AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Vergelijkbare documenten
vanstate /1/V3. Datum uitspraak: 29 augustus 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1/V3. Datum uitspraak: 28 juni 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste (id, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1. Datum uitspraak: 8 februari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 18 juli 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Raad vanstate /1. Datum uitspraak: 20 mei 2008

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1. Datum uitspraak: 1 november 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstatc /1/V3. Datum uitspraak: 13 januari 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2009:BH8446

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Raad vanstatc /1/V1. Datum uitspraak: 28 augustus 2012

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Raad vanstate /1. Datum uitspraak: 17 maart 2008

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Raad van State /1/V1. Datum uitspraak: 2 november 2009

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2011:BV0418

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstatc /1/V3 Datum uitspraak: 3 december 2010 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste Nd, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht) van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RVS:2007:AZ9709

ECLI:NL:RBSGR:2003:AN9458

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

* vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012

ECLI:NL:RVS:2010:BL1497

ECLI:NL:RBDHA:2014:10175

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Raad vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 31 mei 2010

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet - bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Transcriptie:

Raad vanstate 201 203064/1 A/3. Datum uitspraak: 16 april 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage van 16 maart 2012 in zaak nr. 1 2/6883 in het geding tussen: en de vreemdeling de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel.

201 203064/1/V3 2 16 april 2012 1. Procesverloop Bij besluit van 28 februari 2012 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 16 maart 2012, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 22 maart 2012, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

201203064/1 A/3 3 16 april 2012 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, ambtenaar van staat. w.g. Offers lid van de enkelvoudige kamer w.g. Hazen ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 1 6 april 2012 452. Verzonden: 16 april 2012 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, mr. H.H.C. Visser

0235428990 14:09:42 22-03-2012 5/7!.S/0» 2012,08:08 FAI 0703813051 vreemdelingenbewaring 0002/0004 uitspraak 1S nh RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector bestuursrecht zaaknummer AWB 12/6883 uitspraak van de enkelvoudige kamer ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestu ars recht, beroep vrij h ei d so otn cm ende maatregel in de zaak tossen, V-nummer, vreemdeling (gemachtigde: mr. M.HX van Middelkoop), en de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, verweerder (gemachtigde: mr. C. Prins). Procesverloop Op 28 februari 2012 heeft de vreemdeling een beroepschrift ingediend bij de rechtbank, In het beroepschrift is tevens verzocht om schadevergoeding. De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 9 maart 2012. De vreemdeling is aldaar verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig drs. S.S. Sihn, tolk in de Koreaanse taal Overwegingen 1 De vreemdeling heeft gesteld te zijn geboren op en de Noord- Koreaanse nationaliteit te hebben. Het beroep is gericht tegen het besluit van verweerder van 28 februari 2012 waarbij de vreemdeling de vrrjheidsonmemende maatregel is opgelegd. 2 De vreemdeling heeft aangegeven dat bij hem, gezien de VreemdeÜngencirculflirc 2000 (Vc 2000), paragraaf A6V533.6, enteiadgfwegmg had dienen plaats te vinden en dat mtewaringsteiling in zijn gevatalspröpaoöecj^vócïsleeft verweerder niet voortvarend gehandeld door hem pas op 6 maart 2012 in de gelegenheid te stellen asiel in te dienen. Ten slotte is geen sprake van een re<klij^v^ratto:kp^vè^]deriflg. 3 Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. 4 De rechtbank overweegt als volgt. Blijkens paragraaf A6YS.3 jjlvan de Vc 2000 is het mogelijk om een Dublinclaimant in bewaring te stellen. Öi] overname- en terugnameverzoeken is de belangenafweging in beginsel al gegeven, nu de betrokken vreemdeling reeds eerder is vertrokken uit de lidstaat zonder af te wachten welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek (overname), dan wel uit de lidstaat is vertrokken die zich reeds

0235428990 14:10:57 22-03-2012 6/7 tfl/05 2012 08:08 FAX 0703813051 vreemdellngeübewaring $0003/0004 zaaknummer AWB 12/6883 verantwoordelijk had verklaard voor de behandeling van zijn asielverzoek (terugname). Het gegeven dat er gevaar bestaat dat de vreemdeling zich zal omtrekken aan bet toezicht, is dus in beginsel altijd aanwezig bij Dublmclaimanten. Daar komt bij dat de vreemdeling ongewenst is verklaard Gezien het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het belang om de vreemdeling in bewaring te stellen zwaarder weegt dan het belang van de vreemdeling en dat met een lichter middel dan bewaring met kon worden volstaan. Daar komt bij dat de vreemdeling heeft aangeven dat hij niet terug kan keren naar Korea en thans voor de vierde keer in Nederland asiel heeft aangevraagd. De vreemdeling heeft op 28 februari 2012 aangegeven opnieuw asiel te wilieo aanvragen. Op 1 maart 2012 is hij overgeplaatst naar het Detentiecentrum Zeist, waar op 5 maart 2012 zijn dossier is aangekomen en regievoerder aan hem is toebedeeld. Op 6 maart 2012 heeft de vreemdeling opnieuw een asielaanvraag ingediend en op 8 maart 2012 heeft een gehoor opvolgende aanvraag plaatsgevonden. Gezien het voorgaande wordt verweerder geen gebrek aan voortvarendheid verweten. Thans loopt een aanvraag voor een laissez passer bij de Chinese autoriteiten. Er is vooralsnog geen aanleiding om aan te nemen dat geen document voor grensoverschrijding zal worden verkregen. De stelling dat geen sprake is van een redelijk vooruitzicht op verwijdering faalt derhalve. S Het beroep is derhalve ongegrond. Er is geen grond voor het toekennen van schadevergoeding. 6 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

0235428990 14:11:53 22-03-2012 7/7 16/03 2012 08:08 FAX 0703813051 vreemdelingenbewaring 10004/0004 zaaknummer AWB 12/6883 Beslissing Derechtbank 's-gravenhage: verklaart het beroep ongegrond; wijst het verzoek om schadevergoeding af. Deze uitspraak is gedaan door mr. AJP. Pereira Horta, rechter, in aanwezigheid van J J. Kip, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2012. Afschrift verzonden aan partijen op: 6 KAJÜft 2012 Rechtsmiddel Krachtens artikel 95 Vw 2000 staat tegen deze uitspraak voor partijen hoger beroep open. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt één week na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113,2500 BC Den Haag. (Nadere informatie: www.raadvanstate.nl)

023542Ö990 14:05:54 22-O3-20Î2 2/7 MlaäÜNA/; advocaten Raad van State RAAD VAN STATES INGEKOMEN.-.r. '' 1 1 MRT 2012 HOGERBEROEPSCHRIFT."AAKftM. AA.'-i- -Säeki;^:^"-^ Mft GEEFT EERBIEDIG TE KENNEN : geboren van Noord Koreaanse nationaliteit, te dezer zake woonplaats kiezende te Haarlem, Schotersingel 153, 2023 AD, ten kantore van Blaauw advocaten, waar mr. I.C. Vee rist ra-verkerk e door hem daartoe bepaaldelijk gevolmachtigd is om hoger beroep in stellen en het hoger beroepschrift te ondertekenen; dat hiermede In hoger beroep gaat tegen de uitspraak van de rechtbank 's-cravenhage sector bestuursrecht d.d. 16 maart 2012, kenmerk 12/6883 inzake het beroep tegen de vreemdelingenbewaring welke ongegrond werd verklaard. Een kopie van de uitspraak wordt hierbij als produktie 1 overgelegd. dat ; zich met de uitspraak van de rechtbank niet kan verenigen en in hoger beroep gaat om geen rechten te verspelen. Bij dit schrijven treft u aan de grieven bij dit beroepschrift, produktie 2 dat te brengen. verzoekt de griffierechten ten laste van de rekeningcourant van Blaauw advocaten REDENEN WAAROM : zich wendt tot Raad van State, met het eerbiedig verzoek het hoger beroep gegrond te verklagen en de bestreden uitspraak te vernietigen. Haaném, 22 maart 2012 Gemachtigde, 1.0. Vee nst ra-verkerk e

0235428990 14;06:54 22-03-2012 advocaten Appellant kan zich niet verenigen met de uitspraak van de rechtbank te 's Gravenhage sector bestuursrecht van 16 maart 2012. Grief 1 ten aanzien rechtsoverweging 4 tot en met 6 Onterecht oordeelt de rechtbank dat de Minister voor Immigratie en Asiel niet ten onrechte op het standpunt heeft geteld dat het belang om appellant in bewaring te stellen zwaarder weegt dan het belang van de vreemdeling en dat met een lichter middel dan bewaring niet kon worden volstaan. In deze zaak is geen sprake van terug of overname zoals bedoelt in paragraaf A6/ 5.3.3.6 van de Vreemdelingencirculaire 2000. Appellant niet eerder is vertrokken uit de lidstaat zonder af te wachten welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek (overname), immers Nederland heeft zijn asielverzoek in behandeling genomen in 2006 en de procedure en behandeling heeft appellant afgewacht. Appellant Is ook niet uit de lidstaat vertrokken die zich al verantwoordelijk heeft verklaard voor de behandeling van zijn asielverzoek (terugname), Immers appellant zijn behandeling van zijn asielaanvraag was al afgelopen en hij was uitgeprocedeerd en is toen vertrokken uit Nederland zoals van hem verwacht werd. Nu er geen sprake is van terugname dan wel overname is het ontrekkingsgevaar niet in beginsel gegeven bij óeie Dublinclaimant en moet er een belangenafweging plaatsvinden. Dat appellant heeft aangegeven niet terug te willen keren naar Noord Korea en hij nu voor de vierde keer asiel aanvraagt kan in deze zaak niet maken dat de belangenafweging in het voordeel van de Minister zal moeten uitvallen, immers appellant vreest het regime van de Noord Koreanen en vreest aldaar te worden vermoord. Gezien algemene bekendheden over Noord Korea is die vrees niet bevreemdingwekkend en daarmee eveneens niet dat appellant hier niet naartoe wil terugkeren. Bovendien is er geen sprake van manifest bedrog ten tijde van de vreemdelingenbewaring en is appellant niet dusdanig crimineel dat daarom ai het belang in het voordeet van de Minister zal moeten uitvallen. Immers appellant is veroordeelt voor het gebruikmaken van een vals paspoort ten tijde van zijn eerste binnenkomst hier In Nederland in 2006 en is hiervoor ook nog ongewenst verklaard. Nu appellant als asielzoeker niet anders kon uitreizen dan met een vals paspoort en gebruik maakte van een reisagent om zijn land te ontvluchten en tevens al is afgestraft voor het gebruik maken van die vals paspoort kan in deze zaak niet gesteld worden dat daarom het belang van de Minister voor opleggen van de bewaring zwaarder weegt dan het belang van appellant. Juist het belang van appellant diende te prevaleren als asielzoeker die zijn land van herkomst vreest. Dit heeft de rechtbank miskend. In dit kader wenst appellant te verwijzen naar een uitspraak van uw Afdeling van 12 december 2011 nummer 20110429 8/t/V3 en deze naar analogie toepassen op appellant zijn zaak nu het weliswaar een Dublinzaak betreft maar eveneens een belangenafweging gemaakt moet worden door de Minister omdat er geen sprake is van overname dan wel terugname, zie hierboven. Gezien het vorenstaande moet de belangen afweging in het voordeel van appellant uitvallen en had hij niet in bewaring gesteld mogen worden. Dit heeft de rechtbank miskend. Daarnaast heeft de Minister nu appellant al op de dag van zijn inbewaringstelling asiel aan heeft gevraagd, namelijk 28 februari 2012, appellant niet zo spoedig mogelijk in de gelegenheid gesteld om deze aanvraag In te dienen. Immers dit heeft hij pas op 6 maart 2012 kunnen doen. Alhoewel de gemachtigde van appellant de jurisprudentie van uw afdeling dienaangaande kent fs zij van mening dat het In deze zaak toch genuanceerder ligt dan de rechtbank In haar uitspraak aangeeft. Immers de Minister heeft appellant onnodig overgeplaatst naar Zeist en zeven dagen lang gedaan over het toebedelen van een dossier aan de regievoerder! Waarom moet appellant zeven dagen wachten op een actie van de Minister?

0235428990 14:08:47 22-03-2012 4/7 Biääüw: advocaten Ter zitting gaf de Minister aan dat dit nu eenmaal usance Is om asielzoekers eerst over te plaatsen naar een detentiecentrum, een regievoerder toe te bedelen en vervolgens weer over te brengen naar een aanmeldcentrum, in deze zaak te Schiphol. Appellant wordt onnodig zeven dagen te lang in bewaring gesteld alleen omdat het gebruik is eerst over te plaatsen. Het gaat hier wel om vrijheidsberoving. Dat de Meister zijn processen klaarblijkelijk zo Inricht dat appellant van 28 februari 2012 tot 5 maart 20/2 wordt overgeplaatst om een regievoerder toe te bedelen mag niet de rechtvaardiging zijif om appellant dan maar een week van zijn vrijheid te beroven! In die zin is de Minister nie^voortvarend geweest om appellant zo spoedig als mogelijk in de gelegenheid te stellen zift asielaanvraag in te dienen. Dit heeft de rechtbank eveneens miskend. Redenen waarom appellant uw Afdeling verzoekt het hoger beroepschrift gegrond te verkla- Hpbgachtend, -Verkerke