geschiedenis Tweede wereldoorlog: oorlogsvoertuigen Omschrijving van de opdracht: Wat doe je als leerkracht? Introductie Thema: Tweede Wereldoorlog: Oorlogsvoertuigen Introduceren thema Tweede Wereldoorlog: In dit thema staat de volgende hogere orde denkvraag centraal: Oorlogsvoertuigen In dit thema maken kinderen kennis met de Tweede Op welke manier verschillen oorlogsvoertuigen uit de Tweede Wereldoorlog. Ze leren wat voor voertuigen er tijdens deze Wereldoorlog van oorlogsvoertuigen van nu? Ontwerp met de oorlog gebruikt werden en zoeken uit wat de verschillen en kennis van nu een beter voertuig voor de Tweede Wereldoorlog. overeenkomsten zijn met oorlogsvoertuigen van nu. Eisen Startopdracht Beschrijf minimaal zes overeenkomsten en verschillen tussen Laat de kinderen het volgende filmpje zien over voertuigen oorlogsvoertuigen uit de Tweede Wereldoorlog en die van nu. tijdens de bevrijding in Leeuwarden. Leg dit vast in een Venn diagram (zie afbeelding). Ontwerp met de opgedane kennis een beter voortuig om tijdens de Tweede http://www.youtube.com/watch?v=uonm2z5yghg Wereldoorlog te kunnen gebruiken. Onderbouw je ontwerp met minimaal drie argumenten. Bespreek met hen wat er te zien is in het filmpje. De kinderen verwerken de informatie in een Venn diagram en een ontwerp voor een nieuw voertuig. 1
Verkennen Toelichting Venn diagram De kinderen gaan een Venn- diagram maken met twee overlappende cirkels. In het gedeelte waar de cirkels elkaar overlappen komen de overeenkomsten te staan in plaatjes en tekst. In de linkercirkel staan de kenmerken die typisch zijn voor voertuigen uit de Tweede Wereldoorlog. In de rechterhelft staan de kenmerken voor de voertuigen van nu. Aanrommelen Voorkennis activeren Trechteren Aanrommelen Laat de kinderen in verschillende bronnen (boeken, filmpjes, internet) het onderwerp verkennen. Laat de kinderen zowel kijken naar oorlogsvoertuigen op de grond, als in de lucht, op het water etc. Voorkennis activeren Laat de kinderen een mindmap maken over Oorlogsvoertuigen in de Tweede Wereldoorlog. Het is de bedoeling dat ze de informatie uit de aanrommelfase hierin verwerken. Trechteren De leerkracht helpt de kinderen zich te richten op de hogere orde denkvraag. Laat hen die onderdelen uit de mindmap omcirkelen die te maken hebben met de hogere orde denkvraag. 2
Opzetten onderzoek / Concepten uitwerken en selecteren Kiezen hogere orde denkvraag Bedenken deelvragen Maken van de planning Als kinderen goede eigen hogere orde denkvragen stellen, worden deze gehonoreerd. Wel moet de leerkracht kritisch kijken of deze vragen onderzoekbaar zijn. 1. Kiezen hogere orde denkvraag De kinderen verkennen de hogere orde denkvraag. De kinderen kunnen er voor kiezen om in tweetallen of in een groepje te gaan werken. 2. Invullen planningsdocument (zie bijlage) en opstellen deelvragen De kinderen vullen het planningsdocument van hun onderzoek in. Ze bedenken deelvragen die bij hun hogere orde denkvraag passen. De leerkracht loopt rond en begeleidt de kinderen bij het invullen van het planningsdocument en het bedenken van deelvragen. Mogelijke deelvragen om de hogere orde denkvraag te beantwoorden zijn: Waar wordt / werd dit voertuig voor gebruikt? Waar wordt mijn voertuig voor gebruikt? Hoe ziet dit voertuig er bij de Duitsers uit? Hoe ziet dit voertuig er bij de geallieerden uit? Hoe ziet dit voertuig er tegenwoordig uit? Wie gebruikt dit voertuig? Bestond dit voertuig al voor de Tweede Wereldoorlog? 3
Uitvoeren onderzoek / Prototype maken Nadat de groepjes hun planningsdocument hebben ingevuld kunnen ze aan de slag met hun onderzoek. Zoeken naar antwoorden op de deelvragen Deelvragen beantwoorden Werken aan de presentatie Maken van het ontwerp Mogelijke bronnen Methodeboeken, internet, boeken uit de bibliotheek Knutsel- en tekenmaterialen Geschiedenis Canon Welke kenmerken van de huidige voertuigen zou ik willen gebruiken in de Tweede Wereldoorlog? Zou je het voertuig van nu ook in de Tweede Wereldoorlog kunnen gebruiken? En is het wegenstelsel, landingsstelsel of de haven daarvoor geschikt? t.a.v. de praktische uitwerking Hoe ziet een Venn- diagram eruit? Welke materialen heb ik nodig? Welke materialen kan ik zelf verzorgen Welke materialen heb ik uit het magazijn nodig? Nadat de kinderen hun planningsdocument hebben ingevuld kunnen ze aan de slag met hun onderzoek. De leerkracht begeleidt de kinderen door regelmatig langs te lopen en door gerichte vragen te stellen. Hij geeft tussentijds feedback en laat kinderen samen nadenken en discussiëren of ideeën te onderzoeken en uit te voeren zijn. De leerkracht spreekt met de kinderen af dat hij tussentijds regelmatig het werk wil zien om feedback te geven. Een optie is om vaste momenten in te plannen voor de kinderen. Spreek af wat de kinderen laten zien. Houden ze zich aan de planning? 4
Concluderen/ Testen en optimaliseren Presenteren Samenvatten en uitwerken van de hogere orde denkvraag De kinderen presenteren wat ze hebben gedaan aan de rest van de groep. Aan het einde van het onderzoeksproces verwerken de kinderen hun bevindingen en antwoorden op hun deelvragen. Vanuit de beantwoording van de deelvragen zoeken ze naar het antwoord op de overkoepelende hogere orde denkvraag. Dit antwoord wordt uitgewerkt in een Venn diagram en een ontwerp (met onderbouwing vanuit de beantwoording van de deelvragen). De presentatie wordt beoordeeld op: Het maken van een haalbare planning Het beantwoorden van de hogere orde denkvraag Het presenteren van het gemaakte ontwerp Het uitleggen waarom bepaalde eigenschappen wel of niet in het voertuig zijn aangebracht De samenwerking Het presenteren en beantwoorden van de vragen van andere kinderen Doorzetten en omgaan met iets wat moeilijk of lastig was. De presentatie wordt aan de hele klas gegeven, zodat opgedane kennis wordt gedeeld. De presentatie mag maximaal 5 á 10 minuten duren. Na de presentatie kunnen de andere kinderen nog vragen stellen. Vervolgens geven ze de kinderen tips en tops. 5
Verdiepen verbreden Nabespreking Houd samen met de kinderen een nabespreking, waarin de volgende vragen terugkomen: Hoe vinden ze dat ze deze opdracht gedaan hebben? Hoe was de samenwerking? Was de planning haalbaar? Hoe is het eindresultaat? Wat ging er goed en waar zijn ze dus tevreden over of trots op? 6