De branchemarkt. Kwalitatief onderzoek naar het effect van de branchemarkt 2012/2013 2012/2013. 1 februari 2013 Haren/Groningen stad



Vergelijkbare documenten
Methodiek Junior Praktijk Opleider

Resultaten interviews met patiënten Vervolgens wordt een korte samenvatting gegeven van de belangrijkste resultaten uit de gelabelde interviews.

Eerste effectmeting van de training ouderverstoting voor professionals in opdracht van De FamilieAcademie

LOB-stages. in de tweede fase. - op zoek naar best. practice

Oriëntatie branches voor VZ en VP. Draaiboek. Oriëntatie op de branches AGZ, GGZ, GHZ, VVT, Kraamzorg voor VZ en VP

Methodologie voor onderzoek in de verpleegkunde. Foeke van der Zee

Hoofdstuk 1 Het soort onderzoek waar dit boek op gericht is 15

Voorwoord... iii Verantwoording... v

Voorwoord van Hester van Herk... iii Voorwoord van Foeke van der Zee... iv Verantwoording... vi

Kwantitatief onderzoek. Esmee Kerens Uitstroomprofiel: Het Stagebureau Expertischecentrum Elvira Coffetti & Jelly Zuidersma

Het opleidings- en beroepsbeeld van MBO- leerlingen

Palliatieve Zorg. Onderdeel: Kwalitatief onderzoek. Naam: Sanne Terpstra Studentennummer: Klas: 2B2

Inleiding 15 Waarom deze methode? 15 Voor de student 16 Legenda gebruikte icoontjes 18 Personages: wie is wie? 18. In de startblokken 19

Onderzoeksvraag Uitkomst

MASTERCLASS De datateam methode Examenresultaten Nederlands

Onderzoek S- Factor

Onderzoek Maatschappelijke Stage

Uitwerkingen hoofdstuk 5

Auteurs: Baarda e.a. isbn:

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

Onderzoek Module 10.3 Het empirisch onderzoek ontwerpen. Master Innovation & Leadership in Education

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Faculteit Educatie Instituut voor Leraar en School

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving

Methodologie voor onderzoek in zorg, welzijn en hulpverlening. Foeke van der Zee

Project Kwantitatief onderzoek Module 12 HDT H830-11

Kwalitatief onderzoek naar de mening over het AGZstagemodel. opleidingfunctionarissen van de opleiding MBO-Verpleegkunde.

Presenteer je eigen onderzoek op de Mbo Onderzoeksdag op 12 november 2015!

Docentonderzoek binnen de AOS Bijeenkomst 8 Feedbackformulier bij het onderzoeksinstrument

alfa-college.nl drenthecollege.nl mensoaltinggroningen.nl noorderpoort.nl

Presenteer je eigen onderzoek op de Mbo Onderzoeksdag op 12 november 2015!

Nationaal Studentenonderzoek Stageplaza.nl

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

SECTORWERKSTUK

KRAAMTALENT KNELPUNTEN BEDRIJVEN DOELSTELLINGEN PROJECTPLAN KNELPUNTEN ROC'S GRONINGEN FRIESLAND DRENTHE

Onderzoeksverslag Een kwantitatief onderzoek naar het effect van de diagnostische kennistoets van E-Flow Nursing op het succes van de stage.

Kiezen in mavo 2. Cohort Park Lyceum Almere

Introductie. De onderzoekscyclus; een gestructureerde aanpak die helpt bij het doen van onderzoek.

Bijlage 3. Beoordelingscriteria onderzoeksplan

Scholieren eisen tijd en begeleiding voor hun loopbaan

Introductie stage-scriptie combi. Orthopedagogiek G&G, 25 augustus 2011

KIEZEN, EEN KRIEM? HOE HELPEN WE JONGEREN DE GOEDE KEUZE MAKEN ANNETTE VERHOEF

informatie profielwerkstuk havo avondlyceum CAL handleiding H

Studieloopbaanbegeleiding in het hbo: mogelijkheden en grenzen. Marinka Kuijpers & Frans Meijers

ehealth binnen de thuiszorg van Noorderbreedte

Doorstroom in de groene beroepskolom. Algemene toelichting Aanpak case studies Toelichting case study Clusius College

WORKSHOP ONDERZOEKSMETHODEN

Bijlage 3. Beoordelingscriteria onderzoeksplan

Evaluatie Back to Basics: De Nieuwe Koers

Deel ; Conclusie. Handleiding scripties

DATATEAMS VOOR ONDERWIJSVERBETERING. SOK studiedag, 6 juni 2014 Kim Schildkamp: k.schildkamp@utwente.nl

Workshop. Dataverzameling. Van onderzoeksvraag naar data

ALCOHOLKENNIS OVERGEDRAGEN

Sectorwerkstuk

forum beroepsonderwijs. DEC 6 dilemma s pittige discussies constructieve uitkomsten én hilarische momenten 1 oktober

Versterking van LOB in de doorlopende leerlijn vmbo-mbo

Succesvolle doorstroom mbo hbo in Noord-NL. Agnes Meijer 26 januari 2017

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97

Nederlandse samenvatting

Methodologie voor sociaalwetenschappelijk onderzoek. Foeke van der Zee

Toolkit Cliëntenparticipatie Zorg en Welzijn

Onderzoeksvoorstel Techniek het jaar rond! Onderzoek naar techniekbevorderende activiteiten in het basisonderwijs van Rivierenland

Format beoordelingsformulier FEM voor geschreven afstudeerwerk: de afstudeeropdracht Toelichting over het gebruik van het formulier:

Evalueren van projecten met externen Kennisdocument Onderzoek & Statistiek

Methodologie voor onderzoek in marketing en management. Foeke van der Zee

tudievragen voor het vak TCO-2B

Vraag het de VMBO er! Snuffelonderzoek naar VMBO vanuit leerling-perspectief. Januari 2011 P.S. Onderzoek Nijmegen

Samenvatting. The Disability Assessment Structured Interview, Its reliability and validity in work disability assessment, 2010

CLIëNTTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2011, van brief tot conclusie!!

Wat doe ik, wa ik en wat wil i

LOB in klas. Klas 3GT. Informatie over Loopbaan Oriëntatie en -Begeleiding. Gemengde / Theoretische - Leerweg. het decanaat

Werkend leren in de jeugdhulpverlening

DOORSTROOM VAN VMBO NAAR HAVO Onderzoek onder ruim vmbo-scholieren naar hun intentie om voor de havo te kiezen

FNV Vakantiewerk onderzoek 2013

Peiling Flexibel werken in de techniek 2015

IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY

LOB in klas 3. Informatie over Loopbaan Oriëntatie en -Begeleiding. Klas 3 Basisberoepsgerichte Leerweg. het decanaat

Studiehandleiding Onderzoeksmethoden

Programma sessie. Vraag. theorie naar. praktijk. Van wie heeft u geleerd na te denken over de keuzes in uw loopbaan? VMBO Congres 31 januari 2013.

SECTORPROJECT 4 VMBO - T

Rapportage Deelnemerservaringsonderzoek

Help ik ben geslaagd, wat nu? Thijs van der Heijden

Rapportage Deelnemerservaringsonderzoek

Sectorwerkstuk. Theoretische Leerweg. Klas 4 TL/M

Sectorproject op De Dijk: leren door te doen! Inleiding: Situatiebeschrijving 3 VMBO-TL: Situatiebeschrijving 4 VMBO-TL:

Handreiking: Uitleg begrippen vmbo-mbo

Systematische review naar effectieve interventies ter preventie van kindermishandeling.

Vaardigheden - Enquête HV 2. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

*) Dit is ook het aantal respondenten waarop de cijfers en grafieken in dit rapport zijn gebaseerd, tenzij anders aangegeven.

PWS - Fase 1 - Plan van aanpak Behaald 0 van de 25 punten

Kwaliteitsonderzoek begeleiding

Beoordelingscriteria scriptie CBC: instructie en uitwerking

EFFECTEN VAN DE WEEKEND- SCHOOL VAN STICHTING WITTE TULP. - eindrapport - dr. Marga de Weerd. Amsterdam, november 2009

Rapportage Deelnemerservaringsonderzoek

Stageplaza.nl. Nationaal Docentenonderzoek De Ruyterkade 106 II 1011 AB Amsterdam Tel : Fax : I :

Door Cliënten Bekeken voor tandartspraktijken. Informatie en stappenplan

Loopbaanoriëntatie en -begeleiding

INHOUDS- OPGAVE. Voorwoord 19. Voorwoord bij de nieuwe druk 20. Inleiding 23

Opzetten medewerker tevredenheid onderzoek

Overzicht van tabellen 13. Overzicht van figuren 15. Voorwoord 17. Inleiding 19

Transcriptie:

2012/2013 De branchemarkt Kwalitatief onderzoek naar het effect van de branchemarkt 1 februari 2013 Haren/Groningen stad Opdrachtgever Stagebureau Expertisecentrum Jelly Zuidersma Elvira Coffetti Onderzoeksvoorstel U3 - Academie voor verpleegkunde Productcode HVVH9ODM3 Docentbegeleider Lois de Vries Menko van der Leij (AGZ) 334168 Anniek van Ringh (MGZ) 340797 258723 2012/2013 0

Voorwoord Voor u ligt ons afstudeeronderzoek dat geschreven is in het kader va de U3 in de afstudeerfase van de opleiding hbo verpleegkunde van de Hanze Hogeschool te Groningen. Het onderzoek is een vervolg op een enquête die is afgenomen door het Stagebureau Expertisecentrum bij verzorgende ig en mbo verpleegkunde leerlingen die hadden deelgenomen aan een branchemarkt van het Stagebureau Expertisecentrum. De uitvoering en de verslaglegging van het praktijkonderzoek was een informatief en leerzaam proces. Het onderzoek verliep echter niet geheel probleemloos. Het werd een literatuuronderzoek, een kwantitatief- en een kwalitatief onderzoek over een naar onze mening heel breed en moeilijk te kaderen onderwerp. Ook hadden wij problemen met de formulering van de juiste vraagstelling en de plaats en functie van het literatuuronderzoek. De gekregen feedback en de hierboven besproken problematiek hebben ervoor gezorgd dat wij ontzettend veel geleerd hebben over onderzoek doen. Alleen daarom al vinden wij het een geslaagd project. Wij hadden het onderzoek niet kunnen uitvoeren en het verslag niet kunnen completeren zonder de hulp van een aantal mensen. Graag willen wij de volgende mensen bedanken: Elvira Coffetti en Jelly Zuidersma van het Stagebureau Expertisecentrum te Haren voor de ondersteuning en informatievoorziening en Lois de Vries voor haar ondersteuning, feedback en advies. Voor het onderzoek zijn er interviews gehouden met leerlingen die hadden deelgenomen aan de branchemarkt. Wij willen deze leerlingen bedanken voor de interviews die we met ze mochten houden. Zonder hen was het niet mogelijk geweest om het onderzoek uit te voeren. Wij hopen dat het verslag u duidelijkheid geeft over ons onderzoek. Menko van der Leij & Anniek van Ringh Groningen, februari 2013 1

Samenvatting Introductie Om leerlingen te ondersteunen bij het maken van een weloverwogen stage keuze, heeft het Stagebureau de branchemarkt ingezet. Dit onderzoek heeft het effect van de branchemarkt op de deelnemers gemeten. Vraag- en doelstelling De hoofdvraag van het onderzoek luidt: Wat is het effect van de branchemarkt, van het Stagebureau Expertisecentrum, op de deelnemers (verzorgende ig niveau drie en mbo verpleegkundige niveau vier) bij het maken van een keuze voor een stage? Het doel van het onderzoek is het komen tot een advies om de branchemarkt te verbeteren. Methode Als vooronderzoek is gebruik gemaakt van een literatuuronderzoek dat weergeeft hoe leerlingen keuzes maken. Het Stagebureau heeft een enquête gehouden onder de leerlingen die deelnamen aan de branchemarkt. Deze enquête vormt de basis voor de interviews. De interviews brengen in kaart wat het aandeel van de branchemarkt is binnen het keuzeproces van de deelnemers. In totaal zijn er veertien deelnemers geïnterviewd in acht interviewmomenten. Belangrijkste resultaten Uit het literatuuronderzoek blijkt dat keuzes van vmbo- en mbo leerlingen afhangen van geslacht, etniciteit, capaciteiten, interesses, opvoeding en gedrag. Veel leerlingen stellen hun keuze uit en kiezen voor de status en het imago van de locatie of opleiding. Voor alle leerlingen loopt het keuzeproces weer anders. Leerlingen laten zich het meest beïnvloeden door ouders en hebben meer baat bij ervaringen in plaats van informatie. Zelf praktijkervaring opdoen helpt de leerlingen het meest. Uit de resultaten van de enquête blijkt dat het merendeel van de leerlingen dankzij de branchemarkt een weloverwogen keuze heeft kunnen maken voor een stage. De opmerkingen geven echter weer dat de informatie van de voorlichtingen te weinig diepgang had en teveel gericht was op de promotie van de instellingen. De resultaten van de interviews laten zien dat eigen ervaringen het belangrijkst zijn voor het maken van een stagekeuze. Ook de interviews toonden dat de voorlichtingen teveel gericht waren op promotie en weinig diepgang hadden. Toch konden enkele deelnemers dankzij de branchemarkt een weloverwogen keuze maken. De deelnemers hebben de branchemarkt voornamelijk gebruikt om overzicht te creëren. Organisatorisch gezien vonden de deelnemers dat de branchemarkt op het verkeerde tijdstip plaatsvond. De interviews lieten zien dat er een grote verdeeldheid zit in hoe de deelnemers kiezen. Bij het maken van een keuze beïnvloedden de ouders de deelnemers het meest. Conclusie Het effect van de branchemarkt bleek grotendeels een ondersteunende functie te zijn binnen het keuzeproces van de deelnemers. Door de branchemarkt hebben de deelnemers voornamelijk een overzicht gekregen van de branches. Belangrijkste aanbeveling Resultaten gaven weer dat deelnemers praktijkervaring belangrijk vinden voor het maken van een stagekeuze. Er wordt aanbevolen vervolgonderzoek te doen naar het aandeel van praktijkervaring binnen het keuzeproces voor het maken van een stagekeuze. 2

Inhoud 9TUVoorwoordU9T... 1 9TUSamenvattingU9T... 2 9TUInleidingU9T... 4 9TUHoofdstuk 1: OnderzoeksmethodiekU9T... 7 9TU1.1 OnderzoeksdesignU9T... 7 9TU1.2 LiteratuuronderzoekU9T... 8 9TU1.3 Kwantitatief onderzoeku9t... 9 9TU1.4 Kwalitatief praktijkonderzoeku9t... 10 9TU1.5 Betrouwbaarheid en validiteitu9t... 11 9TU1.6 Ethische verantwoordingu9t... 12 9TUHoofdstuk 2: KaderU9T... 14 9TU2.1 Praktijk kaderu9t... 14 9TU2.2 Theoretisch kader - LiteratuuronderzoekU9T... 16 9TUHoofdstuk 3: ResultatenU9T... 20 9TU3.1 Kwantitatieve resultatenu9t... 20 9TU3.2 Kwalitatieve resultatenu9t... 22 9TUDiscussieU9T... 24 9TUResultaten versus literatuuru9t... 24 9TUBeperkingen van het onderzoeku9t... 24 9TUConclusie en aanbevelingenu9t... 26 9TUConclusieU9T... 26 9TUAanbevelingenU9T... 26 9TULiteratuurlijstU9T... 28 9TUBijlage 1. VragenlijstU9T... 30 9TUBijlage 2. Brieven aan de deelnemersu9t... 31 9TUBijlage 3. BPV-modelU9T... 35 9TUBijlage 4. CitatenU9T... 37 3

Inleiding Er is een toenemende vergrijzing in Nederland. Hierdoor zullen ouderdomsziektes toenemen. Onderzoeken voorspellen dat in 2020, 22% van de beroepsbevolking werkzaam moet zijn in de branche: Gezondheidszorg en Welzijn, willen alle vacatures opgevuld worden. De noodzaak tot een succesvolle leerloopbaan is hierdoor hoger dan ooit (S-factor, 2009). Het Stagebureau Expertisecentrum is een organisatie die een bijdrage levert aan het bereiken van succesvolle loopbanen en stages binnen de gezondheidszorg en welzijnsinstellingen. Het Stagebureau organiseert vraag en aanbod van stageplekken en ontwikkelt projecten en instrumenten op het gebied van innovaties voor het beroepsonderwijs binnen Zorg en Welzijn (Het Stagebureau Expertisecentrum, z.d.). Één van de projecten van het Stagebureau is het project de S-factor. Met het project de S-factor wil het Stagebureau succesvolle leerloopbanen creëren voor studenten van de opleidingen binnen Zorg en Welzijn en vroegtijdige beëindiging van de stages voorkomen (Het Stagebureau Expertisecentrum, z.d.). Wanneer studenten een duidelijk beeld hebben van de branche waarin ze stage gaan lopen, dan voorkomt dit vroegtijdige beëindiging van de stage (S-factor, 2009). Deze uitval van leerlingen remt de arbeidsmarkt (Hagen & Burger, 2008). Hierom heeft het Stagebureau in samenwerking met project de S-factor de branchemarkt in het leven geroepen. De branchemarkt is een event waar verschillende zorginstellingen voorlichting komen geven over de branches. Het doel van dit onderzoek is het komen tot een advies. Dit advies moet een bijdrage leveren aan de kwaliteit van de branchemarkt. Uiteindelijk is het de bedoeling dat met deze verbetering de uitval van stages en opleidingen voorkomen wordt. Binnen het onderzoek staat de inhoud van de branchemarkt centraal. Het doel van de branchemarkt is dat de deelnemers een weloverwogen keuze kunnen maken voor een branche. De doelgroep van deze branchemarkt waren tweedejaars verzorgende ig en mbo verpleegkundigen. Deze leerlingen moeten in hun tweede jaar van de opleiding gaan kiezen in welke branche ze tijdens hun derde jaar willen gaan stage lopen. In het eerste hoofdstuk is ingegaan op de methodiek die toegepast is bij de voorbereiding en de uitvoering van het onderzoek. Het tweede hoofdstuk betreft het praktijk- en het theoretisch kader van het onderzoek. Hierin zijn; de branches die de leerlingen kunnen kiezen, de inhoud van de opleidingen en stages en het literatuuronderzoek beschreven. In het derde hoofdstuk zijn de resultaten van het onderzoek weergegeven. Dit hoofdstuk is onderverdeeld in de kwantitatieve resultaten en de kwalitatieve resultaten van het onderzoek. Tot slot volgen de discussie, de conclusie en de aanbevelingen van het onderzoek. In de discussie staan onder andere de methodologische beperkingen van het onderzoek. In de conclusie is antwoord gegeven op de hoofdvraag van het onderzoek. In de bijlage staan citaten verkregen uit de interviews en overige documenten die gebruikt zijn tijdens het onderzoek. 4

Onderzoeksvraag Wat is het effect van de branchemarkt van het Stagebureau Expertisecentrum op de deelnemers (verzorgende ig niveau 3 en mbo verpleegkundige niveau 4) bij het maken van een keuze voor een stage. Doelstelling Het geven van een advies om de inhoud van de branchemarkt te verbeteren, zodat de deelnemers ondersteund worden bij het maken van een keuze voor de stage. Uiteindelijk is het de bedoeling dat met deze verbetering de uitval tijdens de stage voorkomen wordt. Deelvragen 1. Op grond waarvan kiezen derdejaars verzorgende IG en mbo verpleegkundige leerlingen voor hun stage? 2. Wat heeft de enquête van de branchemarkt aan inzichten opgeleverd voor de vraag of de deelnemers een weloverwogen keuze hebben kunnen maken voor een branche? 3. Wat is het aandeel van de branchemarkt van het Stagebureau Expertisecentrum binnen het keuzeproces? Definiëring van begrippen Enquête Na aanleiding van de branchemarkt heeft het Stagebureau Expertisecentrum deelnemers van de branchemarkt gevraagd een enquête in te vullen. De enquête van de branchemarkt toont kwantitatieve gegevens over het effect van de branchemarkt op de stagekeuze van de deelnemers en opmerkingen van de deelnemers ten opzichte van de branchemarkt (Het Stagebureau Expertisecentrum, 2012). Keuzeproces Een doorlopend proces van meerdere keuzemomenten (Hagen & Burger, 2008). Mbo verpleegkunde De mbo verpleegkundige heeft een adviserende, initiërende, begeleidende/coachen, uitvoerende, aansturende en coördinerende rol. Ze is verantwoordelijke voor het plannen, organiseren en uitvoeren van de gekozen interventies voor de cliënt. Ze handelt bij de uitvoering binnen de wet- en regelgeving, binnen de richtlijnen/voorschriften en binnen protocollen van de zorgorganisatie(s). Ze is hierbij zelf verantwoordelijke voor de deskundigheid, de bevoegdheid en de bekwaamheid (Calibris, 2012). Stagebureau Expertisecentrum Het Stagebureau ontwikkelt projecten op het gebied van innovaties voor het beroepsonderwijs binnen Zorg en Welzijn. De opdrachtgever organiseert stageplekken, ondersteunt de samenwerking tussen onderwijs en werkveld en ondersteunt studenten in het domein Zorg en Welzijn bij beroepsoriëntatie en stage- oriëntatie (Het Stagebureau Expertisecentrum Student/Leerling, z.d.). 5

Verzorgende ig Verzorgende ig staat voor verzorgenden (in de) individuele gezondheidszorg. De verzorgende ig verleent zorg die de individuele kwaliteit van het leven van de cliënt vakbekwaam ondersteunt. De aspecten keuzevrijheid, eigen regie en veiligheid voor de cliënt, staan bij de zorg centraal. De zorg wordt verricht vanuit het uitgangspunt; het eigen leven van de cliënt. De zorg die de verzorgende ig levert betreft de volgende aspecten van de cliënt: de woon/leefsituatie, de sociale kant van het leven, het lichamelijk gevoel van welbevinden & gezondheid en het mentaal welbevinden (Calibris, 2012). Deelnemers Derdejaars mbo 4 verpleegkundige- en derdejaars verzorgende ig studenten. Zij zijn de deelnemers van de interviews. 6

Hoofdstuk 1: Onderzoeksmethodiek Hoofdstuk één beschrijft de methodiek die tijdens het onderzoek is toegepast. De eerste paragraaf verklaart het onderzoeksdesign. Paragraaf twee, drie en vier beschrijven de dataverzameling en het analyseren. Dit is per onderzoeksaspect beschreven. De onderzoeksaspecten zijn het literatuuronderzoek, het kwantitatieve deel en het kwalitatieve deel. Na de onderzoeksaspecten wordt de betrouwbaarheid en de validiteit besproken. In de laatste paragraaf staat de ethische verantwoording centraal. 1.1 Onderzoeksdesign Een literatuuronderzoek, een kwalitatief onderzoek met interviews en een kwantitatief deel in de vorm van een enquête beantwoorden de hoofd- en deelvragen van het onderzoek. Het kwantitatieve deel is het kleinste deel van het onderzoek en betreft de analyse van een enquête. Het literatuuronderzoek geeft inzicht in hoe leerlingen kiezen. Het literatuuronderzoek beantwoord de deelvraag: op grond waarvan kiezen derdejaars verzorgende IG en mbo verpleegkundige leerlingen voor hun stage? Er is gekozen voor het uitvoeren van een literatuuronderzoek, omdat er reeds onderzoek is verricht naar de onderwerpen die besproken worden in deze eerste deelvraag (Migchelbrink, 2007, p. 220; Verhoeven 2007, p. 126-127). Het literatuuronderzoek toont aan wat de literatuur schrijft over het keuzegedrag van de leerlingen. De deelvraag twee: wat heeft de enquête van de branchemarkt aan inzichten opgeleverd voor de vraag of de deelnemers een weloverwogen keuze hebben kunnen maken voor een branche, is de analyse van de enquête. De analyse van de enquête vormt het kwantitatieve deel van het onderzoek. Het Stagebureau Expertisecentrum heeft met het afnemen van de enquête al gegevens verzameld over de meningen van leerlingen, docenten en werkveldvertegenwoordigers ten opzichte van de branchemarkt. Het Stagebureau Expertisecentrum heeft een evaluatie geschreven over de branchemarkt aan de hand van deze gegevens. Alleen de gegevens over de meningen van de leerlingen worden gebruikt voor het kwantitatieve onderzoek. Omdat het onderzoek zich richt op de deelnemers, zijn de andere gegevens van docenten en werkveldvertegenwoordigers niet relevant voor het onderzoek. De analyse van de enquête vormt de basis voor het kwalitatieve onderzoek (Het Stagebureau Expertisecentrum, 2012). Deelvraag drie: wat is het aandeel van de branchemarkt van het Stagebureau Expertisecentrum binnen het keuzeproces, gaat dieper in op de beleving van de leerlingen ten aanzien van de branchemarkt. Deze deelvraag wordt beantwoord met behulp van een kwalitatief onderzoek. Bij het kwalitatieve onderzoek worden semigestructureerde interviews gehouden worden met leerlingen die hebben deelgenomen aan de branchemarkt. Bij de semigestructureerde interviews wordt gekeken naar de achterliggende argumenten en motieven van deelnemers over de branchemarkt (Verhoeven, 2007, p. 124). De interviews worden gehouden aan de hand een semi gestructureerde vragenlijst. Deze vragenlijst vormt de leidraad voor de interviews (Verhoeven, 2007, p.126). 7

1.2 Literatuuronderzoek U1.2.1. Dataverzameling literatuurstudie Deelvraag één luidt; Op grond waarvan kiezen derdejaars verzorgende IG en mbo verpleegkundige leerlingen voor hun stage? Deze deelvraag wordt beantwoord met een literatuuronderzoek. De databronnen die bij het literatuuronderzoek gebruikt gaan worden zijn: literatuur, databanken en registratiesystemen. Deze databronnen zijn verderop in de paragraaf genoemd (Verhoeven, 2007, p. 126-130; Migchelbrink, 2007, p. 87-88). Het literatuuronderzoek gebeurt aan de hand van een categorieënstelsel. Bij een categorieënstelsel is voorafgaande aan de gegevensverzameling een lijst gemaakt met onderwerpen die afgeleid zijn uit de vraagstelling. Deze lijst geeft de concrete zaken uit de vraagstelling weer, waarop gelet moet worden bij de bestudering van de gegevens (Migchelbrink, 2007, p. 90).Bij het zoeken van de gegevens wordt de sneeuwbalmethode gehanteerd. Hierbij worden verwijzingen in artikelen, documenten of sites gebruikt als aanknopingspunten naar andere databronnen (Verhoeven, 2007, p.164). De zoektermen staan in tabel 1.1. Tabel 1.1 Zoektermen Databanken Google Google scolar HBO kennisbank Pubmed ScienceDirect Medline Nursing & Allied health collection: basic Bohn Stafleu van Loghum Zoektermen Engels Factors Choice behavior Students (nursing) Internship Motivation Netherlands (Dutch) Perception Attitude Nederlands Factoren Keuzegedrag Studenten (verpleegkunde) Stage Motivatie Perceptie Gedrag Keuzeproces De onderzoekers stellen zoektermen bij wanneer de zoektermen onvoldoende resultaten opleveren. De artikelen moeten aan inclusie- en exclusie criteria voldoen. Deze criteria zijn hieronder genoemd in tabel 1.2. (de Jong et al, 2008, p.258) 8

Tabel 1.2 In- en exlucie criteria Inclusie criteria Artikelen zijn wetenschappelijke onderbouwd Artikelen zijn full text Artikelen zijn in het Nederlands of Engels Exclusie criteria Artikelen ouder dan vijf tot zeven jaar (tenzij door omstandigheden in overleg anders wordt besloten) Artikelen met gegevens die niet significant zijn U1.2.2. Data-analyse literatuurstudie De verzamelde artikelen worden geanalyseerd aan de hand van onderstaande stappen (Migchelbrink, 2007, p. 220-223; Verhoeven, 2007, p. 258-259). Volgens nevenstaande onderzoekers is het volgende belangrijk: - Uit alle verzamelde literatuur wordt een keuze gemaakt. Relevante informatie wordt geselecteerd uit de gekozen literatuur. Deze informatie heeft betrekking op het onderwerp en voldoet aan de gestelde inclusie en exclusie criteria. - De gekozen tekst wordt opgedeeld in relevante fragmenten en er wordt vastgesteld welke delen van de tekst bekeken gaan worden (de hele tekst, alinea s of bepaalde woorden). - De fragmenten worden nauwkeurig gelezen. Het doel van het lezen is het ontdekken van begrippen die gebruikt kunnen worden voor het samenstellen van de semi gestructureerde vragenlijsten voor de interviews. - De gevonden begrippen worden gewaardeerd, gesorteerd en geëvalueerd. Hierbij wordt een volgorde aangebracht in de begrippen. Het is mogelijk dat er een overlapping van begrippen is. Deze kunnen dan samengevoegd worden. 1.3 Kwantitatief onderzoek U1.3.1. Dataverzameling kwantitatief Deelvraag twee luidt; wat heeft de enquête van de branchemarkt aan inzichten opgeleverd voor de vraag of de deelnemers een weloverwogen keuze hebben kunnen maken voor een branche? Bij deze deelvraag wordt gekeken naar welke inzichten de enquête uit 2012 oplevert voor de vraag of de deelnemers een weloverwogen keuze kunnen maken voor een branche. De gegevens van de enquête zijn door de opdrachtgever al verzameld en in een evaluatie samengevat. Deze gegevens moeten nog door de onderzoekers geanalyseerd worden. Daarnaast toont de evaluatie enkele gegevens die al geanalyseerd zijn. Deze gegevens worden overgenomen uit de evaluatie en getoond voor aanvullende informatie (het Stagebureau Expertisecentrum, 2012). Steekproef en populatie In totaal hebben 509 leerlingen deelgenomen aan de branchemarkt. Aan alle leerlingen is gevraagd om de enquête in te vullen. Uiteindelijke hebben 215 leerlingen de enquête ingevuld, dit is een respons van 42,23% van alle leerlingen die ingedeeld waren voor de branchemarkt. Dit is bijna 50% en is hiermee redelijk betrouwbaar (het Stagebureau Expertisecentrum, 2012). U1.3.2. Data-analyse kwantitatief De kwantitatieve gegevens worden beschrijvend geanalyseerd. Aan het einde van de enquête konden leerlingen opmerkingen plaatsen over de branchemarkt. Bij het analyseren worden de opmerkingen onderverdeeld in drie variabelen: positief, negatief en niet relevant. De opmerkingen zijn niet relevant als ze de organisatorische aspecten van de branchemarkt betreffen. Ze zijn niet relevant, omdat het onderzoek zich richt op de inhoudelijke aspecten van de branchemarkt. De positieve en negatieve opmerkingen worden per categorie geturfd. Het aantal categorieën kan van te voren niet vastgesteld worden. Dit is afhankelijk van de verschillende opmerkingen die voorkomen in de lijst met opmerkingen. De variabelen bestaan hierbij uit losse categorieën en worden hierdoor nominaal gemeten (Verhoeven, 2007, p. 210). 9

1.4 Kwalitatief praktijkonderzoek U1.4.1. Dataverzameling kwalitatief Deelvraag drie luidt; wat is het aandeel van de branchemarkt van het Stagebureau Expertisecentrum binnen het keuzeproces? De data wordt verzamelt met de dataverzamelingstechniek: ondervraging. De ondervraging wordt uitgevoerd met semi gestructureerde interviews. Er is gekozen voor de volgende indelingscriteria voor de semi gestructureerde interviews: - Individuele ondervraging. Hierbij kan er tijdens het gesprek dieper op de redeneringen en motiveringen van de deelnemers in worden gegaan. - Face-to-face ondervraging. Bij deze vorm van ondervraging kan ook de non-verbale informatie van de deelnemers mee genomen worden in het onderzoek. - Mondelinge ondervraging. Op deze manier kan er toelichting worden gevraagd op onduidelijke antwoorden. Daarnaast kunnen er moeilijkere vragen gesteld worden aan de deelnemers (Migchelbrink, 2007, p. 90-93). Er wordt gebruik gemaakt van een semi gestructureerde vragenlijst. Deze vragenlijst bevat zowel open als gesloten vragen. Bij de semi gestructureerde vragenlijst staan drie onderwerpen vast: de branchemarkt, beeldvorming en informatie en het keuzeproces. Bij deze onderwerpen zijn vragen geformuleerd. De semi gestructureerde vragenlijst wordt samengesteld aan de hand van de vraagstelling, het literatuuronderzoek en de inzichten van de enquête. Alle informatie die nog ontbreekt om de vraagstelling te beantwoorden moet verkregen worden met de semi gestructureerde interviews. De meningen en belevingen van de deelnemers staan hierbij centraal (Verhoeven, 2007, p. 156). Benadering deelnemers Hieronder staat beschreven hoe de leerlingen benaderd worden om mee te werken aan het onderzoek. De interviews worden gehouden met leerlingen die deel hebben genomen aan de branchemarkt. De onderzoekers sturen een brief met de leerlingenlijst aan de deelnemende scholen. Deze brief is gericht aan de docentbegeleiders van de deelnemers. Deze leerlingenlijst is afkomstig van de opdrachtgever en bevat de namen van leerlingen die hebben deelgenomen aan de branchemarkt. In de brief zal de aanleiding van het onderzoek besproken worden. Tevens wordt er gevraagd of de docentbegeleiders leerlingen willen voordragen die op de toegevoegde leerlingenlijst staan en die bereid zijn deel te nemen aan het onderzoek. De inclusie- en exclusiecriteria worden vermeld in de brief. Hiermee kunnen de docentbegeleiders zelf de leerlingen selecteren. De brief wordt verstuurd door de opdrachtgever, omdat de scholen bekend zijn met de opdrachtgever en haar betrouwbaarheid. De opdrachtgever fungeert hierbij als tussenpersoon bij het benaderen van de deelnemers. Populatie en steekproef 509 leerlingenhebben deelgenomen aan de branchemarkt. Middels de toepassing van inclusie- en exclusie criteria worden deelnemers benaderd voor het deelnemen aan het onderzoek. Na deze selectie wordt de steekproef een zelfselectie. De benaderde leerlingen kunnen zelf bepalen of ze mee willen werken aan het onderzoek of niet (Verhoeven, 2007, p. 163). Er worden zoveel mogelijk leerlingen geïnterviewd tot het verzadigingspunt bereikt is. Dit betekent dat er geen nieuwe informatie meer verkregen wordt bij de interviews. Echter is er geen zekerheid dat het verzadigingspunt bereikt wordt door de zelfselectie (Verhoeven, 2007, p. 193). In dit geval wordt met de opdrachtgever besproken welke mogelijkheden er zijn om meer deelnemers te werven. Inclusie- en exclusie criteria De deelnemers dienen nog steeds dezelfde opleiding te volgen aan dezelfde instelling/locatie. Leerlingen die gestopt zijn met de opleiding of niet deelgenomen hebben aan de branchemarkt zijn uitgesloten. 10

U1.4.2. Data-analyse kwalitatief Kwalitatief onderzoek is inductief van karakter. Dat houdt in dat men zoekt naar een theorie met de verzamelde data (Verhoeven, 2008, 254-255). Er is gekozen voor een semigestructureerde interviewmethode. De kwalitatieve gegevens van de interviews worden geanalyseerd aan de hand van de acht stappen van Verhoeven. Deze stappen staan hieronder: - Het verdelen van de gegevens in kleine fragmenten - Het evalueren van de gebruikte termen en waarde geven aan de onderzoekseenheden - Open coderen (eerste vorm van definiëring van gevonden begrippen) - Termen groeperen - Hiërarchie aanbrengen in de gecodeerde begrippen - Axiaal coderen (verbanden leggen tussen de gevonden begrippen) - Structuur aanbrengen tussen de begrippen en associaties en dit samenbrengen in een model of diagram - Het gevonden model in verband brengen met de probleemstelling (Verhoeven, 2007, p.254). Het analyseren van de kwalitatieve gegevens wordt gedaan met behulp van het software programma Atlas.ti (atlasti, 2012). Op deze manier worden de kwalitatieve gegevens geëxpliciteerd en ontleed op aspecten die relevant zijn. Daarnaast worden de gegevens onderzocht op patronen en samenhang (Migchelbrink, 2007, p.114; Verhoeven, 2007, p.255 ). 1.5 Betrouwbaarheid en validiteit Bij het verzamelen van informatie moet je in kunnen staan voor de kwaliteit van de gegevens. Om in te kunnen staan voor de kwaliteit van het onderzoek, moet het onderzoek en de gegevens betrouwbaar en valide zijn (Verhoeven, 2007, p. 165). UBetrouwbaarheid De betrouwbaarheid van een onderzoek is afhankelijk van de stabiliteit (Swanborn, 2010, p.24). Het geeft aan in hoeverre de resultaten van het onderzoek op toevalsfouten berusten (Verhoeven, 2007, p. 166-167). De betrouwbaarheid van een meting is de mate waarin het resultaat stabiel is bij een andere onderzoeker, een ander tijdstip, een ander meetinstrument en andere omstandigheden (Swanborn, 2010, p. 24). UValiditeit Validiteit gaat over de geldigheid van de onderzoeksgegevens. De gegevens zijn valide wanneer ze vrij zijn van systematische fouten. Met validiteit kijkt men naar de echtheid en het waarheidsgehalte van het onderzoek. (Verhoeven, 2007, p. 168-171). Met interne validiteit wordt gekeken naar de conclusies die getrokken zijn. De populatievaliditeit (externe validiteit) laat zien of de steekproef een juiste weerspiegeling geeft van de populatie van het onderzoek. Een andere vorm van externe validiteit is begripsvaliditeit. Deze heeft betrekking op de meetinstrumenten die worden gebruikt tijdens het onderzoek (Verhoeven, 2007, p. 168-171). De twee belangrijkste vormen van validiteit zijn de geldigheid van het meetinstrument en die van de onderzoeksgroep (Verhoeven, 2007, p.168). UHet onderzoek Het onderzoek wordt uitgevoerd door twee onderzoekers. Voorafgaande aan de interviews wordt een proefinterview gehouden met een medewerker van de opdrachtgever. Dit verhoogt de betrouwbaarheid van de semi gestructureerde vragenlijst. Ook toevalsfouten in de interviews kunnen hierdoor beperkt worden (Verhoeven, 2007, p.166-167). Tijdens de interviews kunnen 11

meerdere vragen over hetzelfde onderwerp gesteld worden. Als er veel samenhang is tussen de antwoorden op deze vragen, dan verhoogt dat de betrouwbaarheid (Verhoeven, 2007, p. 166-167). De interviews met de deelnemers nemen de onderzoekers op met een dictafoon. Hierdoor kan de informatie die tijdens de gesprekken verzameld is, opnieuw beluisterd worden. Deze werkwijze voorkomt dat informatie verzameld tijdens het gesprek verloren gaat of door beperkingen van het menselijk geheugen vertekend wordt (Verhoeven, 2007, p.166-167). De interviews worden apart geanalyseerd door twee beoordeelaars. Dit voorkomt dat informatie verkeerd wordt geïnterpreteerd. Wanneer er een grote mate van overeenstemming is met de gegevens die beide onderzoekers hebben verkregen, dan is de interbeoordelaarbetrouwbaarheid hoger (Verhoeven, 2007, 166). Binnen het onderzoek is er sprake van triangulatie. Er worden verschillende dataverzamelingsmethoden gebruikt om de vraagstelling te beantwoorden. Zo is er sprake van literatuuronderzoek, kwalitatieve- en kwantitatieve dataverzameling. De betrouwbaarheid wordt hiermee verhoogd omdat er gecontroleerd wordt of het verkregen resultaat klopt met een andere methode(verhoeven, 2007, p.166-176). De vragenlijst voor de semi gestructureerde interviews is samengesteld naar de uitkomsten van de enquête, het literatuuronderzoek en de wensen en goedkeuring van de opdrachtgever. De steekproef is naar verwachting een goede afspiegeling van de hele populatie. Er wordt getracht deelnemers te verkrijgen van alle verschillende locaties en van verschillende leeftijden en geslacht. De steekproef is generaliseerbaar naar de populatie omdat de deelnemers van de steekproef allemaal binnen de inclusie criteria horen. Hiermee zijn de resultaten van het onderzoek door te trekken naar alle leerlingen die de branchemarkt hebben bezocht. Door middel van datasaturatie (het verzadigingspunt) wordt de uiteindelijke steekproefgevormd. Het verzadigingspunt houdt in dat er geen nieuwe informatie meer verkrijgen van de interviews. Omdat er binnen de steekproef sprake is van zelfselectie hebben de onderzoekers de datasaturatie niet zelf in de hand. Tot slot wordt een onderzoekslogboek bijgehouden. Alle handelingen en beslissing die worden uitgevoerd en genomen tijdens het onderzoek worden hierin bijgehouden. Hierdoor is het onderzoek herhaalbaar. Op deze wijze worden alle keuzes, beslissingen en stappen inzichtelijk gemaakt en zijn ze verantwoord tegenover de opdrachtgever. (Verhoeven, 2007, 168-171). Onderzoeksfouten die vermeld staan in het logboek kunnen bij herhaling vermeden worden. Dit verhoogt de betrouwbaarheid van de resultaten bij verder onderzoek (Verhoeven, 2007, p. 166-167). 1.6 Ethische verantwoording De nationale beroepscode voor verpleegkundige en verzorgende geeft waarden en normen voor de beroepsgroep aan. Deze code beschrijft de uitgangspunten voor het verpleegkundig handelen. Daarnaast beschrijft de nationale beroepscode de taken voor de verpleegkundige in de rol van beroepsbeoefenaar (Witte, de J. et al, 2007). Voortijdig aan, tijdens en na het onderzoek worden maatregelen genomen om de regels van de nationale beroepscode te handhaven. Hiermee leggen de onderzoekers een ethische verantwoording voor het onderzoek af, tegenover de deelnemers en opdrachtgever. - Als verpleegkundige/verzorgende wordt er meegewerkt aan wetenschappelijk onderzoek gericht op de verbetering van de volksgezondheid en de individuele zorg voor zorgvragers. Dat betekent voornamelijk dat er alleen onderzoek wordt uitgevoerd met deelnemers die zelf hebben toegestemd om mee te werken met het onderzoek. (regel 4.2 van de nationale beroepscode). - Voorafgaande aan het onderzoek zullen de deelnemers op de hoogte worden gesteld van de inhoud en doel van het onderzoek. De deelnemers geven een informed consent voor het onderzoek (regel 1.7 van de nationale beroepscode). - De informatie die verzameld wordt tijdens het onderzoek zal als vertrouwelijk worden behandeld en alleen worden gebruikt voor de doeleinden van het desbetreffende onderzoek. Bij de verslaglegging zullen geen namen of andere gegevens van de deelnemers worden genoemd en citaten worden anoniem vermeld. Echter mogen de functiebeschrijvingen van 12

de deelnemers wel benoemd worden. Hiermee wordt de anonimiteit van de deelnemers gewaarborgd(regel 1.7 van de nationale beroepscode). - Tijdens de interviews met de deelnemers zullen alleen audio opnames worden genomen, wanneer de deelnemers toestemming hiervoor hebben gegeven. Er zullen geen videoopnames worden genomen van de deelnemers. - De deelnemers aan het onderzoek zullen tijdens het onderzoek met respect behandeld worden. Hiermee wordt de deskundigheid, ervaring en bijdrage van andere zorgverleners gerespecteerd (regel 3.2 van de nationale beroepscode)(witte, de J. et al, 2007). In dit hoofdstuk is de methodiek van het onderzoek besproken. Onder de methodiek viel het onderzoeksdesign, het literaire -, kwantitatieve - en kwalitatieve deel van het onderzoek, de betrouwbaarheid en validiteit en als laatst de ethische verantwoording. In het volgende hoofdstuk is het kader van het onderzoek uitgelegd. Dit deel bestaat uit het praktijk- en het theoretisch kader. 13

Hoofdstuk 2: Kader Dit hoofdstuk beschrijft het kader. Allereerst wordt het praktijkkader van het onderzoek toegelicht. Het praktijkkader bestaat uit de toelichting van de branchemarkt van het Stagebureau Expertisecentrum en de opleidingen en stages van de deelnemers. De tweede paragraaf is gewijd aan het theoretisch kader van het onderzoek. Hierin worden de resultaten van het literatuuronderzoek getoond. 2.1 Praktijk kader U2.1.1. De branchemarkt De branchemarkt is een event waar instellingen de leerlingen voorlichtingen geven over branches. Afgelopen jaar is op 22 februari 2012 en 7 maart 2012 voor de eerste maal officieel een branchemarkt georganiseerd door het Stagebureau Expertisecentrum. Tijdens de branchemarkt werden door de verschillende instellingen en hbo verpleegkunde studenten, werkzaam in de instellingen, voorlichtingen gegeven over de branches. De verschillende branches die zichzelf presenteren zijn; AGZ (algemene gezondheidszorg), GGZ(geestelijke gezondheidszorg), GHZ(gehandicaptenzorg), VVT(verpleeg-, verzorgingstehuizen en thuiszorg) en Kraamzorg. Voor elke branche is een lokaal beschikbaar. De branchemarkten worden onder de aandacht gebracht door flyers en posters. Deelname aan de branchemarkt is verplicht (S-factor, 2011). De doelgroep van de branchemarkt zijn tweedejaars verzorgende ig en mbo verpleegkunde studenten. Dit zijn studenten van niveau drie en vier van Zorg en Welzijn. De leerlingen moeten in hun tweede jaar van de opleiding gaan kiezen in welke branche ze in hun derde jaar willen gaan stage lopen (S-factor, 2011). Doel en aanleiding van de branchemarkt De doelstelling van de branchemarkt is dat studenten een duidelijk beeld hebben van de branches en een weloverwogen keuze kunnen maken voor een branche. Een duidelijk beeld van de branches voorkomt vroegtijdige beëindiging van de stages van studenten (S-factor, 2011). Organisatie, planning en verloop Mentoren van de deelnemende scholen sturen een leerlingenlijst naar het Stagebureau Expertisecentrum. Op basis daarvan worden door het Stagebureau Expertisecentrum indelingen gemaakt. De branches worden bezocht door groepjes van 10 tot 15 leerlingen. Bij het organiseren horen werkzaamheden als; reserveren van lokalen, aanvragen en inroosteren van branchevertegenwoordigers, informeren en voorbereiden presentatoren, posters en flyers ontwerpen en verspreiden en het maken van de indelingen en iedereen uitnodigen (S-factor, 2011). U2.1.2. Opleidingen en stages De branchemarkt van het Stagebureau Expertisecentrum werd georganiseerd voor de opleidingen verzorgende ig en mbo verpleegkunde van de vier scholen; het Noorderpoort college, Drenthe college, Alfacollege en het ROC Menso Alting. Beide opleidingen kunnen gevolgd worden in de BOL en BBL vorm. Een BBL opleiding bestaat uit werken en leren tegelijk. Je moet een baan hebben bij een leerbedrijf en daarnaast volg je dan één of twee dagen in de week lessen op school. De BOL opleiding bestaat uit leren en stage. Bij deze vorm ga je de hele week naar school toe en loop je in een bepaalde periode binnen de opleiding stage. De stage heet dan beroepspraktijkvorming. De stages tijdens de BOL opleidingen moeten de leerlingen inzicht geven in de praktijk van het beroep. De leerlingen die een BOL opleiding volgen bij de hierboven genoemde scholen moeten in het tweede jaar een branche kiezen (Drenthe college, 2010). De verzorgende ig opleiding duurt drie jaar en de mbo verpleegkunde opleiding duurt vier jaar. De bovengenoemde scholen kunnen de opleidingen op hun eigen manier vorm geven. Echter zijn er enkele regels waar de scholen zich aan moeten houden. Deze staan aangegeven in het BPV-model van het Stagebureau Expertisecentrum. Dit model geeft weer hoeveel stage-uren de leerlingen 14

moeten lopen en wanneer de stages zijn. Binnen het model wordt onderscheid gemaakt tussen parttime en fulltime stages. De parttime stages hebben een stageduur van 20 weken, waarin per week 20 uur wordt stage gelopen. De andere uren per week worden opgevuld met theorielessen. De fulltime stages duren meestal 10 weken, waarin per week 36 uur wordt stage gelopen. Het eerste jaar, ook wel basisjaar genoemd, is bij beide opleidingen hetzelfde. De leerlingen volgen in het tweede semester een parttime stage van twintig weken en in totaal 384 klokuren of een fulltime stage van 10 weken en 344 klokuren. Deze fulltime stage vindt plaats in de eerste of tweede periode van het tweede semester. Na dit jaar lopen de leerlingen op verschillende momenten stages. Dit wordt weergegeven in het BPV-model. Dit BPV-model staat in bijlage drie (stagebrueau expertisecentrum, 2012). De volgende regels gelden voor verzorgende ig en mbo verpleegkunde leerlingen die gaan stagelopen: - 90% van de leerlingen volgt één van de modellen in het stagemodel van het stagebureau expertisecentrum. Bij 10% uitzondering moet bijvoorbeeld worden gedacht aan het Drenthe College wanneer in het derde en/of vierde leerjaar leerlingen niveau 4 in overleg met de zorginstellingen 39 weken BPV hebben. - De BPV/Stage start in de eerste week. - De BPV-uren zijn inclusief 10% voor werken aan opdrachten/voeren van gesprekken. - Als leerlingen in de stageperiode diplomeren, betekent dit dat ze een week korter stagelopen (Stagebureau expertisecentrum, 2012) 15

2.2 Theoretisch kader - Literatuuronderzoek Dit literatuuronderzoek geeft inzicht in hoe vmbo- en mbo leerlingen keuzes maken met betrekking tot stages en opleidingen. In de methodiek staat vermeld hoe artikelen gezocht en gevonden zijn. Er is onderzocht hoe leerlingen verzorgende ig (niveau 3)en mbo verpleegkunde (niveau 4) kiezen voor een stage. Na intensief zoeken is er echter geen literatuur gevonden over deze specifieke doelgroep. Daarom is er literatuur gezocht dat beschrijft hoe alle leerlingen van vmbo- en mbo opleidingen keuzes maken met betrekking tot opleidingen en stages. In dit literatuuronderzoek is eerst beschreven hoe vmbo en mbo leerlingen kiezen. Daarna zijn de factoren beschreven die dit proces beïnvloeden. Tot slot volgt er informatie over voorlichtingen. U2.2.1 Kiezen Allereerst wordt er achtergrondinformatie gegeven over kiezen voor een stage of opleiding. Kiezen voor een stage of een opleiding is een invloedrijke keuze. De keuze van de leerling bepaalt wat het toekomstige werkterrein van het individu gaat worden. Kiezen is in de huidige maatschappij een lastige opgave. De keuzes van de ouders zijn voor hun kinderen niet meer vanzelfsprekend. Tegenwoordig zijn keuzemogelijkheden voor de studenten veel groter dan vroeger. Het benutten van al deze hedendaagse keuzemogelijkheden vraagt om zelfsturing, aldus Meijers, Kuijpers & Bakker (2006). In de literatuur staat veel geschreven over deze zelfsturing, loopbaancompetenties, studie loopbaan begeleiding en loopbaan oriëntatie begeleiding (LOB). Binnen dit literatuuronderzoek gaat het echter over hoe de doelgroep keuzes maakt en niet over welke oplossingen er zijn voor vroegtijdige uitval. Kiezen is een proces In meerdere bronnen duikt op dat kiezen een proces is. Onderzoek van Evers (2006) stelt dat er geen sprake is van één keuzemoment, maar van een doorlopend proces (Hagen & Burger, 2008). Ondersteuning van de studenten moet dan ook niet alleen worden toegepast rond één bepaald keuzemoment, maar doorlopend. Ook volgens Raaijmakers, de Kroon & Buurkes de Vries (2009) is een leerloopbaan een keten van belangrijke keuzemomenten, en hiermee een proces. Leerlingen stellen hun keuze uit Binnen het proces van kiezen blijkt dat veel jongeren hun keuze uitstellen tot het laatste moment. Meijers (2001) citeert onderzoek van Dincher (1987) dat uitwijst dat de studie- en beroepskeuze van vrijwel alle leerlingen en alle schooltypes berust op een beslissing van het laatste moment (Meijers, Kuijpers & Bakker, 2006). Handel (2004) deed onderzoek naar de manier waarop vmbo leerlingen een mbo opleiding kiezen. Bij 288 vmbo leerlingen werd voor dit onderzoek een vragenlijst afgenomen. Wat duidelijk opvalt, is dat bijna de helft op het mbo iets anders kiest dan waarvoor zij in het vmbo zijn opgeleid. Dat deze leerlingen iets anders kiezen dan waarvoor zij zijn opgeleid, komt volgens de onderzoeker onder andere door het uitstelgedrag. Type leerlingen Raaijmakers, de Kroon & Buurkes de Vries (2009) hebben kwalitatief onderzoek gedaan naar keuzeprocessen onder jongeren. Het keuzeproces verloopt voor iedereen weer anders. Toch onderscheiden zij op basis van hun kwalitatieve onderzoek vier typen leerlingen. Dit onderscheid geeft inzicht in hoe leerlingen kiezen. De vier typen staan in tabel 2.1. 16

Tabel 2.1 Type leerlingen 1 Jongeren die duidelijk weten wat ze willen. Zij vinden keuzebegeleiding en aandacht vaak overbodig. Toch ontbreekt in veel gevallen een realistisch beeld van het beroep. 2 Jongeren die op basis van een negatieve selectie kiezen wat ze niet willen. Zij koppelen vaak aan negatieve associaties en bezitten vooroordelen. 3 Jongeren die nog twijfelen en een aantal keuzemogelijkheden hebben openstaan 4 Een klein deel van de jongeren heeft geen idee wat ze willen. Vaak zijn zij ongemotiveerd om te ontdekken wat zij willen. (Raaijmakers, de Kroon & Buurkes de Vries, 2009) Uit hun onderzoek werd verder niet duidelijk hoeveel procent leerlingen in een bepaald type zitten. Wel werd duidelijk dat het kleinste deel van de leerlingen helemaal geen idee heeft wat ze willen. Meerdere bronnen onderschrijven het voorkomen van zogenaamde negatieve keuzes. Leerlingen maken hierbij een keuze op basis van andere afvallende keuzes. Deze manier van kiezen kan ook een weloverwogen keuze zijn. U2.2.2 Statistiek en overige onderzoeksresultaten over kiezen voor een richting of stage Uit de literatuur blijkt dat veel studenten ontevreden zijn over de richting- en stagekeuze. Door onderzoek van Meijers, Kuijpers & Bakker (2006) met vragenlijsten die gehouden zijn onder 3505 leerlingen en 163 docenten van vmbo en mbo bleek dat 46% procent van de leerlingen de gekozen stage goed bij hen vindt passen, echter bijna een kwart is ontevreden over de keuze. Ook hebben zij onderzoek gedaan naar het kiezen voor een bepaalde richting. Van alle deelnemers is 12% ontevreden over de richting en 60% is tevreden. Daarnaast is 30% niet overtuigd van de gekozen richting. Volgens Raaijmakers, de Kroon & Buurkes de Vries (2009)valt op dat vmbo leerlingen die de theoretische leerweg (BOL) volgen, gemiddeld een vager beeld hebben van beroepen dan leerlingen die basis- en kaderberoepsgerichte leerweg (BBL). Om een passende keuze te kunnen maken moeten leerlingen een kloppend beroepsbeeld hebben. Dit betreft de inhoud, de voor- en nadelen, de werkomgeving, de carrièremogelijkheden en het salaris. Eén van de belangrijkste oorzaken waarom mbo-studenten van opleiding switchen, is dat hun beroepsbeelden niet kloppen met de werkelijkheid die zij tijdens de opleiding of stage ervaren (Ritzen, 2009, p. I). U2.2.3 Over welke factoren schrijft de literatuur? Nu duidelijk is hoe vmbo en mbo leerlingen grofweg kiezen en welke type leerlingen men kan onderscheiden, wordt er gekeken welke factoren de keuzes van leerlingen beïnvloeden. Het maken van een keuze bij mbo en vmbo leerlingen is onderhevig aan allerlei factoren. Niet alleen geslacht en etniciteit spelen een rol, maar ook zaken als capaciteiten, interesses, opvoeding en (keuze)gedrag. (Raaijmakers, de Kroon & Buurkes de Vries, 2009). Het maken van een verkeerde keuze kan grote gevolgen hebben. Omdat de verschillende factoren die keuzes beïnvloeden te omvangrijk zijn om allemaal te beschrijven, worden er enkele toegelicht. Een hele belangrijke factor wordt uitvoerig beschreven. Deze factor betreft de familie en de kennissenkring van de leerling. Met wie praten leerlingen? Een belangrijke factor bij het maken van keuzes is de invloed van familie en vrienden van de leerlingen. Kenniscentrum Handel (2004), deed onderzoek naar de manier waarop vmbo leerlingen een mbo opleiding kiezen. Uit dit onderzoek bleek dat docenten en mentoren op de laatste plaats staan als het gaat om hulp bij het maken van een keuze (zie tabel 2.2). Ouders blijken de belangrijkste beïnvloeders van de studie- en beroepskeuze te zijn, zij hebben alleen weinig zicht op de structuur van het mbo onderwijs. Zij lijken daarnaast vaak een voorkeur te geven voor doorstroom naar havo, in plaats van een mbo opleiding. Zij beschikken zelden over de vaardigheden om de student bij een keuze te begeleiden (Meijers, Kuijpers & Bakker, 2006). Een ander opvallend 17

resultaat is dat veel leerlingen aangeven door niemand beïnvloed te worden(meijers, Kuijpers & Bakker, 2006) (Meijers, 2006). Tabel 2.2 Wie vmbo leerlingen beïnvloed voor een mbo opleidingskeuze volgens leerlingen in % Ouders 44.4 Familie 17.4 Vrienden 18.1 Mentor 8.0 Docent 6.6 Niemand 45.1 (Kenniscentrum Handel, 2004) Overige factoren Wat verder opviel in de literatuur was dat leerlingen vaak kiezen op basis van status en imago. Jongeren kiezen veelal vanwege het imago en de status voor een beroep (Raaijmakers, de Kroon & Buurkes de Vries, 2009, p. 7) Geslacht en etnische achtergrond spelen hierbij een rol. Ook blijkt, dat de voorkeur voor een school, vaak belangrijker weegt dan de studierichting die de leerlingen op school kunnen kiezen, aldus Handel (2004). De school en het imago van het beroep blijken dus belangrijke factoren te zijn. Ervaringen De studie en de beroepskeuze wordt uiteindelijk vooral bepaald door de ervaringen van de student (Meijers, 2001). Deze ervaringen komen in eerste instantie van de persoon zelf. Mochten deze onvoldoende aanwezig zijn dan put de persoon uit de ervaringen van anderen. Meijers stelt dat men juist hierom ervaringen zou moeten aanbieden in plaats van informatie. Volgens Meijers is praktijkervaring dus nuttiger dan voorlichting. Ritzen (2009) schrijft dat de beroepspraktijk de belangrijkste oriëntatie is gedurende de opleiding van de jongere. Volgens Meijers (2006) kan een kwalitatief goede leerloopbaanbegeleiding gedefinieerd worden als: een dialoog over de gewenste (studie)loopbaan tussen leerling en docent/stagebegeleider vanuit het bedrijf op basis van concrete ervaringen die in zo levensecht mogelijke situaties zijn opgedaan (p.41). Volgens Meijers is van deze dialoog op het vmbo, het mbo en het hbo nauwelijks sprake. U2.2.4 Wat zegt de literatuur over voorlichtingen Volgens de literatuur zouden leerlingen meer baat hebben bij ervaringen opdoen dan informatie krijgen. Bij de voorbereiding op het mbo oriënteren de meeste leerlingen zich nog via beroepenmarkten, internet en bezoeken zij open dagen. Volgens de leerlingen is het voorlichtingsmateriaal daar vaak oppervlakkig en wervend (Raaijmakers, de Kroon & Buurkes de Vries, 2009).Bij de onderzochte scholen is er nog te weinig samenhang binnen het beleid op beroepsen studiekeuze. Door de ontbrekende lijn is de invulling aangewezen op de decaan en/of mentor (Raaijmakers, de Kroon & Buurkes de Vries, 2009). Volgens Meijers (2001) heeft beroepskeuzevoorlichting in de praktijk niet altijd zin. In het blad Pedagogiek (2001) schrijft hij dat empirisch onderzoek duidelijke aanwijzingen geeft dat PR en voorlichting zouden moeten werken, maar in de praktijk blijken de beroepskeuzevoorlichtingscampagnes niet erg succesvol. Zo hebben de talloze campagnes in de sector bèta/technische opleidingen en beroepen, niet geleid tot een grotere instroom(meijers, 2001, p. 202). Raaijmakers, de Kroon & Buurkes de Vries, pleiten voor heldere en overzichtelijke informatie die antwoord geeft op de vragen van de jongeren. Voorlichtingsmateriaal moet dan ook duidelijk, realistisch, aantrekkelijk en niet-wervend zijn (Raaijmakers, de Kroon & Buurkes de Vries, 2009, p. 7). 18

Dit literatuuronderzoek maakte duidelijk hoe leerlingen kiezen. Het enorme aanbod op de markt en de drukke maatschappij maken kiezen lastiger dan vroeger. Uit de literatuur bleek, dat vmbo- en mbo studenten veelal op het laatste moment kiezen. Veel jongeren kiezen voor de status en het imago van de locatie of opleiding in plaats van de inhoud. Geslacht, etniciteit, capaciteiten, interesses, opvoeding en gedrag zijn belangrijke factoren die de keuze bepalen. Het keuzeproces verloopt voor iedereen weer anders. Bij het maken van een keuze kiezen de meeste leerlingen zelf. Ouders komen als beïnvloeders op een tweede plaats. Mentoren en docenten komen op de laatste plaats. Wat voorlichting betreft kiezen leerlingen vooral op grond van internet, folders en beroepenmarkten. Leerlingen hebben volgens de literatuur meer baat bij (praktijk)ervaringen en ervaringsverhalen in plaats van informatie als het aankomt op juiste keuzes maken. 19

Hoofdstuk 3: Resultaten De resultaten zijn onderverdeeld in kwantitatieve- (de enquête) en kwalitatieve resultaten (de interviews). De respons op het kwantitatieve- en het kwalitatieve deel, wordt besproken in de inleidingen van beide delen. 3.1 Kwantitatieve resultaten In deze paragraaf worden de resultaten van het kwantitatieve onderzoek weergegeven. Allereerst worden de resultaten van de enquête getoond. Daarna volgt een samenvatting en een schematische weergave van de opmerkingen die de deelnemers geplaatst hebben bij de enquête. U3.1.1. Resultaten enquête Aan de branchemarkt van 22 februari en 7 maart 2012 hebben 509 leerlingen deelgenomen. Na afloop van de branchemarkt hadden de leerlingen, docentbegeleiders en werkveldvertegenwoordigers de mogelijkheid om een enquête van het Stagebureau in te vullen over de branchemarkt. Alleen de opmerkingen van de leerlingen zijn gebruikt voor de beantwoording van de deelvraag. In totaal hebben 215 leerlingen het formulier ingevuld. In de enquête werden de leerlingen vier vragen gesteld over zowel organisatorische als inhoudelijke aspecten van de branchemarkt. Deze resultaten staat in tabel 3.1. Eveneens konden ze aangeven welke branche hun eerste, tweede en derde keus was. Deze resultaten staan in tabel 3.2. Tabel 3.1. Organisatorische en inhoudelijke aspecten Kun je na deze bijeenkomst een weloverwogen keuze maken voor een branche? Ja 60% Nee 33% Ja/nee 7% Was het aanbod aan voorlichtingen voldoende? Ja 85% Nee 12% Ja/nee 3% Kwam je door de voorlichtingen voldoende te weten over de branche? Ja 75% Nee 12% Ja/nee 9% Was er voldoende tijd per voorlichtingen? Ja 91% Nee 7% Ja/nee 2% 20