De meerwaarde van de klinische geriatrie volgens huisartsen. Een verkennend onderzoek

Vergelijkbare documenten
De waarde van de klinische geriatrie volgens huisartsen en mantelzorgers

DE KENNIS OVER OUDERE PATIËNTEN QUIZ (KOP-Q)

Landelijk opleidingsplan Interne geneeskunde 2019

Veranderingen op de Arbeidsmarkt van oefentherapeuten

Goede geriatrische zorg

10 jaar CARVASZ: Wat brengt de toekomst? Dr Jita Hoogerduijn Lectoraat Verpleegkundige en Paramedische Zorg voor Mensen met Chronische Aandoeningen

Kwetsbaarheid bij ouderen: een uitdaging Risicofactoren, meetinstrumenten en samenhangende zorg

De Oudere Patiënt op de SEH. Dr. Y. Schoon Geriater en Afdelingshoofd SEH AZO-scholingsavond Ouderen en Acute Zorg 9 maart 2016

HET ZAL JE MOEDER MAAR ZIJN

Gids voor de. oudere patiënt. behandeling van de. voor huisartsen en andere verwijzers. Tijd en aandacht voor ouderen

Soepele samenwerking voor ouderen thuis. Symposium 8 oktober 2014

Rapport EASYcareGIDS-project Tilburg

Multidisciplinaire ouderenzorg

Het project Tijdig spreken over het levenseinde : waarom en hoe?

Kwetsbare ouderen, samenwerking noodzakelijk! dinsdag 25 mei uur tot uur (personeels)restaurant Ziekenhuis Zevenaar

Ouderengeneeskunde in de eerste lijn:

GRZ. Doelgroep geriatrische revalidatiezorg. GRZ, Ontwikkelingen & verwachtingen. - Vivium helpt u verder. Onderdeel langdurige zorg.

Brondocument CGS project Opleiden in de ouderenzorg. Alle aios. Expert in ouderenzorg. Enkeling. Minimale basiskennis over ouderenzorg

Samenvatting. Samenvatting

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

De bruikbaarheid van geriatrisch assessments

Geriatrisch assessment: altijd en bij iedereen?

Zorgpad voor Kwetsbare Ouderen Presentatie Heerenveen 18/11/2014

Transmurale zorgbrug

De effectiviteit van case management bij ouderen met dementiesymptomen

Praktijk Ouderengeneeskunde Bertholet. De veertien kernpunten van onze aanpak

Zorggebruikers zien patiëntenorganisatie als belangrijke bron voor lotgenotencontact Anne Brabers, Wouter van der Schors en Judith de Jong

SAMENWERKEN. PlusPunt Ouderenzorg Oostelijk Zuid-Limburg. Frank Guldemond Kaderhuisarts Ouderengeneeskunde

Dagbehandeling. Ouderen

Klanttevredenheidsonderzoek DBC Diabetes Mellitus Eerste lijn

GRZ vanuit het perspectief van de klinisch geriater samenwerken in de ouderengeneeskunde

Easycare-TOS: identificatie van kwetsbaarheid bij ouderen in de 1ste lijn

Retourtje ziekenhuis: Voorkomen van heropnames bij kwetsbare ouderen

Rooming-in bij kwetsbare ouderen met een delirium

BESCHRIJVING ZORGPROCES

Dieteren, CM, Veer, AJE de, Groot, K de. Cliëntgebonden samenwerking over de grenzen van organisaties. Tabellen. Utrecht: NIVEL, 2017.

Speciale aandacht voor ouderen tijdens een opname

- Vivium helpt u verder

PersonaCura. Uw specialist in persoonlijkheid & gedrag bij senioren

Pilot nieuwe functie: Het concept ziekenhuisarts Het belang van generalisten in het ziekenhuis. Abe Meininger UMCG

Ouderengeneeskunde: (ook) in de eerste lijn?

Speciale aandacht voor ouderen tijdens een opname

WERKAFSPRAKEN OVER COMMUNICATIE ROND KWETSBARE OUDEREN

SAMENVATTING. Samenvatting

Leergang Ouderenzorg. Avond 1

Hospital at Home. informatiefolder. Universitair Centrum Ouderengeneeskunde. Hospital at Home

Samenvatting leerstof Geriatrie opleiding

Klanttevredenheidsonderzoek DBC COPD - Eerste lijn (2011)

Palliatieve zorg in het ZGT

Vraagsturing in de zorg: wat is ervan terecht gekomen?

Samen Beter. Op weg naar 2020

Aan de staatssecretaris van Volksgezondheid Welzijn en Sport

Veel patiënten ontvangen informatie over medicijnen van hun zorgverlener, maar niet iedereen gebruikt deze informatie

Yvonne Drewes Sectie Ouderengeneeskunde, master Vitality and Ageing

Samenvatting. Beleid en richtlijnen ten aanzien van beslissingen rond het levenseinde in Nederlandse zorginstellingen

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

CVRM kwetsbare ouderen. Rotterdam maart 2015 AJ Arends, klinisch geriater en klinisch farmacoloog io

Prestatie integrale ouderenzorg

Het voorkomen van geneesmiddel gerelateerde problemen bij oudere patiënten met polyfarmacie ontslagen uit het ziekenhuis

1 Samenvatting: een nieuw beroepenhuis V&V

ZELFMANAGEMENTONDERSTEUNING IN DE CHRONISCHE ZORG COMPETENTIES BIJ (STUDENT)VERPLEEGKUNDIGEN

Inhoud. Carolien de Croon, Specialist Ouderengeneeskunde/ d Kaderarts GRZ i.o. Sireen Hendriks Franssen, Verpleegkundig Specialist i.o.

11/12/2018 HOE DE ORGANISATIE VAN DE GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG VOOR OUDEREN VERBETEREN? Vraag van de FOD Volksgezondheid. onderzoekvragen en methode

VZP bij beginnende dementie. Myriam De Schynkel Dementiecoach

Ambulant Geriatrisch Team. voor Diagnostiek en Consultatie

Influenza vaccinatie van ziekenhuismedewerkers

Symposium dementie Samen anders denken, èn doen!

Samen de kennis Samen de zorg

Beleidsregels indicatiestelling AWBZ Bijlage 7. Behandeling

Verpleegkundige in de zorg aan kwetsbare ouderen

De WijkKliniek: een mini-ziekenhuis in de wijk

Het Geriatrisch Dagziekenhuis - Campus Sint-Jan - Informatiebrochure

Werkt Guided Care in jouw huisartsenpraktijk? Resultaten van een pilot bij vijf Nederlandse huisartsenpraktijken. multi.

Zorgprogramma voor mensen met gerontopsychiatrische problematiek in het verpleeghuis

Betekenisvol, integraal en effectief samenwerken rond oudere inwoners

Sociaal netwerk bron van hulp en van zorg. Geeke Waverijn & Monique Heijmans

Verpleegkundig consulent

Gerontopsychiatrie in de VVT sector

De psychische en sociale hulpvraag van volwassenen in de huisartsenpraktijk van

Wat doen we met ons moeder? Esther Warmerdam, SO Vitalis Maaike Maas, SEH arts CZH Ylva Onderwater, Huisarts

Triage Risk Screening Tool (TRST)

Ouderenzorg Hoe dan? Susanne van Laatum Huisarts Fieke van Genderen (Coördinerend)Praktijkverpleegkundige en docent

uw antwoord op de Basis GGZ

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Ouderenzorg in de Limburgse keten. De rol van de cliëntenorganisaties

Opbouw van presentatie. Waarheden Complexe zorg Welk antwoord heeft ZOROO op deze waarheden Andere antwoorden

- Vivium helpt u verder

Gezondheidsvaardigheden van chronische zieken belangrijk voor zelfmanagement Monique Heijmans, Geeke Waverijn

DE MEERWAARDE VAN VERPLEEG EN VROEDKUNDIG ONDERZOEK VOOR DE PRAKTIJK

> Zorgaanbod voor mensen met de ziekte van Parkinson. Wonen, (thuis)zorg en dagbehandeling

Reglement Geestelijke gezondheidszorg (GGZ)

Farmacotherapie in de acute fase van alcoholdetoxificatie. Critically Appraised Topic

Consulten bij de huisarts en de POH-GGZ in verband met psychosociale problematiek. Een analyse van NIVEL Zorgregistraties gegevens van

Last, but not least. De geriatrische patiënt op de SEH. Yvonne Schoon. Klinisch geriater Radboudumc Nijmegen

Zorginnovatie bij CZ

Samen de goede koers varen

Overdracht en samenwerking 1 e en 2 e lijns diëtisten bij de dieetbehandeling van ondervoede patiënten.

PATIËNTEN INFORMATIE. De geriatrische interne liaison (=GIL)

Factsheet Hospital Elderly Life Program (HELP) Kwetsbare. ouderen

Transcriptie:

Postprint Version 1.0 Journal website http://www2.bsl.nl/corp/common/framecreator.asp?ak=welkom&ap=vakb&altp =http://vb23.bsl.nl/totalecollectie Pubmed link DOI De meerwaarde van de klinische geriatrie volgens huisartsen. Een verkennend onderzoek SANNEKE SCHEPMAN, 1 PHIL HEILIGERS, 1,2 FRANCOIS SCHELLEVIS 1, 3 1 NIVEL, Utrecht, 2 Afdeling Sociale & Organisatiepsychologie, Universiteit Utrecht, Utrecht, 3 Afdeling Huisartsgeneeskunde/EMGO+ Instituut, VUmc, Amsterdam In de ouderenzorg zijn veel verschillende zorgaanbieders actief. De exacte plaats en rol van de diverse aanbieders is nog niet uitgekristalliseerd. In diverse beleidsdocumenten is vastgesteld dat er lacunes in de ouderenzorg bestaan. Huisartsen uit regio s waarin wel, respectievelijk geen klinisch geriater werkzaam is hebben aangegeven wat zij belangrijk vinden in de zorg voor ouderen en of zij daarin de meerwaarde van de klinisch geriater herkennen. Opvallend is dat de meerwaarde van klinische geriatrie vooral gezien wordt door huisartsen die niet of weinig verwijzen naar klinisch geriaters, terwijl in hun regio s wel klinisch geriaters werkzaam zijn. Huisartsen beschouwen onbegrepen achteruitgang in de gezondheid, delier, cognitieve stoornissen, mobiliteitsproblemen en combinaties van deze problemen belangrijke indicaties voor verwijzing naar een klinisch geriater. De resultaten van ons onderzoek wijzen erop dat de werkwijze van de klinisch geriater, volgens het zogenaamde geriatrisch model, door huisartsen als een meerwaarde wordt ervaren in de ouderenzorg. Wel vinden huisartsen dat zijzelf, zowel vóór als na een ziekenhuisopname, het centrale aanspreekpunt en de hoofdbehandelaar moeten zijn voor deze kwetsbare groep patie nten. INLEIDING Circa twee van de drie Nederlanders tussen de 65 en 75 jaar en circa 85% van de Nederlanders ouder dan 85 jaar heeft twee of meer chronische aandoeningen.1 Zodra combinaties van aandoeningen invloed hebben op het dagelijks functioneren en leiden tot verlies van welbevinden spreekt men van complexe multimorbiditeit of fragiliteit. De diagnostiek en behandeling van deze oudere patie nten met complexe multimorbiditeit vereist speciale maatregelen van de omgeving,2 op maat gesneden diagnostische en therapeutische vaardigheden3 en een bijzondere attitude van de arts.4,5 De Gezondheidsraad signaleerde in 2007 dat de gezondheidszorg in Nederland niet goed is ingesteld op ouderen met complexe multimorbiditeit. De hulp die tegelijkertijd ontvangen wordt door verschillende medisch specialisten en andere zorgverleners leidt bijvoorbeeld tot niet goed samenhangende zorg. Daarnaast vindt de Gezondheidsraad het behoud van de levenskwaliteit belangrijk. Die levenskwaliteit wordt bereikt door te voorkomen dat ouderen (verder) beperkt raken in hun normale activiteiten en contacten. Zij adviseert te werken aan integratie en continuteit van de geboden medische zorg, zodat idealiter verdere achteruitgang in beperkingen en maatschappelijke participatie voorkomen wordt.1 Klinisch geriaters menen

dat hun specifieke werkstijl volgens drie principes van het evidence based geriatrisch model een antwoord biedt op de door de Gezondheidsraad genoemde problemen.6-12 Dit model omvat drie lagen: de zienswijze, de benaderingswijze en de werkwijze van de klinisch geriater.8 De zienswijze benadrukt de zelfredzaamheid en de kwaliteit van leven van patie nten. De klinisch geriater houdt bij de overwegingen in zijn werk rekening met deze twee aspecten. Concreet betekent dit dat bijvoorbeeld bij het overwegen van medische interventies de verwachtingen ten aanzien van de kwaliteit van leven expliciet in beschouwing worden genomen. De benaderingswijze volgens het geriatrisch model wil zeggen dat gekeken wordt naar de geriatrische patient als geheel, zowel naar somatische als naar geestelijke aandoeningen, en naar de cure en de care. De klinisch geriater is de eindverantwoordelijk medisch behandelaar en heeft een coordinerende functie tussen alle medische behandelaars. De werkwijze volgens het geriatrisch model houdt een integrale benadering en aandacht voor de belastbaarheid van de patient in. Daarnaast wordt gewerkt in een multidisciplinair geriatrisch team (medisch, verpleegkundig en paramedisch). Momenteel zijn er 176 geregistreerde klinisch geriaters en 113 arts-assistenten in opleiding tot klinisch geriater.6 In ongeveer driekwart van alle ziekenhuizen is een klinisch geriater werkzaam. Wanneer de werkwijze van de klinisch geriater meerwaarde heeft in de ouderenzorg dan zou deze vorm van zorg overal beschikbaar moeten zijn. Het is echter niet bekend of de huisarts de meerwaarde van het werken volgens het geriatrisch model onderschrijft en in de praktijk van de klinisch geriater herkent. In dit artikel wordt geprobeerd hier een antwoord op te geven.13 De centrale vraag is: Hoe denken huisartsen in regio s met en zonder werkzame klinisch geriaters, over het belang van de klinisch geriater en de klinische geriatrie in de zorg voor kwetsbare ouderen met multimorbiditeit? METHODE Procedure en gebruikte instrumenten Het onderzoek bestond uit twee fasen. Ter voorbereiding van een schriftelijke enquête werd in de eerste fase een internetdiscussie onder huisartsen gehouden. Aan de internetdiscussie namen twaalf huisartsen deel, die geworven waren uit de NIVEL-huisartsenregistratie (HAREG). Deze twaalf gaven als reactie op de brief verstuurd aan een steekproef van 200 random gekozen huisartsen, dat zij mee wilden doen aan de internetdiscussie. In de discussie werden thema s over het geriatrisch model en ouderenzorg centraal gesteld. De deelnemende huisartsen konden gedurende twee weken meerdere keren inloggen op een afgeschermde site om te reageren op vijf stellingen en een open vraag. De resultaten van de internetdiscussie zijn gebruikt voor het samenstellen van een schriftelijke enqu ête voor huisartsen. In de tweede fase werd een schriftelijke enquête uitgezet onder een geselecteerde groep huisartsen in een beperkt aantal regio s. De onderwerpen voor deze enquête zijn op basis van de internetdiscussie gekozen. Die onderwerpen betreffen: De mate van bekendheid met de klinische geriatrie; Voor welke indicaties verwijzen huisartsen naar de klinisch geriater; De relatie van klinisch geriaters met huisartsen: afstemmen van taken en verantwoordelijkheden; Visie van huisartsen op de rol en taak van klinisch geriaters; Visie van huisartsen op verantwoorde zorg aan ouderen: in hoeverre sluit deze aan op het geriatrisch model.

De steekproef De vragenlijst is verzonden naar huisartsen binnen een aantal geselecteerde regio s. Op basis van het ledenbestand van de Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie (NVKG) werden twaalf regio s geselecteerd: zeven regio s waarin relatief veel klinisch geriaters werkzaam zijn en het geriatrisch model goed geïmplementeerd is (regio s met afdeling(en) klinische geriatrie); vijf regio s waarin geen of vrijwel geen klinisch geriaters werkzaam zijn en/of waar het geriatrisch model niet of slecht geïmplementeerd is (regio s met weinig of geen klinisch geriaters). Deze twaalf geselecteerde regio s zijn niet representatief voor het hele land. In de zeven regio s met afdeling(en) klinische geriatrie was per regio minimaal e e n afdeling klinische geriatrie gevestigd. Van deze afdelingen is een overzicht verkregen met daarbij de lijst van huisartsen die naar de klinisch geriater verwijzen. Per regio zijn hieruit de twintig vaakst verwijzende huisartsen geselecteerd. De lijst met verwijzende huisartsen is vervolgens vergeleken met alle huisartsen uit die regio in de HAREG. Op basis hiervan konden huisartsen geïdentificeerd worden die in de zeven geselecteerde regio s kennelijk niet of weinig verwijzen naar de betreffende afdeling. Van deze nietverwijzende huisartsen zijn er per regio eveneens twintig geselecteerd. In de vijf regio s met weinig of geen werkzame klinisch geriaters zijn at random 28 huisartsen uit HAREG geselecteerd (totaal 140 huisartsen) voor deelname (zie figuur 1). De aldus geselecteerde huisartsen ontvingen allen de schriftelijke vragenlijst. Door de selectieve wijze van steekproeftrekking is het niet mogelijk om de gegevens als representatief voor heel Nederland te beschouwen. Voor deze wijze van steekproeftrekken is gekozen om de vergelijking tussen regio s met en zonder klinische geriatrie te maken en daarmee de meerwaarde aan te tonen. Respons De vragenlijsten werden toegezonden aan in totaal 420 huisartsen. Na een rappel hebben uiteindelijk 138 (33%) huisartsen gerespondeerd. Het responspercentage van de huisartsen was 36% en 29% voor respectievelijk veel verwijzende en weinig verwijzende huisartsen in regio s met veel verwijzende klinisch geriaters. Voor de regio s met weinig of geen klinisch geriaters was de respons 34%. Als de leeftijd van de non-responderende huisartsen wordt vergeleken met die van de responderende huisartsen, dan blijkt dat er tussen deze groepen weinig verschil bestaat. Mannelijke huisartsen zijn iets vaker nonrespondent dan vrouwelijke huisartsen (tabel 1). Analyse De verschillen tussen de drie geselecteerde groepen huisartsen zijn getoetst met ANOVA s. Wanneer verschillen significant (p<0,05) bleken, is hiervan melding gemaakt in de tabellen. [FIGUUR 1] RESULTATEN Van de 138 responderende huisartsen was ruim 40% vrouw. De gemiddelde leeftijd was bijna 50 jaar, gemiddeld werkten zij 0,8 FTE en hadden zij ruim achttien jaar praktijkervaring. Slechts enkele huisartsen zijn niet bekend met de klinische geriatrie. Dit zijn voornamelijk huisartsen die weinig/niet verwijzen en in de regio s met weinig/geen klinisch geriaters. De meeste respondenten gaven aan redelijk tot zeer goed bekend te zijn met de werkzaamheden die verricht worden door klinisch geriaters. Kijkend naar de verwijzingen, dan blijkt dat van de 138 huisartsen er 31 meer dan vijftien keer per jaar naar de klinisch geriater verwijzen. Aan de andere kant verwijzen slechts veertien huisartsen nooit. De overige huisartsen verwijzen minder dan vijftien keer per jaar. In antwoord op de vraag voor welke klachten (van de meest voorkomende problemen waarvoor een klinisch geriater ingeschakeld wordt) huisartsen vooral naar klinisch geriaters verwijzen, laat tabel 2 zien dat het vooral gaat om mobiliteitsproblemen en vallen, onverklaarde achteruitgang in het dagelijks functioneren, geheugenproblematiek, delier en combinaties van zorgproblemen bij oudere patiënten. Bij gebruik van veel medicatie is het meestal de huisarts zelf die de behandeling op zich neemt.

Als er sprake is van continentieproblemen verwijzen huisartsen vooral naar een orgaanspecialist en bij somberheid, eenzaamheid of levensfaseproblemen wordt het meest verwezen naar de psychiater. Tabel 3 geeft antwoord op de vraag onder welke omstandigheden huisartsen vaker naar een klinisch geriater zouden verwijzen dan nu. De meest genoemde omstandigheid is een hoge mate van complexiteit van multimorbiditeit bij de patiënt. Vervolgens wordt ook de situatie waarin de huisarts inschat dat de eigen expertise niet meer toereikend is, vaak genoemd als indicatie voor een verwijzing. De niet/weinig verwijzende huisartsen in regio s met afdeling(en) klinische geriatrie verschillen significant in het meer gaan verwijzen als er meer klinisch geriaters in de betreffende regio werkzaam zouden zijn ten opzichte van de veel verwijzende huisartsen. In tabel 4 wordt het belang weergegeven dat huisartsen hechten aan klinisch geriaters en het geriatrisch model. Huisartsen vinden in het algemeen de bijdrage van de klinisch geriater belangrijk of erg belangrijk. In de regio s met afdeling(en) klinische geriatrie wordt dit vaker benadrukt dan in de regio s met weinig of geen klinisch geriaters (p < 0,05), vooral als het gaat om een betere behandeling door overzicht en coo rdinatie. Tussen de weinig of niet verwijzende huisartsen in de regio s met afdeling(en) klinische geriatrie en huisartsen in regio s met weinig of geen klinisch geriaters bestaat ook een statistisch significant, zij het klein verschil. Dit verschil betreft de waardering voor klinisch geriaters wat betreft de coo rdinatie van het behandelplan voor ouderen met multimorbiditeit e n voor het inzicht in de complexiteit van klachten en de sociale context van de patiënt. De weinig of niet verwijzende huisartsen in regio s met afdeling( en) klinische geriatrie vinden dit belangrijker dan de huisartsen gevestigd in de regio s met weinig of geen werkzame klinisch geriaters. [tabel 1,2,3] Als motief voor verwijzing naar de klinisch geriater geven de huisartsen aan, dat de klinisch geriater geïntegreerde multidisciplinaire zorg biedt, dat wil zeggen aandacht heeft voor sociale context en voor geheugenproblematiek naast somatische problemen (Tabel 5). Weinig of niet verwijzende huisartsen vinden dit significant belangrijker dan huisartsen in regio s met weinig of geen klinisch geriaters. Huisartsen uit regio s waarin klinisch geriaters werkzaam zijn, vinden het belangrijker dan huisartsen uit regio s met weinig of geen werkzame klinisch geriaters om te verwijzen naar de klinisch geriater vanwege de specifieke deskundigheid bij het in kaart brengen van de complexiteit van klachten en de benodigde hulp. Daarnaast vinden de weinig of niet verwijzende huisartsen de motieven goede coordinatie van de zorg en voldoende tijd en geduld voor de oudere patiënt belangrijker dan de huisartsen in regio s met weinig of geen klinisch geriaters. De huisartsen hebben ook hun mening gegeven over de rol van de huisarts bij de zorg voor oudere patiënt met multimorbiditeit. Zij zien voor zichzelf een sterke rol weggelegd naast de rol van de klinisch geriater. Voor huisartsen in regio s met weinig of geen werkzame klinisch geriaters geldt dat zij zichzelf een minder sterke rol toedichten dan de huisartsen uit de regio s met afdelingen klinische geriatrie. Wat de inhoud van die rol voor huisartsen betreft, zien zij vooral een taak in case finding bij patiënten die thuis verblijven, verder een sturende rol naar andere medisch specialisten en overname van de zorg na thuiskomst van patiënten na ziekenhuisopname. [TABEL 4,5] BESCHOUWING Dit exploratieve onderzoek was bedoeld om na te gaan of de huisarts meerwaarde ervaart ten aanzien van de klinische geriatrie in de zorg voor kwetsbare ouderen. Daarbij zijn regio s met en zonder klinische geriatrie met elkaar vergeleken. De waardering voor de positie en rol van de klinisch geriater wordt in dit onderzoek beoordeeld door huisartsen als mogelijke verwijzers, maar ook als aanbieders van zorg. Centraal in dit onderzoek staat de meerwaarde van de deskundigheid van klinisch geriaters. Over de drie lagen van het geriatrisch model zijn vragen gesteld aan huisartsen om zo die meerwaarde te traceren. Alle huisartsen beamen ten aanzien van de zienswijze en dan met name wat betreft het thema zelfredzaamheid, dat het belangrijk is dat klinisch geriaters inzicht hebben in de complexiteit van klachten en de sociale context van de patiënt. De weinig of niet verwijzende huisartsen vinden dit erg belangrijk, terwijl de huisartsen in regio s met weinig of geen klinisch geriaters dat minder belangrijk vinden. Daarnaast vinden alle huisartsen aandacht voor de kwaliteit van leven en de afweging tussen behandeling en belasting voor de patiënt een belangrijke bijdrage van de klinisch geriater.

De benaderingswijze wordt herkend door huisartsen, want in hun verwijzingen naar de klinisch geriater benadrukken zij, dat zij vaker zouden verwijzen als er sprake is van multimorbiditeit. Zij zien de klinisch geriater ook als degene die de complexiteit van klachten in kaart kan brengen. Huisartsen zien de rol van de klinisch geriater duidelijk wel beperkt tot de tijd dat de patiënt in het ziekenhuis is opgenomen, of de tijd waarin hij/zij frequent naar de klinisch geriater gaat. Ook willen huisartsen graag op de hoogte blijven en een stem hebben in de behandelplannen. Ten slotte wordt het laatste onderdeel van het geriatrisch model door huisartsen ondersteund, met name door huisartsen in regio s met afdeling(en) klinische geriatrie. Het betreft de taak van de klinisch geriater in de multidisciplinaire werkwijze. Overigens hebben de huisartsen gevestigd in de regio s met weinig of geen klinisch geriaters een hogere waardering voor de onderdelen van het geriatrisch model, dan de huisartsen uit de andere regio s. Wellicht komt dit voort uit het feit dat deze huisartsen duidelijker kunnen aangeven wat zij missen in de zorg aan ouderen op dit moment. Het kan echter ook zo zijn dat de huisartsen met een afdeling klinische geriatrie in de regio bemerken dat de klinisch geriater toch niet alle problemen oplost of dat de hulp gewoon wordt en dat huisartsen in regio zonder klinisch geriater een heel optimistische kijk hebben over de hulp die een klinisch geriater biedt. Toch lijkt het eerste gedeelte van dit argument minder waarschijnlijk omdat de huisartsen in regio s met klinisch geriaters wel tevreden zijn over de zorg. De huisartsen in regio s met weinig of geen klinisch geriaters zijn iets minder uitgesproken over hun rol als huisarts dan de huisartsen in de regio s met afdelingen klinische geriatrie. Misschien dat zij meer problemen ondervinden met betrekking tot de tijd die ze kunnen besteden aan de oudere patiënt, of misschien hebben zij er minder behoefte aan om hun rol sterk neer te zetten, omdat ze weinig concurrentie van specialisten ondervinden. Huisartsen die weinig/niet verwijzen in regio met klinisch geriater geven aan dat zij meer zouden verwijzen als er meer klinisch geriaters aanwezig zijn. Het is opvallend dat deze huisartsen dit zeggen want ze werken immers in een regio met een afdeling klinische geriatrie. Het lijkt er dan ook op dat deze huisartsen toch niet goed op de hoogte zijn over het bestaan van deze afdeling. Een andere verklaring voor dit resultaat kan zijn dat de zorg niet goed toegankelijk is door bijvoorbeeld een tekort aan klinisch geriaters. De huisartsen beoordelen alle onderdelen van het geriatrisch model als belangrijk in de zorg voor ouderen. Vooral de coordinerende rol in het ziekenhuis, het inzicht in de complexiteit van klachten en de patiëntgerichte benadering en het rekening houden met de behoeften en levensfase van de oudere patiënten, vinden de huisartsen hierbij belangrijk. Een punt van aandacht lijkt nog wel de afstemming van de rol en verantwoordelijkheden tussen de huisarts en de klinisch geriater. Bij opname in het ziekenhuis zien huisartsen de klinisch geriater vooral als aanspreekpunt voor de patiënt, maar na ontslag uit het ziekenhuis zien zij vooral zichzelf weer als belangrijkste aanspreekpunt. In de afstemming over de rol en verantwoordelijkheden lijkt winst te boeken door communicatie over en weer. Ten slotte zijn er een aantal beperkingen in dit onderzoek te benoemen, die samenhangen met het verkennende karakter van deze studie. De opzet is kleinschalig en de steekproeftrekking is niet representatief voor het hele land. Het beeld dat in dit artikel geschetst wordt, zegt daarom alleen iets over regio s waar de klinisch geriater sterk aanwezig is en over regio s waar dit helemaal niet zo is, waardoor de meerwaarde gemeten kan worden. Over de andere regio s zegt het onderzoek echter niets. Voor een aantal van de resultaten kunnen daarnaast verschillende verklaringen gegeven worden. Voor de daadwerkelijke verklaring is daarom meer onderzoek nodig. Met de komende vergrijzing en de meervoudige problematiek bij ouderen is en blijft ouderenzorg voorlopig een belangrijk thema voor onderzoek en beleid. Het is daarom zinvol om na deze verkenning een landelijk representatief onderzoek op te zetten onder huisartsen en daar ook mantelzorgers (naast of namens de patiënten) bij te betrekken. Op deze manier kan de meerwaarde van klinisch geriaters in Nederland betrouwbaarder weergegeven worden. Aan de andere kant geven zowel huisartsen die weinig ervaring hebben met de klinisch geriater als huisartsen die wel ervaring hebben met de klinisch geriater duidelijk aan dat zij de meerwaarde van de klinisch geriater en het geriatrisch model erkennen. De huisartsen zijn dus van mening dat de klinisch geriater iets toevoegt aan de zorg voor ouderen. Het kan zijn dat de meningen niet het daadwerkelijke gedrag weerspiegelen. De mening wordt in ieder geval bij de huisartsen die wel ervaring hebben met de klinisch geriater ondersteunt door het feit dat zij ook daadwerkelijk verwijzen naar deze.

NOOT Dit onderzoek kwam tot stand dankzij de financiële bijdrage van ziektekostenverzekeraar CZ. LITERATUUR 1. Gezondheidsraad. Multimorbiditeit bij ouderen. Den Haag: Gezondheidsraad, 2007. 2. Creditor MC. Hazards of hospitalization of the elderly. Ann Intern Med 1993;118:219-23. 3. Stuck AE, Siu AL, Wieland GD, Adams J, Rubenstein LZ. Comprehensive geriatric assessment: a metaanalysis of controlled trials. Lancet 1993;342:1032-6. 4. Reuben DB, Lee M, Davis JW et al. Development and validation of a geriatrics attitudes scale for primary care residents. J Am Geriatr Soc 1998;46:1425-30. 5. Education Committee of the American Geriatrics Society. Curriculum guidelines on the care of the elderly for internal medicine residency training programs. Am J Med 1997;103: 260-2. 6. Kalf RRJ, Batenburg RS. De arbeidsmarkt voor klinisch geriaters in 2009. Utrecht: NIVEL, 2010. 7. Dautzenberg PLJ, Rijn CA van, Schaaf JH. Het geriatrisch model als inspiratiebron. Tijdschr Gerontol Geriatr 2008:39,38-40. 8. Ellis G, Langhorne P. Comprehensive geriatric assessment for older hospital patients. Br Med Bull 2005;71:45-59. 9. Bazta n JJ, Sua rez-garcı a FM, Lo pez-arrieta J, Rodrı gquez- Manas L, Rodrı guez-artalejo F. Effectiveness of acute geriatric units on functional decline, living at home, and case fatality among older patients admitted to hospital for acute medical disorders: meta-analysis. BMJ 2009;338:b50.doj:10.1136/ bmj.b50. 10. Kerfoot BP, Turek PJ. What every graduating medical student should know about urology: the stakeholder viewpoint. Urology 2008;71:549-53. 11. Vulto M, Koot J. Medische ouderenzorg in de toekomst. Anticiperen op ziekte en welbevinden. STG/Health Management Forum, Leiden, oktober 2007. 12. Schepman SM, Heiligers PJM. De waarde van klinische geriatrie volgens huisartsen en mantelzorgers. Utrecht: NIVEL, 2009. [TABELLEN EN FIGUREN]