Samenvatting trends arbeidsmarkt, onderwijs, O&O beleid en scholing metaalbewerking



Vergelijkbare documenten
OOM Onderwijsinformatie. cijfers en trends 2009/2010

OOM Onderwijsinformatie Cijfers en trends Onderwijs

Arbeidsmarkt Metaalbewerking 2004 Regio Zeeland/West-Brabant

OOM Arbeidsmarktinformatie cijfers en trends Peildatum januari 2011

Arbeidsmarkt Metaalbewerking 2004 Regio Noord-Holland

Arbeidsmarkt Metaalbewerking 2004 Regio Gelderland

Arbeidsmarkt Metaalbewerking 2004 Regio Rijnmond

Arbeidsmarkt, onderwijs en bijscholing

Arbeidsmarkt Metaalbewerking 2004 Regio Rijnstreek/Haaglanden

Arbeidsmarkt Metaalbewerking Cijfers en Trends 2006 Limburg

Arbeidsmarkt Metaalbewerking Cijfers en Trends 2007 Noord-Holland concept

Arbeidsmarkt Metaalbewerking Cijfers en Trends 2006 Rijnstreek/Haaglanden

Arbeidsmarkt Metaalbewerking Cijfers en Trends 2006 Noord-Holland

FIGURES, FACTS & TRENDS

Arbeidsmarkt Metaalbewerking Cijfers en Trends Gelderland 2006

Arbeidsmarkt Metaalbewerking 2004 Regio Drenthe/Overijssel

Arbeidsmarkt Metaalbewerking Cijfers en Trends 2006 Midden- en Oost-Brabant

Arbeidsmarkt Metaalbewerking 2004 Regio Limburg

Notitie Aan. Doel en opzet. Totaalbeeld. Jan Kees Boon. Sectorcommissie Boomkwekerijproducten. Agendapunt 10, vergadering d.d.

OOM Managementsamenvatting Monitor Management

Arbeidsmarkt Metaalbewerking Cijfers en Trends 2006 Midden-Nederland

Monitor rapport OOM Arbeidsmarkt, onderwijs en bijscholing

Arbeidsmarkt Metaalbewerking Cijfers en Trends 2006 Zeeland/West-Brabant

Arbeidsmarkt Metaalbewerking Cijfers en Trends Groningen/Friesland/Drenthe 2005

Arbeidsmarkt Metaalbewerking Cijfers en Trends 2006 Overijssel/Noordoostpolder

Arbeidsmarkt Metaalbewerking Cijfers en Trends 2006 Groningen/Friesland/Drenthe

Regiorapportage Mobiliteitsbranche Groot Amsterdam - Gooi en Vechtstreek

Regiorapportage Mobiliteitsbranche Doetinchem

Regiorapportage Mobiliteitsbranche Breda Bergen op Zoom

Regiorapportage Mobiliteitsbranche Dordrecht-Gorinchem-Zwijndrecht

Regiorapportage Mobiliteitsbranche Gouda

Regiorapportage Mobiliteitsbranche Arnhem

Regiorapportage Mobiliteitsbranche Eindhoven

Regiorapportage Mobiliteitsbranche Zuid-Limburg

Regiorapportage Mobiliteitsbranche Groningen

Regiorapportage Mobiliteitsbranche Den Haag

Regiorapportage Mobiliteitsbranche Rotterdam

Samenvatting Benchmark O&O beleid gemeenten. Tweede meting werkgevers en werknemers

Regiorapportage Mobiliteitsbranche Noord-Holland Noord

Regiorapportage Mobiliteitsbranche Noord-Holland Zuid

Regiorapportage Mobiliteitsbranche Flevoland

De Nederlandse Maritieme Arbeidsmarkt 2014

FACTSHEET ARBEIDSMARKT

Colofon. Monitor rapport OOM. Versie 1.0 Datum November 2012 Projectnummer

Arbeidsmarkt Metaalbewerking Cijfers en Trends Limburg 2005

Arbeidsmarkt Metaalbewerking Cijfers en Trends 2006 Rijnmond

Kengetallen Mobiliteitsbranche

Monitor Werkloosheid Noord-Veluwe 3 e kwartaal 2010

Arbeidsmarkt Metaalbewerking Cijfers en Trends Rijnmond 2005

Arbeidsmarkt Metaalbewerking Cijfers en Trends Midden-Nederland 2005

Monitor rapport OOM. Arbeidsmarkt, onderwijs en bijscholing

Onderzoeksrapport: zorgelijke terugloop leerwerkplekken mbo

KWANTITATIEVE REGIOANALYSE TECHNISCH BEROEPSONDERWIJS

Arbeidsmarkt Metaalbewerking Cijfers en Trends Gelderland 2005

Uitdagingen voor de arbeidsmarkt van morgen

Langzaam maar zeker zijn ook de gevolgen van de economische krimp voor de arbeidsmarkt zichtbaar

FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE. Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek mei 2016

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

Kengetallen mobiliteitsbranche

De Nederlandse Maritieme Arbeidsmarkt 2014

index Technocentrum Kwantitatieve regioanalyse technisch beroepsonderwijs Provincie Noord-Brabant

Cijfers en Trends Midden- en Oost-Brabant 2005

OOM Werknemersmonitor Werknemers

Ontgroening en vergrijzing Noord en Midden Limburg en Zuid Limburg

in het kort OFED Arbeidsmarktmonitor elektrotechnische detailhandel 2013

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Kwartaalrapportage Arbeidsmarkt Breda 2009

Monitor werkdruk in de kraamzorg 2018

Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt

(Alle) Hout werkt voor jou! scholings- en werkgelegenheidsplan houthandel

Uitstroommonitor praktijkonderwijs

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Cijfers en Trends Onderwijs en Scholing Metaalbewerking 2004

Factsheet Onderwijs Mobiliteitsbranche vmbo/mbo

Kengetallen ECABO Bijlage bij jaarverslag 2010

De Nederlandse Maritieme Arbeidsmarkt 2014

Beroepsbevolking 2005

Barometer Arbeidsmarkt Regio Achterhoek (BARA) April 2011

Cris van Osch 30 november Opleiden van leerlingen Scholingsconferentie AFNL

Analyse ontwikkeling leerlingaantallen

Uitstroommonitor praktijkonderwijs

Feiten en cijfers 2010 Branche WMD

Ontwikkeling leerlingaantallen

Personeelsmonitor 2011 Samenvatting

Meten = Weten Inventarisatie van leeftijdsgerelateerde personeelscijfers in uw onderneming

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA..DEN HAAG

Uitstroommonitor praktijkonderwijs Samenvatting van de monitor en de volgmodules najaar 2015

Monitor Arbeid en Gezondheid update eerste halfjaar 2013 Cijfers & trends over Inzetbaarheid van werknemers

Ontwikkeling en regionale verdeling van de vmbo-leerlingen elektro-, installatie- en metaaltechniek ( )

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013

Kortetermijnontwikkeling

Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen

Kenteq Arbeidsmarktinformatie 2007

Kengetallen Mobiliteitsbranche

Even voorstellen 10/20/2017

ECONOMISCHE MONITOR EDE 2015 I

Grafimediabranche: 10 kerncijfers Age Unlimited

Transcriptie:

Samenvatting trends arbeidsmarkt, onderwijs, O&O beleid en scholing metaalbewerking In deze samenvatting worden de hoofdlijnen die uit de verschillende onderzoeken van OOM in 2011 naar voren komen op een rij gezet. In deze notitie worden de trends gegeven die van belang zijn voor opleidings-en ontwikkelingsbeleid in de sector. De trends zijn geformuleerd als aanbeveling/aandachtspunt voor beleid, (regio)management en bestuur van OOM. Totaal zijn er zeven trends beschreven en deze zijn ingedeeld in de paragrafen: Arbeidsmarkt, Initieel onderwijs en Scholing & Ontwikkeling. Toelichting gebruik bronnen Voor deze notitie is gebruikt gemaakt van arbeidsmarktinformatie (Mn Services-bestanden van juli 2011), landelijke onderwijsinformatie (Kenteq schooljaar 2010/2011), informatie over stages, bbl-leerlingen en bijscholing (OOM subsidies oktober 2011) en telefonische interviews met 500 werkgevers, 500 werknemers en 500 leerlingen uit september 2011. De medewerking van werkgevers, werknemers en leerlingen aan de interviews was evenals de afgelopen jaren uitstekend. De bereidheid om aan het onderzoek deel te nemen is voor alle groepen zeer hoog. Daarnaast verlopen de gesprekken zeer constructief en worden diverse onderwerpen rondom het thema Opleiden en Ontwikkelen besproken. De volgende respondenten uit de sector (OOM aangesloten bedrijven) hebben deelgenomen aan de interviews: Er zijn 677 bedrijven succesvol benaderd voor huidige meting, hiervan nam 74% aan het onderzoek deel (500 bedrijven). Van de gesprekken is 49% afgenomen met de directeur/eigenaar/bedrijfsleiding van het bedrijf en 45% met de administratie/p&o-er/ personeelszaken/. Er zijn 643 werknemers benaderd voor huidige meting, hiervan nam 78% aan het onderzoek deel (503 werknemers). Van de werknemers in het onderzoek zijn 57 werknemers jonger dan 26 jaar (11%), 175 werknemers tussen de 26 en 40 jaar (35%) en 271 werknemers boven de 40 jaar (54%). Deze verhoudingen zijn vergelijkbaar met de verdeling in leeftijden in de sector. Er zijn 558 leerlingen benaderd voor huidige meting, hiervan heeft 90% aan het onderzoek deelgenomen (500 leerlingen). Het gaat uitsluitend om leerlingen die een bbl-opleiding volgen bij een OOM bedrijf. 104 leerlingen volgen/volgden de opleidingsvariant scholingspool (21%, 13% branche), 86 leerlingen volgen een off-the-job opleiding (17%, 7% branche) en 311 een on-the-job opleiding (62%, 80% branche). Er zijn relatief veel scholingspoolleerlingen en offthe-job-leerlingen in de steekproef opgenomen om voldoende betrouwbare uitspraken te kunnen doen over deze groepen. Actualiteit van het onderzoek De gebruikte bronnen voor het onderzoek zijn allemaal uit het 3 de kwartaal van 2011. Door de actualiteit van de ontwikkelingen rondom de Europese financiële crisis is het echter waarschijnlijk dat bepaalde perspectieven, bijvoorbeeld rondom werkgelegenheid en toekomstverwachtingen, op dit moment zijn veranderd of meer onzeker zijn geworden. 1

Arbeidsmarkt Trend 1: Werkgelegenheid herstelt meer beweging in arbeidsmarkt in 1 ste helft 2011 De effecten van de economische crisis op de werkgelegenheid lijken af te nemen. De laatste maanden van 2010 was een lichte groei zichtbaar in de werkgelegenheid. Deze trend heeft verder doorgezet in de eerste helft van 2011. In november 2011 is het aantal werknemers ten opzichte van januari met 1,5% toegenomen tot 144.368 werknemers. De laatste maanden van 2011 lijkt de groei wederom te stagneren. Figuur 1 Ontwikkeling werkgelegenheid metaalbewerking vanaf januari 2009 tot november 2011 De bedrijvigheid in de metaalbewerking blijft gelijk in het eerste deel van 2011. In 2010 was voor het eerst sinds jaren sprake van een daling van 1,6% van het aantal bedrijven in de metaalbewerking. De daling heeft in 2011 niet verder doorgezet (2011: 12.342 bedrijven en 2010: 12.331 bedrijven. In vergelijking met 2010 is er weer meer beweging op de arbeidsmarkt in de metaalbewerking. In juli 2011 zijn er, ten opzichte van januari 2011, 11.500 nieuwe werknemers gestart in de sector. Wanneer de trend uit de eerste helft van 2011 doorzet, zal de instroom met ongeveer 30% stijgen ten opzichte van 2010 (instroom van 23.000 werknemers). De uitstroom zal in dat geval in 2011 ongeveer 20.000 werknemers bedragen en is vergelijkbaar met 2010. De meerderheid van de instroom bestaat voornamelijk uit een toename van algemene productiewerkers (+50% ten opzichte van 2010). Er is ook sprake van een verhoogde instroom van technisch uitvoerende werknemers (+30% ten opzichte van 2010). Samen met een lage uitstroom van deze beroepsgroep betekent dit dat de werkgelegenheid voor technici weer toeneemt. Binnen de groep technici is het opvallend dat er relatief veel machinebouwers 1 en ontwerpers 2 instromen. 1 Machinebouwers vormen 17,1% van de totale instroom, het aandeel werknemers uit deze functiegroep in de totale sector is 16,5%. 2 Ontwerpers vormen 2,5% van de totale instroom, het aandeel werknemers uit deze functiegroep in de totale sector is 1,7%. 2

Voor constructie-/bankwerkers is er sprake van krimp. Deze krimp is wijten aan een bovengemiddelde uitstroom van deze groep binnen alle leeftijdsgroepen 3. Dit duidt op verminderde werkgelegenheid voor deze werknemers. Verder blijkt uit de Bedrijvenmonitor dat in vergelijking met 2010 het aandeel bedrijven dat de komende jaren kwalitatieve en kwantitatieve tekorten binnen het personeelsbestand verwacht weer met 10% toeneemt. De groep bedrijven met deze opvatting heeft weer bijna de omvang van voor de economische crisis. Het zijn met name grote bedrijven die een tekort verwachten. Deze verwachting vertaalt zich ook naar de vacaturevraag voor het komende jaar. De bedrijven met vacatures nemen toe ten opzichte van 2010. Van de bedrijven heeft 52% vacatures voor vakervaren werknemers tegenover 32% vorig jaar. 40% van de bedrijven heeft vacatures voor leerling werknemers tegenover 22% vorig jaar. Van belang is hierbij te benadrukken dat deze perspectieven zijn opgetekend in september 2011 voordat de zogenaamde eurocrisis actueel werd. Trend 2: Aandacht voor regionale verschillen in ontgroening en vergrijzing in de sector In de sector vinden grote veranderingen als gevolg van ontgroening en vergrijzing plaats. De daling is het grootst voor werknemers in de leeftijdscategorie tot 25 jaar (-3,6% sector). Het aandeel jongeren is gezakt van 12,2% in 2010 tot 12,0% halverwege 2011. Ook in absolute zin is er sprake van een daling van het aantal jongeren van ongeveer 18.000 werknemers tot 17.350 werknemers jonger dan 25 jaar. Voor een belangrijk deel is deze ontwikkeling te verklaren vanuit de trend van ontgroening van de Nederlandse beroepsbevolking 4. Belangrijk is ook op te merken dat er regionale verschillen zijn in de ontgroening en vergrijzing. De komende vijf jaar vertrekt 9,2% van de huidige populatie werknemers in de sector door pensioen. In de regio s Limburg, Zeeland en West-Brabant en regio Rijnmond) is dit aandeel bijna 10%. Deze regio s zijn dus meer dan gemiddeld vergrijsd. Voor de regio Limburg en regio Rijnmond geldt eveneens dat het aandeel werknemers jonger dan 25 jaar aanzienlijk lager ligt (10% in de regio tegenover 12% gemiddeld in sector). In de regio Limburg is dit met name te wijten aan een relatief hoge uitstroom onder werknemers jonger dan 25 jaar. De combinatie van een relatief snelle vergrijzing en ontgroening is een risico voor de bedrijfscontinuïteit. Conclusie arbeidsmarkt De monitor laat zien dat bedrijven de komende jaren kwalitatieve en kwantitatieve personeelsproblemen verwachten. Echter, de economische onzekerheid op dit moment kan het urgentiebesef over dit aandachtspunt bij bedrijven verminderen. Gezien de demografische ontwikkeling van de arbeidsmarkt (ontgroening en vergrijzing) is structurele aandacht voor de instroom gewenst. Hierbij zou zowel aandacht moeten zijn voor de instroom van leerlingen (zie paragraaf initieel onderwijs), als de zij-instroom en doorstroom van werknemers. 3 Constructie-/bankwerkers vormen 9% van de totale uitstroom, het aandeel werknemers uit deze functiegroep in de totale sector is 8,1%. 4 Gemiddelde leeftijd Nederlandse beroeps in 2011 41 jaar versus 40,7 jaar in 2010. 3

Initieel onderwijs Trend 3: Daling instroom bbl-leerlingen bij OOM-leerbedrijven en metaalbreed, OOM leerbedrijven blijven actief met opleiden van leerlingen Daling bbl-instroom bij OOM bedrijven De instroom van leerlingen bij OOM bedrijven laat vanaf 2009/2010 een trendwijziging zien ten gevolge van de kredietcrisis. In schooljaar 2009/2010 daalt het aantal leerlingen bij OOM bedrijven ten opzichte van het voorgaande jaar met 23%. Ook in schooljaar 2010/2011 blijft de instroom achter, in november 2011 zijn er 1.629 leerwerksubsidies voor schooljaar 2010/2011 bij OOM verwerkt. Ondanks dat dit aantal de komende maanden nog licht zal stijgen, lijkt er sprake van een daling van de instroom van bbl-leerlingen voor het tweede jaar op rij. Daling bbl-instroom landelijk Ook het totaal aantal bbl-leerlingen in de metaalsector (landelijke Kenteq cijfers) daalt voor het tweede jaar op rij in 2010/2011 (-11%). De daling is vergelijkbaar met het voorgaande jaar. Het aantal bbl-leerlingen is nu 6.700 leerlingen (7.500 vorig jaar). Het aantal bol-leerlingen in de metaal neemt wel toe van 3.900 in 2009/2010 naar 4.200 leerlingen in 2010/2011 (stijging van +8%). Er lijkt sprake van een effect van communicerende vaten. De leerlingen die een bblopleiding willen volgen op niveau 2 en 3 wijken bij gebrek aan werkgelegenheid uit naar de dagopleiding (bol-opleiding) van hetzelfde niveau. Netto (bol en bbl samen) is er wel sprake van een daling van -4% (van 10.865 in 2010 naar 11.372 in 2011). Oorzaken van deze daling zijn een toename van techniekbrede mbo-opleidingen en een daling van vmbo-leerlingen die kiezen voor een metaal opleiding. Daling leerlingen vmbo metaal Het perspectief van nieuwe aanwas in de vorm van vmbo metaalleerlingen neemt af. In 2010/2011 zijn er nog 4.000 leerlingen die een vmbo metaalopleiding volgen. Deze daling is zichtbaar vanaf 2007 waarin er nog 5.500 vmbo metaalleerlingen waren. Toename techniekbrede mbo-opleidingen In toenemende mate zijn er opleidingen die niet in te delen zijn onder één van de traditionele disciplines elektro, metaal en installatie van Kenteq. De leerlingenaantallen van deze brede technische opleidingen nemen snel toe. In 2010 stromen er meer dan 10.000 leerlingen in deze opleidingen (bol en bbl). Dit betekent dat de daling van de leerlingaantallen in de metaal gedeeltelijk wordt gecompenseerd door de stijging in de techniekbrede opleidingen. Kenteq geeft hier echter van aan dat de toename binnen de algemene opleidingsrichting geen algehele compensatie is voor de daling binnen de traditionele richtingen. 40.012 leerlingen in 2010 ten opzichte van 41.655 leerlingen in 2009 betekent een terugval van 3,9%. Dit laat zien dat, vergeleken met de jaren ervoor, in 2010 minder personen gekozen hebben voor technisch beroepsonderwijs binnen het Kenteq-domein (bron: Kenteq 2011, Leerlingaantallen 2010/2011 technisch beroepsonderwijs). Aantal actieve OOM bedrijven met leerlingen stijgt Ondanks het dalende aantal bbl-leerlingen bij OOM bedrijven is het opvallend dat het aantal bedrijven dat actief is met het opleiden van leerlingen toeneemt. Uit de Bedrijvenmonitor 2011 blijkt dat het aantal bedrijven dat de afgelopen drie jaar één of meerdere leerlingen opleid, is 4

gestegen (KPI 18 Bedrijvenmonitor). In 2010 waren er 2.295 bedrijven die in de periode 2007-2009 één of meer leerlingen hebben opgeleid. In 2011 zijn dit 2.592 (periode 2008-2010) bedrijven. Conclusie hiervan is dat bedrijven weliswaar minder leerlingen opleiden, dit is te verklaren vanuit de verminderde werkgelegenheid, maar bedrijven blijven wel actief met opleiden van leerlingen. Het aantal bedrijven dat tenminste één leerling een opleiding biedt in een periode van 3 jaar neemt toe. De verantwoordelijkheid voor het opleiden van leerlingen wordt dus in toenemende mate breder sectoraal gedragen. Positief is ook dat het aantal kleine bedrijven (minder dan zestien werknemers) met leerlingen toeneemt. Deze twee positieve signalen laten onverlet dat de totale instroom van bbl-leerlingen daalt. Deze ontwikkeling sluit aan bij de brede tevredenheid van werkgevers over de leerwerkbijdrage van OOM. 95% van de bedrijven die gebruik maken van de leerwerkbijdrage noemt een van de volgende effecten: We zijn sneller geneigd om een leerling aan te nemen. We zijn in staat een betere begeleiding te bieden aan de leerling (meer tijd). We zien het belang van opleiden van jonge werknemers voor ons bedrijf. Trend 4: Helft bbl-leerlingen bij OOM bedrijven behaalt diploma, scholingspoolleerlingen halen vaker diploma Om de voortgang van leerlingen te bepalen is gebruik gemaakt van de diplomeringscijfers die OOM verzamelt als gevolg van de afronding van subsidieaanvragen voor leerwerkbijdragen. Werkgevers krijgen tot een jaar na afronding van de opleiding gelegenheid het diploma als bewijs op te sturen. Om dit beeld aan te vullen is dit jaar (door middel van interviews) ook aan de leerlingen die langer dan twee jaar bezig zijn met de opleiding, naar de status van de opleiding gevraagd. Diplomering bbl-leerlingen bij OOM bedrijven Van de 2.359 leerlingen die zijn gestart in schooljaar 2008/2009 heeft OOM op 1 september 2011 van 41% een diploma ontvangen. 33% van de leerlingen is gestopt met de opleiding. Van de overige 26% heeft OOM tot op dit moment nog geen informatie ontvangen. Uit aanvullende vragen uit de Leerwerkmonitor blijkt dat 50% van de leerlingen waarvan OOM na twee jaar opleiding geen informatie heeft ontvangen, zelf aangeeft een diploma te hebben gehaald. Naar aanleiding van dit gegeven is de verwachting dat het aandeel gediplomeerden 13% hoger is (de helft van 26%). Totaal heeft ongeveer 54% van de groep op dit moment zijn/haar diploma gehaald. Van de scholingspoolleerlingen uit 2008/2009 heeft naar verwachting 68% zijn/haar diploma gehaald. Dit is aanzienlijk hoger dan de andere opleidingsvarianten (off-the-job 59% en on-the-job 53%). De cijfers wijzen uit dat het volgen van een scholingspool-opleiding vaker tot een goed resultaat leidt. Hierbij moet worden aangetekend dat nog een beperkt deel (13%) van het totaal aantal leerlingen bij OOM bedrijven een opleiding via de scholingspool volgt. De overgrote meerderheid van de leerlingen volgt een normale on-the-job opleiding (80%) of een off-the-job opleiding (7%). Uitval van leerlingen uit de sector licht gestegen Het feit dat leerlingen regelmatig stoppen met de opleiding wordt bevestigd door de werkgevers in de Bedrijvenmonitor. Bij bedrijven die de laatste jaren leerlingen hebben opgeleid, geeft 42% aan dat het is voorgekomen dat een contract met een leerling is ontbonden. Dit ligt in verreweg de meeste gevallen aan de beperkte motivatie van de leerling (75%), verder wordt door 23% van de bedrijven het niveau van de leerlingen als oorzaak genoemd. 5

Ten aanzien van de eerst genoemde oorzaak is belangrijk op te merken dat OOM zowel in het praktijkopleidersonderzoek als het stageoffensief aandacht gaat besteden aan training in de omgang met niet gemotiveerde leerlingen. De laatst genoemde oorzaak is te verklaren door de veralgemenisering in het vmbo. Het curriculum in het VMBO is gewijzigd van een vakinhoudelijk curriculum naar een breed technisch oriënterend curriculum. Dat leerlingen geen diploma halen, stoppen met de opleiding en/of vertrekken bij de werkgever, betekent niet direct dat ze niet meer in de sector werken. In 2011 is de uitval van leerlingen uit de sector licht gestegen. Van de leerlingen die in schooljaar 2009/2010 begonnen zijn met een opleiding in de metaalbewerking, is in augustus 2011 20% niet meer werkzaam in de branche. De uitval is het grootst bij de off-the-job-leerlingen (26%), vervolgens bij de scholingspool (24%) en het laagst bij de on-the-job-leerlingen (19%). Ongeveer acht op de tien leerlingen werkt na twee jaar nog in de sector. Gezien het huidige gegeven dat vijf van de tien leerlingen een diploma halen, werken drie van de tien leerlingen na hun opleiding ongediplomeerd in de sector. Trend 5: Bereidheid voor stages binnen bedrijven neemt toe Gezien de afnemende instroom van bbl-leerlingen wordt het voor bedrijven steeds belangrijker ook via stages met potentiële werknemers in contact te komen. Bijna driekwart van de geïnterviewde bedrijven (73%) werkt met stagiairs of heeft dat ooit gedaan. Grote bedrijven doen dit net wat meer dan kleine bedrijven (87% vs. 64%). Uit de subsidiebestanden van OOM blijkt dat vanaf 2001 tot 2011 3.195 unieke bedrijven een stagevergoeding bij OOM hebben aangevraagd. Dit komt neer op 27% van de bedrijven in de sector die de laatste tien jaar een stagevergoeding hebben aangevraagd (aanname gemiddeld 12.000 bedrijven met tenminste twee werknemers). Uit dit verschil tussen de interviews en de subsidiebestanden kon worden opgemaakt dat blijkbaar niet alle bedrijven gebruik maken van de OOM-subsidie voor stages. De subsidiebestanden bestanden laten een toename aan aanvragen voor stages zien. In schooljaar 2010/2011 zijn er 7% meer OOM bedrijven die een stagevergoeding aanvragen. Het totaal aan aanvragen voor stages is ook 11% gestegen ten opzichte van vorig jaar. De meeste stagiairs functioneren op mbo-niveau en vmbo-niveau. De meeste bedrijven hebben goede ervaringen met stagiairs. Van de bedrijven biedt 62% altijd een stagevergoeding, 17% van de bedrijven geeft aan in de meeste gevallen een vergoeding te betalen. Ook zijn bedrijven (90%) van mening dat de afspraken met scholen helder zijn en voldoende worden nagekomen. Tot slot is de bereidheid om komend jaar stagiaires aan te nemen gestegen. In 2010 was 46% bereid om stagiaires aan te nemen, in 2011 is dit aandeel toegenomen tot 64%. Op basis van deze gegevens lijkt de potentie voor OOM om stages te stimuleren en faciliteren kansrijk. Gezien de dalende instroom bij technische opleidingen wordt hier door OOM de nadruk opgelegd. Conclusie initieel onderwijs Zowel voor het vmbo, bbl-leerlingen bij OOM bedrijven en leerlingen metaal breed is een sterke daling zichtbaar. Het schooljaar 2010/2011 lijkt wat dat betreft een verloren jaar. Positieve ontwikkelingen zijn: brede deelname van bedrijven aan het opleiden van leerlingen en de toegenomen stagebereidheid en stagedeelname. 6

Gezien de ontwikkeling van de laatste jaren in het initieel onderwijs dreigt echter een vicieuze cirkel. Mede als gevolg van de dalende instroom is bij onderwijsorganisaties een trend zichtbaar van schaalvergroting (grotere regio s in het mbo). Daarnaast streeft de overheid naar het verbreding van opleidingen (veralgemenisering in het vmbo). Deze trend is weliswaar verklaarbaar vanwege de betaalbaarheid van opleidingen, maar door de bredere vmbo vooropleiding neemt de kloof tussen de kennis en vaardigheden van een leerling en de vaak specialistische vraag van bedrijven toe. Het werken en leren in een bbl-opleiding vraagt een bepaalde inzetbaarheid en productieve waarde van een leerling. Kortom de leerling wordt onaantrekkelijker en een vicieuze cirkel dreigt. Gezien deze ontwikkeling in het vmbo en mbo is het contact van de sector met scholen nog belangrijker. De regionale opgave is om de samenwerking tussen scholen en metaalbewerkingsbedrijven vorm te geven en hierdoor de keuze van leerlingen voor de metaal(bewerking) te stimuleren. Scholing en ontwikkeling Trend 6: Aandacht voor behoud van kennis en opvangen vertrek werknemers door pensionering In gesprekken met bedrijven geeft 62% van de bedrijven aan dat pensionering van werknemers de komende jaren aan de orde is (9,2% van de huidige werknemers is in 2015 met pensioen). Vorig jaar gaf 54% van de bedrijven aan dat binnen het bedrijf werknemers op korte termijn met pensioen gaan. Ongeveer 10% van bedrijven ziet deze natuurlijke uitstroom als een probleem voor de bedrijfsvoering. Het gaat hier om bedrijven waarin meer dan 15% van de werknemers door pensioen vertrekt. Werkgevers geven vaker dan vorig jaar aan dat ze bezig zijn met het werven van nieuwe medewerkers om het vertrek van werknemers door pensionering op te vangen. Mogelijk is het zo dat werkgevers tijdens de economische crisis in 2010 nog beperkte financiële mogelijkheden hadden om nieuwe werknemers aan te trekken. Door de licht verbeterde economische omstandigheden in 2011 kiezen werkgevers er vaker voor om nieuwe medewerkers voor vast aan te trekken. Werkgever vinden werkgevers scholing in toenemende mate van belang voor de doorstroom van personeel (41% in 2011 ten opzichte van 20% in 2010). Maar deze doorstroom lijkt minder direct gericht op opvolging van vertrekkende werknemers (bijvoorbeeld door pensioen). De aandacht voor kennisoverdracht van oudere werknemers naar andere werknemers is gedaald. Doorstroom wordt meer gezien als algemene ontwikkeling voor de werknemer, het breder inzetbaar maken van de werknemer en het belonen voor goede prestaties. Het advies is om naast deze redenen, werkgevers ook attenderen op de koppeling tussen doorgroeien van (nieuwe) medewerkers en de uitstroom van oudere, pensioengerechtigde werknemers. In het kader van kennisbehoud is dit eveneens een belangrijke strategie. 7

Trend 7: Stijging van bijscholing in de sector na jaren van daling. Scholingsdeelname met inzet PTT neemt toe in 2011 In 2011 hebben er van januari 2011 tot november 2011 meer dan 14.800 cursisten een training/cursus gevolgd. In 2010 zijn 12.000 cursisten mede gefinancierd door de PTT. Het gebruik van de PTT ten opzichte van 2010 is toegenomen, maar er is nog wel sprake van onderbenutting van het totale PTT budget. In 2011 hebben 2.916 bedrijven (+4% hoger dan 2010) voor 12.484 werknemers een PTT aangevraagd (+19% hoger dan 2010). Scholingsbereidheid neemt ook toe Veel bedrijven (80% van alle 500 bevraagde bedrijven) zijn bekend met de PTT. 83% van de bedrijven die bekend zijn met de PTT (dus 60% van alle bedrijven) verwacht volgend jaar van de regeling gebruik te maken. De ervaring van voorgaande monitoren leert dat ongeveer de helft van de bedrijven die voornemens hebben om van de PTT gebruik te maken, dat ook daadwerkelijk gaat doen. Van de 80% van de bedrijven die bekend zijn met de PTT geeft 16% aan komend jaar naar verwachting geen gebruik te maken van de PTT (dus 13% van alle bedrijven). Aan de kant van de werknemers geeft 32% aan van de PTT gebruik te gaan maken. Met name werknemers van 40 jaar of jonger hebben scholingplannen. De vuistregel (voornemen scholing volgen = 50% daadwerkelijk scholing volgen) geldt ook voor werknemers. Voor werknemers valt daarom eveneens een stijging in de scholingsdeelname te verwachten. Scholingstrends 2011 De verruiming van het PTT reglement per januari 2011 naar tien werknemers of maximaal 30% van het personeel is een mogelijke verklaring voor de geconstateerde toename van het aantal deelnemers per scholend bedrijf. In 2010 volgde gemiddeld 3,7 werknemers per bedrijf scholing (aantal scholende werknemers/aantal scholende bedrijven). In 2011 is dit gemiddelde gestegen naar 4,0 werknemers per bedrijf. Technische cursussen worden het meest gevolgd door werknemers. Het aandeel cursisten dat een technische cursus in 2011 volgt, vormt 39% van het totaal aantal cursisten (41% in 2010). Voor deze technische cursussen wordt ook het grootste deel van het subsidiebudget gebruikt. Alle subsidies voor technische cursisten in 2011 samen vormen 53% van het totale subsidiebudget (59% in 2010). Het aandeel cursisten die een cursus volgen op het gebied van veiligheid-, milieu- en arbo blijft stabiel (30% in 2011 en 2010). Het uitgekeerde subsidiebedrag voor deze cursussen is in 2011 toegenomen. Het is gestegen van 10% van het budget in 2010 naar 16% van het budget in 2011. De maximering van de PTT (maximaal 500 subsidie per werknemer) leidt mogelijk tot een daling van cursussen met een hoge kostprijs. Dit zou bijvoorbeeld een verklaring kunnen zijn voor de daling van de deelname aan opleidingen automatisering. Deze hebben een relatief hoge kostprijs van gemiddeld ongeveer 900 per deelnemer. Het aandeel van cursisten voor automatisering is in 2010 en 2011 gezakt (van 13% in 2009 naar 9% in 2011). Het aandeel cursisten in logistiek is in 2010 gedaald naar 12% (van 18% in 2009), maar in 2011 neemt het aandeel weer toe tot 14%. Deze stijging van 2% is de grootste toename in cursisten. Voorbeelden van logistieke cursussen met een toename zijn heftruckopleidingen en werken met de hoogwerker. 8

Het is van belang om zicht te houden op de ontwikkeling van de voorkeur voor soorten leren. De afgelopen twee jaar is deze voorkeur aan het verschuiven richting korte cursussen en/of trainingen die op de werkplek/bij het bedrijf plaatsvinden. Aanbeveling is om de consequenties van deze voorkeur voor zogenaamde incompany trajecten te bekijken. Conclusie scholing en ontwikkeling De scholingsbereidheid en deelname blijfven een aandachtspunt in licht van een te verwachten nieuwe economische teruggang. Opvallend gegeven in de opvattingen rondom scholing is dat scholing meer wordt gekoppeld aan algemene brede ontwikkeling van werknemers en minder als een noodzakelijk onderdeel voor de kwaliteit van het bedrijfsproces wordt gezien. Het stimuleren van werknemers voor goede prestaties en het bevorderen van de doorstroom van personeel worden samen met brede inzetbaarheid als belangrijkste reden voor scholing genoemd. Slechts 28% van de werkgevers ziet scholing in het licht van het verbeteren van het primaire productieproces. Door een betere koppeling tussen bedrijfsprocessen en scholing neemt het belang van bijscholen toe. Scholing kan ook een bijdrage leveren aan doelstellingen die tijdens een laagconjunctuur voor het bedrijven aan de orde zijn (kostenreductie, werken met minder mensen). Scholing kan meer gericht worden ingezet voor kennisbehoud in het bedrijf (in het licht van pensionering), het terugbrengen van faalkosten en het zorgen voor meer flexibiliteit in de organisatie (brede inzetbaarheid van werknemers). 9