Nieuw evaluatieformulier werkervaring

Vergelijkbare documenten
Nieuw evaluatieformulier werkervaring

Competentiedatabank HeRMAN. Algemene kennis

Competentiewoordenboek niet-kaderleden

GEZINSONDERSTEUNEND WERK ONDERZOEK NAAR COMPETENTIES BIJ VRIJWILLIGERS EN PROFESSIONALS

gemeentesecretaris afdelingshoofd Vrije Tijd Directeur Abdijmuseum Ten Duinen Polyvalent medewerker Abdijmuseum Ten Duinen

Functiebeschrijving medewerker technische dienst: garage

Arbeidsbereidheid Is duaal leren voor de jongere een weloverwogen keuze? Is hij gemotiveerd om te leren op de werkvloer?

Competentiemanagement bij de federale overheid

Functiebeschrijving: Deskundige (m/v)

Functiebeschrijving CLUSTERVERANTWOORDELIJKE NIET-VERPLICHTE HULPVERLENING B4-B5

Departement Burger en Vrije Tijd Binnenschoolse Opvang. administratief

Functiebeschrijving DESKUNDIGE NOODPLANNING B1-B3

Functie en competentieprofiel HULPKOK

Competentiemanagement bij de federale overheid

COLLECTIEBEHEER. Functiefamilie: Niveau. Doel van de functiefamilie

ADMINISTRATIEVE ONDERSTEUNING. Resultaatsgebieden. Belangrijkste resultaatsgebieden

Functiebeschrijving. Graadnaam administratief medewerker Sector Burger- en Welzijnszaken Funtienaam begeleidster BKO Dienst BKO

Evaluatieformulieren

WERKBEGELEIDER FIETSATELIER en KLUSTER

SPOED competenties en gedragsindicatoren

FUNCTIE- EN COMPETENTIEPROFIEL Schoonmaker

ICT-ONDERSTEUNING. Functiefamilie: Niveau. Doel van de functiefamilie

Functiebeschrijving: Polyvalent Medewerker. Voor ontvangst

LEIDING GEVEN. Functiefamilie: Niveau: Doel van de functiefamilie

Evaluatiefiche stage 2 de jaar afstudeerrichting orthopedische technologie

Functiebeschrijving Administratief medewerker dienst Burgerzaken Voltijds

Functiebeschrijving DESKUNDIGE TEWERKSTELLING EN SOCIALE ECONOMIE B1-B3

Competenties verbonden aan het ComPas

Waarvoor dient dit attest? is in eerste instantie een (zelf)evaluatie-instrument dat feedback geeft over de vaardigheden van de jongere.

De gemeente Diepenbeek werft aan:

Functie- en competentieprofiel

FUNCTIE- EN COMPETENTIEPROFIEL Administratief medewerker

Competentiemanagement bij de federale overheid

Combinatiefunctie Wijkwerk-coach (Wijkwerken Zuid-West-Vlaanderen) & Trajectbegeleider Anzegem/Deerlijk Functiebeschrijving en competentieprofiel

Functiebeschrijving TEAMVERANTWOORDELIJKE CULTUURCENTRUM A1a2a3a

Functienaam: TWEETALIGE ADMINISTRATIEF BEDIENDE (N/F) Functieomschrijving: Expertisebureau Vonck wenst zijn team te versterken met een tweetalige

Evaluatie Art. 60 (naam werknemer)

DOSSIERBEHEER. Functiefamilie: Niveau: Doel van de functiefamilie

Functiebeschrijving PARAMEDICUS WOON EN LEEF BEGELEIDING BV1 BV3

1. Doel: de themagesprekken kunnen inzichten verschaffen over de werkmotieven (wie ben ik en wat wil ik) en zijn kwaliteiten (wat kan ik).

Functiebeschrijving MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT NIET-VERPLICHTE HULPVERLENING B1-B3

Functiebeschrijving DESKUNDIGE KINDEREN EN JONGEREN B1-B3

Jeugdwerker (jongerencultuur) - tijdelijk

Functiebeschrijving ADMINISTRATIEF MEDEWERKER C1-C3

Functie- en competentieprofiel

Competentiemanagement bij de federale overheid

SPOED competenties en gedragsindicatoren

INFOBROCHURE Schoonmaker (E1-E3) Contractueel voltijds/deeltijds (vervangingen) Dienst: team schoonmaak of dienst zwembaden

Tussentijdse beoordeling stage

MEDEWERKER SCHOONMAAK

FUNCTIEBESCHRIJVING. Afdeling: Subafdeling:

Competentieprofiel. Maatschappelijk werker

Wat kan je en wat weet je als medewerker Onderhouds- en Hersteldienst Buurtbeheer?

Jeugdwerker (vakantieaanbod) - tijdelijk

Competentiemanagement bij de federale overheid

Functiebeschrijving MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT B1-B3

Functiebeschrijving TECHNISCH BEDIENDE WERKMAN D1-D3

Functiebeschrijving 1. FUNCTIETITEL. Beleidsmedewerker woonzorgcentrum 2. GLOBAAL DOEL VAN DE FUNCTIE

Inhoud en competenties leer-werkboeken

WERKBEGELEIDER KLUSTER (GROENPLOEG)

Woonzorgcentrum De Berk

Functiebeschrijving LOGISTIEK MEDEWERKER DIENSTENCENTRA E1-E3

Instaan voor het veilig vervoer van personen en goederen binnen een aanvaardbare termijn teneinde ze naar de gewenste plaatsen te brengen.

Begeleid(st)er buitenschoolse kinderopvang

Openbaar. Solliciteren:

Functie en competentieprofiel ZORGKUNDIGE

Functieprofiel: Communicatiemedewerker stichting Opvoeden.nl

Competentiemanagement bij de federale overheid

Competentiemanagement bij de federale overheid

Kennis rond dementie, familierelaties en verlieservaringen is onontbeerlijk.

Deskundige ICT - systeembeheerder

Functiebeschrijving. Deskundige Personeel (B1-3) Kerntaken en takengebied

FUNCTIEBESCHRIJVING: Gemeenschapswacht

Competentiemanagement bij de federale overheid

Opleiding: LOGISTIEK HELPER IN DE ZORGINSTELLINGEN

Functiebeschrijving VERPLEEGKUNDIGE OPNAMEBELEID BV1-BV3 / C3-C4

Paritair leercomité 330 OPLEIDINGSPROGRAMMA LOGISTIEK ASSISTENT IN DE ZIEKENHUIZEN 12 maanden

Administratief medewerker aanleg werfreserve (C1-C3)

LOGISTIEKE ONDERSTEUNING B

Functiebeschrijving medewerker groendienst

Administratief medewerker afdeling vrije tijd

Functie- en competentieprofiel

Functiebeschrijving administratief medewerker lokaal dienstencentrum

Logistiek medewerker voor het kabinet van de minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport

Functie en competentieprofiel SCHOONMAAKSTER

Competentieprofiel medewerker BAAL

nr. 269 van AXEL RONSE datum: 23 januari 2017 aan PHILIPPE MUYTERS Arbeidsmarkt - Knelpuntberoepen en competenties

LOKAAL DIENSTENCENTRUM Administratief medewerk(st)er dienstencentrum

Solliciteren Administratief medewerker

Medewerker Office & Project Support BeteoR

Functiebeschrijving VERZORGENDE GEZINSZORG C1-C2 / D1-D3

Competentiemanagement bij de federale overheid

COMPETENTIEPROFIEL MEDEWERKER KEUKEN COZ SINT - JOZEF

APQ-vragenlijst 30 januari Daan Demo

Mijn sterke kanten en werkpunten. Evaluatie arbeidsvaardigheden door begeleider(s)

Diensthoofd overheidsopdrachten. Dienst Administratieve en juridische zaken overheidsopdrachten

Kerntaak 1: Plant wegtransporten

Begeleider in de kinderopvang

FUNCTIE- EN COMPETENTIEPROFIEL Deskundige Communicatie

1. Identificatiegegevens: 2. Doel van de functie: competentiegerichte functiebeschrijving mecanicien. Niveau/weddeschaal: Categorie (duid aan)

Transcriptie:

HANDLEIDING Nieuw evaluatieformulier werkervaring Beste werkgever Het uiteindelijke doel van de werkervaringstrajecten artikel 60 is een positieve doorstroom naar de arbeidsmarkt. We willen de competenties van onze doelgroep aanzienlijk versterken: elke klant moet met realistisch jobdoelwit voor ogen, maximaal kunnen groeien tijdens zijn werkervaringstraject om zo door te kunnen stromen naar een reguliere job. Daarom vragen we steeds om onze klanten voldoende uit te dagen en jullie schouders te zetten onder dit intensief leertraject. Met de tussentijdse evaluaties en dit draaiboek willen we u in deze opdracht ondersteunen. Hierdoor kan u op een objectieve manier scoren welke progressie uw artikel60-medewerker maakt. Eerst vindt u de schalen hoe een medewerker kan scoren op een bepaalde competentie. Daarna maken we de vertaling van deze schalen per competentie, dit is illustratief bedoeld. Niet alle aspecten van een score moeten dus van toepassing zijn voor een medewerker vooraleer hij die score krijgt. Cruciaal hierbij zijn de actiepunten die geformuleerd worden bij de minder goede scores. Op die manier willen we de leerkansen van de werkervaringsklant ten volle benutten. Een traject waarbij de artikel 60-medewerker geen of beperkte vooruitgang heeft geboekt, is immers altijd een gemiste kans. Voor verdere vragen of opmerkingen kan u steeds terecht bij de deskundige werkervaring. Veel succes en bedankt voor de medewerking

Schalen De medewerker scoort zwak, maakt vele fouten, scoort slechter dan een beginner. Hij moet dringend inspanningen leveren om deze competentie te verbeteren. = Beginnersniveau De medewerker moet nog veel leren en heeft nood aan intensieve ondersteuning. Naarmate de tewerkstelling vordert, verwachten we dat de medewerker beter gaat scoren, anders wordt deze competentie een ernstig werkpunt. De medewerker scoort goed in de huidige werkomgeving. Op deze werkplek is de competentie behaald. Hij heeft enkel ondersteuning nodig bij moeilijke en onvoorziene situaties. De medewerker blinkt als artikel 60 er uit in deze competentie. Hij kan proactief, toekomstgericht en in functie van de werkervaringsplaats handelen. Deze competentie kan vermeld worden op zijn cv. De verwachting is dat hij in een andere, wijzigende of onvoorziene context ook hoog zal scoren. Voor deze competentie scoort hij dus op het niveau van het normaal economisch circuit. Vertaling competenties 1. Het werk Werktempo Het werk uitvoeren binnen de gestelde tijd zonder verlies van kwaliteit. De medewerker verspilt tijd en werkt langzaam. Hij is niet in staat het gewenste tempo te bereiken. Bij afwezigheid van de verantwoordelijke is het tempo ondermaats. Hij moet worden aangespoord. Het werkritme is wisselend en afhankelijk van het soort werk. De medewerker kan het gewenste tempo niet voor een lange tijd volhouden. Een tijdelijk hoger tempo kan hij niet aan. Bij nieuwe of moeilijke opdrachten heeft hij meer tijd nodig om het tempo op peil te brengen. De verantwoordelijke moet de medewerker geregeld aansporen. Het werkritme is voldoende. Bij doorsnee opdrachten kan de medewerker een goed tempo aanhouden. Hij kan het werkritme tijdelijk verhogen, maar maakt hierbij meer fouten dan gewoonlijk. Bij nieuwe of moeilijke opdrachten heeft hij een aanvaardbare tijd nodig om het tempo op peil te brengen. De medewerker maakt goed gebruik van de werktijd en kan een goed werkritme aanhouden. Hij kan het werkritme zelfs tijdelijk verhogen zonder dat de kwaliteit achteruit gaat. Bij nieuwe of moeilijke opdrachten haalt hij vlot het gewenste tempo.

Fysieke gezondheid De fysieke mogelijkheden om de job goed uit te voeren. De medewerker heeft voortdurend fysieke klachten en ongemakken bij uitvoeren van zijn job. De medewerker kan de job fysiek net aan. Hij is vaak moe en heeft af en toe fysieke ongemakken. We verwachten dat door ervaring en meer routine de prestaties zullen verbeteren. De medewerker heeft geen fysieke klachten bij normale werkomstandigheden. In uitzonderlijke omstandigheden is hij moe of heeft hij fysieke ongemakken. De medewerker blinkt uit in fysieke gezondheid: Zelfs zware taken of extra inspanningen raken hem niet. Orde en netheid Zorgen voor orde, netheid en materiaal op de werkplek. De medewerker ruimt niet op en legt het materiaal niet op de juiste plaats terug. Hij kan geen systeem voor het ordenen volgen. Hij vindt orde en netheid niet belangrijk. De medewerker ruimt meestal op na de taak, maar af en toe blijft er iets liggen. Materiaal is niet altijd vindbaar voor collega s. Hij bergt materiaal op omdat het moet, maar doet dit niet overzichtelijk. Nazicht door verantwoordelijke is noodzakelijk. De medewerker maakt na de taak zijn werkplaats proper. Hij bergt alles op volgens de afspraken. Het stoort hem als de werkplek te slordig is en doet er iets aan. De medewerker maakt na de taak zijn werkplaats proper en bergt alles weer overzichtelijk op. Waar het materiaal ligt is duidelijk voor de collega s. Hij past dit ook toe buiten de eigen werkplek en is een voorbeeld voor collega s. Hij voorkomt dat de werkplaats er slordig bij ligt. Taken uitvoeren Het volgen van instructies, regels, en procedures van de verantwoordelijke en de organisatie. De medewerker neemt het niet zo nauw met instructies, werkwijzen, regels en procedures. Dit heeft een negatieve invloed op de werkervaringsplaats. De medewerker heeft duidelijke instructies en extra aansporing nodig om een (eventueel routinematige) taak volgens de regels en volgens de juiste werkwijze uit te voeren. De medewerker volgt de regels en instructies. Hij levert steeds dezelfde kwaliteit bij routine taken. Hij heeft bijkomende instructies nodig als de normale gang van zaken verstoord is. De medewerker volgt nauwgezet en zelfstandig de regels en instructies. Hij kan deze flexibel interpreteren als de situatie dat vraagt (bv. In noodsituaties). Routineuze taken blijven kwaliteitsvol uitgevoerd. Nieuwe taken voert hij op korte tijd correct uit. De leidinggevende kan de medewerker polyvalent inschakelen.

Nauwkeurigheid Het volgen van instructies, regels, en procedures van de verantwoordelijke en de organisatie. De medewerker werkt slordig, maakt veel fouten en controleert nauwelijks. De verantwoordelijke weet dat extra controle nodig is. De medewerker maakt nog regelmatig fouten. Hij controleert oppervlakkig, waardoor veel fouten ontsnappen aan controle. Hij is snel tevreden, maar past zijn gedrag aan na bijsturing. De verantwoordelijke weet dat controle nodig is. De medewerker maakt weinig fouten. Hij controleert zijn werk en verbetert zijn fouten. Hij is pas tevreden met een goed resultaat. De medewerker maakt zelden fouten en moet het werk niet meer verbeteren. Hij controleert zijn eigen werk en is pas tevreden met een perfect resultaat. Het werk kan als het ware zonder controle door de verantwoordelijke aanvaard worden. De medewerker heeft daarnaast ook aandacht voor de nauwkeurigheid van de groep. Werkorganisatie Volgens een efficiënte en doelmatige planning of methode kunnen werken. De medewerker kiest geen of een verkeerde volgorde om zijn taken uit te voeren. Hij voert de taken chaotisch uit. Hij werkt niet volgens een efficiënte planning, met als gevolg dat het resultaat uitblijft en voor anderen niet zichtbaar is. Hij heeft altijd nood aan instructies. De medewerker bepaalt een volgorde in zijn taken, maar deze volgorde is vaak niet de meest logische. Hierdoor moeten sommige taken opnieuw gedaan worden of hoopt het werk zich op. Hij moet terugvallen op instructies. De medewerker bepaalt een realistische volgorde in zijn taken en voert deze uit volgens de planning. Bij moeilijke of nieuwe taken heeft hij instructies nodig om tot een goede planning of methode te komen. Het resultaat is zichtbaar. De medewerker bepaalt een efficiënte en doelmatige volgorde in zijn taken en voert deze uit volgens de planning. Moeilijke of nieuwe taken kunnen zonder problemen georganiseerd worden. Anderen kunnen moeiteloos zijn werk overnemen. Hij heeft zelf constructieve voorstellen om de dienst efficiënter te organiseren. Veiligheid Instaan voor de eigen veiligheid, die van collega s en de werkomgeving. De medewerker let tijdens het werk niet op zijn eigen veiligheid of die van anderen. Hij brengt daardoor zichzelf of anderen in gevaar. Hij overtreedt opzettelijk bepaalde veiligheidsregels of past ze niet toe als de werkleider weg is. Hij neemt soms impulsieve, onverantwoorde risico s. De medewerker heeft nog duidelijke instructies en begeleiding nodig. Hij kan niet altijd onverwachte of nieuwe gevaren inschatten. De medewerker past de veiligheidsregels altijd toe. Hij kan onverwachte of nieuwe gevaren inschatten, maar heeft dan nog extra instructies nodig. De medewerker staat in voor de eigen veiligheid en die van anderen. Hij past de veiligheidsregels altijd toe, ook in nieuwe situaties. Hij ziet en let op voor onverwachte, onvoorziene gevaren.

2. Arbeidsattitudes Stiptheid en planning Op tijd komen en agenda beheren Er zijn meerdere tekortkomingen: de medewerker komt herhaaldelijk te laat en/of regelt zijn verlof niet op tijd of fraudeert. De medewerker is meestal tijdig aanwezig. Hij kijkt niet spontaan de planning na, dus beheert zijn agenda niet goed. Een enkele keer geeft hij zijn afwezigheid niet correct door. De medewerker is steeds op tijd aanwezig aan het begin van de werkdag, na opleiding of externe afspraken (bijv. sollicitaties, afspraken OCMW ) Afwezigheden zijn steeds correct gecommuniceerd en gewettigd. De medewerker beheert zijn agenda goed. De medewerker is proactief en is steeds tijdig aanwezig ook bij uitzonderlijke omstandigheden (bv bij aangekondigde staking). Hij plant zijn verlof in functie van de dienst en in overleg met collega s. Hij maakt een planning en is steeds toekomstgericht. Aanwezigheid Aanwezigheid = ziekte, AO, dienstvrijstellingen, dringend verlof, onwettige afwezigheden, te laat komingen, schorsingen, aanwezigheid op de werkvloer. Dit gaat niet over op tijd gepland verlof, vormingsuren (= geplande afwezigheid). De medewerker is regelmatig onverwacht afwezig of is 1 of meerdere keren onwettig afwezig. De medewerker is meerdere keren of langdurig onverwacht afwezig. De medewerker is sporadisch onverwacht afwezig. Hij is nooit onwettig afwezig De medewerker is altijd correct aanwezig. Ziektereglementering Zich houden aan regels en afspraken. De medewerker komt de regels en afspraken niet na. Hij geeft altijd wel een reden waarom de afspraak mis liep. De medewerker heeft het lastig met regels en afspraken, een enkele keer volgt hij ze niet. De medewerker leeft de regels en afspraken na. Als het misloopt, geeft hij toelichting en excuseert zich. De medewerker komt de regels en afspraken altijd na. Hij past de ziektereglementering perfect toe.

Zelfstandigheid Een opdracht zonder hulp van anderen kunnen uitvoeren. Weten wanneer en waarover je zelf kan beslissen of wie je hiervoor kan raadplegen. De medewerker heeft steeds hulp nodig bij het uitvoeren van zijn taken. Hij neemt geen beslissingen of is eigengereid. De medewerker kan zijn werk gedeeltelijk zelfstandig uitvoeren, maar heeft ondersteuning nodig. Hij neemt soms beslissingen zonder te overleggen, niet wetend dat dit wel nodig was. Hij vraagt overleg bij beslissingen die hij zelf zou moeten kunnen nemen. De medewerker kan zijn dagelijkse taken zelf uitvoeren. Hij kan beslissingen nemen en vraagt akkoord van de verantwoordelijke wanneer nodig. De medewerker kan een uitgebreide taak zelf aanpakken en uitvoeren. Hij weet wanneer, waarover en bij wie hij om uitleg moet vragen. Hij kan het werk goed uitvoeren bij afwezigheid van de verantwoordelijke. Initiatief Zelf aan het werk gaan. Werk zien. De medewerker begint niet spontaan aan een taak. Hij wacht af tot iemand een opdracht geeft. De medewerker begint aan een andere taak na instructies van de verantwoordelijke. De medewerker neemt zelf het initiatief om aan een taak te beginnen als hij de taak kent. De medewerker zoekt zelf naar nieuwe en bijkomende taken, ook buiten het eigen takenpakket. De verantwoordelijke moet hem regelmatig aansporen, zelfs al heeft de medewerker een opgegeven werkplanning. De medewerker ziet geen bijkomende taken. Hij werkt de opgegeven opdracht af. Hij ziet geen nieuwe en bijkomende taken. Hij verwittigt zijn verantwoordelijke wanneer een taak afgerond is en vraagt bij momenten extra taken. De medewerker brengt geen nieuwe ideeën aan ter verbetering van het werk. Hij doet voorstellen om het werk te verbeteren. Hij komt snel op gang en start het werk zonder aanmoediging. Hij vult rustige momenten zinvol op. Verantwoordelijkheid Bekommerd zijn om het eigen werk en de werking van de dienst. De medewerker is niet bekommerd om het eindresultaat. Hij ligt er niet wakker van wanneer er iets misloopt. Hij schuift zijn verantwoordelijkheid naar zijn collega s. De medewerker doet wat gevraagd wordt. Hij legt de oorzaak van fouten nog soms bij anderen. De medewerker is bekommerd om het eigen resultaat en neemt verantwoordelijkheid voor het eigen werk. Hij levert kwaliteit. De medewerker is bekommerd om het eindresultaat en dat van de groep. Hij schuift de verantwoordelijkheid voor fouten niet af op anderen. Hij wil als groep de beste kwaliteit leveren en doet meer dan wat van hem verwacht wordt. Hij is begaan met problemen, ook al heeft hij die niet zelf veroorzaakt.

Leergierigheid Graag nieuwe dingen bijleren, zowel op het vlak van kennis, vaardigheden als attitudes. De medewerker leert nauwelijks nieuwe dingen, zelfs als iemand ze meerdere keren voordoet. Hij heeft gedetailleerde werkinstructies nodig. De medewerker is niet geïnteresseerd om nieuwe zaken bij te leren. De medewerker leert nieuwe dingen maar enkel als iemand ze herhaaldelijk voordoet of uitlegt. Hij past het geleerde toe. De medewerker leert nieuwe dingen nadat iemand duidelijk heeft uitgelegd wat hij moet doen. De medewerker leert niet spontaan. Hij leert gemakkelijker iets bij als het hem interesseert. Hij past het geleerde toe. De medewerker leert nieuwe dingen nadat iemand ze eenmaal heeft uitgelegd of door ze zelf te doen. Een beknopte uitleg volstaat, ook bij moeilijkere informatie of opdrachten. De medewerker leert graag uit zichzelf nieuwe dingen en past het geleerde toe. 3. Samenwerken Samenwerking met collega s Meewerken aan de groepstaak in het belang van de groep, kunnen geven en nemen in het samenwerken met anderen. De medewerker heeft moeite om samen te werken met anderen. Hij volgt liever zijn eigen weg. Hij zoekt weinig contact met collega s en zal anderen niet helpen. De medewerker heeft regelmatig conflicten met collega s. De medewerker heeft weinig contact met de groep, werkt slechts samen met één of enkele collega s. Hij werkt samen en zal anderen helpen of als men er naar vraagt. De medewerker hoort bij de groep. Hij kan overweg met de meeste collega s en helpt anderen. De medewerker heeft een goed contact met iedereen van de groep. Hij is een echte teamspeler en zorgt voor groepsgeest. Hij kijkt waar anderen kunnen geholpen worden ook als dit niet tot zijn eigen taak behoort. Hij weet hoe hij op een goede manier kan omgaan met conflicten Samenwerking met chef Professionele relatie met de leidinggevende. De medewerker aanvaardt geen opdrachten of kritiek van de leidinggevende en laat dit ook duidelijk merken. Hij vertrouwt de leidinggevende niet en aanvaardt hem niet in zijn rol. Er zijn al meermaals conflicten geweest. De medewerker aanvaardt opdrachten, maar reageert niet altijd op een gepaste manier. Er is weinig contact en communicatie. De medewerker aanvaardt opdrachten en kritiek. Hij kan op een beleefde manier reageren indien hij niet akkoord is. De samenwerking verloopt zonder conflicten. De medewerker aanvaardt opdrachten en kritiek. Hij kan op een beleefde manier reageren, maar aanvaardt de beslissing van de leidinggevende. De leidinggevende kan altijd rekenen op de medewerker. Er is wederzijds vertrouwen en de samenwerking verloopt vlot.

Hulpvaardigheid Andere collega s helpen. De medewerker weigert hulp te bieden wanneer een collega dit vraagt. De medewerker helpt wanneer een collega dit vraagt. De medewerker helpt en ondersteunt wanneer dat nodig is. Hij wil graag helpen, maar kan nog niet altijd juist inschatten wat gepast is. De medewerker kan inspelen op de wensen en behoeften van anderen. Hij komt op een positieve manier hulp aanbieden. De medewerker ziet wanneer collega s hulp nodig hebben om hun werk goed en correct uit te voeren en biedt de nodige hulp aan. 4. Communicatie Luisteren Tonen van interesse, het vermogen om belangrijke informatie op te nemen uit mondelinge gesprekken. De medewerker onderbreekt anderen. Hij stelt geen vragen om het verhaal van de ander te begrijpen en mist zo veel informatie. Hij toont geen interesse en kijkt de ander nauwelijks aan. De medewerker doet zijn best, maar moet nog aangemoedigd worden om te luisteren. Hij onderbreekt soms en stelt af en toe vragen naast de kwestie. Hij heeft niet altijd door wat er precies bedoeld wordt of mist belangrijke zaken. De medewerker laat anderen uitspreken. Hij stelt relevante vragen en begrijpt de kern van wat gezegd wordt. Hij stelt bijkomende vragen. De medewerker laat anderen uitspreken, kijkt de ander aan, vat geregeld samen en vraagt of hij goed begrepen heeft wat de ander bedoelt. Hij stelt relevante vragen en kan gedetailleerd navertellen wat er verteld wordt. Hij toont interesse voor problemen en de visie van anderen, ook al sluiten die niet aan bij de eigen situatie. Klantgerichtheid Aandacht hebben voor de behoefte van en relatie met de klant. De medewerker stelt zich geen vragen rond de behoeften van klanten. De medewerker luistert naar de behoeften van klanten en probeert er iets mee te doen. De medewerker luistert naar de behoeften van klanten en probeert er iets mee te doen. De medewerker probeert altijd zelf actief de behoeften van klanten te ontdekken. Als er klachten zijn, legt de medewerker de oorzaak bij de klant zelf en brengt dit op een onbeleefde manier over. Hij negeert klachten, heeft geen aandacht voor de relatie met de klant. Hij is zich niet bewust van grenzen en professionele afstand. Als er klachten zijn, probeert de medewerker beleefd te blijven. Hij straalt geen vriendelijkheid uit. Hij is zich niet altijd bewust van grenzen en heeft nog bijsturing nodig. Als er klachten zijn, probeert hij een oplossing te zoeken of de klant doorverwijzen. De medewerker blijft hierbij kalm en beleefd. Hij straalt vriendelijkheid uit. Hij is ook vriendelijk voor moeilijke klanten. Op een terechte vraag van een klant zal hij steeds proberen een antwoord te vinden. De medewerker staat open voor klachten en behandelt deze op een gepaste manier.

Nederlandse taalkennis: spreken De medewerker is zeer moeilijk te begrijpen. Nederlandse les is noodzakelijk. Met dit niveau is doorstroom niet realistisch. De medewerker heeft niveau 1.2 aan het begin van traject en kan minimaal communiceren op de werkvloer. Nederlandse les is noodzakelijk. Doorstroom is momenteel niet realistisch. De medewerker kan genuanceerd communiceren op de huidige werkvloer, kan gerichte vragen stellen. Hij is in staat om een VDABopleiding te volgen, hij kan tijdens een telefonisch gesprek zijn boodschap duidelijk overbrengen, zelfstandig solliciteren, Vlotte spreektaal. Nederlandse taalkennis: begrijpen De medewerker behaalde niveau 1.2 nog niet. Hij begrijpt zeer weinig. Nederlandse les is noodzakelijk. Doorstroom is niet realistisch. De medewerker heeft niveau 1.2 aan het begin van traject. Hij kan minimaal communiceren op de werkvloer. Nederlandse les is noodzakelijk. Doorstroom is momenteel niet realistisch. De medewerker kan genuanceerd communiceren op huidige werkvloer. Hij kan gerichte vragen stellen. Hij is in staat om een VDABopleiding te volgen. De medewerker begrijpt alles, zelfs nuances en dialecten. Nederlandse taalkennis: bereidheid om bij te leren De medewerker kan niet inschatten dat zijn Nederlandse kennis ondermaats is. Hij is niet ingeschreven voor Nederlandse les of is ingeschreven, maar gaat niet naar de les. Hij schakelt snel over op een andere taal, oefent nooit in zijn vrije tijd. De medewerker ziet het belang van de Nederlandse lessen en wil bijleren. Hij gaat naar de les, maar heeft nog aanmoediging nodig. De medewerker volgt les. Hij zoekt steeds naar de juiste Nederlandse woorden/zinnen. Hij oefent vaak in zijn vrije tijd (sociale contacten, media). De medewerker spreekt altijd Nederlands op de werkvloer en is gemotiveerd om zijn Nederlands te verbeteren. De medewerker is een voorbeeld voor anderen. Hij doet extra inspanning los van de voorziene compensatie. Hij ziet zelf het belang van de opleiding. Hij is zich bewust dat de Nederlandse taal de sleutel is om te integreren in onze samenleving.

Assertiviteit Opkomen voor de eigen mening, behoeften of belangen rekening houdend met de ander. De medewerker blijft het liefst op de achtergrond Hij spreekt alleen als het wordt gevraagd. Hij kan moeilijk nee zeggen, laat over zich heen lopen. OF hij uit zich zo sterk dat dit agressief overkomt. Hij vertoont ongepast gedrag maar beseft dit niet. Hij heeft een mening, maar uit ze niet altijd. Hij zal zijn mening zeggen als hij aangemoedigd wordt maar hij slaagt er niet in om steeds rustig te blijven. De medewerker heeft nog bijsturing nodig om ongepast gedrag te vermijden, maar beseft dit. De medewerker komt op voor zijn mening en verdedigt zijn belangen, rekening houdend met anderen. Hij doet dit op een gepaste manier. De medewerker komt spontaan en graag op voor zijn mening en verdedigt zijn belangen, rekening houdend met anderen. Hij doet dit op gepaste en correcte manier, ook in complexe en stressvolle situaties. 5. Persoonlijke vaardigheden Concentratie Focus op het werk. De medewerker slaagt er niet in gedurende langere tijd zijn aandacht bij het werk te houden. Hij heeft een storende invloed op anderen. De medewerker behoudt bij normale omstandigheden zijn aandacht op het werk. Af en toe is ondersteuning van de verantwoordelijke nodig. De medewerker is soms kort afgeleid bij storende factoren, maar probeert verder te werken en kan zichzelf corrigeren. De medewerker behoudt in alle omstandigheden zijn concentratie op het werk. Hij kan zich gemakkelijk afsluiten van storende factoren. Er is geen daling in tempo of kwaliteit merkbaar. Werkdruk activeert het prestatievermogen. Stressbestendigheid Omgaan met stress zowel op het werk als privé. De medewerker slaagt er niet in bij stress of onverwachte gebeurtenissen zijn werk te doen. Hij is prikkelbaar, meer afwezig, werkt stress uit op collega s. Hij kan zich niet concentreren, geeft een vermoeide indruk, maakt meer fouten. Hij verhoogt de stress op de werkvloer en is storend voor anderen. De medewerker slaagt erin zijn dagtaak correct af te maken bij stress of een onverwachte gebeurtenis, maar enkel met hulp van de verantwoordelijke. Extra ondersteuning is nodig. De verantwoordelijke merkt duidelijk op dat de medewerker onder stress staat. De medewerker slaagt er zelfstandig in zijn dagtaak correct af te maken bij stress of een onverwachte gebeurtenis. Hij is bereid bijkomende taken op zich te nemen. De medewerker functioneert goed, ook in stressvolle situaties. Hij kan anderen mee motiveren in moeilijke situaties. Werkdruk activeert het prestatievermogen.

Voorkomen Kleding, hygiëne, gedragswijze. De medewerker past zijn voorkomen (kleding, hygiëne) niet aan aan de werksituatie. De medewerker past zijn voorkomen aan aan de werksituatie, maar pas nadat hij hierop gewezen werd. De medewerker past zijn voorkomen aan aan de werksituatie, zonder dat anderen hierom vragen. De medewerker is in elke situatie perfect in orde met zijn voorkomen. Omgaan met feedback De medewerker luistert niet naar de feedback die gegeven wordt: hij verwerpt deze, wordt kwaad en neemt het niet op. Hij doet er niks mee. De medewerker is bereid tot dialoog en luistert naar de feedback die gegeven wordt. Hij past zijn gedrag aan, omdat hij weet dat hij er daarna op gecontroleerd zal worden. De medewerker vraagt zelf feedback, toetst af of hij het begrepen heeft en verwerft inzicht in eigen werk. Hij past zijn gedrag uit eigen initiatief aan. De medewerker vraagt zelf feedback, toetst af of hij het begrepen heeft en verwerft inzicht in eigen werk. Hij past zijn gedrag uit eigen initiatief aan. De medewerker kan op assertieve manier verwoorden waarom hij het niet eens is met kritiek. Flexibiliteit Houding en opvattingen vrijwillig aanpassen aan veranderende omstandigheden in de werkomgeving. Thema s: taakinhoud, taakuitvoeringswijze, uurrooster, werkplaats De medewerker houdt vast aan oorspronkelijke werk- en denkwijze. Hij weigert nieuwe of andere taken uit te voeren. De medewerker toont geen begrip voor veranderende situaties. Nieuwe taken worden aanzien als moeilijk en zijn niet evident. De medewerker moet aangemoedigd worden om nieuwe werkwijzen en andere taken uit te proberen, maar neemt ze wel op. De medewerker maakt tijd vrij om nieuwe werkwijze te oefenen en geeft problemen aan. Hij neemt extra taken aan, zelfs indien dit betekent dat hij wat langer of tijdens pauze moet werken. De medewerker accepteert nieuwe taken en toont begrip voor de situatie. De medewerker denkt zelf actief mee na over mogelijke veranderingen en verbeteringen in het organiseren van het werk en doet constructief voorstellen. Doorzettingsvermogen In volgende situaties: moeilijke taken, repetitief werk, resultaat dat uitblijft. De medewerker geeft op bij de minste uitdaging. De verantwoordelijke moet hem voortdurend stimuleren. Bij moeilijkheden doet de medewerker beroep op de verantwoordelijke. Na aanmoediging, zet hij door. De medewerker is gemotiveerd om door te zetten, ook in moeilijke omstandigheden. Bij moeilijkheden, bij zwaar of repetitief werk, blijft de medewerker proberen, ook al ziet hij niet onmiddellijk resultaat. Hij is pas tevreden bij perfect resultaat.

Inzicht in eigen sterktes en zwaktes De medewerker overschat of onderschat zichzelf en neemt daardoor te veel of te weinig taken op zich. De medewerker heeft inzicht in wat hij kan en niet kan, maar misschien wel kan leren. De medewerker heeft inzicht in wat hij nog niet kan en heeft realistische leerkansen. De medewerker weet kanalen te benutten om bij te leren. Hij neemt initiatief om eigen zwaktes aan te pakken en sterktes verder te ontwikkelen. 6. Loopbaancompetenties Toekomstgericht denken De mate waarin de medewerker bezig is met zijn situatie op de arbeidsmarkt na zijn werkervaringstraject. De medewerker is niet bezig met doorstroom. Hij beseft niet dat hij een tijdelijk contract heeft, is er niet mee bezig of ziet het belang niet in. De medewerker wil graag aan zijn toekomst werken, maar schuift acties en beslissingen voor zich uit. De medewerker twijfelt over zijn jobdoelwit. De deskundige werkervaring moet het proces aansturen. De medewerker ziet zijn werkervaringstraject als voorbereiding op een job in het NEC. Hij is actief bezig met competenties te vergroten. Hij gebruikt zijn traject bewust om zijn kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. De medewerker ziet zijn werkervaringstraject als voorbereiding op een job in het NEC. Hij is actief bezig met competenties te vergroten. Hij gebruikt zijn traject bewust om de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. De medewerker heeft een realistisch jobdoelwit en onderneemt acties, maar heeft nog ondersteuning nodig. De medewerker heeft een realistisch jobdoelwit en onderneemt zelfstandig en spontaan acties. Hij neemt zijn loopbaan zelf in handen. Sollicitatievaardigheden De kennis en attitude nodig om te solliciteren. De medewerker kan noch CV, noch een sollicitatiebrief opstellen. Hij spreekt niet voldoende Nederlands om een sollicitatiegesprek te voeren met een potentiële werkgever en/of weet zich geen houding aan te meten tijdens een sollicitatiegesprek. Hij is ongemotiveerd om te solliciteren. Hij solliciteert niet, of enkel op ongeschikte De medewerker kan een gesprek voeren over een bepaalde vacature. Hij kan zijn capaciteiten en vaardigheden opsommen. De medewerker heeft ondersteuning en hulp nodig bij het opstellen van een CV. De klant zoekt geen vacatures op het internet maar gaat zijn CV afgeven aan werkgevers. Indien er met de medewerker De medewerker kent een aantal tewerkstellingsmaatregelen en weet voor welke hij in aanmerking komt. Hij kan een brief opstellen en deze per post verzenden, indien hij niet over internet beschikt of niet weet hoe met mails te werken. De medewerker kan de basis van een CV opstellen. Hij heeft tijdens een sollicitatiegesprek een goede De medewerker kan werken met de website van de VDAB en kan zelf op zoek gaan naar vacatures. De medewerker kan werken met mails. Hij kan een sollicitatiebrief opstellen op een professionele manier. Bovendien kan de medewerker zelfstandig een CV opmaken. Hij is goed geïnformeerd over de inhoud van de

en onrealistische vacatures. een vacature besproken wordt, kan de klant een telefonische sollicitatie voeren. lichaamshouding en kan een goed gesprek voeren. vacature en is voorbereid op mogelijke vragen. Voor een sollicitatiegesprek zoekt de medewerker meer informatie op over het bedrijf/de werkgever. De medewerker weet dat lichaamshouding en de eerste indruk belangrijk zijn. Realistisch beeld van de arbeidsmarkt Kennis van de huidige arbeidsmarkt en eigen positie hierin. De medewerker heeft geen idee hoe de arbeidsmarkt in elkaar zit. Hij kan zijn eigen positie niet inschatten. De medewerker heeft geen interesse in de arbeidsmarkt en doet geen moeite om hier iets over te weten te komen. Hij heeft een onrealistisch jobdoelwit. De medewerker wil kennis vergaren over de arbeidsmarkt, maar kan dit niet zelfstandig. Hij vindt de weg naar informatie moeilijk. De medewerker heeft een realistisch beeld over de arbeidsmarkt en kan informatie vinden. Hij zoekt zelfstandig naar info over beroepen, stelt zelf vragen, met als doel een zicht te krijgen op de arbeidsmarkt. De medewerker weet dat hij nog stappen moet ondernemen. De medewerker heeft een concreet en realistisch beeld. Hij heeft inzichten in zijn sterktes en zwaktes. De medewerker stuurt zelf zijn jobdoelwit bij, anticipeert op veranderingen tijdens het proces. Hij weet waar hij staat en wat hij moet doen op de arbeidsmarkt. De medewerker denkt na over hoe hij de arbeidsmarkt kan tegemoetkomen. Multimedia Kennis van computer, internet, e-mail beheren, Office. De medewerker is digibeet: Hij heeft geen kennis van computer, internet, e-mail, office, De medewerker heeft notie van basisbegrippen van multimedia (PC of smartphone). Hij kan hier beperkt mee werken. De medewerker heeft voldoende kennis van multimedia. Hij kent specifieke basisprogramma s zoals Outlook, Word. De medewerker heeft kennis van specifieke programma s of programma s eigen aan het bedrijf of kan die zich snel eigen maken De multimedia kennen geen geheimen voor deze medewerker. Mobiliteit Mogelijkheid en bereidheid om zich te verplaatsen in functie van een job. Zelf routes opzoeken, beschikken over een rijbewijs, bereid zijn om grotere afstanden af te leggen voor een job, vlot gebruik van openbaar vervoer, kunnen fietsen, met een brommer kunnen rijden, kunnen kaartlezen, GPS kunnen gebruiken, De medewerker is niet bereid of heeft niet de mogelijkheid om redelijke verplaatsingen te doen in functie van een realistische job. De medewerker kan zich vlot verplaatsen op voor hem bekend terrein. De medewerker is gemotiveerd om zijn competenties te versterken. De medewerker is mobiel. Hij kent verschillende mogelijkheden om zich te verplaatsen en kan hiervan gebruik maken, ook op onbekend terrein. De medewerker heeft toegang tot de nodige vervoersmiddelen. Hij is bereid om zich ver te verplaatsen.

Combinatie werk - privé Evenwicht tussen werk en privéleven. Het privéleven van de medewerker heeft een grote invloed op zijn werk. De medewerker is snel afgeleid en kan zich niet concentreren. Hij is er niet met zijn gedachten bij waardoor hij fouten maakt op het werk. De medewerker houdt zijn privéleven gescheiden van zijn werk. In moeilijkere momenten in zijn privé leven vraagt de medewerker uitzonderingen (bv. verlof) aan zijn verantwoordelijke. De medewerker houdt werk en privé gescheiden. Hij zorgt ervoor dat zijn privésituatie geen invloed heeft op het eindresultaat van zijn werk. De medewerker bewaakt zijn grenzen tussen werk en privé. Hij blijft zijn werk steeds goed uitvoeren, ondanks moeilijke situaties in zijn privéleven. Technische competenties Naast de voorgaande competenties die voor elke werkervaringsklant hetzelfde zijn, vragen we u als werkgever om ook de technische competenties van uw medewerker te scoren (maximum 10), die verschillen uiteraard wel naargelang de functie. Voor het evalueren van deze technische competenties verwijzen we expliciet naar de beroepsprofielen die de Sociale Economische Raad van Vlaanderen (SERV) heeft opgesteld. Deze beroepsprofielen bevatten de definitie en technische vaardigheden, specifieke activiteiten, kortom de verwachtingen van die functie in het Normaal Economisch Circuit (NEC). Onze belangrijkste taak tijdens de werkervaring is doorstroomgerichte maatregelen nemen, de informatie uit de competentiedatabank van de SERV is dus een cruciaal hulpmiddel om de technische competenties tijdens het werkervaringstraject te evalueren. Voor de 15 meest voorkomende functies met minimum 25 vacatures bij het OCMW Antwerpen, geven we al een aanzet: hieronder vindt u voor deze functies 3 competenties die u kunt overnemen in het evaluatieformulier. Voor de andere competenties (max nog 7), kan u uiteraard ook inspiratie opdoen in de competentiedatabank. 1. U surft naar de website http://www.serv.be/competentieteam 2. U klikt op de link ga naar competent databank 3. Er zijn 2 mogelijkheden om uw profielen op te zoeken linksboven vindt u een aantal thematische lijsten waarin u kan zoeken rechtsboven vindt u een algemene zoekfunctie 4. Klik op het functieprofielen om de verwachtingen voor deze functie in het NEC te ontdekken 5. We vragen om enkele competenties (max 10) over te nemen op het evaluatieformulier en deze te scoren om de (technische) doorstroommogelijkheden van de klant in kaart te brengen. Administratief bediende Brieven, tabellen,... Invoeren en klasseren volgens instructies Administratieve dossiers samenstellen en gegevens actualiseren, terugzendingen of aanmaningen controleren Telefonische oproepen aannemen en doorverbinden naar juiste persoon of een boodschap noteren

Onthaalbediende personen onthalen en hun vraag identificeren. Telefonische oproepen aannemen en doorverbinden naar juiste persoon of een boodschap noteren. Personen informeren en doorverwijzen of begeleiden naar de gevraagde gesprekspartner, dienst of plaats. Afwasser Afwassen Vaat, glaswerk en keukengerei afdrogen en opbergen. De werkpost en het keukengerei onderhouden en schoonmaken. Horecamedewerker De klant informeren over de samenstelling van de producten. De bestelling opnemen en terug aan de klant overhandigen. Voedingsmiddelen klaarmaken, eenvoudige gerechten bereiden. Keukenmedewerker Voedingsmiddelen klaarmaken, eenvoudige gerechten bereiden. Afwassen. / Chauffeur Het voertuig besturen, producten of personen ophalen, vervoeren en leveren. Het traject bepalen en de staat van het voertuig en de uitrusting nakijken. Het laden van goederen in het voertuig organiseren of controleren.

Logistiek medewerker De ontvangst van bestellingen controleren. De behandelingsvolgorde bepalen. De activiteit van de heftruckchauffeurs, voorbereiders van orders,..., plannen volgens de behandelingsvolgorde van de orders. / Sorteerder Producten, stukken of materiaal sorteren en wegbrengen voor hergebruik of vernietiging. Gesorteerde apparaten, producten en materiaal opslaan. De werkzone reinigen en opruimen (materieel, hulpstukken,...) Groenarbeider Groenzone (buiten of binnen) onderhouden. Gazons onderhouden en snoeiwerken van bomen, hagen. Preventief of correctief basisonderhoud van machines of uitrustingen uitvoeren. Schoonmaak - kamerzorg Schoonmaken en onderhouden volgens de instructies (vloeren, meubilair, wc, vuilbakken, ) Schoonmaakmaterieel schoonmaken en onderhouden. Opvolgdocumenten (uurrooster, plaats,...) invullen en de betrokkenen informeren over afwijkingen. Schoonmaak - algemeen Schoonmaken en onderhouden volgens de instructies (vloeren, meubilair, wc, vuilbakken, ) Schoonmaakmaterieel schoonmaken en onderhouden. Opvolgdocumenten (uurrooster, plaats,...) invullen en de betrokkenen informeren over afwijkingen.

Klusjesman Defecten aan een installatie vaststellen (verlichting, verwarming, sanitair,...) Elektrische installaties onderhouden en herstellen (verlichting, ventilatie, intercom,...) Algemeen onderhoud en de voorraden opvolgen. Schilder Verf, vernis of lak aanbrengen. Voorbereiding: de oppervlakte en product klaarmaken en controle werkmateriaal. Basisonderhoud van de uitrusting. Verkoper De klant verwelkomen en zijn wensen vaststellen en adviseren over de producten en diensten. Betalingen ontvangen. Leveringen ontvangen en afdelingen ordenen. Zorgmedewerker De leefcontext van de persoon met een zorgbehoefte vaststellen - Moeilijkheden en mogelijkheden vaststellen. Hulp- of ontwikkelingsactiviteiten aan de persoon met een zorgbehoefte voorstellen en wijze van uitvoering en begeleiding bepalen. Overleg over de persoon met zorgbehoefte en indien nodig naar een arts, sociaal assistent,... doorverwijzen.