. Externe veiligheid De aangevraagde afvalstroom heeft geen invloed op de externe veiligheid. De afvalstroom is niet brandof explosiegevaarlijk. Binnen de inrichting zijn, in overleg met de brandweer, de vereiste brandblusapparaten aangebracht. Afvalwater Binnen de inrichting komt geen procesafvalwater vrij. Het afvalwater bestaat uit huishoudelijk afvalwater. Hemelwater afkomstig van de vloeistofdichte betonverharding wordt via een slib/zandvangput geleid alvorens het wordt geloosd op de gemeentelijke riolering. De opslag van het composiet dakleer vindt inpandig plaats. Er komt hierbij geen afvalwater vrij. 3.4 Overwegingen MER plicht De inrichting is niet MER plichtig. Ook voor de aangevraagde verandering bestaat er geen verplichting tot het maken van een milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. De aangevraagde activiteiten waren als zodanig reeds vergund. Dit besluit ziet slechts toe op toevoeging van de bijbehorende Euralcode. Conclusie De aanvraag van MSZ voor een milieuneutrale aanvraag voor omgevingsvergunning voor de vernoemde veranderingen kan worden verleend

9 4 Voorschriften 4.1 Aanvullend voorschrift In de inrichting mogen aanvullend op de in voorschrift van de vergunning van 24 januari 2006 (kenmerk 2005/25450) de volgende afvalstof met bijbehorende Euralcode worden opgeslagen: niet onder vallende bitumineuze mengsels. (niet gevaarlijk afval)